Mikey en de opgesloten man
Geklop uit een klein huisje Hij had net lekker op het strand gespeeld. Het was vloed geweest en het water trok zich langzaam terug. Van alles bleef er dan achter op het strand. Mikey had thuis al een hele verzameling spulletjes. Vooral stenen met twee of drie kleuren, en natuurlijk schelpen. Maar ook lege plastic flessen, waarop bijna geen letters meer te zien waren. Die kwamen misschien wel uit Afrika. En een stuk net waar ooit een visser mee gevist had. Mikey dacht dat het een visser in Amerika moest zijn geweest: die had een vis gevangen die veel te groot was voor het net. De vis spartelde woest en scheurde het net kapot. En wat doe je als vis als je bijna gevangen bent? Juist, dan zwem je zo hard mogelijk weg. En dat had deze vis gedaan. Wat hij alleen niet in de gaten had, was dat aan één vin een stuk net was blijven hangen. En op die manier was dat net in de zee in Nederland terecht gekomen. En nu hing het aan een spijker in de muur in Mikey‟s kamer. Mikey liep op zijn gemakje terug naar de plek waar zijn fiets stond. Dat was bij een paar kleine winkeltjes waar ze wel honderd soorten ijsjes verkochten. Helaas waren ze dicht, omdat het slecht weer was. Eigenlijk was er deze hele zomervakantie bijna nog geen zon geweest. Voor Mikey een voordeel, omdat hij het strand dan maar met weinig mensen hoefde te delen. Het nadeel was dat hij bijna nooit een ijsje kreeg van zijn moeder. “Het is geen weer voor een ijsje,” zei ze regelmatig. Verbaasd keek Mikey dan naar buiten. “Het is wel weer.” “Het is koud, het waait en het regent.” “Dat is ook weer.” Soms snapte hij grote mensen niet. Als er íets weer was, dan was het wel wind en regen. Maar het hielp niet. Hij kreeg geen ijsje. Toen hij zijn fiets van het slot wilde halen, hoorde hij ineens drie klopjes achter zich. Klop – klop – klop. Hij keek achter zich, in de richting van het geluid. Niks. Alleen dat kleine, donkergroene huis-
2
je. Eigenlijk was het geen huisje, maar meer een grote kast. Want er zat geen deur in en er waren geen ramen. “Welk mens woont hier, papa?” had hij eens gevraagd. “Dit is een elektriciteitshuisje. Kijk, hier hangt een soort tekening. Dat betekent dat je uit de buurt moet blijven, omdat het gevaarlijk is.” “Maar als het gevaarlijk is, waarom bouwen ze het dan?” “Omdat het nodig is.” “Wat is er nodig?” “De winkeltjes hier hebben elektriciteit nodig. Voor de lampen. En voor de diepvries,” had zijn vader gemompeld. Maar hij had niet zo zeker geklonken als anders. Klop – klop – klop! Daar was het geluid weer! Nu wist hij zeker dat het uit het groene huisje kwam! Voorzichtig liep hij er naartoe. Maar niet te dichtbij, je wist maar nooit wat er kon gebeuren. Mikey had geen idee wát er precies gevaarlijk was. Mocht je het niet aanraken? Mocht je er niet in de buurt komen? Of mocht je er eigenlijk niet eens naar kijken? Geschrokken deinsde hij achteruit. Zou hij net zo groen als het huisje kunnen worden? Hij keerde zich om en liep snel naar zijn fiets. “Hee!” hoorde hij. Zenuwachtig draaide hij zich weer om naar het groene huisje. Had daar nou iemand geroepen? “Hallo! Hee!” klonk de stem weer. Mikey werd toch wel een beetje nieuwsgierig. “Hallo! Hee!” riep hij terug. “Kom eens wat dichterbij, jongetje,” zei de stem. Mikey liep terug naar de donkergroene stenen. Het bleef lang stil. “Wat is er?” vroeg hij toen maar. “Ik wil er uit,” zei de stem. “Ik wil er wel in,” antwoordde Mikey. “Oké.” “Zullen we ruilen?” stelde hij voor. “Wil je alsjeblieft de deur opendoen. Ik ben het zat hier,” zei de stem.
3
“Heb je te veel gedronken?” Mikey kende het woord van zijn vader die het wel eens boos naar zijn moeder riep als die in het weekend midden in de nacht thuis kwam. Dan zong ze hele leuke liedjes. Mikey zong ze in zijn bed mee. Tot zijn vader begon te schreeuwen. Dan kroop hij diep onder de dekens en trok ze over zijn hoofd. In dat holletje zong hij zelf verder. “Ik heb al tijden niks gedronken… Of gegeten…” sprak de stem treurig. “De winkels zijn dicht. Maar ik kan thuis wel een bekertje water voor je halen.” “Ik heb liever dat je me eruit laat.” Mikey aarzelde. “Heb je niet liever eten en drinken?” “Ik wil er uit!” de stem begon een beetje boos te klinken. Mikey deed een stap naar voren om de deur open te doen. Tot hij zich herinnerde dat er helemaal geen deur was! “Je moet door het plafond,” vertelde hij de stem. “Maar dat heb ik ook dicht gemetseld!” kreunde de stem wanhopig. “Heb je dit huisje zelf gemaakt?” vroeg Mikey. “Ja. Ik ben metselaar. Ik heb dit prachtige groene elektriciteitshuisje zelf gemetseld. Wat vind je ervan?” “Klein. En lelijk. Het is vies aan de buitenkant. En het heeft geen deur. En geen ramen. Ik kan er niet in spelen. Het is eigenlijk een heel onhandig huisje. Het lijkt meer op de kast van mijn oma!” besloot hij brutaal. Het bleef heel erg lang stil. Mikey vroeg zich af of het wel zo aardig was geweest wat hij had gezegd. Toen hoorde hij weer wat. Maar geen woorden, het was het gesnik van… ja, van wie eigenlijk?
4
Graven, graven, graven… “Wie ben jij?” vroeg Mikey. “De metselaar,” snotterde de stem, “en ik wil er zo graag uit. Ik heb mezelf per ongeluk ingemetseld. Al jaren zit ik hier. En nu wil ik eindelijk de zon weer eens zien!” “Zie je die niet door de kieren tussen stenen?” vroeg Mikey. “Nee. Ik ben een supergoeie metselaar. Tussen mijn stenen zitten nooit kieren. Laat je me eruit?” “Ja,” besloot Mikey. Hij haalde zijn strandschepje uit zijn jaszak en begon te graven. “Ik graaf een gat. Van buiten naar binnen. Daarlangs kun je dan ontsnappen,” vertelde hij. De metselaar haalde zijn neus op. Er leek een hoop snot doorheen te stromen. “Je moet je neus snuiten,” zei Mikey. Prompt hoorde hij een gigantische snottebel door het huisje vliegen en met een klets op de grond terecht komen. “Mm, ik bedoelde in je zakdoek…” mompelde hij. Hij groef ijverig verder. Het gat kwam al onder het huisje. Nog even en de metselaar zou vrij zijn. Mikey moest zijn hele arm en schouder in het gat duwen om ver genoeg te komen. Ineens voelde hij iets, het kriebelde over zijn hand. Met een gil trok hij zijn arm terug. Een zacht gelach klonk in het huisje. “Dat was ik,” bromde de stem vriendelijk. Mikey keek naar zijn vers gegraven gat en zag tot zijn stomme verbazing het zand bewegen. Zijn gat stortte in! Maar voor hij zijn schep kon gebruiken om het gat te redden, veranderde het zand van kleur. Het werd grijs en geel. En een beetje roze. En het had de vorm van… van een hand! Vijf lange , dunne vingers staken door het gat omhoog. Vijf grijs-roze vingers met lange, dikke, gele nagels. Als spinnenpootjes bewogen de vingers heen en weer. “Ahhhhh…” zuchtte de stem. “Lucht! Verse, frisse lucht!” “Je moet je nagels knippen. Ze lijken op de nagels die mijn opa aan zijn voeten heeft.”
5
Mikey en de metselaar begonnen allebei te graven om de gang groter te maken. Zo werd niet alleen de hand van de metselaar bevrijd, maar meteen de rest van zijn lijf. “Ja, ja! Ik ga het proberen!” de stem van de metselaar klonk opgewonden. Mikey werd er zenuwachtig van. Hoe zou de metselaar eruit zien? Hij was misschien wel honderd jaar oud. Een krom mannetje met een grijze baard. Zoals Sinterklaas! dacht Mikey blij. Ongeduldig keek hij hoe na twee handen met gele nagels ook armen verschenen, met kapot gescheurde kleren er omheen hangend. Ineens moest Mikey zijn ogen dicht knijpen. Een licht zo fel als hij nog nooit had mee gemaakt – behalve misschien die keer dat hij probeerde zo lang mogelijk naar de zon te kijken – spatte uit het gat naar buiten. Zelfs met gesloten ogen zag Mikey felle gele en oranje vlekken, die enthousiast rondjes dansten. Hij besloot mee te dansen en schudde met zijn lijf heen en weer. Toen doofden de kleurtjes en werd alles lichtgrijs. “Is het een blind jongetje? Nee… ja! Daarom hoorde hij mijn stem natuurlijk zo goed. Ach gossie, een blind jongetje… wat zielig. Nee! Niet zielig! Blinde jongetjes zijn niet zielig!” Mikey luisterde vol verbazing naar het gemompel van de stem, die ineens veel dichterbij klonk. “Hee, ik ben niet blind hoor!” riep hij en hij opende zijn ogen.
6
De metselaar Daar stond de metselaar. Hij leek op een kruising tussen Sinterklaas en een kabouter. Het eerste wat opviel was zijn enorm lange baard, wel vijf keer zo lang als die van Sinterklaas. Alleen was deze baard niet wit, of zelfs grijs, nee, deze baard was pikzwart! En zo lang dat hij op de grond hing en je er de vloer mee zou kunnen vegen. Maar weet je wat het gekke was? Zo veel haren hij op zijn kin had, zo weinig groeide er op zijn hoofd: de metselaar was zo kaal als een biljartbal. Geen sprietje, geen stekeltje, geen donsje was er op zijn hoofd te bekennen. De zon schitterde vrolijk op deze gladde bol en nu snapte Mikey waarom er daarstraks een fel licht leek te schijnen in het gat. Het was niets anders dan de zon die op het hoofd van de metselaar scheen. “Je bent wel een beetje mager. En klein,” zei Mikey. “Ja.” “Ben je niet toevallig een jongetje net als ik?” “Nee. Ik heb toch een baard?” antwoordde de metselaar. Mikey dacht even na of hij jongetjes met een baard kende. Nee, eigenlijk niet. Toch vond hij het raar dat dit kleine mannetje, hij was maar ietsje groter dan Mikey, een groot mens was. Hij zag er zo gek uit met die baard. En al die kapotte kleren die om zijn lijf hingen. “Waarom heb je je kleren kapot gemaakt?” De metselaar fronste zijn voorhoofd. “Ik heb ze niet kapot gemaakt. Ze zijn vanzelf zo geworden.” “Oooh, “ snapte Mikey, “je hebt ze opgegeten!” De metselaar moest lachen. “Nee joh, ik eet toch geen kleren. Sommige stukken stof zijn gewoon… gestopt met bestaan.” “Hoe heet je eigenlijk?” vroeg Mikey, want hij was het een beetje beu om dit mannetje de metselaar te noemen. Het was tenslotte niet zo‟n slimme metselaar, aangezien hij zichzelf had ingemetseld. “Uhhm…” zei de metselaar. En weer: “Uhhm…” En daarna zei hij helemaal niks meer, maar keek verlegen naar de grond. Zijn lin-
7
kervoet tekende rondjes in het zand. “Ik ben het eigenlijk een ietsepietsie beetje vergeten…” fluisterde hij tenslotte. Mikey keek blij. Hij zou een naam mogen verzinnen! Yes! Dat vond hij altijd zó verschrikkelijk leuk, namen verzinnen! Zodra het kon, deed hij het. Hij gaf de auto van de buren een naam, de kerstboom, maar ook een pot pindakaas, of zijn kussen in bed. Laatst had hij thuis zelfs vol trots aangekondigd dat hij zijn piemel een naam had gegeven. “Ik wil je graag Plokkie noemen!” straalde hij. Zijn parkiet had zich vorig jaar dood gevlogen tegen het hoofd van zijn vader. “Plok!” galmde het door hun huis. En hoewel de parkiet toen hij nog leefde Maximiliaan heette, noemde Mikey zijn dode parkiet in gedachten altijd Plokkie. “Dan liever Plok. Anders lijkt het alsof ik heel klein ben ofzo.” “Je bent ook heel klein,” zei Mikey. “Maar wel een groot mens,” mopperde de metselaar. “Het wordt Plok.” “Oké,” Mikey vond het wel best. Plok of Plokkie maakte niet zoveel uit, en het was een leuke naam. Het nadeel was wel dat hij steeds aan zijn dode parkiet zou moeten denken. Mikey haalde zijn schouders op. Ach, daar hoefde hij toch allang niet meer om te huilen. “Zullen we naar je huis gaan?” vroeg hij. Ploks ogen begonnen te stralen, het leek of er sterretjes in rondzwommen. Maar meteen daarna keek hij somber, de sterretjes waren gedoofd. “Ik denk niet dat het nog bestaat.” “Waarom niet? Huizen gaan toch niet dood ofzo?” Mikey snapte het probleem niet. Het was stil terwijl Plok nadacht over dode huizen en hoe oud huizen eigenlijk konden worden. “Oké, laten we maar gaan dan,” stemde hij toe. En daar liepen ze: een jongetje met een blauwe fiets aan zijn hand en een man die maar een klein beetje groter was dan het jongetje. Ploks baard sleepte over de grond en hij struikelde er regelmatig over. Op een gegeven moment sloeg hij de baard opzij, naast zich, maar toen struikelde Mikey er weer over. 8
“Hee, hou je baard eens bij je!” Terwijl Mikey de baard terug duwde, voelde hij hoe plakkerig en klitterig deze was. “Wat is je baard smerig. Getver.” Hij keek met een vies gezicht naar zijn handen, die de baard net hadden aangeraakt. Ze glommen van het vet. Plok keek schuldbewust de andere kant op. “Ik kon „m nooit wassen. En ik had geen kam. Behalve mijn vingers.” “Zullen we je baard in de zee wassen?” stelde Mikey voor. Ploks wenkbrauwen wiebelden enthousiast bij dit idee. Hij zou de dikke bos haren die al die jaren uit zijn kin gegroeid was eindelijk kunnen wassen! Ze draaiden zich om en liepen snel terug.
9
Hoe was je een baard? Eenmaal op het strand haalde Plok diep adem. Hij sloot zijn ogen. “Ach, wat heb ik de zee gemist,” mompelde hij. “Ik denk dat je op je buik moet liggen,” was Mikey‟s antwoord. Plok keek hem verbaasd aan: wat is er leuk aan om op je buik in het zand te liggen? “Nou, en dan met je baard in de zee. Ik zal hem wel voor je wassen!” Eigenlijk had Mikey er meteen spijt van nadat hij dat had gezegd. Hij zou met zijn handen die vette en vieze baard aan moeten raken, getsie! Maar hij vond niet dat hij terug kon: Plok keek zo opgelucht. Met een plof ging Plok voorover op het strand liggen, zijn baard kwam ergens onder hem terecht. Voorzichtig begon Mikey de haren onder zijn lijf vandaan te trekken. Na een tijdje had hij de hele bundel vast en hij trok „m de zee in. “Au!” gilde Plok. Mikey keek verschrikt om. Kunnen baardharen niet tegen zou zeewater? Maar nee, dat was het niet. Hij had per ongeluk zo hard getrokken dat Plok aan zijn kin de zee in gesleurd was. Hij lag nu tot aan zijn borst in het water. Zijn gezicht was niet te zien en uit zijn mond kwamen tientallen belletjes naar boven geborreld. Snel trok Mikey de baard de lucht in, zodat Ploks hoofd weer boven water kwam. “Ahhh!” gilde Plok weer. Zijn hoofd lag achterover geknakt. Zijn nek was bijna niet meer te zien. Van schrik liet Mikey de baard los. Ploks hoofd plonsde weer in het water, maar hij kwam meteen weer overeind. “Blub was blob zo handblib…” pruttelde hij. “Wat?” Mikey luisterde stomverbaasd naar deze rare woorden. Was Plok ineens een vis geworden ofzo? “Dat dit niet zo handig was!” riep Plok nadat hij wat restjes zeewater, twee schelpjes en één visje had uitgespuugd. “Nee…” Mikey stond er verlegen bij. Hij had er een puinhoop van gemaakt, begreep hij. De baard was nog net zo vies, en kleddernat. Plok had een pijnlijke nek, en was bovendien doorweekt tot op zijn buik. Ineens begon Plok te grijnzen. 10
“Ach wat! Dan kan ik er net zo goed helemaal in gaan!” lachte hij en voordat Mikey had kunnen reageren, dook hij het water in. “Jihoeeee!” gilde hij toen hij weer boven kwam. Hij begon woest met zijn armen op het water te slaan en dook weer onder. “Lekker lekker lekker!! Jippieeee!” riep hij nadat hij voor de tweede keer boven water was gekomen. Mikey keek lachend toe. Hij had ook wel zin het water in te gaan. En waarom niet? Hij gooide zijn kleren uit en hobbelde door het water naar Plok toe. Samen doken ze als dolfijnen door de zee: omhoog en omlaag, springend en zwemmend. “Hè hè,” zuchtte Plok uiteindelijk en hij ploegde door het water naar het strand. Van zijn kleren was niets over gebleven. Alle kapotte stukken waren van zijn lijf gegleden en hij was net zo bloot als Mikey. Hij liet zich met blij gezicht op het strand achterover vallen, armen en benen gestrekt, ogen gesloten. En al was er niet zo veel zon, Mikey had het zo warm gekregen dat ook hij op zijn rug in het zand ging liggen. Zijn borst ging op en neer, zo moe was hij. Hij zou zo kunnen slapen…
11
Bloot en bloed Minuten, of misschien wel uren later schrok Mikey wakker. Hij keek naast zich: geen Plok. Hij keek de andere kant op: niets. Het hele strand was leeg, Plok was nergens te bekennen. Snel trok Mikey zijn kleren aan en hij rende naar de duinen toe. “Plok!” riep hij. “Ja!” klonk een klein stemmetje. Blij keek Mikey om zich heen, waar kwam de stem vandaan? Maar hij zag niks. “Plok?” “Ja.” “Waar ben je? Doen we verstoppertje?” “Mikey, ik heb een klein probleempje,” antwoordde Plok na een lange stilte. “Ik ben in m‟n blootje,” Mikey grijnsde. Ja natuurlijk: alle restjes kleren lagen in de zee. Zonder aarzelen trok hij zijn spijkerbroek en zijn onderbroek uit. vervolgens deed hij zijn spijkerbroek weer aan. Hetzelfde deed hij met zijn T-shirt en zijn jack: allebei uit en alleen zijn jas weer aan. Trots zwierde hij zijn witte onderbroek door de lucht. “Joehoe!” straalde hij. “Ik heb een onderbroek en een T-shirt voor je!” In zijn andere hand nam hij zijn T-shirt en zo stond hij een tijdje te zwaaien. Ineens sprong er een zwart wezen te voorschijn. Het graaide de kleren zo woest uit Mikey‟s handen dat hij hem omver duwde. Toen verdween hij net zo snel als hij gekomen was. Dat was dus Plok. Die zich schaamde omdat hij bloot was, begreep Mikey. Maar ondertussen was hij wel gevallen en had hij een flinke schram op zijn kin. Voorzichtig wreef hij erover. Hij bekeek zijn hand: bloed. En best wel veel, vond Mikey. Tranen liepen in zijn ogen en stroomden over zijn wangen. “Au…” huilde hij zachtjes. Plok was zich ondertussen aan het aankleden in de bosjes en hoorde niks. Toen hij zich weer liet zien, zag het er best wel gek uit: een mannetje met een reuzenbaard in een onderbroek en een T-shirt die net een maatje te klein waren. Maar dat kon Plok niks schelen, want hij zag Mikey huilen. Hij snelde naar hem toe. 12
“Wat is er ventje?” vroeg hij bezorgd. “Bloed,” snikte Mikey. “Allemaal bloed op mijn gezicht. Au au au!” Plok bekeek Mikey‟s kin. Hij keek nog eens. En nog eens. Steeds dichterbij kwamen zijn ogen, tot hij op nog geen centimeter van Mikey‟s gezicht verwijderd was. “Bloed?” vroeg hij verbaasd. “Waar dan?” Mikey begon nog wat harder te snikken. “Hier!” zei hij, maar omdat hij huilde, klonk het meer als: “Hie ie ie ier!” En hij wees naar zijn kin. Plok zag nog steeds niks. Alleen een schrammetje. Dat zei hij tegen Mikey. Die dacht dat Plok hem voor de gek zat te houden. Was hij nou helemaal gek geworden! Eerst Mikey op de grond gooien, en dan ook nog eens zeggen dat Mikey níet gewond was? En dat na alles wat Mikey voor hem had gedaan? “Hier! Kijk dan zelf!” riep hij boos. En hij doopte zijn wijsvinger in de wond op zijn kin. Als bewijs hield hij de vinger voor Ploks ogen. Mikey‟s gezicht had allerlei boze rimpels gekregen. “Maar er is echt niks te zien,” zei Plok nog een keer. Hij begon zich ongelukkig te voelen, omdat hij Mikey niet aan een bloedende schram kon helpen. Mikey keek naar zijn vinger. Die zag er helaas net zo uit als anders: er was geen druppel bloed te bekennen. “Er zit wel een schram op je kin. Maar het bloed is al opgedroogd denk ik,” zei Plok vriendelijk. “Ja,” bromde Mikey,”want er was echt veel bloed daarstraks.”
13
Sinterklaas z’n baard Samen liepen ze naar Mikey‟s fiets. Mikey in zijn lange broek zonder onderbroek, want die had Plok aan. En Plok met een schitterend schone baard: de zee had al het vuil en alle rommeligheden weggewassen. Vol ontzag keek Mikey af en toe opzij. Wat een mooie baard zeg. Die zou hij best eens willen kammen! Dat wilde hij bij Sinterklaas ook steeds, maar dat mocht nooit. Eén keer had hij stiekem een kammetje in zijn handen gehad toen Sinterklaas op school was. Toen Mikey bij de Sint op schoot was geklommen en de Sint had gevraagd wat Mikey voor cadeautjes wilde, had Mikey het kammetje laten zien. “Ik wil geen cadeautjes. Ik wil uw baard kammen!” had hij geroepen. En zonder treuzelen had hij het kammetje in de baard van de Sint gezet en was begonnen met kammen. En Sinterklaas? Die was enorm geschrokken. Zijn hoofd werd rood en hij schudde zijn baard heen en weer. “Stop! Niet doen!” had Sinterklaas in paniek geroepen. Verbaasd was Mikey gestopt. De juf had hem snel weg gehaald en het kammetje afgepakt. Hij snapte er niets van. Sinterklaas moest toch af en toe zijn baard kammen? Dan kon Mikey dat toch best een keertje doen? Hij verzamelde alle moed en vroeg aan Plok: “Mag ik je baard kammen?” Plok glimlachte. “Heb je een kam dan?” “Ja. Mijn vingers!” Mikey stak zijn tien vingers in de lucht. “Oké,” Plok ging op een muurtje aan de kant van de weg zitten. Mikey knielde voor hem. Hij stak eerst één hand en daarna allebei zijn handen in Ploks zachte baard. Hij bewoog ze voorzichtig naar beneden. Het voelde wollig en glad aan. Hij had nog nooit zoveel haren tegelijkertijd gevoeld. Dik als een deken. Helemaal beneden haalde hij er voorzichtig wat laatste knoopjes uit. Hij gleed nog een paar keer met zijn vingers door de zwarte haren. Plok had zijn ogen gesloten en kreunde tevreden. “Mmmm.” 14
“Mmmm,” bromde Mikey terug. Dit was heerlijk. Na de vijfde keer hield hij op en bekeek het resultaat van een afstandje. Wat zag Ploks baard er prachtig uit! Hij glansde en straalde als nooit tevoren. De haren krulden in dikke, donkere slagen omlaag. “Dankjewel, ventje,” zei Plok vriendelijk. “Graag gedaan,” knikte Mikey, “maar nu moeten we naar huis.” Ploks gezicht betrok. “Weet je ventje. Ik heb daar nog eens over nagedacht. En eh… Ik weet niet meer zo goed waar mijn huis is. Dus…” het bleef stil. Plok staarde peinzend in de verte. “Dus kom je naar mijn huis!” vulde Mikey blij aan. Ja! Dat was nog eens gezellig!
15
Gevangen door de politie En dus gingen ze naar de Blubjesstraat, waar Mikey woonde. Wat Mikey en Plok helaas niet hadden gezien, was dat ze al snel van een afstandje gevolgd werden door een politieauto. Misschien hadden ze dan snel door kunnen rennen en een klein zijstraatje zoeken. Of ze hadden de bosjes in kunnen duiken en zich onder zand en bladeren verstoppen. Maar helaas, ze zagen niets. Al snel klonk keihard de sirene door de straat: wieeeeeuw! Wieeeeeuw! Mikey sloeg zijn handen voor zijn oren en kneep zijn ogen dicht tot het geluid stopte. Toen hij zijn ogen weer opende, zag hij ze: twee enorme politiemannen met grote, krullende snorren. Ze hadden blauwe pakken aan met glimmende knopen. Aan één zo‟n knoop hing een pistool. Aan een andere knoop hoorde een houten knuppel te hangen, maar die hing er niet. De reden was simpel: beide mannen hadden de knuppel dreigend opgeheven naar Plok, die met knikkende knieën bleekjes naar ze opkeek. “Ik denk dat u beter met ons mee kunt komen, meneertje,” zei de grootste van de twee bars tegen Plok. “In onderbroek een klein jongetje ontvoeren… Sjonge jonge. Dat wordt de gevangenis, dat lijkt me duidelijk!” grijnsde de ander gemeen. “Nee!” riep Mikey. Zijn ogen waren kogelrond van schrik. “Dit is Plok!” De agenten keken hem verbaasd aan. “Hij is lief! En hij gaat met mij mee naar huis,” ging Mikey snel verder. De agenten fronsten hun voorhoofd. Hadden ze net dit jongetje gered, begon hij te mopperen! “Hoe heet je, jongetje?” vroeg de agent met de grootste snor: de punten gingen zo ver omhoog dat ze bijna in zijn ogen staken. “Mikey,” zei Mikey verlegen. “Mikey, luister eens goed. Waar woon je?” “In de Blubjesstraat.” “Oké Mikey uit de Blubjesstraat. Jij gaat nu snel naar huis! Héél erg snel! Wij hebben je gered van deze enge meneer en daar mag je ons best voor bedanken!” 16
“Maar dit is Plok!” probeerde Mikey nog een keer wanhopig. “Wegwezen!” brulde de andere agent en hij zwaaide dreigend met zijn knuppel naar Mikey. Die rende geschrokken een stukje weg en bleef weer staan. Hij zag hoe Plok handboeien omkreeg. Hoe Plok nog verder in elkaar leek te schrompelen toen de agenten hem naar de auto sleurden. Hoe ze hem zo ruw naar binnen duwden, dat zijn hoofd tegen het portier aan sloeg. Tranen rolden over Mikey‟s wangen toen hij het bloed op Ploks kale hoofd zag. “Plok… Plok…” fluisterde hij verdrietig. Maar niemand hoorde hem. En Plok keek niet meer om.
17
Mama praat Frans Een stukje baard van Plok was tussen de deur komen te zitten en wapperde verbaasd in de wind tijdens het wegrijden van de politiewagen. Die verdween uit het zicht en Mikey bleef alleen over. Hij haalde diep adem en rende naar huis, zo snel als hij nog nooit gerend had. “Mapa! Pama! Mama! Papa!” gilde hij nadat hij de achterdeur had opengeslagen. Hij had niet hoeven roepen, want ze zaten vlakbij hem, aan de keukentafel. Ze aten spruitjes en Mikey was blij dat hij die gemist had. Van spruitjes ging zijn vader altijd erg stinken. Hij maakte er een wedstrijd van om de vieste winden van de wereld te laten. Hij riep Mikey en mama bij zich als hij dacht dat hij het record verbeterd had. Die moesten dan heel hard snuiven en zeggen of het de vieste wind ooit was. “Waar kom je vandaan, zo laat? Ga snel zitten, er zijn nog wat aardappels over,” zei z‟n moeder. Ze begon meteen een bord vol te scheppen. “Nee! Jullie moeten Plok helpen! Hij is door de politie – en hij is metselaar… Een goeie, maar eigenlijk te goed en – we hebben gezwommen… En zijn baard –“ “Even rustig Mikey. Waar heb je het in hemelsnaam over?” onderbrak zijn vader hem. Hij keek Mikey ongerust aan. Hij stond op, pakte met zijn grote handen Mikey om zijn middel vast, en zette hem op een stoel. “Vertel.” Wat rustiger begon Mikey het verhaal te vertellen, van het begin tot het eind. “En nou heeft de politie hem meegenomen,” besloot hij verdrietig. Mama en papa hadden elkaar tijdens het verhaal af en toe snel aangekeken. Nu staarden ze beiden naar Mikey. Ze leken niet zo goed te weten wat ze moesten zeggen. “Est-ce que tu penses c‟est vrai ce qu‟il a raconté?” vroeg Mikey‟s moeder aan zijn vader. Mikey rolde geërgerd met zijn ogen. Hij haatte het als mama en papa een andere taal gingen praten. 18
Eerst deden ze dat nog wel eens in het Engels, maar toen kregen ze in de gaten dat Mikey dat soms verstond. Daarna was het deze onverstaanbare taal geworden. Mikey snapte er geen hout van. Mama‟s stem schetterde door de keuken en papa brabbelde zachtjes wat terug. Ze zwaaide steeds harder met haar armen. Haar haren vielen in pieken voor haar ogen. Papa prikte beteuterd in een spruit en mompelde gekke-taalwoorden. Mama sloeg met vlakke hand op de tafel en de glazen rinkelden boos. Ze wendde zich tot Mikey. “Il faut manger. On va appeler la police plus tard,” ze keek Mikey strak aan. Hij keek verbaasd terug. Begon ze nu ook al dat taaltje tegen hém te spreken? Hij reageerde niet en bleef haar wazig aanstaren. Mikey‟s moeder begreep dat ze geen Nederlands had gesproken. “Je gaat eerst wat eten,” verbeterde ze haar fout, “we bellen de politie later.” Mikey had geen keus. Met tranen in zijn ogen begon hij de droge aardappels naar binnen te werken. Zijn keel voelde heet aan. Ondertussen produceerde zijn vader zijn eerste stinkwind; hij keek Mikey en mama trots aan. Maar Mikey zag en rook niks. Hij moest aan Plok denken, die vast in een donkere cel zat. Wat zou hij het koud hebben. Zou zijn baard weer vies worden? En zouden ze hem te eten geven? Wie zou geloven dat hij eigenlijk een metselaar was? En dat Mikey zijn beste vriend was? Na het eten belde mama de politie op, Mikey zat gespannen naast haar op de bank. Ze vroeg eerst of er misschien een man was binnen gekomen die meneer Plok heette. Daarna zei ze alleen nog maar “Mm mm”, “Oh”, “Aha” en zelfs “Oh jee”. Toen drukte ze het toestel uit en zei niets meer. Ze bleef voor zich uit staren. Mikey zag dat ze langzaam rood werd. “Wat zeiden ze, mama?” vroeg hij en hij porde haar ongeduldig in haar zij.
19
“Ik denk dat je geluk gehad hebt Mikey,” ze keek hem een beetje raar aan. Ineens begon ze hem te knuffelen, zó hard dat het pijn deed. “Mag hij uit de gevangenis?” vroeg Mikey blij. “Nee schat,” antwoordde zijn moeder ernstig. “Deze meneer leek misschien heel aardig, maar dat is hij niet. Het is eigenlijk heel góed dat hij in de gevangenis zit.” Was zijn moeder gek geworden? Plok had net jarenlang in een gemetseld huisje opgesloten gezeten, hij zou doodgaan als hij in de gevangenis moest blijven! “Mama, Plok moet juist naar buiten!” Maar wat hij ook zei, zijn moeder bleef hem maar knuffelen en hij werd langzamerhand een beetje misselijk van haar parfum. Eventjes kroelen, prima, maar nu kneep ze hem minutenlang bijna fijn. Mikey vroeg zich bezorgd af hoe plat hij inmiddels was. Hij hield zijn adem in, zodat hij haar parfum niet meer hoefde te ruiken. Het hielp niet: langzaam werd alles zwart voor zijn ogen.
20
Mikey en papa ’s nachts op pad Toen hij wakker werd, was het midden in de nacht en lag hij in zijn bed. Hij voelde aan zijn lijf: hij had z‟n pyjama aan. Hij keek op de klok naast zijn bed: het was bijna één uur. “Ben je wakker?” Mikey schrok zich rot. Wie fluisterde daar in zijn kamer? Bang kroop hij onder de dekens. Maar het monster, het wezen, of wat het ook was, was naar zijn bed gekropen en trok aan zijn dekbed. Uit alle macht kneep hij zijn handen om de stof, maar het monster was sterker: met een ruk werd het dekbed omlaag geslagen. “Nee!” bibberde Mikey. “Wat doe je nu gek, mafkees?” Naast zijn bed stond zijn vader te grijnzen. “Papa!” “Hee knul, ben je wakker?” Mikey lachte opgelucht. Maar stopte meteen toen hij zich Plok herinnerde. “Wat is er?” vroeg papa. “Plok, papa…” zei Mikey verdrietig. Zijn vaders ogen begonnen te stralen. “Daar kom ik voor, Mikey! Wij gaan Plok bevrijden!” Er viel een doodse stilte. Papa keek Mikey vol verwachting aan en die keek stomverbaasd terug. “Echt?” “Echt!” “Wanneer?” “Nu!” en zijn vader liet een zachte, reutelende scheet. “Mmmm,” hij stak zijn neus genietend in de lucht. “Ruik je hem?” Mikey wapperde als een gek met zijn hand en trok een vies gezicht. “Ja. Getver, papa.” “Nog nooit zo‟n vieze geroken?” Natuurlijk wilde zijn vader een nieuw record vestigen. Maar Mikey kon zich nog een paar viezere herinneren. Eén keer was hij zelfs naar de wc gerend, omdat hij dacht dat hij moest overgeven. “Nee. Je hebt wel eens viezere gelaten.” 21
“Jammer, maar niets aan te doen,” papa glimlachte. “Kom Mikey, we gaan. We hebben niet veel tijd.” Mikey sprong uit bed en trok de kleren aan die zijn vader hem aanreikte. Al snel waren ze op pad. Te voet door de donkere straten. Zelfs de lantaarnpalen waren uit. Er was alleen een klein streepje maan dat voor een beetje licht zorgde. Mikey‟s vader legde uit dat het goed was, zo donker. Dan zag niemand hen lopen. Vier straten verderop doemde het politiebureau op. Als een flatgebouw zo groot leek het! Mikey vroeg zich af hoe ze hier ooit in zouden komen. Hoe zouden ze weten waar ze Plok konden vinden? Toch leek papa aardig zeker van zijn zaak. Hij haalde twee mutsen te voorschijn en gaf er één aan Mikey. “Opzetten en zo ver mogelijk over je voorhoofd naar beneden trekken,” fluisterde zijn vader. Braaf deed Mikey wat hij had gezegd. De muts kwam zelfs nog veel lager dan zijn voorhoofd. Hij trok en trok… uiteindelijk eindigde de onderkant van de muts op zijn kin. Gelukkig was dit een slechte, oude muts: er zaten twee gaten in en die kwamen toevallig precies bij Mikey‟s ogen uit, zodat hij gewoon kon kijken. Zijn vader had ook zo‟n oud geval met twee gaten, zag Mikey.
22
Een dansje voor het politiebureau Terwijl Mikey met zijn muts bezig was, was zijn vader wat aan het rommelen geweest bij de voordeur van het politiebureau. Hij leek wel een soort dansje te doen. Zijn armen gingen in kringetjes door de lucht en zijn billen schudden heen en weer. “Yes,” hoorde Mikey hem fluisteren. “Kom Mikey, we gaan naar binnen!” Verwonderd zag Mikey dat het zijn vader gelukt was de schuifdeur te openen. “Hoe deed je dat, papa?” hij schrok toen hij hoorde hoe hard zijn stem klonk. Papa legde zijn vinger op zijn lippen, “Ssss, Mikey. Kijk, ik zal het je laten zien.” Hij wees naar de bovenkant van de schuifdeur. “Zie je dat rode knopje daar bovenaan?” Mikey staarde in de richting waarheen de vinger wees. Ja! Inderdaad, daar zat een klein rood knopje, precies in het midden. “Bij veel schuifdeuren zit zo‟n knopje. Als je onder dat rode knopje een rondedansje maakt, en je lacht er de hele tijd bij, met je tanden bloot, dan gaat de deur vanzelf open.” “Echt waar?” Vol ontzag keek Mikey naar het kleine donkerrode knopje. “Zit daar een cameraatje in ofzo?” Papa lachte even. “Nee joh. Ik weet niet hoe het werkt. Maar ik probeerde dat een keer, en het werkt! Altijd!” “En hoe krijg je hem weer dicht?” “Prrrrrrt,” zijn vader liet een knetterende wind. “Daar ben ik nog niet achter,” mompelde hij. Hij wierp een laatste blik op het knopje en stapte het politiebureau binnen.
23
Een agent met een snor op zijn benen Samen slopen ze het gebouw in. Het was er pikkedonker, alleen de maan scheen een beetje naar binnen. Maar hoe verder ze het gebouw in kwamen, hoe minder ze daar gebruik van konden maken. Mikey had zijn vader vastgegrepen aan zijn jas. Hij botste met zijn neus tegen zijn vaders rug, toen die plotseling stil bleef staan. Zijn hart begon te bonken. Lange tijd zei zijn vader niets. “Een bewaker,” fluisterde uiteindelijk. Mikey begon te trillen. Oh jee, een bewaker, ze zouden gepakt worden! Ze zouden meteen in een cel gegooid worden! “Snel!” papa keek Mikey bezorgd aan. “Heb je iets in je zakken, een muntje, een schelp, een knikker, iets?” Zenuwachtig begon Mikey in zijn zakken te graven. Hij haalde drie elastiekjes, twee dode bloemen, zes propjes papier, een dood vogeltje en een muntje van vijftig eurocent te voorschijn. Die had hij op straat gevonden. En het dode vogeltje moest hij nog begraven, maar dat vergat hij steeds. Zijn vader pakte het muntje en trok Mikey mee. Ondertussen had hij zijn eigen muts en die van Mikey omhoog getrokken, zodat hun gezichten weer te zien waren. Nu zag Mikey de bewaker ook. Net als de agenten die hij eerder die dag had gezien, had deze een snor. De snor was grijs en zag er stekelig uit. De ogen van de bewaker waren gesloten en trilden lichtjes. Hij had zijn benen op het bureau gelegd: onder zijn schoenen zaten dikke stukken modder. Zijn broek was een beetje over zijn benen naar boven geschoven, waardoor je de onderkant van zijn blote been zag. Hierop groeide lange, krullende, grijze haren, zag Mikey. Het leek wel of die man een snor op zijn benen had. “Joehoe!” riep papa plotseling vriendelijk. Mikey keek hem verbijsterd aan. Was hij gek geworden? Deze agent lag keurig te slapen en nu ging papa hem expres wakker maken?! Hij prikte met zijn wijsvinger in zijn vaders zij. “Papa, wat doe je? Laat hem slapen!” fluisterde hij dringend. Maar het was al te laat. 24
Na een hardop “Ahum, meneer agent!” van Mikey‟s vader schoten de ogen van de agent open. Hij keek verbaasd naar de twee mensen voor hem. “Ahum, meneer agent. U ziet er uit alsof u iemand bent die goed is in zijn werk. Zo iemand hebben wij nodig. We hebben een belangrijke vondst gedaan, hier moet iets mee gedaan worden. U bent daar de juiste persoon voor, lijkt mij.” De agent had zijn benen op de grond gezet en knipperde verbaasd met zijn ogen. “Het kon niet wachten,” ging papa verder. “Bij een belangrijke bankoverval was dit het enige bewijs. We hebben het vanavond gevonden en komen het u brengen. U lijkt me een zeer goede agent…” De bewaakagent leek een stukje te groeien. Zijn snor wiebelde trots. “En daarom ga ik er vanuit dat u dit zeer, zeer goed behandelt!” Met een zwier hield papa het muntje boven het bureau van de agent. Diens ogen werden groot. “Kan ik u vertrouwen?” vroeg Mikey‟s vader streng. “Jaja, natuurlijk…” De stem van de bewaker klonk zacht. “Momentje…” hij bukte zich en haalde een plastic zakje onder het bureau vandaan. Voor het bewijs, begreep Mikey. Met bevende handen hield de agent het zakje open onder de munt. Toen papa de munt erin liet vallen, moesten ze alle drie even zuchten. “Dank u zeer. Wij komen er zelf wel uit. Goede dienst verder,” besloot Mikey‟s vader. Hij pakte Mikey bij zijn arm en liep met ferme pas terug de gang in, waar ze eerder vandaan gekomen waren.
25
Rollen in drollen Ze kwamen langs de schuifdeur, waar papa zijn gekke rondedansje begon te doen. “Ga nou dicht, kreng,” hoorde Mikey hem mompelen. Hij moest eigenlijk wel lachen om die gekke vader van hem: zijn lange armen zwabberden als bezems door de lucht. Zijn knieën wipten om de beurt de lucht in en zijn billen bewogen schokkerig heen en weer. Dat deden de meisjes op school beter! Langzamerhand veranderde Mikey‟s gegrinnik in een harde lach. Hij schaterde het uit en moest zijn buik vast houden omdat hij dacht dat die anders van zijn lijf af zou vallen, zó hard schoten de lachscheuten door zijn lijf. “Ha ha haaaa! Hi hoe hiiiiii!” hinnikte hij. Van puur ellende liet hij zich op de grond vallen en lachte daar verder. Helaas had hij niet in de gaten dat er een grote, nog zachte hondendrol in de vorm van een frikadel lag. En zo rolde Mikey ongemerkt met zijn rug over een verse drol. Een keurige frikadellenvlek bleef achter op de achterkant van zijn jas. Het zag er zelfs zo mooi uit, dat het leek alsof het een hele moderne jas was: een blauw spijkerjackje met een donkerbruine streep. Helaas stonk het verschrikkelijk en al snel veranderde Mikey‟s gelach in gemopper. “Gatver papa, nú heb je echt een hele vieze gelaten!” Zijn vader stopte met dansen en keek Mikey verbaasd aan. “Maar ik heb helemaal geen wind gel-“ hij stopte en begon te grijnzen. “Verrek, nu ruik ik het ook. Het komt van jou vandaan!” lachte hij. “Jij bent mijn held, zoon! Je hebt mijn record bijna gebroken! Je hebt de vieste scheet sinds weken gelaten! Hahaha!” Mikey twijfelde of hij hier nou wel zo trots op moest zijn. Hij kon zich niet eens herinneren dat hij er een gelaten had. Hij haalde zijn schouders op. “Wat gaan we nu doen, papa? We kunnen niet langs de bewaker.” “Nee, dat lijkt me niet handig.” Papa staarde nadenkend naar het gebouw. “Maar ik heb ondertussen wel een ander idee gekregen. 26
Kom.” Hij liep een stuk om het gebouw heen. Bij een raam bleef hij staan en vormde zijn handen tot een kommetje voor zijn benen. “Hup. Opstappen en dat raam in.” Mikey stapte voorzichtig op zijn vaders handen. En verplaatste daarmee een kauwgummetje dat nog onder zijn schoen zat naar de handen van zijn vader. Die voelde iets kleverigs, maar kon niks doen omdat Mikey er op stond. Mikey rukte wat aan het raam en… “Ja, papa! Hij gaat open! Joepiedepoepie!” En zonder op een antwoord te wachten, trok hij zich op en rolde naar binnen. Hij rook nog steeds de vieze poeplucht. Zo lang blijft zo‟n geur van een wind toch niet hangen? Toen concentreerde hij zich op de ruimte waar hij was. Het was er pikkedonker. Hij sperde zijn ogen wagenwijd open en keek om zich heen. Tenminste, dat probéérde hij, maar hij zag alleen maar zwart, zwart en zwart. Zijn hart bonsde en hij bleef doodstil zitten waar hij zat. Hij zou rustig op papa wachten en die zou wel weten wat hij moest doen. Maar wat Mikey niet wist, was dat papa buiten in gevecht was met zijn handen. Hij had met zijn rechterhand geprobeerd de kauwgom van zijn linkerhand af te krijgen. Hij trok eraan met zijn vingers en ja! Het plakje kauwgom was van zijn linkerhand af! Maar helaas zat het helemaal om de vingers van zijn rechterhand gewikkeld. Hij gromde. “Ga eraf.” En hij trok aan het spul tot er lange, kleverige slierten ontstonden. Hij wapperde met zijn handen om ze weg te krijgen. Eén sliert verdween, die viel op de grond. Er bleven nog acht slierten over, waarvan er twee naar zijn gezicht zwierden. Ze plakten vast op zijn wangen. Mikey‟s vader snapte dat hij er niks aan kon doen. Hij zou ermee moeten leven dat hij onder de kauwgom zat. Hij keek naar boven. Naar het raam waardoor Mikey verdwenen was. “Mikey?” fluisterde hij. Niets. “Mikey?” riep hij een beetje harder. Nog steeds doodse stilte. Waar was Mikey?
27
Hatsjiekidee! Mikey zat nog steeds doodstil op de grond in de ruimte waar hij binnen was gekomen. Hij hoorde zijn vader roepen, maar durfde niet te reageren. Hij dácht namelijk dat hij iets of iemand had gehoord, heel vlakbij. Hij wist het niet zeker. Zijn handen trilden en hij probeerde heel zachtjes adem te halen. Ineens voelde hij een nies kriebelen. Oh nee, dat zou je altijd zien! dacht hij wanhopig. Heel voorzichtig kneep hij met duim en wijsvinger in zijn neus, om de nies weg te jagen. Ja, het lukte. En toen: “Hatsjiekidee!” nieste hij keihard. Papa had de nies ook gehoord. Hij keek omhoog, schatte hoe ver hij moest springen en nam een aanloop. Met moeite kreeg hij de rand van het raam te pakken. Hij spande zijn spieren en trok zichzelf op. Met een buiteling rolde hij het raam binnen, precies bovenop Mikey, die zich rotschrok van dat grote lijf bovenop hem. Alles leek tegelijkertijd te gebeuren. Mikey en zijn vader raakten met elkaar in gevecht omdat ze elkaar niet herkenden. En ergens in de kamer bewoog iets anders. Dat ding had een stem. Het bromde: “Wat gebeurt er? Wie is hier in mijn cel?” Die stem herkende Mikey uit duizenden. “Plok!” juichte hij. Hij draaide zich om, maar het was nog steeds erg donker in de cel. Mikey, papa en Plok liepen alle drie opgewonden in het donker heen en weer, terwijl ze niks zagen. Ze botsten tegen elkaar aan, struikelden en renden weer door. “Plok!” riep Mikey weer blij. “Ventje!” fluisterde Plok met zware stem terug. “Mikey!” riep papa bezorgd. En niemand zag elkaar. Gelukkig kreeg Plok een goed idee: hij deed het bedlampje aan. Dat was het enige licht in de cel en genoeg om elkaar te zien. Alledrie keken ze elkaar grijnzend aan. “Het is gelukt!” straalde Mikey. “We hebben je gevonden!”
28
Bang als iets hoog is… Papa en Plok staarden een tijdje verbaasd naar elkaar. Daarna draaiden ze snel hun hoofd weg en keken naar Mikey. “Wat is er? Waarom kijken jullie naar me? Papa, wat doen we nu?” “Zo snel mogelijk weg wezen, voordat ze ons ontdekken,” zei papa. Plok knikte zo blij dat zijn baard van boven naar beneden golfde en in Mikey‟s gezicht kriebelde. Voor het raam bleven ze staan. Twijfelend keken ze naar beneden. Oef, dat was wel érg hoog. Hoe waren ze hier ooit boven gekomen? “Uhhh…” mompelde Plok. “Brummel…brommel…brm brm…” Verbaasd keken Mikey en papa Plok aan; wat waren dat voor geluiden? Kon hij ineens niet meer praten? Of was dit een andere taal? “Brrr, blt, prrrummm,”ging Plok door. Hij wees met trillende vinger uit het raam. Mikey en papa zagen niets, alleen de stoep die best ver onder hen lag. “Wat is er, Plok?” vroeg Mikey ongeduldig. “Hhhrrrggh vrrrsss…” fluisterde Plok. Zijn ogen waren zo groot als knikkers en achter zijn zwarte baard was zijn gezicht zo wit als sneeuw. “Oh jee,” papa sloeg zijn handen voor zijn gezicht. “Hoe lossen we dit op?” “Maar wat ís er dan?” Mikey snapte er nog steeds niets van. “Hhhooohoooo….,” begon Plok, “Hooohooogtuhhh vreeeheee-” “Hoogtevrees! Hij is bang om zo ver naar beneden te springen! Wat nu?” Papa keek vragend naar Mikey. Die dat een beetje raar vond, want wist hij nou van hoogtevrees? En trouwens, vaders hadden toch altijd overal een antwoord op? En toen, zomaar ineens, ging er bij Mikey een lichtje op. Hij had een idee! “We binden zijn baard vast! Aan het bed! En dan, en dan, nou, dan kan hij nooit vallen omdat zijn baard vast zit! En dan vangen wij hem beneden op en laten hem zachtjes zakken!” ratelde hij. “We hebben geen tijd te verliezen,” glimlachte papa. Hij was trots op Mikey. “Ik weet niet zeker of het een goed idee is, maar we 29
doen het!” Ploks handen bibberden zó dat hij zelf zijn baard niet kon vastknopen. Mikey moest hem helpen. Hij legde een stevige knoop om de poot van het bed. Ondertussen probeerde papa zich langzaam uit het raam te laten zakken. Bam! Mikey schrok en rende naar het raam. Beneden op de stoep lag papa. Helemaal doodstil. “Papa? Papa? Waarom lig je daar?” Langzaam draaide papa zijn hoofd opzij. Eén oog zat dicht, maar hij grijnsde. “Geintje, Mikey,” mompelde hij. Mikey haalde opgelucht adem. “Ik heb Plok aan zijn baard vastgebonden, papa. Vang je mij nu op?” Zijn vader krabbelde langzaam overeind en veegde het stof van zijn kleren. Er zaten schrammen op zijn gezicht, waar kleine druppeltjes bloed uit opwelden. “Momentje, Mikey, even mijn spierballen testen.” Hij stroopte zijn mouwen op en boog zijn armen. Trots keek Mikey toe hoe papa zijn spierballen liet wiebelen. Ze leken wel zo groot als voetballen! “Joehoe! Daar kom ik, pappie!” Mikey was op de vensterbank gaan staan. Hij spreidde zijn armen en sprong als een jong vogeltje uit het nest. Zijn vader ving hem op en samen rolden ze over de stoep. Al snel stonden ze weer onder het raam en keken naar boven. “Plok?” riep Mikey zachtjes. “Plok, kom je? Je kunt springen. Wij helpen je.” Boven gebeurde niets, het raam bleef leeg. Het was doodstil. “Plok? Kom nou. Zo meteen ontdekken ze ons. En dan sluiten ze je weer op. Wat moeten we dan?” Mikey voelde een knoop in zijn buik toen hij dit zei. “Plok! Komen! Nu!” brulde Mikey‟s vader ineens. Geschrokken kromp Mikey in elkaar. Oh jee, als de bewaker dit maar niet had gehoord. Gelukkig hielp het, want Plok verscheen voor het raam. Hij zag er een beetje gek uit, omdat zijn baard nauwelijks te zien was. “Nou,” mompelde hij, “dan ga ik maar. Ga maar klaar staan jongens, hier kom ik!” Hij sloot zijn ogen en liet zich naar voren vallen. Halverwege tussen het raam en de stoep kwam hij met een ruk stil 30
te hangen. Precies zoals de bedoeling was bungelde Plok aan zijn baard heen en weer. “Auwauwauw!” steunde hij. “Auwauwauw, help me!” Hij greep naar zijn kin, waar de baardharen uit getrokken dreigden te worden. “Vlug, pak zijn benen vast!” riep papa. Mikey deed wat hij gevraagd had. Hij sloeg zijn armen om Ploks spartelende benen en keek papa vragend aan. “Wat doen we, papa?” “Tja,” antwoordde papa. En nog eens: “Tja…” Zijn blik ging van Plok naar Mikey en weer terug. “Papa?” Mikey‟s stem trilde van inspanning. “Tja, uhm. Tja… Ik weet het niet zo goed eigenlijk…” “Wat?” gilde Mikey. Hij raakte in paniek. Hij had zo‟n goed idee gehad en nu wist papa niet wat ze moesten doen? Plok was ondertussen nog harder gaan kreunen. Zijn gezicht werd roder en roder. Mikey dacht zelfs dat hij een scheurend geluid hoorde; zou de baard afscheuren? “Papa, verzin iets, alsjeblieft!” Hij huilde bijna, zo zielig vond hij het voor Plok, die daar maar hing. Mikey‟s vader wreef over zijn kin, staarde naar de stoep en fluisterde zachtjes: “Er zit maar één ding op.” Maar dat hoorden Mikey en Plok niet. Het volgende moment had papa Mikey stevig om zijn middel gepakt en gaf een hele harde ruk. “Au!” riep Mikey. “Aaaaahhh,” gilde Plok. En toen was er een hoop kabaal en een berg van lichamen op de stoep. Mikey‟s vader had net zo hard getrokken tot Plok met bed en al naar beneden was gekomen. Dat was het lawaai dat Mikey had gehoord. Hij keek naast zich: daar lag het bed, helemaal kapot, in twee stukken gebroken. En daar zat Plok, die liefdevol met zijn handen over zijn baard wreef. Papa was al bezig om Ploks baard van de bedpoot los te maken.
31
“Kom op jongens, wegwezen, voor de politie komt!” fluisterde hij dringend. Hij gaf Mikey en Plok een duw. Ze sprongen op en renden met z‟n drieën weg.
32
Plok en Ted Een hele tijd zeiden ze niets, ze renden alleen maar hijgend door de donkere nacht. Heel in de verte verscheen in de lucht een streepje licht. De zon zou snel opkomen, begreep Mikey. Toen ze een moment stil stonden om uit te hijgen, vroeg hij waar ze heen gingen. “Weet ik nog niet,” fluisterde papa terug. “Naar huis!” bemoeide Plok zich ermee. Zijn wangen waren vuurrood en er droop zweet over zijn gezicht. “Waarom had je eigenlijk geen tralies voor je cel?” vroeg Mikey zich ineens af. Plok haalde zijn schouders op. “Ik weet het niet. Ik zag dat er wel ooit tralies gezeten hebben. Maar een gevangene vóór mij heeft ze weg gebroken denk ik. En dat hebben ze nooit ontdekt.” “Zo, jeetje! Die moet wel sterk geweest zijn!” zei Mikey bewonderend. “Toch, papa?” “Mmm,” bromde die. Hij wendde zich tot Plok. “Waar wil je heen, Ted?” “Ik denk maar gewoon terug. Naar huis. Ik bedoel, kijken of mijn huis er nog is.” “Huh?” Mikey keek zijn vader en Plok verbaasd aan. “Wat zei je nou? Je zei Ted, papa! Haha!” Zijn vader werd rood en Plok zo mogelijk nóg roder. Maar dat zag je bijna niet vanwege de baard. “Uhhh, ja, Plok natuurlijk,” mompelde papa verlegen. “Ted…” fluisterde Plok zachtjes. En nog eens: “Ted…” Hij boog zijn hoofd, staarde naar de grond. Langzaam gleed een traan uit zijn rechteroog en drupte op de stoep. Papa legde zijn arm om Ploks schouders. Mikey snapte er niets van. Wat deden deze grote mensen nou raar? Plok was Plok en geen Ted. En sinds wanneer probeerde papa Plok te troosten? Plok was Mikey‟s vriend, híj had hem tenslotte gevonden. “Hee!” hij schudde ongeduldig aan zijn vaders arm. “Wat doen jullie nou? Laat Plok eens los, papa.” Plok pakte een stuk van zijn
33
baard en wreef ermee over zijn gezicht. Hij haalde zijn neus op en zuchtte. “Je moet je neus snuiten. Hij zit helemaal vol snot,” opperde Mikey. Plok voegde de daad bij het woord. Hij zocht een droog stukje in zijn baard en snoot daar zijn neus in. Mikey griezelde toen hij de slierten snot zag die op de baard glinsterden. Wel handig, zo‟n baard als zakdoek, maar niet echt lekker fris. Mikey‟s vader hakte een knoop door. “Kom Mikey en uhh, Plok. We gaan Ploks huisje zoeken. Dat wil je toch, hè?” Plok knipperde met zijn ogen. Het bleef stil. “Ik denk het wel…” fluisterde hij tenslotte zachtjes. Het werd steeds lichter tijdens het lopen. Ze stapten wat rustiger dan daarstraks naast elkaar voort: papa en Plok fluisterend vooraan, Mikey erachter. Hij vroeg zich af waar ze het over hadden. Stiekem ging hij wat dichter achter de rug van Plok lopen. Hij draaide zijn hoofd, zodat zijn oren precies de goede kant op wezen om stukken van het gesprek op te vangen. “Mompelmompel… Ted,” ving hij als eerste op. Ted? Waarom zei papa toch steeds Ted tegen Plok? “Nooit gedacht…mompelmompel…ben je ontsnapt?” vroeg papa aan Plok. “Mompel….dezelfde cel…mompel…” hoorde Mikey als antwoord. “Mompel…mijn beste vriend,” en nadat papa dat gezegd had, klopte hij op Ploks schouder. Die glimlachte terug. Mikey snapte er steeds minder van. Waar hadden ze het toch over? Waren ze nu al beste vrienden? Terwijl ze elkaar nog maar zo kort kenden? En wat betekende het dat ze iets aan elkaar vroegen over „ontsnappen‟? Ging dat over net of over iets heel anders? Hij kroop nog wat dichter naar voren. Hij moest erg goed opletten dat hij precies in de maat met Plok liep, anders zou hij tegen hem aan botsen. Stap stap – stap stap. “…wil je heen?” hoorde hij papa nog net vragen. Ploks antwoord was onduidelijk. “…boot regelen?” 34
Hè? Een boot regelen? Gingen papa en Plok samen met de boot weg? Mikey kon zich niet meer inhouden. Hij maakte zich verschrikkelijke zorgen. Hij moest er niet aan denken dat Plok zo snel weer uit zijn leven zou verdwijnen. Maar het zou een ramp zijn als papa ook weg zou gaan! “Papa!” riep hij. Zijn vader draaide zich vragend naar hem om. Mikey kon zich niet meer inhouden en begon te huilen. “Ik wil niet dat je weg gaat, papa!” snikte hij. Zijn vader keek hem verbaasd aan. “Niet met een auto, niet te voet, niet met het vliegtuig en al helemaal niet met een boot!” ging hij verder. Tranen drupten langs zijn kin. Papa sloeg zijn grote armen om Mikey heen en wiegde hem heen en weer. “Maar ik ga helemaal niet weg, gekkie. We gaan zorgen dat Teuhh… Plok naar een nieuw huis kan. En wij blijven gewoon lekker wonen waar we al zo lang wonen, goed? We moeten alleen wel Plok helpen, dat wil jij toch ook?” Mikey dacht even na voor hij knikte. Natuurlijk wilde hij Plok helpen. Maar er moest gewoon niks met papa gebeuren. “Ja papa. Maar beloof je me dat we samen weer naar huis gaan?” “Sterker nog, we gaan met zijn drieën naar ons huis! Plok blijft een dagje bij ons en als we een nieuw huisje hebben geregeld gaat hij weer weg.” En zo gebeurde het.
35
Mama heeft twee giraffen Het was nog net niet helemaal licht toen ze thuis aankwamen. “Sssst, we moeten zachtjes doen. We willen mama niet laten schrikken toch?” fluisterde papa. Daar had Mikey eigenlijk nog helemaal niet over nagedacht. Wat zou mama van Plok vinden? Hij dacht dat ze wel hield van mannen met baarden, daar kon ze dan lekker met haar hand doorheen kroelen. Mama raakte altijd van alles aan. Ze was zelfs wel eens weg gestuurd uit een winkel omdat ze alle spulletjes aan het aaien was. “Mevrouw, u lijkt wel een klein kind,” had de winkelmeneer gezegd. En ook al zei mama dat ze niks kapot maakte, ze moest toch weg. “Hoe weet ik nou wat ik ergens van vind als ik het niet kan aanraken?” had ze gemopperd. “Kijken, ruiken én voelen!” riep ze op straat en ze wierp haar handen dramatisch in de lucht. Mikey was het helemaal met haar eens geweest. Hij bedacht dat Ploks hoofd schitterend kaal was en dat voelde vast ongelooflijk glad aan. Dat zou mama heerlijk vinden. Hij moest zich inhouden niet meteen naar boven te rennen, waar mama nog op bed lag. Ongeduldig trapte hij zijn schoenen uit, gooide zijn jas op de grond en rende de keuken uit. Tenminste, dat dácht hij. In werkelijkheid bewogen zijn benen wel, maar in de lucht. Papa had hem aan zijn shirt vast gegrepen en omhoog getild. Zo hing Mikey een meter boven de grond, trappelend om vooruit te komen. “Niks daarvan! We gaan mama niet nu ineens wakker maken,” zei papa. Mikey liet zijn lichaam slap hangen en papa zette hem weer op de grond. “Dat hoeft niet, want dat is al gebeurd!” klonk een nieuwe stem. Daar stond mama in de deuropening van de keuken. Ze had haar roze ochtendjas aan met daaronder grote sloffen in de vorm van twee giraffen. De koppen van de giraffen kwamen tot haar knieen, waardoor ze steeds struikelde als ze te grote stappen zette. Langs haar bleke, slaperige gezicht hingen slierten zwart haar, die vochten om een plekje langs haar kin. Gelukkig had ze naast een 36
gewone kin een onderkin, dus er was plek genoeg. Haar ogen waren tot spleetjes geknepen toen ze naar Plok wees. “Wie is dat?” schetterde ze. Mikey en papa doken geschrokken in elkaar. Plok had zijn hoofd gebogen. Zijn handen wriemelden zenuwachtig door zijn baard. Zijn schouders trilden. Hij vroeg zich af of hij iets moest zeggen. Omdat het ijzingwekkend stil bleef in de keuken, stelde hij zichzelf maar voor. “Pl…Pl…Plok, mevrouw. Aa…aaa…aangenaam, mevrouw… Uhhh…” Zijn stem beefde. Hij durfde nog steeds niet op te kijken en staarde naar zijn tenen. Waarom zeiden Mikey en zijn vader niets? Langzaam tilde Plok zijn hoofd op en keek met één oog voorzichtig naar de vrouw met de roze ochtendjas. “Wat is dat nou voor naam?” vroeg ze streng. Niemand antwoordde. “En waar komt die vieze lucht vandaan?” Ze keek argwanend in de richting van Mikey. Die wist nog steeds niet dat hij restjes frikadellendrol op zijn rug had. Mama keerde zich naar papa. Ze trok een vies gezicht. “En wat zit er op jouw handen?” Beteuterd staarden ze alle drie naar papa‟s grote handen, die nog steeds onder de slierten kauwgom zaten. “En nu zitten allemaal! Mikey, ruim je jas op! Meneer Plok, zitten! En jij,” ze wees naar Mikey‟s vader, “thee zetten!” Met grote passen liep ze naar de keukentafel, struikelde over de rechtergiraf, viel voorover, stond weer op en ging zitten. “Hèhè…” zuchtte ze. Tevreden zakte ze achterover. Een uur later was het Mikey, zijn vader en Plok gelukt hun verhaal te doen. Al die tijd had mama hen met over elkaar geslagen armen en wiebelende giraffen aangekeken. Haar ogen waren tot spleetjes geknepen en haar lippen maakten zachte smakgeluidjes. Kleine belletjes spuug verschenen en spatten weer uit elkaar, kleine kloddertjes op haar gezicht achterlatend. Het bleef lang stil. Erg lang. Mikey keek zijn moeder vragend aan, maar die keek alleen maar naar Plok. Al die tijd waggelden de nekken van de giraffen heen en weer, alsof zij het een mooi verhaal vonden. 37
“Goh,” zei mama uiteindelijk, en ze liet de giraffen op de rand van de tafel landen, “wat vervelend allemaal.” Haar blik was nog steeds op Plok gericht. Mikey snapte het niet zo goed. Hij had een Plok ontdekt in een elektriciteitshuisje, ze waren opgepakt door de politie, hadden Plok bevrijd uit een cel, hadden voor hun leven moeten rennen en nu zei mama „Wat vervelend allemaal‟?? Hij gaapte. Dat was het moment dat mama eindelijk iets tegen hem zei. “Je moest maar eens gaan slapen. Jullie allemaal.” Toen stond ze op, liep struikelend naar het aanrecht en ging theekopjes afwassen.
38
Mikey droomt eng Omdat mama het een beetje raar vond dat papa met een andere man in bed zou liggen, werd besloten dat Plok bij Mikey op de kamer zou liggen. Plok wilde per se niet in een bed liggen. Hij was tenslotte al die jaren gewend geweest op een stenen, koude vloer te slapen. Op de een of andere manier was hij bang voor een matras. Eventjes had hij geprobeerd op Mikey‟s bed te liggen, maar hij was er met een harde gil snel weer afgesprongen. “Ik zak er doorheen! Ik zak er doorheen!” had hij geroepen. Hij had zijn kale hoofd tegen Mikey‟s schouder verborgen en wees boos naar het bed achter zich. Daarom was Mikey maar gewoon in zijn eigen bed gekropen, met Plok op de vloer naast zich. Hij had vol verwondering toegekeken hoe Plok zijn baard gebruikte om zo lekker mogelijk te liggen. Hij had de hele bos krullende, zwarte haren in zijn beide handen vast gepakt. Daarna was hij de baard rond gaan draaien, tot er een stevige, lange en dikke staart ontstond. Die had hij als een soort tulband op de grond gelegd waar hij uiteindelijk met een diepe zucht zijn hoofd op kon leggen. De baard was een kussen geworden. Mikey had zich intussen lekker onder zijn dekbed genesteld en lag helemaal klaar om gezellig met Plok te kletsen. Maar net toen Plok lag en Mikey zijn mond opendeed om de eerste van wel honderd vragen te stellen, vielen zijn ogen dicht, knikte zijn hoofd opzij en viel hij in een diepe slaap. Nog nooit had Mikey zó weinig dromen gehad: het leek wel of hij midden in een woestijn liep, zo stil was het. Tót de laatste vijf minuten van zijn slaap… Die droom was zo erg dat Mikey zeker wist dat het echt gebeurde. Hij liep over een hele brede weg, zo breed dat je de zijkanten niet kon zien. Links en rechts van hem scheurden rode vrachtwagens langs, met enge mannen achter het stuur. Dat ze eng waren wist hij omdat hun tanden lang en scherp waren. Ze groeiden uit hun mond naar buiten en leken steeds naar Mikey te wijzen. Hij liep midden over deze snelweg en wist 39
dat hij naar de overkant moest. Hij nam een stap, maar meteen reed er een vrachtwagen over zijn tenen. Van de tien had hij er nog maar vier over en dat deed heel erg pijn. “Papaaaaa! Help!” schreeuwde hij naar de overkant. Hij tuurde in de verte, maar zag nog steeds niets anders dan de vuurrode vrachtwagens voorbij racen. Hij stak zijn linkerarm uit, hoopte dat zijn vader hem zou zien, maar nauwelijks één seconde later was ook die arm eraf gereden. Nu stond er een Mikey met vier tenen en één arm midden op de snelweg. Hij wist dat er nog maar één mogelijkheid was: zijn ogen dicht doen en lopen. Misschien zouden de enge mannen hem niet kunnen raken als hij ze niet zou zien. Hij perste zijn lippen op elkaar, haalde diep adem en kneep zijn ogen dicht. Toen, voetje voor voetje, schuifelde hij naar voren, richting de overkant. Maar helaas pindakaas. Hij redde het om drie kleine pasjes te zetten, en voelde vervolgens een pijnlijke ruk aan zijn overgebleven arm. Hij begreep dat één van de chauffeurs zijn grote tanden erin gezet had. Hij gilde van de pijn en sloeg naar het monster. “Mikey! Mikey! Wakker worden! Wat doe je allemaal? Au!” papa greep naar zijn wang waarop hij net een harde tik van Mikey had gekregen. “Ik wil naar de overkant! Laat me los!” riep Mikey en staarde met knipperende ogen in het verbaasde gezicht van zijn vader. “Huh? Wat is er? Waar zijn de rode vrachtwagens?” stamelde hij, “En waarom is jouw wang zo rood, papa?” En inderdaad, papa‟s linkerwang was knalrood geworden. “Ik denk dat je gedroomd hebt, jongen,” fluisterde papa, “Kom, opstaan, we gaan.” Zonder vragen te stellen, sprong Mikey uit bed en begon zich aan te kleden. Ondertussen dwarrelden de vragen wel in zijn hoofd rond. Want waarom fluisterde papa? Mama wist dat ze er waren en het was nog steeds dag en geen nacht. Wat was de reden dat ze plotseling moesten opstaan? En de belangrijkste vraag: waar was Plok?
40
Mevrouw Plok Mikey had meteen na het wakker worden gezien dat Plok en zijn baardkussentje verdwenen waren. “Waar is mama?” vroeg Mikey tenslotte. “Naar de politie,” antwoordde papa. “Maar daar hebben we net Plok vandaan gehaald.” “En zij wil hem weer terug hebben,” gromde papa, terwijl hij de dekens van Mikey‟s bed recht trok. “Hoe weet je dat nou? Je weet helemaal niet waar mama is. Waarom denk je dat ze naar de politie is? Misschien wil ze alleen maar helpen. Of ze is één van haar sloffen kwijt en vraagt of de politie die gevonden heeft. Of, ja! Ze wilde altijd zelf al politieagent worden, nou, en daar is ze dan vandaag mee begonnen!” “Ze wil Plok terug de gevangenis in hebben,” onderbrak papa Mikey‟s geratel. Zijn wenkbrauwen waren donker en dreigend naar beneden gezakt. “Ze heeft haar mobiel op tafel laten liggen en daarop zag ik dat ze een kwartiertje geleden het politiebureau heeft gebeld.” Het bleef lang stil nadat hij dit gezegd had. Nog meer vragen kwamen bij Mikey op. “Maar waarom wil mama dat Plok –“ begon hij. “Omdat ze me kent,” fluisterde een bang stemmetje achter hem. Hij keek om. Daar stond een klein vrouwtje met een grote sjaal om haar hoofd gewikkeld. De sjaal was geel met oranje bolletjes en bedekte niet alleen haar hoofd, maar ook haar kin. Ze droeg een donkerblauw jurkje dat tot op haar enkels hing. Daaronder stond ze te wiebelen op paarse lakschoenen met reusachtige punthakken. Ze leek niet gewend te zijn aan zulke hoge schoenen en moest zich aan de deur van de slaapkamer vasthouden om niet om te vallen. “Ik heet geen Plok, “ ging het vrouwtje verder, “ik heet Ted.” Mikey‟s vader sloeg een hand voor zijn ogen en mompelde iets wat Mikey niet kon verstaan. Een mevrouw die Ted heette? Tja, het kon. Mikey vroeg zich af of hij zich aan deze mevrouw moest voorstellen. Netjes een handje geven en “Hallo, ik ben Mikey” zeggen 41
enzo. Hij deed een stap in de richting van de deur, toen hij ineens iets merkwaardigs zag aan het dametje. Die neus, die nog nét tussen de stof van de sjaal doorpiepte… en die ronde oogjes… Plok! Dit was Plok! In vrouwenkleren! “Plok?!” riep Mikey uit. “Ben jij het? Je baard! Waar is…?” en voordat Plok kon antwoorden had Mikey een ruk aan de gele sjaal met oranje balletjes gegeven en daaronder vandaan viel Ploks baard in dikke strengen naar beneden. Om uiteindelijk weer hangend aan zijn kin te eindigen. Verbijsterd keek Mikey van Plok naar zijn vader. Wat gebeurde hier allemaal?
42
Bergen snoep Mikey keek vragend naar Plok. Die begon aarzelend te praten. “Ik heet eigenlijk Ted, Mikey,” zei hij. “Ted Mikey? Heet jij Ted Mikey?” “Nee, Ted.” “En Ted en ik kennen elkaar van vroeger. Toen jij nog niet geboren was,” voegde Mikey‟s vader toe. Hij durfde Mikey niet aan te kijken. Mikey keek weer naar Plok, hij nam aan dat die weer wat zou uitleggen. Langzaam kleurden Ploks wangen van roze naar rood. “We hebben samen in de… in de gevangenis gezeten,” fluisterde hij beschaamd. “Sorry.” “Papa, heb jij…?” Mikey kon de vraag niet uitspreken. Zijn vader in de gevangenis? Natuurlijk had hij wel eens van iemand op school gehoord die een vader of een moeder in de gevangenis had, maar zijn eigen vader? “Wat had je gedaan, papa?” Zijn vader zuchtte diep. “We hadden een hoop spullen gestolen, Mikey. Telkens een klein beetje. En dat bewaarden we dan in een groot pakhuis. De berg werd steeds groter en groter, het pakhuis raakte vol… “ Hij zweeg. “Wát hadden jullie gestolen? Wat bewaarden jullie in dat pakhuis?” Het bleef ijzingwekkend stil op deze vraag. Plok en papa keken elkaar aan. Ze schaamden zich rot, durfden het eigenlijk niet te zeggen, maar beseften dat Mikey recht had op het hele verhaal. “Snoep,” zeiden ze toen gelijktijdig. “Snoep?” gilde Mikey. En nog een keer: “Snoep? Een pakhuis vol met snoep??” Hij probeerde zich voor te stellen hoe dat eruit zag, maar hij wist eigenlijk niet eens wat een pakhuis was. “Hoe ziet een pakhuis er uit?” vroeg hij. “Alsof er van vijf huizen één groot huis is gemaakt,” antwoordde papa. “Jo. En dat lag helemaal vol met snoep?” Vol ontzag staarde Mikey naar zijn vader. Voor zich zag hij allerlei soorten snoep in grote 43
stapels: lolly‟s, drop, chocola, pepernoten, nog meer drop, kauwgom, chips, en nog veel meer drop… “Waaaauw…” fluisterde hij. Een klein glimlachje verscheen op papa‟s gezicht en in Ploks ogen gloeide een trotse blik. “Veel hè,” gniffelde Plok. De lach op het gezicht van Mikey‟s vader werd groter. “Je had het moeten zien!” hij dacht terug aan de tijd van de bergen met snoep. “Stapels en stapels: veel én lekker! Allerlei kleuren! Allerlei vormen! En als we zin hadden, konden we gewoon wat lekkers pakken! Daar heb ik mijn slecht gebit aan over gehouden,” hij wees naar de bruine en zwarte vlekken op zijn tanden, “aan al die keren dat we daar zaten te snoepen.” “Wilden jullie voor de rest van je leven snoep sparen ofzo?” Mikey kon zich zoiets wel voorstellen. Hij had zelf wel eens geprobeerd stiekem snoep uit de snoeptrommel te pakken. Dat verstopte hij dan om te bewaren voor later. Helaas lukte dat bewaren nooit langer dan een uurtje. Dan kon hij zich al niet meer inhouden en schrokte het snoep naar binnen. Plok keek Mikey treurig aan en schudde zijn hoofd. “Het was voor de arme kinderen,” zei hij. “We wilden alles uiteindelijk opsturen naar landen waar kinderen honger hadden.” “Maar daar wordt toch meestal al brood en zo naartoe gestuurd?” vroeg Mikey verbaasd. “Ja, brood! Of meel om brood te maken! Of ze krijgen rijst of zoiets, of melk! Dat is toch helemaal niet lekker!” riep papa verontwaardigd uit. “Wij wilden juist dat de arme kinderen eens lekker zouden kunnen snoepen!” “En daarom hebben jullie al die bergen snoep gestolen?” Papa en Plok knikten. “En toen kwamen jullie in de gevangenis?” Weer knikten ze. “Het pakhuis barstte uit elkaar,” zei Plok zachtjes. Mikey dacht even dat hij het niet goed had verstaan. “Hè??” “Het barstte uit elkaar,” herhaalde Plok wat harder. Er kwam een gek geluidje uit papa, het klonk als een halve ezel – “Hi!” – en hij liet meteen een harde wind. Mikey wapperde alvast met zijn hand 44
voor zijn neus, terwijl hij zijn vader strak aankeek. Weer klonk het ezelgeluidje: “Hi… Hi…” Het leek wel of hij de hik had! Plok en papa keken elkaar strak aan en langzaam werden hun gezichten rood, terwijl nu ook Plok begon te kreunen. “Hoeh… Hoeh…” kreunde hij, terwijl zijn schouders schokten. “Jullie vinden het grappig!” straalde Mikey ineens. En alsof hij het startsein voor een wedstrijd had gegeven, barstten papa en Plok in een bulderend lachsalvo uit. Al snel rolden ze gierend van de lach met hun armen over hun buiken geslagen over de grond. “Hahahaaaa! Zo veel snoep! Hihihiiiii! De muren begonnen te scheuren, hoehoehoe…! En toen… en toen…” hikte papa. “En toen in één keer een keihahahaaaaarde knal…” vulde Plok aan. De tranen liepen over zijn wangen en zakten zijn baard in. Ongelovig bekeek Mikey deze twee grote mensen, die als kinderen gierend van de lach over de grond rolden. Hij besefte dat hij het fantastisch vond wat ze gedaan hadden. Hij was trots op papa. Die had tenslotte de kinderen in arme landen willen helpen. Nadat ze weer wat bedaard waren, vertelde papa hoe het afliep. Doordat al dat snoep over de straat stroomde, ontdekte de politie al snel wat er aan de hand was. Papa en Plok werden opgepakt en tot een gevangenisstraf van een jaar veroordeeld. Papa zat zijn straf braaf uit, maar Plok had niet zo veel geduld. Na drie maanden in de gevangenis, ontsnapte hij. “En de rest weet je,” zei Plok. “Om mezelf te verbergen heb ik me ingemetseld. Ik vergat alleen hoe ik er weer uit kon komen.” En het snoep? Dat werd opgegeten door kinderen die hadden gehoord dat er bergen vol gratis snoep in de straten lag. Wat overbleef, werd opgehaald door aardige mensen, die het toch nog naar arme kinderen hebben gestuurd. “En nu moeten we dus weg,” besloot papa zijn verhaal. “We moeten zorgen dat Plok ergens naartoe kan, waar niemand hem kent. En als mama of de politie vraagt waar hij is, zeggen we gewoon dat we geen idee hebben. Dat hij ineens weg was.” “Waarom zie jij er nu eigenlijk uit als een gekke mevrouw?” vroeg Mikey aan Plok. 45
“Dan herkent de politie me niet op straat. Jouw vader trekt ook nog wat andere kleren aan en dan doen we… Tja, dan doen we net of wij tweeën jouw vader en moeder zijn.” “Yes!” Mikey had altijd al willen weten hoe het zou zijn als hij twee vaders had, en nu zou dat zomaar kunnen!
46
Pindakaas of beestjes? Eenmaal beneden, in de keuken, ontstond een moment van twijfel, omdat papa vond dat ze wat moesten eten. Maar Mikey had geen honger en Plok staarde zonder iets te zeggen wanhopig de keuken rond. Omdat vaders en moeders degenen zijn die bepalen dat je wat moet eten, wist Mikey dat het geen zin had te protesteren. Mokkend ging hij aan tafel zitten en wachtte op de boterhammen met pindakaas die zijn vader aan het smeren was. De stapel die op een groot bord verscheen was enorm en Mikey vroeg zich af hoe ze dit ooit op zouden krijgen met z‟n drieën. Hij keek naar Plok, maar die strekte nog altijd zijn nek van links naar rechts en van boven naar beneden. “Wat zoek je, Plok?” vroeg Mikey. Hij pakte een boterham van de stapel en zette zijn tanden in de droge en plakkerige laag pindakaas. “Hier, eet,” papa schoof de boterhammen naar Plok, die steeds ongelukkiger keek. “Ik wil dit liever niet,” zei hij stil. “Als je geen pindakaas lust, dan maak ik er een met hagelslag,” papa stond al op om naar het aanrecht te lopen, toen Plok zijn hand opstak. “Stop,” zei hij. “Nee, geen hagelslag, ook geen boterhammen. Ik eh… ik zou graag even naar buiten willen.” Bevreemd keken Mikey en papa Plok aan. Wat wilde Plok in hemelsnaam buiten doen? “Ik eet liever dingen van buiten,” beantwoordde Plok hun vragende gezichten. “Bsjs,” fluisterde hij tenslotte. De vraagtekens in Mikey‟s ogen werden steeds groter. “Wat zei je?” “Beestjes. Ik eet liever beestjes,” zei Plok. Hij stond op, deed de buitendeur open en even later zat hij op zijn hurken tussen de tegels naar beestjes te zoeken. “Oh. Ohja, natuurlijk. Hij eet alleen beestjes,” glimlachte Mikey. Hij nam een hap van zijn eigen boterham, die ineens veel lekkerder 47
smaakte. Al die jaren dat Plok opgesloten had gezeten, moest hij beestjes eten. Hoe had hij tenslotte anders in leven kunnen blijven? Papa zat nog steeds met grote ogen naar buiten te staren, waar Plok het ene na het andere insectje in zijn hand verzamelde. Enkele minuten later zakte hij tevreden op de stoel tegenover Mikey neer. “Hè hè,” zuchtte hij. Door voorzichtig zijn handen tegen elkaar te tikken, vielen de diertjes één voor één op het ontbijtbordje voor hem. Een lieveheersbeestje, twee halfdode fruitvliegjes, een stuk of vijf torretjes, een heleboel mieren en zelfs een dikke vette worm. Hij haalde een natte vinger over zijn bord, viste er een paar op en stak ze in zijn mond. Mikey hoorde een klein krakje toen het lieveheersbeestje aan de beurt was. Even vond hij het zielig, tot hij de blije ogen van Plok zag. “Mmm,” mompelde die. Mikey vergat bijna zelf te eten, zo interessant vond hij het om te zien hoe Plok de insecten at. Hij vroeg zich af hoe hij de wriemelende mieren zou opeten. En de glibberige bruine worm natuurlijk. Uiteindelijk bleek dat net zo simpel te zijn als spaghetti eten: Plok pakte de worm vast, boog zijn hoofd achterover, en liet „m in zijn mond vallen. Twee keer kauwen, slikken en weg was de worm. En de mieren? Die werden behandeld zoals kruimeltjes van een stuk taart: Plok pakte het bord vast en haalde zijn tong erover heen, tot er geen miertje meer over was.
48
Oom Poepoe en tante Plokka Een kwartiertje later liepen ze in hun vermomming over straat: Plok als een klein mevrouwtje met de gespikkelde gele sjaal, het blauwe jurkje en de hoge hakken. Mikey ging als zichzelf en papa had een pruik met blonde krullen op zijn hoofd gezet en een enorme nepsnor op zijn bovenlip geplakt, met dikke punten die trots omhoog krulden. Voor de zekerheid had hij ook een grote, spiegelende zonnebril opgezet en een carnavalsgebitje in zijn mond gedaan. Hierdoor leek het alsof hij voortdurend gemeen aan het grijnzen was. Mikey zette zijn normaalste gezicht op en huppelde vrolijk tussen zijn nieuwe vader en moeder over straat. Hij hield Ploks arm stevig vast, niet omdat hij bang was, maar omdat Plok steeds dreigde te vallen met zijn hoge hakken. “Waarom dragen vrouwen deze schoenen? Ze zijn gek,” mopperde Plok. Hij zwikte opzij, greep naar zijn pijnlijke enkel – “Au!” – en wierp een woedende blik op de schoen. “Die kan er toch niks aan doen.” Mikey had medelijden met de schoen, niet met Plok. “Ooit heeft iemand haar met die hak gemaakt.” Hij wees naar de schoen. “Zij had het misschien ook liever niet gewild.” Het enige wat Plok kon antwoorden was: “Stomme schoen. Ze laat me struikelen. En dat doet ze expres.” “Eh, sinds wanneer is een schoen een vrouwtje?” bemoeide papa zich ermee. Twee paar verbaasde ogen keken hem aan. Een schoen met een hoge hak, dat was toch logisch? Maar ineens onderbrak de stem van een meisje hun gesprek. “Hee Mikey! Wat doe jij hier?” Een meisje met een glad bruin gezicht en bruine vlechtjes stond voor hen en keek Mikey lachend aan. De vlechtjes hadden elk een groen kraaltje en dansten voor haar ogen. “Ga je mee op het strand spelen?” vroeg ze. “En wie zijn deze gekke mensen?” voegde ze er meteen aan toe. Het waren veel vragen die ze stelde, maar Mikey wist dat Stephanie meestal zo deed. Hij vond het erg leuk om met haar te spelen, omdat ze zo vrolijk was. Maar na een half uurtje was hij haar ge49
giechel altijd zat en liep hij weg om ergens anders alleen door te spelen. “Dit zijn…” twijfelend keek Mikey van papa naar Plok. “Oom Poepoe en tante Plokka,” redde papa hem. Stephanie schoot in de lach. “Wat een stomme namen!” riep ze. Plok en papa keken een beetje beledigd, maar Mikey wist dat hij zo snel mogelijk van Stephanie moest zien af te komen. “Ja, en ik ga oom Poepoe en tante Plokki onze stad laten zien, dus ik kan niet spelen,” zei Mikey zenuwachtig. “Plokki? Ik dacht dat u Plokka heette?” zei Stephanie. “Ja, Plokka!” riep Plok, maar precies op hetzelfde moment riep Mikey “Plokki!” Er viel een stilte. Een angstige stilte waarin Stephanie met gefronste wenkbrauwen van de één naar de ander keek. Toen begon ze weer te grinniken. “Mijn vader heeft voor mijn moeder wel honderd namen. Ik dacht dat hij het enige groot mens was dat zo gek deed,” ze grijnsde haar witte tanden bloot, “maar Mikey, jouw oom en tante zijn net zo raar. Nou doehoei!” ze zwaaide met twee handen en huppelde zonder om te kijken verder. Alle drie slaakten ze een zucht van verlichting.
50
Op de vlucht… Papa had een ernstige blik in zijn ogen gekregen. “Stom dat we er niet aan hebben gedacht Mikey te verkleden,” mompelde hij. “Kom, laten we opschieten voordat we nog allemaal bekenden tegenkomen.” Ze zetten er stevig de pas in. Gearmd, met Plok in het midden, zodat zij... eh, hij bij het struikelen niet meteen zou vallen, maar op de armen van Mikey en Poepoe kon steunen. Voordat ze hun bestemming bereikten moesten ze zich nog twee keer verbergen. Eén keer doken ze een klein straatje in, omdat Mikey dacht dat hij in de verte zijn juf zag, maar dat bleek iemand anders te zijn. En de tweede keer was het een politieagent die hen deed opschrikken. Papa draaide zich meteen naar de etalage van de winkel waar ze op dat moment voorbij liepen. Mikey en Plok gingen braaf naast hem staan. Pas toen de agent allang voorbij was, realiseerden ze zich dat ze voor de etalage van een onderbroekenwinkel hadden gestaan. Met rode hoofden liepen ze verder, weer een stukje sneller en een stukje zenuwachtiger dan daarvoor. Mikey‟s hart bonsde als een gek. Hij wist niet of het door hun snelle tempo of door de angst was. Hij begreep dat als iemand hun truc door had en ze door de politie opgepakt werden, het voor Plok voorgoed voorbij zou zijn. Hij zou dan ongetwijfeld in een extra bewaakte gevangenis komen en daar misschien wel jaren moeten blijven. Eindelijk bereikten ze het strand. In de verte liep iemand met zijn hond, maar verder was het door het slechte weer rustig. Papa legde zijn hand boven zijn ogen en staarde naar de zee. Mikey zag dat Plok zijn ogen had gesloten en slikte. “Niks te zien,” zei Mikey‟s vader. “Denk je dat hij er al is?” vroeg Plok twijfelend. Zijn lange baard golfde in de wind; zwarte slierten wilden elk een andere kant op vliegen, maar Ploks kin hield hen tegen. “Dat wie er al is?” vroeg Mikey. 51
“De boot,” antwoordde zijn vader. “Kom, we lopen langs het strand naar de haven. Misschien dat hij er al is.” Door het mulle zand liepen ze in de richting van de plek waar alle boten lagen. Door de tegenwind had Ploks baard besloten terug naar huis te willen. Lange plukken waaiden omhoog en omarmden Ploks gezicht. Die zwaaide woest met zijn handen om de baardharen omlaag te dwingen. “Stomme baard… Je wil toch zeker met míj mee,” mopperde hij. “Ga omlaag… húp, terug! Wel verd-“ Langzamerhand was heel Plok onder de enorme zwarte baard verdwenen. Een verwarde kluwen haren strompelde door het zand. Af en toe was nog een stukje kaal hoofd te zien, tot Plok struikelde en alleen nog haar en zand op de grond leken te liggen. Mikey en zijn vader bleven ongemakkelijk staan. Wat doe je in hemelsnaam met iemand die verstrikt is geraakt in zijn eigen baard? “Hoe helpen we hem, papa?” Mikey keek zijn vader vragend aan. Ondertussen spartelde Plok wild met armen én benen, waardoor hij steeds meer in de war raakte. Zandkorrels bedekten zijn lichaam aan alle kanten. “Pap! Hij zakt helemaal weg in het zand! Straks kan hij geen adem meer halen! We moeten iets doen!” Mikey liet zich op zijn knieën vallen en begon aan de zwarte haren te trekken. Maar steeds als hij een pluk los had, waaide die net zo snel weer terug. Uiteindelijk hield Plok helemaal op met bewegen. Op het strand lag nu een doodstille hoop van zwarte haren en bruine zandkorrels. Al die tijd had papa niks gezegd. Mikey keek omhoog. “Pápa! Het lukt Plok niet! En ik krijg zijn baard niet los! Hij gaat dood hoor!” En toen, eindelijk, liet ook papa zich op het zand zaken. Samen probeerden ze de baard weer in fatsoen te krijgen. Papa haalde streng voor streng los en Mikey hield ze vast. Zo konden ze door de hard wind niet meteen weer hun eigen gang gaan. Steeds meer stukjes Plok kwamen te voorschijn: zijn dunne armen, zijn rode oren en zijn kale hoofd. Zijn ogen waren dicht, de wimpers trilden zacht.
52
“Plok?” zachtjes schudde Mikey aan zijn schouder. “Plok, doe je ogen eens open?” Er kwam geen reactie. Mikey besloot tot de kieteldood over te gaan. Hij zette zijn vingers in Ploks oksels en begon te kietelen. Maar nog steeds bleef het lichaam van het kleine mannetje slap en bewegingsloos. Lijkbleek keek Mikey naar zijn vader. “Papa,” fluisterde hij, “is hij…” “Welnee. Hij speelt vast een spelletje met ons,” gromde papa, maar hij leek niet heel zeker van zijn zaak. “Vroeger speelde we wel eens skeletje,” ging hij door, “en dan hadden we één bepaalde manier om elkaar tot leven te wekken. Dat doet hij nu vast.” Mikey twijfelde. Normaal geloofde hij zijn vader altijd, maar nu, met die witte, stille Plok daar in het zand… Die vervelende wind die ervoor had gezorgd dat de dikke baard heel Plok had bedekt… Zou Plok gestikt zijn omdat hij geen lucht meer had kunnen krijgen? Zou alles afgelopen zijn, zou Plok door die stomme baard van hem gedood zijn?
53
Waarom Mikey heel erg boos werd Vol afgrijzen keek Mikey toe hoe zijn vader Ploks neus dichtkneep. De neus werd roder en roder… En toen, na wat een eeuwigheid leek, sloeg Plok eindelijk zijn ogen open. “Hee, stop!” hij snakte naar adem. Een grijns verscheen op zijn gezicht. Stralend keken papa en Plok elkaar aan, lachsterretjes sprongen tussen hen heen en weer. “Je deed net alsof, stomkop!” grinnikte papa. “Net als vroeger! Haha!” lachte Plok terug. “Ik trap er niet meer in zie je wel!” riep papa trots uit. “En weet je wat ík stom vind?” schreeuwde Mikey ineens woest uit. “Wat ík stom vind is jullie stomme grapjes!” Zijn ogen bliksemden vuur. “Ik dacht dat Plok dood was! En dan is het zo‟n stom, stom, vréselijk stom grapje!” Zijn handen waren vuisten geworden, zo boos was hij. “Jullie zoeken het verder maar mooi zelf uit met die boot!” Hij draaide zich om en stampte boos weg in het zand. Helaas was het nogal lastig om op het strand te lopen, zodat hij om de vier stappen struikelde. Maar iedere keer stond hij weer op en stapte woest verder, zonder om te kijken. En ineens, ineens waren daar vier armen om hem heen. Warmte voor hem en warmte achter hem. Twee stemmen die dingen tegen hem zeiden. “Sorry.” “Het was een grapje van ons.” “We doen dit niet meer.” “We wisten niet dat je boos zou worden.” “Dachten dat je het wel zou snappen.” “Echt sorry, Mikey.” “Ja, echt sorry. Vergeef je ons?” Tja, en als jíj Mikey was en twee van je beste vrienden zouden zó lief hun excuses aanbieden, wat zou jij dan doen? “Oké,” zei Mikey zachtjes. En nog een keer: “Oké.”
54
Na een laatste excuusknuffel, en het vlechten van Ploks baard, legden ze het laatste stuk af naar de haven, op zoek naar een boot voor Plok.
55
Hoe het afliep… In de haven lagen wel vijftig boten. Dat wist Mikey, omdat hij er vaak heen fietste om ernaar te kijken. En soms telde hij ze. Hij keek of hij een onbekende boot zag, de boot die voor Plok bestemd zou zijn. Hand in hand stonden ze met z‟n drieën op de kade. “Daar is hij. Daar is Bommetje!” riep Plok plotseling. Hij stak zijn hand op en zwaaide wild naar iets of iemand in de verte. Gehaast liep hij naar een steiger meters verderop. Mikey en zijn vader konden hem amper bijhouden: Mikey omdat zijn benen niet zo snel konden en papa omdat die steeds in de richting keek waarnaar Plok gezwaaid had. Het bootje waarbij Plok stopte was ontzettend klein. Het was grijs, met zwarte strepen. In gele verf was de naam erop geschilderd: “De Bom”. Maar wat Mikey zag was niet deze naam. Zelfs niet de kleur van de boot, of hoe groot de boot was. Ook had hij totaal geen oog voor het glimlachende gezicht van Plok. In het minibootje stond namelijk een reusachtige man: zeker twee keer zo groot als Mikey‟s vader en drie keer zo dik. Op zijn hoofd groeide dik kroeshaar recht omhoog en de helft van zijn gezicht bestond uit stralend witte tanden. De lach van deze man was enorm. Maar het ergste was misschien nog wel dat de man zó groot was, dat het bootje leek te zinken. “Bommetje!” riep Mikey‟s vader blij. “Bommetje!” zei Plok ongelovig. “Ben jij het echt?” De grote, donkere man stapte uit het bootje op de steiger. Het grijs-zwarte bootje met de gele letters deinde woest op en neer door de golven die hierdoor ontstonden. Liters water sloegen over de rand het bootje in. “Hee, mannen! Eindelijk, eindelijk! Ik dacht dat jullie nooit zouden komen!” De stem van de reus galmde door de haven en trilde in Mikey‟s buik. Het leek alsof er een leger trommelaars aan het trommelen was, zoveel kabaal maakte hij.
56
De drie mannen vielen elkaar in de armen. Mikey stond er verlegen naast. Hij moest zijn hoofd helemaal in zijn nek leggen en dan nóg kon hij het gezicht van Bommetje niet zien. Zó‟n joekel was hij. “En wie ben jij, klein ukkeltje?” brulde de reus naar Mikey. Hij grijnsde breed alle tanden bloot. Mikey stak een hand uit, maar zijn hele arm verdween in de gigantische hand van de reus. “Dit is Mikey. Die heeft onze Ted, nu ook wel Plok geheten, bevrijd. Mijn zoon,” sprak Mikey‟s vader trots. In de verte was een sirene te horen. Ploks gezicht werd spierwit. “De politie. Ze zoeken me nog steeds. We moeten weg,” fluisterde hij dringend. Hij keek Mikey en Mikey‟s vader aan. Het bleef stil. Niemand wist wat hij moest zeggen. “Trek die schoenen met die hoge hakken uit,” donderde de stem van Bommetje toen. “Spring in de boot, dan kunnen we gaan. Ik breng je naar een plek waar het veilig is.” “Ja, ja. Luister naar Bommetje, Plok. De politie komt eraan. We hebben al zoveel vertraging opgelopen. Je moet nu echt weg,” vulde papa zenuwachtig aan. Al die tijd stonden Plok en Mikey elkaar aan te kijken. Ze hadden geen woord gehoord van wat papa en Bommetje zeiden. Ze keken in elkaars ogen en wisten dat het moment van afscheid gekomen was. Al die tijd was het Mikey‟s doel geweest om Plok te helpen. Toen hij een gat groef om hem uit het huisje te bevrijden. Toen hij samen met papa een plan bedacht om Plok uit de gevangenis te helpen ontsnappen. Maar ook de afgelopen uren, thuis aan de ontbijttafel en onderweg in die gekke kleren. En nu kon Plok eindelijk naar een veilige plek, met hulp van Bommetje. En toch… en toch voelde Mikey zich intens verdrietig. Zijn ogen vulden zich met tranen. Plok schudde langzaam zijn hoofd. “Niet huilen, ventje,” fluisterde hij. “Dit afscheid is niet voor altijd.” Over Ploks linkerwang liep een dikke traan. “Ik zal nooit vergeten hoe jij mij gered hebt,” zei hij. “Ik wil eigenlijk helemaal niet dat je weg gaat,” huilde Mikey. “Ik vond het zo gezellig… Je bent een soort tweede papa gewor57
den… En nou laat je me achter!” Hij liet zich snikkend voorover vallen in Ploks armen. Die wiegde Mikey zachtjes heen en weer. Hij fluisterde hem dingen in de oren die wij nooit zullen weten. En legde Mikey toen voorzichtig tegen zijn vader aan. Mikey hoorde geklots en opende zijn ogen. Plok en Bommetje stonden naast elkaar in het kleine grijze bootje. Naast de enorme Bommetje, leek Plok wel een kleutertje. Mikey glimlachte toen hij zag dat Ploks baard nog steeds gevlochten was. “Vergeet die mooie baard van je niet los te maken!” lachte hij. Plok keek omlaag, zag de vlecht en grijnsde. “Speciaal voor jou, Mikey!” riep hij. Hij haalde de vlecht los en kamde de haren tot ze weer een prachtige, lange baard vormden. Bommetje startte de motor van het bootje. Zuchtend en steunend begon de boot zich een weg door het water te zoeken. Steeds sneller en sneller. Al snel kreeg de wind vat op Ploks baard. En tussen die mooie, zwarte, glanzende slierten zag Mikey twee wuivende, opgestoken handen en een lachend gezicht.
58