1
1-ii and Ta7
Microplastic in Noordzee zwevend stof en cosmetica
H.A. Leslie, PhD
Eindrapportage W-12/01 12 januari 2012 IVM Institute for Environmental Studies
2 This report is released by: Jacob de Boer Head, Dept. of Chemistry and Biology
This report was commissioned by: Stichting De Noordzee It was internally reviewed by: Prof. dr. Jacob de Boer
IVM Institute for Environmental Studies VU University Amsterdam De Boelelaan 1087 1081 HV AMSTERDAM The Netherlands T +31-20-598 9555 F +31-20-598 9553 E
[email protected]
Dhr. J. Dagevos Stichting De Noordzee Drieharingstraat 25 3511 BH Utrecht The Netherlands T +31 (30) 234 00 16 F +31 (30) 230 28 30 E
[email protected]
Copyright © 2012, Institute for Environmental Studies All rights reserved. No part of this publication may be reproduced, stored in a retrieval system or transmitted in any form or by any means, electronic, mechanical, photocopying, recording or otherwise without the prior written permission of the copyright holder. IVM Institute for Environmental Studies
3
Inhoudsopgave 1
Inleiding en onderzoeksdoel
4
2
Monstername
5
2.1 2.2
Monstername Noordzee Monstername cosmetica
5 6
3
Werkwijze
7
3.1 3.2 3.2.1 3.2.2 3.2.3
Noordzee monsters Cosmetica Extractie microplastic uit Etos voor “kids” super bubbelbad Extractie microplastic uit L’Oréal Exfotonic scrub Bepaling polymeersoort in microplastic
7 7 7 7 7
4
Resultaten
8
4.1 4.2 4.2.1 4.2.2
Microplastic gehalte in Noordzee zwevend stof Microplastic deeltjes in cosmetica Microplastic gehalte Etos voor “kids” super bubbelbad Microplastic gehalte L’Oréal Exofonic Scrub
8 11 11 12
5
Discussie
15
6
Conclusie
16
IVM Institute for Environmental Studies
4
1
Inleiding en onderzoeksdoel
Microplastic deeltjes zijn een onderdeel van het mariene afval en hebben een diameter van <5 mm. Ze bestaan uit synthetische polymeren die in zee kunnen zweven, drijven of bezinken naar de bodem afhankelijk van golfactie en hun eigenschappen. De polymeren bevatten additieven, en soms verschillende ‘fillers’, waardoor het soortelijk gewicht kan afwijken van dat van een puur polymeer. Daarnaast kunnen de additieven uitlogen, waardoor de dichtheid van het materiaal verandert. Sommige polymeren bevatten lucht, zoals polystyreen (b.v. met 96% lucht in “piepschuim”), echter een eigenschap van dit materiaal is dat het na verloop van tijd ook water absorbeert. Puur polystyreen (PS), polypropyleen (PP), nylon en polyethyleentereftalaat (PET) zijn voorbeelden van polymeren die zwaarder zijn dan zeewater; polyethyleen (PE) is lichter en drijft. Microplastics in zee zijn voor een belangrijk deel afkomstig van de fragmentatie van grote stukken plastic afval: ‘secundaire microplastics’. Degradatie vindt zeer langzaam plaats onder invloed van (een combinatie van) UV, golven, en in mindere maat biodegradatie (Andrady 2011). Dat sluit niet uit dat er bacteriën kunnen bestaan die plastic kunnen afbreken en die ook in het mariene milieu voorkomen (Zaikab 2011). Alleen is er tot nu toe weinig bekend over welke soorten deze capaciteit zouden kunnen hebben en of ze in het veld werkelijk biodegraderen. Gezien de grote massa aan plastic dat in de oceaan aangetroffen wordt, is het onwaarschijnlijk dat de natuurlijk, biologische afbraakcapaciteit in zee wijdverspreid en efficiënt is. Naast macrolitter bestaat een andere bron van microplastic, namelijk de lozing van ‘primaire’ microplastics in de vorm van preproduction pellets of poeders die verloren gaan bij het transport ervan, of via zandstraal materiaal (Derraik 2002) of via cosmetica (Fendall & Sewall 2011; Zitko & Hanlon 1991). Niet alleen in scrubs maar ook aan tandpasta, deodorant, lippenstift en stukken zeep worden microplastic deeltjes tegenwoordig toegevoegd. Een andere bron van microplastics zijn de vezels die uit textiel en kleding komen als gevolg van wassen (Browne e.a. 2011) of andere slijtage.
De milieueffecten van microplastics zijn vooralsnog niet volledig gekarakteriseerd. Wel zijn ze al aangetroffen in een klein aantal studies van oppervlakte water en sedimenten in het Noordzee gebied, zoals samengevat in het recente Deltares-IVM rapport (zie Leslie e.a. 2011).
Doel van dit onderzoek
1) Het bepalen van microplastic deeltjes in drie zwevend stof monsters van de Noordzee. 2) Het bepalen van microplastic deeltjes in cosmetica producten.
IVM Institute for Environmental Studies
5
2
Monstername
2.1
Monstername Noordzee
In juni 2011 heeft Stichting De Noordzee in samenwerking met anderen een expeditie uitgevoerd op de Noordzee in de buurt van de Doggersbank (fig. 2.1). Tijdens de expeditie zijn drie keer plankton monsters genomen van het wateroppervlak met een plankton net, maaswijdte 300 micrometer (µm). De locatie zit in een accumulatiegebied voor marine litter, waaronder microplastic deeltjes (Edwards e.a. 2011). Stromingen langs de Nederlandse kust gaan in deze richting, samen met de stromingen vanuit de zuidkust van Engeland (Blaas e.a. 2007). Drie glazen potjes met schroefdeksel, gevuld met water en zwevend stof gevangen in het net, zijn aangeleverd op 20 juni 2011 (tabel 2.1). Bij aankomst zijn deze bij 4 graden en donker bewaard. Monster N1 was vrij helder met weinig zwevend stof; N2 en N3 bevatten veel donker rood kleurig materiaal.
fig. 2.1. Zwevend stof monsterlocaties, Doggersbank, Noordzee.
6
tabel 2.1. Overzicht Noordzee zwevend stof monsters IVM LIMS code
St.NZ code
Datum monstername
Locatie
Watervolume (m3)
11/0780
N1
13-06-2011
55°17' 7,70'' N, 3° 27' 5,45'' E
58
11/0781
N2
14-06-2011
54°48' 18,78'' N, 3° 2' 57,72'' E
55
11/0782
N3
15-06-2011
54°0' 21,66'' N, 3° 10' 44,70'' E
165
2.2
Monstername cosmetica
Cosmetica producten zijn afkomstig van verschillende drogisten in Utrecht en Amsterdam (tabel 2.2 en fig. 2.2).
tabel 2.2 Cosmetica monsters IVM LIMS code
productnaam
merk
11/1062
Exfotonic scrub
L’Oréal
11/1063
Super bubbelbad
Etos voor “kids”
fig. 2.2. De onderzochte cosmetica producten. Links: L’Oréal Exfotonic scrub (200 ml). Middel: Etos voor “kids” Super bubbelbad (200 ml). Rechts: bubbelbad waarin glitter zichtbaar is.
IVM Institute for Environmental Studies
7
3
Werkwijze
3.1
Noordzee monsters
De monsters van het Noordzee water zijn aangeleverd als <300 µm fractie in kraanwater. Deze zijn verder gefiltreerd over 0,7 µm glasvezel filter (Whatman GF/F) en bekeken onder het licht microscoop bij een magnificatie van 50x en 100x. De filters zijn getest en interferen niet met Raman spectra. Alle deeltjes in de monsters die sterk op plastic leken zijn geteld en beschreven (vezel, fragmentje, kleur, etc.). Een steekproef van deze vezels en fragmenten werd genomen voor het opmaken van Raman spectra. Hiermee konden wij onderzoeken voor een reeks verschillende soorten deeltjes of ze uit polymeer bestonden of anders anorganisch of biologisch van aard waren. Het aantal deeltjes per monster is geteld en uitgedrukt in aantal microplastic deeltjes/m3, volgens de watervolumes die bij de monsters horen (tabel 2.1). Uit voorzorg voor achtergrond contaminatie is er tijdens de opwerking en analyse van alle monsters uitsluitend 100% wol of 100% katoenen kleding gedragen.
3.2
Cosmetica
3.2.1
Extractie microplastic uit Etos voor “kids” super bubbelbad
Van het bubbelbad product werd 5 g afgewogen in een bekerglas en met warm water en over een Schleicher & Schuell (Whatman 595 ½) cellulose vouwfilter gefiltreerd, maaswijdte 4-7 µm. De filter werd een aantal keer gespoeld met water om alle zeepresten te verwijderen. Het residu op de filter werd gedroogd en gewogen om de microplastic-concentratie in eenheden van massa microplastic per massa product te kunnen uitdrukken.
3.2.2
Extractie microplastic uit L’Oréal Exfotonic scrub
Van het L’Oréal Exfotonic scrub product werd 1 g afgewogen en gefiltreerd over een papieren filter met een iets grotere maaswijdte dan voor het bubbelbadschuim om verstopping van de filter te vermijden. Verder was de extractie procedure gelijk aan 3.2.1.
3.2.3
Bepaling polymeersoort in microplastic
Na extractie van microplastic deeltjes uit de producten, zijn de deeltjes onderzocht met behulp van Raman spectroscopie. Hiermee werd de identiteit aan de hand van de kenmerkende spectra voor synthetische polymeer standaarden met de spectra van de deeltjes die aangetroffen zijn in de producten.
IVM Institute for Environmental Studies
8
4
Resultaten
4.1
Microplastic gehalte in Noordzee zwevend stof
De grootste deel van het zwevend stof in alle drie monsters is tijdens de opslag bezonken naar de bodem van het monsterflesje. In de monsters troffen wij drijvend microplastic deeltjes aan, zoals fragmenten van polymeer films, maar en ook niet drijvende polymeerdeeltjes, zoals blauwe fibers vermoedelijk afkomstig van textiel of touw. De visuele inspectie heeft aangetoond dat de zwevend stofdeeltjes in alle drie monsters <5 mm in diameter waren. Vijf mm is de bovengrens voor ‘microplastic’ volgens een definitie die is afgesproken in 2008 op het eerste internationale congres voor microplastic onderzoek (Arthur e.a. 2009a). Nieuwe droge filters (n=2) en blanko filters (n=2) waarover pure (MilliQ) water is gefiltreerd toonden aan dat er geen vezels op de filters aanwezig waren (fig. 4.1). Wel waren enkele zeer kleine zwarte stipjes zichtbaar op de blanko (MilliQ) filters en deze zijn niet meegenomen in de telling van microplastic deeltjes. Ondanks de 300-µm maaswijdte van het plankton net dat ingezet werd om het zeewater in het veld voor te filtreren, zijn er deeltjes in de monsters gevonden die veel kleiner zijn dan 300 µm in diameter (fig. 4.2). Drie kwart van alle microplastic deeltjes in het SPM bestonden uit blauwe vezels, mogelijk afkomstig van touw en visnetten (zie ook Murray & Cowie 2011). In N2 en N3 waren de grootste hoeveelheden zwevend stof, waaronder veel biologische organisch materiaal. Dit kan af en toe de detectie bemoeilijken, maar door het monster te ‘verdunnen’ door kleine volumes op meerdere filters te brengen werd dit opgelost. Het meest noordelijk gelegen monster (N1) bleek de meest verrijkt met microplastics van alle drie monsters (tabel 4.1).
tabel 4.1. Microplastic gehaltes in gezeefde Noordzee watermonsters. IVM LIMS code
Stichting De Noordzee code
Aantal microplastics/m3
11/0780
N1
1,6
11/0781
N2
0,9
11/0782
N3
0,2
IVM Institute for Environmental Studies
9
fig. 4.1. Blanko filters waarop glasvezels zichtbaar zijn onder een lichtmicroscoop. Rechts: in een MilliQ blanko filter werd af en toe een zwart stipje aangetroffen. Zwarte stipjes zijn niet geteld als microplastics. Foto’s © IVM, H. Leslie.
fig. 4.2. Voorbeelden van kleine (≤50 µm) polymeer fragmenten uit Noordzee zwevend stof monsters. Foto’s © IVM, H. Leslie.
10
fig. 4.3. Voorbeelden van polymeer vezels (blauw, paars, rood, donker grijs) Noordzee zwevend stof monsters. Alle foto’s zijn genomen bij 100x magnificatie. Foto’s © IVM, H. Leslie.
IVM Institute for Environmental Studies
11
4.2
Microplastic deeltjes in cosmetica
4.2.1
Microplastic gehalte Etos voor “kids” super bubbelbad
In de Etos voor “kids” super bubbelbad werd 0.44 mg polyethyleentereftalaat (PET) per g product gevonden. Dit materiaal bevatte veel stukjes zeshoekige ‘glitter’, ongeveer 50 µm in diameter (fig. 4.4). De zeshoekige deeltjes waren uitstekend zichtbaar onder de laagste vergroting (50 x) van de Raman microscoop, maar ook heel goed zichtbaar bij 5x (lichtmicroscopie). Donker, wit en doorzichtige zeshoekjes zijn waargenomen (fig. 4.5). Spectra voor de doorzichtige stukjes kwamen goed overeen met het volledige PET standaardspectrum (fig. 4.6). Donker en witte deeltjes kwamen maar deels overeen met het PET spectrum. Wij kunnen niet uitsluiten dat deze deeltjes ook van binnen van PET zijn gemaakt - mogelijk zijn ze gecoat met ander materiaal die een storing geeft op het PET spectrum.
fig. 4.4. Foto van microplastic deeltjes in Etos voor “kids” super bubbelbad. ‘Glitterdeeltjes’ zijn zichtbaar als witte en zwarte zeshoekige vormen. De doorzichtige zeshoek in het midden werd geïdentificeerd als polyethyleentereftalaat (PET). Raman microscoop beeld (50 x). Foto © IVM, M. Moester.
12
fig. 4.5. Raman spectrum van Etos bubbelbad product naast een referentie PET spectrum waarin overeenkomstige pieken van het PET spectrum zichtbaar zijn.
4.2.2
Microplastic gehalte L’Oréal Exofonic Scrub
In de L’Oréal Exfotonic scrub werd er veel meer microplastic gevonden per gram product, dan in het bubbelbad product, namelijk 106 mg/g product. Voor elke 200-ml fles van dit product die men gebruikt, worden er 21 g microplastic PE door de gootsteen gespoeld. De vorm en maten van deze deeltjes waren anders dan in het bubbelbad product: ruw en onregelmatig van vorm (fig. 4.6). De grootte van de deeltjes varieerde meestal tussen de ca. 100 en 1000 µm in diameter. Het spectrum van het polymeer in dit product kwam goed overeen met een standaard spectrum voor PE (fig. 4.7). PE is ook in dit product het tweede ingrediënt, na water. Iets meer dan 10 % van dit product op gewichtsbasis bestaat uit microplastic deeltjes.
IVM Institute for Environmental Studies
13
© IVM 2011
fig. 4.6. Polyethyleen (PE) deeltje in L’Oréal Exfotonic scrub waarop de typische hoekige vorm van deeltjes in deze scrub zichtbaar is. Boven: Raman microscoop beeld (50x). Onder: licht microscoop beeld. Foto’s © IVM, M. Moester en H. Leslie.
14
fig. 4.7. Raman spectrum van L’Oreal Exfotonic product naast een referentie PE spectrum waarin overeenkomstige pieken van het PE spectrum zichtbaar zijn.
fig. 4.8. Linker vial: L’Oreal Exfotonic product (1 g). Rechter vial: polyethyleen microplastic deeltjes die uit een 1 g van het product is geëxtraheerd. Foto © IVM, H. Leslie.
IVM Institute for Environmental Studies
15
5
Discussie
Noordzeewater Dit onderzoek heeft middels een steekproef van drie monsters (overeenkomstig met een totaal volume van 278 m3 of 278.000 liter Noordzeewater) aangetoond dat microplastics aangetroffen kunnen worden in de waterkolom, ook de polymeren waarvan verwacht wordt dat zij zinken (redelijk veel synthetische polymeren zijn zwaarder dan zeewater, zie bijvoorbeeld http://www.plasticsusa.com/specgrav2.html. Echter veel zwevend stof bestaat uit deeltjes met een zelfde dichtheid als steen, dus zware deeltjes kunnen zweven onder bepaalde omstandigheden. De microplastic concentraties in deze studie vallen soms hoger uit dan andere data bekend van twee eerdere studies in het Noordzee gebied. Norén (2008) vond tussen de 0.01 en 0.14 microplastic deeltjes/m3 met een groter (450-µm) maaswijdte net in Zweeds Noordzeewater (op 0 tot 0.3 m diepte). De deeltjes in onze studie leken voor een groot deel op de beschrijvingen van Norén, behalve dat geen witte plastic deeltjes zijn gedetecteerd in Noordzee monsters in onze studie. Thompson e.a. (2004) vonden tussen de 0.1 en 0.6 microplastic deeltjes/m3 in zeewatermonsters uit de regio van Grootte Brittannië. Zij keken echter naar CPR1 monsters die afkomstig zijn van dieper gelegen waterlagen (diepte van 10 m), met een kleiner maaswijdte (280 µm). Op basis van CPR data, rapporteren Edwards e.a. (2011) dat de zuidelijke Noordzee verrijkt is in microplastics. Wanneer Norén een maaswijdte van 80 µm toepaste, merkte hij een toename van drie ordegroottes in aantal deeltjes in de net (Norén 2008). Hoe kleiner de stukken microplastic die wij zoeken, hoe meer deeltjes we zullen aantreffen, is het idee. Dat idee volgt uit het fragmentatieproces. Moore e.a. (2011) hebben dit ook aangetoond in rivierwater, waar veel meer deeltjes per volume-eenheid zijn gevonden van <5 mm dan van >5 mm. Met het meetsysteem op het IVM hebben wij de mogelijkheid om klein (tot 0,7 µm) te filtreren en observeren, echter de monsters die we aangeleverd kregen waren voorgefiltreerd over een maaswijdte van 300 µm. Toch zijn er ook kleinere microplastic deeltjes daarin gevangen. Deze zijn mogelijk meegekomen met het plankton (in of eromheen) en organisch materiaal in het plankton net. De wijde verspreiding van microplastic en de mogelijke toxiciteit en negatieven effecten op individuele mariene organismen tot ecosysteemniveau is een aanleiding voor het opnemen van microplastic als indicator voor descriptor 10 “mariene afval” van “goed milieu toestand” (GMT) die lidstaten in Europa willen halen voor 2020, volgens de Kaderrichtlijn Marien (KRM).
Cosmetica De microplastics aangetoond in cosmetica in deze studie demonstreren dat er niet alleen PE wordt toegepast in cosmetica, maar ook PET. De gehaltes PE die gevonden zijn in de onderzochte scrub overtreffen eerdere gehaltes van ruwweg tussen de 10 en 30 mg/g product gemeten door Arthur e.a. (2009b). De vorm van de PE deeltjes komt overeen met enkele producten die door Fendall & Sewell
1
Continuous Plankton Recorder
IVM Institute for Environmental Studies
16 (2010) zijn gemeten. De zeshoekige vorm van de PET deeltjes in deze studie lijkt vrij unieke te zijn in de tot nu toe gepubliceerde artikelen over microplastic in cosmetica. Gouin e.a. (2011) hebben geschat dat de door mensen veroorzaakte microplastic emissies via lozing van cosmetica op ongeveer 2.4 mg microplastic/persoon/dag zal uitkomen. Dit kan makkelijk een ordegrootte meer zijn voor mensen die dagelijks b.v. met L’Oréal Exofonic scrub douchen, want in één theelepel van deze scrub zit al meer dan 500 mg PE. De microplastics in cosmetica komen in het rioolwater terecht en worden vervolgens afgevoerd naar de rioolwaterzuiveringsinstallaties (RWZIs). Door de extreme onafbreekbaarheid van synthetische polymeermaterialen is het hoogst onwaarschijnlijk dat microplastic in RWZIs zullen worden afgebroken gedurende een normale verblijftijd in het systeem. Samen met synthetische microplastic textielvezels van onze wasmachines kunnen microplastic deeltjes in cosmetica een bijdrage leveren de aan microplastic gehaltes in zuiveringsslib (Browne e.a. 2011). Echter voor de landen om de Noordzee heen weten we weinig over de emissies naar zee via RWZI effluenten. Slibstortplaatsen op zee kunnen ook verhoogde concentraties microplastic vezels bevatten – Browne e.a. (2011) vonden ca. factor drie grotere concentraties op deze sedimentlocaties dan anderen. Het is theoretisch mogelijk dat microplastics in cosmetica (die al een aantal jaar worden toegepast in producten in Europa) via RWZI effluenten in zee terecht komen en daar in de loop der tijd accumuleren tot meetbare concentraties. Het is echter niet mogelijk om microplastics in milieumonsters te onderscheiden als ‘afkomstig van cosmeticaproducten’ vs. andere bronnen omdat de vorm en compositie van de microplastics per bron niet uniek is. De consequenties van blootstelling aan microplastic zijn op dit moment niet goed in beeld gebracht. Er bestaan enige signalen dat (ultra)fijn microplastic deeltjes in het lage micrometer gebied opgenomen kunnen worden in de lymf en hart- en vaatsysteem van mensen (Hussain e.a. 2001), en dat nog kleinere deeltjes kunnen via de humane placenta worden doorgegeven van moeder naar foetus (Wick e.a. 2010). De effecten van microplastic deeltjes op organismen verdienen meer aandacht in onderzoeksprogramma’s. In mariene soorten zijn al microplastics waargenomen, b.v. Noorse kreeften (Murray & Cowie 2011), blauwe mosselen (Browne e.a. 2008) en mosselen en oesters (Ward & Koch 2009). Daarnaast wordt verwacht dat binnen de Kaderrichtlijn Marien (KRM) dat maatregelen genomen moeten worden door lidstaten o.a. rondom de Noordzee om de emissies van microplastics te verminderen. Hierbij is onderzoek nodig naar de relatieve hoeveelheden en type van de polymeren die als microplastics de zee in getroffen worden, zodat de bronnen van de emissies beter aangepakt kunnen worden.
6
Conclusie •
Dit onderzoek naar Noordzee zwevend stof toont aan voor het eerst in een in Nederland uitgevoerd onderzoek dat er microplastic deeltjes in de bovenlaag van de zee rond de Doggersbank zweven.
•
Drie kwart van de in deze studie waargenomen microplastics uit de Noordzee monsters bestonden uit blauwe vezels die waarschijnlijk secundaire microplastics zijn, waarschijnlijk afkomstig van textiel, touw en/of netten.
IVM Institute for Environmental Studies
17
•
Microplastic deeltjes van PE en van PET werden aangetroffen in cosmetica producten die Nederlanders vandaag aan het gebruiken zijn thuis.
•
Concentraties microplastic zijn waargenomen van 0.44 en 106 mg/g product voor PET en PE, respectievelijk.
•
Een van de producten uit deze studie bestaat voor meer dan 10% uit PE. Dit betekent dat per theelepel product dat wordt weggespoeld met het badwater er meer dan 500 mg PE in de RWZI terecht komt.
•
Een deel van de cosmetica microplastic deeltjes die waargenomen zijn in deze studie hadden diameters onder ca. 200 µm. Er zijn signalen uit de literatuur dat microplastic deeltjes van rond deze diameter en kleiner vrij effectief opgenomen kunnen worden in mensen (maag-darmkanaal, lymf, hart- en vaatsysteem, en transport over de placenta).
•
Literatuur wijst erop dat microplastic opgenomen kan worden in een reeks mariene organismen (b.v. zeepokken, kreeften, mosselen, wadpieren, zooplankton en primaire producenten van de zee). Naast potentiële gezondheidsrisico’s van microplastics zijn er ook potentiële risico’s van microplastic als zij via rioolwater in marien ecosystemen verspreid worden. Tegenover de triviale voordelen van microplastic in cosmetica, en gezien het brede assortiment aan biologische afbreekbare alternatieven (b.v. gemalen notendoppen en dergelijke), zou er over na gedacht moeten worden bij de cosmetica industrie of microplastic überhaupt in cosmetica thuis hoort.
•
De oplossing voor het microplastic probleem in de Noordzee is ingewikkelder omdat het m.n. gaat om secundaire microplastics die door slijtage van grote stukken plastic in zee zijn terecht gekomen. Een voor de hand liggende interventiepunt in dit systeem is de redesign van het materiaal zodat het snel en volledig biologisch afbreekbaar zou kunnen zijn in het (mariene) milieu.
Dankwoord Met dank aan IVM collega’s G. Hopman (cosmetica filtratie) en Petra Booij (IVM) voor haar nuttige opmerkingen over het filtratiesysteem. Ook dank aan J.H. Hooijschuur, M. Moester en Dr. F. Ariese (VU Afdeling Analytische Chemie en Spectroscopie) voor de assistentie met het opnemen van Raman spectra op het VU Laser Lab.
IVM Institute for Environmental Studies
18
Referenties Andrady AL, 2011. Microplastics in the marine environment. Mar Pollut Bull 62,1596– 1605. Arthur CD, Baker J, Bamford H (eds.) 2009a. Proceedings of the International Research Workshop on the Occurrence, Effects, and Fate of Microplastic Marine Debris. September 9-10, 2008; Tacoma, WA. NOAA Technical Memorandum NOS-OR&R30. Arthur CD, Baker JE, Masura J, Leigh P, Jennings H, Laroque C, Foster GD Bamford HA. 2009b. Abundance and distribution of microplastic debris entering the marine environment from the United States. Setac 30th North America Meeting, New Orleans USA, 19-23 November 2009. Blaas M, El Serafy GYH, Van Kessel T, De Boer GJ, Eleveld MA, Van der Woerd HJ. 2007. Data Model Integration of SPM transport in the Dutch coastal zone. Proceedings of the Joint 2007 EUMETSAT / AMS Conference Browne MA, Crump P, Niven SJ, Teuten EL, Tonkin A, Galloway T, Thompson RC. 2011. Accumulations of microplastic on shorelines worldwide: sources and sinks. Environ Sci Technol Just Accepted Manuscript. Browne MA, Dissanayake A, Galloway TS, Lowe DM, Thompson RC. 2008. Ingested microscopic plastic translocates to the circulatory system of the mussel, Mytilus edulis (L). Environ Sci Technol 42, 5026-5031. Derraik JGB. 2002. The pollution of the marine environment by plastic debris: a review. Mar Pollut Bull 44, 842-852. Edwards M, Beaugrand G, Johns DG, Helaouet P, Licandro P, McQuatters-Gollop A, Wootton M. 2011. Ecological Status Report: results from the CPR survey 2009/2010. SAHFOS Technical Report, 8, 1-8. Plymouth, U.K., ISSN 1744-0750 Fendall LS, Sewall MA. 2009. Contributing to marine pollution by washing your face: Microplastics in facial cleansers. Mar Pollut Bull 58, 1225–1228. Gouin T, Roche N, Lohmann R, Hodges G. 2011. A thermodynamic approach for assessing the environmental exposure of chemicals absorbed to microplastic. Environ Sci Technol 45, 1466-1472. Hussain N, Jaitley V, Florence AT. 2001. Recent advances in the understanding of uptake of microparticulates across the gastrointestinal lymphatics. Adv Drug Delivery Rev 50, 107-142. Leslie HA, van der Meulen MD, Kleissen F, Vethaak AD. 2011. Microplastic Litter in the Dutch Marine Environment. Deltares rapport 1203772-000. Moore CJ, Lattin GL, Zellers AF. 2011. Quantity and type of plastic debris flowing from two urban rivers to coastal waters and beaches of Southern California. Integr Coast Zone Manag 11, 65-73. Murray PR, Cowie PR. 2011. Plastic contamination in the decapod crustacean Nephrops norvegicus (Linnaeus, 1758). Mar Pollut Bull 62, 1207-1217. Norén F. 2008. Small plastic particles in coastal Swedish waters. N-Research report, commissioned by KIMO Sweden. 11 pp. Thompson RC, Olsen Y, Mitchell RP, Davis A, Rowland SJ, John AWG, McGonigle D, Russell AE. 2004. Lost at sea: Where is all the plastic? Science 304, 838–838. Ward JE, Kach DJ. 2009. Marine aggregates facilitate ingestion of nanoparticles by suspension-feeding bivalves. Mar Environ Res 68, 137-142. Wick P, Malek A, Manser P, Meili D, Maeder-Althaus X, Diener L, Diener P-A, Zisch A, Krug HF, Von Mandach U. 2010. Barrier capacity of human placenta for nanosized materials. Environ Health Perspect 118, 432–436.
IVM Institute for Environmental Studies
19 Zaikab GD. 2011 Marine microbes digest plastic. Nature News, Published online 28 March 2011. doi:10.1038/news.2011.191 Zitko V, Hanlon M. 1991. Another source of pollution by plastics: skin cleaners with plastic scrubbers. Mar Pollut Bull 22, 41–42.
IVM Institute for Environmental Studies