Michiel Van den Berghe
O Zo! Onderzoeken doe je zo Leerkrachtenkatern Preview
Opzet van het boek O Zo! biedt leerlingen en leerkrachten in het secundair onderwijs methoden, technieken en achtergrondinformatie bij het leren onderzoeken of de generieke onderzoeksvaardigheden en het realiseren van onderzoekscompetentie. Het boek is opgebouwd uit een inleiding, 25 methodewijzers, enkele focussen, een register en een uitvouwbaar schema bij het gebruik van O Zo! voor het uitwerken van een onderzoeksopdracht. De inleiding is opgevat als een eerste focus. Het omvat een theoretisch kader bij het uitwerken van een onderzoeksopdracht in combinatie met het boek. Vanuit een (voor de leerlingen) herkenbaar praktijkvoorbeeld vertrekken we met een verduidelijking van de begrippen ‘onderzoek’ en ‘onderzoeksopdracht’. Bij het uitwerken van een onderzoeksopdracht wijzen we op het belang van: - het zelfstandig werken; - het zelfverantwoordelijk werken; - de keuze van een onderwerp; - de aanleiding; - de samenwerking met een leerkracht en/of andere leerlingen. Deze vijf punten wijzen op de specifieke kenmerken van een onderzoeksopdracht. Enerzijds vragen ze een grote betrokkenheid van de leerlingen bij de uitwerking van de opdracht. Leerlingen moeten zelfstandig werken, zelfverantwoordelijk werken en tegelijk ook samenwerken. Ze krijgen een grotere vrijheid in de aanpak van de opdracht en kunnen tegelijk rekenen op de ondersteuning van hun leerkracht. Anderzijds leggen de eigenschappen van een onderzoeksopdracht nadruk op het toepassen van kennis en vaardigheden in combinatie met een goede attitude. Door de keuze van het onderwerp en de aanleiding beperkt een onderzoeksopdracht zich niet enkel tot het toepassen van een reeks vaardigheden. De inhoud is hierbij even belangrijk als de vorm. De combinatie van beide zorgt ervoor dat leerlingen betekenisvol kunnen leren. Daarnaast verhogen de vijf kenmerken van een onderzoeksopdracht ook de motivatie van de leerlingen voor deze opdrachten. Aansluitend verbreden we deze twee begrippen met een overzicht van de twee types en de verschillende soorten onderzoek. We gaan ook in op de criteria voor een goed onderzoek. Afsluiten doen we met een alfabetisch overzicht en verduidelijking van de belangrijkste begrippen bij het uitwerken van een onderzoeksopdracht. Na de inleiding volgen de 25 methodewijzers. methodewijzers Deze zijn onderverdeeld volgens de fasen van de OVUR van een zelfstandig onderzoek: oriënteren, voorbereiden, uitvoeren, rapporteren en reflecteren. Elk deel wordt hierbij voorzien van een eigen kleur. Het kleurverloop accentueert samen het cyclisch verloop van een onderzoek.
Een methodewijzer is afzonderlijk uitwerkt volgens de OVUR-methode. Bij het oriënteren schetsen we kort de inhoud. We situeren deze ook in het geheel van een onderzoek doen. De fase van het voorbereiden geeft een overzicht van de grote onderdelen of de opbouw van de methodewijzer. Het uitvoeren bestaat uit een reeks opeenvolgende stappen bij het toepassen van een onderzoeksmethode. We beperken ons hierbij niet enkel tot het geven van instructies. Veel stappen voorzien we van een concreet praktijkvoorbeeld. Daarnaast zijn aandachtspunten, tips en aanvullende informatie extra geaccentueerd. Een opsomming van één of meer aandachtspunten of tips is in de marge voorzien van een rood lijntje. Aanvullende informatie voor het begrijpen en bij het uitwerken van stap is samengebundeld in een ‘uitgelicht’. Deze zijn in de marge voorzien van een blauw lijntje. Na het uitvoeren volgt in de laatste stap van de meeste methodewijzers een vraag tot reflectie. Bedoeling is om leerlingen bij elke onderzoeksmethode te leren nadenken over en bewust worden van hun eigen handelen. Als het reflecteren zich enkel beperkt tot de allerlaatste stap van een opdracht, dan handelt het enkel over de opdracht als geheel. Daarom is het zinvol om leerlingen ook te leren reflecteren over de verschillende deelstappen die zij hebben gezet. Alleen zo kunnen zij alternatieven ontwikkelen die ze bij andere onderzoeksopdrachten en in andere vakken kunnen uitproberen. Opmerkingen: - Bij de stappen van het uitvoeren is de uitleg voor het werken met software niet opgenomen in het boek. Software wordt regelmatig vernieuwd en aangepast. Bij sommige toepassingen zijn er ook verschillende softwarepakketten beschikbaar (bv. verschillende toepassingen van presentatiesoftware zoals Microsoft Office PowerPoint, Google Slides, Prezi …). Toch bieden we de basisstappen bij het gebruik van de belangrijkste software aan. Je kunt deze via www.knooppunt.net raadplegen.
Michiel Van den Berghe - Leerkrachtenkatern O Zo! Onderzoeken doe je zo (Preview) © Plantyn
2
-
-
Bij de keuze van de voorbeelden hebben we niet gekozen voor één onderzoeksopdracht die we over het volledige boek vanaf het oriënteren tot het rapporteren en reflecteren uitwerken. Leerlingen krijgen een uitgebreide onderzoeksopdracht pas als laatste stap bij het aanleren en inoefenen van onderzoeksvaardigheden. Wij vinden het zinvoller om voorbeelden uit verschillende vakken aan te bieden. Zo kunnen we ook het generieke karakter of de vakoverschrijdende toepassing van veel onderzoeksmethoden benadrukken. Bij het gebruik van de methodewijzers is het belangrijk dat leerlingen alle stappen nauwgezet en volledig doorlopen. Ze mogen zich niet beperken tot enkel de aandachtspunten of tips. Daarom zijn deze bewust niet te opvallend geaccentueerd.
Naast de methodewijzers bevatten enkele delen ook een focus met achtergrondinformatie bij de onderdelen van een onderzoek en de onderzoeksmethoden. De focussen zijn: - een verduidelijking bij het belang van een goede voorbereiding als fundament van een onderzoek in het deel ‘Voorbereiden’; - een overzicht van de belangrijkste informatiebronnen met hun voor- en nadelen in het deel ‘Uitvoeren’; - een overzicht van alle onderdelen van een onderzoeksverslag met hun belangrijkste aandachtspunten in het deel ‘Rapporteren’. Het boek wil ondersteuning bieden bij het aanleren en inoefenen van de onderzoeksvaardigheden. Het is dan ook niet opgevat als een klassiek leerboek, maar als een naslagwerk. Bedoeling is dat leerlingen na een proces van instructie zelfstandig met het boek aan de slag gaan. We bevorderen het navigeren door het boek niet alleen met een inhoudsopgave. Als overgang tussen de inleiding en de methodewijzers vind je een pagina met het overzicht van alle 25 methodewijzers (zie O Zo! p. 13). Achteraan het boek staat ook een register en uitvouwbaar schema. Het register bevat een alfabetische opsomming van alle begrippen en belangrijke onderdelen met een verwijzing naar de pagina’s in het boek. Het uitvouwbaar schema toont het traject dat de leerlingen zelfstandig of onder begeleiding in combinatie met het boek kunnen uitstippelen bij het uitwerken van een uitgebreid of volledig onderzoek en bij het inoefenen van één of meer onderzoeksmethoden.
Michiel Van den Berghe - Leerkrachtenkatern O Zo! Onderzoeken doe je zo (Preview) © Plantyn
3
Overzicht van de eindtermen aso die van toepassing zijn op de onderzoeksvaardigheden/methodewijzers in O Zo! Algemeen 4 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 13 - 14 - 20 - 21 - 24 25
Leren leren 1e graad
2e graad
3e graad
Ict
2-3-4-5-6-8-910 - 11 - 12 - 13
1-2-3-5-6-7-810 - 11
1-3-5-6-7-8-910 - 11 - 12
Vakgebonden 1e graad
2e graad
3e graad
MO 16* / PO 16* / MT 12
AA 15 - 18 / NW 1 - 12 / N 21 - 38
AA 15 - 18 / GES 15 / NW 12
GES 14 - 16 / MT 5 14 - 23 - 39 / NW 1 B6 - C5 - FY6 / N 3 - 15 / WI 9 AA 16 / GES 15 - 16 / MT 37 / NW 12 / N 21
AA 15 - 18 / NW 12
GES 16 / NW 31*
AA 15 - 18 / GES 20 / NW 1 - 2
GES 16 - 17 / NW 2
AA 15 - 18 / GES 16 / NW 2 - 12 / N 5 - 19 27
GES 17 / MT 26 / NW 2 - 12 - 31* / WI 4
GES 16 / NW 12
GES 17 / MT 26 / NW 12 / WI 4 AA 16 / GES 14 - 16 / MT 5 - 14 - 23 - 26 39 / NW 1 - 4 - 12 - B6 - C 5 - FY 6 / N 18* -21 - 25 AA 16 / GES 14 - 16 / MT 5 - 14 - 23 - 26 39 / NW 1 - 4 - 12 - B6 - C 5 - FY 6 / N 18* -21 - 25 N1-2-5
5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10
Oriënteren: Oriënteren kiezen, verkennen en afbakenen van een onderwerp
1
2 3
(Voor)onderzoek naar informatie uitvoeren (met als doel een algemeen en zeer ruim beeld van het onderwerp te vormen) Regels voor bronvermelding toepassen en bronnenlijst opstellen (volgens de APA-stijl) Verkennen en afbakenen van een onderwerp (als basis voor een onderzoeksvoorstel)
Voorbereiden: Voorbereiden werkplan (met hoofd- en deelvragen, onderzoeksplan en tijdsplan) opmaken
4
5
6
Hoofdvraag en deelvragen formuleren (als fundament voor een onderzoeksplan en op basis van onderzoeksvoorstel en doelstelling van onderzoek) Onderzoeksplan uitwerken (met een samenhangend antwoord op productgerichte en procesgerichte onderzoeksvragen) Tijdsplan opstellen en logboek bijhouden (als hulpmiddel voor het plannen en uitvoeren van een onderzoek)
NW 20
Uitvoeren: Uitvoeren informatie verzamelen, beoordelen en verwerken
7
Informatie zoeken voor deskresearch (literatuur, statistisch materiaal en andere data en massacommunicatieteksten): kwalitatief en kwantitatief
MO 16* / PO 16* / GES 17
AA 13 - 14 - 15 - 18 / GES 14 / NW 1 -4 - 12 - B4 - C2 - FY6 / N 27 32 / WI 5
8
Informatie zoeken op het internet (met een zoekmachine en index): kwalitatief en kwantitatief
MO 16* / PO 16* / GES 17
AA 13 - 14 - 15 - 18 / GES 14 / NW 1 -4 - 12 - B4 - C2 - FY6 / N 27 32 / WI 5
9
Enquête (schriftelijk en online) opstellen en afnemen: kwantitatief Interviewen: kwalitatief (Lab)experiment opzetten en uitvoeren (op basis van een hypothese en met aandacht voor de veiligheidsvoorschriften): kwantitatief Waarneming (direct of indirect, verhuld of onverhuld, participerend of niet participerend, gestructureerd of ongestructureerd) uitvoeren: kwalitatief
10 11
12
Michiel Van den Berghe - Leerkrachtenkatern O Zo! Onderzoeken doe je zo (Preview) © Plantyn
GES 14 / N 5 - 9
NW 21 - 22
AA 9 - 11 - 12 - 13 - 21 - 24 - 26 - 30 - 34 / MO 2 - 3 - 4 / PO 4 / GES 18 / MT 2 / NW 21 - 22
(NW NW 12) / N 5 - 9 NW 4 - 12 - C1 - C3
NW 12 / N 1 - 2 - 5 NW 4 - 7 - 12 - 30* 31* - C2 - C3 - C4 C19 - C20
AA 15 - 18 / GES 14 / MT 1 - 2 / NW 4 - 10 12 - B4 - B18 - FY8 / N 1 -2 - 3
AA 16 - 21 - 22 - 25 / GES 16 / MT 1 - 2 - 3 8 / NW 4 - 7 - 10 - 12 B4 - C20 / N 1 - 2 - 5
4
13
Informatie lezen (leesstrategieën, lezen van tabel, grafiek en diagram en lezen van kaart)
AA 2 - 3 - 4 - 14 - 20 / GES 20 / MT 8 - 10 11 / NW 21 / N 9 - 10 / WI 17- 24 - 25
AA 15 - 18 / GES 17 21 / MT 9 - 10 - 11 12 - 13 / NW 12 / N 15 - 16 - 17 - 18 - 20 - 33 / WI 22 - 26 - 49 -50
14
Informatie beoordelen (representativiteit, betrouwbaarheid, relevantie, begrijpelijkheid en actualiteit)
MO 15* / PO 15* / GES 22 / NW 23 / WI 46*
AA 15 - 18 / GES 21 / MT 7 - 16 - 23 - 24 / NW 12 / N 4 / WI 47*
15
Informatie verwerken: algemeen (ordenen, bewerken en analyseren, interpreteren en conclusie trekken)
GES 19 - 22 / NW 23 24
16
Informatie verwerken: samenvatten en schematiseren (van kwalitatieve informatie)
NW 24
17
Informatie verwerken: statistisch (van kwantitatieve informatie)
NW 24
18
Informatie verwerken: tabellen, grafieken en diagrammen (van kwantitatieve informatie)
NW 24
AA 15 - 18 / GES 15 19 - 21 - 22 - 23 / MT 4 - 6 - 7 - 15 - 16 / NW 7 - 8 - 12 - B5 - B19 C12 - C14 - C19 - C20 C26 AA 15 - 18 / GES 18 21 / MT 6 - 15 - 20 21 - 34 / NW 12 - B5 / N 24 AA 15 - 18 / NW 11 12 - B5 / WI 46 - 48 49 AA 15 - 18 / NW 11 12 - B5 - Fy12
AA 2 - 3 - 16 - 20 - 24 / GES 15 - 16 / MT 1 - 2 - 3 - 4 - 9 10 - 11 - 12 13 - 17 / NW 3 - 12 / N 12 - 13 - 14 - 16 - 17 21 - 25 - 26 / WI 2 - 14 - 32 - 33 - 34 AA 16 - 27* / GES 15 16 - 24* - 25* -26* / MT 4 - 7 - 12 - 16 - 36 / NW 1 - 3 - 7 - 8 - 12 / N 13 - 14 - 21 - 25 / WI 2 AA 16 / GES 16 - 20 / MT 4 - 6 - 12 - 15 -36 / NW 1 - 3 - 7 - 8 - 12 28* - B9 - C7 - C 11 - C 12 - C13 / N 4 - 16 - 21 - 25 / WI 2 AA 16 / GES 16 / MT 35 - 36 / NW 12 - B5 / N 16 - 19 - 21 - 25 / WI 2 NW 11 - 12 / WI 33 36 NW 11 - 12 / WI 22 27 - 29 - 35
Rapporteren: Rapporteren onderzoeksverslag schrijven en mondelinge presentatie brengen
19
Onderzoeksverslag schrijven: algemeen (kladversie schrijven en bewerken en definitieve versie schrijven)
MT 29 / N 15
20
Onderzoeksverslag schrijven: taal en structuur (taalgebruik en tekststructuur)
MT 29 - 38* / N 15
21
Onderzoeksverslag schrijven: citaten en verwijzingen (volgens de APA-stijl)
22
Onderzoeksverslag schrijven: vormgeving (pagina, regelafstand en uitlijning, lettertype en -grootte, tekens en spaties, titels, opsommingen, afkortingen, illustraties) Mondelinge presentatie brengen: algemeen (voorbereiden en uitvoeren)
23 24
AA 15 - 18 / GES 24 / MT 35 - 37 / NW 11 12 / N 24 AA 15 - 18 / GES 24 / MT 35 - 37 - 43* / NW 12 / N 24 AA 15 - 18 / GES 24 / MT 35 / NW 12 AA 15 - 18 / GES 24 / MT 35 / NW 12
GES 22 / MT 37 - 40 41 / NW 12 / N 20 - 21 - 24 GES 22 / MT 37 - 41 46* / NW 12 / N 20 21 - 22* - 24 GES 22 / MT 37 / NW 12 / N 20 - 21 - 22* 24 GES 22 / MT 37 / NW 12 / N 20 - 21 - 22* 24
MT 21 - 22
AA 15 - 18 / GES 24 / MT 18 - 19 - 22 / NW 12 / N 9 - 10 - 13 AA 15 - 18 / GES 24 / NW 12
GES 22 / LO 5 / MT 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 26 / NW 12 / N 8 - 10 GES 22 / MT 21 - 22 / NW 12 / N 8
MT 36 / N 12* - 17* 19* / WI 45*
AA 15 - 18 / GES 24 / LO 6 / NW 12 / N 5 18 - 41* / WI 11* 13*
GES 21 - 22 / LO 6 - 7 8 / MT 26 - 43 / NW 12 - 27* / N 4 - 6* - 11 - 18* - 22* - 29* - 30* - 31 - 32 - 33 / WI 5
Mondelinge presentatie brengen: gebruik van presentatiesoftware (ontwerp en uitwerking)
Reflecteren
25
Reflectie maken
De getallen in het overzicht verwijzen naar het nummer van de eindterm opgesteld door de Vlaamse overheid (http://www.ond.vlaanderen.be/curriculum/secundair-onderwijs/index.htm, 2014). Afkortingen: AA: AA aardrijkskunde - B: biologie (als onderdeel van natuurwetenschappen) - C: chemie (als onderdeel van natuurwetenschappen) - FY: FY fysica (als onderdeel van natuurwetenschappen) - GES: GES geschiedenis - LO: LO lichamelijke opvoeding - MO: MO muzikale opvoeding - MT: MT moderne talen (Frans en Engels) - N: Nederlands - NW: NW natuurwetenschappen - PO: PO plastische opvoeding - WI: WI wiskunde - *: attitude
Michiel Van den Berghe - Leerkrachtenkatern O Zo! Onderzoeken doe je zo (Preview) © Plantyn
5
Overzicht van de cesuurdoelen en DSETOC in het aso die van toepassing zijn op de onderzoeksvaardigheden/methodewijzers in O Zo! Cesuurdoelen 2e graad Algemeen
Onderzoekscompetentie
DSETOC 3e graad Algemeen
Onderzoekscompetentie
Oriënteren: Oriënteren kiezen, verkennen en afbakenen van een onderwerp
1
2 3
G&L 7
(Voor)onderzoek naar informatie uitvoeren (met als doel een algemeen en zeer ruim beeld van het onderwerp te vormen) Regels voor bronvermelding toepassen en bronnenlijst opstellen (volgens de APA-stijl)
EC 16 - 17 / G&L 29 - 30 / HW 25 26 / MT 16 - 17 / S 19 - 20 / SW 33 34 / W 29 - 30 / WI 20 -21
EC 30 / G&L 40 / HW 39 / W 35
EC 16 - 17 / G&L 29 - 30 / HW 25 26 / MT 16 - 17 / S 19 - 20 / SW 33 34 / W 29 - 30 / WI 20 -21 EC 16 - 17 / G&L 29 - 30 / HW 25 26 / MT 16 - 17 / S 19 - 20 / SW 33 34 / W 29 - 30 / WI 20 -21
EC 26 / G&L 36 / HW 35 / W 31
EC 16 - 17 / G&L 29 - 30 / HW 25 26 / MT 16 - 17 / S 19 - 20 / SW 34 / W 29 - 30 / WI 20 -21
EC 26 - 27 / G&L 36 - 37 / HW 35 36 / W 31 - 32
EC 16 - 17 / G&L 29 - 30 / HW 25 26 / MT 16 - 17 / S 19 - 20 / SW 34 / W 29 - 30 / WI 20 -21
EC 27 / G&L 37 / HW 36 / W 32
EC 17 / G&L 30 / HW 26 / MT 17 / S 20 / SW 34 / W 30 / WI 21
Verkennen en afbakenen van een onderwerp (als basis voor een onderzoeksvoorstel)
Voorbereiden: Voorbereiden werkplan (met hoofd- en deelvragen, onderzoeksplan en tijdsplan) opmaken
4
Hoofdvraag en deelvragen formuleren (als fundament voor een onderzoeksplan en op basis van onderzoeksvoorstel en doelstelling van onderzoek) 5 Onderzoeksplan uitwerken (met een samenhangend antwoord op productgerichte en procesgerichte onderzoeksvragen) 6 Tijdsplan opstellen en logboek bijhouden (als hulpmiddel voor het plannen en uitvoeren van een onderzoek) Uitvoeren: Uitvoeren informatie verzamelen, beoordelen en verwerken 7 Informatie zoeken voor deskresearch (literatuur, statistisch materiaal en andere data en massacommunicatieteksten): kwalitatief en kwantitatief 8 Informatie zoeken op het internet (met een zoekmachine en index): kwalitatief en kwantitatief 9 Enquête (schriftelijk en online) opstellen en afnemen: kwantitatief 10 Interviewen: kwalitatief 11
12
(Lab)experiment opzetten en uitvoeren (op basis van een hypothese en met aandacht voor de veiligheidsvoorschriften): kwantitatief Waarneming (direct of indirect, verhuld of onverhuld, participerend of niet participerend, gestructureerd of ongestructureerd) uitvoeren: kwalitatief
HW 5 / W 25 - 26 - 28
EC 28 / G&L 38 / HW 37 / W 33
S7
EC 17 / G&L 30 / HW 26 / MT 17 / S 20 / SW 33 - 34 / W 30 / WI 21
HW 5 / W 25 - 26 - 28
EC 28 / G&L 38 / HW 37 / W 33
S7
EC 17 / G&L 30 / HW 26 / MT 17 / S 20 / SW 33 - 34 / W 30 / WI 21
HW 10
EC 28 / G&L 38 / HW 37
EC 17 / (G&L 30) / HW 26 / (MT 17) / S 20 / SW 33 - 34
HW 10
EC 28 / G&L 38 / HW 37 / W 33
W 6 - 8 - 9 - 11
HW 37 / W 33
W7
EC 17 / G&L 30 / HW 26 / MT 17 / S 20 / SW 33 - 34 / (W 30) HW 26 / S 20 / SW 33 - 34 / W 30
HW 5 - 7 / W 6 - 8 - 10 - 17
EC 28 / G&L 38 / HW 37 / W 33
G&L 5 / HW 5 -20 / S 7 / SW 13 / W 5
EC 17 / G&L 30 / HW 26 / S 20 / SW 33 - 34 / W 30
Michiel Van den Berghe - Leerkrachtenkatern O Zo! Onderzoeken doe je zo (Preview) © Plantyn
6
EC 27 - 29 / G&L 37 - 39 / HW 36 38 / W 32 - 34
EC 14 / G&L 15 / MT 1
EC 18 / G&L 23 / W 28
EC 27 - 29 / G&L 37 - 39 / HW 36 38 / W 32 - 34
EC 13 / G&L 15 / MT 1
W 9 - 28
EC 27 - 29 / G&L 37 - 39 / HW 36 38 / W 32 - 34
EC 5 / G&L 15 / MT 1 / W 1 - 3
Informatie verwerken: samenvatten en schematiseren (van kwalitatieve informatie) Informatie verwerken: statistisch (van kwantitatieve informatie)
G&L 18 / W 21
EC 29 / G&L 39 / HW 38 / W 34
EC 1 / MT 1 / W 2
Informatie verwerken: tabellen, grafieken en diagrammen (van kwantitatieve informatie)
EC 2 / W 21
13
Informatie lezen (leesstrategieën, lezen van tabel, grafiek en diagram en lezen van kaart)
14
Informatie beoordelen (representativiteit, betrouwbaarheid, relevantie, begrijpelijkheid en actualiteit) Informatie verwerken: algemeen (ordenen, bewerken en analyseren, interpreteren en conclusie trekken)
15 16 17 18
EC 29 / HW 38 / W 34
Rapporteren Rapporteren: porteren onderzoeksverslag schrijven en mondelinge presentatie brengen 19 Onderzoeksverslag schrijven: algemeen (kladversie schrijven en bewerken en definitieve versie schrijven) 20 Onderzoeksverslag schrijven: taal en structuur (taalgebruik en tekststructuur) 21 Onderzoeksverslag schrijven: citaten en verwijzingen (volgens de APA-stijl) 22 Onderzoeksverslag schrijven: vormgeving (pagina, regelafstand en uitlijning, lettertype en -grootte, tekens en spaties, titels, opsommingen, afkortingen, illustraties) 23 Mondelinge presentatie brengen: algemeen (voorbereiden en uitvoeren) 24 Mondelinge presentatie brengen: gebruik van presentatiesoftware (ontwerp en uitwerking)
EC 17 - 18 / G&L 30 - 31 / HW 26 27 / MT 17 - 18 / S 20 - 21 / SW 33 34 / W 30 - 31 / WI 21 - 22 EC 17 - 18 / G&L 30 - 31 / HW 26 27 / MT 17 - 18 / S 20 - 21 / SW 33 34 / W 30 - 31 / WI 21 - 22 EC 17 - 18 / G&L 30 - 31 / HW 26 27 / MT 17 - 18 / S 20 - 21 / SW 33 34 - 35 / W 30 - 31 / WI 21 - 22 EC 17 / G&L 30 / HW 26 / MT 17 / S 20 / SW 33 - 34 - 35 / W 30 / WI 21 EC 17 / (G&L 30) / HW 26 / (MT 17) / S 20 / SW 33 - 34 - 35 / W 30 / WI 21 EC 17 / (G&L 30) / HW 26 / (MT 17) / S 20 / SW 33 - 34 - 35 / W 30 / WI 21
EC 29 / HW 38 / W 34
EC 1 - 14 / W 22
EC 30 / G&L 40 / HW 39 / W 35
MT 1
EC 17 / G&L 30 / HW 26 / MT 17 / S 20 / SW 35 / W 30 / WI 21
EC 30 / G&L 40 / HW 39 / W 35
MT 1
EC 17 / G&L 30 / HW 26 / MT 17 / S 20 / SW 35 / W 30 / WI 21
EC 30 / G&L 40 / HW 39 / W 35
MT 1
EC 17 / G&L 30 / HW 26 / MT 17 / S 20 / SW: 35 / W 30 / WI 21
EC 30 / G&L 40 / HW 39 / W 35
MT 1
EC 17 / G&L 30 / HW 26 / MT 17 / S 20 / SW 35 / W 30 / WI 21
EC 30 / G&L 40 / HW 39 / W 35
MT 1
EC 17 / G&L 30 / HW 26 / MT 17 / S 20 / SW 35 / W 30 / WI 21
EC 30 / G&L 40 / HW 39 / W 35
MT 1
EC 17 / G&L 30 / HW 26 / MT 17 / S 20 / SW 35 / W 30 / WI 21
EC 31 / G&L 41 / HW 40 / W 36
G&L 18 / MT 2 / SW: 6
EC 17 / G&L 30 / HW 26 / MT 17 / S 20 / SW: 34 - 35 / W 30 / WI 21
Reflecteren Reflecteren
25
Reflectie maken
De getallen in het overzicht verwijzen naar het nummer van de eindterm opgesteld door de Vlaamse overheid (http://www.ond.vlaanderen.be/curriculum/secundair-onderwijs/index.htm, 2014). Afkortingen: EC: EC pool economie - G&L: G&L pool Grieks en Latijn - HW: HW pool humane wetenschappen - MT: MT pool Moderne Talen - S: pool sport - SW: SW pool sportwetenschappen - W: pool wetenschappen - WI: WI pool wiskunde
Michiel Van den Berghe - Leerkrachtenkatern O Zo! Onderzoeken doe je zo (Preview) © Plantyn
7
Enkele voorbeelden van onderzoeksopdrachten -
Spreekopdracht ‘Een volk voorstellen’ (Nederlands - 2e jaar) Oriënteren: Kies een volk dat je wilt voorstellen: > Amerika: Huaorani, Krio, Mapuche-indianen, Creolen, Inuit, Maya’s, Amish; > Afrika: Kikuyu, Hamer, Mursi, Tamberma, Himba, Berbers, San, Masaï, Dinka, Toearegs, Mbendjele; > Azië: Mentawaï, Bedoeïenen, Kazachen, Tibetanen, Sherpa’s; > Europa: Kelten, Koerden, Roma, Lappen, Russen, IJslanders, Slaven; > Oceanië: Pokaja, Samoanen, Kombai, Asmat, Aboriginals, Huli, Sepik, Korowai. Overloop de evaluatiefiches van vorige spreekopdrachten. Ga na met welke werkpunten je rekening moet houden. Voorbereiden: > Doelpubliek: klasgenoten > Doelstelling: bespreking van een vreemd volk > Deelvragen: - Wat is hun woonplaats? - Wat is hun geschiedenis? - Welke taal spreken ze? - Waaruit bestaat hun voeding? - Wat is hun klederdracht? - Welke rituele hebben ze? - Welke speciale gewoontes hebben ze? >
Methode: gebruik informatie uit minstens vijf bronnen en twee verschillende soorten informatiebronnen en verwerk deze tot een monoloog van vijf tot tien minuten met ondersteuning van een PowerPointpresentatie
Uitvoeren: > Verzamel informatie uit minstens vijf informatiebronnen (bv. internet, boeken, documentaires, beeldfragmenten …). Je gebruikt hierbij ook minstens twee verschillende soorten bronnen. > Controleer je informatiebronnen op hun betrouwbaarheid. > Werk een spreekschema uit voor je monoloog. Verwerk je informatie tot een logisch en samenhangend geheel: - inleiding: vertel welk volk je hebt gekozen en waarom; - midden: stel het volk op een creatieve manier voor; - slot: vat de belangrijke informatie samen en zorg voor een (persoonlijke) afsluiter. > Werk een bijpassende PowerPointpresentatie uit als ondersteuning van je monoloog: gebruik een sobere en eenduidige opmaak van je dia’s; beperk je dia’s enkel tot passende illustraties (bv. tekeningen, foto’s …); plaats een titel bij elke illustratie; integreer minstens één beeldfragment in je PowerPointpresentatie door de link in je presentatie te plaatsen; plaats op de laatste dia alle informatiebronnen. > Oefen je monoloog thuis. Een tip: Bekijk de evaluatiefiches van je vorige spreekopdrachten. Hou rekening met jouw werkpunten! > >
Je laadt de PowerPointpresentatie op in de uploadzone. Je doet dit ten laatste de dag voor je monoloog (om 20.00 u.). Breng je monoloog met ondersteuning van een PowerPointpresentatie op … (datum) … Enkele tips: - Hou rekening met de evaluatiefiche. - Je gebruikt tijdens de presentatie een pointer voor het bedienen van je PowerPointpresentatie.
Michiel Van den Berghe - Leerkrachtenkatern O Zo! Onderzoeken doe je zo (Preview) © Plantyn
8
Reflecteren: Beoordeel op basis van de zelfevaluatie jouw monoloog: 1 3 Volume te luid luid Intonatie saai behoorlijk Tempo te rap rap onverstaanba Articulatie onduidelijk ar te veel Uitspraak soms dialect dialect
>
5 gepast afgewisseld gepast
3 stil
1 te stil
traag
te traag
duidelijk verzorgd
Bespreek je evaluatie met de medeleerlingen die jou beoordeelde.
>
Evaluatie (tussentijdse evaluatie): Je spreekopdracht wordt beoordeeld door je leerkracht en een medeleerling. Per informatiebron: 1 pnt. Gebruik van slechts één soort informatiebron: max. 4 / 5 pnt. Indienen van je PowerPointpresentatie via de uploadzone: - drie dagen op voorhand: 5 pnt. - één dag op voorhand: 4 pnt. - de dag van de deadline: 3 pnt. - te laat maar voor je je monoloog brengt: 2 pnt. - na je monoloog: 1 pnt.
> > > >
Voorbereiding Je gebruikte verschillende betrouwbare informatiebronnen. Je verzamelde goede afbeeldingen, beeldfragmenten … Jouw PowerPoint voldoet aan de gestelde criteria. Je hebt je PowerPointpresentatie tijdig geüpload.
1
2
3
4
5
/ 20 Uitvoering Je hebt uitgelegd waarom je dat volk gekozen hebt. Je gaf voldoende en duidelijke informatie over dat volk. Je uiteenzetting was logisch opgebouwd (IMS). Je gebruikte op een passende manier je PowerPointpresentatie. Houding en lichaamstaal ondersteunen de boodschap. Je maakt oogcontact met je publiek. Je hield rekening met je werkpunt van de vorige keer.
1
2
3
4
5
/ 35 Spreekvaardigheid: - volume - intonatie - tempo -
articulatie
-
uitspraak
1 te luid saai te rap onverstaanba ar te veel dialect
3 luid behoorlijk rap
5 gepast afgewisseld gepast
onduidelijk
duidelijk
soms dialect
verzorgd
3 stil
1 te stil
traag
te traag
Werkpunt volgende spreekoefening: … Opmerkingen: …
Michiel Van den Berghe - Leerkrachtenkatern O Zo! Onderzoeken doe je zo (Preview) © Plantyn
9
-
Practicum ‘Bepaling ‘Bepaling van de warmtecapaciteit van de calorimeter’ (fysica - 4e jaar) Oriënteren: Een calorimeter is een goed geïsoleerd systeem dat gebruikt wordt om de soortelijke warmtecapaciteit van een vaste stof of vloeistof te bepalen. Voorbereiden: Met dit practicum bepalen we de warmtecapaciteit C van de calorimeter in een proefopstelling. We bereiden ons hiermee voor op het experimenteel onderzoeken van de soortelijke warmtecapaciteit van een vaste stof. Het benodigde materiaal voor de proefopstelling is: calorimeter; > thermometer; > balans; > klein bekerglas. >
Uitvoeren:
T2 = ......... Te = .........
T1 = .........
(naar Impuls 2, 2013)
mglas (kg)
mtot1 (kg)
m1 (kg)
mtot2 (kg)
m2 (kg)
T1 (K)
T2 (K)
Te (K)
ΔT1 (K)
ΔT2 (K)
Q1
Q2
Q3
Voer het experiment uit en schrijf de resultaten in bovenstaande figuur en tabel: > Meet de massa m glas van het leeg bekerglas. > Vul het bekerglas met een beetje water. > Bepaal de massa m tot1 van het water met het bekerglas. > Bereken de massa m 1 van het water: m 1 = m tot1 - m glas . > Giet het water in de calorimeter. > Roer even in het water zodat de calorimeter dezelfde temperatuur bezit als het water, nl. de kamertemperatuur (= T1). > Meet de temperatuur T1 van het water in de calorimeter. > De leerkracht giet warm water uit een waterkoker in je bekerglas. > Bepaal de massa m tot2 van het bekerglas met het warme water. > Bereken de massa m 2 van het warme water: m 2 = m tot2 - m glas . Michiel Van den Berghe - Leerkrachtenkatern O Zo! Onderzoeken doe je zo (Preview) © Plantyn
10
> > > >
> >
Net voor je dit warm water in de calorimeter giet, meet je (na roeren) haar temperatuur T2 . Giet het warme water in de calorimeter en bespoedig het instellen van het thermisch evenwicht door te roeren. Lees de evenwichtstemperatuur Te af als de temperatuur niet meer verandert. Bereken: de temperatuurstijging ΔT1 van het koude water en calorimeter; de opgenomen warmte door de calorimeter met Q1; de opgenomen warmte door het water in de calorimeter met Q 2. Bereken de temperatuurdaling ΔT 2 van het warme water en de afgegeven warmte door het warme water met Q 3. Bereken de warmtecapaciteit C van de calorimeter uitgaande van de warmtebalans: Q1 + Q 2 = Q3 . Ter info: cwater = 4,18.103 J/(kg.K)
Reflecteren: > De warmtecapaciteit van de calorimeter moet hoog / laag (schrap wat niet past) zijn. > Tijdens dit practicum wat dit wel / niet (schrap wat niet past) zo omdat …
-
Case ‘Renaissance, kunst als spiegel van een nieuwe tijd’ (geschiedenis - 4e jaar) Oriënteren: In deze case maak je kennis met de belangrijkste kenmerken van de renaissance als kunststroming of spiegel van een nieuwe tijd. Het uitgangspunt vormt een kunstwerk dat je via lottrekking wordt toegewezen. De hoofdvraag is: “Met welke kenmerken van de renaissance toont de kunstenaar dat de bouwkunst, beeldhouwkunst of schilderkunst een spiegel is van een nieuwe tijd in het ancien régime?” Voorbereiden: Lees de lestekst ‘2. Kunst als spiegel van een nieuwe tijd (ca. 1400-1550)’ in je cursus op een globale manier (O Zo! 13.2). > Ontwerp een syntheseschema van de lestekst ‘2. Kunst als spiegel van een nieuwe tijd (ca. 1400-1550)’ (O Zo! 16). In het schema moeten volgende onderdelen voorkomen: begrip en begripsverklaring van de renaissance; oorsprong van de renaissance; belangrijkste fasen in de evolutie van de renaissance; belangrijkste kenmerken van de renaissance als kunststroming. >
Zorg dat alle informatie in het schema voor jou duidelijk is. Als je onduidelijke woorden, begrippen, kenmerken… vermeldt, voorzie je ze telkens van de nodige uitleg zodat ze voor jou en ook anderen duidelijk zijn. Uitvoeren: Zoek op internet (of in een naslagwerk (bv. encyclopedie) of in de literatuur) naar relevante informatie over je toegewezen kunstwerk. Beperk je zoekopdracht naar informatie niet enkel tot het raadplegen van Wikipedia. Gebruik voor je zoekopdracht met internet ook een zoekmachine (bv. Google) om andere en betrouwbare websites met informatie over je kunstwerk te vinden (O Zo! 8). > Lees de informatie oriënterend (O Zo! 13.1) en beoordeel welke informatie bruikbaar is (O Zo! 14). > Lees de informatie intensief (O Zo! 13.3). > Vul de ‘identiteitskaart’ met algemene informatie (los van de inhoud) van je kunstwerk in. > Stel een bronnenlijst (volgens de regels voor bronvermelding) samen met alle informatiebronnen die je hebt geraadpleegd en gebruikt voor de uitwerking van de opdracht (O Zo! 2). >
Michiel Van den Berghe - Leerkrachtenkatern O Zo! Onderzoeken doe je zo (Preview) © Plantyn
11
Rapporteren: > Individuele opdracht: Beschrijf de belangrijkste kenmerken van het kunstwerk. - Waarover gaat het kunstwerk inhoudelijk? - Wat zijn de belangrijkste kenmerken van de renaissance als kunststijl die in het kunstwerk voorkomen? In deze opdracht ga je de belangrijkste kenmerken van het kunstwerk beschrijven in een tekst in volzin van ca. 0,5 blz. of 250 woorden (uitgewerkt met een tekstverwerkingsprogramma). Je gebruik hiervoor de beschrijvende structuur en je schrijft voor onbekende volwassenen. Je tekstopbouw bestaat uit: een inleiding met een korte beschrijving van het kunstwerk (waarover gaat het?); een midden met de belangrijkste kenmerken van het kunstwerk; een slot of samenvatting. Gebruik eventueel volgend schrijfkader als hulpmiddel: …kunstwerk… is een voorbeeld van … renaissancekunst. Het is een voorstelling van … Een kenmerk van …kunstwerk… is … . Dat betekent dat … . Een ander kenmerk is … . Dat betekent dat … . Daarom is …kunstwerk… een voorbeeld van renaissancekunst. >
Groepswerk: Werk op basis van je identiteitskaart en beschrijving samen met je klasgenoten die ook een kunstwerk binnen hetzelfde onderdeel (bouwkunst, beeldhouwkunst en schilderkunst) van de renaissance hebben bestudeerd een mondelinge presentatie uit van ca. 10 min. (O Zo! 23) Tijdens de mondelinge presentatie: - brengen jullie een synthese van de belangrijkste kenmerken van de bouwkunst, beeldhouwkunst en/of schilderkunst op basis van minstens twee kunstwerken naar keuze; - ondersteunen jullie de uitleg in woorden door het gebruik van een goede PowerPointpresentatie (O Zo! 24). Beperk het gebruik van PowerPoint niet enkel voor: - het weergeven van de afbeeldingen; - het opsommen (met ‘bullets’) van je gesproken tekst. Zorg dat het gebruik van PowerPoint een meerwaarde biedt aan jullie mondelinge presentatie. Toon o.a. het kunstwerk als geheel en uitvergrote details uit het kunstwerk eventueel voorzien van een tekstkader met informatie.
Reflectie: Na afloop van de mondelinge presentatie van elke groep volgt een reflectiemoment over de opdracht in klas. Beantwoordt als voorbereiding hierop onderstaande vragen (O Zo! 25): > Hoe kijk je algemeen terug op de individuele opdrachten en groepsopdracht? > Wat zijn je positieve en minder positieve ervaringen? > Hoe wil je de mindere ervaringen in de toekomst anders aanpakken? Timing: De timing is: > thuisopdracht: opdracht bij het deel ‘voorbereiden’; > 2 lesuren in een computerlokaal (en eventueel thuis afwerken): individuele opdrachten bij het deel ‘uitvoeren’ en ‘rapporteren’; > 1 lesuur in les- en computerlokaal (en eventueel thuis afwerken): groepsopdracht bij het deel ‘rapporteren’; > 1 lesuur in leslokaal: mondelinge presentatie. Tijdens de les van de mondelinge presentatie dien je per groep alle documenten van de individuele opdrachten en groepsopdracht in voor evaluatie.
Michiel Van den Berghe - Leerkrachtenkatern O Zo! Onderzoeken doe je zo (Preview) © Plantyn
12
Evaluatie: 40 pnt. - tussentijdse evaluatie De opdracht wordt geëvalueerd op basis van je individuele opdrachten, groepsopdracht en de toepassing van je historische vaardigheden en attitudes: > voorbereiden: 5 pnt. > uitvoeren (informatie verzamelen, beoordelen en verwerken, identiteitskaart en bronnenlijst): 10 pnt. > rapporteren: - beschrijving kunstwerk: 10 pnt. - mondelinge presentatie: 10 pnt. > reflectie en werkproces: 5 pnt.
-
Uitgebreide Uitgebreide onderzoek onderzoeksopdracht erzoeksopdracht ‘Sporen van de Griekse cultuur in de hedendaagse taal en tekst’ (Grieks - 6e jaar) Oriënteren: Je werkt samen aan een onderzoek rond het thema ‘Sporen van de Griekse cultuur in de hedendaagse taal en tekst: in hoeverre vinden we dergelijke sporen terug en in hoeverre worden ze (nog) begrepen?’: > Je kiest en onderzoekt persoonlijk een segment van hedendaagse taal/tekst (bv. journaal, songteksten, reclame, poëzie, speeches ...). > Je legt de resultaten van je persoonlijk onderzoek samen met dat van de andere leerlingen. > Je selecteert samen enkele uitdrukkingen/allusies. > Je stelt op basis van deze uitdrukkingen/allusies samen een enquête op. > Je legt de enquête voor aan een valide groep mensen waarbij elk één van de drie generaties (grootouders, ouders en leeftijdsgenoten) kiest. > Je legt de resultaten van de enquête samen en formuleert hieruit samen conclusies. Kies iets dat je interesseert (O Zo! 1). Iets weten over een onderwerp kan helpen, maar de opdracht wordt leerrijker als je iets kiest wat je interesse wegdraagt en waar je weinig over weet. Wees op je hoede voor onderwerpen waarover veel informatie te vinden is: het is geen eenvoudige opdracht om de juiste informatie te selecteren uit het immense aanbod. Verken en baken het onderwerp af (O Zo! 3). Formuleer een onderzoeksvoorstel of kader waarbinnen je het onderzoek wilt onderzoeken. Dit kader geeft een antwoord op volgende vragen: > Wat weet je al? > Wat wil je nog te weten komen? > Welke onderzoekstechnieken bestaan hiervoor? > Welke onderzoekstechniek(en) kies je? Voorbereiden: Stel een werkplan op met onderzoeksplan en tijdsplan (O Zo! 4-6): > Formuleer je hoofdvraag en deelvragen. Een hoofdvraag en deelvragen formuleren is vaak moeilijker dan het lijkt: die onderzoeksvragen begrenzen je opdracht. De onderzoeksopdracht moet een antwoord bieden op deze vraag/vragen. De onderzoeksvragen leg je best voor aan de vakleerkracht. Hij/zij zal oordelen of het beantwoorden van deze onderzoeksvragen haalbaar is. > Formuleer ook een onderzoekshypothese. Dit is wat jij nu denkt dat het antwoord zal zijn op je onderzoeksvraag/-vragen. > Maak werk van je tijdsplan. Dit is de planning van hoe je de opdracht zult uitvoeren: wat zal je doen, wat ga je eerst aanpakken, tegen wanneer zal je wat doen, wanneer werk je aan je rapportering … Uitvoeren: Voer je werkplan uit: > Verzamel informatie over je segment van hedendaagse taal/tekst in diverse bronnen (bv. literatuur, documenten, enquête, media - O Zo! 7 en 8). > Selecteer de nuttige informatie uit wat je hebt verzameld (O Zo! 13 en 14). > Verwerk je informatie tot een coherent geheel en leg de informatie samen met dat van de andere leerlingen (O Zo! 15). > Selecteer samen enkele uitdrukkingen/allusies. > Stel op basis van deze uitdrukkingen/allusies een enquête op (O Zo! 9).
Michiel Van den Berghe - Leerkrachtenkatern O Zo! Onderzoeken doe je zo (Preview) © Plantyn
13
> > >
Neem de enquête af bij een valide groep mensen waarbij elk één van de drie generaties kiest: grootouders, ouders en leeftijdsgenoten. Verwerk je informatie samen met de informatie van de andere leerlingen tot een coherent geheel (O Zo! 15, 17 en 18) Zorg dat je conclusie(s) een antwoord biedt (bieden) op de onderzoeksvraag/-vragen (O Zo! 15).
Belangrijk is dat je de gebruikte bronnen goed bijhoudt in een bronnenlijst (O Zo! 2). De leerkracht moet steeds de informatie, op basis van de bronvermelding, na kunnen trekken. Vul continue je logboek aan. Het is niet de bedoeling dat het logboek een zwaardere last wordt dan de eigenlijke onderzoeksopdracht. Vul het logboek daarom kort, bondig en gericht aan. Rapporteren: Je werkt per groep een mondelinge presentatie uit met een functionele en relevante ondersteuning van media van 15 min. spreektijd met aansluitend een vraaggesprek over je onderzoek voor een deel van je jaargenoten en een occasioneel samengestelde jury (O Zo! 23 en 24).
>
>
Je schrijft per groep een abstract waarin je de essentie of belangrijkste elementen van het onderzoek weergeeft (O Zo! 19-21): - de hoofdvraag en deelvragen (op basis van je onderzoeksplan); - de onderzoeksmethode (op basis van je onderzoeksplan en het uitgevoerde onderzoek); - de resultaten (van het uitgevoerde onderzoek) voorzien van verwijzingen in de tekst; - de conclusie(s) (met eventueel enkele kanttekeningen en/of aanbevelingen). Het abstract werk je uit in een goed gestructureerde, intellectueel eerlijke en foutloze tekst van min. 1,5 pagina’s of max. 1 000 woorden in het Nederlands. Je gebruikt hiervoor een tekstverwerkingsprogramma en het huiswerksjabloon met de vooraf ingestelde stijlen voor opmaak. Bij het abstract voeg je ook een bronnenlijst (O Zo! 2).
Reflecteren: Regelmatig zal je tijden de opdracht over je eigen werk reflecteren. Je gaat hierbij o.a. na wat vlot ging, veel beter kon, wat je in de toekomst anders zou aanpakken ... (O Zo! 25) Timing: > September: oriënteren > 3e week september: onderzoeksvoorstel > Oktober: voorbereiden > 2e week oktober: werkplan (onderzoeksplan en tijdsplan) en reflectie > Eind oktober-januari: uitvoeren > 3e week november: reflectie > 3e week januari: voorlopig spreekschema > Februari-maart: rapporteren > 1e week april: abstract en bronnenlijst indienen, mondelinge presentatie en reflectie Evaluatie: De evaluatie gebeurt op permanente wijze. Bij de evaluatie wordt zowel met het proces als het product rekening gehouden. Het werkproces dat je tussen het begin en het einde van het schooljaar doormaakt is even belangrijk als het eindresultaat of het product. De evaluatie van de onderzoeksopdrachten weegt voor: > 10 procent voor tussentijdse evaluatie op basis van het proces (onderzoeksvoorstel, werkplan, bronnenlijst, logboek en werkmomenten) in het 1e semester > 5 procent voor tussentijds evaluatie op basis van het proces (spreekschema, voorlopige conclusie, logboek en werkmomenten) en 5 procent voor tussentijdse evaluatie op basis van het product (mondelinge presentatie, abstract en bronnenlijst) in het 2e semester
Michiel Van den Berghe - Leerkrachtenkatern O Zo! Onderzoeken doe je zo (Preview) © Plantyn
14
-
Uitgebreide Uitgebreide onderzoeksopdracht ‘Shakespeare, a writer for all seasons’ (Moderne Talen: Engels - 6e jaar) Oriënteren: > Maak een keuze in groepen van drie lln. voor één van volgende onderwerpen over het thema ‘Shakespeare, a writer for all seasons’ (O Zo! 1 en 3): Work 1 Who is Shakespeare’s most tragic character: King Lear, Hamlet or Macbeth? 2 Investigate the use of humour in Shakespeare’s work, in his comedies as well as in his sonnets and even in his tragedies. 3 How accurate is Shakespeare in picturing historic events? 4 ‘Love’ and ‘transience’ are probably the most important themes in literature. How does Shakespeare deal with them in his dramatic and poetic work? Elizabethan drama 5 How does Elizabethan drama (playhouses, performances, audiences) compare to present-day dramatic practice? Shakespeare‘s legacy 6 How did Shakespeare’s work inspire other artists (film makers, novelists, musicians, painters, sculptors, …)? 7 How do adaptations of Shakespeare’s work for film, television, musical, graphic novel, manga, ...compare to the original? Shakespeare: a Renaissance man? 8 Does Shakespeare embody the characteristics of a typical Renaissance man? Shakespeare’s language compared to present-day English 9 Does Shakespeare’s language differ much from present-day English? Shakespeare‘s sexuality 10 Is there sufficient evidence in his works to prove that Shakespeare was gay or bisexual? Shakespeare’s originality as a writer 11 Tragedies (e.g.: How do Shakespeare’s tragedies compare to traditional Ancient Greek tragedies?) 12 Comedies (e.g.: What are the hallmarks of a Shakespeare comedy?) 13 Histories (e.g.: Is historical accuracy Shakespeare’s main concern in his history plays?) 14 Poetry (e.g.: Does Shakespeare distinguish himself from traditional sonnet writers?) Shakespeare and the Elizabethan society he lived in 15 Are his plays politically correct? (e.g.: Was Shakespeare racist or anti- Semitic?) Representation of women in Shakespeare’s work 16 Was Shakespeare sexist or rather a feminist? Rites of passage in Shakespeare’s work 17 How do certain plots fit in the coming of age theme? The role of the supernatural in Shakespeare’s plays 18 The supernatural is a recurring aspect in many Shakespeare plays. Why? The role and function of the fool in Shakespeare’s plays 19 What part do clowns and fools actually play in Shakespeare’s plays? The idea of revenge in Shakespeare’s plays. 20 How does Shakespeare fit into the tradition of the revenge tragedy?
Michiel Van den Berghe - Leerkrachtenkatern O Zo! Onderzoeken doe je zo (Preview) © Plantyn
15
> Selecteer en bestudeer voor elk onderwerp twee of drie werken van Shakespeare. Alle werken vind je op: http://shakespeare.mit.edu/. Kies iets dat je interesseert. Iets weten over een onderwerp kan helpen, maar de opdracht wordt leerrijker als je iets kiest wat je interesse wegdraagt en waar je weinig over weet. Wees op je hoede voor onderwerpen waarover veel informatie te vinden is: het is geen eenvoudige opdracht om de juiste informatie te selecteren uit het immense aanbod. > Verken en baken het onderwerp af (O Zo! 3). Formuleer een onderzoeksvoorstel of kader waarbinnen je het onderzoek wilt onderzoeken. Dit kader geeft een antwoord op volgende vragen: - Wat weet je al? - Wat wil je nog te weten komen? - Welke onderzoekstechnieken bestaan hiervoor? - Welke onderzoekstechniek(en) kies je? Voorbereiden (O Zo! 4-6): Stel een werkplan op met onderzoeksplan en tijdsplan in het Engels: > formuleer je hoofdvraag en deelvragen. Een hoofdvraag en deelvragen formuleren is vaak moeilijker dan het lijkt: die onderzoeksvragen begrenzen je opdracht. De onderzoeksopdracht moet een antwoord bieden op deze vraag/vragen. De onderzoeksvragen leg je voor aan de vakleerkracht. Hij/zij zal oordelen of het beantwoorden van deze onderzoeksvragen haalbaar is; > formuleer ook een onderzoekshypothese. Dit is wat jij nu denkt dat het antwoord zal zijn op je onderzoeksvraag/-vragen; > maak werk van je tijdsplan. Dit is de planning van hoe je de opdracht zult uitvoeren: wat zal je doen, wat ga je eerst aanpakken, tegen wanneer zal je wat doen, wanneer werk je aan je rapportering… Uitvoeren: Voer je werkplan uit: > verzamel informatie over je onderwerp in diverse bronnen (bv. literatuur, documenten, interview, media), leg contact met deskundigen, instellingen (O Zo! 7-12); > selecteer de nuttige informatie uit wat je hebt verzameld (O Zo! 13-15); > verwerk je informatie tot een coherent geheel (O Zo! 15); > zorg dat je conclusie(s) een antwoord biedt (bieden) op de onderzoeksvraag/-vragen (O Zo! 15). Belangrijk is dat je de gebruikte bronnen goed bijhoudt in een bronnenlijst. De leerkracht moet steeds de informatie, op basis van de bronvermelding, na kunnen trekken (O Zo! 2). Vul continue je logboek aan (O Zo! 6). Het is niet de bedoeling dat het logboek een zwaardere last wordt dan de eigenlijke onderzoeksopdracht. Vul het logboek daarom kort, bondig en gericht aan. Rapporteren: > Je werkt per groep een mondelinge presentatie uit met een functionele en relevante ondersteuning van media en in het Engels van 15 min. spreektijd met aansluitend een vraaggesprek over je onderzoek voor een deel van je jaargenoten en een occasioneel samengestelde jury (O Zo! 23 en 24). > Je schrijft per groep een abstract waarin je de essentie of belangrijkste elementen van het onderzoek weergeeft (O Zo! 19-21): - de hoofdvraag en deelvragen (op basis van je onderzoeksplan); - de onderzoeksmethode (op basis van je onderzoeksplan en het uitgevoerde onderzoek); - de resultaten (van het uitgevoerde onderzoek) voorzien van verwijzingen in de tekst; - de conclusie(s) (met eventueel enkele kanttekeningen en/of aanbevelingen). Het abstract werk je uit in een goed gestructureerde, intellectueel eerlijke en foutloze tekst van min. 1,5 pag. of max. 1 000 woorden in het Nederlands. Je gebruikt hierdoor een tekstverwerkingsprogramma en het huiswerksjabloon met de vooraf ingestelde stijlen voor opmaak. Bij het abstract voeg je ook een bronnenlijst (O Zo! 2). Michiel Van den Berghe - Leerkrachtenkatern O Zo! Onderzoeken doe je zo (Preview) © Plantyn
16
Reflecteren: Regelmatig zal je tijden de opdracht over je eigen werk reflecteren. Je gaat hierbij o.a. na wat vlot ging, veel beter kon, wat je in de toekomst anders zou aanpakken ... (O Zo! 25) Timing: De vakleerkracht voorziet tijdens de lessen verschillende reflectie- en opvolgmomenten. De hieronder opgegeven data zijn de limietdata. Heb je een onderzoeksstap vroeger gezet, leg die dan voor aan de vakleerkracht. Uiterste datum: Begin september 1 Eind september na info in lessen Engels
2
Half oktober drawing up work scheme of research assignment
Oktober Oktober-november 3 Eind januari na feedback in les Engels Januari-februari na feedback in les Engels Maart na feedback in les Engels 4
*
Begin april
Stap: Keuze maken onderzoeksopdracht. Formuleren van onderzoeksvraag/-vragen en onderzoekshypothese: wat verwacht je over de uitkomst van je onderzoek?* Opstellen van werkplan (onderzoeksplan + tijdsplan)* Hoe pak je het onderzoek aan? Waar en wanneer voert wie welke opdracht uit? Voer het onderzoeksplan uit, zoek informatie, houd bibliografie bij, vul je logboek continu in. Doe aan zelfreflectie: bijsturen werkplan. Opstellen voorlopig spreekschema (structuur presentatie) Optimaliseer je spreekschema. Formuleer je voorlopige conclusies* Afwerken spreekschema mondelinge presentatie in functie van je conclusies. Schrijven van abstract. Mondelinge presentatie onderzoeksresultaten in het Engels Nederlandstalig abstract
Feedbackmoment: indien deze stap niet voldoet, krijg je één week de tijd om het werk in orde te krijgen.
Evaluatie: De evaluatie gebeurt op permanente wijze. Bij de evaluatie wordt zowel met het proces als het product rekening gehouden. Het werkproces dat je tussen het begin en het einde van het schooljaar doormaakt is even belangrijk als het eindresultaat of het product. De evaluatie van de onderzoeksopdrachten weegt voor: 10 procent voor tussentijdse evaluatie op basis van het proces (onderzoeksvoorstel, werkplan, bronnenlijst, logboek en werkmomenten) in het 1e semester > 5 procent voor tussentijds evaluatie op basis van het proces (spreekschema, voorlopige conclusie, logboek en werkmomenten) en 5 procent voor tussentijdse evaluatie op basis van het product (mondelinge presentatie, abstract en bronnenlijst) in het 2e semester >
(naar Onderzoeksopdrachten Onze-Lieve-Vrouwecollege Assebroek, 2013)
Michiel Van den Berghe - Leerkrachtenkatern O Zo! Onderzoeken doe je zo (Preview) © Plantyn
17
No otittiess
__________________ ________ __________________ ______ _______________________ _______________________ __________________ ________ __________________ ______ _______________________ __________________ ________ __________________ ______ _______________________ __________________ ________ __________________ ______ _______________________ __________________ ________ __________________ ______ _______________________ __________________ ________ __________________ ______ _______________________ __________________ ________ __________________ ______ _______________________ __________________ ________ __________________ ______ _______________________ __________________ ________ __________________ ______ _______________________ __________________ ________ __________________ ______ _______________________ __________________ ________ __________________ ______ _______________________ __________________ ________ __________________ ______ _______________________ __________________ ________ __________________ ______ _______________________ __________________ ________ __________________ ______ _______________________ __________________ ________ __________________ ______ _______________________ __________________ ________ __________________ ______ _______________________ __________________ ________ __________________ ______ _______________________ __________________ ________ __________________ ______ _______________________ __________________ ________ __________________ ______ _______________________ __________________ ________ __________________ ______ _______________________ __________________ ________ __________________ ______ _______________________ __________________ ________ __________________ ______ _______________________ __________________ ________ __________________ ______ _______________________ __________________ ________ __________________ ______ _______________________ __________________ ________ __________________ ______ _______________________ __________________ ________ __________________ ______
No otittiess
__________________ ________ __________________ ______ _______________________ _______________________ __________________ ________ __________________ ______ _______________________ __________________ ________ __________________ ______ _______________________ __________________ ________ __________________ ______ _______________________ __________________ ________ __________________ ______ _______________________ __________________ ________ __________________ ______ _______________________ __________________ ________ __________________ ______ _______________________ __________________ ________ __________________ ______ _______________________ __________________ ________ __________________ ______ _______________________ __________________ ________ __________________ ______ _______________________ __________________ ________ __________________ ______ _______________________ __________________ ________ __________________ ______ _______________________ __________________ ________ __________________ ______ _______________________ __________________ ________ __________________ ______ _______________________ __________________ ________ __________________ ______ _______________________ __________________ ________ __________________ ______ _______________________ __________________ ________ __________________ ______ _______________________ __________________ ________ __________________ ______ _______________________ __________________ ________ __________________ ______ _______________________ __________________ ________ __________________ ______ _______________________ __________________ ________ __________________ ______ _______________________ __________________ ________ __________________ ______ _______________________ __________________ ________ __________________ ______ _______________________ __________________ ________ __________________ ______ _______________________ __________________ ________ __________________ ______ _______________________ __________________ ________ __________________ ______
No otittiess
__________________ ________ __________________ ______ _______________________ _______________________ __________________ ________ __________________ ______ _______________________ __________________ ________ __________________ ______ _______________________ __________________ ________ __________________ ______ _______________________ __________________ ________ __________________ ______ _______________________ __________________ ________ __________________ ______ _______________________ __________________ ________ __________________ ______ _______________________ __________________ ________ __________________ ______ _______________________ __________________ ________ __________________ ______ _______________________ __________________ ________ __________________ ______ _______________________ __________________ ________ __________________ ______ _______________________ __________________ ________ __________________ ______ _______________________ __________________ ________ __________________ ______ _______________________ __________________ ________ __________________ ______ _______________________ __________________ ________ __________________ ______ _______________________ __________________ ________ __________________ ______ _______________________ __________________ ________ __________________ ______ _______________________ __________________ ________ __________________ ______ _______________________ __________________ ________ __________________ ______ _______________________ __________________ ________ __________________ ______ _______________________ __________________ ________ __________________ ______ _______________________ __________________ ________ __________________ ______ _______________________ __________________ ________ __________________ ______ _______________________ __________________ ________ __________________ ______ _______________________ __________________ ________ __________________ ______ _______________________ __________________ ________ __________________ ______