Met Vereende Krachten Coniunctis Viribus
Inaugurele rede uitgesproken door
prof.dr. Thomas W.J. Janssen
op 6 november 2008 als aanvaarding van
de Duyvensz-Nagel leerstoel voor revalidatieonderzoek, met name de bewegingswetenschappelijke aspecten daarvan
1
Mijnheer de rector, dames en heren,
De officiële titel van mijn leerstoel, de Duyvensz-Nagel leerstoel voor Revalidatieonderzoek, met name de bewegingswetenschappelijke aspecten daarvan, zal voor velen onder u eerder vragen oproepen dan duidelijk maken waar ik me mee bezig hou. Eenvoudiger was het als het bijvoorbeeld een leerstoel Psychologie, Arbeidsrecht, Theologie, of zelfs Revalidatiegeneeskunde zou zijn geweest. Kort, krachtig en duidelijk. In de titel van mijn leerstoel zitten een paar zaken die nadere uitleg behoeven. Ik zal proberen in deze rede die uitleg te geven en u duidelijk maken dat er meer samenhang in zit dan je op het eerste gezicht zou denken. Ik zal ook proberen u duidelijk te maken dat de titel van mijn oratie, Met Vereende Krachten, of voor de latinisten en medici onder ons Coniunctis Viribus, nauw verbonden is met mijn leerstoel en doelstellingen, en niet met, zoals menigeen, waaronder mijn moeder, veronderstelde, met die onheus bejegende eenden.
Revalidatie Als er één onderzoeksterrein is dat getypeerd wordt door de titel van mijn oratie dan is dat wel het revalidatieonderzoek. Dat begint al bij de revalidatie zelf. Wat is revalidatie eigenlijk? Er zijn veel definities en de volgende definitie uit een gerenommeerd leerboek laat goed zien hoe breed het vakgebied revalidatie eigenlijk is. ''Rehabilitation is the process of helping a person to reach the fullest physical, psychological, social, vocational, and educational potential consistent with his or her physiologic or anatomic impairment, environmental limitations, and desires and life plans.'' (Rehabilitation Medicine, Principles and Practice, 1998). Een hele mond vol. Het moge duidelijk zijn dat revalidatie een bijna holistische, multi- of interdisciplinaire aanpak vereist, dit in tegenstelling tot de meer monodisciplinaire geneeskundige richtingen zoals de dermatologie. Laten we als voorbeeld een dwarslaesie nemen. Een dwarslaesie is een beschadiging van het ruggenmerg waardoor er minder of zelfs helemaal geen informatie meer uitgewisseld kan worden door de zenuwen tussen de hersenen en de gebieden onder de dwarslaesie. Een chirurg kan vlak na het ontstaan van het letsel proberen beschadiging te beperken of te verminderen, maar meestal blijven er talrijke problemen over voor de patiënt. Het meest voor de hand liggende probleem is uiteraard de verlamming van de spieren; de patiënt kan niet meer lopen en belandt meestal in een rolstoel. Echter, dit is slechts het topje van de bekende ijsberg, want met deze verlamming gaan, afhankelijk van de ernst en hoogte van de dwarslaesie, vele problemen gepaard. Zo valt te
2
denken aan een verstoorde bloedsomloop en innervatie van het hart, geen gevoel in huid en ledematen, problemen met de temperatuurregulatie, urineweginfecties, doorzitplekken, blaas- en darmproblemen, incontinentie, spasticiteit, osteoporose, nierfalen, ademhalingsproblemen en luchtweginfecties, te hoge of te lage bloeddruk, fantoompijn, botvorming op abnormale plekken, problemen op het gebied van voortplanting en seksualiteit, verwerkingsproblemen, arbeidsproblemen, slechte wondgenezing, rolstoeltechnische problemen en voor de rest problemen bij het uitvoeren van zo ongeveer alle dagelijkse activiteiten. En dan heb ik waarschijnlijk nog veel vergeten. Wie het boek Kracht gelezen heeft, waarin ex-revalidant van het Revalidatiecentrum Amsterdam Marc de Hond de revalidatie na zijn dwarslaesie beschrijft, zal precies begrijpen waar ik het over heb. Als een patiënt met een dwarslaesie opgenomen wordt in het revalidatiecentrum, moet aan al deze problemen aandacht besteed worden. De revalidatiearts zal dit als verantwoordelijke voor het behandelteam trachten te doen, uiteraard binnen alle randvoorwaarden en mogelijkheden. De revalidatiearts is dus eigenlijk ook niet een specialist zoals een dermatoloog, orthopeed of hartchirurg, maar meer een generalist die van alle markten thuis moet zijn. De revalidatiearts werkt daarom in een multidisciplinair team o.a. bestaande uit verpleegkundigen, fysio- en ergotherapeuten, arbeidsdeskundigen, logopedisten, psychologen en maatschappelijk werkers. Dit team zal volgens de eerder genoemde definitie met vereende krachten proberen de revalidant te helpen om zoveel mogelijk zijn of haar fysieke, psychische, sociale, beroepsmatige en educatieve potentieel te benaderen waarbij zowel de fysiologische en anatomische beperkingen en de beperkingen opgelegd door de omgeving als de behoeftes, wensen en levensplannen in ogenschouw genomen worden.
dwarslaesie Verlamde spieren
urineweginfecties doorzitplekken darmproblemen fantoompijn
spasticiteit
voortplanting
nierfale
innervatie hart geen gevoel in ledematen temperatuurregulatie incontinentie osteoporose verkeerde botvorming
ademhalingsprobleme verwerkingsproblemen luchtweginfecties arbeidsproblemen
hoge/lage bloeddruk
rolstoeltechnische problemen
seksualiteit slechte wondgenezing dagelijkse activiteiten
3
Revalidatieonderzoek Als van de revalidatie al gezegd wordt dat die multidisciplinair is, dan geldt dat in nog sterkere mate voor het revalidatieonderzoek. Regelmatig wordt revalidatieonderzoek nog als synoniem gezien voor revalidatiegeneeskundig onderzoek, wat in mijn ogen volstrekt geen recht doet aan alle inspanningen van andere disciplines op het gebied van het revalidatieonderzoek zoals bewegingstechnologie, psychologie, gezondheidswetenschappen, biomedische wetenschappen, fysio- en ergotherapie en bewegingswetenschappen. In de revalidatie probeert men het functioneren van iemand met een beperking te optimaliseren. Dat kan op veel verschillende manieren. Men probeert de beperking te verminderen door het herstel te bevorderen, door restfuncties te optimaliseren door middel van oefening en training, door nieuwe strategieën voor de taakuitvoer aan te leren en door gebruik te maken van hulpmiddelen waardoor de gewenste taak uitgevoerd kan worden of makkelijker wordt. Bij dit laatste kan men bijvoorbeeld denken aan pro- en orthesen, krukken, rollators, scootmobielen, en uiteraard rolstoelen. De Bewegingswetenschappen kunnen hier een rol in spelen. De bijzin in de titel van mijn leerstoel, “met name de bewegingswetenschappelijke aspecten hiervan”, heeft dus te maken met hoe het bewegingswetenschappelijk perspectief toegepast kan worden op revalidatievraagstukken. Ik zal u enkele voorbeelden geven.
Rolstoelonderzoek Een van de duidelijkste voorbeelden van hoe bewegingswetenschappelijk onderzoek kan bijdragen aan het bereiken van revalidatiedoelen is het rolstoel- en schoudergerelateerde onderzoek dat al sinds begin jaren 80 wordt uitgevoerd hier aan de faculteit der Bewegingswetenschappen onder leiding van Luc van der Woude samen met DirkJan Veeger. In die tijd was een veel voorkomende rolstoel de chromen en stevige Everest en Jennings, soms ook wel de chromen tank genoemd. De gebruikers bleken niet heel veel te kunnen met deze slecht of niet instelbare standaardrolstoel, werden regelmatig geduwd, “maar”, werd er vaak gezegd, “rolstoelrijden is nu eenmaal zwaar en je bent gehandicapt, dus kan je niet veel, dus verder niet zeuren”. Althans, daar kwam het meestal op neer; men ging uit van de beperkingen. Vooral mensen met grote beperkingen, zoals mensen met een hoge dwarslaesie, moesten hierdoor thuisblijven en konden slechts mondjesmaat
4
participeren in de maatschappij. Gelukkig is daar, mede door het onderzoek hier aan de VU, behoorlijk wat verandering in gekomen. Zo werd in verscheidene
gecombineerd
inspanningsfysiologische-biomechanische,
bewegingswetenschappelijke studies niet alleen aangetoond dat het belangrijk is dat de lichamelijke capaciteit van de rolstoelgebruiker zo groot mogelijk is en dat de rolstoel technisch optimaal is, maar ook hoe belangrijk het is om de rolstoel zo goed mogelijk aan te passen aan de gebruiker en aan de eisen van de taak. Bewegingswetenschappelijke inzichten hebben er mede toe geleid dat in vergelijking met zo’n 30 jaar geleden al deze aspecten sterk zijn verbeterd, wat bijvoorbeeld goed te zien is als je rolstoelracers of rolstoelbasketbalspelers en hun rolstoelen vergelijkt tijdens de sportwedstrijden van de jaren 80 met nu.
Een saillante constatering is overigens dat de chromen tank weer helemaal terug van weggeweest is, maar nu als optimale aanpassing voor rolstoelrugby dat door mensen met hoge dwarslaesies gespeeld wordt, dezelfde mensen die in de vorige chromen tanks nog achter de geraniums moesten zitten.
Is revalidatie topsport? Revalidatie is natuurlijk geen sport, maar toch wordt revalidatie wel eens vergeleken met sport, zelfs met topsport. Hiermee bedoelt men dat het revalideren net zo zwaar is als topsport en de bijbehorende intensieve training. Ik betwijfel of deze vergelijking wel opgaat. Uiteraard is revalidatie zwaar, maar als je het vanuit bewegingswetenschappelijk oogpunt bekijkt, niet altijd intensief of zwaar genoeg en ook de hoeveelheid therapie lijkt aan de lage kant. Een topsporter traint al gauw zo’n 20-30 uur per week, terwijl de lichamelijke therapie van een revalidant meestal 5 tot 10 uur per week in beslag neemt. Dit heeft natuurlijk alles te maken met de limieten die er zitten aan de tijd die aan een revalidant besteed mag worden. Maar hoeveel therapie is nu nodig en hoe zwaar zou de therapie moeten zijn? Dat is zeer lastig te zeggen. Een recente publicatie van prof. Gert Kwakkel liet zien dat een groter therapievolume na een beroerte
5
wel leidt tot betere resultaten, maar of het nu hoe meer, hoe beter is, kon niet gezegd worden. We weten dus nog onvoldoende over wat de optimale therapieduur, –frequentie en –intensiteit zijn.
Piek vermogen Pre 100
*
90
*
Post
80
C = controlegroep, geen training 30% = laagintensieve training 70% = hoogintensieve training
POpiek (W)
70 60 50 40 30 20 10 0 C
30%
70%
Groep
Een recente studie uit ons lab (De Groot et al. 2008) liet bijvoorbeeld verrassend zien dat bij een gelijke hoeveelheid trainingsarbeid laag-intensieve rolstoeltraining zelfs wat meer effect had op de lichamelijke capaciteit, bijvoorbeeld het maximale vermogen dat mensen in een rolstoel konden leveren, dan intensievere training,. Er is veel onderzoek nodig om daar beter zicht op te krijgen en bewegingswetenschappelijk onderzoek van mijn collega’s Sonja de Groot en Luc van der Woude probeert daar aan bij te dragen.
Bewegen en fitheid Bewegen is belangrijk om fit en gezond te blijven, dat weet tegenwoordig iedereen. Voor mensen met een beperking geldt dat net zo zeer, misschien wel meer, aangezien zij vaak een voornamelijk zittend bestaan leiden. Het is dus van groot belang dat deze groep mensen geactiveerd wordt. Gelukkig zijn er de afgelopen decennia veel mogelijkheden om actief te
blijven
ontwikkeld
voor
deze
groep
mensen. Niet alleen met activiteiten zoals armcranken of rolstoelracen, maar ook met veel sporten zoals rolstoelbasketbal, rolstoeltennis, verscheidene atletiekvormen, handbiken en zo voort. Wie in september de Paralympics
6
heeft bekeken, heeft kunnen zien wat er tegenwoordig allemaal mogelijk is. Een zeer goede ontwikkeling, maar sport en zeker topsport is niet voor iedere revalidant haalbaar. Niet alle problemen kunnen voor iedereen verminderd of opgelost worden met sporten. Door de beperking die de mensen hebben, kunnen ze meestal slechts een beperkte hoeveelheid spieren gebruiken. Iemand met een eenzijdige verlamming na een beroerte kan bijvoorbeeld slechts 1 kant van zijn of haar lichaam gebruiken en iemand met een dwarslaesie alleen het bovenlichaam. Hierdoor is het voor deze mensen vaak onmogelijk om hun stofwisseling in voldoende mate te laten stijgen om positieve gezondheidseffecten te bewerkstelligen. In Nederland bestaat de Norm Gezond Bewegen, die aangeeft dat mensen ten minste 5 keer per week gedurende een half uur moeten bewegen op een intensiteit die 4 tot 6 keer hoger is dan het ruststofwisselingsniveau. Voor mensen zonder beperkingen is dat meestal eenvoudig te doen, als ze maar willen bijvoorbeeld door met de fiets naar het werk te gaan, maar het is lastig voor iemand met beperkte arm- en beenfunctie. Voor iemand met een hoge dwarslaesie en geen armfunctie meer, zoals bij Supermanacteur Christopher Reeve, is het bijna onmogelijk om met vrijwillige inspanning de stofwisseling zelfs maar boven rustniveau te krijgen, laat staan in de buurt van 4 keer hoger dan de rustwaarde. Hoe krijg je dit dan toch voor elkaar?, dat is de vraag. Andere problemen bij armarbeid bij mensen met een dwarslaesie zijn dat zij verstoorde cardiovasculaire reflexen hebben onder de laesie en dat de spierpomp, die normaliter zorgt voor een betere terugstroom van het veneuze bloed naar het hart, niet meer werkt, waardoor er niet altijd voldoende bloed bij de actieve spieren komen. En misschien wel het belangrijkste probleem bij armarbeid: het levert geen of nauwelijks een bijdrage aan de conditie van het verlamde onderlichaam.
Elektrostimulatie Een mogelijke oplossing voor deze problemen is door de verlamde spieren opnieuw te activeren met behulp van elektrostimulatie. Om met behulp van elektrostimulatie spieren te laten samentrekken is er een stimulator nodig die stroom levert stimulator
aan elektrodes geplaatst boven de spier. Deze stroom veroorzaakt elektrische activiteit in zenuwen naar de spieren en vervolgens een spiersamentrekking, ook wel contractie genoemd. Dit is een normale fysiologische contractie, waarbij het enige verschil met een
elektrodekabels
elektroden
vrijwillige contractie is, dat het signaal om de spieren te laten samentrekken niet van de hersenen komt maar uit de stimulator. De stimulator neemt dus als het ware de taak van de hersenen over. Theoretisch
7
gezien leidt dit tot een hogere stofwisseling door meer actieve spieren, tot een activatie van de spierpomp en een verbetering van bloedsomloop en bewegingsapparaat.
En dat het opnieuw activeren van inactieve spieren veel positieve effecten kan sorteren is waarschijnlijk niet alleen voor ons Bewegingswetenschappers duidelijk. In ons laboratorium, vaak in samenwerking met het Nijmeegse lab van Maria Hopman en collega’s, doen wij al geruime tijd onderzoek naar de effecten en werkingsmechanismen van deze techniek. Ik zal u enkele voorbeelden laten zien. Er zijn verschillende therapiemethoden met elektrostimulatie ontwikkeld. Zo is er krachttraining met gewichten waarbij het doel is om de spieren sterker en groter te maken. Daarnaast zijn er methoden ontwikkeld die naast het trainen van de verlamde spieren ook het hart-longsysteem proberen te verbeteren, zoals fietsen met behulp van elektrostimulatie. Zo werd al begin jaren tachtig in Dayton in de VS een fietsergometer ontwikkeld waarbij de fietsbeweging tot stand werd gebracht door met elektrostimulatie opgewekte contracties van verlamde beenspieren.
Oppervlakte (cm^2)
Effecten van ES-inspanning op Spier- en Vetweefsel
Een eerste belangrijk effect van het
60
reactiveren van verlamde spieren is dat
50
de spieren, die door de verlamming
40 Spierweefsel
30
Vetweefsel
20
zwak en dun zijn geworden, weer sterker en dikker kunnen worden, zelfs jaren na het ontstaan van de dwars-
10
laesie. Verscheidene studies hebben
0 Voor
ES-kracht
ES-fiets
Pacy et al. ‘88
aangetoond dat zowel door kracht-
training met elektrostimulatie als fietsen met elektrostimulatie de spiermassa weer toeneemt. Ook is gebleken dat deze techniek de spieratrofie na een dwarslaesie kan voorkomen. In een Amerikaans onderzoek werden mensen de eerste 6 maanden na de dwarslaesie gevolgd. Zoals verwacht, bleek dat de spiermassa van de mensen die de gebruikelijke revalidatie ondergingen, maar geen elektrostimulatie kregen, afnam met zo’n 20-25%, vooral in de benen en billen (Baldi et al. 1998). Bij mensen die elektrostimulatie op de bil- en beenspieren kreeg terwijl ze in bed lagen, een soort TellSell-methode, was een veel kleinere afname van de spiermassa te zien. Maar het was nog steeds een afname. Echter, bij een derde groep mensen die 2 keer per week
8
V eranderi ng (% )
trainde op de fietsergometer bleek de
20 15 10 5 0 -5 -10 -15 -20 -25 -30 -35
S pie rm a ssa ve ra nde ringe n na 6 m a a nde n EStra i ning in pa ti e nte n m e t e e n re ce nte l ae si e
been- en bilspiermassa zelfs toegenomen! Training van verlamde spieren blijkt dus goed mogelijk en de spieren worden sterker en groter, vooral als je de normale
Control ES -IS O ES -LCE
inspanningsfysiologische
principes,
zoals
progressieve overload, dus steeds zwaarder belasten, goed toepast. Dat de spieren groter worden en in betere conditie komen
Total Body
Le g
Body Re gion
Baldi et al. 1998
Glute al
is bij de groep mensen met een dwarslaesie vooral belangrijk vanwege het risico op het krijgen van doorzitplekken.
Niet alleen de spieren worden dunner na een dwarslaesie, maar ook slagaders en aders en het aantal haarvaten neemt sterk af. Dit is een normale fysiologische aanpassing aan de sterk verminderde activiteit: er is gewoon niet meer bloed nodig. Ondanks dat deze verminderde bloedsomloop een normale aanpassing is, is het zeker geen gunstige aanpassing. Sterker nog, het risico van bijvoorbeeld het krijgen van doorzitplekken neemt toe en de wondgenezing neemt sterk af. De vraag rijst meteen: als we inactieve spieren activeren met elektrostimulatie, verbetert de bloedsomloop dan weer? In een studie die we in Amerika uitvoerden met mensen bij wie een heup of knie vervangen moest worden, vergeleken we tijdens de operatie de gebruikelijke methode om de bloedsomloop in de benen te bevorderen met de elektrostimulatiemethode. Een probleem bij deze operaties is namelijk dat de bloedsomloop vooral in het niet geopereerde been vaak stagneert waardoor het risico op trombose aanzienlijk is. Men tracht dit risico te verminderen met bloedverdunners en door gebruik van een zogenaamde Sequential Compression Device, een methode die de spierpomp simuleert door intermitterend op de benen te
9
drukken. Deze methode lijkt inderdaad het risico te verlagen, maar kan trombose niet altijd voorkomen. We onderzochten daarom of het op een meer fysiologische manier aanzetten van de spierpomp, dus door de spieren te activeren met behulp van elektrostimulatie, tot betere resultaten zou kunnen leiden. Het bleek dat met de Sequential Compression Device, zoals verwacht, de bloedsomloop tijdens de operatie langzaam afnam met ongeveer 20%. De methode met de elektrostimulatie, echter, bleek de bloedsomloop gedurende de hele operatie op gang te kunnen houden, zelfs boven het aanvangsniveau. Deze methode lijkt dus beter, wat verklaard kan worden door een meer fysiologische aanpak en daardoor betere pompwerking, maar ook doordat de spieractivatie niet alleen meer bloed laat uitstromen, maar ook meer laat instromen. Kortom, de bloedsomloop is beter.
S la g v o lu m e (% )
40 20 ESIC KNEE 0
ESIC HIP SCD KNEE
-20 -40 BASE
SCD HIP
15
45
Tijd (minuten)
ESIC/SCD OFF
Pompe van Meerdervoort et al. 1996 normaal
Een acute toename in bloedsomloop blijkt dus mogelijk
10
door spieractivatie met elektrostimulatie. Maar kan hier8
6
mee de achteruitgang van het vaatstelsel van mensen Pre training
Post training
met een dwarslaesie weer omgedraaid worden? Past het zich weer aan aan de grotere activiteit in de verlamde spieren? Vooral onze collega’s in Nijmegen hebben aan-
4
getoond hoe plastisch ons vaatstelsel is. Deze figuur laat 2
de doorsnede zien van de liesslagaders voor en na een fietstrainingsprogramma met elektrostimulatie. Voor de
0
Diameter (mm) a. femoralis (liesslagader) voor en na fietstraining met elektrostimulatie Gerrits et al. 2001
training was de diameter zoals verwacht zo’n 40% lager dan normaal, maar al na 6 weken bleek de diameter aanzienlijk vergroot.
Een ander voorbeeld hoe activatie van verlamde spieren mogelijk positieve effecten kan sorteren betreft ons onderzoek naar een verbetering van de zitdruk bij rolstoelgebruikers met een dwarslaesie. Zoals al eerder gezegd, hebben deze mensen een grote kans op doorzitplekken, o.a. door
10
een slechte doorbloeding en spieratrofie, maar een andere factor, te lange hoge druk vooral onder de zitbeenknobbels, verhoogt het risico aanzienlijk. Ondanks verschillende manieren ontwikkeld om deze hoge constante druk te verminderen, zoals
een
verscheidenheid
aan speciale kussens, komen doorzitHoge druk onder zitbeenknobbels
plekken nog veel te vaak voor. Een
achter
Meetmat waar de persoon op zit
0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 1 8 12 6 133023131010 7 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 1 10 7 1533225618121431 5 8 3 6 29 3 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 5 24101629165231453710142713142314 9 0 3 0 0 0 0 0 0 0 0 4 0 1624415616 6 2 6 3 0 5 274824274812 0 1 6 0 0 0 0 0 0 0 0 1 10 4 2565551620122326123314142358632738 9 0 0 0 0 0 0 0 0 0 8 2259200 1143928161926 7108 177 126515960262024 5 0 0 0 0 16183510493363191 200 1206 0 0 7 36161 200 2005322171917271312 0 0 12583812 6 0 0 8 439132 0 0 0 0 0 85119 1333440191116304133 2 0 0 253721 0 0 0 3 3312323449 4 184745543310 9 3510 4 374855 0 0 3 314422 0 0 0 132315193410 2 25242521381914 7 8 196743 8 0 0 5 20191915 0 0 6 15 2 8 2 7 131433 7 4 9 0 0 5 5 23412316 0 0 0 0 0 11 0 0 4 10 0 7 5 5 0 0 0 0 8 203719 8 241943273448 0 0 0 6 23 6 0 0 5 9 0 0 0 8 2451 1 11 0 0 10 3 0 0 1 16212914 0 0 0 0 0 0 0 2 12 5 0 0 7 0 0 2 1 0 6 5 6 4 1128242815 3 7 0 0 0 0 0 5 0 0 9 0 5 1515 4 0 2 10 7 4 0 5 11 0 20 2 1610 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 3 8 0 0 0 0 0 0 11 9 4 0 0 0 0 1 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 3 8 0 0 0 0 0 2227 0 1 0 0 4 1 0 0 0 0 0 0 0 0 0 4 0 0 0 1 7 6 3 0 0 0 0 7 16 7 3 4 16 1 4 3 0 0 0 0 0 0 0 3 0 0 2 1 0 0 0 0 0 0 0 0 0 7 3 15101713 7 1 0 0 0 0 0 0 0 0 7 0 0 4 14 5 4 0 0 0 0 1 8 2 3 3 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 1 16 5 12 2 0 4 6 0 0 0 0 10131326 1 0 0 1 2 0 0 0 0 0 0 0 0 3 7 13 1 0 5 8 2 0 0 0 3 13 9 0 8 9 1 1 1 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 2 0 0 0 0 5 0 0 0 0 0 9 28 0 2 6 5 2 0 0 0 0 0 0 0 0 0 4 0 0 0 2 9 1 7 0 0 0 0 0 2 1220 3 8 5 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 11 0 0 0 8 0 2 0 0 0 0 0 5 6 121217 6 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 3 1 7 10 0 0 9 3 0 0 0 8 5 5 6 161430 3 0 0 0 0 0
0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
200
0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
methode die zowel een verbetering van
180
160
140
120
100
de zitdrukverdeling als een vermindering van spieratrofie en een betere bloedsomloop
zou
kunnen
bewerk-
80
60
stelligen is het gebruik van elektrosti-
40
20
0
voor 2D-bovenaanzicht
mmHg
mulatie van de bilspieren. Activeren van deze spieren veroorzaakt een contractie
3D-vooraanzicht
waarbij tijdelijk de vorm van de billen verandert en daarmee ook de zitdrukverdeling. U kunt nu allemaal even bij uzelf proberen of dat ook bij u het geval is. Mensen met een dwarslaesie kunnen dat niet zelf, dus moest het samenknijpen van de billen gebeuren door er stroom op te zetten. We hebben dat geprobeerd bij een groep mannen met een dwarslaesie. Zoals op de volgende figuren te zien is vonden we dat door de activatie en samentrekkingen van de bilspieren de hoge druk onder de zitbeenknobbels tijdelijk afnam en de druk beter verdeeld werd (Van Londen et al. 2008). Zodra de stimulatie stopte, nam de druk weer langzaam toe. Het bleek mogelijk om minimaal 3 uur op deze manier te stimuleren terwijl de rolstoelgebruiker gewoon zijn dagelijkse activiteiten kon uitvoeren. Het lijkt dus mogelijk om de zitdrukverdeling te verbeteren met deze techniek. Of het echt mogelijk is om hiermee doorzitplekken te voorkomen, is nog de vraag. Dit willen we de komende jaren proberen te beantwoorden in het promotieonderzoek van Christof Smit, revalidatiearts bij het RCA. 0100 3129 0 0 1 6152846493455663833109 2 0 4 0 0 0 0 0 0 0 0 0 4 611191132173239352664 109386123 1 624 54131209 5 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 320281944324629364264 142178524 1 163 1543918103215140 0 0 0 0 0 0 7202225302526478988452981313344 1 172 84615463149197 0 0 0 0 0 0 316173326133048 134 200 122 1269135545749747269907450761316300 0102810 112321304952603061 144 1225715629183678 1 04 139 105 1059451045 1120 0 1204 94729643639682155 123 1845139231252450 1 34 121 116 6860442154570 0 0 0 0 20743660886363 1 52 9596 12887885062267792 1 64 153 127 8759325657387 0 0 0 0 25744048321833595881 12571905649748888 1 17 66996874 121 43354015322 4 0 103533525636498530438965683041554070598646488960595218199 0 0 0 117123447423867 10124274084343726327156395647384228323520190 0 0 033292356523442342937275873596449423759415347795952720 0 7 3 0 024643525533458192339285439584033725466798526294440307 0 0 6 0 010182028394314133020154 1 0233978 1 00 2630498759224245140 0 6 2 0163532353418234310187225201615373714225060 130 713625100 0 0 0 0 0191917363176263713111152013463531358652928793152341 0 0 0 113179 0 0 8 8 0 0 0 0 0 0 0 31856392024192834424631213 0 0 0 61990181 0 1 0 0 7 0 0 0 0 0248 0 0246025184913238 7 0 0 0 0 13245010631227 1 7 7 0 0 016805173233 127 554 6 1 724258 0 0 0 0 61551544275 0 0 0 0 0 0 0 7345425214061576850424813190 0 0 0 4 0 024961 0 0 0 0 0 0 0 0 0135145211216187917120 0 0 0 0 0 31037891 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 2173144271429444329260 0 0 0 0 0 328692644 1 133 00 0 0 0 0 0 010240 0 02326211815100 624360 0 0 134722142955990 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0196166323322719 622150 0 0 0 0 0 02428280 0 0 0 0 0 0 0 0 82528182426538262147150 0 0 0 0 9 1 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 8296 0 0112927208 0 0 0 0 0 0 152120350 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 4 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 161719300 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0112828191 0 0 2112 5 6 0 0 7162412117 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 613126 6 7 018300 0 0 0 0 0 0 3 0 0 1 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 32825411242526170 0 0 0 0 0 0 0 0 2 4 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 11011418204510150 0 0 0 0 0 00 0 00 0 00 00 0 00 0 00 0 00 00 0 00 0 00 0 00 0
200
180
160
140
120
100 Minimum (mmHg)
0.00
Maximum (mmHg)
200.00
Average (mmHg) Variance (mmHg²) Standard deviation (mmHg) Coefficient of variation (%)
Minimum
Horizontal center (in)
-8
-7
-6
-5
-4
-3
-2
-1
secs
1
60
31.22 127.09
40
8.03
Vertical center (in)
11.08
mmHg
Sensing area (in²)
286.60
Regional distribution (%)
100.00
0 -9
974.65
200
Elektrostimulatie: UIT
80
24.56
20
0 mmHg
11
0100 0129 0 0 2 4 82241442640584133129 2 0 1 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 611171132142326212064 1 022 94922 156382418137 5 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 022261639273319263360 1 281 26218 103283929124207 7 0 0 0 0 0 0 0 517172128212230474628247019242890254314362542195 0 0 0 0 0 0 013193122122528729464717516313321604237493453761011240 010228 10273431444345203683773519833112145446949628761045 1050 0 0172 9533465363657143786 1 373 5311910217267066654057541745490 0 0 0 0 22854061834946 114 7674977576373712566391 1009 47359324349387 0 0 0 0 30814042291520444365 1 036 78044385868689146806171 1 10 35233413250 1 0 103533484734355620327456612225403566445938417346484415156 0 0 0 4201230453830547515212959192222266045334835293526293114140 0 0 030272352442938201629234044475140342751374844755949720 0 2 0 0 227622819443251121226193732482523533951647525263943336 0 0 2 0 111171720293812820125 1 0 0 162863872424438250183945140 0 2 0 216312827251516297155170121212373412184154 1 17 603330100 0 0 0 0 01212928286511298 0 5 7129393326337846827273355320 0 0 0 112138 0 0 4 5 0 0 0 0 0 0 0 31749301620112328394631214 0 0 0 61777140 0 0 0 0 1 0 0 0 0 0 208 0 02456221642112312100 0 0 0 1119387 227205 0 5 5 0 0 013723172929 1 16 5 24 3 1 725257 0 0 0 0 2 9 11340242 0 0 0 0 0 0 0 5315425193856485847455115260 0 0 0 1 0 019811 0 0 0 0 0 0 0 0 013514214913167916123 0 0 0 0 0 2 732760 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0132840241427313227220 0 0 0 0 0 22465243387210 0 0 0 0 0 0 5 120 0 0232620155 6 0 927430 0 0 103720112752910 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0195762292920669 825240 0 0 0 0 0 01927260 0 0 0 0 0 0 0 0 322251524234470591410184 0 0 0 0 5 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 7276 0 0112927208 3 0 0 0 0 0 131919310 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 131517250 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 82528160 0 0 413415140 0 415228 6 4 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 411126 4 7 124360 0 2 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 02322411242929210 0 0 0 0 0 0 0 0 1 2 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 6 9 214184513250 0 0 0 0 0 00 0 00 0 00 00 0 00 0 00 0 00 00 0 00 0 00 0 00 0
200
180
160
140
120
100 Minimum (mmHg)
0.00
Maximum (mmHg)
156.28
Average (mmHg) Variance (mmHg²) Standard deviation (mmHg)
Minimum
Elektrostimulatie:
AAN
-8
-7
-6
-5
-4
-3
-2
-1
secs
1
Horizontal center (in)
606.26
60
24.62 123.17
40
8.13
200
Vertical center (in)
10.83
mmHg
Sensing area (in²)
286.60
Regional distribution (%)
100.00
0 -9
Coefficient of variation (%)
80
19.99
20
0 mmHg
Naast positieve effecten van elektrostimulatie op de bloedsomloop en de spieren, zijn er ook gunstige effecten gevonden o.a. op het immuunsysteem, de fitheid van het hart- en longenstelsel en het psychosociaal functioneren. Is het dan een wondermiddel? Nee, zeer zeker niet. Sterker nog, het heeft niets met een wonder te maken. Het is eigenlijk heel logisch als je het van een bewegingswetenschappelijk perspectief bekijkt. De term “Use it, or lose it” is hier goed van toepassing. Als mensen door een verlamming bepaalde spieren niet meer zelfstandig kunnen aansturen, is het een goed idee om die spieren toch te activeren waardoor het risico op secundaire complicaties vermindert. Je zou denken dat elektrostimulatie veel gebruikt zou worden tijdens en na de revalidatie. Echter, het tegendeel is waar, het wordt nog steeds weinig toegepast en zeker niet structureel. En dat is wonderlijk. Wat is dan de reden hiervoor? Het zou kunnen liggen aan de relatieve onbekendheid van elektrostimulatie binnen de revalidatie. Zo waren er tot voor kort maar 2 fietsergometers met elektrostimulatie in een Nederlands revalidatiecentrum: 1 hier in Amsterdam en 1 in Nijmegen. Een andere reden is dat het om een inspanningsvorm gaat die je eigenlijk de rest van je leven moet doen. Zodra je stopt zullen, net zoals bij ons allemaal als we stoppen met de sportschool, de behaalde gunstige effecten weer redelijk snel verdwijnen. Dat betekent ook dat sommige therapeuten het zinvoller vinden om de beperkte beschikbare therapietijd per revalidant niet te besteden aan een methode die eigenlijk meer een levensstijl dan revalidatie is, maar aan therapie gericht op het niet verlamde gedeelte van het lichaam. Maar waarschijnlijk de belangrijkste reden is dat het door velen, zoals de zorgverzekeraars, nog als experimenteel en niet wetenschappelijk bewezen wordt beschouwd. Dat is slechts gedeeltelijk waar. Er is voldoende bewijs voor gunstige effecten, zoals een verbeterde bloedsomloop en sterkere, grotere spieren, die het risico op secundaire complicaties zoals doorzitplekken sterk verminderen. Maar er is inderdaad nog weinig sterk bewijs dat die secundaire complicaties echt voorkómen kunnen worden. De reden hiervoor is niet dat er studies zijn gedaan die hebben aangetoond dat de therapie niet
12
werkt, maar er zijn gewoon te weinig goede gecontroleerde studies gedaan die hebben onderzocht of bijvoorbeeld doorzitplekken hiermee voorkomen kunnen worden. Waarom deze studies nog niet zijn gedaan, heeft vooral een praktische oorzaak. Het noodzakelijke onderzoek heeft een longitudinaal karakter, wat in een revalidatiesetting zeer lastig is, en er zijn veel deelnemers nodig. En dat gaat niet zo eenvoudig als bij veel onderzoek hier op de VU, waar je gewoon wat studenten van de gang plukt en aan allerlei proeven onderwerpt. Een oplossing voor het grote aantal deelnemers dat nodig is, is multicenteronderzoek. We zullen de komende jaren proberen om deze vereniging van krachten te realiseren en samenwerking met andere revalidatiecentra van de grond te krijgen of verder uit te bouwen.
Robotica en Technologie Een andere manier om de functionaliteit van mensen met beperkingen te verbeteren is het gebruik van allerlei hulpmiddelen en technologieën. Men kan daarbij denken aan virtual reality en robotica, technologieën waar we ons in het bewegingswetenschappelijke revalidatieonderzoek ook mee bezig houden. Ik wil u een tweetal voorbeelden hiervan laten zien. Maar eerst iets anders. De meesten onder u zullen hem nog wel kennen, Steve Austin, de man van 6 miljoen, uit de gelijknamige tv-serie in de jaren 70. Steve Austin, astronaut, a man barely alive. Gentlemen, we can rebuild him. We have the technology. We have the capability to make the world’s first bionic man. Steve Austin will be that man. Better than he was before. Better, stronger, faster. Wat klonk dat fantastisch mooi. Zijn, door een vreselijk ongeluk verwoeste linkeroog, rechterarm
en benen werden vervangen door bionische implantaten die zijn kracht, gezichtsvermogen en snelheid bovenmenselijk maakten. In plaats van een zielige gehandicapte man met allerlei amputaties werd het een echte held die veel meer kon dan welke mens dan ook. Vanwege het succes werd een gelijksoortige tv-serie de Vrouw van Zes Miljoen gemaakt met de actrice Lindsay Wagner in de rol van Jamie Sommers. Ik was op slag verliefd, maar welke jongen van mijn leeftijd was dat niet, en ook heel wat vaders zullen met meer dan normale belangstelling gekeken hebben. Als ik terugdenk, denk ik dat ik op dat moment niet alleen op haar verliefd werd, maar dat toen
13
ook mijn liefde voor de Bewegingswetenschappen ontstaan is, hoewel ik toen de naam Bewegingswetenschappen uiteraard nog niet kende. Ik vond het prachtig dat ze de mens zo konden aanpassen, verbeteren eigenlijk. Aan de buitenkant leken ze zo gewoon, want alles zat aan de binnenkant verwerkt, maar ze waren bovenmenselijk sterk. Hoe de aansturing van al die technologie plaatsvond werd niet verteld en niet getoond. Niet omdat men dat niet wilde, maar omdat men dat toen gewoon niet wist. Sinds die tijd is er veel veranderd en hebben er verscheidene spectaculaire ontwikkelingen plaatsgevonden. Zo zijn er tegenwoordig al verschillende versies van het bionische oog, ook al kunnen ze nog lang niet wat Steve en Jamie ermee konden, bestaat al weer een tijdje het bionische oor van Lindsay, nu cochleair implantaat genaamd, en ook de bionische arm wordt al echt gedragen.
Binnen het samenwerkingsverband van Bewegingswetenschappen en het revalidatiecentrum Amsterdam wordt ook aandacht besteed aan deze technologieën. Hierbij ligt niet zozeer de nadruk op de ontwikkeling van de technologie, dat kunnen de technische universiteiten uit Enschede en Delft bijvoorbeeld veel beter, maar met een bewegingswetenschappelijk perspectief proberen we deze nieuwe technieken te evalueren en te verbeteren. We doen ook geen onderzoek met bionische ogen, armen of benen, maar wel met robots. Bijvoorbeeld met de Lokomat. Sinds enige jaren wordt in de revalidatiecentra loopbandtraining met gewichtsondersteuning toegepast voor revalidanten met verminderde loopfunctie, zoals mensen met een incomplete dwarslaesie of een beroerte. Hoewel
deze therapie positieve
resultaten geeft, is het zwaar voor de therapeuten die de benen van de revalidant moeten begeleiden, waardoor ook de Therapieduur vaak niet lang genoeg is. Om deze belasting te reduceren en de therapieduur te kunnen verlengen is er de Lokomat, een gerobotiseerde looporthese, ontwikkeld in Zwitserland. Deze robot kan de benen van mensen met loopproblemen begeleiden waardoor het oefenen van het lopen veel beter zou gaan. Met hulp van het
14
Revalidatiefonds staat sinds de zomer van 2006 in het onderzoekslab van het RCA een Lokomat, de eerste en vooralsnog enige in Nederland. Of deze robottherapie echt beter is dan de gebruikelijke therapieën is nog niet helemaal bekend. Daarom zal de komende 3 jaar promovendus Michiel van Nunen met bewegingswetenschappelijke methoden onderzoeken of deze therapie inderdaad leidt tot betere spierfunctie, loopvaardigheid en kwaliteit van leven van deze patiënten. Misschien wel het mooiste voorbeeld van vereende krachten in het revalidatieonderzoek is de recente ontwikkeling van de C-MILL, een geïnstrumenteerde lopende band voor gerichte training van loopvaardigheid. Met dit systeem is het niet alleen mogelijk om het looppatroon automatisch vast te leggen, maar kan de therapeut met visuele cues proberen het looppatroon aan te passen, zoals het vergroten van de stappen, het meer symmetrisch maken van het looppatroon, of het variëren van de stapbreedte. Ook kunnen obstakels worden aangeboden precies op de plek waar de voet van de revalidant een paar passen verder komt te staan, waardoor snel wenselijke en veilige ontwijkingstrategieën kunnen worden aangeleerd. Revalidanten leren visuele informatie te integreren in het lopen en te anticiperen op naderende obstakels. Een verbeterd vermogen het lopen aan te passen kan het vertrouwen van revalidanten vergroten en mogelijk het valrisico verlagen. De 1e versie van de C-MILL staat in het RCA en zeer recent is er één geplaatst in Heliomare. De komende tijd zal onderzocht worden of deze nieuwe therapie, die uniek in de wereld is, succesvol is en geïmplementeerd kan worden in de verschillende behandelprogramma’s. Op deze figuur van promovendus Melvyn Roerdink is goed te zien dat de ontwikkeling van
Betrokkenen RCA (o.a., Koppe, Konijnenbelt, Elich) DNO (Janssen, Eversdijk, vrijwilligers DNO)
Eisen/wensen Looppatroon tunen Symmetrie evalueren Gebruiksvriendelijk Trainingsapparaat
deze therapie tot stand is gekomen met verPraktijk
eende krachten van de wetenschap, de techniek en de revalidatiepraktijk. En zelfs met een heus Dreamteam.
Techniek
Omwille van de tijd heb ik andere voorbeelden van in mijn ogen interessant bewegingswetenschappelijk
revalidatieonder-
zoek, zoals ons schouderonderzoek met Mar-
Betrokkenen Forcelink (Nieuwenhuis, Martens) Dreamteam TOD FBW (Coolen, Clairbois, Agricola, Rosier)
Eisen/wensen Modulair pakket Innovatief Goedkoop
Wetenschap
Betrokkenen FBW (Roerdink, Beek, Lamoth, van Kordelaar, Kwakkel) RCA-DNO (Janssen, Konijnenbelt, Elich)
Eisen/wensen Automatische detectie hielcontacten Geen restricties qua voetplaatsing Betrouwbaar
tijn Niessen, DirkJan Veeger en Jaap Willems
15
of ons onderzoek naar psychomotorische therapie bij pijnrevalidatie met Lia van der Maas, niet besproken in deze rede. Ik hoop echter dat uit de besproken voorbeelden is gebleken dat het toepassen van bewegingswetenschappelijke kennis zinvol kan zijn voor het revalidatieonderzoek. Wel blijft het uitermate belangrijk dat er afstemming plaats vindt en samengewerkt wordt met alle andere disciplines in het revalidatieveld, met name de revalidatiegeneeskunde.
Stimuleringsprogramma Revalidatieonderzoek Eind vorige eeuw realiseerde men zich binnen het vakgebied revalidatiegeneeskunde dat er ten opzichte van andere medische vakgebieden een aanzienlijke onderzoeksachterstand was. Het was hoog tijd voor een academische inhaalslag, anders zou de discipline revalidatiegeneeskunde zijn bestaansrecht wel eens kunnen verliezen. In een uniek samenwerkingsverband binnen het revalidatieveld en met steun van de overheid werd in 1998 het Stimuleringsprogramma Revalidatieonderzoek van ZonMW gestart met als doelstellingen: 1. versterking en verankering van de onderzoeksinfrastructuur voor het revalidatieonderzoek 2. bevordering van maatschappelijk relevant en goed wetenschappelijk onderzoek In het in 2006 verschenen externe evaluatierapport wordt een groot compliment gegeven omdat de academiseringsdoelstelling bereikt is: het aantal leerstoelen revalidatiegeneeskunde nam toe van 3 naar 10, de structurele onderzoeksformatie nam toe van 5 naar 25 fte en er werden verscheidene academiseringsovereenkomsten tussen universitaire centra en revalidatieklinieken gesloten. Het revalidatieonderzoek werd rond 8 thema’s uitgevoerd en heeft veel publicaties en implementeerbare resultaten opgeleverd. Ik ben het met het evaluatierapport in zoverre eens dat er veel positieve veranderingen hebben plaatsgevonden. Het belangrijkste resultaat, naar mijn mening, is dat er een bewustzijn gecreëerd is dat het noodzakelijk is om een goede wetenschappelijke onderbouwing te hebben voor de revalidatie. Verscheidene revalidatiecentra, zoals het RCA, namen het heft in eigen hand en deden veel meer dan met de ZonMW-gelden mogelijk zou zijn geweest. Er werd veel onderzoek gestart met eigen middelen en met financiering vanuit andere bronnen. Dit onderzoek kwam voor een groot gedeelte uit andere disciplines dan de revalidatiegeneeskunde en het momentum kwam daardoor ook van andere disciplines, waaronder bewegingswetenschappen, en in mijn ogen werd en wordt dat niet overal op waarde geschat. De genoemde veranderingen zijn inderdaad zeer positief. Maar we zijn er daarmee niet. Uit eigen ervaring weet ik dat deze veranderingen nog niet tot optimale veranderingen op de werkvloer van de revalidatiecentra hebben geleid. De toename van het aantal leerstoelen revalidatiegeneeskunde en van de structurele onderzoeksformatie lijken vooral gunstig te hebben gewerkt voor het revalidatieonderzoek in de academische centra. Ook met het afsluiten van academiseringsovereenkomsten is men er nog niet. Een dergelijke overeenkomst lijkt prachtig op papier, maar blijkt in de praktijk toch lastig uitvoerbaar. Het is absoluut noodzakelijk om veel energie te
16
steken in de voortzetting van de goede ontwikkelingen na het 1e Stimuleringsprogramma Revalidatieonderzoek. Er zijn al verscheidene stappen in de goede richting gezet. Zo is recent het tweede programma Revalidatieonderzoek gestart. Ook zijn steeds meer revalidatieartsen en therapeuten betrokken bij het onderzoek en de publicaties daarover, bij het begeleiden van studenten van de academische centra, en bij de discussie in wetenschappelijke bijeenkomsten. Er wordt steeds meer aandacht besteed aan het evidence-based maken en houden van de behandelprogramma’s. Na een succesvol zorgvernieuwingsproject waarbij RCA-behandelaren enkele programma’s met hulp van veel studenten bewegingswetenschappen met wetenschappelijk bewijs onderbouwden, zal er vanaf 2009 structureel formatie worden ingezet om alle revalidatieprogramma’s te onderbouwen en onderbouwd te houden. Ook het landelijk invoeren van een elektronisch patiëntendossier volgend jaar, waarbij het eindelijk mogelijk wordt om te leren van alle behandelresultaten van alle revalidanten door de tijd heen, laat zien dat men in de revalidatie de wetenschap serieus gaat nemen. Een belangrijke doelstelling van mijn leerstoel is om de komende 5 jaar de samenwerking van de academische centra en het RCA zo te intensiveren dat door deze vereende krachten de effecten van de samenwerking ook echt volledig geïntegreerd zijn in het revalidatiehandelen in het RCA. Artsen en behandelaren zullen nog nauwer betrokken worden bij onderzoek en zullen niet alleen nieuwe en voor de praktijk belangrijke onderzoeksvragen moeten aandragen, maar zullen ook meer zelf onderzoek moeten gaan uitvoeren, erover publiceren en waar mogelijk implementeren. Voor een stevige verankering van de wetenschap in de revalidatiebehandeling is het essentieel dat deze mensen uit de praktijk de wetenschap omarmen. We zijn op de goede weg.
Valorisatie en Implementatie Het vergaren van nieuwe kennis door wetenschappelijk onderzoek is belangrijk, maar net zo belangrijk is het dat we met de kennis iets nuttigs doen. En dat is bij veel universiteiten, zo ook bij de faculteit Bewegingswetenschappen, de afgelopen decennia een ondergeschoven kindje geweest. Het ging vooral om het formuleren van nieuwe theorieën en testen van ingewikkelde hypotheses, waarna de resultaten in vooraanstaande internationale
wetenschappelijke
tijdschriften
gepubliceerd
moesten worden, anders telde het niet mee. Of er nog iets met de resultaten in de praktijk gebeurde, en zo ja wat, was van ondergeschikt belang. De wetenschap zat in de ivoren toren. Uiteraard chargeer ik hier, maar heel ver naast de waarheid zal ik niet zitten. De afgelopen jaren is dat mede onder druk van de steeds meer sturende subsidiegevers enigszins veranderd.
17
De termen valorisatie, het beschikbaar stellen van academische kennis aan de maatschappij, en implementatie van onderzoeksresultaten, zijn hot items. Men heeft meer oog gekregen voor de behoeften van de praktijk, zoekt naar de mogelijkheden om praktische vragen op te lossen en toont ook meer waardering voor dit praktijkgerichte onderzoek. En dat is in mijn ogen een goede zaak. Mijn leerstoel biedt de mogelijkheid om het onderzoek van de faculteit Bewegingswetenschappen toegankelijker te maken voor zorgverleners in het revalidatiecentrum Amsterdam, waardoor kansen voor valorisatie en implementatie van onderzoeksresultaten optimaal zijn. Daar wil ik mij de komende jaren ook sterk voor maken.
Samenwerking in Amsterdam Momenteel is het revalidatieonderzoek binnen de regio Amsterdam nog behoorlijk verbrokkeld. Verschillende onderzoeksgroepen zijn actief op dit gebied, zoals bewegingswetenschappen, het RCA, het VUmc met o.a. revalidatiegeneeskunde en het EMGO-instituut, het VU-onderzoeksinstituut MOVE, maar ook het Jan van Breemeninstituut en het AMC. Als je dat zo optelt, valt meteen op dat er zeer veel expertise aanwezig is en dat er veel mogelijkheden lijken te zijn om tot een geweldig sterke revalidatieonderzoekskern te komen. Het RCA heeft zich het
afgelopen
decennium
altijd
Revalidatieonderzoek in Amsterdam
sterk
RCA
JBI
gemaakt voor het verenigen van deze krachten. De huidige Raad van Bestuur,
VU-FBW
VUmcRevalidatiegenees -kunde
Jos Buijs en Peter Koppe, onderkende het belang van een goede samenwerking. In plaats van dat slechts te roepen
EMGO
en
achterover te leunen, werden er veel initiatieven ontplooid. De samenwerking met bewegingswetenschappen werd geïni-
MOVE
AMC
tieerd, omarmd en geïntensiveerd waar mogelijk. Zelfs in moeilijke tijden van bezuinigingen behield de Raad van Bestuur de afgelopen jaren de ingezette vooruitstrevende koers en hield vast aan de versterking van de samenwerkingsverbanden. De vruchtbare samenwerking met vooral bewegingswetenschappen heeft geleid tot een actief onderzoeksklimaat waarin het aantal wetenschappelijke revalidatiegerichte studies, publicaties en presentaties sterk is toegenomen. De door de Duyvensz-Nagel Stichting gefinancierde bouw van het Duyvensz-Nagel Onderzoekslaboratorium in het RCA, waar de raad van bestuur zich ook hard voor heeft gemaakt, heeft een geweldige stimulans gegeven. Dit kwam niet alleen het wetenschappelijk revalidatieonderzoek ten goede, maar heeft ook geleid tot het verbeteren van de revalidatiebehandeling door het implementeren van meet- en evaluatietechnieken die voorheen niet voorhanden waren. Het RCA gaat steeds meer meetellen als een nationaal en internationaal gerespecteerd revali-
18
DNO Duyvensz-Nagel Onderzoekslaboratorium
datiecentrum dat niet alleen een evidence-based revalidatiebehandeling levert, maar ook een voortrekkersrol kan spelen als het gaat om de ontwikkeling en evaluatie van nieuwe behandelingen. Het RCA levert daardoor een belangrijke bijdrage aan de wetenschappelijke kennis over revalidatie. De komende jaren blijft het hier echter niet bij. Het proces van vereniging van krachten vindt volop plaats. Zo is dit jaar een fusietraject ingezet met het Jan van Breemeninstituut, een gespecialiseerd centrum voor mensen met problemen aan het bewegingsapparaat, wat in 2010 moet leiden tot een juridische fusie. Nu al wordt er hard gewerkt aan de integratie op het gebied van behandeling, onderwijs en onderzoek. Tegelijkertijd zal de samenwerking met het VUmc, afdeling Revalidatiegeneeskunde, sterk geïntensiveerd worden, uitmondend in een concernvorming en in 2013 in een verhuizing van het RCA naar een gezamenlijk nieuw onderkomen hier op het VU-terrein. Aangezien activiteiten van het VU-onderzoeksinstituut MOVE, bestaande uit onderzoeksgroepen van de FBW, het VUmc en ACTA, ook nauw verweven zijn met dit proces, en dat mogelijk andere onderzoeksgroepen zoals die van het AMC afdeling Revalidatiegeneeskunde zich op enigerlei wijze zullen aansluiten bij de samenwerkingsverbanden, zal het u duidelijk zijn dat we opwindende, maar ook spannende tijden tegemoet gaan. Samenwerkingsverbanden aangaan en ontwikkelen is lastig en vooral bij fusies en concernvormingen kunnen er spanningen en problemen optreden. Er zijn altijd mensen die beren op de weg zien, bang zijn dat ze niets
19
meer te zeggen hebben, of denken dat ze in hun eentje meer kunnen bereiken. Er zijn ook mensen die vooral kansen zien en van mening zijn dat het geheel meer is dan de som der delen. Ik behoor tot die laatste groep en denk dus dat een sterk samenwerkingsverband op het gebied van het revalidatieonderzoek in Amsterdam zeer zinvol is.
Revalidatieonderzoek in Amsterdam RCA
JBI
VUmcRevalidatiegeneeskunde
VU-FBW
EMGO MOVE AMC Eén van mijn voornaamste doelen van de komende jaren is dan ook om een belangrijke bijdrage te leveren aan het tot stand komen van een gestructureerde en echt actieve samenwerking op het gebied van het revalidatieonderzoek in de regio Amsterdam. Dit moet leiden tot een vruchtbare en productieve situatie waarin we kunnen werken aan waar het uiteindelijk allemaal
om draait: het verbeteren van de behandeling van mensen met lichamelijke
beperkingen. Er is nog genoeg te doen, maar dan wel met vereende krachten.
Dankwoord Aan het einde van mijn rede ontkom ook ik er niet aan om enige woorden van dank uit te spreken. Ten eerste wil ik mijn erkentelijkheid uitspreken dat het bestuur van de Vereniging voor Christelijk Wetenschappelijk Onderwijs de voordracht van ons College van Decanen volgde en mij benoemde. Ook het bestuur van de Faculteit der Bewegingswetenschappen dank ik voor het in mij gestelde vertrouwen. Uiteraard wil ik het bestuur van de Duyvensz-Nagelstichting heel erg danken voor de geweldige steun de afgelopen jaren, eerst met het Project Academisering, daarna met de bouw van het onderzoekslab, en vanaf dit jaar met het financieren van mijn leerstoel en o.a. met het ter beschikking stellen van Fellowships, die het mogelijk maken dat meer behandelaren actief gaan participeren in onderzoek.
20
Zoals al gezegd, heeft de Raad van Bestuur van het RCA de afgelopen jaren een zeer positieve en stimulerende rol gehad in het academiseringsproces. Jos Buijs en Peter Koppe, beste Jos en Peter, ik heb veel waardering voor jullie. Hoe jullie het RCA leiden en vooruit hebben gestuwd is indrukwekkend. Ik heb ook veel van jullie geleerd. Van Jos dat ik niet vanuit beperkingen moet denken en van Peter dat ik met plezier moet werken. En dat laatste doe ik zeker, wat voor een groot deel aan jullie te danken is. Peter Hollander en Peter Beek, beste Peters, dank voor jullie steun om deze leerstoel te realiseren, maar vooral bedankt voor jullie inzet om de samenwerking met het RCA te versterken. Dat jullie die samenwerking belangrijk vinden, blijkt bijvoorbeeld uit jullie zeer frequente aanwezigheid bij de wetenschappelijke bijeenkomsten in het RCA en voor Peter Beek in de steeds toenemende onderzoeksactiviteiten in het RCA. Laten we zo doorgaan. Mijn onderzoekslijn TB1, met aan het hoofd Arnold de Haan en Luc van der Woude, bestaat uit een geweldige groep onderzoekers waarmee het heerlijk samenwerken is. Beste Arnold en alle anderen, bedankt hiervoor. Luc van der Woude, beste Luc, als ik maar 1 iemand mocht bedanken, dan was jij het geworden. Je hebt een hele belangrijke rol in mijn carrière gespeeld. Zo zorgde jij dat ik mijn eerste baan kreeg bij Bewegingswetenschappen, was jij degene die ervoor zorgde dat ik de mogelijkheid kreeg om te promoveren, regelde jij dat ik na mijn tijd in Amerika weer een volledige baan hier kreeg en ondersteunde jij me toen ik Projectleider Academisering werd. Daarnaast ben je al jaren een geweldige trekker van de onderzoekslijn waar ik bij hoor. Ik ken weinig mensen die zo altruïstisch zijn en zoveel doen voor de mensen aan wie ze leiding geven. Ik vind het heel jammer dat je de fbw verlaat volgende maand. Ik weet zeker dat men je hier behoorlijk gaat missen, want jouw inzet voor de Faculteit was geweldig. Ik hoop dat we onze samenwerking en vriendschap ondanks de grote afstand Amsterdam-Groningen de komende jaren gewoon kunnen continueren. Ik wil zowel mijn collega’s van Bewegingswetenschappen als die van het RCA heel erg bedanken voor de al weer jarenlange prettige en stimulerende samenwerking. Het is heerlijk om twee heel verschillende werkplekken te hebben, waar je het goed naar je zin hebt. Ook mijn collega’s uit Nijmegen, en dan met name Maria Hopman, ben ik zeer erkentelijk voor de inspirerende samenwerking en vooral voor de goede vriendschap. In het onderzoekslab in het RCA werk ik met veel mensen samen. Ik moet eigenlijk zeggen met veel vrouwen, want dat zijn het voornamelijk. Sonja, Marielle, Lyanne, Liesbeth, Nienke, en Liesbeth, en o ja, er werkt ook nog 1 man, Peter. Jullie zijn geweldig en het is een feest om met jullie te mogen werken. Datzelfde kan ik zeggen van mijn promovendi Martijn Niessen, Lia van der Maas en Michiel van Nunen. Jullie enthousiasme is aanstekelijk. Tot slot wil ik mijn meiden thuis bedanken voor het plezier dat ze me altijd geven. Iby, Sterre, Denya en Manou, het is elke dag heerlijk om thuis te komen na een dag werk. Jullie
21
zorgen er aan de andere kant ook voor dat ik de volgende dag vaak voor mijn rust weer naar het werk ga. En Iby, wat betreft die Lindsay Wagner, mijn verliefdheid was snel over toen ik door had dat die bionische implantaten in die tijd nog helemaal niet werkten. Al 25 jaar ben jij mijn vrouw van 6 miljoen en ik hoop dat dat nog lang zo zal blijven.
Ik heb gezegd.
22