‘Met Kostas Charitos hebben we er een prachtige commissaris bij.’ – HET PAROOL
PETROS
MARKARIS Het late journaal literaire thriller
Over het boek Wanneer politiecommissaris Kostas Charitos op een avond naar een televisiestudio wordt geroepen, waar de onderzoeksjournaliste Janna Karajorgi vlak voordat ze in het late journaal een sensationele onthulling zou doen is vermoord, aarzelt hij geen moment. Janna Karajorgi wilde live in de uitzending vertellen dat eerder die dag een jong Albanees echtpaar werd neergestoken in een armoedig huis in Athene en dat de politie nog naarstig op zoek is naar hun verdwenen kind. Dat van die steekmoord klopt – vrijwel meteen erna rekende de politie een andere Albanees in, die bekende het echtpaar vermoord te hebben – maar noch deze verdachte noch de politie wist van het bestaan van een kind. Hoe zit dat? En wie vermoordde Janna Karajorgi? De pers over de Kostas Charitos-reeks: ‘Vakkundig opgezet boek […] Laat die Charitos maar schuiven.’ – vri� nederland ‘Petros Markaris slaagt er perfect in om de broeierige sfeer van de Griekse hoofdstad te beschrijven’ – knack ‘Een nauwkeurige sfeertekening van Athene en zijn bewoners in het bijzonder en van Griekenland in het algemeen die beter is dan welke reisbeschrijving dan ook.’ – haagse courant ‘Een betere manier om me in te leven in de hectiek van Athene had ik niet kunnen wensen’ – humberto tan Over de auteur Petros Markaris groeide op in Turkije als de zoon van een Griekse moeder en een Armeense vader. Behalve politieromans schrijft hij ook opiniestukken en scenario’s voor film en televisie. Hij woont in Athene.
Van dezelfde auteur Bloedrechters Het kindermeisje
De spanningsnieuwsbrief Wilt u op de hoogte blijven van alle nieuwe spannende boeken van A.W. Bruna Uitgevers, dé thrilleruitgever van Nederland? Geeft u zich dan op voor onze spanningsnieuwsbrief via onze website www.awbruna.nl
Colofon © 1995 Petros Markaris, Athene © 2000 by Diogenes Verlag AG Zürich. All rights reserved. © 2005, 2011 Nederlandse vertaling Noortje Pelgrim Oorspronkelijke titel Nychterino Deltio Oorspronkelijke uitgever Samuel Gavrielides Editions, Athene 1995 Omslagbeeld Getty Images Omslagontwerp Mariska Cock © 2011 A.W. Bruna Uitgevers B.V., Utrecht isbn paperback 978 90 229 9596 9 isbn e-book 978 90 449 6518 6 nur 305
Petros Markaris
Het late journaal
A.W. Bruna Uitgevers B.V., Utrecht
awb_het_late_journaal.indd 3
28-04-11 11:03
1 Strak kijken we elkaar elke ochtend klokslag negen uur in de ogen. Hij staat voor mijn bureau en heeft zijn blik op de mijne gefixeerd, niet precies recht erin, maar een fractie hoger, ergens tussen wenkbrauwen en wimpers. Ik ben een lul, zegt hij. Niet met woorden maar met zijn blik. Ik zit achter mijn bureau en kijk hem recht in de ogen, niet erboven, niet eronder. Als zijn chef mag ik hem recht in de ogen kijken, hij mag dat niet. Dat weet ik, dat je een lul bent, zeg ik. Bij mij ook geen woord, ook mijn blik zegt alles. Dit gesprek voeren we vijf dagen in de week, buiten de twee maanden dat we beiden vrij hebben, elke week van het jaar. Van maandag tot vrijdag zonder ook maar een woord te zeggen, alleen met de ogen. Ik ben een lul – dat weet ik, dat je een lul bent. Bij elke organisatie hoort een hoeveelheid losers. Je kunt niet alleen bollebozen hebben, je wordt altijd wel opgezadeld met een paar prutsers. Thanassis1 hoort tot die laatste categorie; aan de politieacademie begonnen maar halverwege gestopt; met hangen en wurgen tot wachtmeester geschopt en daar voor anker gegaan. Geen greintje ambitie om hogerop te komen. Vanaf zijn eerste werkdag heeft hij niets nagelaten om me duidelijk te maken dat hij een lul is. En dat heb ik altijd op waarde weten te schatten. Moeilijke opdrachten, nachtdiensten, aanhoudingen, achtervolgingen, het werd hem allemaal bespaard. Ik hield hem op kantoor. Een simpel verhoor, archivering, contact met het gerechtelijk laboratorium of het ministerie. Maar omdat we een permanent tekort aan mensen hebben in het korps en de werkdruk groot is, 1
Achter in dit boek is een namenlijst opgenomen.
awb_het_late_journaal.indd 7
28-04-11 11:03
herinnert hij er me voor alle zekerheid iedere dag aan dat hij een lul is: stel dat ik het zou vergeten en hij in een surveillancewagen verzeild zou raken. Ik kijk naar mijn bureau en zie dat de croissant en koffie er niet zijn. Mij iedere morgen mijn koffie en croissant brengen is zijn enige vaste opdracht. Ik kijk vragend naar hem op. ‘Waar is mijn ontbijt vandaag, Thanassis? Ben je het vergeten?’ Toen ik begon bij de politie, aten we een koulouri, veegden we de kruimels van dit sesambroodje met de hand van het bureau en zat een of andere sukkel van een moordenaar, inbreker of zakkenroller met de naam Dimos, Menios of Lambros tegenover ons. Thanassis grijnst. ‘De chef heeft gebeld dat hij u onmiddellijk wil spreken. Dus dacht ik, dan breng ik het u later wel.’ Het gaat vast over de Albanees. Die was gezien bij het huis van het stel dat dinsdagmiddag vermoord is. De hele morgen had de huisdeur opengestaan zonder dat iemand even binnen had gekeken. Wie is er geïnteresseerd in een gribus met een raam eruit en het andere dichtgetimmerd? Daar trekken zelfs dieven hun neus voor op. Uiteindelijk heeft een buurvrouw, die ook de deur open had zien staan zonder dat er iets bewoog, tegen de middag haar nieuwsgierigheid moeten bekopen met de schrik van haar leven. Pas na een uur was ze in staat ons te bellen. Toen we ter plekke kwamen, probeerden twee vrouwen haar nog steeds bij te brengen door water over haar gezicht te plenzen, zoals visboeren doen om hun vis vers te laten lijken. Er lag een kale matras op de cementen vloer. Daarop lag de vrouw achterover uitgestrekt met de ledematen alle kanten uit. In haar hals gaapte een diepe jaap alsof iemand een tweede mond had geopend om het bloed door te laten. Haar rechterhand hield krampachtig de matras vast. Ik weet niet wat voor kleur haar nachtpon was geweest, maar nu was hij bloedrood. De man naast haar zal een jaar of vijf ouder zijn geweest. Hij lag voorover met zijn bovenlijf over de rand van de matras. Zijn ogen leken wel gefixeerd op een kakkerlak die doodgemoedereerd voorbijkuierde. Hij had vijf messteken: in z’n rug; drie horizontaal naast el-
awb_het_late_journaal.indd 8
28-04-11 11:03
kaar van de hartstreek naar de rechterschouder en twee in een verticale lijn daaronder, alsof de moordenaar de letter t van telos, einde, in z’n rug had willen krassen. De rest van het huis zag eruit als de woning van mensen die van de ene hel naar de andere gaan: een klaptafeltje, twee plastic stoelen en een eenpitsgasstel. Twee vermoorde Albanezen zijn alleen interessant voor de media, als de moordpartij tenminste een mooi plaatje oplevert en het de kijker, voor hij aan tafel gaat na het journaal, zwaar op de maag ligt. Vroeger hadden we sesambroodjes en Grieken, nu hebben we croissants en Albanezen. Binnen een uur hadden we de eerste onderzoeksfase achter de rug: foto’s van de lijken, vingerafdrukken, de vijf bewijsstukken in een plastic zak en de deur verzegeld. De lijkschouwer nam niet eens de moeite om te komen. Hij kreeg de lijken liever in het mortuarium bezorgd. Het huis uitkammen was overbodig. Wat viel er te doorzoeken? Er stond niet eens een kast in het huis. De paar haveloze kleren van de vrouw hingen over een haak aan de muur. Die van de man lagen naast hem op de cementen vloer. ‘Moeten we niet naar geld zoeken?’ vroeg Sotiris, politieadjudant en mierenneuker. ‘Wat je vindt mag je houden maar je zult geen cent vinden. Of ze hadden niks, of de moordenaar heeft alles meegenomen. Hetgeen niet wil zeggen dat hij hem om het geld heeft vermoord. Ook al was het om wraak, dan nog zou hij het geld hebben meegenomen. Die laten toch niks liggen.’ Hij ging desondanks op zoek en vond een gat in de matras. Maar geen geld. Van de buren had niemand iets gezien. Dat zeiden ze tenminste. Ze kunnen het natuurlijk ook verzwegen hebben om er later voor de camera’s de blits mee te maken. We hoefden alleen nog maar terug naar het bureau om de tweede fase af te ronden: een verslag, dat rechtstreeks naar het archief zou gaan, want naar de moordenaar zoeken zou zonde van de moeite zijn. Net toen we het huis aan het verzegelen waren, dook ze op. Een ronde toet, een lichtgevende bloes waar haar borsten bijna uit barstten, een rok die zo strak zat dat hij vanachter iets omhoogwipte, en lila muiltjes. Ik zat net in de politieauto toen ik haar 9
awb_het_late_journaal.indd 9
28-04-11 11:03
naar de twee mannen zag lopen die het huis aan het verzegelen waren. Ze fluisterde hun iets toe waarna zij mijn kant op wezen. Ze draaide zich om en stevende op mij af. ‘Waar kan ik u spreken?’ vroeg ze alsof ze verwachtte dat ik een afspraak met haar zou maken. ‘Hier. Zeg het maar.’ ‘De afgelopen dagen heb ik een man om het huis zien scharrelen. Hij klopte op de deur, maar de vrouw die opendeed, gooide steeds de deur voor zijn neus dicht. Hij was niet zo groot, had blond haar en een litteken op z’n linkerwang. Hij droeg een blauw jack, een spijkerbroek die op de knie was versteld en gymschoenen. Eergistermiddag zag ik hem voor het laatst op de deur kloppen. Maar zij gooide weer de deur voor zijn neus dicht.’ ‘En waarom heb je dat niet verteld aan de agent die vroeg of je iets gezien had?’ ‘Ik moest er eerst even over denken. Ik had geen zin om meegesleurd te worden naar politiebureaus en rechtbanken.’ Hoe lang had ze daar al alles zitten te bespioneren, de straat, de buren en de voorbijgangers? Kennelijk maakte ze ’s morgens haar bed op, zette het eten op en posteerde zich vervolgens bij het raam. ‘Oké, als we je nog nodig hebben, laten we het weten.’ Toen ik op kantoor terugkwam, was mijn eerste neiging om de zaak naar het archief te verwijzen. Terroristen, overvallen, drugs, wie heeft er tijd om zich met Albanezen bezig te houden? Als er nou nog een Griek was vermoord, zo eentje uit de beschaafde wereld van crêpes en snacks, dan zou het wat anders zijn. Maar onder elkaar moeten die lui maar doen wat ze niet laten kunnen. Dat we ze afvoeren met een ziekenwagen was toch meer dan genoeg. Hoezo leren we van onze fouten? Ik in ieder geval niet. Elke keer weer neem ik me voor een zaak te laten rusten en vervolgens begint die dan toch aan me te knagen. Of omdat de muren van het kantoor op me afkomen, of omdat er toch nog iets van een politie-instinct in me schuilt. Dat steekt dan ondanks de sleur de kop op en dan word ik overmand door de behoefte om iets te doen. Dus seinde ik het signalement van de Albanees, dat het 10
awb_het_late_journaal.indd 10
28-04-11 11:03
dikke wijf me gegeven had, naar de politiebureaus. Eerlijk gezegd is er geen uitgebreid onderzoek nodig. Je hoeft alleen maar de pleinen af te gaan, het Omonia-plein, het Vathis-plein, het Kotzia-plein, het Koumoundourou-plein, het plein voor het treinstation in Kifissia, pleinen… De wereld is een omgekeerde dierentuin geworden. De mensen zitten opgesloten in kooien en de dieren lopen ons over de pleinen aan te staren. Ik wist op voorhand dat het vergeefse moeite was. Ik had niet de geringste hoop om hem te vinden. En toch, drie dagen later kreeg ik hem kanten-klaar aangeleverd vanuit Loutsa. Het dikke mens arriveerde in dezelfde outfit. Alleen had ze dit keer schoenen aan, ouderwetse pumps met hoge hakken, die bij iedere stap onder haar gewicht leken te bezwijken en afwisselend naar elkaar toe en van elkaar af bogen, alsof ze elkaar gingen omhelzen en er onmiddellijk spijt van hadden. ‘Dat is hem!’ riep ze toen ze de Albanees in het vizier kreeg. Ik geloofde haar op haar woord en dankte God dat ze niet mijn buurvrouw was en me dag en nacht onder toezicht hield. Hij zag er precies zo uit als ze hem beschreven had. Niets was haar ontgaan. Daarom wil de chef me spreken; hij wil weten hoe het verhoor is verlopen. En Thanassis had mijn ontbijt niet gebracht omdat hij zeker wist dat ik alles zou laten voor wat het was om naar boven te rennen. ‘Jouw taak is het om me mijn koffie en croissant te brengen. Wanneer ik naar de chef ga, dat is mijn zaak,’ snauw ik hem toe en ik laat me dieper in de stoel zakken om hem aan het verstand te brengen dat ik niet van plan ben vanochtend nog achter het bureau vandaan te komen. Weg grijns, weg zelfverzekerdheid. ‘Tot uw order,’ stamelt hij. ‘Nog steeds hier?’ Hij draait zich ter plekke om en vliegt het kantoor uit. Ik wacht een minuut en sta dan op om naar de chef te gaan. Thanassis is in staat rond te bazuinen dat de chef me ontboden had en dat ik net deed of mijn neus bloedde. En de chef heeft een behoorlijke trukendoos, je weet niet wat hij je kan flikken. En dan hebben we het nog niet eens over zijn complexen. 11
awb_het_late_journaal.indd 11
28-04-11 11:03
2 Mijn kantoor is op de derde verdieping, nummer 321. Het kantoor van de hoofdcommissaris is op de vijfde. De gemiddelde wachttijd bij de lift is vijf tot tien minuten, hangt van zijn nukken af. Als je je kwaad maakt en op de knop blijft drukken, kan hij er ook een kwartier over doen. Je hoort hem op de tweede en denkt: ah, daar komt hij, maar hij bedenkt zich en maakt rechtsomkeer naar beneden. Of andersom. Je hoort hem van de vierde komen en in plaats van dat hij zijn weg naar beneden vervolgt, weer omhooggaan. Uit woede neem ik soms de trap met twee treden tegelijk, niet omdat ik haast heb maar om stoom af te blazen. Maar het komt ook voor dat ik mijn hakken in het zand zet. Als dan toch niemand haast heeft, waarom zou ik dan zo gek zijn om te rennen. Zelfs de automatische deuren zijn zo afgesteld dat ze tergend langzaam opengaan. Allemaal om je op de zenuwen te werken. Alle hoge pieten zitten op de vijfde etage. Ze zijn daar bij elkaar gezet om collectief denkwerk te kunnen verrichten of ze zijn collectief geïsoleerd, zodat wij in elk geval ons werk kunnen doen; hangt ervan af hoe je ernaar kijkt. Het kantoor van de hoofdcommissaris is 504, maar op de deur staat geen nummer. Dat heeft hij laten verwijderen. Vond hij vernederend, een nummer op de deur, alsof het een ziekenhuis- of hotelkamer was. Hij had een bord laten aanbrengen met het opschrift: Nikolaos Gikas – Hoofdcommissaris. ‘In Amerika heb je geen nummers op de kamerdeuren. Alleen namen.’ Drie maanden heeft hij er zich over opgewonden. Totdat hij het kloeke besluit nam het nummer door zijn naam te vervangen. En dat alles omdat hij zes maanden een opleidingsprogramma bij de fbi had gevolgd. ‘Gaat u binnen, hij verwacht u,’ zegt Koula, de agente die dienst12
awb_het_late_journaal.indd 12
28-04-11 11:03
doet als zijn secretaresse en de mannequin in uniform uithangt. Het kantoor is groot en licht met kamerbreed tapijt en vitrages. Aanvankelijk zouden we allemaal gordijnen krijgen, maar het budget was niet toereikend en zo werd die luxe beperkt tot de vijfde verdieping. Meteen achter de deur staat een rechthoekige vergadertafel met zes stoelen. De chef zit met zijn rug naar het raam en zijn bureau is zeker drie meter lang. Zo’n modern met metaalbeslag op de hoeken. Als je een document wilt pakken aan het andere uiteinde, dan heb je een tang nodig. Je arm is niet lang genoeg. Hij kijkt op. ‘Nog nieuws over de Albanees?’ vraagt hij me. ‘Geen nieuws, chef. We zijn hem nog aan het verhoren.’ ‘Nog belastende gegevens?’ Afgemeten vragen, afgemeten antwoorden, alleen het hoognodige om te laten zien dat hij ten eerste druk, druk, druk is, ten tweede efficiënt en ten derde zakelijk. Zoals gezegd, Amerikaanse trucjes. ‘Niets, maar we hebben, zoals ik u al zei, een ooggetuige, die hem herkend heeft.’ ‘Dat is niet per se een bewijs. Ze heeft hem weliswaar om het huis zien scharrelen maar niet naar binnen of buiten zien gaan. Vingerafdrukken?’ ‘Veel. De meeste van het stel. Maar niet van de verdachte. Geen spoor van een moordwapen.’ Hij heeft me aangestoken. Ik begin ook al in telegramstijl te praten, sukkel die ik ben. ‘Goed. Zeg de journalisten dat er voorlopig geen verklaring komt.’ Dit laatste was een overbodige mededeling. Persverklaringen legt hij altijd zelf af. Ik moet ze wel eerst voor hem uitschrijven, zodat hij ze woord voor woord vanbuiten kan leren. Ik klaag daar niet over, ik vind het niet erg. Ik heb de pest aan reporters. Het is al net als met het sesambroodje en de croissant. Vroeger had je journalisten en dagbladen, tegenwoordig reporters en camera’s. Via de telefoon van de secretaresse laat ik de Albanees halen voor verhoor. De ondervragingen worden gedaan in een ruimte met kale muren, een tafel en drie stoelen. Als ik binnenkom, zit de Albanees op een stoel, de handen geboeid. 13
awb_het_late_journaal.indd 13
28-04-11 11:03
‘Zal ik ze losmaken?’ vraagt de agent. ‘Laten we eerst maar eens even zien of we met een mens te doen hebben of met een beest.’ Ik neem de Albanees op. Zijn handen liggen op tafel. Twee knoestige handen, met dikke vingers en lange nagels met pikzwarte rouwranden. Hij staart ernaar alsof hij ze voor het eerst ziet en verbaasd is. Wat verbaast hem? Dat hij daarmee gedood heeft? Of dat ze zo onbehouwen en vuil zijn? Of dat God hem met handen geschapen heeft? ‘Ga je me nog vertellen waarom je ze vermoord hebt?’ vraag ik hem. Langzaam komt zijn hoofd omhoog. ‘Jij sigaret hebben?’ ‘Geef hem een sigaret van jou,’ zeg ik tegen de agent. Die kijkt me verbaasd aan. Hij denkt dat ik van hem biets, meer hersens heeft hij niet. Hij rookt Marlboro, terwijl ik gewoon bij Karelia ben gebleven. Ik wil de Albanees een Marlboro geven om zijn vertrouwen een beetje te winnen. De agent stopt hem de sigaret in de mond en ik steek hem aan. Hij neemt een paar flinke trekken en geniet met volle teugen. Hij slaat de rook diep in zijn borstkas op en laat die maar met kleine pufjes ontsnappen om niets te verspillen. Hij heft beide handen tegelijk op en klemt de sigaret tussen duim en wijsvinger van zijn rechterhand. ‘Ik niet vermoorden,’ zegt hij en hij plakt de sigaret met een bliksemsnelle beweging van beide handen weer tussen zijn lippen, terwijl zijn borstkas opzwelt om plaats in te ruimen voor de rook. Instinctief voelt hij dat ik hem de sigaret weleens af zou kunnen pakken nu hij niet gezegd heeft wat ik wilde horen, en hij inhaleert in allerijl zo veel mogelijk. ‘Je belazert me, jij klootzak, kut-Albanees!’ schreeuw ik woedend. ‘Ik zadel je op met alle moorden op Albanese zwervers die de afgelopen drie jaar niet zijn opgelost, dat kost je levenslang, en die president Berisha van je kan ook de klere krijgen!’ ‘Ik drie jaar niet hier. Ik komen...’ Hij stopt, want hij kan niet op ‘vorig jaar’ komen en zoekt naar andere woorden. ‘Ik komen tweeënnegentig,’ voegt hij eraan toe, tevreden met zijn oplossing van het taalprobleem. Nu houdt hij zijn handen onder de tafel 14
awb_het_late_journaal.indd 14
28-04-11 11:03
verstopt, kennelijk in de hoop dat ik die sigaret wel vergeet als ik hem niet meer zie. ‘En hoe wil je dat bewijzen, klootzak? Met je paspoort?’ Ik vlieg woest op hem af en zet hem overeind. Hier had hij niet op gerekend, zijn handen slaan tegen de onderkant van de tafel en de sigaret valt eruit. In paniek werpt hij een vluchtige blik op de sigaret onder de tafel en vervolgens, ongerust, op mij. De agent steekt zijn voet uit, drukt de sigaret uit en grijnst vol leedvermaak naar de Albanees. Een slimme jongen, begrijpt meteen wat de bedoeling is. ‘Je bent illegaal Griekenland binnengekomen, je staat nergens geregistreerd, je hebt geen visum, geen stempel, niks. Ik kan je laten verdwijnen zonder dat iemand ooit naar je vraagt. Ik heb je niet gezien en ik ken je niet, want je bestaat niet. Hoor je me? Je bestaat niet!’ ‘Ik voor vrouw komen,’ zegt hij verschrikt, terwijl ik hem door elkaar schud. ‘Gek op haar, hè?’ Ik laat hem weer op zijn stoel vallen. ‘Ja.’ ‘Hing je daarom de hele dag om dat huis? Je wilde naar binnen om haar te neuken, en zij deed niet open.’ ‘Ja,’ zegt hij weer en hij glimlacht nu, tevreden dat hij past in de psychoanalyse. ‘En omdat ze je niet opendeed, werd je zo razend dat je ’s nachts ingebroken hebt en hen hebt afgeslacht!’ ‘Nee!’ roept hij nu verschrikt. Ik ga weer op mijn stoel tegenover hem zitten en kijk hem recht in de ogen. Ik hou mijn mond even. Hij begrijpt die stilte niet en wordt weer ongerust. Gelukkig maar, want zo heeft hij niet door dat ik er niet uit kom. Wat moet ik met hem? Hem uithongeren? Alsof hem dat wat kan schelen, hij eet sowieso maar eens in de drie dagen en dan nog als hij geluk heeft. Moet ik twee van die kleerkasten van boven laten komen om hem eens flink onder handen te nemen? Hij heeft zoveel slaag in zijn leven gehad dat hij dit geduldig zal ondergaan zonder er erg van onder de indruk te raken. 15
awb_het_late_journaal.indd 15
28-04-11 11:03
‘Luister,’ zeg ik rustig. ‘Alles waar we het over gehad hebben, dat zet ik op papier, daar zet je je handtekening onder en klaar is Kees.’ Hij zegt niets. Hij kijkt me alleen maar aan, vertwijfeld. Niet omdat hij zo bang is voor de gevangenis, maar achterdocht is bij hem ingebakken. Hij kan onmogelijk geloven dat het kwaad even luwt om je op adem te laten komen. Hij is bang dat als je één ding accepteert, er geheid een tweede en een derde volgen, zo is het hem altijd vergaan. De man moet even een handje geholpen worden. ‘Per slot van rekening zul je het nog niet zo slecht hebben in de gevangenis,’ zeg ik hem op de toeschietelijke toon van een man met wie te praten valt. ‘Je hebt een bed, drie keer per dag eten, allemaal van staatswege. Je hoeft niets te doen en er wordt voor je gezorgd, zoals vroeger thuis. En als je slim bent, dan heb je je over een maand of twee bij een van die boevenbendes aangesloten en dan verdien je ook nog lekker een centje bij. De gevangenis is de enige plek waar geen werkloosheid heerst. Een beetje hersens en je komt er straks met een fijn spaarcentje uit.’ Hij blijft me aankijken, met open mond. Alleen in zijn ogen twinkelt er iets, alsof het idee hem wel aanstaat. Maar hij zegt niets. Ik weet dat hij erover na wil denken en sta op. ‘Je hoeft me nu niet te antwoorden,’ zeg ik hem. ‘Denk erover na, dan praten we morgen verder.’ Als ik naar de deur loop, zie ik de agent zijn pakje Marlboro tevoorschijn halen en hem er een aanbieden. Ik zou overplaatsing naar mijn afdeling voor die jongen moeten aanvragen. Op oorlogssterkte staan ze voor mijn deur. Sommigen met een microfoon in de hand, anderen met een cassetterecorder. Allemaal met een onverzadigbare en begerige blik. Een gezelschap hongerigen dat op het nieuws wacht als de soldaat op zijn dagrantsoen. Als de cameramensen me zien, gooien ze de camera’s op hun schouder. ‘Kom binnen, allemaal.’ Joviaal doe ik de deur van mijn kantoor open, terwijl ik bij mezelf denk: lazer toch op klootzakken en laat 16
awb_het_late_journaal.indd 16
28-04-11 11:03
me met rust. Ze stormen allemaal mijn kamer binnen en leggen de microfoons met de logo’s van hun tv-zenders, hun kabels en hun cassetterecorders op mijn bureau. Binnen een minuut is dat veranderd in de stal van een straatventer. ‘Heb je nog nieuws over de Albanees, commissaris?’ vraagt Sotiropoulos, met z’n geruite Armani-overhemd, Engelse trenchcoat, Timberland-schoenen en zijn bril met rond metalen montuur zoals Himmler zaliger ooit droeg en die nu in de mode is bij intellectuelen. Mij aanspreken met ‘meneer’, daar is hij al lang geleden mee opgehouden, hij zegt gewoon ‘commissaris’. En altijd begint hij met ‘Heb je ons iets te zeggen’ of ‘Wat weet je ons te vertellen over’ om je het gevoel te geven dat hij je examineert en een rapportcijfer zal geven. Hij is nu eenmaal de stem van het volk, snap je wel. En de stem van het volk behandelt iedereen toch gelijk? Niks geen ‘meneer’ en ‘u’ alsof er verschil is tussen burgers. En zijn wakkere blik laat je niet los, paraat om je elk ogenblik aan een controle te onderwerpen. De moderne Robespierre met camera en microfoon. Ik negeer hem en ik richt me tot iedereen gezamenlijk. Als hij gelijkheid wil, dan zal hij die krijgen ook. ‘Ik heb helemaal geen mededelingen, mensen,’ zeg ik hartelijk met een glimlach. ‘We zijn hem nog aan het verhoren.’ Teleurgesteld kijken ze me aan. Een kleine opdonder met sproeten en een rode panty doet nog een poging me iets te ontfutselen, meer voor de beroepseer. ‘Hebt u aanwijzingen dat hij de moordenaar is?’ vraagt ze. ‘Zoals ik al gezegd heb, hij wordt nog verhoord,’ antwoord ik weer en om duidelijk te maken dat het gesprek ten einde is, pak ik de croissant die Thanassis voor me heeft neergezet, haal het cellofaan eraf en neem een hap. Ze beginnen hun spullen in te pakken en mijn bureau komt weer in een normale staat, zoals een zieke bij wie de slangen worden losgekoppeld als het gevaar is geweken. Janna Karajorgi blijft als laatste. Ze treuzelt opzettelijk en laat de anderen vertrekken. Aan haar heb ik echt de pest, meer nog dan aan de anderen. Zomaar, zonder duidelijke reden. Ze lijkt 17
awb_het_late_journaal.indd 17
28-04-11 11:03
niet ouder dan vijfendertig en ziet er altijd elegant en smaakvol uit. Wijde pantalon, jasje en een dure halsketting met een kruisje of medaillon. Ik weet niet waarom, maar ik heb sterk de indruk dat ze lesbisch is. Het is een mooie vrouw, maar door de combinatie van haar korte haar en haar kleding heeft ze iets mannelijks. Misschien is het allemaal onzin en ligt het aan mijn zieke geest. Nu staat ze naast de deur. Ze werpt een blik naar buiten om te zien of de anderen vertrokken zijn en doet hem dicht. Ik ga gewoon door met mijn croissant alsof ik niet in de gaten heb dat ze er nog is. ‘Weet u of het vermoorde stel kinderen had?’ vraagt ze plotseling. Ik kijk haar verbaasd aan. Ze kijkt hooghartig en ironisch. Dat is nou net wat me ergert, van die vragen die nergens op slaan en die ze benadrukt met een ironische glimlach om je de indruk te geven dat ze er meer van weet, maar het je niet zegt om je te pesten. In feite weet ze helemaal niets en staat ze maar wat te vissen. ‘Of er sprake was van kinderen en wij die over het hoofd hebben gezien?’ ‘Misschien waren ze niet daar toen u kwam.’ ‘Tja, als ze voor studie naar Amerika gestuurd zijn, dan hebben we ze nog niet gevonden,’ zeg ik sarcastisch. ‘Ik heb het niet over oudere kinderen, maar over baby’s,’ antwoordt ze. ‘Op zijn hoogst twee jaar.’ Er is iets wat ze weet en ze vindt het amusant me te treiteren. Ik besluit het over een voorzichtige, vriendelijke boeg te gooien, misschien kan ik op haar eergevoel werken. Ik wijs haar de stoel voor mijn bureau. ‘Ga zitten, dan kunnen we even praten,’ zeg ik haar. ‘Onmogelijk, ik moet naar de tv. Een andere keer.’ Plotseling heeft ze haast. Dat doet ze met opzet, de trut. Om mij op hete kolen te laten zitten. Als ze de deur opendoet om te vertrekken, komt net Thanassis binnen met een document. Ze kijken elkaar aan en Karajorgi lacht hem toe. Thanassis wendt zijn blik snel af, maar zij blijft hem aankijken, indringend en uitdagend. Kennelijk ziet ze wel 18
awb_het_late_journaal.indd 18
28-04-11 11:03
wat in hem. Nou, daar heeft ze geen ongelijk in, want Thanassis is een knappe vent. Lang, donker, stevig gebouwd. Ik zou hem op haar los moeten laten. Twee raadsels in één klap opgelost: of ze echt iets over de Albanezen weet en het voor me verzwijgt, en of ze lesbisch is. Ze zwaait vriendelijk met haar hand alsof ze me groet, maar in werkelijkheid zegt ze: ‘Je kunt wachten tot je een ons weegt, sukkel.’ Ze doet de deur achter zich dicht. Thanassis komt naar me toe en overhandigt me het document. ‘Het rapport van de patholoog-anatoom over de twee Albanezen,’ zegt hij. De glimlach van Karajorgi heeft hem in verlegenheid gebracht en zijn hand trilt als hij het papier voor me legt. Hij weet niet of het me opgevallen is en of ik er iets over zal zeggen. ‘Oké,’ zeg ik, ‘leg maar neer, je kunt gaan.’ Ik heb geen zin om het te lezen. Wat zou er overigens in moeten staan? Wat zouden de lijken nog meer kunnen onthullen dan er met het blote oog te zien viel? Behalve dan de tijd van de moord, maar die had ook geen enkele betekenis. Als die Albanees nou met een geloofwaardig alibi aan was gekomen dat wij zouden moeten ontzenuwen. En die Karajorgi weet ook niets, die bluft net als alle reporters. Ze wil me nieuwsgierig maken om als eerste wat informatie bij me los te krijgen. Er zijn geen kinderen. Als ze wel bestonden, maar er niet waren toen wij kwamen, dan hadden de buren ons er wel over verteld.
19
awb_het_late_journaal.indd 19
28-04-11 11:03