voor schrijnwerkers
4
milieuvergunning milieuvoorwaarden
In geval u voor verschillende punten niet voldoet aan de milieuvoorwaarden en -voorschriften, maakt u best een actieplan op met daaraan gekoppeld een timing. Mocht u bij het doornemen van deze checklist bijkomende vragen hebben, mag u steeds contact opnemen met de milieucel van uw provincie U vindt de contactgegevens achteraan deze folder.
milieuchecklist
3
Met deze MilieuWegWijs willen we u
Een antwoord
wegwijs maken in de doolhof van de
op de meest
belangrijkste Vlaamse milieuwetgeving.
gestelde milieuvragen binnen uw bedrijfssector!
E e n in it ia t ie f va n d e P r o v in c ie A n t w e r p e n , p r o v in c ie s L im b u r g , O o s t - e n We s t - V la a n d e r e n , V la a m s - B ra b a n t B o u w u n ie S c h r ijn w e r ke r s & In t e r ie u r b o u w e r s, C o n fe d e ra t ie B o u w - D e V la a m s e S c h r ijn w e r ke r s
Deze MilieuWegwijs is opgebouwd rond vijf delen: vragen én antwoorden rond AFVAL vragen én antwoorden aangaande MILIEUwetgeving PREVENTIEtips MilieuCHECKLIST Milieu op het WEB
milieuchecklist
milieuchecklist
milieuchecklist
1 afval 2 verpakkingsafval
milieuchecklist afval a
Volgende bedrijfsafvalstoffen dient u conform het Vlarea apart op te slaan (zie A1). Voldoet u aan die verplichting? JA JA JA JA JA JA JA JA JA JA JA JA JA JA JA JA JA JA JA JA JA JA JA
NEEN NEEN NEEN NEEN NEEN NEEN NEEN NEEN NEEN NEEN NEEN NEEN NEEN NEEN NEEN NEEN NEEN NEEN NEEN NEEN NEEN NEEN NEEN
b
Worden uw bedrijfsafvalstoffen opgehaald door erkende afvaloverbrengers (zie A3)?
c d e
Ontvangt u afgiftebewijzen (zie A3)? Houdt u een afvalstoffenregister bij? (zie A4) Zijn er quickwins bij de preventietips? (zie P4 en P5)
JA
NEEN
JA
NEEN
JA
NEEN
JA
NEEN
NVT NVT NVT NVT NVT NVT NVT NVT NVT NVT NVT NVT NVT NVT NVT NVT NVT NVT NVT NVT NVT NVT NVT
verpakkingsafval a b c
Heeft u een overeenkomst met Val-I-Pac en Fost Plus m.b.t. het verpakkingsafval? (zie A6) JA NEEN Voldoen uw leveranciers aan de informatie- en terugnameplicht? (zie A6) JA NEEN Val-I-Pac voorziet een container- en recyclageforfait voor bedrijven die verpakkingsmateriaal apart inzamelen. Maakt u daar gebruik van? (zie A5) JA NEEN
b
milieuchecklist
onbehandeld houtafval niet verontreinigd behandeld houtafval verontreinigd behandeld houtafval restanten en verpakkingen van verven, siliconen e.d. afgewerkte olie verpakkingskarton verpakkingsfolies steenachtige fracties asbestcementhoudend afval afgedankte apparaten die ozonafbrekende stoffen of broeikasgassen bevatten oude isolatie die ozonafbrekende stoffen of broeikasgassen bevatten papier/karton metaalafval glas afgedankte elektrische en elektronische apparatuur andere gevaarlijke afvalstoffen airbags schroot afgedankte voertuigen banden papier-karton glas hout
2
3 milieuvergunning a Is uw bedrijf een standaardhoutbewerkingsbedrijf en zoja, hebt u een milieumelding gedaan?
Colofon Deze MilieuWegWijs voor schrijnwerkers is een initiatief van de provincie Antwerpen i.s.m. Bouwunie Schrijnwerkers & Interieurbouwers, Confederatie Bouw - De Vlaamse Schrijnwerker en de Vlaamse provincies. Basistekst en redactie: Cathérine Schepers, Sam Van Gelder (prov. Antwerpen). Inhoudelijke controle: Geert Ramaekers (Bouwunie Schrijnwerkers & Interieurbouwers), Ingrid Hontis (Fedustria), Caroline Pollet, Piet Coessens (Agentschap Ondernemen), Filip Coveliers (Confederatie Bouw), Bart Holvoet (Fair Timber vzw), David Knight (LNE), Helene De Rore, Marie De Winter, Alexandre Lefebvre (prov. West-Vlaanderen), Caroline Vercoutere (prov. Oost-Vlaanderen), Dirk Verbeeck, Leslie Bruyndonckx, Mark Michiels (prov. Antwerpen). Cartoons: Dirk Vercampt. Vormgeving: Communicatiedienst, provinciebestuur Antwerpen, Gerda Verelst Papier: Cyclus Offset (100 % gerecycleerd) Druk: Antilope Printing NV
milieuchecklist
1
milieuchecklist
het lozen van afvalwater (rubriek 3) een verfspuitcabine e.d. (rubriek 4.3.) transformatoren (rubriek 12.2) batterijladers (rubriek 12.3) het stallen van 3 of meer voertuigen (rubriek 15.1) het gebruik van luchtcompressoren en airco’s (rubriek 16.3.1) het gebruik van andere compressoren (rubriek 16.3.2) het opslaan van gasflesen e.d. (rubriek 16.7) het opslaan van gassen in tanks e.d. (rubriek 16.8) het opslaan van oxiderende, schadelijke, corrosieve en irriterende stoffen (rubriek 17.3.3) het opslaan van benzine, white spirit, thinner, … (rubriek 17.3.4) het opslaan van verven, vernissen, lakken, … (rubriek 17.3.5) het opslaan van stookolie, diesel, afvalolie, … (rubriek 17.3.6) het opslaan van verse motorolie, inkt, … (rubriek 17.3.7) het opslaan van milieugevaarlijke stoffen (rubriek 17.3.8) brandstofverdeelinstallaties (rubriek 17.3.9) het opslaan van gevaarlijke stoffen in kleine verpakkingen (rubriek 17.4) het mechanisch behandelen van hout (rubriek 19.3) het chemisch behandelen van hout (rubriek 19.4) het opslaan van hout (rubriek 19.6) het behandelen van kunststoffen (rubriek 23.2) het opslaan van kunststoffen (rubriek 23.3) het mechanisch behandelen van metalen (rubriek 29.5.2) het gebruik van stookinstallaties e.d. (rubriek 43.1)
JA JA JA JA JA JA JA JA JA JA JA JA JA JA JA JA JA JA JA JA JA JA JA JA
NEEN NEEN NEEN NEEN NEEN NEEN NEEN NEEN NEEN NEEN NEEN NEEN NEEN NEEN NEEN NEEN NEEN NEEN NEEN NEEN NEEN NEEN NEEN NEEN
NVT NVT NVT NVT NVT NVT NVT NVT NVT NVT NVT NVT NVT NVT NVT NVT NVT NVT NVT NVT NVT NVT NVT NVT
Beschikt u niet over een milieuvergunning, dekt uw bestaande vergunning niet alle Vlaremactiviteiten of heeft u geen melding gedaan van uw klasse-3 activiteiten,onderneem dan de nodige stappen om uw bedrijf conform Vlarem te stellen. Voor bijstand voor het opmaken van uw milieuvergunningsaanvraag kan u steeds terecht bij de milieuambtenaar van uw gemeente, bij Federauto of de milieucel van uw provincie. U vindt de contactgegevens achteraan deze folder.
4 milieuvoorwaarden a Heeft u de nodige voorzorgen genomen bij de opslag van gevaarlijke stoffen? (zie M8) gebeurt de opslag in lekbakken? bevinden de zeer licht ontvlambare producten zich in een veiligheidskast, afzonderlijke ruimte of buiten onder een afdak? zijn de ondergrondse houders conform Vlarem? zijn de bovengrondse houders conform Vlarem? zijn er quickwins bij de preventietips? (zie P1)
b c d
Gebruikt u afvalhout voor de verwarming van uw gebouwen? (zie A8)
JA JA JA JA
NEEN NEEN NEEN NEEN
JA JA
NEEN NEEN
JA
NEEN
JA JA
NEEN NEEN
Voldoet u aan de voorwaarden voor het gebruik van verven, vernissen en lakken? (zie M10) houdt u een oplosmiddelenboekhouding bij? zo neen: voldoet u aan de emissiegrenswaarden? zijn er quickwins bij de preventietips? (zie P8)
f
NEEN
Heeft u reeds een verplicht oriënterend bodemonderzoek laten uitvoeren op uw terrein? (zie M7)
zo ja, verbrandt u enkel onbehandeld houtafval?
e
JA
Laat u verplichte controles uitvoeren op ondergrondse en bovengrondse houders? voor de plaatsing/ingebruikname van de houder periodiek onderzoek
v.u.: Danny Toelen, provinciegriffier, K. Elisabethlei 22, 2018 Antwerpen Mits bronvermelding mogen gegevens uit deze brochure worden gekopieerd. De meest recente versie is steeds raadpleegbaar op www.provant.be
JA NEEN (rubriek 19.8)? (zie M2) Is uw bedrijf geen standaardhoutbewerkingsbedrijf, dan dient u conform VLAREM voor volgende activiteiten mogelijk te beschikken over een milieuvergunning of dient u een melding te doen. Is dit het geval? (zie M3) JA NEEN NVT
Laat u de stookinstallatie periodiek controleren?
JA JA JA
NEEN NEEN NEEN
JA
NEEN
Vragen en antwoorden rond afval Elke schrijnwerkerij produceert behalve zijn producten ook afval. Bij elke geproduceerde houten deur en bij elk afgewerkt raamprofiel of meubelstuk, is er afval van stukhout, houtkrullen, … . Het lakken van de deuren, ramen of meubels levert lege vaten of verfblikken op. Daarnaast kan een schrijnwerker in zijn atelier nog met diverse andere afvalstoffen geconfronteerd worden, bv. metalen, plastics, resten van white spirit en thinner. Iedere schrijnwerkerij heeft dus te maken met bedrijfsafval en zal de wetgeving hieromtrent moeten naleven.
A1
Welke bedrijfsafvalstoffen moet ik apart opslaan en laten ophalen? De afvalstoffenreglementering VLAREA verplicht u om verschillende soorten afvalstoffen apart op te slaan en te laten ophalen. Het gaat ondermeer om volgende afvalstoffen: specifiek afval van de schrijnwerkerij: onbehandeld houtafval (o.a. afval van stukhout, houtkrullen, kisten, eenmalige paletten) niet verontreinigd behandeld houtafval (o.a. resten van plaatmaterialen die geen verfresten, PVC bandjes, e.d. bevatten) verontreinigd behandeld houtafval (o.a. houtafval dat resten van verven, vernis, PVC, … bevat) oud schrijnwerk: valt altijd onder één van bovenstaande categorieën gevaarlijk afval zoals restanten en verpakkingen van verven en vernissen, al dan niet op solventbasis andere solventen (o.a. white spirit, thinner) houtveredelingsmiddelen en chemische verduurzamingsproducten lijmen siliconen, kitten en isolatieschuim (o.a. PUR) gevaarlijk afval zoals afgewerkte olie steenachtige fracties van bouw- en sloopafval (o.a. oude leien en dakpannen, dorpels, tabletten) asbestcementhoudende afvalstoffen (o.a. asbestcementhoudende leien, dorpels en tabletten, golfplaten, Glasal, Massal) afgedankte apparaten en oude isolatie die ozonafbrekende stoffen of broeikasgassen bevatten (bv. airco’s, PUR-schuim, …) plastiek folies en -verpakkingen papier/karton metaalafval glas (o.a. glazen flessen en bokalen) afgedankte elektrische en elektronische apparatuur
A2
Hoe moet ik mijn afvalstoffen inzamelen en opslaan? Afvalstoffen moeten opgeslagen worden in aangepaste verpakkingen en/of afvalrecipiënten (containers, kisten, zakken, …) die geïdentificeerd zijn en geplaatst worden op een lekdichte ondergrond. Enkel voor zogenaamde inerte afvalstoffen is er geen lekdichte vloer nodig. Inert zijn afvalstoffen die niet oplossen, niet verbranden en niet biologisch worden afgebroken (bv. puin van beton, baksteen, natuursteen of keramiek). De afvalstoffen uit A1 moet u inzamelen in aparte containers. Er zijn slechts twee uitzonderingen: Metaal en onbehandeld hout mogen wel samen in een gemengde container, omdat het technisch mogelijk is om deze afvalstromen achteraf te scheiden, zonder noemenswaardig kwaliteitsverlies Selectief voorgesorteerde, niet-gevaarlijke droge afvalfracties mogen eventueel worden samengevoegd in hetzelfde recipiënt (bv. een container waarin papier/karton wordt ingezameld, samen met plastiek folies en -verpakkingen). Het samenvoegen van deze afvalstromen mag het volledig uitsorteren in de sorteerinrichting niet verhinderen. Doe dit dus enkel na overleg met uw afvalophaler. U kan de verschillende afvalcontainers best zodanig plaatsen dat ze: Droog staan. Veel afvalstoffen betaalt u in functie van het gewicht. Nat afval weegt meer en kost dus meer. Vooral voor papier- en kartonafval kan dit prijsverschil snel oplopen. Vlot bereikbaar zijn voor het personeel en de afvalophaler. Gecentraliseerd staan zodat iedereen het inzamelpunt gemakkelijk kan terugvinden.
1
Sorteren is niet zomaar wettelijk verplicht. Door goed te sorteren kan er meer hergebruikt en gerecycleerd worden, hoeft er veel minder verbrand of gestort te worden en komen er veel minder gevaarlijke stoffen in ons leefmilieu terecht. Er zijn trouwens niet enkel voordelen voor milieu en gezondheid, maar ook voor uw portemonnee. U betaalt immers meer voor de afvoer van gemengd afval dan voor de afvoer van selectief ingezamelde afvalstoffen. Wist u dat zodra er één ‘gevaarlijke afvalstof’ (bv. een leeg verfblik) in de afvalcontainer zit, heel de inhoud van de container wordt beschouwd als gevaarlijk afval? Dat laten verwerken is een stuk duurder. Hou je afvalstromen dus goed uit elkaar!
A3
Waar kan ik met mijn gescheiden afval heen? Voor uw afvalstoffen kan en moet u in vele gevallen een gespecialiseerde firma contacteren. Let er hierbij op dat u beroep doet op ‘erkende overbrengers’ of ‘geregistreerde vervoerders’, dit zijn de bedrijven die daarvoor een erkenning verkregen hebben van de overheid. Op de website www.ovam.be ( > afval > sorteren en recycleren > lijst overbrengers en verwerkers) vindt u geactualiseerde lijsten van de erkende overbrengers en verwerkers in uw regio. U kan met hen contact opnemen voor meer informatie over de aard en de kostprijs van hun dienstverlening. OPGELET! Vraag uw overbrenger steeds een afgiftebewijs bij elke afvalophaling. Dit afgiftebewijs kan een identificatieformulier zijn of een afgiftebon, die u dan kan opnemen in uw afvalstoffenregister (zie verder onder A4). Afval verwijderen via de beroepsfederaties is een andere mogelijkheid. In de bouwsector organiseren bepaalde federaties samen met de privésector aparte inzamelrondes voor bedrijfsspecifieke afvalstoffen. Op basis van een gezamenlijke aanbesteding kunnen gunstiger voorwaarden inzake prijs en kwaliteit worden aangeboden. Zo heeft de Bouwunie een specifiek project lopen voor haar leden schrijnwerkers-interieurbouwers, waarbij diverse afvalstromen aan voordeeltarief worden ingezameld. U kan daarbij kiezen tussen kleine of grote recipiënten. Meer info vindt u op www.bouwunie-duurzaambouwen.be ( > projecten > afvalprojecten). In sommige gemeenten kan u als KMO met bepaalde afvalstoffen terecht op het gemeentelijk containerpark terecht. Het gaat dan om bedrijfsafvalstoffen die qua aard, samenstelling en hoeveelheid vergelijkbaar zijn met afval dat ontstaat in normale omstandigheden bij een particulier huishouden, zoals bv. papierafval van de burelen, kapotte lampen, kleine verpakkingen. Op het containerpark kan u dus niet al uw afval kwijt. Bovendien legt de gemeente soms nog bijkomende voorwaarden op, zoals hoeveelheidsbeperkingen, enkel toegang op bepaalde weekdagen, afzonderlijke registratie of betalingsmodaliteiten. Omdat de situatie verschillend is van gemeente tot gemeente, kan u best bij uw gemeente informeren of u op het gemeentelijk containerpark terecht kan en onder welke voorwaarden.
2
A4
Welke afvalstoffen moet ik registreren en rapporteren? Alle bedrijven – groot of klein – moeten een afvalstoffenregister bijhouden. De afvalstoffenreglementering VLAREA legt op welke gegevens in het afvalstoffenregister moeten staan, maar laat de vorm vrij. Het mag dus zowel een elektronische databank als een ringmap zijn. Het eenvoudigste is om alle facturen, afgiftebewijzen, ontvangstbewijzen en identificatieformulieren van de opgehaalde afvalstoffen netjes te bundelen in één map met opschrift ‘afvalstoffenregister’. U moet dit afvalstoffenregister elke maand actualiseren, maar u kan het register best aanpassen na elke afvalafvoer. Het afvalstoffenregister met cijfers, afgiftebewijzen, enz. moet u minstens 5 jaar bijhouden. U hoeft aan de overheid echter niet elk jaar een melding te doen van uw afval. Jaarlijks worden er a.d.h.v. een steekproef een aantal bedrijven geselecteerd, die de gegevens uit hun afvalstoffenregister voor het afgelopen jaar moeten melden. Die melding moet gebeuren op de voorgeschreven formulieren van het integraal milieujaarverslag (zie http://imjv.milieuinfo.be). U doet er in elk geval goed aan alle bewijzen en formulieren netjes bij te houden, want wie weet bent u volgend jaar wel aan de beurt. Is dat het geval, dan verwittigt de OVAM (Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij) u tijdig met een brief. In het afvalstoffenregister moet bij elke afvalstroom ook het Europees identificatienummer, de Eural-code, staan. Het traceren van die codes is via de afvoerattesten, een telefoontje naar de afvalophaler of via de euralwizard op www.ovam.be, redelijk eenvoudig. Er zitten echter ook breinbrekers tussen. Neem het voorbeeld van de filters uit een verfspuitcabine. Als voornamelijk verf op solventbasis wordt gebruikt is de Eural-code 15 02 02* (gevaarlijk afval). Is de filter enkel vervuild door verven op waterbasis, dan is de Eural-code 15 02 03, tenzij die verven omwille van andere redenen toch nog als gevaarlijke stoffen dienen te worden beschouwd. De codering bepaalt de verwerking plus de kosten, dus vraag raad bij twijfel.
A5
Wat met verpakkingsafval? Paletten, wikkelfolie, kartonnen dozen, metalen blikken of vaten, plastic emmers, spanbanden, … zijn verpakkingsafval. Bedrijven die hun bedrijfsmatig verpakkingsafval gesorteerd aanbieden, komen in aanmerking voor een premie van Val-I-Pac. Verpakkingsafval wordt immers efficiënter gerecycleerd als het al bij de bron (dus bij uzelf) gesorteerd is. Val-I-Pac is het organisme dat erkend is voor de terugname van bedrijfsmatig verpakkingsafval en geeft 2 soorten premies: De recyclagepremie is geldig voor bedrijfsmatig verpakkingsafval uit kunststof en hout (bv. paletten) dat door u in homogene fracties wordt aangeboden. In 2009 bedraagt de premie 40 euro per ton gerecycleerde kunststof en 10 euro per ton gerecycleerd hout. De containerpremie is geldig op bedrijfsmatig verpakkingsafval dat door u in voorgesorteerde containers, zakken of andere inzamelsystemen wordt aangeboden. De premie varieert in functie van het type container of inzamelsysteem. Zo bedraagt de premie voor de selectieve inzameling van plastic folie 0,50 euro per zak van meer dan 200 liter. De premie voor een kleine rolcontainer (660 tot 999 liter) bedraagt 60 euro per jaar. Deze cijfers gelden voor 2009. Om te kunnen genieten van de Val-I-Pac premies, hoeft u zelf geen lid te zijn van Val-I-Pac, maar moeten de containers met bedrijfsmatig verpakkingsafval wel opgehaald worden door een firma die officieel erkend is door Val-I-Pac. De lijst met erkende ophaalbedrijven vindt u terug op www.valipac.be. Om in aanmerking te komen voor de premies, moet u bovendien kunnen aantonen dat u in orde bent met uw verplichtingen als verpakkingsverantwoordelijke, meer specifiek de informatieplicht en terugnameplicht. (Zie verder onder A6). OPGELET! Verpakkingen die gevaarlijke stoffen (bv. lijmen, verven, …) hebben bevat of door deze stoffen werden verontreinigd en niet meer gebruikt worden, zijn ‘gevaarlijke afvalstoffen’. Zij moeten opgehaald worden door een firma die door OVAM erkend is als ‘overbrenger voor gevaarlijk afval’. (Zie ook onder A3).
3
A6
Wat is de terugname- en informatieplicht? Als schrijnwerker heeft u niet enkel te maken met verpakkingen van producten die u geleverd krijgt, maar kan u ook zelf uw eigen afgewerkte producten verpakken met het oog op levering aan klanten of de bescherming ervan tijdens het transport. In beide gevallen bent u verpakkingsverantwoordelijke. Verpakkingsverantwoordelijken hebben een informatieplicht en een terugnameplicht t.o.v. de overheid. Dit wil zeggen dat u moet bewijzen dat de verpakkingen die u gebruikt, nadien gerecycleerd of nuttig toegepast worden (=terugnameplicht). Met concrete cijfers moet u kunnen aantonen dat aan deze terugnameplicht voldaan wordt. Dit betekent dat u voldoende bewijzen van recyclage en nuttige toepassing moet kunnen voorleggen. Deze informatie moet één maal per jaar aan de Interregionale Verpakkingscommissie (IVC) bezorgd worden (=informatieplicht). Wanneer u bent aangesloten bij een erkend organisme zoals FOST Plus of Val-I-Pac (respectievelijk voor huishoudelijk en bedrijfsmatig verpakkingsafval), nemen deze organismen de informatieplicht en terugnameplicht van u over. Indien u niet bent aangesloten bij een erkend organisme, dient u zich zelf in orde te stellen voor deze verplichtingen. Dit gebeurt a.d.h.v. documenten die door de IVC zelf worden opgestuurd naar de firma. Contacteer Fost Plus en/of Val-I-Pac voor meer informatie.
A7
Wat met asbestafval? Sinds 2005 mag in België geen asbest meer verkocht worden. In heel Europa is bovendien de asbestwinning, het vervaardigen, het gebruik en het op de markt brengen van asbesthoudende materialen verboden. Nochtans zullen we nog heel wat jaren met de asbestproblematiek geconfronteerd worden. Bij onderhouds-, herstellings- of verwijderingswerken van asbesthoudende materialen kan er immers een reëel blootstellingsrisico ontstaan.Ook als schrijnwerker kan u in contact komen met asbest, bv. bij afbraak of renovatie van leien of (golf)platen die uit asbest-cement bestaan. Bij het verwijderen van dit zogenaamd ‘hechtgebonden’ asbestafval kan u het blootstellingsrisico aanzienlijk beperken door een aantal eenvoudige maatregelen die stofvorming beperken: Houd het asbestcement vochtig. Gebruik enkel handwerktuigen en mechanische werktuigen met lage snelheid, zodat enkel grof stof wordt gemaakt. Slijpschijven zijn verboden. Asbestcementplaten of -leien moeten bij de sloop immers zo intact mogelijk gehouden worden. Indien u werknemers tewerkstelt, moet u geschikte arbeidskledij ter beschikking stellen en eventueel ook douche- en/of ademhalingstoestellen indien de arbeidsgeneesheer dit nodig acht. Als werkgever moet u de bepalingen van de Codex voor Welzijn op het Werk naleven om uw werknemers te beschermen. Meer info op http://www.meta.fgov.be (> thema’s > welzijn op het werk > regelgeving). Houd ramen en deuren van de nabije woning(en) gesloten. Draag bij voorkeur wegwerpkledij tijdens de werken. In elk geval moet u vermijden dat u asbestvezels onvrijwillig meeneemt naar een gesloten ruimte, door bv. met uw niet-gereinigde werkkledij in de auto plaats te nemen. Asbestcementafval moet afzonderlijk opgeslagen en gescheiden afgevoerd worden in een gesloten recipiënt (bv. een container die degelijk is afgedekt met een dekzeil). Het asbestafval mag bij afvoer niet met ander puin gemengd worden. Alle soorten asbesthoudend bouwafval zijn immers gevaarlijke afvalstoffen. Asbestcementafval moet afgevoerd worden naar een vergunde stortplaats voor bedrijfsafval (categorie I stortplaats), naar een vergunde containerdienst of naar het lokale containerpark. Aan de verwijdering van asbestcementafval zijn milieuvoorwaarden verbonden (zie VLAREM II deel 6: milieuvoorwaarden voor niet-ingedeelde inrichtingen, hoofdstuk 6.4: beheersing van asbest). Enkel asbestcement of ander hechtgebonden asbestafval mag u zelf verwijderen. Bij weinig gebonden of vrije asbest daarentegen is de kans op verspreiding en inademing van de vezels groter. Enkel ondernemingen die erkend zijn door de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg mogen dit vrije asbest verwijderen. Op de website www.werk.belgie.be vindt u een actuele lijst (> erkenningen > asbest: bedrijven erkend voor afbraak- of verwijderingwerken). Meer info over asbest vindt u op www.ovam.be (> afval > afvalstromen > bouw- en sloopafval > asbestfractie > publicaties “risicobeheersing bij inzameling en verwerking van asbesthoudend afval”).
4 B
A8
Mag ik afvalhout gebruiken voor de verwarming van mijn werkplaats? De werkplaats verwarmen met aangekocht brandhout of pellets in hout- en pelletkachels is toegestaan. Bij M2 en M3 kan u nagaan of ze milieuvergunningsplichtig zijn. Wie zijn werkplaats met de verbranding van afvalhout wil verwarmen, moet met heel wat wettelijke beperkingen rekening houden. Het verbranden van afval van ‘onbehandeld hout’ in een installatie met een thermisch vermogen lager dan 300 kW vereist geen milieuvergunning. ‘Onbehandeld hout’ is: natuurlijk stukhout, schors inbegrepen, bv. in de vorm van spaanders, borstelhoutjes of –stelen, natuurlijk hout in de vorm van planken, zaagresten en -meel, krullen, slijpstof of schorsdeeltjes. Met dit type houtafval verwarmen is dus een optie. Het moet apart ingezameld worden en mag absoluut niet vermengd raken met andere types houtafval, wat voor bv. zaagsel en de dergelijke doorgaans niet mogelijk is. Opgelet: spaanplaat, multiplex, e.d. behoren tot de categorie ‘niet verontreinigd behandeld houtafval’. Wanneer men resten van spaanplaat, multiplex e.a. plaatmaterialen wil verbranden, moet men eigenlijk een milieuvergunning aanvragen voor de verbranding van ‘niet verontreinigd behandeld houtafval’. Zo een stookinstallatie moet dan wel voldoen aan dezelfde emissiegrenswaarden van een verbrandingsoven voor huishoudelijke niet-gevaarlijke afvalstoffen. Voor schrijnwerkerijen, zeker de kleinere, is dit niet haalbaar. Er moeten in dit geval 6-maandelijkse metingen gebeuren op de parameters stof, CO, NOx en SO2 en een 2-jaarlijkse dioxinemeting. Daarnaast moet er jaarlijks een staalname plus een analyse gebeuren van de brandstof. Gezien de strenge emissiegrenswaarden en de hoge kosten van de vele verplichte metingen, raden we het verwarmen met dit type afvalhout ten stelligste af. Houtafval en -zaagsel afkomstig van chemisch verduurzaamd of geverfd, verontreinigd behandeld hout mag niet gebruikt worden voor de verwarming.
A9
Kostprijs van dit alles? Bij afvalkosten denken de meeste bedrijven enkel aan de externe kosten. Dit zijn de kosten voor de ophaling en verwerking van het afval die de ophaler en/of de verwerker factureert. Deze kosten bestaan uit vier delen: huur container, transport- en ledigingskosten, verwijderingkosten, milieuheffing. De milieuheffing verschilt naargelang de milieu-impact van het afval. Afvalstromen die worden gerecycleerd zijn niet onderhevig aan een milieuheffing, de andere wel. Afvalstromen die gestort worden zijn het duurst, maar ook verbranden, exporteren e.a. wordt belast. Behalve de externe, moeten ook de interne kosten in rekening worden gebracht, zoals: Het verlies van grond- en hulpstoffen. Bv. onbruikbare houtresten en weggegooide lakresten zijn aangekochte grondstoffen die verloren gaan. Vermits deze investeringen niet nuttig gebruikt worden, moeten deze grondstofverliezen meegerekend worden als afvalkosten. Het verlies aan toegevoegde waarde. Afvalstoffen die in de container terechtkomen en afkomstig zijn van aangekochte gronden hulpstoffen, hebben dikwijls al een deel van het productieproces doorlopen. De kosten die daarmee gepaard gaan (machineuren, manuren, energiekosten, ...) zijn daarmee ook verloren. Interne kosten zijn vaak vele malen hoger dan externe kosten. Uit onderzoek blijkt dat de factuurkosten gemiddeld slechts 10% uitmaken van de totale afvalkosten. Een onverwacht argument om aan het vermijden van afval de hoogste prioriteit te geven! Het kan interessant zijn jaarlijks de externe én interne afvalkosten in kaart te brengen. Een goede hulp is www.ovam.be (> afval > eco-efficiëntie), waar behalve de MAMBO software specifiek voor afval, een heel eco-efficiëntieprogramma in de aanbieding staat om de kosten voor afval, energie en transport en nog veel meer in kaart te brengen.
5
Vragen en antwoorden rond milieuwetgeving M1
Hoe raak ik wegwijs in de Vlaamse milieuwetgeving? De bekendste milieuwetgeving in Vlaanderen is het Vlaams Reglement betreffende de Milieuvergunning, dat twee delen omvat die bekend zijn onder de roepnaam VLAREM. Het eerste deel, VLAREM I, zegt tot welke klasse uw bedrijf behoort, welke milieuvergunning u nodig heeft en welke procedure u ervoor moet volgen. VLAREM II legt de milieuvoorwaarden vast waaraan uw bedrijf moeten voldoen bij de exploitatie. Bedrijven worden opgedeeld in drie klassen: klasse 1 zijn de voor mens en milieu meest belastende, klasse 3 zijn de minst belastende activiteiten. Met enkele overzichtstabellen (tabel 1 en 3) willen we u alvast op weg helpen. Om precies te zijn: deze overzichtstabellen zijn vereenvoudigde versies van de lijst van de als hinderlijk beschouwde inrichtingen vastgesteld in bijlage 1 van VLAREM I. Als u moeite hebt met het juridische jargon, weet dan dat u daarin niet alleen bent en steeds te rade kan gaan bij uw gemeentelijke milieu-ambtenaar, uw sectorfederatie of het Agentschap Ondernemen. OPGELET! De lijst bijlage 1 van VLAREM I omvat verschillende rubrieken, waarvan er een aantal specifiek verwijzen naar de houtsector (rubriek 19) en andere sectoroverstijgend zijn, zoals bv. het lozen van afvalwater (rubriek3), elektriciteit (rubriek 12) en de opslag van gevaarlijke stoffen (rubriek 17). Het is dus niet voldoende om enkel de sectorale rubriek voor hout te kennen. Sommige criteria verschillen naargelang uw bedrijf gelegen is in een industriegebied of in een ‘ander dan industrie’-gebied. In een industriegebied geldt immers een hogere tolerantiegrens inzake milieuhinder en liggen de drempelwaarden bijgevolg hoger. U kan op de website http://geo-vlaanderen.agiv.be/geo-vlaanderen/gwp/ of via de technische dienst van uw gemeente nagaan of uw bedrijf al dan niet gelegen is in een industriegebied. Om de milieuwetgeving voor KMO’s eenvoudiger te maken, heeft men een systeem van zogenaamde ‘standaardinrichtingen’ bedacht. Sinds februari 2007 bestaan er bv. standaardhoutbewerkingsbedrijven, een noemer waar veel kleinere schrijnwerkerijen, die voornamelijk met hout werken, onder vallen. Is uw schrijnwerkerij een standaardhoutbewerkingsbedrijf, dan heeft u geen milieuvergunning nodig, maar moet u bij de gemeente enkel een milieumelding doen. U moet ook VLAREM II niet uitpluizen op zoek naar de milieuvoorwaarden die u moet naleven, omdat ze allemaal gebundeld zitten in één hoofdstuk.
M2
Wanneer is mijn bedrijf een standaardhoutbewerkingsbedrijf? Hieronder vindt u een overzichtstabel (tabel 1) waarmee u in principe kan nagaan of uw bedrijf een standaardhoutbewerkingsbedrijf is.
Tabel 1. Standaardhoutbewerkingsbedrijven Vlaremrubriek Omschrijving 19.8
STANDAARDHOUTBEWERKINGSBEDRIJVEN Houtbewerkingsbedrijven die tenminste één van de onderstaande zaken omvatten:
6
a
werkplaatsen voor het mechanisch behandelen van hout e.d., afhankelijk van geïnstalleerde totale drijfkracht en ligging binnen (max. 200 kW) of buiten (max. 100 kW) industriegebied
b
installaties voor houtverduurzaming met een jaarlijks oplosmiddelenverbruik van max. 25 ton, met daarnaast nog beperkingen qua gehalte VOS/l in verduurzamingsproduct, aanbrengwijze plus technische goedkeuring installatie nodig
c
droogovens voor fineer-, gelijmde stukken of massief hout, afhankelijk van geïnstalleerde totale drijfkracht en ligging binnen (max. 200 kW) of buiten (max. 75 kW) industriegebied
d
opslagplaatsen van hout en dergelijke, met capaciteitsbeperkingen naargelang binnen (max. 1600 m³) of buiten (max.800 m³) industriegebied bij opslag in openlucht. Voor opslag in lokalen geldt telkens max. ¼ van deze waarden
Vlaremrubriek Omschrijving 19.8
STANDAARDHOUTBEWERKINGSBEDRIJVEN en bijkomende uitsluitend onderdelen omvatten uit onderstaande lijst en daarbij nooit boven de genoemde drempels uitkomen: a
afvalwater: huishoudelijk afvalwater (geen drempel), ongezuiverd ongevaarlijk bedrijfsafvalwater (t.e.m. 2 m³/h), door eigen zuivering ongevaarlijk gemaakt bedrijfsafvalwater (t.e.m. 5 m³/h)
b
installaties voor het aanbrengen van bedekkingsmiddelen (mechanisch, pneumatisch of elektrostatisch) afhankelijk van geïnstalleerde totale drijfkracht en ligging binnen (max. 25 kW) of buiten (max. 10 kW) industriegebied. Voor bepaalde moderne installaties (met actief koolfilter en beperkingen gehalte VOS/l) is drijfkracht tot max. 60 kW toegestaan.
c
noodstroomgroep met totaal elektrisch vermogen van max. 1.000 kW, aangedreven door gas- of dieselmotor met totaal nominaal vermogen van max. 300 kW binnen industriegebied
d
elektrische transformatoren met een individueel nominaal vermogen t.e.m. 1.000 kVA
e
vaste batterijladers (geen drempel)
f
vast opgestelde batterijen (geen drempel)
g
max. 25 gestalde autovoertuigen en/of aanhangwagens, andere dan personenwagens
h
luchtcompressoren en airconditioning-installaties met een koelmiddelinhoud < 30 kg en een totale geïnstalleerde drijfkracht van max. 200 kW
i
opslagplaatsen voor samengeperste, vloeibaar gemaakte of in oplossing gehouden gassen met een gezamenlijk capaciteit afhankelijk van vaste (max. 3.000 liter) of verplaatsbare (max. 1000 liter) reservoirs
j
opslagplaatsen voor corrosieve, irriterende, schadelijke of oxiderende stoffen (bv.batterijzuur, koelvloeistof) met een capaciteitsbeperking naargelang binnen (max. 10.000 kg) of buiten (max. 1.000 kg) industriegebied
k
opslagplaatsen voor P1-producten (*) met capaciteitsbeperking naargelang binnen (max. 1.000 liter) of buiten (max. 500 liter) industriegebied.
l
opslagplaatsen voor P2-producten (*) van max. 5.000 liter
m
opslagplaatsen voor P3-producten (*) van max. 20.000 liter
n
opslagplaatsen voor P4-producten (*) van max. 50.000 liter
o
opslagplaatsen voor milieugevaarlijke stoffen van max. 1.000 kg
p
P3-brandstofverdeelinstallaties met maximaal één verdeelslang en uitsluitend voor eigen motorvoertuigen
q
opslagplaatsen voor gevaarlijke stoffen in kleine verpakkingen (t.e.m. 25 liter of kg) met max. opslag van 5.000 liter of kg
r
installaties voor het behandelen van kunststoffen afhankelijk van geïnstalleerde totale drijfkracht en ligging binnen (max. 200 kW) of buiten (max. 100 kW) industriegebied
s
opslag van kunststoffen en van voorwerpen uit kunststoffen in open lucht, met een capaciteitsbeperking naargelang binnen (800 ton) of buiten (200 ton) industriegebied. Voor opslag in lokalen gelden andere waarden: 200 ton binnen en 20 ton buiten industriegebied
t
installaties voor het mechanisch behandelen van metalen, afhankelijk van geïnstalleerde totale drijfkracht en ligging binnen (max. 200 kW) of buiten (max. 10 kW) industriegebied
u
installaties voor het ontvetten van metalen met organische oplosmiddelen in baden en spoelbaden, met een gezamenlijke capaciteitsbeperking naargelang binnen (max. 1.000 liter) of buiten (max. 300 liter) industriegebied
v
stookinstallaties met een totaal warmtevermogen naargelang binnen (max. 2000 kW) of buiten (500 kW) industriegebied
(*) voor definitie P1 e.a. zie tabel 2
7
Tabel 2. Wat zijn P1, P2, P3, P4 producten? P1 producten
zeer licht en licht ontvlambare vloeistoffen, met name vloeistoffen met een vlampunt lager dan 21°C (bv. benzine, thinner, aceton, white spirit/brandspiritus, alcohol, ethanol, propanol, ether, organische solventen, petroleumether, alcohol). Deze P1 producten kan u herkennen aan het symbool “F” of “F+” op de verpakking
P2 producten
ontvlambare vloeistoffen, met name vloeistoffen met een vlampunt gelijk aan of hoger dan 21°C en gelijk aan of lager dan 55°C (bv. bepaalde verven, vernis, lak, terpentijnolie)
P3 producten
brandbare vloeistoffen met een vlampunt hoger dan 55°C en gelijk aan of lager dan 100°C (bv. stookolie/mazout, diesel, afgewerkte/vervuilde olie)
P4 producten
brandbare vloeistoffen met een vlampunt hoger dan 100°C en gelijk aan of lager dan 250°C (bv. zuivere motorolie, transmissie-olie, hydraulische olie, bepaalde verven, ...)
Merk op dat tabel 1 is onderverdeeld in twee delen, namelijk: 1. uw bedrijf moet ten minste één van de onderdelen omvatten die vermeld staan onder het eerste punt, 2. bijkomend mag uw bedrijf nog uitsluitend onderdelen bevatten die vermeld staan onder het tweede punt. De woorden 'uitsluitend bijkomend' moet u zeer strikt interpreteren en duiden erop dat géén enkele drempel mag overschreden worden. Dit betekent onder meer dat zodra één van de bovendrempels in tabel 1 overschreden wordt (er wordt bv. meer dan 5.000 liter P2-producten opgeslagen) de rubriek 19.8 niet meer van toepassing kan zijn en u dus géén standaardhoutbewerkingsbedrijf bent. Hetzelfde geldt ook als uw bedrijf nog andere ingedeelde activiteiten omvat (bv. een grondwaterwinning), die niet zijn opgenomen in tabel 1. Ook in dat geval kan rubriek 19.8 niet meer van toepassing zijn en is uw bedrijf géén standaardhoutbewerkingsbedrijf. U zal dan een klassieke milieuvergunning of melding moeten aanvragen (zie M3). Blijft uw bedrijf wel binnen de voorwaarden, dan behoort u tot de standaardhoutbewerkingsbedrijven. Het volstaat om bij uw gemeente een milieumelding te doen met als enige aangevraagde Vlaremrubriek 19.8. (zie M5).
M3
Wat als mijn bedrijf géén standaardhoutbewerkingsbedrijf is? Valt uw bedrijf niet onder de voorwaarden van een standaardhoutbewerkingsbedrijf (zie M2), dan moet u de klasse bepalen waartoe uw bedrijf behoort. De klasse is afhankelijk van de aard en milieu-impact van de activiteiten die u uitvoert. Die klasse bepaalt dan weer of u een milieuvergunning moet aanvragen, dan wel een milieumelding moet doen. Hieronder vindt u een overzichtstabel (tabel 3) waarmee u in principe de klasse van uw bedrijf kan bepalen. De tabel bevat een overzicht van (sub) rubrieken die van toepassing kunnen zijn voor een modale schrijnwerkerij. OPGELET! Uw eigen specifieke situatie kan daar van afwijken. Bovendien kunnen wetgeving en vernoemde drempels steeds worden aangepast. Het is dus aangeraden om steeds de volledige en meest recente indelingslijst te overlopen via de website www.emis.vito.be/navigator (> wetgeving > titel I van het VLAREM + bijlage(n) > Bijlage 1 Lijst van als hinderlijk beschouwde inrichtingen).
8
Tabel 3. Veel voorkomende Vlaremrubrieken bij schrijnwerkerijen Vlaremrubriek
Omschrijving
Rubriek 3
Afvalwater
3.2
Het lozen van ongezuiverd huishoudelijk afvalwater van meer dan 20 inwonersequivalenten, afhankelijk van het zoneringsplan Tips: - inwonersequivalent? 20 IE is ongeveer 600m³/jaar, wat wellicht niet voorkomt bij kleinere schrijnwerkers - zoneringsplan? kijk op www.geoloket.vmm.be > voer gemeente, straat en huisnummer in > zie legende
3.4
Het lozen van ongezuiverd bedrijfsafvalwater, afhankelijk van debiet en gehalte gevaarlijke stoffen
3.6
Het lozen van afvalwater na zuivering via eigen waterzuiveringsinstallatie
Klasse Vlarebo
3,2
3,2,1
1. huishoudelijk afvalwater van meer dan 20 inwonersequivalenten
3
3.1.a. max. 5m³/h bedrijfsafvalwater zonder gevaarlijke stoffen
3
3.1.b. max. 5m³/h bedrijfsafvalwater met gevaarlijke stoffen
2
3.2. meer dan 5m³/h t.e.m. 50m³/h bedrijfsafvalwater
2
A
1.i. 5 t.e.m. 60 kW
3
A
2.i. 60 t.e.m. 200 kW
2
A
1.ii. 5 t.e.m. 25 kW
3
A
2.ii. 25 t.e.m. 200 kW
2
A
Rubriek 4
Bedekkingsmiddelen
4.3
Installaties voor aanbrengen van bedekkingsmiddelen (bv. verfspuitcabines en eigen lakkerijen met spuitpistolen en –robots), afhankelijk van type, ligging en totaal geïnstalleerde drijfkracht. Tip: Aanbrengen met kwast, borstel of spuitbus is niet vergunningsplichtig In industriegebied :
In ander dan industriegebied :
Rubriek 12
Elektriciteit
12.2
Elektrische transformatoren, afhankelijk van individueel nominaal vermogen
12.3
1) 100 kVA tot en met 1.000 kVA
3
2) meer dan 1.000 kVA
2
Accumulatoren: 1) vast opgestelde batterijen waarvan het product van het vermogen (Ah) met de klemspanning (V) hoger is dan 10.000
3
2) vaste batterijladers vanaf 10 kW
3
Rubriek 15
Garages, parkeerplaatsen
15.1
1) 3 tot max. 25 gestalde autovoertuigen en/of aanhangwagens, andere dan personenwagens
3
2) meer dan 25 voertuigen en/of aanhangwagens, andere dan personenwagens
2
15.2
Werkplaats voor het herstellen van motorvoertuigen met max. drie schouwputten
3
Rubriek 16
Gassen Tip: deze rubriek is van toepassing omdat er dikwijls compressoren, gasflessen en gastanks gebruikt worden.
16.3.1
1) Luchtcompressoren en airconditioning-installaties, met een totale geïnstalleerde drijfkracht van 5 t.e.m. 200 kW
A
3
9
Vlaremrubriek
Omschrijving
Rubriek 16
Gassen
16.3.2
Andere compressoren, afhankelijk van ligging en totaal geïnstalleerde drijfkracht:
Klasse Vlarebo
In industriegebied: 1.a. 5 t.e.m. 200 kW,
3
In ander dan industriegebied: 2.b. 5 t.e.m. 100 kW
3
16.7
1) Opslagplaatsen voor verplaatsbare gasflessen (b.v. zuurstof, argon, acetyleen voor lassen, gasflessen voor gasbranders, ...) met een gezamenlijk waterinhoudsvermogen van 300 l tot en met 1.000 l Tip: de lege verplaatsbare flessen dienen te worden meegeteld voor de bepaling van het gezamenlijke waterinhoudsvermogen. Verplaatsbare flessen aangeschakeld aan verbruikstoestellen worden niet meegeteld.
3
16.8
Opslag van gassen in vaste reservoirs (b.v. propaan/butaan-tanks voor verwarming, opslagtanks LPG, ...), afhankelijk van gezamenlijk waterinhoudsvermogen: 1) t.e.m. 3000 l
3
2) 3.000 t.e.m. 10.000 l
2
Rubriek 17
Gevaarlijke producten
17.3.2
1) Opslagplaatsen voor giftige en ontplofbare producten van meer dan 10 t.e.m. 100 kg
17.3.3
Opslagplaatsen voor oxiderende, schadelijke, corrosieve en irriterende stoffen (bv. antivries, ammoniak, sommige ontvetters, zuurstof, cement ...), afhankelijk van ligging en totale capaciteit:
3
In industriegebied: 1) a. 200 t.e.m. 10.000 kg
3
In ander dan industriegebied:
17.3.4
1) b. 200 t.e.m. 1.000 kg
3
2) b. meer dan 1.000 t.e.m. 50.000 kg
2
A
Opslagplaatsen voor P1-producten (*) met een totaal inhoudsvermogen van: In industriegebied: 1) a. 50 t.e.m. 1.000 l
3
2) a. meer dan 1.000 t.e.m. 30.000 lA
2
A
In ander dan industriegebied:
17.3.5
17.3.6
3
2) b. meer dan 500 t.e.m. 30.000 l
2
A
Opslagplaatsen voor P2-producten (*), afhankelijk van totale capaciteit: 1) 100 t.e.m. 5.000 l
3
2) meer dan 5.000 t.e.m. 100.000 l
2
A
Opslagplaatsen voor P3-producten (*), afhankelijk van totale capaciteit: 1) b. 100 t.e.m. 20.000 l
3
2) meer dan 20.000 t.e.m. 500.000 l
2
17.3.7
1) Opslagplaatsen P4-producten (*) met een totaal inhoudsvermogen van 200 t.e.m. 50.000 l
3
17.3.8
1) Opslagplaatsen voor milieugevaarlijke stoffen met een opslagcapaciteit van meer dan 100 kg t.e.m. 1 ton
3
17.3.9
Brandstofverdeelinstallaties voor uitsluitend eigen motorvoertuigen:
17.4
10
1) b. 50 t.e.m. 500 l
1) dieselverdeelstation met maximaal 1 verdeelslang
3
2) benzine- en/of dieselverdeelstation met maximaal 2 verdeelslangen
2
Opslagplaatsen voor gevaarlijke stoffen in verpakkingen < 25 kg of l en opslaghoeveelheid tussen 50 l of 50 kg en 5.000 l of 5.000 kg
3
A
A
Vlaremrubriek
Omschrijving
Rubriek 19
Hout
19.3
Inrichtingen voor het mechanisch behandelen van hout, afhankelijk van totale geïnstalleerde drijfkracht en ligging:
Klasse Vlarebo
In industriegebied 1.a. 5 t.e.m. 200 kW
3
2.a meer dan 200 t.e.m. 1.000 kW
2
O
3.a. meer dan 1.000 kW
1
O
In ander dan industriegebied 1.b. 5 t.e.m. 100 kW
3
2.b. meer dan 100 t.e.m. 500 kW
2
O
3.b. meer dan 500 kW
1
O
19.4
Inrichting voor het chemisch behandelen van hout met een jaarlijks oplosmiddelenverbruik van max. 25 ton
3
O
19.6
Opslagplaatsen van hout e.d., afhankelijk van capaciteit, type opslag en ligging: In industriegebied: 1.a. meer dan 20 ton t.e.m. 200 ton of meer dan 40 t.e.m. 400 m³ in een lokaal
3
1.b. meer dan 100 ton t.e.m. 800 ton of meer dan 200 m³ t.e.m. 1.600 m³ in open lucht
3
3.a. meer dan 200 ton of 400 m³ in een lokaal of 800 ton of 1.600 m³ in open lucht
2
In ander dan industriegebied: 2.a. meer dan 20 ton t.e.m. 100 ton of meer dan 40 t.e.m. 200 m³ in een lokaal
3
2.b. meer dan 100 ton t.e.m. 400 ton of meer dan 200 m³ t.e.m. 800 m³ in open lucht
3
3.b. meer dan 100 ton of 200 m³ in een lokaal of 400 ton of 800 m³ in open lucht
2
Rubriek 23
Kunststoffen
23.2
Inrichtingen voor het behandelen van kunststoffen, afhankelijk van totale geïnstalleerde drijfkracht en ligging: In industriegebied 1.a. 5 t.e.m. 200 kW
3
2.a. meer dan 200 t.e.m. 1.000 kW
2
O
In ander dan industriegebied
23.3
1.b. 5 t.e.m. 100 kW
3
2.b. meer dan 100 t.e.m. 500 kW
2
O
Opslag van kunststoffen en van voorwerpen uit kunststof, afhankelijk van capaciteit, type opslag en ligging: In industriegebied 1) a. meer dan 10 ton t.e.m. 200 ton in een lokaal of meer dan 100 ton t.e.m. 800 ton in open lucht
3
2) a. meer dan 200 ton in een lokaal of meer dan 800 ton in open lucht
2
In ander dan industriegebied T 1) b. meer dan 10 ton t.e.m. 20 ton in een lokaal of meer dan 100 ton t.e.m. 200 ton in open lucht
3
2) b. meer dan 20 ton in een lokaal of meer dan 200 ton in open lucht
2
Rubriek 29
Metalen
29.5.2
Inrichtingen voor het mechanisch behandelen van metalen, afhankelijk van geïnstalleerde totale drijfkracht en ligging: In industriegebied: 1) a. 5 t.e.m. 200 kW
3
O
2) a. meer dan 200 t.e.m. 1.000 kW
2
A
11
Vlaremrubriek
Omschrijving
Rubriek 29
Metalen
Klasse Vlarebo
1
A
1) b. 5 t.e.m. 100 kW
3
O
2) b. meer dan 100 t.e.m. 500 kW
2
A
3) b. meer dan 500 kW
1
A
3) a. meer dan 1.000 kW In ander dan industriegebied
Rubriek 43
Verbrandingsinrichtingen
43.1
Stookinstallaties e.d., afhankelijk van totaal warmtevermogen, type brandstof en ligging: In industriegebied én er wordt gestookt met vloeibare brandstoffen, aardgas of vloeibaar gemaakt gas 1) a. 300 t.e.m. 2.000 kW
3
2) a. meer dan 2.000 t.e.m. 5.000 kW
2
In ander dan industriegebied en er wordt gestookt met vloeibare brandstoffen, aardgas of vloeibaar gemaakt gas 1) b. 300 t.e.m. 500 kW
3
2) b. meer dan 500 t.e.m. 5000 kW
2
(*) voor definitie P1 e.a. zie tabel 2 Als u bepaald heeft welke rubrieken op uw bedrijf van toepassing zijn, kan u vervolgens eenvoudig de klasse bepalen (zie voorlaatste kolom in tabel 3). De rubriek met de hoogste klasse bepaalt de uiteindelijke klasse van uw bedrijf. Heeft uw bedrijf bv. zowel rubrieken die vallen onder klasse 3, 2 én 1, dan valt uw inrichting onder klasse 1 en moet u een milieuvergunning klasse 1 aanvragen. Zijn er enkel rubrieken van toepassing die vallen onder klasse 3, dan is uw bedrijf een klasse 3-inrichting en moet u geen milieuvergunning aanvragen, maar wel een milieumelding doen. Hoe u een milieuvergunning moet aanvragen of een melding moet doen, vindt u terug onder M5.
M4
Online hulp? Een handig instrument om na te gaan of u een melding of milieuvergunning nodig heeft, is de online milieuvergunningenwegwijzer. Via deze website http://wegwijzer.milieuinfo.be kan u ook nagaan welke algemene of sectorale milieuvoorwaarden van VLAREM II op uw bedrijf van toepassing zijn. Na aanduiding van de activiteiten en eventuele nevenactiviteiten vult u een vragenlijst in over o.a. de lozing van afvalwater, de aard van gebruikte producten of het geïnstalleerd vermogen. Op basis van deze gegevens krijgt u een overzicht van de toepasselijke VLAREM I-rubrieken. Als u lid bent van de Confederatie Bouw – Vlaamse Schrijnwerkers of de Bouwunie Schrijnwerkers & Interieurbouwers, dan kan u ook bij hen gratis terecht voor vragen omtrent de milieuwetgeving of milieuvoorwaarden die op uw bedrijf van toepassing zijn (zie Contact).
M5
Hoe bekom ik een milieuvergunning? Onderstaande tabel 4 geeft aan hoe en waar u een aanvraag voor een milieuvergunning of milieumelding moet indienen. Ook als u een standaardhoutbewerkingsbedrijf wil opstarten, moet u een melding doen bij de overheid, alvorens de exploitatie kan worden aangevat. De procedure voor het melden van nieuwe standaardinrichtingen is dezelfde als deze voor het melden van klassieke derde klasse inrichtingen (zie tweede kolom van tabel 4). Alle benodigde formulieren om een vergunning aan te vragen of een melding te doen, kunt u bekomen bij uw gemeente of u kunt ze ook downloaden via www.lne.be (> thema’s > milieuvergunningen > praktische informatie > formulieren.
12
Tabel 4. Procedurematrix Milieumelding klasse 3
Milieumelding klasse 2
Milieumelding klasse 1
College van Burgemeester en Schepenen van gemeente- of stadsbestuur
College van Burgemeester en Schepenen van gemeente- of stadsbestuur
Deputatie van de provincie
1 tot 3 exemplaren
7 exemplaren (aanvraagformulier + bijlagen)
10 exemplaren
Na welke tijd wordt de vergunning verkregen?
De dag na het indienen van de melding mag de exploitatie gestart worden
Vaste procedure van 3 maanden (verlengbaar met de helft)
Vaste procedure van 4 maanden (verlengbaar met de helft)
Op welk formulier moet de aanvraag gebeuren?
Meldingsformulier (*)
Aanvraagformilier milieuvergunning
Aanvraagformilier milieuvergunning
Geen einddatum
Max. 20 jaar Einddatum wordt in de vergunning vermeld
Max. 20 jaar Einddatum wordt in de vergunning vermeld
Waar in te dienen (**)?
Aantal exemplaren?
Duur vergunning?
(*)
er zijn verschillende standaardformulieren naargelang het type melding, o.a. vóór het starten van de exploitatie, bij kleine veranderingen en/of bij overnames (**) plaats van de exploitatie
M6
Met welke milieuvoorwaarden moet ik rekening houden? Het volstaat niet om enkel de vereiste meldingen te doen of de vereiste milieuvergunningen aan te vragen. U moet in de praktijk natuurlijk ook voldoen aan de bijhorende regels, de geldende algemene en sectorale milieuvoorwaarden. Deze zijn ingeschreven in VLAREM II en kan u nalezen op www.emis.vito.be/navigator (> wetgeving > titel II van het VLAREM). De voorwaarden die op uw bedrijf van toepassing zijn, zitten in bijlage bij uw milieuvergunning. Omdat de regels soms veranderen, kan u best online kijken voor de actuele versie van de voorwaarden. Deel 4 van VLAREM II bevat algemene voorwaarden die op iedereen van toepassing zijn die een klasse 3, 2 of 1 inrichting uitbaat. Deel 5 bevat sectorale voorwaarden, die enkel van toepassing zijn als u voor die rubriek klasse 3, 2 of 1 bent. In 5.3 staan bv. gedetailleerde regels i.v.m. afvalwater, in 5.17 i.v.m. opslag van gevaarlijke stoffen en in 5.19 i.v.m. houtbewerking. OPGELET! Soms worden in de vergunning expliciet extra voorwaarden opgelegd. Ook aan klasse 3 inrichtingen kunnen tegenwoordig bijzondere voorwaarden opgelegd worden. Vergeet zeker niet deze bijzondere voorwaarden uit uw vergunning na te leven! Om uit te pluizen welke voorwaarden op u van toepassing zijn, mag u gerust contact opnemen uw gemeentelijke milieu-ambtenaar, sectorfederatie of het Agentschap Ondernemen. Als standaardhoutbewerkingsbedrijf heeft u het iets gemakkelijker. Alle toepasselijke algemene en sectorale milieuvoorwaarden van VLAREM II zijn voor u gebundeld in één pakket integrale milieuvoorwaarden. Deze integrale milieuvoorwaarden vindt u terug op www.emis.vito.be/navigator (> wetgeving > titel II van het VLAREM > deel 5BIS. Pakketten milieuvoorwaarden voor bepaalde ingedeelde inrichtingen derde klasse > hoofdstuk 5BIS.19.8). Naast een ingekorte versie van de algemene bepalingen (o.a. best beschikbare technieken gebruiken, uw administratie op orde houden zodat u de milieuambtenaar alle relevante documenten en cijfers kan voorleggen, gevaarlijke stoffen veilig opslaan) bevat deze een overzichtelijke tabel i.v.m. verplichte keuringen en –metingen, stofnormen voor mechanische houtbewerking plus grenswaarden en verbodsbepalingen i.v.m. chemische verduurzaming van hout. De gemeente kan naast dit pakket aan standaardhoutbewerkingsbedrijven nog bijzondere voorwaarden opleggen.
13
Naast de VLAREM-wetgeving zijn ook nog andere bepalingen van belang voor uw bedrijf: de verplichtingen uit de afvalstoffenwetgeving VLAREA (zie Vragen en antwoorden rond afval) de praktische gevolgen van het Decreet Bodemsanering en Bodembescherming en VLAREBO (zie M7).
M7
Welke verplichtingen van het bodemdecreet en het VLAREBO zijn op mijn bedrijf van toepassing? Het Decreet Bodemsanering en Bodembescherming en het VLAREBO hebben als hoofddoel enerzijds het aanpakken van de bestaande bodemverontreiniging en anderzijds moeten ze vermijden dat er nieuwe bodemverontreiniging veroorzaakt wordt. Daarom moeten sommige bedrijven op bepaalde ogenblikken nagaan of er bodemverontreiniging aanwezig is op hun terrein a.d.h.v. een oriënterend bodemonderzoek (OBO). Of uw bedrijf een bodemonderzoek moet laten doen, kan u bepalen aan de hand van tabel 3. Schrijnwerkersactiviteiten die in de laatste kolom van tabel 3 worden aangeduid met de lettercode “O”, “A” of “B” moeten aan een OBO worden onderworpen. Dit zijn activiteiten waarvan men weet dat ze mogelijk tot bodemverontreiniging leiden. De lettercode duidt op de frequentie van de verplichte oriënterende bodemonderzoeken. Deze regelgeving is al meermaals aangepast, maar momenteel gelden deze termijnen: O: er moet een OBO uitgevoerd worden bij overdracht, sluiting van de inrichting of stopzetting van de activiteit, A: er moet een OBO worden uitgevoerd de eerste maal voor 31/12/2013, vervolgens om de 20 jaar of bij overdracht, sluiting of stopzetting van de activiteit, B: er moet een OBO worden uitgevoerd de eerste maal voor 31/12/2013, vervolgens om de 10 jaar of bij overdracht, sluiting of stopzetting van de activiteit. Als er nog nooit een bodemonderzoek is gebeurd, moet een gemiddeld houtbedrijf met een klasse 2 vergunning uiterlijk tegen 31 december 2013 een eerste oriënterend bodemonderzoek uitgevoerd hebben. Vervolgens moet een onderzoek periodiek, elke 20 jaar, herhaald worden. Een bodemonderzoek is echter ook vereist in geval van overdracht, sluiting of stopzetting. OPMERKING! De volledige lijst van inrichtingen en activiteiten die bodemverontreiniging kunnen veroorzaken, kunt u terugvinden op www.emis.vito.be/navigator (> wetgeving > Titel I van VLAREM > bijlage 1 – lijst van risico-inrichtingen > kolom Vlarebo). De drempelwaarden van de verschillende bodembedreigende activiteiten, dus vanaf wanneer een OBO vereist is, moeten bezien worden per kadastraal perceel en niet over de hele inrichting. Bovendien moet niet enkel gekeken worden naar de huidige toestand, maar ook naar de vroegere situatie van de percelen. Alle activiteiten of inrichtingen die ooit op het terrein werden uitgevoerd moeten mee in rekening worden gebracht, vergund of niet vergund. Met een oriënterend onderzoek wordt nagegaan of er een ernstig vermoeden van bodemverontreiniging is. Wijst het oriënterend bodemonderzoek uit dat deze kans bestaat, dan moet het houtbedrijf een beschrijvend onderzoek laten uitvoeren om de vastgestelde verontreiniging beter in kaart te brengen. Indien het beschrijvend bodemonderzoek aangeeft dat de bodemsaneringsnorm overschreden is, moet een bodemsaneringsproject opgesteld worden en zal gesaneerd moeten worden. Het OBO moet uitgevoerd worden door een onafhankelijk erkende bodemsaneringsdeskundige. Een lijst van erkende bodemsaneringsdeskundigen vindt u terug op www.ovam.be (> bodem > adresboek en erkenningen > lijst BSDeskundigen). Standaardhoutbewerkingsbedrijven moeten géén periodiek oriënterend bodemonderzoek laten uitvoeren, maar wel één bij sluiting, stopzetting of overname.
M8
Wat zijn de verplichtingen voor de opslag van gevaarlijke producten? De opslag van verven en andere gevaarlijke producten moet voldoen aan enkele voorwaarden. Deze zijn afhankelijk van de eigenschappen en de hoeveelheid van de opgeslagen producten. De belangrijkste gevaareigenschappen staan op de verpakking (o.a. op de verfpot) en in de SDS-fiche van het product.
14
De opslag van meer dan 50 l P1-vloeistoffen (zie tabel 2) of van meer dan 100 l P2-vloeistoffen moet gebeuren in een veiligheidskast of afsluitbare, aparte ruimte. Belangrijke aandachtspunten hierbij zijn: De opslag moet in een gecompartimenteerde brandvrije ruimte gebeuren. Voorzie een brandwerende deur (die naar buiten opengaat) die bij brand automatisch sluit. Zorg voor een inkuiping die ¼ van de totale opslag kan opvangen (bv. niveau opslagplaats 5 cm lager dan omliggende vloer). De vloer moet vloeistofdicht zijn en bestand tegen inwerking van de opgeslagen producten. Zorg voor voldoende verluchting (natuurlijk of kunstmatig). Een opslagplaats in een kelder is verboden. Zorg voor volgende pictogrammen: verbod vuur, verbod open vlam, verbod roken en verboden toegang voor onbevoegden. Sluit alle verpakkingen goed af. Zo voorkomt u het ontstaan van gevaarlijke dampen. Gebruik in deze ruimte explosievrije verlichting. Het schoeisel van de werknemers mag geen vonken kunnen veroorzaken. Let dus op met schoenen met blootliggende stalen top. Bij morsen onmiddellijk opruimen met een geschikt absorptiemedium (bv. absorptiekorrels). Gevaarsymbolen van de opgeslagen producten moeten op de deur vermeld worden. Verwarmingstoestellen die geen ontsteking kunnen veroorzaken, zijn toegelaten. Verwarmingstoestellen met open vlam zijn verboden. Installeer voldoende brandblustoestellen nabij. Ook de opslagtanks van vloeibare brandstoffen zoals mazout, diesel en benzine of tanks voor het verzamelen van afvalolie zijn aan heel wat regels onderworpen. De regels voor ondergrondse opslagtanks zijn iets strikter dan die voor bovengrondse. De belangrijkste regel is hoe dan ook de verplichte periodieke controle, met het inmiddels ingeburgerde systeem van de groene, oranje en rode doppen naargelang de bevindingen van de controleur. VLAREM II bevat een hele lijst van voorwaarden waaraan de opslag van gevaarlijke stoffen dient te voldoen. Deze worden aangeduid als sectorale voorwaarden en zijn te vinden onder Deel 5 - Hoofdstuk 5.17. (zie www.emis.vito.be/navigator).
M9
Welke afvalwaters ontstaan door schrijnwerkersactiviteiten? In een schrijnwerkerij wordt water gebruikt voor de reiniging van producten, machines en de werkplaats, al dan niet met detergenten. Dit afvalwater kan vervuild zijn met olie, solventen en stofdeeltjes en wordt daarom gecategoriseerd als bedrijfsafvalwater. Het lozen van bedrijfsafvalwater moet opgenomen worden in de melding of vergunning. Dit type afvalwater mag slechts geloosd worden via een afwateringssysteem voorzien van een KWS- oftewel koolwaterstofafscheider (de scheiding van olie en water) en een slibvangput. Ook regenwater dat valt op de tankplaats of wasplaats van uw wagens, wordt beschouwd als vervuild (met bv. motorolie) en dus als bedrijfsafvalwater. Als uw bedrijf een eigen brandstofverdeelstation heeft zoals in tabel 3, rubriek 17.3.9, was dan ook uw wagens daar en voorzie een afwateringsgoot die naar de KWS-afscheider gaat. Nieuwe KWS-afscheiders moeten voldoen aan de norm EN858. Vraag aan de installateur naar een certificaat van conformiteit met die norm. Verdere aandachtspunten hierbij zijn: Vermijd dat sanitair en niet-vervuild regenwater via de KWS-afscheider wordt geloosd. Zorg ervoor dat de koolwaterstofafscheider gemakkelijk toegankelijk is. U moet éénmaal per jaar (of vaker indien de fabrikant dit voorschrijft) de koolwaterstofafscheider controleren en ledigen indien nodig. Het slib dient te worden verwijderd door een daartoe erkend overbrenger tegen afgiftebewijs. Het water dat gebruikt wordt voor sanitaire doeleinden en in de keuken, wordt ingedeeld als huishoudelijk afvalwater. Dit afvalwater is relatief ongevaarlijk en mag rechtstreeks in de riool worden geloosd. Het regenwater afkomstig van daken is in principe niet-vervuild en kan men perfect opvangen in een regenwatertank en hergebruiken als waswater. Zowel de Vlaamse als provinciale wetgeving bepaalt dat bij nieuwbouw een bepaald deel van het hemelwater van daken en verharde oppervlakken dient te worden opgevangen in een hemelwaterput en de rest dient vertraagd afgevoerd te worden. Voor bestaande bedrijven is dit verplicht bij uitbreiding (vanaf een bepaalde grootte). Informeer u over de rioleringstoestand en het zoneringsplan bij de technische dienst van uw gemeente of op http://geoloket.vmm.be.
15
M10
Wat wordt bedoeld met VOS-emissie? In VOS staat voor “Vluchtige Organische Stoffen”. “Organisch” verwijst naar de aanwezigheid van koolstof, naar een moleculaire structuur met minstens 1 C-atoom. De componenten zijn “vluchtig” omdat ze verdampen bij kamer- of werktemperatuur. VOS’s zijn aanwezig in producten zoals ontvetters, verven en reinigingsmiddelen, waarin ze veelal de rol van oplosmiddel vervullen. Met het gebruik van VOS gaan evenwel tal van risico’s gepaard. Een eerste risico is te situeren op gezondheidsvlak. De effecten op de mens zijn significant, maar verschillen erg naargelang de aard van de producten en de manier van blootstelling. Op het vlak van milieu liggen VOS aan de oorsprong van zware luchtverontreinigingsproblemen zoals de ozonoverlast in de zomer en het broeikaseffect. Het is dus normaal dat het gebruik gereglementeerd is. Op dit ogenblik worden VOS’s gereglementeerd via verschillende Europese richtlijnen die vertaald zijn in het VLAREM en op die manier het werken in de schrijnwerkerij beïnvloeden. Voor de kleine schrijnwerkerij die zelf in beperkte mate lakwerken uitvoert, is de VOS emissieregelgeving samengevat in de integrale milieuvoorwaarden voor de standaardhoutbewerkingsbedrijven, subafdeling 5BIS 19.8.4.7 van VLAREM II. Er is de verplichting om verfproducten op solventbasis te inventariseren en er zijn constructievoorschriften, o.a.: alle lakwerkzaamheden worden uitgevoerd in een afzonderlijk, uitsluitend daartoe bestemd lokaal met brandvrije muren, gescheiden van de opslagruimte van de lakken. De vloer is voorzien van een opvanggoot. Er moeten maatregelen genomen worden om brand- en ontploffingsgevaar te minimaliseren. De dampen die vrijkomen bij het lakken, moeten opgezogen en, al dan niet gezuiverd, geloosd worden via een voldoende hoge schoorsteen. De wetgever legt een aantal begrenzingen op aan de schadelijke stoffen die bij verfdampen vrijkomen in de lucht. De belangrijkste is de emissiegrens van 90 mg/Nm³ organische oplosmiddelen. Deze is echter niet van toepassing als uw bedrijf gebruikt maakt van een reductieprogramma. U kan dit op 3 verschillende manieren bewijzen: u toont aan dat u te allen tijde alleen gebruik maakt van lakken/bedekkingsmiddelen met een solventgehalte lager dan 150 g/l, u toont aan dat het gewogen gemiddelde gehalte aan organische oplosmiddelen van alle ingezette producten die bij het lakken gebruikt worden – dus incl ontvetters, verdunners ed. – lager ligt dan 560 g/l, u toont jaarlijks aan via een vereenvoudigde oplosmiddelen-boekhouding, dat voldaan is aan een equivalent reductieprogramma. De kleine schrijnwerkerij die zelf in beperkte mate lakwerken uitvoert, moet in elk geval beschikken over een aangepaste ruimte en een overzicht van de gebruikte lakken/bedekkingsmiddelen en oplosmiddelen met hun kenmerken. Jaarlijks moet nagegaan worden of u voldoet aan de VOS-emissieregelgeving, hetzij door te meten, hetzij door het lakgebruik en bijhorende boekhouding te evalueren. Sinds 1 januari 2007 moeten bedekkingsmiddelen die op de markt gebracht worden, aan de samenstellingseisen van de Europese Verfrichtlijn 2004/42/EG voldoen. Daarbij zal het gehalte aan solvent nog verder gereduceerd worden tegen 2010.
Tabel 5. Verfrechtlijn: enkele voorbeelden uit de schrijnwerkerspraktijk Type
Fase I 2007
Fase II 2010
Ecolabel
e) Vernissen en houtbeitsen voor houtwerk binnen en buiten, inclusief dekkende houtbeitsen
WG SG
150 500
130 400
75 binnenverf 90 buitenverf
f) Houtbeitsen met minimale laagdikte voor binnen en buiten
WG SG
150 700
130 700
75
g) Primers
WG SG
50 450
30 350
15
Productsubcategorie
De gebruikte eenheid is VOS g/l gebruiksklaar product. WG: watergedragen verven. SG: solventgedragen verven.
16
De laatste kolom in tabel 5 geeft de grenswaarde voor VOS aan voor verven en lakken die op vrijwillige basis het ecolabel verwerven. Meer informatie hierover op http://ec.europa.eu/environment/ecolabel. Informeer bij uw verfleverancier hoever hij reeds staat in het halen van deze eisen! De Verfrichtlijn verplichtte de verfproducenten en -verdelers vanaf 1 januari 2007 om een aanduiding op de verpakking te zetten over de hoeveelheid (schadelijk) oplosmiddel in verf. Typische aanduidingen op de etiketten van bv. vernis voor houtwerk zien er zo uit: 2004/42IIA (e) (150/130) Max.75 g/l óf EG grenswaarde (cat A/e) (150/130). Dit product bevat max. 75 gram per liter VOS. Het eerste deel van de aanduiding (2004/42) is de officiële aanduiding van de Europese richtlijn. Hierachter staat een letter-cijfer combinatie (IIA (e)) die de categorie aangeeft waarin de verf valt. Daarachter staat het maximale gehalte aan oplosmiddel in de verfsoort per 1-1-2007 (hier: 150 gram per liter) en per 1-12010 (hier: 130 gram per liter). Het laatste getal geeft aan hoeveel oplosmiddel daadwerkelijk in deze verf zit. (in dit geval dus maximaal 75 gram per liter).
17
Vragen en antwoorden rond duurzaam hout De productie van hout vergt minder energie dan die van andere bouwmaterialen: 4 keer minder dan de productie van beton, 60 keer minder dan de productie van staal, 130 keer minder dan de productie van aluminium. Hout is een hernieuwbare grondstof, die tijdens zijn ‘productie’ vele voordelen heeft: 2/3 van alle landdieren woont in het bos, bossen en plantages ademen broeikasgas in en zuurstof uit. Hout is dus hét ecologische bouwproduct bij uitstek, op voorwaarde dat het om hout uit duurzaam beheerde bossen gaat. De verschillen tussen een duurzaam beheerd bos en een niet-duurzaam beheerd bos zijn groot. Er zijn diverse labels die de garantie willen bieden dat u met hout werkt dat uit duurzaam beheerd bos komt. De bekendste zijn het FSC- en PEFC-label. Daarnaast bestaan er nog andere labels voor boscertificering die je op de Belgische markt minder aantreft, zoals bv. CSA (Canadian Standard Association) en SFI (Sustainable Forestry Initiative) en diverse systemen die de ‘legaliteit’ van het hout aantonen. Ook een niet-gecertificeerd bos kan perfect duurzaam beheerd worden, al is dat bij de meesten niet zo. De vraag naar duurzaam hout neemt toe. Werken met duurzaam hout is dé manier om in te spelen op de trend van duurzaam bouwen en verbouwen, waardoor u zich als milieuverantwoord bedrijf kan profileren op de markt.
D1
Waarvoor staat FSC? FSC is een keurmerk dat in 1993 werd ingevoerd door de Forest Stewardship Council. Deze organisatie brengt op een transparante manier boseigenaars, hout- en papierbedrijven, sociale bewegingen en milieuorganisaties van over de hele wereld samen om verantwoord bosbeheer te promoten. Voor FSC betekent dit niet alleen rekening houden met het milieu, maar ook alle sociale rechten (van lokale gemeenschappen en bosarbeiders) respecteren en economisch leefbaar zijn. Zo hebben belanghebbenden uit economische, ecologische en sociale hoek elk een gelijke vertegenwoordiging in de algemene vergadering en in de nationale en/of regionale werkgroepen. FSC is internationaal het meest bekende keurmerk, en het enige dat ondersteund wordt door de brede milieubeweging. Bosbeheerders die zich houden aan de FSC-criteria kunnen hun bos laten certificeren. Hout uit deze bossen mag het FSC-label dragen. Om ook aan de eindklant de garantie te geven dat het werkelijk om een FSC product gaat, werd een systeem van controle en certificering opgezet doorheen de handelsketen: de FSC Chain of Custody certificering (CoC). Wereldwijd bedraagt de oppervlakte FSC gecertificeerd bos anno 2009 reeds meer dan 116 miljoen ha, verdeeld over de verschillende continenten. Verwacht wordt dat deze oppervlakte overal ter wereld zal blijven stijgen, waardoor ook het aanbod aan FSC hout en FSC producten blijvend zal toenemen. In België is er bijvoorbeeld nog maar 12.000 ha FSC-gecertificeerd, in Nederland al 120.000 ha. Wanneer uw bedrijf FSC producten wil kopen, verwerken, bewerken of doorverkopen met behoud van het FSC claim, zal uw bedrijf zelf ook FSC-gecertificeerd moeten zijn en een FSC CoC-certificaat moeten hebben. Belangrijk is daarbij dat alle FSC producten en -stromen doorheen uw bedrijf voldoende traceerbaar zijn en waar nodig duidelijk gescheiden blijven van nietgecertificeerde producten. Kleine schrijnwerkerijen (max. 15 werknemers) kunnen via een zogenaamd Chain of Custody groepscertificaat de kosten en administratieve lasten eigen aan de certificering drukken. Via KMO-Portefeuille subsidieert de Vlaamse overheid bovendien een stuk mee (zie www.kmo-portefeuille.be > pijler ‘advies’). Op www.fsc.be vindt u meer informatie terug, zoals praktische informatie rond de beschikbaarheid van houtsoorten met het FSC-label en tal van andere tips om het gebruik van FSC-gelabeld hout verder te vergemakkelijken. Op de site www.ikzoekfsc.be kunt u in een leveranciergids op zoek gaan naar FSC hout en houtproducten en/of FSC gecertificeerde bedrijven in België.
18
Tabel 6. De 10 principes en criteria van FSC 1.
Het bosbeheer respecteert de nationale wetten, internationale verdragen en de principes en criteria van FSC.
2.
De eigendoms- en gebruiksrechten m.b.t. het bos zijn duidelijk gekend en wettelijk gedocumenteerd.
3.
De wettelijke- en gebruiksrechten van inheemse volkeren op hun land en grondstoffen worden gerespecteerd.
4.
Het bosbeheer verzekert het sociale en economische welzijn van bosarbeiders en lokale gemeenschappen op lange termijn.
5.
Om de ecologische en economische productiviteit te vrijwaren, stimuleert het bosbeheer een efficiënt gebruik van de bosproducten en –diensten.
6.
De ecologische functies en de biodiversiteit van het bos worden beschermd.
7.
Er wordt een bosbeheersplan met duidelijk omschreven doelstellingen en middelen opgesteld.
8.
Er vinden regelmatig evaluaties van het bosbeheer plaats.
9.
Bossen met een hoge beschermingswaarde worden behouden. Bij het beheer ervan staat het voorzorgprincipe voorop.
10.
D2
Plantages vormen een aanvulling op natuurlijke bossen, maar mogen deze niet vervangen. Zij kunnen de druk op natuurlijke bossen verminderen en hun herstel en bescherming bevorderen. De eerste 9 regels gelden ook voor plantages.
Waarvoor staat PEFC? PEFC is een koepelorganisatie voor nationale boscertificatie-systemen, het Programme for the Endorsement of Forest Certification schemes. PEFC werd in 1999 oorspronkelijk in het leven geroepen als een pan-Europees boscertificaat op initiatief van de Europese bosbouwsector. Inmiddels is het doel van het PEFC-boscertificaat de promotie van een internationaal geloofwaardig frame voor boscertificeringskeurmerken en –initiatieven, plus de wederzijdse erkenning van die keurmerken. PEFC is buiten Europa vooral actief in Noord-Amerika. Omdat niet elk nationaal keurmerk onder de koepel even strenge regels hanteert, geniet PEFC weinig vertrouwen bij de milieubeweging. Zo is er in diverse landen geen gelijke vertegenwoordiging van economische, sociale en ecologische belanghebbenden in de beslissingsorganen. Het certificatietraject is gelijkaardig aan dat van FSC. Ook het PEFC label heeft een Chain of Custody (CoC), waarmee de herkomst van het gebruikte hout wordt getraceerd. PEFC vaardigt regels uit en elk jaar controleert een onafhankelijke organisatie of de onderneming voldoet aan de eisen van de controleketen. Hier geldt dat wanneer uw bedrijf wil werken onder het PEFC label, uw hout traceerbaar moet zijn naar bossen en leveranciers met het PEFC label en u zelf audits moet ondergaan.
Tabel 7. De 6 criteria van PEFC 1.
Het bosbeheer beoogt het behoud en de aangepaste verbetering van de bosrijkdommen en van hun bijdrage tot de globale koolstofcycli.
2.
Het bosbeheer streeft naar het behoud van de gezondheid en de vitaliteit van de ecosystemen van bossen.
3.
De productiefuncties van bossen worden behouden en bevorderd.
4.
De biologische diversiteit in de ecosystemen van bossen wordt bewaard en verbeterd.
5.
Behoud en verbetering van de beschermfuncties van het bosbeheer (onder meer water en bodem) staan voorop.
6.
Het bosbeheer respecteert andere sociaal-economische voordelen en voorwaarden.
19
In België vallen bv. bijna de helft van de Waalse bossen (ruim 280.000 ha) onder dit label. In Nederland is er geen PEFC bos. In totaal certificeren vandaag 22 landen hun bossen via PEFC (totaal 200 miljoen ha). Daarmee is PEFC ’s wereld grootste boscertificatiesysteem in termen van oppervlakte. Op www.pefc.be vindt u alle informatie terug over PEFC certificering en daarnaast ook een productgids, beschikbare houtsoortengids en een databank met leveranciers.
D3
Wat doet de overheid? De Vlaamse Overheid stimuleert het gebruik van hout met het FSC-label bij steden, gemeenten en provincies. 90% van de Vlaamse lokale besturen hebben zich dan ook reeds geëngageerd om binnen de eigen diensten het gebruik van duurzaam geëxploiteerd hout met het FSC-label te bevorderen. Om het goede voorbeeld te geven, vereisen vele openbare aanbestedingen van de Vlaamse provincies reeds FSC-hout of een gelijkwaardig alternatief. Tot op heden wordt PEFC niet als gelijkwaardig alternatief aanvaard. PEFC zelf plus een aantal spelers in de beroepssector maken zich sterk dat daar spoedig verandering in zal komen, andere spelers uit de beroepssector en de milieubeweging zijn zeker geen voorstander van gelijkschakeling. Interessant om weten is dat anno 2009 een twintigtal Vlaamse steden en gemeenten een subsidiereglement hebben voor particulieren die gebruik maken van FSC-gelabeld hout. Als zij voor bv. binnen- en buitenschrijnwerk subsidies willen krijgen, moeten ze werken met een schrijnwerker die het FSC-label heeft. Ook in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest zijn er twee premiesystemen die een financiële ondersteuning geven bij het gebruik van FSC hout. Op de Europese markt is tot op heden nog veel illegaal gekapt hout uit tropische wouden te vinden. Illegaal hout is hout dat wordt gewonnen of verhandeld in strijd met de regelgeving van het land van herkomst. Momenteel werkt het Europees Parlement aan een nieuwe wetgeving over illegaal hout. De versie die op tafel ligt, zou ook gevolgen hebben voor schrijnwerkers. Dit omdat alle betrokkenen in het productieproces van houtproducten zouden moeten ‘aantonen’ dat men ‘alles in zijn macht’ doet om illegaal hout te mijden. Met het bestaan van FSC en PEFC en de stijgende hoeveelheid producten, houtsoorten en leveranciers die zij kunnen bieden, is het perfect mogelijk om enkel nog met legaal hout te werken en is het een stuk eenvoudiger geworden om hout uit onverantwoord beheerde bossen te vermijden.
20
Preventietips Elk product, ook schrijnwerk, belast het milieu in meer of mindere mate. Deze milieubelasting komt voor in elke schakel van de productieketen: bij de leveranciers van het hout en andere grondstoffen, bij de productie van het schrijnwerk, bij de installatie ervan, tijdens het gebruik en tenslotte in de afvalfase. Als schrijnwerker kan u de milieu-impact van uw schrijnwerk verminderen door de wettelijke voorwaarden na te leven en daarbovenop onderstaande preventietips toe te passen. Preventie is het voorkomen of beperken van de milieu-impact van uw bedrijfsactiviteiten door de reductie van afval en andere emissies, aan de bron of door intern hergebruik. In de praktijk komt preventie vaak neer op het zorgvuldiger en zuiniger omspringen met grond- en hulpstoffen. Dat is goed voor het milieu en goed voor het bedrijf. De voordelen zijn talrijk: minder verlies aan grond- en hulpstoffen, lagere afvalhoeveelheden en lagere facturen, minder verspilling van kostbare energie, een positief bedrijfsimago en dus een betere relatie met de omgeving, de overheid en de financiële sector, verbeterde arbeidsomstandigheden, een betere marktpositie.
P1
Goed huismeesterschap Werk met vakbekwaam personeel en geef hen de nodige bijscholingskansen. Milieurelevant is bijscholing in bv. het werken met gevaarlijke producten, onbekende houtsoorten en solventarme verven en vernissen, plus zuinig leren werken met nieuwe machines en technieken. Zorg voor een regelmatige schoonmaak van de werkplaatsen en het machinepark. In een goed onderhouden en opgeruimde werkplaats zijn mensen makkelijker te motiveren om ordelijk en milieuvriendelijk te werken. Zorg voor een optimale afstelling, regelmatig onderhoud en alle noodzakelijke keuringen van apparatuur en installaties. Zorg voor goed stockbeheer, met een goede monitoring van de in- en uitstroom (één verantwoordelijke, regelmatige controles, softwarematige opvolging…). Voorzie vaste opslaglocaties per grondstof. Zo houdt u letterlijk overzicht op de voorraad en is de kans kleiner dat er een grondstof verstopt ligt, vergeten wordt en veroudert. Een goed beheer van de voorraad houtresten is nuttig om snel te kunnen controleren of er nog bruikbare houtresten aanwezig zijn, voordat een nieuwe partij hout wordt gebruikt. Vermijd zeker de onnodige opslag van gevaarlijke stoffen. Zorg voor een veilige, afzonderlijke opslagplaats voor gevaarlijke stoffen en gevaarlijk afval. Breng lekbakken aan op plaatsen waar lakken en oplosmiddelen worden afgetapt. Breng vloeistofdichte vloeren aan in opslag- en werkruimtes met vloeibare lakken, oplosmiddelen en het bijhorend afval. Voorzie opruimmateriaal (absorptiekorrels, spill kits, …) voor het geval er lekken ontstaan of gemorst wordt met gevaarlijke producten. Stel informatiebladen ter beschikking van uw werknemers zodat ze weten wat ze moeten doen in die gevallen. Controleer regelmatig of bij de opslag op de juiste manier wordt gewerkt (afsluiten verpakkingen, correcte plaatsing van de vaten, …) Doe aanbevelingen aan de klant in verband met milieuvriendelijke afwerking of onderhoud. Adviseer klanten over de milieuaspecten (bv. isolatiewaarde, milieuvriendelijk materiaalgebruik, duurzaamheid van de gebruikte materialen, …) van hun aankoop. De klant heeft immers vaak niet de nodige kennis van de gebruikte technieken en producten. Bespreek met hem de mogelijkheden om de milieuhinder te verminderen en wijs op de eventuele voor- en nadelen.
P2
Verantwoord houtgebruik Werk enkel met FSC of PEFC hout. Laat uw bedrijf certificeren volgens FSC en/of PEFC. Gebruik hout verstandig: het juiste hout voor de juiste toepassing. Schrik niet terug voor minder gekende houtsoorten. Bekende soorten zoals afrormosia, meranti, bangkirai en teak worden schaarser. Er zijn al veel andere goede en geschikte houtsoorten met FSC of PEFC label op de markt, die een waardig alternatief kunnen bieden. Gebruik gevingerlast hout, verlijmde meubelpanelen en gelijmd-gelamelleerd hout (het op en aan elkaar lijmen van houtlamellen tot een groter geheel). In deze houttypes worden kleine houtsecties gerecupeerd voor de productieketen. Sorteer uw houtresten volgens soort en afmeting. Een goed beheer van de voorraad houtresten schept mogelijkheden. Gebruik grote houtresten (restanten van de indeling van planken of plaatmaterialen, afgekeurde onderdelen) om kleine onderdelen te produceren. Koop de juiste maten hout. Dan zijn er minder bewerkingen nodig, wat tot minder afval leidt. Korte, bruikbare lengtes kopen kan kostenbesparend zijn. Wees soms minder veeleisend: moet de plank wel de standaardbreedte hebben voor die toepassing? Heeft het wel zin om lange lengtes te eisen, om ze direct te verzagen met afkortverlies er bovenop?
21
P3
Zuinig grondstofverbruik Gebruik gerecycleerde of recycleerbare materialen. Verleng de levenscyclus van uw product door bij het ontwerp reeds rekening te houden met de mogelijkheid tot recyclage of hergebruik van het schrijnwerk indien het in de afvalfase terecht komt. Gebruik in het ontwerp niet meer hout dan op basis van sterkteberekeningen noodzakelijk is. Zorg voor makkelijk onderhoud en reparatie. Overleg met leveranciers over de geleverde maten van grond- en hulpstoffen. Vermijd restafval door nauwkeurig de vereiste hoeveelheden uit te rekenen en afspraken te maken over terugname van nietontpakte pakketten. Maak alleen de hoeveelheid verf aan die nodig is. Computergestuurd mengen kan een uitweg bieden. Vervang schuurpapier niet te snel, zorg voor een goede stofafzuiging van het papier. Leg poetsdoeken altijd op dezelfde plaats terug voor hergebruik. Liefst in een afgesloten kast om verdamping tegen te gaan. Hergebruik karton als absorptie- of beschermmateriaal. Het karton is daarna niet meer geschikt voor recyclage. Reiniging van gebruikte mengpotten, vaten en houders kan hergebruik in een aantal gevallen mogelijk maken. Bij een automatische wasinstallatie voor spuitpistolen kunt u het totale verbruik van water en solvent verminderen door herhaald gebruik van het solvent tot verzadiging. Eerst droog reinigen (bv. werkvloer vegen en grote resten verwijderen) en daarna pas met water kuisen. Op deze manier is er minder water nodig voor het kuisen.
22
P4
Afvalarme distributie Kies voor minder milieubelastend verpakkingsmateriaal. Gebruik bij voorkeur verpakkingen uit recycleerbare materiaal (karton, hout, metaal) Hou de verpakkingen zuiver: gebruik op kartonnen verpakking papieren etiketten en papertape, op kunststofverpakking kunststoftape en op textielhoezen prints. Hou het lijmvrij. Overweeg een systeem van dekens of hoezen die teruggenomen worden na levering en plaatsing. Maak met uw toeleveranciers de afspraak dat zij zo weinig mogelijk verpakkingsmateriaal gebruiken. Spreek ook af dat leveranciers het verpakkingsmateriaal terugnemen of maak gebruik van hervulbare retourverpakkingen (OPGELET ! retourverpakkingen met productresten kunnen gevaarlijk afval zijn). Leg deze afspraken vast in contracten. Maak zoveel mogelijk gebruik van retourpallets, eventueel met statiegeld, in plaats van wegwerppallets. Het gebruik van retourpallets vermindert het gebruik van hout als grondstof. De hoeveelheid houtafval neemt af. De houtcontainers kunnen efficiënter worden gevuld omdat pallets relatief veel plaats in beslag nemen. Doordat er geen stapels met wegwerppallets meer staan, ontstaat meer ruimte en neemt het brandgevaar af. Gebruik (onderdelen van) inkomende verpakkingen om uw eigen producten te verpakken, ook hier kunnen eenvoudige afspraken met uw leveranciers i.v.m. maten wonderen doen Op www.preventpack.be staat een databank vol voorbeelden voor het voorkomen van verpakkingsafval.
23
P5
Selectieve afvalinzameling Zet de container voor ongesorteerd restafval achteraan, zodat medewerkers niet in de verleiding komen om al het afval in de eerste de beste container te gooien. Gebruik gesloten containers of stel ze niet te dicht bij de afrastering op, zodat afvaltoerisme geen kans krijgt. Geef met duidelijke borden aan welke soort afval in de container moet, bv. "metaal", "hout" en "rest". Zorg dat de borden altijd goed zichtbaar zijn. Maak hierover eventueel afspraken met de ophaler (terugplaatsen van bordjes na ophalen en wisselen container, …). De ophaler kan u eventueel (geplastificeerde) lijsten of informatiestickers bezorgen van wat wel en niet in bepaalde stromen afval thuishoort. Deze lijsten kan u in de buurt van de containers ophangen, zodat het voor alle medewerkers duidelijk is hoe de afvalstromen gescheiden moeten worden. Zorg voor een goede scheiding tussen gevaarlijk afval en het overige afval. Als niet-gevaarlijk afval verontreinigd wordt met gevaarlijk afval, moet de hele partij mogelijks als gevaarlijk afval worden behandeld, wat zeer duur is. Voorzie bondelvaten – de klassieke metalen tank – voor de opslag van gevaarlijke vloeistoffen, zoals reinigingswater vervuild met verf en vernis. Stel een terugnamesysteem op met de leverancier voor o.a. lege vaten, thinners, lijmen, bulkverpakkingen voor lakken. Zorg voor regelmatige controle op een juiste scheiding van het afval en communiceer de resultaten ervan aan uw medewerkers en uw klanten. Duid indien mogelijk een verantwoordelijke aan per container of afvalstroom, die nagaat of de sortering goed gebeurt. Gooi afgedankte, maar nog bruikbare, toestellen of goederen niet meteen weg. Afgedankt kantoormateriaal en pc-materiaal kan immers een tweede leven krijgen als u ze naar de kringloopwinkel brengt (zie www.kringwinkel.be of www.ecopc.be). Op sommige containerparken zijn eveneens inzamelpunten voorzien voor spullen van kringloopkwaliteit.
P6
Zuinig energieverbruik Kies bij vervanging van verlichting voor energiezuinige systemen: energiezuinige armaturen (optimaal gebruik makend van reflectie), TL-lampen met elektronische voorschakelapparatuur (ballasten), aanwezigheids- of daglichtsensoren op de verlichting, LED voor eventuele sfeer- en buitenverlichting, … Zorg wel steeds voor een veilige werkomgeving. Voor verlichting is er ook een ARAB-reglementering (zie www.werk.belgie.be > welzijn op het werk). Vervang oude installaties door een energiezuinigere installatie of een installatie met een hoger rendement. Kies voor hoogrendementsmotoren. Sensibiliseer werknemers rond het doven van lichten en het stilleggen van machines. Controleer regelmatig het persluchtnetwerk op lekken en repareer de lekken snel. Plaats een timer op persluchtcompressoren. Wijs klanten op mogelijke premies voor het plaatsen van hoogrendementsbeglazing en andere energiebesparende maatregelen via www.energiesparen.be of via de website van de netwerkbeheerders. Promoot superisolerend schrijnwerk. Vooral de glaskwaliteit en de luchtdichting speelt hier mee.
P7
Lawaaihinder en trillingen voorkomen Voorzie geluidsbescherming voor uw personeel (bv. oorkappen en gepersonaliseerde oordoppen). Hou bij de inrichting van uw werkplaats rekening met lawaaihinder, door geluidsbronnen (bv. persluchtcompressoren, stookinstallaties) strategisch te plaatsen, d.w.z. zo ver mogelijk van de omwonenden en/of in een omkasting. Gebruik geluidsdemping om het lawaai te verminderen of isoleer trillende onderdelen. Gebruik goed passende geluidsdempers. Gebruik geluidsabsorberende materialen om weerkaatsingen te beperken. Vermijd opstelling van compressoren in hoeken. Dit zorgt immers voor een klankkasteffect, met extra geluidsreflectie naar de werkvloer en omwonenden tot gevolg. Gebruik geluidsarmere machines, let op het geluidsniveau bij aankoop. Doe aan preventief onderhoud: naarmate materiaal slijt, kan het geluidsniveau toenemen.
24
P8
Solventarm werken Gebruik milieuvriendelijke reinigingsmiddelen, bv. bio-afbreekbaar of op waterbasis i.p.v. solvent. Spoel onmiddellijk na het coaten, het gaat makkelijker als de verfresten nog vers zijn. Beperk het aantal types schoonmaakmiddel. Streef naar het kleinst mogelijke aantal verschillende verven en vernissen in het bedrijf. Een kleiner assortiment betekent een eenvoudiger beheer, minder gevaar op vermenging en een vlottere verwerking van het afval. Standaardiseren vergroot bovendien de mogelijkheden tot het afbouwen van het oplosmiddelgebruik en de recyclage van oplosmiddelafval. Gebruik zoveel mogelijk solventarme alternatieven voor de traditionele alternatieven. Gebruik watergedragen afwerkingsproducten. Gebruik vegetable cleaning agents (VCA’s). Dit zijn oplosmiddelen die gemaakt zijn van plantaardige oliën. Deze zijn vluchtig, bevatten geen schadelijke dampen en zijn niet brandbaar (gemakkelijkere opslag). Ze zijn duurder dan de gewone oplosmiddelen, maar gaan ook veel langer mee. VCA’s zijn dus een goed vervangmiddel. Een tweede vervangingsproduct is een mengsel van water, een oplosmiddel en een emulgator. De emulgator zorgt ervoor dat het water en het oplosmiddel zich goed vermengen. Dit product is kant-en-klaar verkrijgbaar. Andere solventarme alternatieven zijn poederlakken, watergedragen afwerkingsproducten , UV-lakken en -vernissen, high solids lakken. Gebruik enkel solventen die voldoen aan de VOS-richtlijn en vermijd het gebruik van gechloreerde solventen (zoals dichloormethaan, trichloormethaan, trichloroethyleen, perchloroethyleen, 1,2-dichloroethaan, trichloroethaan). Overweeg aanbrengtechnieken die minder oplosmiddel verbruiken dan conventioneel pneumatisch spuiten, zoals werken met voorverwarmde verf, elektrostatisch spuiten, airless spuiten, air-assisted en airmix spuiten, het High Volume Low Pressure systeem. Beperk kleurwisselingen zoveel mogelijk, werk van licht naar donker. Sluit de verfblikken goed af om verdamping te voorkomen.
25
Milieu op het web website
omschrijving
Specifiek voor schrijnwerkers www.timmeraanmilieu.be
De Confederatie Bouw – Vlaamse Schrijnwerkers heeft op deze website allerlei informatie gebundeld specifiek voor schrijnwerkers zoals: interessante kostenbesparende maatregelen subsidies een overzicht van de milieuwetten en regels die op uw bedrijf van toepassing zijn praktische hulpmiddelen om uw milieuprestaties te meten en te registreren.
www.vlaamseschrijnwerkers.be
Website van de Confederatie Bouw – Vlaamse Schrijnwerkers met informatie over o.a. CE-markering, veiligheidsbeleid, het TIS-project inbraakbeveiliging en onderhoud van buitenschrijnwerk. Zeker de praktijkvoorbeelden zijn interessant.
Beroepsorganisaties bouw www.bouwunie.be
Website van beroepsfederatie Bouwunie met onder andere een rubriek met de meest gestelde vragen aan de adviesdienst van Bouwunie.
www.unizo.be
Website van de Unie van Zelfstandige Ondernemers (UNIZO) met informatie over administratieve documenten, mobiliteitstips, opzoeken BTWnummer, maandelijks overzicht faillissementen.
www.vcb.be www.wtcb.be
Website van beroepsfederatie Vlaamse Confederatie Bouw. Website van het Wetenschappelijk en Technisch Centrum voor het Bouwbedrijf (WTCB) met een databank van publicaties en informatie over bouwproducten.
Milieuwetgeving www.emis.vito.be/navigator http://wegwijzer.milieuinfo.be
Deze site maakt u op een eenvoudige wijze wegwijs in de milieuvergunning.
http://imjv.milieuinfo.be
Wetgeving Integraal Milieujaarverslag, inhoud Integraal Milieujaarverslag en downloaden in te vullen documenten.
www.agentschapondernemen.be
Het Agentschap Ondernemen (AO) stelt de ervaring en knowhow van zijn deskundigen tot uw beschikking en begeleidt en adviseert ondernemers in talrijke domeinen o.a. ruimtelijke ordening, milieu, efficiënt energiegebruik, innovatie, ... Het AO is het aanspreekpunt van de Vlaamse Overheid voor elke ondernemer.
www.milieukalender.com
Op deze site krijgt u gratis een chronologische kalender van de periodiek te vervullen milieuverplichtingen voor uw bedrijf en de mogelijkheid om ervan tijdig per e-mail verwittigd te worden.
www.milieulink.be
www.envirodesk.com www.lne.be
www.vmm.be
26
Gecoördineerde versies van actuele milieuwetgeving.
Goede startpagina voor een milieucoördinator, met o.a.: Milieu Quick Link voor snelle links naar Vlaamse en Federale milieuwebsites (Ovam, Ifest, Ondernemen, Emis, …). Internet milieugids (interessante links). Aparte deelsite voor de milieucoördinator (VMD VMC). Deze site omvat o.a. recente wetgeving, een afvalstoffenbeurs, een Interessante nieuwsbrief (EnviroZine) wekelijks via e-mail. Website van LNE (de Vlaamse milieuadministratie) met informatie over de verschillende afdelingen. Ook veel praktische info: lijsten erkende deskundigen, formulieren milieucoördinator, … Website van de Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) met informatie gericht op lucht en water, meetdatabanken water en lucht, databank waterkwaliteit, deelsite i.v.m. heffing op afvalwater (info en formulieren).
website
omschrijving
Afval en verpakkingen www.ovam.be
Website van de Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij (OVAM): informatie gericht op afval, bodem en materialenbeheer. Bevat o.a. wetgeving en info i.v.m. erkende overbrengers en verwerkers van afvalstoffen, links met STIP, Presti, enz...
www.ivcie.be
Website van de Interregionale verpakkingscommissie (IVCIE) met wetgeving rond verpakkingsafval.
www.fostplus.be
Info over huishoudelijke verpakking, verpakkingsverantwoordelijke, ...
www.valipac.be
Info over verpakkingsverantwoordelijke, ontpakkers, wetgeving, ...
www.preventpack.be www.west-vlaanderen.be/afvalwegwijs www.limburgtegenafval.net
www.bedrijfsgoederen.be
Info over het voorkomen van verpakkingsafval. Voor firma’s in West-Vlaanderen is er een specifieke afvalwegwijs uitgewerkt. (> KMO info) Voor Limburgse bedrijven: Inventarisatie van de gemeentelijke inzamelkanalen voor KMO-afval – een overzicht per gemeente wordt gegeven Informatie over en contactgegevens voor de ophaling van herbruikbaar KMO-afval door de Limburgse kringloopcentra
Andere milieuwebsites www.emis.vito.be
www.emis.vito.be/preventie
www.argusmilieu.be
www.eco-efficientie.be
www.vlaanderen.be/ecologiepremie
Vlaams Energie- en Milieu Informatiesysteem, met o.a.: databanken van o.a. milieubedrijven, bodemsaneringstechnieken, waterzuiveringstechnieken, erkende deskundigen, … BBT-kenniscentrum met links naar andere BBT-informatiebronnen kalender milieuevenementen, nieuwsberichten en nieuwe wetgeving. In deze preventiedatabank vind u tips voor de preventie van afval en emissies en de beperking van water-, grondstoffen en energieverbruik. Deze tips zijn gerangschikt per bedrijfssector en zijn vooral gericht op KMO-sectoren, waaronder ook schrijnwerkerijen en houtverwerking. Voor elk van de tips geeft de preventiedatabank een fiche met een beschrijving, de effecten, toepasbaarheid en een verwijzing naar bijkomende informatie. Milieuinfopunt van de KBC. Interessante site voor het zoeken van milieuinformatie per thema (geeft links van artikels en websites per milieuthema). Overkoepelende website van OVAM i.v.m. het begrip eco-efficiëntie met o.a. algemene uitleg, enkele bedrijfsvoorbeelden, overzichten van publicaties en links. Website rond welke energie- en milieubesparende maatregelen in aanmerking komen voor subsidie via de ecologiepremie
www.energiesparen.be
Welke subsidies bestaan er op vlak van energiebesparing voor particulieren, bedrijven en overheden?
www.energiesparen.be/energieprestatie
Alle info rond het nieuwe Energieprestatiebesluit, met ingang 1 januari 2006.
www.bib.felnet.be
www.lucht.milieuinfo.be www.infrax.be
Felnet is een online gezamenlijke bibliotheekcatalogus van verschillende milieudocumentatiecentra en universiteitsbibliotheken in Vlaanderen. Interessante site voor het opzoeken van publicaties en andere infobronnen rond milieu en natuur. Hier kan u onder “campagnes” ook de brochure in verband met asbestproblematiek terugvinden. (> Bedrijf > Premies) Overzicht van de premies die bedrijven en klanten kunnen aanvragen in het kader van rationeel energieverbruik. Infrax is actief in 108 gemeenten verspreid over alle Vlaamse provincies..
27
website
omschrijving
Duurzaam bouwen www.wegwijzerduurzaambouwen.be www.dialoog.be
28
Verzameling van allemaal links naar websites die handelen over duurzaam bouwen Dialoog verzorgt infosessies in Vlaanderen over duurzaam bouwen, energie- en waterbesparing.
www.vibe.be
Vlaams Instituut voor Bio-Ecologisch Bouwen en Wonen (VIBE), promoot mens- en milieuvriendelijke bouwwijzen en woonvormen. Met lijst van professionele leden
www.kampc.be
Provinciaal Centrum Duurzaam Bouwen en Wonen van de provincie. Antwerpen, Kamp C promoot duurzaam bouwen in het informatie-centrum, met demonstratiewoningen en het duurzaam bedrijventerrein met een bedrijvencentrum.
www.cedubo.be
Centrum Duurzaam Bouwen (CeDuBo) wenst het duurzaam bouwen op grote schaal te promoten en in praktijk te brengen.
www.milieuadvieswinkel.be
In de Milieuadvieswinkel kunnen de inwoners van Oost-Vlaanderen terecht. Voor informatie rond duurzaam bouwen.
www.passiefhuisplatform.be
Informatie over energiezuinig bouwen.
www.duurzaamindustrieelbouwen.be
Informatie over het duurzaam bouwen van kantoorgebouwen en industriële panden.
www.bouwunie-duurzaambouwen.be
Website met informatie over duurzaam bouwen, met ondermeer contactgegevens van schrijnwerkers en interieurbouwers met ervaring met duurzaam bouwen..
29
Contact Deze MilieuWegWijs voor (standaard)schrijnwerkers is de vijfde uit een serie van bedrijfsmilieufiches. Voor meer informatie over dit initiatief kan u terecht bij de vijf Vlaamse provincies, voor inhoudelijke vragen kan u steeds terecht bij:
Uw gemeentelijke milieudienst Bouwunie Schrijnwerkers & Interieurbouwers Spastraat 8 | 1000 Brussel Geert Ramaekers | T 02 238 06 12 |
[email protected]
Confederatie Bouw - Vlaamse Schrijnwerkers (kortweg ‘De Vlaamse Schrijnwerkers’) Lombardstraat 34-42 | 1000 Brussel Koen De Gelder | T 02 545 59 47 |
[email protected]
Antwerpen Bevoegde beleidsverantwoordelijke: Jos Geuens, gedeputeerde voor Leefmilieu Voor meer informatie kan u terecht bij: Provincie Antwerpen - Dienst Duurzaam Milieu- en Natuurbeleid (DMN) Koningin Elisabethlei 22 | 2018 Antwerpen T 03 240 57 55 | F 03 240 57 52 |
[email protected] Agentschap Ondernemen Antwerpen - Marc Meeus Lange Lozanastraat 223 | 2018 Antwerpen T 03 260 87 15 | F 03 260 87 07 |
[email protected]
Limburg Bevoegde beleidsverantwoordelijke: Frank Smeets, gedeputeerde voor Leefmilieu Voor meer informatie kan u terecht bij: Provincie Limburg - Afdeling Milieu en Natuur - sectie Planning en Beleid Universiteitslaan 1 | 3500 Hasselt T 011 23 83 38 | F 011 23 83 10 |
[email protected] Agentschap Ondernemen Limburg - Ann Peeters T 011 29 20 31 |
[email protected]
Oost-Vlaanderen Bevoegde beleidsverantwoordelijke: Jozef Dauwe, gedeputeerde voor Leefmilieu Voor meer informatie kan u terecht bij: Provincie Oost-Vlaanderen - Provinciaal Centrum voor Milieuonderzoek - Caroline Vercoutere Godshuizenlaan 95 | 9000 Gent T 09-267 89 20 | F 09-267 89 11 |
[email protected] Agentschap Ondernemen Oost-Vlaanderen – Piet Coessens, Huis van de Economie | Seminariestraat 2 | 9000 Gent T 09 267 40 34 | F 09 267 40 60 |
[email protected]
30
Vlaams-Brabant Bevoegde beleidsverantwoordelijke: Jean-Pol Olbrechts, gedeputeerde voor Leefmilieu Voor meer informatie kan u terecht bij: MiK - Milieu informatiepunt voor de KMO - Het milieusamenwerkingsproject voor de KMO van de Provincie Vlaams-Brabant en Voka - Kamers van Koophandel Vlaams-Brabant Provincie Vlaams-Brabant - Dienst Leefmilieu - Afvalbeleidscel Provincieplein 1| 3010 Leuven Pierre Faché | T 016 26 72 64 Gunter De Ryck | T 016 26 72 38
[email protected] Voka - Kamer van Koophandel arrondissement Leuven www.kvkleuven.voka.be > projecten > uw bedrijf en het milieu Tiensevest 170 | 3000 Leuven An Maes | T 016 22 26 89 |
[email protected] Lieven Dehandschutter | T 0486 24 36 01 |
[email protected] Voka - Kamer van Koophandel arrondissement Halle-Vilvoorde www.kvkhv.voka.be > diensten en projecten > MiK Medialaan 26 | 1800 Vilvoorde, Els Heyvaert | T 02 255 20 35 |
[email protected] Agentschap Ondernemen Vlaams-Brabant Jeroen Heyman | T 016 31 10 53 |
[email protected]
West-Vlaanderen Bevoegde beleidsverantwoordelijke: Guido Decorte, gedeputeerde voor Leefmilieu Voor meer informatie kan u terecht bij: Provincie West-Vlaanderen - Dienst Milieu, Natuur en Waterbeleid (Minawa) Leopold III-laan 41 | 8200 Sint-Andries/Brugge T 050 40 32 90 |
[email protected] Agentschap Ondernemen West-Vlaanderen Jan Breydellaan 107 bus 1 | 8200 Brugge Vicky Wildemeersch | T 050 32 50 22 | F 050 32 50 01 |
[email protected] POM West-Vlaanderen Koning Leopold III-laan 66 | 8200 Sint-Andries/Brugge Helene De Rore | T 050 40 31 66 |
[email protected]
OVAM Dienst selectief ingezamelde stromen Lies Verlinden | T 015-28 42 74 Simon Bostoen | T 015-28 41 36
31
32