/O
LSúdwestfc Fryslâr
Het kenmerk: UV 20120600
Bouwbedrijf]. Heeringa B.V. T.a.v. d heer J. Heeringa Postbus 19 8748 ZL WITMARSUM
Behandeld door: Team Vergunningen Telefoon: (0515) 489000
VERZONDEN 0 3 HEI 2015 Onderwerp: omgevingsvergunning procedure
uitgebreide
Sneek, 3 mei 2013
Geachte heer Heeringa, Op 27 juli 2012 hebben wij een aanvraag voor een omgevingsvergunning ontvangen voor het uitbreiden van de ligboxenstal op het perceel plaatselijk bekend Filenserwei 1 te Schettens. Uw aanvraag is geregistreerd onder nummer UV 20120600. Over de voortgang van de behandeling van uw aanvraag delen wij u het volgende mee. Op grond van artikel 3.10 van de WABO is de uitgebreide procedure van toepassing. Verlenen omgevingsvergunning Wij hebben besloten de omgevingsvergunning te verlenen. De vergunning hebben wij bijgevoegd. Aan de vergunning zijn voorschriften verbonden. Wij raden u aan om de vergunning met de bijbehorende bijlagen zorgvuldig door te nemen. Dit kan veel misverstanden voorkomen. U moet namelijk de aan de vergunning verbonden voorschriften naleven. Let op: wij maken u er op attent dat u op eigen risico handelt als u gebruik maakt van de verleende vergunning voordat deze onherroepelijk is. Met de uitvoering van het project mag pas worden omgevingsvergunning verleend en onherroepelijk is.
gestart
nadat
de
vereiste
Inpassingsplan / beplantingsplan Het "Landschappelijk Inpassingsplan Filenserwei 1 te Schettens" geeft weer hoe en op welke locaties binnen het plangebied bomen en overige beplanting aangebracht dienen te worden. In de voorwaarden behorende bij deze beschikking is de volgende voorwaarde m.b.t. het inpassingsplan opgenomen: Binnen twee maanden na oplevering (gereedmelding) van de ligboxenstal dient aangevangen te worden met de realisatie van de beplanting binnen het plangebied en dient deze uitgevoerd te worden conform het "Landschappelijk Inpassingsplan Filenserwei 1 te Schettens" van 18 februari 2011. Daarnaast dient binnen een half jaar na oplevering (gereedmelding) van de ligboxenstal de beplanting binnen het plangebied te zijn gerealiseerd conform het "Landschappelijk Inpassingsplan Filenserwei 1 te Schettens" van 18 februari 2011. Publicatie Het ontwerpbesluit wordt door ons gepubliceerd in de huis-aan-huisbladen en op de gemeentelijke website (www.qemeenteswf.nl'). Tegen dit ontwerpbesluit kan door belanghebbenden zienswijzen worden aangetekend.
Gemeente Sudwest Fryslân
T
0515-489000
Gemeenteloketten
Postbus 10.000
F
0515-489999
Kerkstraat 1, Bolsward
8600 HA Sneek
E
[email protected]
Marktstraat 15, Sneek
BNG rek.nr. 285149431
W
www.gemeentesudwestfryslan.nl
Merk 1, Workum
Kvknr. 51791811
Nadere informatie Informatie over uw aanvraag is te verkrijgen bij team Vergunningen, telefoonnummer (0515) 489000. Wij zijn elke werkdag telefonisch bereikbaar van 9.00 tot 16.00 uur. Wilt u bij vragen of overleg het registratienummer bij de hand houden, zodat wij u vlot van dienst kunnen zijn. Met vriendelijke groet, namens het college van burgemeester en wethouders van Súdwest-Fryslân, teammarpagjeiij Publiek Vergunningen,
H.E. de
Bijlagen
omgevingsvergunning + bijlagen + kaartjes
Súdwest rFryslân Omgevingsvergunning
UV20120600
Burgemeester en Wethouders hebben op 27 juli 2012 een aanvraag voor een omgevingsvergunning ontvangen op het perceel plaatselijk bekend Filenserwei 1 te Schettens. De aanvraag is geregistreerd onder nummer UV 20120600 met de volgende activiteiten: OV Bouwen OV Strijdig planologisch gebruik OV Milieu
het uitbreiden van de ligboxenstal het uitbreiden van de ligboxenstal het uitbreiden van de loopstal en het aantal dierplaatsen voor melkvee van 250 naar 475,
BESCHIKKING: I.
Burgemeester en wethouders besluiten, gelet op artikel 2 . 1 , 2.10 en 2.12 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht de gevraagde omgevingsvergunning te verlenen. De omgevingsvergunning wordt verleend onder de bepaling dat de gewaarmerkte stukken deel uitmaken van de vergunning. Tevens dient te worden voldaan aan de voorwaarden, zoals hieronder zijn aangegeven. De omgevingsvergunning wordt verleend voor de volgende activiteiten: bouwen; strijdig planologisch gebruik, artikel 2.12, eerste lid aanhef en onder a. onder
3e-
milieu. II.
Burgemeester en wethouders besluiten vrijstelling te verlenen voor het indienen van een onderzoeksrapport naar de gesteldheid van de bodem, daar het geen bouwwerk betreft waarin personen voortdurend of nagenoeg voortdurend in zullen verblijven.
namens het college van burgemeester en wethouders van Súdwest-Fryslân, teammaflaqfer) Publiek Vergunningen,
H.E. de Hoo
Datum besluit: 3 mei 2 0 1 3
- 3 -
Beroepsmogelijkheid Mocht u zich niet met dit besluit kunnen verenigen, dan kunt u binnen zes weken na de dag van verzending van dit besluit beroep aantekenen bij de Rechtbank NoordNederland, afdeling Bestuursrecht, locatie Leeuwarden, Postbus 1702, 8901 CA Leeuwarden. Het beroepschrift moet ondertekend zijn en tenminste bevatten: a. de naam en het adres van de indiener; b. de dagtekening van het beroepschrift; c. de omschrijving van het besluit waartegen het beroep is gericht; d. de gronden (argumenten) van het beroep. U kunt ook digitaal beroep instellen bij genoemde rechtbank via http://loket.rechtspraak.nl/bestuursrecht. Daarvoor moet u wel beschikken over een elektronische handtekening (DigiD). Kijk op de genoemde site voor de precieze voorwaarden. Het indienen van een beroepschrift schorst de werking van het besluit niet. Voorlopige voorziening U kunt de voorzieningenrechter van de rechtbank Noord-Nederland middels een verzoek om voorlopige voorziening om schorsing verzoeken. Hiervoor is vereist dat u een beroepschrift heeft ingediend en dat uw belang spoedeisend is. U kunt uw verzoek richten aan de Voorzieningenrechter van de rechtbank Noord-Nederland, afdeling Bestuursrecht, locatie Leeuwarden, Postbus 1702, 8901 CA LEEUWARDEN. Voor de behandeling van een verzoek om voorlopige voorziening is griffierecht verschuldigd. Indien u in het gelijk gesteld wordt, kan de rechter bepalen dat u het griffierecht terugkrijgt van de gemeente.
Inhoudsopgave
De volgende onderdelen horen bij en maken deel uit van de ontwerp omgevingsvergunning voor het uitbreiden van de ligboxenstal op het perceel plaatselijk bekend Filenserwei 1 te Schettens. Bijlage 1: Overwegingen Bijlage 2: Gewaarmerkte stukken Bijlage 3: Voorschriften
Bijlage 1 Overwegingen Bij het nemen van het besluit hebben wij overwogen dat: Activiteit Bouwen de aanvraag ontvankelijk is. uw aanvraag getoetst is aan de weigeringsgronden genoemd in artikel 2.10 van de
Wabo; het plan is voorgelegd aan de Welstandscommissie, advies nr. W W11SWF535-1 van datum 26 september 2 0 1 1 , en voldoet met opmerking aan redelijke eisen van welstand als bedoeld in artikel 12, eerste lid van de Woningwet; de opmerking van de welstandscommissie heeft betrekking op het beplantingsplan, dit is echter reeds meegenomen in de ruimtelijke afweging (ruimtelijke onderbouwing); de besluitvormingsprocedure is uitgevoerd overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.10 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht; het aannemelijk is gemaakt dat het plan voldoet aan de voorschriften van de bouwverordening van de gemeente Sudwest Fryslan; het aannemelijk is gemaakt dat het plan deels voldoet aan de voorschriften van het Bouwbesluit, zie bijgevoegde voorwaarden; daar het geen bouwwerk betreft waarin voortdurend of nagenoeg voortdurend personen in zullen verblijven, kan vrijstelling worden verleend voor het indienen van een onderzoeksrapport naar de gesteldheid van de bodem; wij u er op willen wijzen dat wanneer er bij de bouwactiviteiten grond vrij komt welke niet kan worden hergebruikt op het eigen perceel, het bevoegd gezag van de gemeente waar de grond wordt toegepast kan verlangen dat de grond is getoetst volgens de regelgeving van het Besluit bodemkwaliteit. Activiteit Strijdig planologisch gebruik Ingevolge het bestemmingsplan Butengebiet Noard herziening artikel 30 WRO rust op het perceel de bestemming "Agrarische bedrijven". Op grond van deze bestemming mag een bouwperceel niet groter zijn dan 1 hectare. Het perceel Filenserwei is in het verleden vergroot met toepassing van een vrijstelling van het bestemmingsplan en heeft nu al een oppervlakte van ruim 2 hectare. Het college van de voormalige gemeente Wunseradiel heeft op 3 maart 2010 een positief principebesluit genomen ten aanzien van de voorgenomen uitbreiding. Vervolgens zijn de plannen nader uitgewerkt, waarbij de vorm van de te bouwen ligboxenstal iets is gewijzigd. De wijziging houdt in dat de uitbreiding aansluit bij - en net zo breed wordt als de bestaande stal. De totale lengte wordt door de verbreding van het oorspronkelijke plan iets korter wat tegemoet komt aan het advies van het Wetterskip, omdat hierdoor de afstand tot de Witmarsumervaart wordt vergroot tot 15 meter. Gelet op het feit dat de maximale oppervlakte reeds is overschreden en de voormalige gemeente Wunseradiel medewerking heeft toegezegd, wordt medewerking verleend aan de uitbreiding van de ligboxenstal door middel van een projectafwijkingsbesluit. De gemeenteraad heeft op 24 januari 2013 planologisch ingestemd met de uitbreiding. Om de landschappelijke inpassing te garanderen zal een voorwaarde in het projectafwijkingsbesluit worden opgenomen.
6-
Activiteit Milieu: Bijlage I , Besluit omgevingsrecht (hierna: Bor) De inrichting zoals bedoeld in art. 1.1, eerste lid Wabo, is aangewezen in Bijlage I, onderdeel C van het Besluit omgevingsrecht in de volgende categorieën: - Categorie 1.1, onderdeel a en b; - Categorie 5 . 1 ; - Categorie 7 . 1 ; - Categorie 8 . 1 , onderdeel a. Art. 8.40 Wet milieubeheer (hierna: WMB) bepaalt dat voor inrichtingen algemene regels gelden. Op deze hoofdregel maakt artikel 2 . 1 , eerste en tweede lid Wabo, een uitzondering voor aangewezen inrichtingen. Deze inrichtingen hebben een omgevingsvergunning nodig. In bijlage I, onderdelen B en C van het Bor is een limitatieve lijst met aangewezen categorieën van inrichtingen opgenomen. De onderhavige inrichting valt onder categorie 8.3 onder h van bijlage I van het Bor: "Als categorieën vergunningplichtige inrichtingen als bedoeld in artikel 2 . 1 , tweede lid, van dit besluit, worden inrichtingen aangewezen voor het houden van meer dan 200 stuks melkrundvee, behorend tot de diercategorie A . l en A.2, genoemd in de regeling op grond van artikel 1 van de Wet ammoniak en veehouderij, waarbij het aantal stuks vrouwelijk jongvee tot 2 jaar niet wordt meegeteld. Het bevoegd gezag Gelet op het bepaalde in art. 2.4, eerste lid Wabo en bijlage I, onderdeel C van het Bor, is het college van burgemeester en wethouders het bevoegd gezag tot verlening van de omgevingsvergunning activiteit milieu. Beoordeling ontvankelijkheid De aanvraag voldoet aan de wettelijke vereisten, gesteld bij of krachtens de Wabo (art. 2.8, eerste lid, in samenhang met hoofdstuk 4 Mor), zodat de aanvraag in behandeling kan worden genomen. Coördinatie met de Waterwet De afstemmingsregeling tussen de Wet milieubeheer en de Waterwet is hier niet aan de orde. Provinciale milieuverordening Provincie Fryslan De inrichting is niet gelegen in een grondwaterbeschermingsgebied, zodat ex art. 1.2, tweede lid WMB, een bijzonder beschermingsniveau ingevolge de Provinciale milieuverordening Friesland, niet van toepassing behoeft te worden verklaard. Huidige vergunningsituatie Voor -
de onderhavige inrichting zijn de volgende vergunningen c.q. meldingen van kracht: Revisievergunning d.d. 22 mei 2001 Uitbreidingsvergunning 5 november 2003; Melding 8.19 d.d. 11 april 2008.
Beoordeling van de aanvraag in het kader van de bescherming van het milieu
-7
Algemeen De Wabo omschrijft in de art. 2.14, 2.20, 2.20a en 2.22 het toetsingskader voor de beslissing op de aanvraag. Hierna wordt aangegeven hoe de aanvraag zich tot het toetsingskader verhoudt. Hierbij beperken wij ons tot die onderdelen van het toetsingskader die ook daadwerkelijk op onze beslissing van invloed kunnen zijn. Bij de beslissing betrokken onderwerpen De in art. 2.14, lid 1 van de Wabo genoemde aspecten dienen bij de besluitvorming betrokken te worden. Deze worden hieronder verder uitgewerkt. Ligging van de inrichting De inrichting is gelegen in het buitengebied. De afstand van de stallen tot de dichtstbijzijnde woning van derden bedraagt circa 230 meter in oostelijke richting. Dit is een agrarische bedrijfswoning. De bebouwde kom van Schettens ligt in zuidoostelijke richting. De kortste afstand van de stallen tot de dichtstbijzijnde woning in Schettens bedraagt circa 500 meter. De gevolgen voor het milieu die de inrichting kan veroorzaken In verband met de aangevraagde activiteiten moet in het bijzonder rekening worden gehouden met de volgende milieu-aspecten: emissie van stoffen en geur naar de lucht; ammoniakemissie; risico op bodemverontreiniging; emissie van geluid; emissie van licht; mogelijke gevolgen voor flora en/of fauna. Geur De inrichting valt onder de werkingssfeer van de Wet geurhinder en veehouderij. De Wet geurhinder en veehouderij vormt vanaf 1 januari 2007 het toetsingskader voor de omgevingsvergunning, als het gaat om geurhinder vanwege dierenverblijven van veehouderijen. De Wet geurhinder en veehouderij geeft normen voor de geurbelasting die een veehouderij mag veroorzaken op een geurgevoelig object (bijvoorbeeld een woning). In de Regeling geurhinder en veehouderij zijn geuremissiefactoren vastgesteld, evenals de minimumafstanden voor pelsdieren en de wijze van omrekening naar geurbelasting en afstandsbepaling wordt hierin beschreven. Voor melk- en kalfkoeien ouder dan 2 jaar zijn geen geuremissiefactoren vastgesteld. Evenmin voor zoogkoeien ouder dan 2 jaar en vrouwelijk jongvee tot 2 jaar. In artikel 2 van de Regeling geurhinder en veehouderij is onder punt 7 aangegeven dat indien voor een diercategorie geen geuremissiefactor is vastgesteld, de diercategorie in de berekening van de geurbelasting buiten beschouwing wordt gelaten. De afstand tussen een veehouderij waar dieren worden gehouden van een diercategorie waarvoor niet bij ministeriële regeling een geuremissiefactor is vastgesteld, en een geurgevoelig object bedraagt: ten minste 100 meter indien het geurgevoelige object binnen de bebouwde kom is gelegen, en ten minste 50 meter indien het geurgevoelige object buiten de bebouwde kom is gelegen.
De afstand, bedoeld in de artikelen 3, tweede en derde lid, en 4, eerste lid, van de wet wordt gemeten vanaf de buitenzijde van het geurgevoelig object tot het dichtstbijzijnde emissiepunt. Het dichtstbijzijnde geurgevoelige object (woning Filenserwei 6) ligt op een afstand van circa 230 meter tot de jongveestal en 250 meter tot de ligboxenstal. Deze afstand is ruim groter dan 50 meter. De woningen in de bebouwde kom van Schettens liggen op een afstand van ten minste 500 meter van de stal(len). Door de geplande uitbreidingen worden deze afstanden niet kleiner. De afstanden zijn zowel in de huidige situatie als in de situatie na uitbreiding(en) groter dan 50 en 100 meter voor respectievelijk geurgevoelige objecten buiten en binnen de bebouwde kom. Aan de minimale afstanden ten opzichte van geurgevoelige objecten wordt daarmee, zowel in de huidige situatie als in de situatie na uitbreiding, ruimschoots voldaan. De gevel van het dierenverblijf tot de buitenzijde van het dichtstbijzijnde geurgevoelig object bedraagt meer dan 50 meter. Dit betekent dat de inrichting voldoet aan de individuele afstandsnormen voor geurhinder. Overige voorschriften met betrekking tot stank Dat aan bovengenoemde richtlijnen met betrekking tot de beoordeling van stank wordt voldaan laat onverlet dat onnodige stankhinder kan ontstaan ten gevolge van de opslag van mest, brijvoer en kuilvoer. Om deze hinder te beperken zijn in het activiteitenbesluit en de activiteitenregeling voorschriften opgenomen met betrekking tot de opslag van mest, brijvoer en kuilvoer. Ammoniakemissie Artikel 3 van de Wet ammoniak en veehouderij geeft aan binnen welke voorwaarden de uitstoot aan ammoniak wordt getoetst. Uit dit artikel blijken de volgende criteria voor het verlenen van een vergunning voor een veehouderijbedrijf naar aanleiding van een aanvraag waarbij geen MER is overlegd: • de voorwaarden mbt de zoneringsregels in de artikelen 4 tot en met 7 van de Wet ammoniak en veehouderij; • de voorschriften die zijn gesteld in het Besluit ammoniakemissie huisvesting veehouderij; • de gevolgen voor het milieu die veroorzaakt worden door directe opname uit de lucht van ammoniak door planten en bomen; Zon eringsregels Bij de beslissing inzake de omgevingsvergunning voor de verandering van een veehouderij dient het bevoegd gezag de gevolgen van ammoniakemissie uit de tot veehouderij behorende dierenverblijven te betrekken. Een omgevingsvergunning voor het veranderen van een veehouderij wordt geweigerd indien de aanvraag betrekking heeft op het aantal dieren van een of meer diercategorieën en een tot de veehouderij behorend dierenverblijf geheel of gedeeltelijk is gelegen in een zeer kwetsbaar gebied, dan wel in een zone van 250 meter rond een zodanig gebied (artikel 6 Wet ammoniak en veehouderij). Binnen een afstand van 250 meter van de inrichting van Mts. Van Gosliga zijn geen door de Provinciale staten aangewezen zeer kwetsbare gebieden aanwezig. In tabel 3 is een overzicht gegeven van de ammoniakemissie vanwege de inrichting in de huidige situatie en in de situatie na uitbreiding (fase 1 en fase 2). De gegevens zijn gebaseerd op de kentallen uit de Regeling ammoniak en veehouderijen bij permanent opstallen van het vee en een loopstal met sleufvloer en mestschuif Tabel 3:
Ammoniakemissie in kg/jaar Huidig*)
Na uitbreiding loopstal (fase 1) Ligboxenstal 2300 4370 Jongveestal 780 780 Totaal 3080 5150 *) uitgaande van 250 stuks melkvee en 200 stuks jongvee
Na uitbreiding loopstal (fase 2) 5060 1.365 6425
De ammoniakemissie zal zoveel mogelijk worden beperkt door toepassing van emissiearme vloeren, zodanig dat de uitstoot van ammoniak zowel vanaf de vloer als vanuit de mestkelder wordt verminderd. Besluit ammoniakemissie huisvesting veehouderijen Daarnaast moet elke aanvraag ingevolge het artikel 5.4 van het Bor getoetst worden aan de beste beschikbare technieken (BBT). In artikel 5.4 van het Bor is aangegeven hoe BBT moeten worden bepaald. Voor het bepalen van BBT voor de huisvesting van dieren in een veehouderij is de emissie van ammoniak het belangrijkste criterium en niet de geuremissie. Het Besluit ammoniakemissie huisvesting veehouderij (Besluit huisvesting) (Publicatiedatum: 28 december 2005, Staatsblad 2005, nr. 675, inwerkingtreding 1 april 2008) vult dit criterium op sectorniveau in. In de aangevraagde situatie is sprake van de diercategorieën: melk- en kalfkoeien ouder dan 2 jaar en vrouwelijk jongvee tot 2 jaar. Aan de vergunning zijn voorschriften verbonden die waarborgen dat het aangevraagde stalsysteem daadwerkelijk emissie-arm is zoals is aangevraagd. diersoort Melkkoeien, loopstal met sleufvloer en mestschuif (BWL 2010.24.V3) permanent opstallen Vrouwelijk jongvee
aantal 475
200
norm/ plaats 9,5
aanvr./ plaats 9,2
opmerkingen mbt overgangsrecht en/of uitzonderingen
3,9
Uit bovenstaande tabel blijkt dat aan de voorwaarden van het Besluit ammoniakemissie huisvesting veehouderij wordt voldaan. Directe opname uit de lucht van ammoniak door planten en bomen Tengevolge van stallucht uit een varkens- of kippenstal kan directe schade ontstaan bij gewassen die daarvoor gevoelig zijn. Doordat geen kippen of varkens binnen de inrichting worden gehouden hoeft in redelijkheid niet voor directe ammoniakschade aan gewassen te worden gevreesd. Fijn stof De beoordeling van de luchtkwaliteit (ten gevolge van veehouderijen) vindt plaats op grond van de Wet milieubeheer. De basis is te vinden in hoofdstuk 5, titel 2, van de Wet milieubeheer en in bijlage 2 bij de wet waarin de verschillende grens- en richtwaarden zijn te vinden. De grenswaarden in bijlage 2 van de Wet milieubeheer zijn afkomstig uit de Europese richtlijnen voor luchtkwaliteit en gelden v o o r d e buitenlucht. Van belang voor de veehouderij zijn de introductie van het begrip 'niet in betekenende mate bijdragen' en de mogelijkheid van programmatoetsing via het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). -10
Voor fijn stof (PM10) zijn de volgende grenswaarden opgenomen: - de jaargemiddelde concentratie van zwevende deeltjes is maximaal 40 ug/m3; - de daggemiddelde concentratie van 50 pg/m3, mag maximaal 35 maal per kalenderjaar worden overschreden. Naast de grenswaarden is ook artikel 5.16 van de Wet milieubeheer van belang. Dit artikel biedt namelijk de grondslag voor toetsing bij vergunningverlening. Voor veehouderijen is het niet altijd noodzakelijk om met behulp van een berekening vast te stellen of er sprake is van NIBM (niet in betekenende mate bijdragen). Dit kan ook gedaan worden met een motivering, bijvoorbeeld op basis van ervaring. Als hulpmiddel bij de motivering is een vuistregel opgesteld waarmee aangetoond kan worden dat een uitbreiding/ oprichting NIBM is. Deze staan in de onderstaande tabel (tabel 4), die gebaseerd is op de 3% NIBM grens, dus van na de inwerkingtreding van het NSL. In de tabel kan bij de betreffende afstand de hoeveelheid emissie worden afgelezen waarmee een veehouderij nog kan uitbreiden om niet in betekende mate bij te dragen. Tabel 4: Toetswaarden NIBM Fijn Stof Afstand tot te toetsen plaats Totale emissie in g/jaar van uitbreiding / oprichting
70 m 324000
80 m 387000
90 m 473000
100 m 581000
120 m 817000
140 m 1075000
160 m 1376000
Bron: ECIM. Getallen op basis van berekeningen met STACKS, versie 2008
Op basis van een door VROM opgestelde emissiefactorenlijst is uitgerekend of de totale toename in emissie onder de NIBM grens blijft. De getallen in de tabel zijn worst-case genomen inclusief een veiligheidsmarge. Indien bij een bepaalde afstand niet méér wordt geëmitteerd dan is opgenomen in de tabel dan is de oprichting/uitbreiding zeker NIBM. Wanneer de toename in emissie in grammen hoger is dan in de tabel opgenomen is het project mogelijk IBM. Er zal een berekening met ISL3a uitgevoerd moeten worden om aan te tonen dat geen grenswaarden worden overschreden ofwel de uitbreiding bij precieze berekening toch NIBM blijkt te zijn. Toetsing dient plaats te vinden vanaf de grens van de inrichting (dus: overal buiten de inrichtingsgrens), behalve op de plekken die uitgezonderd worden op basis van toegankelijkheid en blootstelling. Op basis van de beschikbare emissiekentallen (148 g/PM10/melkkoe/jaar en 38g/PM10/jongvee/jaar) is in onderstaande tabel 5 de fijn stof emissie vanwege de stallen gegeven in de huidige situatie en in de situatie na uitbreiding. De waarden zijn bepaald door het aantal (nieuwe) dieren te vermenigvuldigen met de emissiefactor. Tabel 5: Fijn stof emissie in g/jaar Huidig*)
Na uitbreiding loopstal (fase 1)
Na uitbreiding jongveestal (fase 2)
Loopstal
37.000
74.000
81.400
Jongveestal
7.600
9.500
13.300
Totaal
44.600
83.500
94.700
c
) uitgaande van 250 stuks melkvee en 200 stuks jongvee
il -
Het dichtstbijzijnde toetsingspunt (beoordelingspunt buiten de inrichting) ligt op meer dan 70 meter afstand van het emissiepunt. De dichtstbijzijnde woning van derden kan worden beschouwd als locatie waar gedurende een langere periode mensen (derden) plegen te verblijven. Aangezien bij een emissie vanwege de uitbreiding van 324.000 g/jaar of minder de uitbreiding/inrichting niet in betekenende mate bijdraagt aan het toelaatbare immissieniveau en de berekende emissie na fase 1 van de uitbreiding totaal ten hoogste 83.500 g/jaar bedraagt en na fase 2 van de uitbreiding totaal ten hoogste 94.700 g/jaar kan de uitbreiding als NIBM (niet in betekenende mate bijdragend) aan de PM10 concentratie in de buitenlucht worden beschouwd. Bodem De uitbreiding van de stal wordt voorzien van een mestkelder. De mestkelder wordt uitgevoerd overeenkomstig de Richtlijnen Mestbassins 1992. Hiermee wordt voorkomen dat meststoffen vanuit de stal in de bodem kunnen dringen. De uitbreiding leidt hiermee tot een verwaarloosbaar bodemrisico conform de Nederlandse Richtlijn Bodembescherming. Middels een vloeistofkerende vloer in combinatie met opvangvoorzieningen wordt voorkomen dat bij het overpompen van mest lekkage naar de bodem kan optreden. Geluid De geluidemissie vanwege de melkveehouderij wordt met name bepaald door voertuigbewegingen (vrachtwagens aanvoer veevoer, tankwagens afvoer melk, veetransporten, afvoer mest- en afvalstoffen en tractorbewegingen) en laad- en losactiviteiten. Deze activiteiten vinden vooral in de dagperiode (tussen 06.00 en 19.00 uur) plaats. Het ophalen van melk kan ook buiten deze periode plaatsvinden. De stallen worden op natuurlijke wijze geventileerd (wand- en nokventilatie). Vanuit de stallen vindt alleen geluidemissie plaats via de open zijwanden. De geluidproductie in de stallen is beperkt (snuiven en loeien van koeien en rammelen van kettingen en in beperkte mate tractorbewegingen t.b.v. voeren). Door de voorgenomen uitbreiding zal de geluidemissie vanwege de inrichting op een representatieve dag niet relevant toenemen. Wel neemt het aantal transportbewegingen per jaar toe (meer aanvoer veevoer, meer afvoer melk, groter aantal veetransporten), waardoor op een groter aantal dagen per jaar meerdere vrachtwagenbewegingen kunnen plaatsvinden. Daarnaast kunnen gedurende een langere periode tractoren binnen de inrichting in bedrijf zijn. In de vigerende vergunning van de inrichting zijn de volgende geluidsvoorschriften opgenomen: "4.1 Het eguivalente geluidsniveau (LAeq), veroorzaakt door de in de inrichting aanwezige vast opgestelde toestellen mag, op enig punt 50 meter van de inrichting, meer bedragen dan het referentieniveau ter plaatse, met dien verstande dat: het equivalente geluidsniveau (LAeq) niet meer mag bedragen dan: 45 dB(A) tussen 06.00 en 19.00 uur; 40 dB(A) tussen 19.00 en 22.00 uur; 35 dB(A) tussen 22.00 en 06.00 uur.
niet
4.2 Onverminderd het voorschrift 4.1 mogen piekwaarden (Lmax), die een gevolg zijn van de in de inrichting aanwezige vast opgestelde toestellen en installaties, en gemeten in de meterstand "fast", op enig punt 50 meter van de inrichting, niet meer bedragen dan: 55 dB(A) tussen 06.00 en 19.00 uur; 60 dB(A) tussen 19.00 en 22.00 uur; - 12 -
55 dB(A) tussen 22.00 en 06.00
uur.
4.3 De voorschriften 4.1 en 4.2 zijn niet van toepassing op het laden en lossen ten behoeve van het melkrundveehouderijbedrijf voor zover dit plaatsvindt tussen 06.00 en 19.00 uur. In de representatieve bedrijfssituatie na de voorgenomen uitbreiding wordt naar verwachting voldaan aan bovenstaande geluidsvoorschriften. Tevens wordt ter plaatse van de dichtstbijzijnde woning van derden (woning Filenserwei 6) voldaan aan de richtwaarden voor een landelijke omgeving (40 dB(A) in de dagperiode, 35 dB(A) in de avondperiode en 30 dB(A) in de nachtperiode). De maximale geluidsniveaus worden bepaald door voertuigbewegingen op het terrein van de inrichting en zullen niet significant wijzigen ten opzichte van de huidige situatie. De indirecte hinder, veroorzaakt door motorvoertuigen op weg naar en afkomstig van de inrichting, is ter plaatse van de omliggende woningen beperkt. Gezien het beperkt aantal transportbewegingen en de afstand van de woningen tot de openbare weg kan zonder meer worden voldaan aan de voor indirecte hinder geldende voorkeursgrenswaarden (50 dB(A) in de dagperiode, 45 dB(A) in de avondperiode en 40 dB(A) in de nachtperiode). De bestaande geluidsvoorschriften hoeven dus niet aangepast te worden. Licht Uit diverse onderzoeken is gebleken dat voor een optimale melkproductie een daglengte van 14 tot 16 uur gewenst is. Melkveestallen worden daarom voorzien van verlichting. Lichthinder kan grotendeels worden voorkomen door de juiste armaturen te kiezen. Bij de geprojecteerde uitbreiding van de ligboxenstal wordt er voor gezorgd dat de natuurlijke lichttoetreding via gevels en met name het dak zo groot mogelijk is, waardoor het gebruik van kunstlicht tot een minimum kan worden beperkt. Daarnaast zal gebruik worden gemaakt van energiezuinige verlichting. Door de ophanging en afstelling van de verlichting zal de lichtemissie naar de omgeving zoveel mogelijk worden beperkt. Om lichthinder te beperken zijn in het activiteitenbesluit en de activiteitenregeling voorschriften opgenomen met betrekking tot de uitstoot van licht. Mogelijke gevolgen voor flora e n / o f fauna De uitbreidingen (fase 1 en 2) vinden plaats op een terrein dat reeds deel uitmaakt van de inrichting. De omliggende percelen bestaan uit grasland. In de omgeving van de inrichting zullen daarom weidevogels aanwezig zijn. Het te bebouwen terrein is, gezien de ligging dichtbij bebouwing niet geschikt als broedgebied. Bijzondere of schaarse broedvogels zullen naar verwachting dan ook niet worden aangetroffen. Te verwachten ontwikkelingen In een tweede fase zal het aantal dierplaatsen voor melkvee worden uitgebreid tot 550 en het aantal jongveeplaatsen tot 350. OVERIGE REGELS Van toepassing zijnde regels, beleid De inrichting moet in ieder geval voldoen aan de bepalingen, zoals deze gesteld zijn in art. 2.14, lid l b , l c , en lid 3 Wabo. Indien niet voldaan kan worden aan deze eisen, dan moet de vergunning worden geweigerd.
13
Grenswaarden, Hoofdstuk 5 Wet milieubeheer/Wet geluidhinder Er zijn geen geldende grenswaarden voor de inrichting van toepassing, zoals opgenomen in de 'Wet luchtkwaliteit' 2005 (Stb.2005, 316), het Vuurwerkbesluit (Stb. 2002, 33), het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Stb. 2004, 250) en het Besluit kwaliteitsdoelstellingen en metingen voor de milieukwaliteitvan oppervlaktewateren met waterfuncties (Stb. 1983, 606). Er zijn evenmin geldende grenswaarden voor de inrichting van toepassing, zoals opgenomen in de Wet geluidhinder (artt. 4 1 , 46 tot en met 50, 53, 65 tot en met 68 of 72, tweede lid). De grenswaarde omschrijft een milieukwaliteitsniveau dat ten minste moet zijn bereikt of in stand moet worden gehouden. Van deze waarde mag niet worden afgeweken bij de uitoefening van bevoegd-heden die op basis van art. 5.2, eerste lid WMB zijn genoemd. M.E.R.(Beoordelings)Plicht In de handreiking m.e.r.-beoordelingsplicht staat hoe het bevoegd gezag kan beoordelen of een m.e.r. verplicht is. Dit gebeurt op grond van kenmerken van de activiteit, de plaats, de samenhang met andere activiteiten en de kenmerken van de milieueffecten. De in de aanvraag beschreven activiteiten vallen onder onderdeel D, zoals bedoeld in de bijlage behorende bij het Besluit milieueffectrapportage. Voor de onderhavige inrichting is op 28 februari 2012 een aanmeldingsnotitie mer beoordeling opgesteld (Notitie 6111258.NOla WNP raadgevende ingenieurs). Het bevoegd gezag heeft op basis van deze notitie beoordeeld dat er geen milieu-effectrapport hoeft te worden opgesteld. Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet BIBOB) De wetgeving m.b.t. milieuvergunningen is aangepast door artikel 40 van de Wet BIBOB. In de onderhavige situatie is geen sprake van een weigeringsgrond als bedoeld in art. 2.20, eerste lid Wabo in samenhang met art. 3 Wet BIBOB. Art. 2.22, derde lid Wabo De "Instructieregeling lozingsvoorschriften milieubeheer" is van toepassing. Ingevolge deze instructieregeling zijn voorschriften aan de vergunning verbonden ter bescherming van het openbaar riool, het oppervlaktewater en de zuiveringstechnische werken. Onvoorziene voorvallen Met betrekking tot het optreden door degene die de inrichting drijft bij het zich voordoen van onvoorziene voorvallen, zijn in deze vergunning geen nadere voorschriften opgenomen. Hierop is Hoofdstuk 17 van de WMB van toepassing. Afspraken en/of convenanten Er zijn voor deze inrichting geen afspraken en/of convenanten van toepassing.
14
Bijlage 2 G e w a a r m e r k t e stukken De volgende documenten worden meegezonden met het besluit en zijn als gewaarmerkt stuk bijgevoegd, deze maken onderdeel uit van deze omgevingsvergunning: aanvraagformulier; gewaarmerkte tekeningen; ruimtelijke onderbouwing; inpassingsplan; brandveiligheid; archeologie en ecologie; M.E.R. beoordeling.
15 -
Bijlage 3 Voorschriften Aan de omgevingsvergunning zijn de volgende voorschriften verbonden: Activiteit Bouwen Constructieve veiligheid - te verstrekken constructieve berekeningen en tekeningen: - Gegevens en bescheiden met betrekking tot het bouwveiligheidsplan. - Gegevens en bescheiden met betrekking tot belastingen en belastingcombinaties (sterkte en stabiliteit) en de uiterste grenstoestand van alle (te wijzigen) constructieve delen van het bouwwerk alsmede het bouwwerk als geheel. Deze gegevens en bescheiden mogen worden ingediend tot uiterlijk drie weken 1 voor de aanvang van de desbetreffende bouwwerkzaamheden . Uit de in te dienen stukken dient de constructieve samenhang binnen gelijksoortige en tussen verschillende soorten constructies te blijken. 1
- De praktijk leert dat de periode van drie weken te kort is, met name wanneer het bevoegd gezag fouten of tekortkomingen constateert die voor de start van de uitvoering moeten worden hersteld. Afkeuring van nader ingediende gegevens leidt al snel tot vertragingen in de bouw. Aanbevolen wordt ernaar te streven om nadere gegevens omtrent constructiedelen uiterlijk zes weken voor de start van de uitvoering van die constructiedelen in te dienen. Er resteren dan nog drie weken voor de start van de uitvoering om eventuele fouten en tekortkomingen te herstellen. Brandveiligheid: 1. Algemeen De uitgangspunten van het rapport Vuurlastberekening en brandveiligheidadvies met rapportnummer 4101248.ROla dienen te worden gerealiseerd. Dit geldt met name voor de brandwerendheid tussen de oude boerderij en de ligboxenstal. 2. Gelijkwaardigheid Door middel van het rapport Vuurlastberekening en brandveiligheidsadvies d.d. met kernmerk 4101248.ROla (rapport BvB) wordt gelijkwaardigheid aangevraagd op basis van artikel 1.3 voor artikel 2.83 lid 1 van het Bouwbesluit. Het brandcompartiment van de ligboxenstal is namelijk groter dan het maximaal toegestane gebruiksoppervlakte van 2500 m 2 . Het rapport BvB dient onderdeel te zijn van de vergunning. 3. Beperking van uitbreiding van brand De ligboxstal ligt in een apart brandcompartiment. Tussen de ligboxenstal en de oude boerderij dient een brandwerendheid aanwezig te zijn van 60 minuten WBDBO. De zaagselopslag is ook 60 minuten WBDBO gescheiden van de ligboxenstal. De deur in de zaagselopslag dient 60 minuten brandwerend te zijn. Er dienen detail te worden aangeleverd van de brandwerende scheiding terplaatse van de oude boerderij. 4. Zelfsluitende deuren Deuren in brandwerende scheidingen dienen zelfsluitend te zijn. 5. Bestrijden van brand In de ligboxenstal dienen draagbare blusmiddelen opgehangen te worden de maximale loopstand tot een draagbaar blusmiddel mag 30 meter zijn. Gezien de risico's bij een ligboxstal adviseren wij poederblussers met een minimale inhoud van 6 kg/ltr. - 16 -
6. Brandgevaarlijke stoffen. Tegen de ligboxenstal (brandcompartiment) mogen geen brandbare of brandgevaarlijke stoffen worden opgeslagen zoals hout of rubberbanden. Uitzetten van het gebouw: het peil en de plaats van het gebouw worden door afdeling Handhaving en Toezicht van de gemeente Sudwest Fryslan op de bouwplaats aangegeven, hiervoor kunt u contact opnemen met deze afdeling (telefoon 0515-489000); het peil en de plaats van het gebouw worden door afdeling Handhaving en Toezicht van de gemeente Sudwest Fryslan op de bouwplaats gecontroleerd, hiervoor kunt u contact opnemen met deze afdeling (telefoon 0515-489000); het aansluiten van de riolering op het gemeentelijk rioolstelsel dient op aanwijzing van team Bestek Ruimtelijk Beheer, afdeling Dorpen en Steden van de gemeente Sudwest Fryslan te worden uitgevoerd. Kennisgeving aanvang: Afdeling Handhaving en Toezicht dient tenminste 1 week voor de werkzaamheden in kennis gesteld te worden. Hiervoor kunt u gebruik maken van het bijgevoegde gele kaartje. Kennisgeving bepaalde werkzaamheden: Afdeling Handhaving en Toezicht dient minimaal 2 werkdagen van te voren in kennis gesteld te worden van de volgende werkzaamheden: ontgravingwerkzaamheden; heiwerkzaamheden; grondverbetering werkzaamheden; het storten van beton, (i.v.m. controle wapening). Hiervoor kunt u bellen met deze afdeling (telefoon 0515-489000) Gereedmelding bouwwerkzaamheden: Uiterlijk op de dag van beëindiging van de werkzaamheden, waarop de omgevingsvergunning betrekking heeft, wordt het einde van die werkzaamheden bij afdeling Handhaving en Toezicht gemeld. Hiervoor kunt u gebruik maken van het bijgevoegde groene kaartje. Activiteit Milieu Voorschrift 13.1 van de revisievergunning (vergunningsnummer 1242) van 22 mei 2001 vervalt en wordt vervangen door de volgende voorschriften: 1 . Het houden van dieren 1.1. Veebezetting In de inrichting mogen ten hoogste de volgende aantallen dieren aanwezig zijn: - 475 stuks melkvee, - 200 stuks vrouwelijk jongvee tot 2 jaar 1.2. Emissiearm stalsysteem De stal moet worden aangelegd en de bedrijfsvoering moet zo zijn als bedoeld in de Regeling ammoniak en veehouderij onder A 1.5 loopstal met sleufvloer en mestschuif (BWL 2010.24. V3).
17
Bodenonderzoek / afvoeren grond: op grond van artikel 2.1.5 lid 2 van de Bouwverordening van de Gemeente Sudwest Fryslan is in dit geval een onderzoeksrapport naar bodemverontreiniging niet noodzakelijk; vrijkomende grond mag alleen worden afgevoerd als het bevoegd gezag daarvoor toestemming geeft; indien de hoeveelheid af te voeren grond minder is dan 50 m3., is de gemeente het bevoegd gezag en kunt u contact opnemen met de team Backoffice, afdeling Vergunningverlening/ Milieu (telefoon 0515-489000); indien de hoeveelheid af te voeren grond meer is dan 50 m3., is de provincie het bevoegd gezag en kunt u contact opnemen met de afdeling milieu van de provincie Fryslan (telefoon 058-2925925). Activiteit strijdig planologisch gebruik Landschappelijk inpassingsplan Het "Landschappelijk Inpassingsplan Filenserwei 1 te Schettens" geeft weer hoe en op welke locaties binnen het plangebied bomen en overige beplanting aangebracht dienen te worden. Binnen twee maanden na oplevering (gereedmelding) van de ligboxenstal dient aangevangen te worden met de realisatie van de beplanting binnen het plangebied en dient deze uitgevoerd te worden conform het "Landschappelijk Inpassingsplan Filenserwei 1 te Schettens" van 18 februari 2011. Daarnaast dient binnen een half jaar na oplevering (gereedmelding) van de ligboxenstal de beplanting binnen het plangebied te zijn gerealiseerd conform het "Landschappelijk Inpassingsplan Filenserwei 1 te Schettens" van 18 februari 2 0 1 1 . Algemeen Verbod tot ingebruikneming: Na de realisatie van het bouwwerk, is het verboden dit bouwwerk in gebruik te geven of te nemen indien: het bouwwerk niet, voor controle, gereed is gemeld bij afdeling Handhaving en Toezicht; het bouwwerk in afwijking van de verleende omgevingsvergunning is gebouwd. Intrekking vergunning: De omgevingsvergunning kan geheel of gedeeltelijk worden ingetrokken: indien blijkt dat de houder van de omgevingsvergunning niet heeft voldaan aan een voorwaarde als bedoeld in artikel 2.2 van de Wabo; indien binnen de in de bouwverordening gestelde termijn geen begin met de werkzaamheden is gemaakt of indien de werkzaamheden langer dan de in bouwverordening gestelde termijn hebben stilgelegen; op verzoek van de aanvrager. Wij raden u aan om de vergunning met de bijbehorende bijlagen zorgvuldig door te nemen. Dit kan veel misverstanden voorkomen. U moet namelijk de aan de vergunning verbonden voorschriften naleven. Let op: wij maken u erop attent dat u op eigen risico handelt als u gebruik maakt van de verleende vergunning voordat deze onherroepelijk is.
18
BEREKENING LEGES OMGEVINGSVERGUNNING:
Betreft : het uitbreiden van de ligboxenstal op het perceel Filenserwei 1 te Schettens. Bouwkosten exclusief BTW € 236.500,00 Leges Leges Leges Leges
advertentiekosten UV 20120600 deelactiviteit bouwen UV 20120600 welstand UV 20120600 strijdig planologisch gebruik UV 20120600
€ € € €
Totaal
15,30 2804,55 488,00 1428,00 4735,85
Voor de betaling hiervan zal u een nota worden toegezonden.
-19
Rui mt el i j ke on de r bo u win g Fi le nse r wei 1 te S c het ten s
Rui mt el i j ke on de r bo u win g Fi le nse r wei 1 te S c het ten s
Inhoud
Ruimtelijke onderbouwing
17 juli 2012 Projectnummer 280.13.00.53.01
I n h o u d s o p g a v e
1
2
3
Inleiding
5
1.1
Aanleiding
5
1.2
Leeswijzer
6
Planbeschrijving
7
2.1
Huidige situatie
7
2.2
Toekomstige situatie
8
Beleid 3.1
3.2 3.3 4
5
11 Provinciaal beleid
11
3.1.1
Streekplan Fryslân
11
3.1.2
Verordening Romte Fryslân
11
Gemeentelijk beleid
12
3.2.1
12
Vigerend bestemmingsplan
Conclusie
13
Planologische randvoorwaarden
15
4.1
Wegverkeerslawaai
15
4.2
Hinder van bedrijven
15
4.3
Lichthinder
16
4.4
Luchtkwaliteit
17
4.5
Externe veiligheid
17
4.6
Ecologie
18
4.7
Archeologie en cultuurhistorie
22
4.8
Bodem
24
4.9
Water
25
Economische uitvoerbaarheid
Bijlagen
280.13.00.53.01
27
I n l e i d i n g
1.1
Aanleiding Het melkveehouderijbedrijf aan de Filenserwei 1 te Schettens wil uitbreiden. Daarvoor is een juridische procedure noodzakelijk. In dat kader zal op grond van de Wabo een omgevingsvergunning noodzakelijk zijn. Een goede ruimtelijke onderbouwing van het voornemen is daarbij noodzakelijk. De voorliggende notitie voorziet hier in. Het bedrijf is gelegen in het westen van de provincie Fryslân, aan de doorgaande weg tussen de dorpen Schettens en Witmarsum. Onderstaande figuur geeft een beeld van de ligging van het bedrijf in de omgeving.
Figuur 1. Ligging bedrijf in de omgeving (bron: Google Maps, 2012)
Voor de uitbreiding van het bedrijf is in het kader van de Wet milieubeheer tevens een mer-beoordeling uitgevoerd. Deze is als bijlage bij deze ruimtelijke onderbouwing opgenomen. Hetzelfde geldt voor het landschappelijk inpassingsplan en het rapport van het uitgevoerde archeologische onderzoek. Zo nodig wordt in de voorliggende notitie naar deze bijlagen verwezen.
280.13.00.53.01 - Ruimtelijke onderbouwing Filenserwei 1 te Schettens - 17 juli 2012
5
1.2
Leeswijzer In hoofdstuk 2 wordt ingegaan op de bestaande situatie van het bedrijf. Tevens wordt een beeld geschetst van de beoogde uitbreiding. In hoofdstuk 3 wordt kort ingegaan op het relevante beleid. Hoofdstuk 4 behandelt de van toepassing zijnde planologische randvoorwaarden. Hoofdstuk 5 gaat kort in op de uitvoerbaarheid van het plan. Hoofdstuk 6 gaat ten slotte in op de afweging om de uitbreiding van het bedrijf mogelijk te maken.
6
280.13.00.53.01 - Ruimtelijke onderbouwing Filenserwei 1 te Schettens - 17 juli 2012
2
P l a n b e s c h r i j v i n g
2.1
Huidige situatie Het melkveebedrijf aan de Filenserwei is gelegen in het open agrarisch gebied aan de weg tussen de dorpen Schettens en Witmarsum. In de huidige situatie worden ongeveer 250 stuks melkvee gehouden en nog eens 200 stuks jongvee. Op het erf staan, naast de oorspronkelijke kop-hals-rompboerderij een tweede bedrijfswoning en een aantal bedrijfsgebouwen. Het melkvee is gehuisvest in de ligboxenstal aan de zuidzijde van het erf. Het jongvee is gehuisvest in de daarnaast gelegen jongveestal. De voeropslag (sleufsilo’s) zijn gelegen aan de noordoostzijde van het erf; vóór de bedrijfsgebouwen. Het complex staat op enige afstand van de openbare weg; de stallen zelfs op ongeveer 120 meter vanaf de Filenserwei. Het erf heeft twee entrees; één privé en één voor het bedrijf zelf.
Figuur 2. Bestaand erf Filenserwei 1 (bron: Google Maps, 2012)
280.13.00.53.01 - Ruimtelijke onderbouwing Filenserwei 1 te Schettens - 17 juli 2012
7
Figuur 3. Bestaand erf Filenserwei 1 (bron: Google Maps, 2012)
2.2
Toekomstige situatie In de toekomstige situatie wil het bedrijf groeien naar ongeveer 500 stuks melkvee en 250 stuks jongvee. Hiertoe zal de bestaande ligboxenstal in de lengte worden uitgebreid met ongeveer 30 meter. In deze uitbreiding zal ook een zaagselopslag worden gerealiseerd. In een latere fase zal wellicht ook de jongveestalling worden uitgebreid. Hierdoor ontstaat ruimte voor maximaal 550 stuks melkvee en 350 stuks jongvee. Dit laatste is echter nog niet in de aanvraag meegenomen.
8
280.13.00.53.01 - Ruimtelijke onderbouwing Filenserwei 1 te Schettens - 17 juli 2012
Figuur 4. Uitbreidingswensen (bron: Bouwbedrijf Heeringa, 2012)
280.13.00.53.01 - Ruimtelijke onderbouwing Filenserwei 1 te Schettens - 17 juli 2012
9
De uitbreiding van het bedrijf is noodzakelijk om het bedrijf verder te ontwikkelen en te moderniseren. Nieuwe wet- en regelgeving (bijvoorbeeld ten aanzien van huisvesting van het melkvee) maakt nieuwe investeringen op het bedrijf noodzakelijk. Die investeringen kunnen alleen rendabel worden gemaakt als het bedrijf voldoende omvang heeft. Daarnaast is schaalvergroting noodzakelijk om ook in de toekomst inkomen voor twee gezinnen te kunnen generen. Voor een deel is in eerdere instantie al voorgesorteerd om de uitbreiding van het bedrijf mogelijk te maken, doordat de huidige melkstal al gebaseerd is de toekomstige bedrijfsomvang. Hiervoor zijn de investeringen dus al gedaan.
10
280.13.00.53.01 - Ruimtelijke onderbouwing Filenserwei 1 te Schettens - 17 juli 2012
3
B e l e i d
3.1
Provinciaal beleid 3 . 1 . 1
Streekplan Fryslân
In het Streekplan Fryslân 2007, ‘Om de kwaliteit fan ‘e romte’ geeft de provincie aan te streven naar een vitale en duurzame landbouw vanwege de belangrijke bijdrage aan de sociaaleconomische vitaliteit van het platteland, het beheer van het landelijk gebied en de Friese economische structuur. Bij het bieden van ontwikkelingsruimte voor de landbouw zet de provincie in op de blijvende herkenbaarheid van de verschillende landschapstypen in de provincie. De provincie is van mening dat de ruimtelijke consequenties van schaalvergroting en intensivering in de landbouw zijn te combineren met de landschappelijke kernkwaliteiten. De provincie streeft dan ook naar voldoende ruimte voor ontwikkeling van agrarische bouwblokken, zodanig dat een efficiente agrarische bedrijfsvoering mogelijk is en rekening wordt gehouden met de landschappelijke kernkwaliteiten. Voor de inpassing van grotere agrarische bouwblokken is volgens de provincie met name de landschappelijke situering van belang, met aandacht voor de erfbeplanting, erfelementen, de nokrichting, dak– en goothoogten van gebouwen en kleur- en materiaalgebruik. Een maximale maat voor de omvang van een agrarisch bouwblok acht de provincie daarbij minder belangrijk dan het leveren van landschappelijk maatwerk. 3 . 1 . 2
Verordening Romte Fryslân
In verband met de wettelijke plicht om een verordening op te stellen, heeft provincie Fryslân de Verordening Romte Fryslân vastgesteld. Hierin zijn voor de agrarische sector de volgende beleidsuitgangspunten vastgelegd: -
In beginsel geen nieuwe agrarische bouwpercelen.
-
Bouwpercelen mogen bij recht 1,5 hectare groot zijn.
-
Nieuw perceel of perceel groter dan 1,5 hectare zijn wel toegestaan indien zorgvuldig gemotiveerd wordt dat dit qua situering, omvang en invulling van het perceel past binnen de kernkwaliteiten van het landschapstype waarin het perceel zich bevindt.
280.13.00.53.01 - Ruimtelijke onderbouwing Filenserwei 1 te Schettens - 17 juli 2012
11
-
Goothoogte van stalgebouwen maximaal 5 meter, tenzij gemotiveerd kan worden waarom een hogere hoogte past in het landschap en alleen wanneer het geen gestapelde stallen betreft.
-
Glastuinbouw in specifieke zone (Noordwest Fryslân), bestaande bedrijven buiten deze zone mogen max. 20% uitbreiden, teeltondersteunend glas bij agrarisch bedrijf max. 1.500 m2.
-
Een nieuw bouwperceel voor een gebruiksgerichte paardenhouderij kan worden toegestaan als er in of aansluitend op bestaand stedelijk gebied geen geschikte locatie is en er redelijkerwijs geen geschikt bestaand (voormalig) agrarisch bouwperceel beschikbaar is. Tevens is dan een bedrijfsplan nodig dat de economische levensvatbaarheid aantoont en moet een en ander landschappelijk, milieuhygiënisch en verkeerskundig inpasbaar zijn.
Na vaststelling van de Verordening Romte (waarin geen maximum is opgenomen ten aanzien van een agrarisch bouwvlak) en na bekendmaking van de resultaten van het provinciale onderzoek Nije Pleats- XXL-bedrijven (onderzoek naar de inpassing van de grote melkveehouderijen (300 melkkoeien en meer) heeft provinciale staten besloten om een maximale maat van 3 hectare bouwkavel toe te staan. Groter kan eventueel wel, maar daarvoor zal in een aanpassing van de Verordening Romte een toetsingskader moeten worden omschreven. Tot die tijd geldt derhalve een maximale maat van bouwvlakken van 3 hectare.
3.2
Gemeentelijk beleid 3 . 2 . 1
Vigerend bestemmingsplan
Het perceel aan de Filenserwei 1 te Schettens is gelegen in het bestemmingsplan Herziening Bestemmingsplan Bûtengebiet-Noard van de voormalige gemeente Wûnseradiel. Dit bestemmingsplan is vastgesteld door de gemeenteraad op 1 november 2005. De gronden van het bedrijf aan de Filenserwei zijn hierin bestemd voor Agrarische bedrijven (AG). Het bedrijf is in de herziening van het bestemmingsplan opgenomen vanwege het feit dat er (ten opzichte van het toen vigerende bestemmingsplan) middels een wijzigingsprocedure medewerking is verleend aan een vergroting van het bouwvlak.
12
280.13.00.53.01 - Ruimtelijke onderbouwing Filenserwei 1 te Schettens - 17 juli 2012
Figuur 5. Fragment plankaart Herziening Be stemmingsplan Bûtengebiet-Noard
De bouwplannen die thans voorliggen passen niet binnen het op de plankaart aangegeven bouwvlak. Het bouwvlak zal aan de zuidwestzijde worden overschreden. Deze gronden buiten het bouwvlak zijn niet voor bebouwing bestemd. Deze zijn bestemd voor ‘agrarische kultuurgronden’ en zijn voorts aangeduid als ‘onregelmatige blokverkaveling’. Het bestemmingsplan voorziet niet in een vergroting van het bouwvlak tot de gewenste oppervlakte voor het bedrijf aan de Filenserwei.
3.3
Conclusie De oppervlakte van het nieuwe bouwperceel aan de Filenserwei zal met de uitbreiding van de stal en de noodzakelijk geachte landschappelijke inpassing ongeveer 2,5 hectare bedragen. Dit past binnen de grenzen die de provincie stelt. Voor bouwvlakken groter dan 1,5 hectare vraagt de provincie een gemotiveerde onderbouwing waarom op die plek het bedrijf groter kan groeien dan 1,5 hectare en vraagt zij inzicht in de landschappelijke inpassing van het bedrijf; rekening houdend met de kernkwaliteiten van het landschap ter plaatse.
280.13.00.53.01 - Ruimtelijke onderbouwing Filenserwei 1 te Schettens - 17 juli 2012
13
Voorliggende ruimtelijke onderbouwing voorziet, samen met de rapporten voor Landschappelijke inpassing, Archeologisch onderzoek en Mer-beoordeling in die motivatie.
14
280.13.00.53.01 - Ruimtelijke onderbouwing Filenserwei 1 te Schettens - 17 juli 2012
4
P l a n o l o g i s c h e
r a n d v o o r w a a r d e n
4.1
Wegverkeerslawaai De Wet geluidhinder (Wgh) dateert van 16 februari 1979 en is sindsdien mid-
WET- EN REGELGEVING
dels verschillende wetten diverse keren gewijzigd. De meest recente wijziging heeft plaatsgevonden bij besluit van 7 december 2006 (Staatsblad 2006 - 661). De inwerkingtreding heeft op 1 januari 2007 plaatsgevonden. Tevens is op 1 januari 2007 het ‘Reken- en Meetvoorschrift geluidhinder 2006’ (Staatscourant 21 december 2006, nr. 249) in werking getreden. In de Wgh is bepaald dat elke weg een zone heeft, waarbinnen onderzoek naar de geluidbelasting aan de gevels van nieuw te bouwen woningen en gebouwen ten behoeve van andere geluidgevoelige functies plaats moet vinden. Een uitzondering geldt voor: -
wegen die gelegen zijn binnen een als woonerf aangeduid gebied;
-
wegen waarvoor een maximumsnelheid geldt van 30 km/uur.
Indien binnen een geluidzone nieuwe geluidgevoelige objecten, zoals woningen, worden gerealiseerd, moet door middel van akoestisch onderzoek worden vastgesteld of aan de grenswaarden uit de Wgh wordt voldaan. Dit geldt ook voor bedrijfswoningen. Het voorliggende plan voorziet niet in de bouw van nieuwe woningen en even-
CONCLUSIE
min in de realisatie van nieuwe wegen. Een nader akoestisch onderzoek vanwege wegverkeerslawaai is dan ook niet noodzakelijk.
4.2
Hinder van bedrijven Op grond van de Wet milieubeheer (Wm) zijn bedrijven en instellingen ver-
WET- EN REGELGEVING
plicht te voldoen aan de eisen van een AMvB, dan wel een milieuvergunning te hebben voor de exploitatie van het bedrijf, waarbij rekening gehouden dient te worden met de omliggende woonbebouwing. Door middel van de milieuweten regelgeving wordt (milieu)hinder in woongebieden zo veel mogelijk voorkomen. Uit de publicatie ‘Bedrijven en milieuzonering’ (2009) van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) wordt de richtafstandenlijst voor milieubelastende activiteiten gehanteerd. Per bedrijfstype zijn voor de aspecten geur,
280.13.00.53.01 - Ruimtelijke onderbouwing Filenserwei 1 te Schettens - 17 juli 2012
15
stof, geluid en gevaar richtafstanden aangegeven die in de meeste gevallen kunnen worden aangehouden tussen een bedrijf en hindergevoelige functies, zoals woningen, om hinder en schade aan mensen binnen aanvaardbare normen te houden. De grootste afstand is bepalend. De genoemde maten zijn richtinggevend, maar met een goede motivering kan en mag hiervan worden afgeweken. ONDERZOEK
Voor agrarische bedrijven staat in de genoemde brochure van de VNG een minimale afstand genoemd tot woningen van derden van 100 meter. De dichtstbijzijnde woning van derden (een agrarische bedrijfswoning) is volgens het rapport Aanmeldingsnotitie m.e.r.-beoordeling (zie bijlage 3) gelegen op ongeveer 230 meter. De woonbebouwing van Schettens is op meer dan 500 meter gelegen. In de Aanmeldingsnotitie m.e.r.-beoordeling (zie bijlage 3) is nader onderzoek verricht naar de mogelijke geluidsoverlast die met de uitbreiding van het bedrijf gepaard zou kunnen gaan. Daarin wordt geconcludeerd dat er geen overschrijdingen van de wettelijk bepaalde geluidsniveaus zullen plaatsvinden.
CONCLUSIE
De conclusie kan op grond van bovenstaande worden getrokken dat het bouwplan uit oogpunt van hinder van bedrijven uitvoerbaar is.
4.3
Lichthinder Uit de Aanmeldingsnotitie m.e.r.-beoordeling blijkt het volgende ten aanzien van mogelijke lichthinder: “Uit diverse onderzoeken is gebleken dat voor een optimale melkproductie een daglengte van 14 tot 16 uur gewenst is. Melkveestallen worden daarom voorzien van verlichting. Lichthinder kan grotendeels worden voorkomen door de juiste armaturen te kiezen. Bij de geprojecteerde uitbreiding van de ligboxenstal wordt er voor gezorgd dat de natuurlijke lichttoetreding via gevels en met name het dak zo groot mogelijk is, waardoor het gebruik van kunstlicht tot een minimum kan worden beperkt. Daarnaast zal gebruik worden gemaakt van energiezuinige verlichting. Door de ophanging en afstelling van de verlichting zal de lichtemissie naar de omgeving zoveel mogelijk worden beperkt.” CONCLUSIE
Het bouwplan zal op grond van bovenstaande de uitstraling van licht zo veel mogelijk beperken. Onevenredige hinder van lichtuitstraling zal dan ook niet plaatsvinden middels het bouwplan.
16
280.13.00.53.01 - Ruimtelijke onderbouwing Filenserwei 1 te Schettens - 17 juli 2012
4.4
Luchtkwaliteit Het plan dient te voldoen aan regels voor luchtkwaliteit. Aangetoond moet
WET- EN REGELGEVING
worden dat er geen normen worden overschreden. Nederland heeft de Europese regels ten aanzien van luchtkwaliteit geïmplementeerd in de Wet milieubeheer. De in deze wet gehanteerde normen gelden overal, met uitzondering van een arbeidsplaats (hierop is de Arbeidsomstandighedenwet van toepassing). Op 15 november 2007 is het onderdeel luchtkwaliteit van de Wet milieubeheer in werking getreden. Kern van de wet is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Hierin staat wanneer en hoe overschrijdingen van de luchtkwaliteit moeten worden aangepakt. Het programma houdt rekening met nieuwe ontwikkelingen zoals bouwprojecten of de aanleg van infrastructuur. Projecten die passen in dit programma, hoeven niet meer te worden getoetst aan de normen (grenswaarden) voor luchtkwaliteit. De ministerraad heeft op voorstel van de Minister van VROM ingestemd met het NSL. Het NSL is op 1 augustus 2009 in werking getreden. Ook projecten die ‘niet in betekenende mate’ (nibm) van invloed zijn op de luchtkwaliteit hoeven niet meer te worden getoetst aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. De criteria om te kunnen beoordelen of er voor een project sprake is van nibm, zijn vastgelegd in de AMvB-nibm. In de AMvB-nibm is vastgelegd dat na vaststelling van het NSL of een regionaal programma een grens van 3% verslechtering van de luchtkwaliteit (een toename van maximaal 1,2 µg/m3 NO2 of PM10) als ‘niet in betekenende mate’ wordt beschouwd. In de Aanmeldingsnotitie m.e.r.-beoordeling (zie bijlage 3) is onderzoek ver-
ONDERZOEK
richt naar de gevolgen van de uitbreiding van het bedrijf op het aspect fijnstof. Uit het onderzoek blijkt dat de uitbreiding van het bedrijf als NIBMproject kan worden gezien. De uitbreiding van het bedrijf heeft derhalve geen onevenredige verslechtering
CONCLUSIE
van de luchtkwaliteit tot gevolg. Het plan kan dan ook op dit punt uitvoerbaar worden geacht.
4.5
Externe veiligheid Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico’s voor de omgeving bij
WET- EN REGELGEVING
gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals vuurwerk, aardgas of LPG. Het aandachtsveld van externe veiligheid richt zich op zowel inrichtingen (bedrijven) waar gevaarlijke stoffen aanwezig zijn als het transport van gevaarlijke stoffen. Dit vervoer kan plaatsvinden over weg, water en spoor en door buisleidingen. De veiligheidsrisico’s in het kader van externe veiligheid
280.13.00.53.01 - Ruimtelijke onderbouwing Filenserwei 1 te Schettens - 17 juli 2012
17
worden uitgedrukt in een plaatsgebonden risico (hierna PR) en een groepsrisico (hierna GR). De normen voor PR en GR hebben tot doel een voldoende veiligheidsniveau te garanderen voor de burger als persoon, dan wel deel uitmakend van een groep. ONDERZOEK
Op de provinciale risicokaart van Fryslân staan in de omgeving van de Filenserwei 1 geen inrichtingen aangegeven die mogelijk een risico van externe veiligheid voor het bedrijf met zich mee zouden brengen. Dit is op onderstaand fragment te zien. Er zijn bovendien geen gasleidingen in de nabijheid van het plangebied gelegen; ook dit is uit onderstaand fragment van de risicokaart af te lezen. Het vervoer van gevaarlijke stoffen, waarvoor de A7 een toegestane route is (zoals uit onderstaand fragment blijkt), geeft ook geen risico voor het plangebied. Uit de informatie van de risicokaart blijkt namelijk dat de risicocontour op 0 meter uit de as van de weg ligt.
Figuur 6. Fragment Risicokaart Fryslân (2012) CONCLUSIE
Het plan mag voor wat betreft externe veiligheid, gelet op bovenstaande, uitvoerbaar geacht worden.
4.6
Ecologie Om de uitvoerbaarheid van onderhavig plan te toetsen, is een ecologische inventarisatie van de natuurwaarden in het plangebied uitgevoerd. Tevens is gekeken naar de effecten op beschermde gebieden in de omgeving. Het doel hiervan is om na te gaan of een vooronderzoek in het kader van de Flora- en faunawet en/of een oriënterend onderzoek in het kader van de Natuurbe-
18
280.13.00.53.01 - Ruimtelijke onderbouwing Filenserwei 1 te Schettens - 17 juli 2012
schermingswet 1998 of het Streekplan Fryslân 2007 (Verordening Romte Fryslân) noodzakelijk is. Het plangebied is daartoe op 2 mei 2012 bezocht door een ecoloog van BügelHajema Adviseurs. Aangezien er alleen ontwikkelingen plaatsvinden met betrekking tot de ligboxenstal en jongveestal is alleen dit deel van het plangebied gericht onderzocht. Hieronder wordt het betreffende onderzochte gebied onderzoeksgebied genoemd. Het onderzoeksgebied betreft het achterste deel van het agrarische erf aan de
TERREINOMSTANDIGHEDEN
Filenserwei 1. Hier staan een ligboxenstal en een jongveestal. De stallen zijn opgetrokken in stalen spanten en gevels van metselwerk en deels stalen damwandbekleding. De zijgevels zijn grotendeels open en zijn voorzien van windbreekgaas. Het dak is voorzien van golfplaten, met deels lichtdoorlatende golfplaten. De daadwerkelijke uitbreidingslocaties bestaan uit verharding en monotoon cultuurgrasland.
Figuur 7. Aanzicht onderzoeksgebied vanuit het zuiden (2 mei 2012)
Soortbescherming Met ingang van 1 april 2002 is de Flora- en faunawet in werking getreden. Het
FLORA- EN FAUNAWET
soortenbeleid uit de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn van de Europese Unie is hiermee in de nationale wetgeving verwerkt. Achter de Flora- en faunawet staat het idee van de zorgplicht voor in het wild levende beschermde dieren en planten en hun leefomgeving. Beschermde soorten worden opgesomd in de ‘lijsten beschermde inheemse planten- en diersoorten’. De Algemene Maatregel van Bestuur ex artikel 75 van de Flora- en faunawet van 23 februari 2005, kent een driedeling voor het beschermingsniveau van planten- en diersoorten, namelijk: licht beschermd, middelzwaar beschermd en streng beschermd. De inheemse vogelsoorten hebben een eigen afwijkend beschermingsregime; ze vallen zowel onder het middelzware als strenge beschermingsregime. Bij broedvogels wordt met betrekking tot de bescherming van de nestplaats (vaste verblijfplaats) onderscheid gemaakt tussen soorten waarvan de nestplaats alleen beschermd is wanneer deze in functie is (broedseizoen) en soorten waarvan de nestplaatsen jaarrond beschermd zijn (ook wanneer ze buiten het broedseizoen tijdelijk niet in gebruik zijn).
280.13.00.53.01 - Ruimtelijke onderbouwing Filenserwei 1 te Schettens - 17 juli 2012
19
INVENTARISATIE
Op basis van QuickScanHulp1 (© NDFF - quickscanhulp.nl 08-05-2012 14:35:04) blijkt dat in een straal van een kilometer rond het onderzoeksgebied, voor wat betreft middelzwaar en streng beschermde soorten, alleen waarnemingen van een aantal vogelsoorten in de Nationale Databank Flora en Fauna aanwezig zijn. Het betreft hier de soorten: boomvalk, buizerd, gierzwaluw, ransuil, roek en slechtvalk. Uit de terreinomstandigheden blijkt dat het onderzoeksgebied een beperkte natuurwaarde kent. In de ligboxenstal werd wel een groepje foeragerende huismussen waargenomen en op verschillende stalen spanten waren nesten van huismus aanwezig. De huismus valt in de categorie waarvan de nestplaats jaarrond beschermd is. Binnen het onderzoeksgebied zijn geen (resten van) wilde beschermde vaatplanten aangetroffen en deze worden gezien de terreinomstandigheden hier ook niet verwacht. Hoewel het onderzoeksgebied geen optimaal biotoop voor grondgebonden zoogdieren betreft kunnen hier wel enkele algemene soorten zoals huisspitsmuis en veldmuis worden aangetroffen. Het gaat hierbij om licht beschermde soorten.
EFFECTEN
Als gevolg van de werkzaamheden kunnen verblijfplaatsen van enkele licht beschermde zoogdiersoorten worden verstoord en vernietigd. Ook kunnen hierbij enkele exemplaren worden gedood. De aanwezige licht beschermde soorten worden niet in hun voortbestaan bedreigd en vallen in de vrijstellingsregeling bij ruimtelijke ontwikkelingen. Voor deze soorten hoeft geen ontheffing te worden aangevraagd. Wel geldt voor deze soorten de zorgplicht van de Floraen faunawet. Verder kunnen als gevolg van de uitbreiding nestplaatsen van huismus, die aanwezig zijn op stalen spanten, worden vernietigd. Nesten van huismus zijn ook beschermd wanneer deze tijdelijk (bijv. buiten het broedseizoen) niet in gebruik zijn. Bij een onzorgvuldige planning kunnen tevens eieren of nestjongen worden verwond of gedood.
MITIGATIE HUISMUS
Aangezien er voor huismus een ruim aanbod aan nestplaatsen beschikbaar is (zowel ligboxenstal als jongveestal) en er als gevolg van de uitbreiding een groter aanbod aan nestplaatsen zal ontstaan (uitbreiding vindt plaats doormiddel van een zelfde bouwconstructie), zal de uiteindelijke ontwikkeling geen negatieve gevolgen hebben voor het aanbod aan nestplaatsen voor huismus. Aangezien ook nesten op de stalen spanten van de achtergevel aanwezig zijn (achtergevel wordt verwijderd ten behoeve van de uitbreiding), dienen de werkzaamheden aan de bestaande stallen buiten het broedseizoen te worden opgestart. De broedseizoen van huismus loopt van begin april tot en met augustus. De planning en uitvoering van de te nemen mitigerende maatregelen
1
QuickScanHulp is een internetapplicatie die gegevens over beschermde soorten van de laatste vijf jaar in een aangegeven gebied toegankelijk maakt. Deze gegevens zijn afkomstig uit de nationale Databank Flora en Fauna. Het is een initiatief van onder meer de Gegevensautoriteit Natuur en de organisaties binnen de VOFF.
20
280.13.00.53.01 - Ruimtelijke onderbouwing Filenserwei 1 te Schettens - 17 juli 2012
dienen in een activiteitenplan beschreven te worden. Indien een ter zake kundige aangeeft dat de planning en te nemen maatregelen voldoende zijn, zal er geen verbodsovertreding van de Flora- en faunawet plaatsvinden. Gebiedsbescherming Op 1 oktober 2005 is de Natuurbeschermingswet 1989 van kracht geworden.
NATUURBESCHERMINGSWET
Deze wet bundelt de gebiedsbescherming van nationaal begrensde natuurge-
1998
bieden. In de Natuurbeschermingswet zijn ook de bepalingen vanuit de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn verwerkt. Onder de Natuurbeschermingswet zijn drie typen gebieden aangewezen en beschermd: Natura 2000-gebieden, Staats- en Beschermde Natuurmonumenten en Wetlands. De Ecologische Hoofdstructuur (EHS) is een samenhangend netwerk van be-
EHS
staande en nog te ontwikkelen belangrijke natuurgebieden in Nederland en vormt de basis voor het natuurbeleid. De EHS is als beleidsdoel opgenomen in de Nota Ruimte en voor de provincie Fryslân uitgewerkt in het Streekplan Fryslân 2007. Vanuit het Streekplan Fryslân 2007 (Verordening Romte Fryslân) wordt buiten
NATUUR BUITEN DE EHS
de EHS-gebieden bij ruimtelijke plannen specifiek ingezet op de bescherming van bestaande natuurgebieden en natuurwaarden in agrarisch gebied. Ten behoeve van de bescherming van weidevogelgebieden is aanvullend het Werkplan Weidevogels Fryslân 2007-2013 opgesteld. Beschermde gebieden in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 liggen
INVENTARISATIE
op geruime afstand van het plangebied. De meest nabij gelegen beschermde gebieden betreffen de Natura 2000-gebieden IJsselmeer en Waddenzee, die op ongeveer 6 km afstand van het plangebied liggen. Beide Natura 2000-gebieden zijn aangewezen voor habitattypen die (zeer) gevoelig zijn voor vermesting en verzuring. Betreffende gebieden zijn eveneens de meest nabij gelegen beschermde gebieden in het kader van de Ecologische Hoofdstructuur. Het plangebied ligt niet in of in een zone van 250 m rond een kwetsbaar gebied in het kader van de Wet ammoniak en veehouderij (Wav). Op een afstand van een halve kilometer ten noorden en noordwesten van het plangebied liggen de natuurgebieden Flietsterbosk (loofbos) en de Filenspolder (weidevogelbroedgebied). Deze gebieden zijn op basis van provinciaal ruimtelijk natuurbeleid aangewezen als Natuur buiten de EHS. Als gevolg van de huidige bebouwing en bedrijvigheid (verstoringszone openheid en rust) betreft het onderzoeksgebied en de directe omgeving hiervan geen belangrijk weidevogelgebied. In dit kader is het verder van belang dat het plan een normale agrarische bedrijfsvoering/ontwikkeling betreft. Gezien de ligging van het plangebied en de aard van de ontwikkelingen worden
EFFECTEN
met betrekking tot het voorgenomen plan geen directe negatieve effecten op beschermde natuurgebieden in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 en het provinciaal ruimtelijk natuurbeleid verwacht. Op voorhand kunnen ne-
280.13.00.53.01 - Ruimtelijke onderbouwing Filenserwei 1 te Schettens - 17 juli 2012
21
gatieve effecten (verzuring en vermesting), als gevolg van de toename van de ammoniakemissie vanuit het plangebied, op het Natura 2000-gebied IJsselmeer niet worden uitgesloten (externe werking). Gezien de aanzienlijke uitbreiding van de veestapel is de afstand van 6 km geen veilige afstand. Verzuring en vermesting gevoelige habitattypen binnen het Natura 2000-gebied Waddenzee liggen op een veel grotere afstand van het plangebied dan de begrenzing van het beschermde gebied. Negatieve effecten als gevolg van de plannen op het Natura 2000-gebied Waddenzee lijken niet waarschijnlijk. Conclusie Uit de ecologische inventarisatie is naar voren gekomen dat, wanneer er ten aanzien van de aanwezige broedvogels mitigerende maatregelen genomen worden, er geen noodzaak bestaat voor een vooronderzoek in het kader van de Flora- en faunawet. Wanneer de beschreven mitigerende maatregelen verder worden uitgewerkt en uitgevoerd, treden er geen negatieve effecten op en is er voor de plannen geen ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet noodzakelijk. Uit de ecologische inventarisatie komt verder naar voren dat er wel een noodzaak is voor het uitvoeren van een Voortoets in het Kader van de Natuurbeschermingswet 1998. Hierbij is gericht onderzoek noodzakelijk naar de ammoniakemissie en –depositie en de exacte ligging van de voor verzuringgevoelige habitattypes. Tot slot bestaat er geen noodzaak voor het uitvoeren van een analyse van natuurwaarden in het kader van het provinciaal ruimtelijk natuurbeleid. De activiteit is op het punt van natuur niet in strijd met de Verordening Romte Fryslân. De uitvoerbaarheid van het plan is voor wat betreft de Natuurbeschermingswet 1998 vooralsnog nog niet aantoonbaar.
4.7
Archeologie en cultuurhistorie WET- EN REGELGEVING
Op 1 september 2007 is de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz) in werking getreden. Met deze inwerkingtreding werd het Verdrag van Malta, dat op 16 april 1992 onder andere door Nederland is ondertekend, in de Nederlandse wet- en regelgeving verwerkt. Het Verdrag van Malta is gericht op het behouden van archeologische waarden in de bodem. Uitgangspunt hierbij is onder andere het uitvoeren van een onderzoek naar archeologische waarden in het plangebied voor het vaststellen van een bestemmingsplan. Ook het zogenoemde veroorzakerprincipe is een uitgangspunt van het Verdrag van Malta. Dit betekent dat diegene die mogelijke archeologische waarden in de bodem verstoort, financieel verantwoordelijk is voor een voldoende onderzoek naar en het behoud van die archeologische waarden. Met de inwerkingtreding van de Wamz werd ook de Monumentwet 1988 (Mw) gewijzigd. Op grond van de Mw moet in een bestemmingsplan (mogelijke) archeologische waarden in de bo-
22
280.13.00.53.01 - Ruimtelijke onderbouwing Filenserwei 1 te Schettens - 17 juli 2012
dem van het plangebied overwogen worden. De Mw is ook gericht op het behouden van andere cultuurhistorische waarden dan andere alleen archeologische waarden. In de onderzoeken naar cultuurhistorische waarden zijn archeologische en an-
ONDERZOEK
dere cultuurhistorische waarden onderscheiden. Dit onderscheidt is ook in de tekst hierna gebruikt. Archeologische waarden Om inzicht te krijgen in de archeologische waarden in het plangebied, heeft het bedrijf aan de Filenserwei archeologisch onderzoek laten verrichten voor de locatie waar de uitbreiding van de stallen zal plaatsvinden. De resultaten van dit onderzoek zijn opgenomen in het rapport RAAP-notitie 3607, Filenserwei 1 te Schettens (zie bijlage 2). In het onderzoek wordt geconcludeerd dat er geen archeologisch vervolgonderzoek noodzakelijk is. Het plan mag dan ook voor wat betreft het aspect archeologie uitvoerbaar geacht worden. Andere cultuurhistorische waarden Door de provincie Fryslân is de Cultuurhistorische Waardenkaart 2 (CHK2) ontwikkeld. Hierop is informatie over cultuurhistorische waarden opgenomen.
Figuur 8. Fragment Cultuurhistorische Waardenkaart (2), Provincie Fryslân
Uit de CHK2 blijkt dat het plangebied in een gebied met een zogenoemde ‘onregelmatige blokverkaveling’ ligt. Bij het bouwplan aan de Filenserwei 1 zijn geen belangrijke wijzigingen in de verkaveling van de gronden in en in de directe omgeving van het plangebied voorzien. Een deel van het erf is bestempeld als oude ‘boerderijplaats’ en een deel als ‘boerderij, state-buitenplaats’. De uitbreiding van de boerderij past in dit oude context, omdat juist de vroegere boerderij/state-buitenplaats juist gelegen was aan de vaart. Benutting van het erf richting de vaart is vanuit historisch perspectief niet vreemd voor deze locatie.
280.13.00.53.01 - Ruimtelijke onderbouwing Filenserwei 1 te Schettens - 17 juli 2012
23
Onaanvaardbare gevolgen voor andere cultuurhistorische waarden worden dan ook niet verwacht. CONCLUSIE
De uitvoerbaarheid van het voorliggende wijzigingsplan wordt niet door onaanvaardbare gevolgen voor cultuurhistorische waarden belemmerd.
4.8
Bodem WET- EN REGELGEVING
Op 1 april 2007 is de gewijzigde Woningwet (Ww) in werking getreden. In de Ww is bepaald dat door de gemeenteraad in de Bouwverordening regels moeten worden opgenomen om het bouwen op verontreinigde bodem te voorkomen. Deze regels hebben onder andere betrekking op het uitvoeren van een (bodem)onderzoek naar de aard en schaal van de verontreiniging van de bodem. Ook is bepaald dat het college van Burgemeester en Wethouders een beslissing op een aanvraag om omgevingsvergunning moeten aanhouden als blijkt dat de bodem is verontreinigd dan wel het vermoeden bestaat dat er sprake is van ernstige verontreiniging. In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is bepaald dat in de toelichting op een bestemmingsplan inzicht gegeven moet worden over de uitvoerbaarheid van het plan. Dit betekent dat er onder andere inzicht verkregen moet worden in kwaliteit van de bodem. Voor het grondgebied van de voormalige gemeenten Bolsward, Nijefurd en Wûnseradiel is in 2007 een bodemkwaliteitskaart Zuidwest Fryslân en het bijbehorend bodembeheerplan vastgesteld. De bodemkwaliteitskaart is een kaart waar de actuele bodemkwaliteit van de gemeenten is onderscheiden naar verschillende deelgebieden (zones van vergelijkbare kwaliteit). De locatie Filenserwei 1 te Schettens ligt in de zone buitengebied klei. Indien er geen sprake is van verdachte activiteiten op de bouwlocatie of binnen 25 meter van de locatie kan de gemeenten op basis van de bodemkwaliteitskaart en het bodembeheerplan vrijstelling verlenen van het uitvoeren van een bodemonderzoek bij een omgevingsvergunning. Uit bodemloket blijkt dat er op de locatie een bovengrondse dieseltank aanwezig is en er heeft een (tank)sanering plaatsgevonden.
CONCLUSIE
In het plan worden echter geen nieuwe (potentieel milieuhindergevoelige) planologische functies gerealiseerd. Het betreft een uitbreiding van een bestaande agrarische functie. In de Aanmeldingsnotitie m.e.r.-beoordeling (zie bijlage 3) is bovendien aangegeven dat door het voldoen aan de richtlijnen van de Richtlijnen Mestbassins 1992, en het realiseren van vloeistofdichte vloeren er geen verontreiniging van de bodem zal plaatsvinden op het bedrijf. Het plan mag op grond hiervan dan ook uitvoerbaar geacht worden.
24
280.13.00.53.01 - Ruimtelijke onderbouwing Filenserwei 1 te Schettens - 17 juli 2012
4.9
Water In onder andere de Europese Kaderrichtlijn water, de vierde Nota Waterhuishouding en de adviezen van de Commissie Waterbeheer 21e eeuw is het beleid met betrekking tot het water(beheer) vastgelegd. Het beleid is gericht op het duurzaam behandelen van water. Dit betekent onder andere het waarborgen van voldoende veiligheid en het beperken van de kans op hinder vanwege water. Dit ook in verhouding tot ontwikkelingen als de verandering van het klimaat, het dalen van de bodem en het stijgen van de zeespiegel. In de nota ‘Anders omgaan met water’ is bepaald dat de gevolgen van (ruimtelijke) ontwikkelingen voor de waterhuishouding uitdrukkelijk in ruimtelijke plannen moeten worden overwogen. Hiervoor moet de zogenoemde watertoets worden uitgevoerd. De watertoets is het vroeg informeren (van de waterbeheerder), het adviseren (door de waterbeheerder), het overwegen en beoordelen van waterhuishoudkundige belangen in ruimtelijke plannen en besluiten. Voor de ontwikkeling op de planlocatie is een wateradvies gevraagd aan Wet-
WATERADVIES
terskip Fryslân via de Digitale watertoets (www.dewatertoets.nl). In het wateradvies wordt aangegeven dat de aard van het plan een normale procedure gevoerd dient te worden. Middels een brief van Wetterskip Fryslân (d.d. 5 juli 2012) is hieraan invulling gegeven en zijn planspecifieke punten geformuleerd. Hierop gaan wij in onderstaande kort nader in. Het gehele wateradvies is als bijlage bij deze ruimtelijke onderbouwing opgenomen. Boezemkade De langs het plangebied gelegen hoofdwatergang heeft een boezemkade. Aan beide kanten van de boezemkade hanteert Wetterskip Fryslân een obstakelvrije zone van 5 meter. Voor werkzaamheden binnen deze zone is een watervergunning nodig. In overleg met de initiatiefnemer en Wetterskip Fryslân is ter plaatse bepaald dat de boezemkade wordt verhoogd en voorzien van verharding, conform de uitgangspunten van Wetterskip Fryslân. Overige aspecten Het Wetterskip Fryslân geeft aan dat het hemelwater, afkomstig van verhard oppervlak, kan worden geloosd op het oppervlaktewater. Daarbij stelt Wetterskip Fryslân de eis dat er geen milieubelastende stoffen in het oppervlaktewater terecht komen. De bouwwijze en onderhoudstechniek dient derhalve emissievrij te zijn. Ook dient te worden voorkomen dat mest, voederresten en perssappen in het oppervlaktewater terecht komen. Hierbij moet worden voldaan aan het Besluit Open teelt en Veehouderij. Het Wetterskip vraagt voorts aandacht voor de droogleggingsnorm bij het bepalen van de aanleghoogte van de nieuwe stal.
280.13.00.53.01 - Ruimtelijke onderbouwing Filenserwei 1 te Schettens - 17 juli 2012
25
Bij (tijdelijke) verlaging van het grondwater bij de bouw van de stal dient hiervoor een vergunning bij Wetterskip Fryslân te worden aangevraagd. Dit geldt in het kader van de Waterwet voor alle ingrepen in de waterhuishouding. CONCLUSIE
Aan de aanbevelingen van het Wetterskip zal bij de verdere planvorming inhoud worden gegeven. De noodzakelijke vergunningen/meldingen in het kader van de Waterwet zullen tijdig worden aangevraagd. Het plan mag, gelet op het wateradvies van Wetterskip Fryslân en met in achtneming van de aanbevelingen en voorwaarden voor de verdere uitwerking van het bouwplan, uitvoerbaar geacht worden.
26
280.13.00.53.01 - Ruimtelijke onderbouwing Filenserwei 1 te Schettens - 17 juli 2012
5
E c o n o m i s c h e
u i t v o e r b a a r h e i d
De voorliggende ruimtelijke onderbouwing is opgesteld naar aanleiding van een verzoek van de initiatiefnemer. De uit het plan voortkomende kosten zullen door de initiatiefnemer worden gedragen. Met de initiatiefnemer zal een planschadeovereenkomst en een exploitatieovereenkomst worden afgesloten. Op basis van deze overwegingen mag het plan economisch uitvoerbaar worden geacht. De uitvoerbaarheid van het voorliggende plan zal niet door onvoldoende economische uitvoerbaarheid worden belemmerd.
280.13.00.53.01 - Ruimtelijke onderbouwing Filenserwei 1 te Schettens - 17 juli 2012
27
B i j l a g e n
B i j l a g e
1 :
L a n d s c h a p p e l i j k i n p a s s i n g s p l a n
Lan ds cha pp e li j k In pas sin gs p lan Filenserwei 1 te Schettens
CON C EPT
Lan ds cha pp e li j k In pas sin gs p lan Filenserwei 1 te Schettens
CON C EPT
Inhoud
Rapport
18 februari 2011 Projectnummer 280.13.00.53.00
I n h o u d s o p g a v e
1
2
Landschappelijke inpassing
5
1.1
De Nije Pleats
5
1.2
Kadernota Ruimtelijke Kwaliteit
7
Schetsplan
280.13.00.53.00
11
L a n d s c h a p p e l i j k e i n p a s s i n g
Landschappelijke inpassing Naar aanleiding van de vergroting van de bestaande ligboxenstal op het perceel Filenserwei 1 te Schettens is gekeken naar de mogelijkheden op basis van het landschap en de omgeving van het plangebied. Om de uitbreiding van het erf met vergroting van de huidige stal goed in het landschap te laten passen, is een voorstel gemaakt voor de landschappelijke inpassing. Bij dit voorstel zijn de studie “ De Nije Pleats” in opdracht van de provincie Fryslân en de “ Kadernota Ruimtelijke Kwaliteit” van de gemeente Wûnseradiel het vertrekpunt geweest.
1.1
De Nije Pleats De schaalvergroting in de landbouw vraagt om een nieuwe typologie van het Friese erf. De huidige en de toekomstige stallen en loodsen zijn dermate groot dat ze op het huidige erf nog moeilijk zijn in te passen. Bovendien vragen milieueisen en efficiënte werkwijzen meer ruimtebeslag en een andere opzet van het erf. In de studie “De Nije Pleats” wordt ingegaan op deze schaalvergroting en in het bijzonder op de inpassing van agrarische bebouwing. Het plangebied aan de Filenserwei ligt in de kweldervlakte. De kweldervlakte bestaat uit open tot zeer open gebieden met een dominante lengterichting, sporadisch aanwezige bebouwing en veelal beplanting rondom erven en dorpen. Kenmerkend in het gebied is de aanwezigheid van grote vaarten met opvaarten haaks hierop. Het betrokken erf ligt direct aan één van de belangrijke vaarten in het gebied: de Witmarsumer Vaart. Het gebied kent een regelmatige blokverkaveling. Ten aanzien van de opzet van het erf wordt aangegeven dat: -
de trotse zijde van de bebouwing niet naar de weg gericht hoeft te zijn;
-
de erven kantig zijn opgezet en aan drie zijden beplanting hebben;
-
bomen als hoofdsoort, keuze uit één soort of een combinatie, zoals es, esdoorn, abeel, populier, iep, wilg en els.
280.13.00.53.00 - Landschappelijk Inpassingsplan Filenserwei 1 te Schettens 18 februari 2011
5
1.2
Kadernota Ruimtelijke Kwaliteit De gemeente Wûnseradiel heeft recentelijk een kadernota ruimtelijke kwaliteit opgesteld. Deze kadernota geeft aan hoe de gemeente wil omgaan met alle landschappelijke kwaliteiten en hoe nieuwe ontwikkelingen, zoals de bouw van een stal of loods, daar op aan moeten sluiten. De kadernota is ook afgestemd op de studie van “De Nije Pleats”. In de kadernota wordt een typering gegeven per deelgebied en worden richtlijnen gegeven afhankelijk van de ontwikkeling. Het plangebied valt in het deelgebied van het klei-terpengebied. Het landschap van het klei-terpengebied kenmerkt zich door vaarten, natuurlijke waterlopen, boerenerven en kleine dorpen. Terpen, kreken en geulen zorgen voor veel microreliëf in dit gebied. Erven en dorpen zijn kleine puntvormige verdichtingen in een weids en open landschap. De bebouwing in het buitengebied ligt zeer verspreid zonder duidelijke ordeningsstructuur. Mede door het kronkelende wegen patroon zorgt dit voor een gevarieerd landschapsbeeld. Het agrarische karakter is beeldbepalend en veehouderijen voeren de boventoon. Over de relatie tussen erf en landschap worden de volgende aspecten aangegeven: -
erven zijn vaak via lange toegangswegen met de doorgaande weg verbonden;
-
erven zijn soms op terpen gelegen;
-
beplanting rond een erf, komt voor aan één of twee zijden;
-
de opzet van erven is sterk variabel onder andere door het grillige verkavelingspatroon.
In het verlengde van deze kenmerken worden als aandachtspunten genoemd dat het klei-terpengebied veel cultuurhistorische waarden heeft. Dit is het behouden waard waarbij de nadruk ligt op het beeld van erven en dorpen als groene ensembles in een uitgestrekt landschap. Typerend is de grilligheid van het patroon van erven in het landschap en de variabele vorm van de erven. Voor de uitbreiding van het erf met een nieuwe stal of loods zijn in de kadernota ook nog generieke (gebiedsoverstijgende) richtlijnen opgesteld. Hierbij wordt de volgende typering gegeven, die aansluit bij de huidige situatie van het boerenerf aan de Filenserwei: “ Stallen en loodsen horen bij het boerenbedrijf. Om een gezonde bedrijfsvoering te kunnen houden, zijn (steeds) grotere stallen en schuren gewenst. Daarbij kan het gaan om het toevoegen van nieuwe, grote stallen of het vergroten van de bestaande. Op dit moment is te zien dat veel boerenbedrijven
280.13.00.53.00 - Landschappelijk Inpassingsplan Filenserwei 1 te Schettens 18 februari 2011
7
in de gemeente meerdere stallen/loodsen bij hun boerderij hebben gebouwd. Deze schaalvergroting is echter ten koste gegaan van de erfbeplanting rond de oorspronkelijke boerderij. Bovendien is de oorspronkelijke tweedeling van het erf tussen woondeel en werkgedeelte vertroebeld geraakt. De groei van het boerenerf zal de komende jaren doorzetten. Belangrijk aandachtspunt is daarbij hoe deze nieuwe, grote erven in het landschap worden ingepast zonder daarbij de landschappelijke kwaliteiten te schaden”.
Deze kenschets heeft geleid tot de volgende richtlijnen voor het erf en de bebouwing. Inpassing en situering: -
Naarmate de stal of loods groter is, is een groter erf rondom gewenst;
-
Rekening houden met de schaal van het erf, de richting van het landschap en de richting van de bebouwing op het erf;
-
Waar mogelijk nieuwe stal of loods in lengterichting van hoofdgebouw (de bestaande boerderij) situeren, tenzij de feitelijke situatie aanleiding geeft voor een andere situering;
-
Vasthouden aan de bestaande hiërarchie op het erf (hoofdgebouw met bijgebouwen);
-
Stallen of loodsen liggen ten minste 10 meter achter de voorgevelrooi-
-
Streven naar een ruimtelijke scheiding tussen woonerf en bedrijfserf en
-
Vormgeven van goede overgangen van het erf naar de omgeving middels
lijn van het hoofdgebouw (de bestaande boerderij); versterking van beide erven; streekeigen erfbeplantingen. Bebouwing: -
De nieuwe bebouwing is eenvoudig en rechthoekig van vorm;
-
De nieuwe bebouwing is voorzien van een kap, waarbij de kapvorm aansluit bij de bestaande bebouwing;
8
280.13.00.53.00 - Landschappelijk Inpassingsplan Filenserwei 1 te Schettens 18 februari 2011
-
De nieuwe bebouwing heeft een (visueel) lage gootlijn richting het landschap (daadwerkelijk lage goot, dakoverstek of door beplanting aan zicht onttrokken);
-
Kleur- en materiaalgebruik is afgestemd op de omgeving (gedekte kleuren, gevels en dakbedekking in matte afwerking).
Overig: -
Er wordt een goed en gedetailleerd erfinrichtingsplan gevraagd; Lichtuitstraling van de stallen of loodsen wordt zoveel mogelijk beperkt door gebruik te maken van objectgerichte verlichting en afsluitbare schermen voor (half)open windgaaswanden;
-
Aanpassingen van het erf door nieuwbouw en gewijzigde erfopzet mogen niet leiden tot verrommeling van het erf.
280.13.00.53.00 - Landschappelijk Inpassingsplan Filenserwei 1 te Schettens 18 februari 2011
9
S c h e t s p l a n
Uitgangspunt voor de landschappelijke inpassing is een scheiding tussen het voorerf als woongedeelte en het achtererf, waar gewerkt wordt. De huidige situatie is bijzonder in de zin dat er 2 bedrijfswoningen zijn. De oude bedrijfswoning is opgenomen in de kop-hals-rompboerderij; de nieuwe is op de Filenserwei georiënteerd. Belangrijk is in deze situatie dat de oude boerderij verbijzonderd blijft en vooruitgerooid is ten opzichte van de bedrijfsruimten. De vergroting van de ligboxenstal sluit aan op de bestaande stal. De ligboxenstal wordt met een lengte van 30,8 meter uitgebreid in zuidwestelijke richting. Hierdoor komt de bebouwing dichter bij de Witmarsumervaart te liggen. Het Wetterskip Fryslân geeft aan dat een minimale afstand van 5 meter obstakelvrij moet zijn. Het aanhouden van een grotere afstand oogt vanaf de Witmarsumervaart minder fors en confronterend. De uitbreiding van de ligboxenstal ligt op een afstand van circa 15 van de oever van de Witmarsumervaart. Deze afstand wordt ook aangehouden als minimale afstand van bebouwing en beplanting tot aan de oever. Doordat de uitbreiding van de stal aansluit op de bestaande bebouwing blijft de compactheid van het erf behouden. De achterzijde van het erf hoeft niet worden ingepast met beplanting. Door wel beplanting toe te passen zou er langs de oever van de Witmarsumervaart nog meer massa ontstaan. De zuid-oostzijde van het erf is in de huidige situatie deels ingepast met een bossingel. Deze bossingel kan door getrokken worden in zuidwestelijke richting, tot net voorbij de achtergevelrooilijn van de uitbreiding. Op deze manier blijft tussen de bossingel en de Witmarsumervaart voldoende ruimte. De noord-westzijde van het erf is voor een deel al voorzien van beplanting. Langs het voorerf is een laanbeplanting aanwezig. Rond de oude boerderij is sprake van een boombeplanting. Langs de grote ligboxstal en de uitbreiding kan, op enige afstand van de bebouwing en langs de sloot, worden gekozen voor een enkele bomenrij in dezelfde soort als de laanbeplanting langs het voorerf. Bij toename van verhard oppervlakte zal dit gecompenseerd moeten worden met 10% nieuw oppervlakte water. Wetterskip Fryslân geeft in haar wateradvies aan dat er 80m2 nieuw oppervlakte water aangelegd moet worden. De bestaande sloot aan de noordwestelijke zijde van de ligboxstal kan worden verbreed.
280.13.00.53.00 - Landschappelijk Inpassingsplan Filenserwei 1 te Schettens 18 februari 2011
11
Schetsplan
12
280.13.00.53.00 - Landschappelijk Inpassingsplan Filenserwei 1 te Schettens 18 februari 2011
Colofon Opdrachtgever Bouwbedrijf J. Heeringa B.V. Rapport BügelHajema Adviseurs b.v. Projectleiding BügelHajema Adviseurs b.v. Projectnummer 280.13.00.53.00
BügelHajema Adviseurs bv Bureau voor Ruimtelijke Ordening en Milieu BNSP Balthasar Bekkerwei 76 8914 BE Leeuwarden T 058 215 25 15 F 058 215 91 98 E
[email protected] W www.bugelhajema.nl Vestigingen te Assen, Leeuwarden en Amersfoort
B i j l a g e
2 :
A r c h e o l o g i s c h o n d e r z o e k
RAAP-NOTITIE 3607
Plangebied Filenserwei 1 te Schettens Gemeente Wûnseradiel Archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek
Colofon Opdrachtgever: Bouwbedrijf Heeringa B.V. Titel: Plangebied Filens erwei 1 te Schettens, gemeente W ûnseradiel; archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventaris erend veldonderzoek Status: eindversie Datum: november 2010 Auteurs: E.J.M. van der Zwet & drs. P. van der Kroft Projectcode: W UFI Bestandsnaam: NO3607_W UFI.doc Projectleider: drs. P. van der Kroft Projectmedewerkers: E.J.M. van der Zwet & T.M. Perger ARCHIS-vondstmeldingsnummers: 415445 ARCHIS-waarnemingsnummers: niet van toepassing ARCHIS-onderzoeksmeldingsnummer: 43284 Autorisatie: dr. G. Aalbersberg Bevoegd gezag: Provincie Fryslân
ISSN: 0925-6369
RAAP Archeologisch Adviesbureau B.V. Leeuwenveldseweg 5b
telefoon: 0294-491 500
1382 LV W eesp
telefax: 0294-491 519
Postbus 5069
E-mail:
[email protected]
1380 GB W eesp
© RAAP Archeologisch Adviesbureau B.V., 2010 RAAP Archeologisch Adviesbureau B.V. aanvaardt geen aansprakelijkheid voor eventuele schade voortvloeiend uit het gebruik van de resultaten van dit onderzoek of de toepassing van de adviezen.
Plangebied Filenserwei 1 te Schettens, gemeente Wûnseradiel; archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek
1 Inleiding Algemeen • opdrachtgever: Bouwbedrijf Heeringa B.V. • aanleiding onderzoek: uitbreidingsplannen van de ligboxenstal en de jongveestal • datum uitvoering veldwerk: 7 oktober 2010 Locatiegegevens • plangebied: het plangebied ligt ten noordwesten van Schettens en ten noordoosten van de Witmarsumer vaart, ter hoogte van de Filenserwei 1. • toponiem: Filens • plaats: Schettens • gemeente: Wûnseradiel • provincie: Fryslân • kaartblad topografische kaart Nederland 1:25.000: 10E • plangebied in gebruik als: verhard erf en grasland • oppervlakte plan-/onderzoeksgebied: 0,2 ha • centrumcoördinaten (X/Y): 161.108/566.898 Onderzoeksvragen Is de bodemopbouw in het plangebied zodanig intact dat archeologisch vervolgonderzoek zinvol is? Zijn er aanwijzingen voor grotere archeologische nederzettingen? Het onderzoek is uitgevoerd volgens de normen van de archeologische beroepsgroep (zie artikel 24 van het Besluit archeologische monumentenzorg). De Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA, versie 3.1), beheerd door de Stichting Infrastructuur Kwaliteitsborging Bodembeheer (SIKB; http://www.sikb.nl), geldt in de praktijk als richtsnoer. RAAP beschikt over een opgravingsvergunning, verleend door de Minister van Onderwijs, Cultuur en W etenschap. Zie tabel 1 voor de dateringen van de in deze notitie genoemde archeologische perioden.
RAAP-notitie 3607 / eindversie 02-11-2010
[3 ]
Plangebied Filenserwei 1 te Schettens, gemeente Wûnseradiel; archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek
2 Bureauonderzoek Archeologische gegevens • archeologische advies: volgens de Friese Archeologische Monumenten Kaart Extra (FAMKE; http://www.fryslan.nl/binfo/chk/inhoud/startchk.htm) is voor het plangebied voor de periode Steentijd-Bronstijd geen onderzoek noodzakelijk. Voor de periode IJzertijd-Middeleeuwen geldt een karterend onderzoek 1 (6 boringen per ha, met een minimum van 6 boringen per plan). • ARCHIS-waarnemingen en -vondstmeldingen (nationaal Archeologisch Informatie Systeem): - in plangebied: geen - in de directe nabijheid (< 300 m): een terrein van hoge archeologische waarde (ARCHISmonumentnummer 9971, CMA-nummer 10E-162). Het betreft een bebouwde huisterp uit de Late Middeleeuwen t/m Nieuw tijd C, direct ten noordoosten van het plangebied. Historische gegevens • historische kaarten: op de kaart van Schotanus à Sterringa (1718) staat het deels omgrachte stinsterrein Aijlva aangegeven. Uit de kaart is niet op te maken of de stins Aijlva ook binnen het plangebied valt. Op de kaart van Eekhoff (1859) en op de kadastrale minuut (http://www.hisgis.nl) is het deels omgrachte stateterrein nog herkenbaar, maar de state zelf is niet meer aanwezig. Op de plaats ervan staan drie boerderijen aangegeven. De meest zuidelijke boerderij valt gedeeltelijk binnen het plangebied. Op de topografische kaarten uit 1928 (Robas Producties, 1990) staat de hiervoor genoemde meest zuidelijke boerderij niet meer aangegeven. Bodemkundige en/of geologische gegevens • bodem volgens bodemkaart: kalkarme knippige poldervaaggronden met een niet kalkrijke zware tussenlaag (Stiboka, 1974:”code gMn83C). • geomorfologie volgens geomorfologische kaart (ontleend aan http://www.archis.nl): vlakte van getij-afzettingen (code 2M35).
RAAP-notitie 3607 / eindversie 02-11-2010
[4 ]
Plangebied Filenserwei 1 te Schettens, gemeente Wûnseradiel; archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek
3 Veldonderzoek Booronderzoek: methode • positie boringen: min of meer gelijkmatig verdeeld over het plangebied (zie figuur 1) • gebruikt boormateriaal: gutsboor (diameter 3 cm) • totaal aantal boringen: 7 • minimaal geboorde diepte: 3,5 m • maximaal geboorde diepte: 3,5 m • boorbeschrijvingen: lithologisch conform NEN 5104 (Nederlands Normalisatie-instituut, 1989) • X-/Y-coördinaten boringen gemeten met: meetlinten Booronderzoek: resultaten • beschrijving laagopeenvolging (lithologisch) en interpretatie (lithogenetisch): de laagopeenvolging wordt van boven naar beneden beschreven. De toplaag bestaat uit een bouwvoor/verstoorde laag/opgebrachte grond, met een dikte van circa 1,4 tot 2,1 m binnen het verharde terreingedeelte (figuur 1: boringen 1, 2 en 3) en circa 0,3 tot 0,8 m in het onverharde gedeelte (boringen 4 t/m 7). Onder de toplaag bevinden zich getijdenafzettingen (grijze tot licht(blauw-) grijze, (matig) slappe, sterk siltige tot matig zandige klei) waarvan de bovenste decimeters gerijpt zijn. Dit duidt erop dat de ontwaterde topzone van de klei (gedeeltelijk) intact aanwezig is. In boring 6 is de matig humeuze top van de gerijpte klei, circa 0,8-1,1 m -Mv, geïnterpreteerd als restant van een oude bouwvoor. In boring 7 is tot een pakket grijsbruine, sterk siltige, matig humeuze, matig stevige rulle klei aangetroffen (circa 1,7-2,2 m -Mv), te interpreteren als de vulling van een archeologisch spoor. Hierin zijn enkele houtskoolfragmentjes (niet verzameld) en brokjes verbrande leem aangetroffen. • archeologische indicatoren in boringen: in 2 boringen zijn archeologische indicatoren waargenomen: een scherfje kogelpotaardewerk (vondstnr. 1) in boring 6 (in een restant van een oude bouwvoor) en enkele houtskoolfragmentjes (niet verzameld) en brokjes verbrande leem (vondstnr. 2) in boring 7, uit een spoorvulling.
RAAP-notitie 3607 / eindversie 02-11-2010
[5 ]
Plangebied Filenserwei 1 te Schettens, gemeente Wûnseradiel; archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek
4 Conclusies en aanbevelingen Conclusies In de nabijheid van de bestaande bebouwing, ter plaatse van de huidige erfverharding (zie figuur 1), is de bodem diep verstoord. Ten zuiden hiervan is meer van het oorspronkelijke bodemprofiel bewaard gebleven. Eventuele ophogingslagen, als van een stinswier, zijn niet aangetroffen. In één boring is het restant van een oude bouwvoor waargenomen, in een andere boring een archeologisch spoor. In deze zone kunnen nog enkele archeologische resten voorkomen in de periferie van het stinsterrein. Aanbevelingen Gezien de diepe verstoring in een groot deel van het plangebied en de naar verwachting slechts spaarzaam aanwezige archeologische resten in de periferie van het stinsterrein wordt geen archeologisch vervolgonderzoek aanbevolen. Mochten er tijdens de werkzaamheden archeologische sporen of vondsten aan het licht komen dient contact te worden opgenomen met de provinciaal archeoloog. • contactpersoon provincie: dr. G.J. de Langen, provinciaal archeoloog (tel. 058-2925487). • contactpersoon RAAP: drs. P. van der Kroft, projectleider (tel. 0512-589140).
RAAP-notitie 3607 / eindversie 02-11-2010
[6 ]
Plangebied Filenserwei 1 te Schettens, gemeente Wûnseradiel; archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek
Literatuur Eekhoff, W., 1859. Nieuwe atlas van de provincie Friesland. Leeuwarden. Nederlands Normalisatie-instituut, 1989. Nederlandse Norm NEN 5104, Classificatie van onverharde grondmonsters. Nederlands Normalisatie-instituut, Delft. Robas Producties, 1990. Historische Atlas Friesland. Chromotopografische Kaart des Rijks 1:25.000. Uitgeverij Robas Producties, Den Ilp. Schotanus à Sterringa, B., 1718. Uitbeelding der Heerlijkheit Friesland; zoo in ’t algemeen als in haare XXX bijzondere Grietenijen. François Halma, Ljouwert (Facsimile-uitgave 1979). Stiboka, 1974. Bodemkaart van Nederland, schaal 1:50.000. Blad 10 West (gedeeltelijk) Sneek en 10 Oost Sneek). Stichting voor Bodemkartering, Wageningen.
Overzicht van figuren, tabellen en bijlagen Figuur 1.
Boorpuntenkaart.
Tabel 1.
Archeologische tijdschaal.
Tabel 2.
Vondstenlijst.
Bijlage 1. Boorbeschrijvingen.
RAAP-notitie 3607 / eindversie 02-11-2010
[7 ]
161100
161150
566950
566950
161050
3 566900
566900
1
2
7
4
6
566850
566850
5
0
10
20
30 m
Wufi.wor TP/1 november 2010
161050
40
50 1:1000
161100
legenda
4
boring met archeologische indicatoren
verhard
boring zonder archeologische indicatoren
grens plangebied
boornummer
Figuur 1. Resultaten onderzoek.
2010 161150
Plangebied Filenserwei 1 te Schettens, gemeente Wûnseradiel; archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek
Archeologische perioden Datering
Tijdperk
Nieuwste tijd (=Nieuwe tijd C)
- 1795
B
Nieuwe tijd
- 1650
A
- 1500
Laat
- 1250
Vol
- 1050
Ottoons
Vroeg
Middeleeuwen
Karolingisch Merovingisch laat Merovingisch vroeg
Laat
Romeinse tijd
Vroeg
Vroeg
Prehistorie
Vroeg
- 2850
Midden Vroeg
- 6450
Midden Vroeg
- 8640 - 9700
Laat
- 12.500
Jong B
(Oud e Steent ijd)
- 4200 - 4900/5300
Laat
Paleolithicum
- 1800 - 2000
Laat
(Midd en Stee ntijd)
- 500 - 1100
Midden
Mesolithicum
- 70 na Chr.
- 800
Laat
(Nieuwe Stee ntijd)
- 450
- 250
Midden
Neolithicum
- 525
- 15 voor Chr.
Laat
Bronstijd
- 725
- 270
Midden
IJzertijd
- 900
Jong A Midden Oud
- 16.000 - 35.000 - 250.000
tabel1_standaard_Archeologisch_RAAP_2010
Tabel 1. Archeologische tijdschaal.
vondstnummer
boring
aantal
beschrijving
datering
1
6
1
KER - KGP
ME
2
7
2
verbrande leem/klei
IJZ?/ME
Tabel 2. Vondstenlijst.
RAAP-notitie 3607 / eindversie 02-11-2010
[9 ]
Plangebied Filenserwei 1 te Schettens, gemeente Wûnseradiel; archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek
Bijlage 1: Boorbeschrijvingen
RAAP-notitie 3607 / eindversie 02-11-2010
[1 0 ]
boring: WUFI-1 beschrijver: PK, datum: 7-10-2010, boortype: guts-3 cm, doel boring: archeologie - kartering, landgebruik: verhard, vondstzichtbaarheid: geen, provincie: Fryslân, gemeente: Wûnseradiel, plaatsnaam: Schettens, opdrachtgever: Bouwbedrijf Heeringa B.V., uitvoerder: RAAP Noord
0 cm -Mv Algemeen: aard ondergrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: niet benoemd, niet benoemd, grijs Bodemkundig: interpretatie: niet benoemd Opmerking: straatsteen
10 cm -Mv Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm), aard ondergrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: klei, sterk siltig, grijs, matig stevig Bodemkundig: interpretatie: verstoord
38 cm -Mv Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm), aard ondergrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: klei, zwak zandig, grijs, veen- en kleibrokken, matig stevig Bodemkundig: interpretatie: verstoord Opmerking: met spikkels mortel
110 cm -Mv Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm), aard ondergrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: klei, zwak zandig, zwak humeus, grijs, veen- en kleibrokken, matig stevig Bodemkundig: interpretatie: verstoord Archeologie: enkel fragment bouwpuin (onbepaald) Opmerking: gerijpt
208 cm -Mv Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm), aard ondergrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: klei, sterk siltig, bruingrijs, enkele veenlagen, matig slap
236 cm -Mv Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm), aard ondergrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: klei, sterk siltig, lichtblauwgrijs, enkele veenlagen, matig slap
250 cm -Mv Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm), aard ondergrens: geleidelijk (0,3-3 cm) Lithologie: klei, sterk siltig, lichtgrijs, enkele zandlagen, matig slap
270 cm -Mv Algemeen: aard bovengrens: geleidelijk (0,3-3 cm), aard ondergrens: geleidelijk (0,3-3 cm) Lithologie: klei, sterk siltig, lichtgrijs, enkele zandlagen, slap
310 cm -Mv Algemeen: aard bovengrens: geleidelijk (0,3-3 cm) Lithologie: klei, matig zandig, lichtgrijs, enkele zandlagen, matig slap
Einde boring op 350 cm -Mv
boring: WUFI-2 beschrijver: PK, datum: 7-10-2010, boortype: guts-3 cm, doel boring: archeologie - kartering, landgebruik: verhard, vondstzichtbaarheid: geen, provincie: Fryslân, gemeente: Wûnseradiel, plaatsnaam: Schettens, opdrachtgever: Bouwbedrijf Heeringa B.V., uitvoerder: RAAP Noord
0 cm -Mv Algemeen: aard ondergrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: niet benoemd, niet benoemd, grijs Bodemkundig: interpretatie: niet benoemd Opmerking: straatsteen
10 cm -Mv Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm), aard ondergrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: zand, zwak siltig, grijs, matig fijn Bodemkundig: interpretatie: verstoord
35 cm -Mv Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm), aard ondergrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: klei, sterk siltig, grijs, matig stevig Bodemkundig: interpretatie: verstoord
115 cm -Mv Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm), aard ondergrens: diffuus (3-10 cm) Lithologie: klei, sterk siltig, blauwgrijs, humusvlekken, stevig Bodemkundig: interpretatie: verstoord Archeologie: enkel fragment bouwpuin (onbepaald) Opmerking: gerijpt
160 cm -Mv Algemeen: aard bovengrens: diffuus (3-10 cm), aard ondergrens: geleidelijk (0,3-3 cm) Lithologie: klei, zwak zandig, grijs, matig stevig Opmerking: met jarosiet en licht gerijpt
180 cm -Mv Algemeen: aard bovengrens: geleidelijk (0,3-3 cm), aard ondergrens: geleidelijk (0,3-3 cm) Lithologie: klei, zwak zandig, lichtblauwgrijs, enkele zandlagen, matig slap Opmerking: met jarosiet
265 cm -Mv Algemeen: aard bovengrens: geleidelijk (0,3-3 cm), aard ondergrens: geleidelijk (0,3-3 cm) Lithologie: klei, sterk siltig, lichtgrijs, slap
295 cm -Mv Algemeen: aard bovengrens: geleidelijk (0,3-3 cm) Lithologie: klei, matig zandig, grijs, enkele zandlagen, slap, spoor riet
Einde boring op 350 cm -Mv
1
boring: WUFI-3 beschrijver: PK, datum: 7-10-2010, boortype: guts-3 cm, doel boring: archeologie - kartering, landgebruik: verhard, vondstzichtbaarheid: geen, provincie: Fryslân, gemeente: Wûnseradiel, plaatsnaam: Schettens, opdrachtgever: Bouwbedrijf Heeringa B.V., uitvoerder: RAAP Noord
0 cm -Mv Algemeen: aard ondergrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: niet benoemd, niet benoemd, grijs Bodemkundig: interpretatie: niet benoemd Opmerking: straatsteen
10 cm -Mv Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm), aard ondergrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: zand, zwak siltig, grijs, matig fijn Bodemkundig: interpretatie: verstoord
25 cm -Mv Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm), aard ondergrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: klei, sterk siltig, grijs, matig stevig Bodemkundig: interpretatie: verstoord
90 cm -Mv Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm), aard ondergrens: geleidelijk (0,3-3 cm) Lithologie: klei, sterk siltig, blauwgrijs, stevig Bodemkundig: interpretatie: verstoord Archeologie: enkel fragment bouwpuin (onbepaald) Opmerking: gerijpt
140 cm -Mv Algemeen: aard bovengrens: geleidelijk (0,3-3 cm), aard ondergrens: diffuus (3-10 cm) Lithologie: klei, zwak zandig, lichtblauwgrijs, humusvlekken, stevig Opmerking: licht gerijpt
185 cm -Mv Algemeen: aard bovengrens: diffuus (3-10 cm), aard ondergrens: geleidelijk (0,3-3 cm) Lithologie: klei, sterk siltig, lichtgrijs, matig slap
250 cm -Mv Algemeen: aard bovengrens: geleidelijk (0,3-3 cm), aard ondergrens: geleidelijk (0,3-3 cm) Lithologie: klei, sterk siltig, lichtgrijs, slap
280 cm -Mv Algemeen: aard bovengrens: geleidelijk (0,3-3 cm) Lithologie: klei, matig zandig, grijs, slap
Einde boring op 350 cm -Mv
boring: WUFI-4 beschrijver: PK, datum: 7-10-2010, boortype: guts-3 cm, doel boring: archeologie - kartering, landgebruik: grasland, vondstzichtbaarheid: slecht, provincie: Fryslân, gemeente: Wûnseradiel, plaatsnaam: Schettens, opdrachtgever: Bouwbedrijf Heeringa B.V., uitvoerder: RAAP Noord
0 cm -Mv Algemeen: aard ondergrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: klei, sterk siltig, grijs, kleibrokken, matig stevig Bodemkundig: interpretatie: verstoord
40 cm -Mv Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm), aard ondergrens: geleidelijk (0,3-3 cm) Lithologie: klei, sterk siltig, lichtgrijs, matig stevig Archeologie: enkel fragment bouwpuin Opmerking: met jarosietconcreties en gerijpt
110 cm -Mv Algemeen: aard bovengrens: geleidelijk (0,3-3 cm), aard ondergrens: geleidelijk (0,3-3 cm) Lithologie: klei, sterk siltig, lichtgrijs, matig slap
145 cm -Mv Algemeen: aard bovengrens: geleidelijk (0,3-3 cm), aard ondergrens: geleidelijk (0,3-3 cm) Lithologie: klei, sterk siltig, lichtgrijs, veel dunne zandlagen, matig slap
195 cm -Mv Algemeen: aard bovengrens: geleidelijk (0,3-3 cm), aard ondergrens: geleidelijk (0,3-3 cm) Lithologie: klei, sterk siltig, lichtgrijs, veel dunne zandlagen, slap
208 cm -Mv Algemeen: aard bovengrens: geleidelijk (0,3-3 cm), aard ondergrens: geleidelijk (0,3-3 cm) Lithologie: klei, matig zandig, grijs, matig slap
250 cm -Mv Algemeen: aard bovengrens: geleidelijk (0,3-3 cm) Lithologie: klei, matig zandig, grijs, zeer slap
Einde boring op 350 cm -Mv
2
boring: WUFI-5 beschrijver: PK, datum: 7-10-2010, boortype: guts-3 cm, doel boring: archeologie - kartering, landgebruik: grasland, vondstzichtbaarheid: slecht, provincie: Fryslân, gemeente: Wûnseradiel, plaatsnaam: Schettens, opdrachtgever: Bouwbedrijf Heeringa B.V., uitvoerder: RAAP Noord
0 cm -Mv Algemeen: aard ondergrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: klei, sterk siltig, zwak humeus, grijsbruin, matig stevig Bodemkundig: interpretatie: bouwvoor
30 cm -Mv Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm), aard ondergrens: geleidelijk (0,3-3 cm) Lithologie: klei, sterk siltig, lichtgrijs, matig stevig Opmerking: met jarosiet en licht gerijpt
110 cm -Mv Algemeen: aard bovengrens: geleidelijk (0,3-3 cm), aard ondergrens: geleidelijk (0,3-3 cm) Lithologie: klei, sterk siltig, lichtgrijs, enkele zandlagen, matig slap
172 cm -Mv Algemeen: aard bovengrens: geleidelijk (0,3-3 cm), aard ondergrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: klei, sterk siltig, lichtgrijs, slap
195 cm -Mv Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm), aard ondergrens: geleidelijk (0,3-3 cm) Lithologie: klei, matig zandig, lichtgrijs, slap
Einde boring op 350 cm -Mv
boring: WUFI-6 beschrijver: PK, datum: 7-10-2010, boortype: guts-3 cm, doel boring: archeologie - kartering, landgebruik: grasland, vondstzichtbaarheid: slecht, provincie: Fryslân, gemeente: Wûnseradiel, plaatsnaam: Schettens, opdrachtgever: Bouwbedrijf Heeringa B.V., uitvoerder: RAAP Noord
0 cm -Mv Algemeen: aard ondergrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: klei, sterk siltig, zwak humeus, grijsbruin, matig stevig Bodemkundig: interpretatie: bouwvoor
70 cm -Mv Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm), aard ondergrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: klei, sterk siltig, matig humeus, blauwgrijs, matig stevig Archeologie: enkel fragment aardewerk Opmerking: oude bouwvoor
83 cm -Mv Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm), aard ondergrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: klei, sterk siltig, grijs, matig stevig Archeologie: enkel fragment bouwpuin Opmerking: jarosiet en licht gerijpt
113 cm -Mv Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm), aard ondergrens: diffuus (3-10 cm) Lithologie: klei, zwak zandig, lichtgrijs, enkele zandlagen, matig slap Opmerking: met jarosiet
155 cm -Mv Algemeen: aard bovengrens: diffuus (3-10 cm), aard ondergrens: geleidelijk (0,3-3 cm) Lithologie: klei, sterk siltig, lichtgrijs, slap
225 cm -Mv Algemeen: aard bovengrens: geleidelijk (0,3-3 cm), aard ondergrens: diffuus (3-10 cm) Lithologie: klei, matig zandig, grijs, slap
250 cm -Mv Algemeen: aard bovengrens: diffuus (3-10 cm) Lithologie: klei, matig zandig, grijs, zeer slap
Einde boring op 350 cm -Mv
3
boring: WUFI-7 beschrijver: PK, datum: 7-10-2010, boortype: guts-3 cm, doel boring: archeologie - kartering, landgebruik: grasland, vondstzichtbaarheid: slecht, provincie: Fryslân, gemeente: Wûnseradiel, plaatsnaam: Schettens, opdrachtgever: Bouwbedrijf Heeringa B.V., uitvoerder: RAAP Noord
0 cm -Mv Algemeen: aard ondergrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: klei, sterk siltig, matig humeus, bruingrijs, matig stevig Bodemkundig: interpretatie: verstoord
64 cm -Mv Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm), aard ondergrens: geleidelijk (0,3-3 cm) Lithologie: klei, sterk siltig, grijs, matig stevig Opmerking: jarosiet en licht gerijpt
168 cm -Mv Algemeen: aard bovengrens: geleidelijk (0,3-3 cm), aard ondergrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: klei, sterk siltig, matig humeus, grijsbruin, matig stevig Archeologie: enkele spikkel houtskool, enkel fragment verbrande klei/leem Opmerking: rulle structuur, waarschijnlijk grondspoor
218 cm -Mv Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm), aard ondergrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: klei, sterk siltig, lichtblauwgrijs, slap
250 cm -Mv Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: klei, sterk siltig, lichtblauwgrijs, zeer slap
Einde boring op 350 cm -Mv
4
B i j l a g e
3 :
A a n m e l d i n g s n o t i t i e m . e . r . - b e o o r d e l i n g
Aanmeldingsnotitie m.e.r. beoordeling Mts. F. & J. van Gosliga te Schettens
Notitie 6111258.N01a
Aanmeldingsnotitie m.e.r. beoordeling Mts. F. & J. van Gosliga te Schettens
Notitie 6111258.N01a
Opdrachtgever:
28 februari 2012 WH
Mts. F. & J. van Gosliga Filenserwei 1 8744 ER SCHETTENS
2
INHOUD
Notitie 6111258.N01a
BLAD
1.
ALGEMEEN 1.1. Inleiding 1.2. Naam en adresgegevens van de initiatiefnemer 1.3. Soort activiteit en beschrijving 1.4. Plaats van de activiteit 1.5. Tijdspad van de activiteit
4 4 5 5 5 6
2.
MOTIVERING VAN DE ACTIVITEIT 2.1. Aanleiding 2.2. Voorgenomen activiteit 2.3. Alternatief 2.4. Toekomstige ontwikkeling
7 7 7 7 7
3.
KENMERKEN VAN DE ACTIVITEIT 3.1. De aard en omvang van de activiteit 3.2. Wijze van aanleg
8 8 8
4.
EFFECTEN OP HET MILIEU 4.1. Gevoelige/kwetsbare gebieden 4.2. Ammoniak 4.3. Geur 4.4. Fijn stof 4.5. Geluid 4.6. Bodem 4.7. Water 4.8. Licht 4.9. Landschappelijke inpassing 4.10. Ruimtelijke ordening 4.11. Beschermde soorten 4.12. Verkeer 4.13. Brandveiligheid
9 9 9 10 11 13 14 14 14 15 15 15 15 15
5.
CONCLUSIE
16
3
FIGUREN 1
Overzicht van de situatie met de geplande uitbreidingen
2
Overzicht van de geplande uitbreiding van de ligboxenstal
3
Provinciale Ecologische Verbindingszones
Notitie 6111258.N01a
4
1.
ALGEMEEN
1.1.
Inleiding
Notitie 6111258.N01a
Mts. F. & J. van Gosliga is voornemens de huidige inrichting voor het houden van melkvee uit te breiden. Hiervoor wordt vergunning gevraagd in het kader van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Op grond van de artikelen 7.16 t/m 7.20 van de Wet milieubeheer geldt een m.e.r.beoordelingsplicht voor die activiteiten die zijn opgenomen in onderdeel D van het Besluit milieu-effectrapportage 1994 (gewijzigd 2006). Op de inrichting van Mts. F. & J. van Gosliga is van toepassing: W
categorie D 14 betreffende: De oprichting, wijziging of uitbreiding van een installatie voor het fokken, mesten of houden van dieren in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op: 7o. 200 stuks melk-, kalf- of zoogkoeien ouder dan 2 jaar (Rav Cat. A.1 en A.2) 1; 8o. 340 stuks vrouwelijk jongvee tot 2 jaar (Rav cat. A.3); 9o. 340 stuks melk-, kalf- en zoogkoeien ouder dan 2 jaar en vrouwelijk jongvee tot 2 jaar (Rav cat. A.1, A.2 en A.3).
M.e.r.-beoordelingsplichtige activiteiten zijn activiteiten waarvoor de beslissing of wel of niet de m.e.r.-procedure moet worden doorlopen niet bij wet vastligt, maar door het bevoegd gezag wordt genomen. Het bevoegd gezag moet bepalen of er sprake kan zijn van “belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu”, die het doorlopen van de m.e.r.procedure wenselijk / noodzakelijk maken. Het bevoegd gezag houdt daarbij in principe rekening met de volgende criteria: - plaats van de activiteit; - kenmerken van de activiteit en - effecten van de activiteit.
1
Rav = Regeling ammoniak en veehouderij
5 1.2.
Notitie 6111258.N01a
Naam en adresgegevens van de initiatiefnemer Initiatiefnemer in dit project is: Mts. F. & J. van Gosliga Filenserwei 1 8744 ER Schettens tel. 0517 – 532 226
1.3.
Soort activiteit en beschrijving De inrichting is een melkveehouderij waar in de huidige (vergunde) situatie maximaal 250 stuks melkvee en 200 stuks jongvee (van 0 tot 2 jaar) worden gehouden. In de ligboxenstal zijn er 280 dierplaatsen. Het voornemen bestaat de inrichting in twee fasen uit te breiden. De eerste fase betreft de uitbreiding van de ligboxenstal. Na realisatie van deze uitbreiding worden er maximaal 500 stuks melkvee en 250 stuks jongvee (van 0 tot 2 jaar) gehouden. In deze situatie komen de rijpe vaarzen er dan eerst in de ligboxenstal bij. In de uitbreiding wordt tevens de zaagselopslag ondergebracht. Daarnaast is het de bedoeling om in de toekomst ook de jongveestal uit te breiden (fase 2). Deze staat aan de zuidoostzijde naast de ligboxenstal. Na uitbreiding van deze stal worden er maximaal 550 stuks melkvee en 350 stuks jongvee (van 0 tot 2 jaar) gehouden. Een overzicht van de situatie en de geprojecteerde uitbreiding(en) is gegeven in de figuren 1 en 2.
1.4.
Plaats van de activiteit Het adres van de activiteit is: Filenserwei 1 8744 ER Schettens in de gemeente Súdwest-Fryslân. De uitbreiding vindt plaats op het perceel: Kadastrale gemeente Witmarsum Sectie F, nr. 640 In afbeelding 1 is de ligging van de inrichting ten opzichte van de omgeving gegeven.
6
Notitie 6111258.N01a
Afbeelding 1: Overzicht van de ligging van de inrichting ten opzichte van de omgeving
De afstand van de stallen tot de dichtstbijzijnde woning van derden bedraagt circa 230 meter in oostelijke richting. Dit is een agrarische bedrijfswoning. De bebouwde kom van Schettens ligt in zuidoostelijke richting. De kortste afstand van de stallen tot de dichtstbijzijnde woning in Schettens bedraagt circa 500 meter. 1.5.
Tijdspad van de activiteit De uitbreiding kan worden gerealiseerd zodra alle benodigde vergunningen zijn afgegeven. De verwachting is dat de bouwtijd circa ½ jaar bedraagt en dat de nieuwbouw (fase 1) eind 2013 is gerealiseerd. Fase 2 van de uitbreiding wordt pas in een later stadium gerealiseerd.
7
2.
MOTIVERING VAN DE ACTIVITEIT
2.1.
Aanleiding
Notitie 6111258.N01a
De voorgenomen uitbreiding is noodzakelijk om het bedrijf verder te ontwikkelen en te moderniseren. Voor de verdere ontwikkeling van het bedrijf en om te kunnen voldoen aan de geldende wet- en regelgeving dienen er investeringen te worden gepleegd. Deze investeringen zijn alleen rendabel als de omvang van het bedrijf voldoende groot is en de bestaande bebouwing voldoende geoptimaliseerd. De uitbreiding is ook noodzakelijk om de melkveehouderij levensvatbaar te houden. In de huidige situatie dienen er twee gezinnen van de melkveehouderij te bestaan. Daarnaast is de melkwinning reeds voorbereid op de grotere schaal van het bedrijf. Deze investeringen zijn al gepleegd. 2.2.
Voorgenomen activiteit Door de voorgenomen uitbreiding te realiseren op de huidige locatie wordt zo goed mogelijk aansluiting gevonden bij de huidige activiteit. De inrichting is reeds volledig ingericht op het houden van melkvee. Daarnaast is er voldoende (akkerbouw)grond in de omgeving aanwezig waarop de geproduceerde mest kan worden uitgereden.
2.3.
Alternatief Een alternatief voor de uitbreiding op de huidige locatie zou kunnen zijn nieuwbouw of uitbreiding op een andere locatie. Het huidige bedrijf is echter niet eenvoudig verkoopbaar. De investeringen die reeds met het oog op de toekomst bij de huidige inrichting zijn getroffen komen bij een eventuele verkoop niet (volledig) terug. Daarnaast is de huidige locatie gunstig gelegen ten opzichte van omliggende bebouwing en gevoelige gebieden. De dichtstbijzijnde (bedrijfs)woning ligt op een afstand van circa 230 meter van de stallen. De bebouwde kom van Schettens ligt op ten minste 500 meter afstand. Door de geplande uitbreiding worden deze afstanden niet korter.
2.4.
Toekomstige ontwikkeling De uitbreiding van de jongveestal (2e fase) kan worden beschouwd als toekomstige ontwikkeling. Hiervoor wordt in eerste instantie nog geen vergunning gevraagd.
8
3.
KENMERKEN VAN DE ACTIVITEIT
3.1.
De aard en omvang van de activiteit
Notitie 6111258.N01a
De uitbreiding heeft betrekking op de vergroting van de ligboxenstal (fase 1) en op termijn de vergroting van de jongveestal (fase 2). De bestaande ligboxenstal wordt over de volledige breedte met circa 30 meter in zuidwestelijke richting uitgebreid. In tabel 1 zijn de gegevens van fase 1 van de uitbreiding gegeven. Tabel 1:
Gegevens uitbreiding ligboxenstal (fase 1)
Totale vloeroppervlakte ligboxenstal Aantal dierplaatsen ligboxenstal Vloeroppervlakte melkstal Vloeroppervlakte zaagselopslag *)
Huidig 2.110 m2 280*) 169 m2 -
Uitbreiding 1.225 m2 270 55 m2
Na uitbreiding 3.335 m2 550 169 m2 55 m2
In de huidige situatie zijn er in de ligboxenstal circa 280 dierplaatsen; er zijn 250 stuks melk- en kalfkoeien vergund.
De uitbreiding van de jongveestal betreft een stal van circa 49 × 25 meter ten zuidwesten van de bestaande jongveestal. In tabel 2 zijn de gegevens van fase 2 van de uitbreiding gegeven. Tabel 2:
Gegevens uitbreiding jongveestal (fase 2)
Totale vloeroppervlakte jongveestal Aantal dierplaatsen jongveestal Vloeroppervlakte oude boerderijgedeelte
3.2.
Huidig 737 200 540 m2
Uitbreiding 1.234 m2 150 -
Na uitbreiding 1.971 m2 350 540 m2
Wijze van aanleg De nieuwbouw wordt opgetrokken in stalen spanten, gevels van metselwerk en deels stalen damwandbekleding. De zijwanden van de gevels zijn grotendeels open en worden voorzien van windbreekgaas. Op het dak worden geïsoleerde stalen dakplaten aangebracht deels voorzien van lichtdoorlatende beplating. De uitbreiding wordt gedeeltelijk gerealiseerd buiten het bouwblok conform het vigerende bestemmingsplan (Bûtengebiet Noard). Voor de uitbreiding is derhalve ontheffing nodig. De effecten op het milieu in de aanlegfase zijn beperkt en vergelijkbaar met de bouw van enig ander agrarisch object. Daarom richt de beschrijving van de milieueffecten zich hiernavolgend alleen op de situatie tijdens het gebruik na realisatie van de uitbreiding.
9
4.
Notitie 6111258.N01a
EFFECTEN OP HET MILIEU De belangrijkste milieuaspecten bij een melkveehouderij zijn de emissies naar de lucht (ammoniak, geur en fijn stof), geluid, bodem en water. Daarnaast is de ligging van de inrichting ten opzichte van gevoelige gebieden van belang.
4.1.
Gevoelige/kwetsbare gebieden Binnen een straal van 3 km van de inrichting liggen geen gevoelige of kwetsbare gebieden. De dichtst bij de inrichting gelegen Natura 2000-gebieden zijn het IJsselmeer en de Waddenzee. De kortste afstand van de inrichting tot deze Habitat- en Vogelrichtlijngebieden bedraagt ruim 6 km. Deze gebieden zijn ook (deels) aangewezen als stiltebieden. Overige gevoelige/kwetsbare gebieden liggen op een grotere afstand tot de inrichting. Het betreft de natura 2000-gebieden:’ - ‘Oudegaasterbrekken, Fluessen en omgeving’ op circa 9,2 km afstand; - ‘Sneekermeergebied’ op circa 16,6 km afstand en - ‘Witte en Zwarte Brekken’ op circa 17,9 km afstand. Een overzicht van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) en de provinciale ecologische verbindingszones is gegeven in figuur 3. Ten zuidoosten van Witmarsum op circa 500 meter van de inrichting ligt het Flietsterbosk. Dit is een recreatiebos van circa 15 ha. Dit is niet een specifiek als beschermd natuurgebied aangewezen gebied.
4.2.
Ammoniak Bij de beslissing inzake de omgevingsvergunning voor de verandering van een veehouderij dient het bevoegd gezag de gevolgen van ammoniakemissie uit de tot veehouderij behorende dierenverblijven te betrekken. Een omgevingsvergunning voor het veranderen van een veehouderij wordt geweigerd indien de aanvraag betrekking heeft op het aantal dieren van een of meer diercategorieën en een tot de veehouderij behorend dierenverblijf geheel of gedeeltelijk is gelegen in een zeer kwetsbaar gebied, dan wel in een zone van 250 meter rond een zodanig gebied (artikel 6 Wet ammoniak en veehouderij). Binnen een afstand van 250 meter van de inrichting van Mts. Van Gosliga zijn geen door de Provinciale staten aangewezen zeer kwetsbare gebieden aanwezig. In tabel 3 is een overzicht gegeven van de ammoniakemissie vanwege de inrichting in de huidige situatie en in de situatie na uitbreiding (fase 1 en fase 2). De gegevens zijn gebaseerd op de kentallen uit de Regeling ammoniak en veehouderijen bij permanent opstallen van het vee en toepassing van een roostervloer voorzien van een bolle rubber toplaag.
10 Tabel 3:
Ammoniakemissie in kg/jaar Huidig*)
Ligboxenstal Jongveestal Totaal *)
Notitie 6111258.N01a
1.850 780 2.630
Na uitbreiding ligboxenstal (fase 1) 3.700 975 4.675
Na uitbreiding jongveestal (fase 2) 4.070 1.365 5.435
uitgaande van 250 stuks melkvee en 200 stuks jongvee
De ammoniakemissie zal zoveel mogelijk worden beperkt door toepassing van emissiearme vloeren, zodanig dat de uitstoot van ammoniak zowel vanaf de vloer als vanuit de mestkelder wordt verminderd. 4.3.
Geur De inrichting valt onder de werkingssfeer van de Wet geurhinder en veehouderij. De Wet geurhinder en veehouderij vormt vanaf 1 januari 2007 het toetsingskader voor de omgevingsvergunning, als het gaat om geurhinder vanwege dierenverblijven van veehouderijen. De Wet geurhinder en veehouderij geeft normen voor de geurbelasting die een veehouderij mag veroorzaken op een geurgevoelig object (bijvoorbeeld een woning). In de Regeling geurhinder en veehouderij zijn geuremissiefactoren vastgesteld, evenals de minimumafstanden voor pelsdieren en de wijze van omrekening naar geurbelasting en afstandsbepaling wordt hierin beschreven. Voor melk- en kalfkoeien ouder dan 2 jaar zijn geen geuremissiefactoren vastgesteld. Evenmin voor zoogkoeien ouder dan 2 jaar en vrouwelijk jongvee tot 2 jaar. In artikel 2 van de Regeling geurhinder en veehouderij is onder punt 7 aangegeven dat indien voor een diercategorie geen geuremissiefactor is vastgesteld, de diercategorie in de berekening van de geurbelasting buiten beschouwing wordt gelaten. De afstand tussen een veehouderij waar dieren worden gehouden van een diercategorie waarvoor niet bij ministeriële regeling een geuremissiefactor is vastgesteld, en een geurgevoelig object bedraagt: - ten minste 100 meter indien het geurgevoelige object binnen de bebouwde kom is gelegen, en - ten minste 50 meter indien het geurgevoelige object buiten de bebouwde kom is gelegen. De afstand, bedoeld in de artikelen 3, tweede en derde lid, en 4, eerste lid, van de wet wordt gemeten vanaf de buitenzijde van het geurgevoelig object tot het dichtstbijzijnde emissiepunt.
11
Notitie 6111258.N01a
Het dichtstbijzijnde geurgevoelige object (woning Filenserwei 6) ligt op een afstand van circa 230 meter tot de jongveestal en 250 meter tot de ligboxenstal. Deze afstand is ruim groter dan 50 meter. De woningen in de bebouwde kom van Schettens liggen op een afstand van ten minste 500 meter van de stal(len). Door de geplande uitbreidingen worden deze afstanden niet kleiner. De afstanden zijn zowel in de huidige situatie als in de situatie na uitbreiding(en) groter dan 50 en 100 meter voor respectievelijk geurgevoelige objecten buiten en binnen de bebouwde kom. Aan de minimale afstanden ten opzichte van geurgevoelige objecten wordt daarmee, zowel in de huidige situatie als in de situatie na uitbreiding, ruimschoots voldaan. 4.4.
Fijn stof De beoordeling van de luchtkwaliteit (ten gevolge van veehouderijen) vindt plaats op grond van de Wet milieubeheer. De basis is te vinden in hoofdstuk 5, titel 2, van de Wet milieubeheer en in bijlage 2 bij de wet waarin de verschillende grens- en richtwaarden zijn te vinden. De grenswaarden in bijlage 2 van de Wet milieubeheer zijn afkomstig uit de Europese richtlijnen voor luchtkwaliteit en gelden voor de buitenlucht. Van belang voor de veehouderij zijn de introductie van het begrip ‘niet in betekenende mate bijdragen’ en de mogelijkheid van programmatoetsing via het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Voor fijn stof (PM10) zijn de volgende grenswaarden opgenomen: - de jaargemiddelde concentratie van zwevende deeltjes is maximaal 40 μg/m3; - de daggemiddelde concentratie van 50 μg/m3, mag maximaal 35 maal per kalenderjaar worden overschreden. Naast de grenswaarden is ook artikel 5.16 van de Wet milieubeheer van belang. Dit artikel biedt namelijk de grondslag voor toetsing bij vergunningverlening. Voor veehouderijen is het niet altijd noodzakelijk om met behulp van een berekening vast te stellen of er sprake is van NIBM (niet in betekenende mate bijdragen). Dit kan ook gedaan worden met een motivering, bijvoorbeeld op basis van ervaring. Als hulpmiddel bij de motivering is een vuistregel opgesteld waarmee aangetoond kan worden dat een uitbreiding/oprichting NIBM is. Deze staan in de onderstaande tabel (tabel 4), die gebaseerd is op de 3% NIBM grens, dus van na de inwerkingtreding van het NSL. In de tabel kan bij de betreffende afstand de hoeveelheid emissie worden afgelezen waarmee een veehouderij nog kan uitbreiden om niet in betekende mate bij te dragen.
12 Tabel 4:
Notitie 6111258.N01a
Toetswaarden NIBM Fijn Stof
Afstand tot te toetsen plaats Totale emissie in g/jaar van uitbreiding / oprichting
70 m
80 m
90 m
100 m
120 m
140 m
160 m
324000
387000
473000
581000
817000
1075000
1376000
Bron: ECN. Getallen op basis van berekeningen met STACKS, versie 2008
Op basis van een door VROM opgestelde emissiefactorenlijst is uitgerekend of de totale toename in emissie onder de NIBM grens blijft. De getallen in de tabel zijn worst-case genomen inclusief een veiligheidsmarge. Indien bij een bepaalde afstand niet méér wordt geëmitteerd dan is opgenomen in de tabel dan is de oprichting/uitbreiding zeker NIBM. Wanneer de toename in emissie in grammen hoger is dan in de tabel opgenomen is het project mogelijk IBM. Er zal een berekening met ISL3a uitgevoerd moeten worden om aan te tonen dat geen grenswaarden worden overschreden ofwel de uitbreiding bij precieze berekening toch NIBM blijkt te zijn. Toetsing dient plaats te vinden vanaf de grens van de inrichting (dus: overal buiten de inrichtingsgrens), behalve op de plekken die uitgezonderd worden op basis van toegankelijkheid en blootstelling. Op basis van de beschikbare emissiekentallen (148 g/PM10/melkkoe/jaar en 38 g/PM10/jongvee/jaar) is in onderstaande tabel 5 de fijn stof emissie vanwege de stallen gegeven in de huidige situatie en in de situatie na uitbreiding. De waarden zijn bepaald door het aantal (nieuwe) dieren te vermenigvuldigen met de emissiefactor Tabel 5:
Fijn stof emissie in g/jaar Huidig*)
Ligboxenstal Jongveestal Totaal *)
37.000 7.600 44.600
Na uitbreiding ligboxenstal (fase 1) 74.000 9.500 83.500
Na uitbreiding jongveestal (fase 2) 81.400 13.300 94.700
uitgaande van 250 stuks melkvee en 200 stuks jongvee
Het dichtstbijzijnde toetsingspunt (beoordelingspunt buiten de inrichting) ligt op meer dan 70 meter afstand van het emissiepunt. De dichtstbijzijnde woning van derden kan worden beschouwd als locatie waar gedurende een langere periode mensen (derden) plegen te verblijven. Aangezien bij een emissie vanwege de uitbreiding van 324.000 g/jaar of minder de uitbreiding/inrichting niet in betekenende mate bijdraagt aan het toelaatbare immissieniveau en de berekende emissie na fase 1 van de uitbreiding totaal ten hoogste 83.500 g/jaar bedraagt en na fase 2 van de uitbreiding totaal ten hoogste 94.700 g/jaar kan de uitbreiding als NIBM (niet in betekenende mate bijdragend) aan de PM10 concentratie in de buitenlucht worden beschouwd.
13 4.5.
Notitie 6111258.N01a
Geluid De geluidemissie vanwege de melkveehouderij wordt met name bepaald door voertuigbewegingen (vrachtwagens aanvoer veevoer, tankwagens afvoer melk, veetransporten, afvoer mest- en afvalstoffen en tractorbewegingen) en laad- en losactiviteiten. Deze activiteiten vinden vooral in de dagperiode (tussen 06.00 en 19.00 uur) plaats. Het ophalen van melk kan ook buiten deze periode plaatsvinden. De stallen worden op natuurlijke wijze geventileerd (wand- en nokventilatie). Vanuit de stallen vindt alleen geluidemissie plaats via de open zijwanden. De geluidproductie in de stallen is beperkt (snuiven en loeien van koeien en rammelen van kettingen en in beperkte mate tractorbewegingen t.b.v. voeren). Door de voorgenomen uitbreiding zal de geluidemissie vanwege de inrichting op een representatieve dag niet relevant toenemen. Wel neemt het aantal transportbewegingen per jaar toe (meer aanvoer veevoer, meer afvoer melk, groter aantal veetransporten), waardoor op een groter aantal dagen per jaar meerdere vrachtwagenbewegingen kunnen plaatsvinden. Daarnaast kunnen gedurende een langere periode tractoren binnen de inrichting in bedrijf zijn. In de vigerende vergunning van de inrichting zijn de volgende geluidsvoorschriften opgenomen: “ 4.1
Het equivalente geluidsniveau (LAeq), veroorzaakt door de in de inrichting aanwezige vast opgestelde toestellen mag, op enig punt 50 meter van de inrichting, niet meer bedragen dan het referentieniveau ter plaatse, met dien verstande dat: het equivalente geluidsniveau (LAeq) niet meer mag bedragen dan: 45 dB(A) tussen 06.00 en 19.00 uur; 40 dB(A) tussen 19.00 en 22.00 uur; 35 dB(A) tussen 22.00 en 06.00 uur.
4.2
Onverminderd het voorschrift 4.1 mogen piekwaarden (Lmax), die een gevolg zijn van de in de inrichting aanwezige vast opgestelde toestellen en installaties, en gemeten in de meterstand “fast”, op enig punt 50 meter van de inrichting, niet meer bedragen dan: 55 dB(A) tussen 06.00 en 19.00 uur; 60 dB(A) tussen 19.00 en 22.00 uur; 55 dB(A) tussen 22.00 en 06.00 uur.
4.3
De voorschriften 4.1 en 4.2 zijn niet van toepassing op het laden en lossen ten behoeve van het melkrundveehouderijbedrijf voor zover dit plaatsvindt tussen 06.00 en 19.00 uur.
”
14
Notitie 6111258.N01a
In de representatieve bedrijfssituatie na de voorgenomen uitbreiding wordt naar verwachting voldaan aan bovenstaande geluidsvoorschriften. Tevens wordt ter plaatse van de dichtstbijzijnde woning van derden (woning Filenserwei 6) voldaan aan de richtwaarden voor een landelijke omgeving (40 dB(A) in de dagperiode, 35 dB(A) in de avondperiode en 30 dB(A) in de nachtperiode). De maximale geluidsniveaus worden bepaald door voertuigbewegingen op het terrein van de inrichting en zullen niet significant wijzigen ten opzichte van de huidige situatie. De indirecte hinder, veroorzaakt door motorvoertuigen op weg naar en afkomstig van de inrichting, is ter plaatse van de omliggende woningen beperkt. Gezien het beperkt aantal transportbewegingen en de afstand van de woningen tot de openbare weg kan zonder meer worden voldaan aan de voor indirecte hinder geldende voorkeursgrenswaarden (50 dB(A) in de dagperiode, 45 dB(A) in de avondperiode en 40 dB(A) in de nachtperiode). 4.6.
Bodem De uitbreiding van de stal wordt voorzien van een mestkelder. De mestkelder wordt uitgevoerd overeenkomstig de Richtlijnen Mestbassins 1992. Hiermee wordt voorkomen dat meststoffen vanuit de stal in de bodem kunnen dringen. De uitbreiding leidt hiermee tot een verwaarloosbaar bodemrisico conform de Nederlandse Richtlijn Bodembescherming. Middels een vloeistofkerende vloer in combinatie met opvangvoorzieningen wordt voorkomen dat bij het overpompen van mest lekkage naar de bodem kan optreden.
4.7.
Water Hemelwater afkomstig van de daken en erfverharding wordt afgevoerd naar een retentiesloot. Dit water is schoon en vrij van bedrijfsafvalwater. Door de uitbreiding van de ligboxenstal neemt het dakoppervlak toe met circa 1.225 m². De toekomstige uitbreiding van de jongveestal heeft een dakoppervlak van circa 1.234 m². Het schone hemelwater afkomstig van deze dakoppervlakken (totaal ca. 1.970 m³/jaar) wordt geloosd op de retentiesloot.
4.8.
Licht Uit diverse onderzoeken is gebleken dat voor een optimale melkproductie een daglengte van 14 tot 16 uur gewenst is. Melkveestallen worden daarom voorzien van verlichting. Lichthinder kan grotendeels worden voorkomen door de juiste armaturen te kiezen. Bij de geprojecteerde uitbreiding van de ligboxenstal wordt er voor gezorgd dat de natuurlijke lichttoetreding via gevels en met name het dak zo groot mogelijk is, waardoor het gebruik van kunstlicht tot een minimum kan worden beperkt. Daarnaast zal gebruik worden gemaakt van energiezuinige verlichting. Door de ophanging en afstelling van de verlichting zal de lichtemissie naar de omgeving zoveel mogelijk worden beperkt.
15 4.9.
Notitie 6111258.N01a
Landschappelijke inpassing De (uitbreiding van de) inrichting wordt ingepast in het landschap door toepassing van een (erf)beplantingsplan. Aan de zuid- en westzijde van de bebouwing zal worden voorzien in nieuwe beplanting.
4.10. Ruimtelijke ordening De uitbreiding wordt gedeeltelijk gerealiseerd buiten het bouwblok conform het vigerende bestemmingsplan (Bûtengebiet Noard). Om de bouw te kunnen realiseren is derhalve ontheffing/vrijstelling van het bestemmingsplan nodig. 4.11. Beschermde soorten De uitbreidingen (fase 1 en 2) vinden plaats op een terrein dat reeds deel uitmaakt van de inrichting. De omliggende percelen bestaan uit grasland. In de omgeving van de inrichting zullen daarom weidevogels aanwezig zijn. Het te bebouwen terrein is, gezien de ligging dichtbij bebouwing niet geschikt als broedgebied. Bijzondere of schaarse broedvogels zullen naar verwachting dan ook niet worden aangetroffen. 4.12. Verkeer Door de voorgenomen uitbreiding zullen de verkeersbewegingen op de openbare weg slechts in geringe mate toenemen. De verkeersbewegingen ten behoeve van de inrichting bestaan met name uit de afvoer van melk, de aanvoer van veevoer, veetransporten en de afvoer van mest- en afvalstoffen. Het aantal vrachtwagenbewegingen blijft beperkt tot enkele per dag. 4.13. Brandveiligheid De ligboxenstal inclusief de uitbreiding wordt uitgevoerd als één ongedeeld brandcompartiment. De bestaande scheidingswand tussen de ligboxenstal en de aangrenzende boerderij en kantoorruimte wordt brandwerend uitgevoerd met een weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag (WBDBO) van 60 minuten. De nieuw te realiseren zaagselopslag wordt uitgevoerd als een zelfstandig brandcompartiment met een WBDBO van ten minste 60 minuten naar de ligboxenstal.
16
5.
Notitie 6111258.N01a
CONCLUSIE De voorgenomen uitbreiding van de melkveestal en de eventueel toekomstige uitbreiding van de jongveestal binnen de inrichting van Mts. F. & J. van Gosliga worden gerealiseerd binnen de milieuhygiënische randvoorwaarden. Door de uitbreiding van de veestapel zal er wel een toename zijn van de ammoniak- en geuremissie. Het bedrijf ligt echter niet in of nabij een gebied dat is aangewezen als gevoelig in de zin van de Natuurbeschermingswet of een door Provinciale staten aangewezen (zeer) kwetsbare gebied. Daarnaast is de afstand van de inrichting tot woningen van derden en andere gevoelige objecten dusdanig dat hier geen (extra) hinder te verwachten is.
FIGUREN
a. b. c. d. e. f. g. h. i.
It Fl iet
568
639
woning 156 m² werktuigenberging 487 m² werktuigenberging 195 m² oude boerderij gedeelte (jongvee) 540 m² woongedeelte 132 m² bestaande stal 2110 m² uitbreiding stal 1225 m² bestaande jongveestal 737 m² toekomstige uitbreiding jongveestal 1234 m² opmerking: (sleuf)silo's zijn niet aangegeven UI TB R EI DI N G dierenverblijf3 = 135m² voerpad2 = 116m² dierenverblijf4 = 800m² zaagselopslag 1 = 55m²
BE S TA A N D dierenverblijf 1 = 394m² voerpad1 = 337m² dierenverblijf 2 = 1164m² melkstal 1 = 169m²
a.
totaal oppervlakte dierenverblijf na uitbreiding = 2493m²
640
b. * voor de indeling van de stal na de uitbreiding zie tekening 01 c.
e.
1. d. 538
bestaande ligboxenstal
570
br.wrnde scheiding
571 f.
h. 71 05
0
gearceerd is uitbreiding ligboxenstal
ca .
45
m
bestaande jongveestal
wi tm ar su me rv aa rt
i.
SITUATIE (1:1000) kadastrale gemeente: Witmarsum Sectie: F Perceel: 640
ca .
46 .5
m
29 95
0
g.
a.
.
.
Gewijzigd [d .d. + get.]:
.
.
Bed rij fsb uro
Werkvo orb .
Korte bes chrij vin g wijziging: Gez. [d .d. + p araaf]:
mts. F. & J. van Gosliga Filenserwei 1 8744 ER Schettens 0517 - 532 226 dhr. F. van Gosliga: 06 - 29 41 39 35
Project:
uitbreiding ligboxenstal aan de Filenserwei 1 te Schettens
Onderdeel:
situatie met oppervlaktes
Get:
Datum: 21-11-2011
witm arsu mer
vaa rt
Opdrachtgever:
Bed rij fsb uro
A. Postma
Werkvo orb .
Schaal: 1:1000 werknr. 11-.... tekeningnr.
Figuur 1: Overzicht van de situatie met de geplande uitbreidingen
M01 Po st bu s 19,
8748 ZL WITMARSUM,
tel. 0517-533080,
fax 0517-533090,
E-mail: info @b ou wb ed rij f-heeringa.n l
Cop yr ight : HE T IS NIET TOE GE STAAN TEKENINGE N TE VE RVEE LVOUDIGEN, DANWEL TE WIJZIGE N, ZONDER S CHRIFTELIJKE TOES TE MMING
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
A
40000 bestaande kelder, nieuwe bovenbouw
3915
14
31050
15
16
17
4400
BESTAAND
4400
4400
29950 5500
5500
5500
71050 4550
4400
4400
4400
4400
4400
4400
4400
4400
4400
4400
4400
4400
4400
4400
4400
258 0
10 0
250
20 0
300 0
22
voerpa d
437 0
bestaand e kelder nieuwe bovenbouw
min 1m. loopdeur 60 min. br.
betonwanden afgedekte met kanaalplaatvloeren
2
zaagsel opslag
240 0
buiten kant bestaande wand
14
2
14
2
215 980
wanden 4m hoo g
22 0
4305
2235
13200
2235
250 1200
op va ng bo x
14 3270 0
220 0
B selecteerbox
857 0
betonrand met voerstek
222 0
300 0
overheaddeur
25810
D
20 0
betonrand met voerstek
overheaddeur
1339 0
betonrand met voerstek
16480
2200
4400
1100
22 0
325 0
220 0
nieuwe keld er nieuwe bovenbouw
1044 0
250 0
28
261 0
300 0
ka n t o o r
21
689 0
220 0
170 0
986 0
C
E
C
Rapi d exit melkstal 2x12 rui mte voor 2x15 zie werkplattegrond tek. 06
1190 0
ma chi n eka mer
689 0
170 0
325 0
300 0
2200
31 0
55
B 250
2600
150
A
6700
11430
220
16500
2200
25400
220 220
40270
4400
4400
4400
4400
4400
4400
4400
4400
4400
4400
5500
5500
5500
3865
BE S TA A N D dierenverblijf 1 = 394m² voerpad1 = 337m² dierenverblijf 2 = 1164m² melkstal 1 = 169m²
40050
3865
buitenkant bestaand
43700
215
plattegrond
UI TB R EI DI N G dierenverblijf3 = 135m² voerpad2 = 116m² dierenverblijf4 = 800m² zaagselopslag 1 = 55m²
totaal extra GVE à 1100 mm = 174st * ten behoeve van milieuaanvraag: - totaal aantal GVE = 750 (dit is inclusief het jongvee e.d.)
totaal oppervlakte dierenverblijf = 2493m²
a.
achtergevel - zuid
.
.
.
.
Bed rij fsb uro
Werkvo orb .
Gewijzigd [d .d. + get.]:
Korte bes chrij vin g wijziging:
Opdrachtgever:
mts. F. & J. van Gosliga Filenserwei 1 8744 ER Schettens 0517 - 532 226 dhr. F. van Gosliga: 06 - 29 41 39 35
Project:
uitbreiding ligboxenstal mts. van Gosliga aan de Filenserwei 1 te Schettens
Onderdeel:
plattegrond, aanzichten en doorsnede - gewijzigde situatie
Get:
Datum: 12-07-2011
Gez. [d .d. + p araaf]:
450
+8031
lic h tpla at
goot h:101 br:800
22°
bestaande
lic h tpla at lic h tpla at golf platen antraciet 9 / 1525 en 1 / 2440
+2813
DalAlu alu miniu m goo t type: G40 0
Bed rij fsb uro
+1772
A. Postma
Werkvo orb .
Schaal: 1:200 (A2)
+750
3250
2235
2235
2200
2220
3000
4770
3000
2580
±0
werknr. 11-.... -2130
- doorsnede -
24
23
22
21
20
uitbreiding
19
18
tekeningnr.
17
best aan d
01
linker zijgevel - oost
Figuur 2: Overzicht van de geplande uitbreiding van de ligboxenstal
Po st bu s 19,
8748 ZL WITMARSUM,
tel. 0517-533080,
fax 0517-533090,
E-mail: info @b ou wb ed rij f-heeringa.n l
Cop yr ight : HE T IS NIET TOE GE STAAN TEKENINGE N TE VE RVEE LVOUDIGEN, DANWEL TE WIJZIGE N, ZONDER S CHRIFTELIJKE TOES TE MMING
Figuur 3
B i j l a g e
4 :
W a t e r a d v i e s
\^/ET-Ï-ER FRYSL
SK IP ÂN
Bugel Hajema Adviseurs De heer B. van der Veen Balthasar Bekkenvei 76 89I4 BE LEEUWARDEN
Leeuwarden, 4 juli 2012 Bijlage(n): ovezichtstekening
. VERZONI)EN
O
Ons kenmerk: WFNl 21 0526 Tel: 058-292 2816 / R. Tamminga
5 JIJL]
Beleidsontwikkeling en realisatie Uw kenmerk:
201?
unoerwerp: Wateradvies ruimtelijke onderbouwing Filenserwei 1 te Schettens
Geachte heer Van der Veen,
Op 7 mei 2012 onlvingen wij uw aanvraag voor een watertoets voor uitbreiding van een bestaande ligboxstal aan de Filenswei 1 te Schettens. Uit de digitale watertoets is gebleken dat voor dit plan de normale procedure moet worden doorlopen. ln de normale procedure wordt door Wetterskip Fryslân een wateradvies opgesteld waarin wordt ingegaan op de specifieke punten van het betreffende plan. Deze brief vormt het wateradvies voor het hierboven genoemde plan. Boezemkade Langs de hoofdwatergang ligt een boezemkade. Door een hoog maaiveld is de boezemkade niet altijd
direct herkenbaar als zijnde een kade. Een regionale kering
of
boezemkade beschermt het
achterliggende gebied tegen hoge waterstanden ín de Friese boezem. De boezemkade heeft met een
bepaalde hoogte een kerende werkíng. Deze kerende werking moet te allen tijde gehandhaafd worden. Aan beide kanten van de boezemkade hanteert Wetterskip Fryslân een obstakelvrije zone van 5 meter gerekend vanaf de teen van de kade. Deze obstakelvrije zone is nodig voor beheer en onderhoud van de boezemkade. Voor werkzaamheden binnen de kernzone en de obstakelvrije zone van de boezemkade is een watervergunning nodig. Meer informatie hierover vindt u onder Watenuetin deze brief. Bij uitzetwerkzaamheden kan de rayonbeheerder van Wetterskip Fryslân aangeven waar de teen van de boezemkade ligt. Op 20 juni is er tussen de initiatiefnemer en Wetterskip Fryslân overleg geweest over het plan en de nabijgelegen boezemkade. De boezemkade wordt ter plaatse verhoogd en voorzien van verharding, conform de uitgangspunten van Wetterskip Fryslân
Afvalwater- en regenwatersysteem Om het aantal overstortingen van rioolwater en de belasting van rioolwaterzuiveringen te beperken, is het uitgangspunt om regenwater en rioolwater zoveel mogelijk gescheiden af te voeren. ln geval van dit bouwplan kan het hemelwater, afkomstig van verhard oppervlak, onder bij WaterkwalitelT genoemde voon¡yaarden, geloosd worden op het oppervlaktewater.
Wetterskip Fryslân Postbus 36, 8900
M
Leeuwarden
Telefoon: 058 - 292 22 22 - Fax: 058 - 292 22 23
=
ttø'
Waterkwaliteit Om een goede waterkwaliteit te realiseren moet worden voorkomen dat milieubelastende stoffen in het oppervlaktewater terecht komen. De bouwwijze en onderhoudstechniek moeten emissievrij zijn. Tevens dient gebouwd te worden met milieuvriendelijk en duurzaam materiaal. Er dient te worden voorkomen dat mest, voederresten en perssappen in het oppervlaktewater terecht komen. Hierbij moet voldaan worden aan het besluit Open teelt en Veehouderij. Voor meer informatie of verder advies hierover kunt u contact opnemen met Cluster Vergunningverlening van Wetterskip Fryslân, bereikbaar via telefoonnummer 058-292 2222.
Droogleggingt en waterpeilen
Bij het realiseren van bebouwing en het aanleggen van de verharding moet rekening worden gehouden met voldoende drooglegging om bijvoorbeeld opdrijven van verharding te voorkomen. We adviseren voor bebouwing met kruipruimte een drooglegging van 1,10m en voor bebouwing zonder kruipruimte een drooglegging van 0,70m, gerekend vanaf de te realiseren bovenkant vloer. Ook voor verharding adviseren wij een drooglegging van 0,70m. Het plangebied ligt in een peilgebied met een zomerpeil van NAP -1,15m. en een winterpeil van -
1,30m. NAP. De geschatte gemiddelde maaiveldhoogte ligt tussen de NAP -0,30m en de NAP +0,35m. Wij adviseren u om bij het bepalen van de aanleghoogte rekening te houden met de droogleggingsnorm. G
rondwateronttrekki
n
g
Bij de aanleg van gebouwen of infrastructuur dient vaak het grondwater te worden verlaagd om het werk droog te kunnen uitvoeren. Voor het onttrekken van grondwater is een vergunning of melding nodig. Ook het lozen van onttrokken grondwater is meldingsplichtig. Om te weten of u met een melding kunt volstaan of een vergunning nodig hebt, kunt u contact opnemen met Cluster
Vergunningverlening van Wetterskip Fryslân. Meer informatie over de watervergunning meldingsplicht vindt u onder Waterwet in deze bri
en
de
Waterwet Voor alle ingrepen in de waterhuishouding moet tijdig een vergunning worden aangevraagd of een melding te worden ingediend in het kader van de Watenvet. Onder ingrepen in het watersysteem worden ook het onttrekken van grondwater en het lozen daarvan op het oppervlaktewater verstaan. Op onze website (wvrnv.wetterskipfryslan.nl/waterwet) treft u meer informatie aan over de Wateruvet en u kunt onder andere ook meldingsformulieren en het aanvraagformulier voor een watervergu
nn
ing downloaden.
Procesafspraken Wij gaan er van uit dat de in deze watertoets vermelde adviezen worden opgevolgd en meegenomen in de verdere planvorming. Wij vragen u om het wateradvies te communiceren met de initiatiefnemer. Wanneer de vermelde adviezen worden opgevolgd zien wij met betrekking tot het voorliggende plan geen waterhuishoudkundige bezwaren. Hierbij geven wij dan ook een positief wateradvies. De watertoetsprocedure is hiermee wat ons betreft afgerond.
De in deze brief genoemde personen zijn telefonisch bereikbaar via het algemene telefoonnummer van Wetterskip Fryslân: 058-292 22 22. Hoogachtend, namens
ijks bestuur van Wetterskip Fryslân,
drs. R. Smit, manager Cluster Plannen l.a.a.: A.Postma(ôBouwbedriif-Heerinqa.nl en e.woudstra@qem eenteswf.nl 1
De drooglegging is de afstand tussen waterpeil in de sloot en het maaiveld. Voor woningen wordt voor het maaiveld de bovenkant van de vloer genomen.
Pagina2l3
O¡€r¡Ét$ronar¡g
aan Filensery¡Ê¡
Dionotffi-ìg
\/€rbrêden NiesFe
sl
l¡JÌllËrìf
baerlngÊl
þchetspla.n
JJ!
l.ir-_JrsJ,iÊrcr€..d¡
1::-l:G;=;;¡ ¡da,r55.sùr.,rr
5:-.-L--1-l','E
r."!c åJii:r lËa;14: i
-Pêrf r¡'.'
i
Í S'Ý
Ë.¡
00t1, "¡ ¡r4ç T r{
;rJI'r¿J:!.'r!
r:'
Pagina 3 / 3
Colofon Opdrachtgever Gemeente Súdwest-Fryslân Rapport BügelHajema Adviseurs b.v. Projectleiding BügelHajema Adviseurs b.v. Projectnummer 280.13.00.53.01
BügelHajema Adviseurs bv Bureau voor Ruimtelijke Ordening en Milieu BNSP Balthasar Bekkerwei 76 8914 BE Leeuwarden T 058 215 25 15 F 058 215 91 98 E
[email protected] W www.bugelhajema.nl Vestigingen te Assen, Leeuwarden en Amersfoort