1 van 9
http://www.lexfin.be/printNews.cfm?id=71337
Ontwerp van Programmawet: overzicht fiscale maatregelen (bis)
Onlangs werd op de website van de Kamer het ontwerp van Programmawet gepubliceerd, de eerste fiscale wet onder Michel 1. We gaven u al een eerste overzicht en gaan nu dieper in op de verschillende maatregelen. De volgende zaken zijn opgenomen: een verhoging van het kostenforfait voor loontrekkers (inwerkingtreding: eerste verhoging vanaf 01.01.2015 en een tweede verhoging vanaf 01.01.2016); de opschorting van de indexering van bepaalde fiscale uitgaven (inwerkingtreding: aanslagjaar 2015); de onderwerping van de intercommunales aan de vennootschapsbelasting (inwerkingtreding: vanaf aanslagjaar 2015 en boekjaren die ten vroegste op 01.07.2015 worden afgesloten); een drastische wijziging op het vlak van de afzonderlijke aanslag geheime commissielonen (inwerkingtreding: vanaf de dag van de publicatie van de wet in het Belgisch Staatsblad en van toepassing op alle geschillen die nog niet definitief zijn afgesloten op de datum van de inwerkingtreding); de invoering van de liquidatiereserve (inwerkingtreding: aanslagjaar 2015 wat betreft de aanleg van de reserve en op de inkomsten die worden toegekend of betaalbaar gesteld vanaf 01.01.2015 wat betreft de bepalingen inzake rv); het permanent maken van de steun aan de landbouw; versnelde inning van de taks op het langetermijnsparen in het kader van het pensioensparen (inwerkingtreding: 01.01.2015). 1. Verhoging kostenforfait werknemers
Het kostenforfait voor werknemers wordt in twee fasen opgetrokken. Merk op dat het kostenforfait voor de genieters van baten niet langer hetzelfde zal zijn. Vanaf 01.01.2015 wordt een onderscheid gemaakt tussen bezoldigingen en baten. Kostenforfait bezoldigingen toegekend vanaf 01.01.2015
Het gewoon kostenforfait voor het aanslagjaar 2016 bedraagt (gewijzigd art. 51, tweede lid, 1°, WIB 92): Bruto belastbare bezoldiging
Kosten %
0
3.430
34,35 %
3.430
7.500
12,80 %
7.500
11.232,50
4%
11.232,50
5
3%
Het gewoon kostenforfait mag in elk geval niet meer bedragen dan 2.671,50 EUR voor het geheel van de werknemersbezoldigingen (gewijzigd art. 51, derde lid, WIB 92). Kostenforfait bezoldigingen toegekend vanaf 01.01.2016
13/12/2014 17:37
2 van 9
http://www.lexfin.be/printNews.cfm?id=71337
Het gewoon kostenforfait voor het aanslagjaar 2017 bedraagt (art. 51, tweede lid, 1°, WIB 92, zoals gewijzigd door het ontwerp van Programmawet): Bruto belastbare bezoldiging
Kosten %
0
3.110
40 %
3.110
7.550
15,60 %
7.550
5
3%
Het gewoon kostenforfait mag in elk geval niet meer bedragen dan 2.750 EUR voor het geheel van de werknemersbezoldigingen (gewijzigd art. 51, derde lid, WIB 92). Kostenforfait baten toegekend vanaf 01.01.2015
Het gewoon kostenforfait voor baten voor het aanslagjaar 2016 bedraagt (gewijzigd art. 51, tweede lid, 1°, WIB 92): Bruto belastbare bezoldiging
Kosten %
0
3.750
28,70 %
3.750
7.450
10 %
7.450
12.400
5%
12.400
5
3%
Het gewoon kostenforfait mag in elk geval niet meer bedragen dan 2.592,50 EUR voor het geheel van de baten (art. 51, derde lid, WIB 92). Opgelet: voormelde bedragen moeten nog worden geïndexeerd. 2. Indexatieterugsprong naar aanslagjaar 2014
Er wordt beslist voor een aantal uitgaven geen indexering door te voeren voor de aanslagjaren 2015 tot 2018. De bedragen worden dus vastgeklikt op het niveau van aanslagjaar 2014. Het gaat over de in de artikelen 21, 145-6 tot 145-8, 145-24, § 1, 145-28, 145-32, 145-33, 145-34, vijfde lid, 147, 151, 152 en 243, tweede lid, vermelde bedragen (nieuw artikel 178, § 3, tweede lid, 1°, WIB 92). Deze opschorting wordt ervaren als een indexterugsprong omdat op het moment van de wet de geïndexeerde bedragen voor aanslagjaar 2015 al bekend zijn. De bedragen van artikel 154 WIB 92 worden vastgeklikt op het niveau van aanslagjaar 2015, tot aanslagjaar 2018 (dus eigenlijk maar drie jaar) (nieuw artikel 154, § 4, WIB 92). Vanaf aanslagjaar 2019 zullen de bedragen in kwestie opnieuw worden geïndexeerd, evenwel zonder de opschorting voor de aanslagjaren 2015-2018 in te halen (nieuw artikel 178, § 3, tweede lid, 2°, WIB 92). Diegenen die in het kader van het pensioensparen reeds een premie van 950 EUR hadden betaald in plaats van het nieuwe maximum van 940 EUR, hoeven niet te panikeren: het verschil van 10 EUR of minder tussen die betalingen en 940 EUR zal voor de toepassing van de belastingvermindering voor pensioensparen worden beschouwd als een bedrag dat in 2015 is betaald (artikel 14 van het ontwerp van Programmawet). 3. Intercommunales onderworpen aan de vennootschapsbelasting
Waarschijnlijk de voor de doorsnee accountant minst interessante wijziging is de onderwerping van intercommunales aan de vennootschapsbelasting.
13/12/2014 17:37
3 van 9
http://www.lexfin.be/printNews.cfm?id=71337
Er is ook een ganse procedure uitgeschreven hoe de overgang van het regime RPB naar VenB moet gebeuren. De geïnteresseerde lezer verwijzen we naar de artikelen 17 tot 27 van het ontwerp van Programmawet. 4. Aanslag geheime commissielonen 4.1 Tarief
Het tarief van 300 % is niet langer van toepassing. Die aanslag zal gelijk zijn aan 100 % van de niet-verantwoorde kosten, voordelen van alle aard, financiële voordelen en verdoken meerwinsten, tenzij: kan worden aangetoond dat de verkrijger van die kosten, die voordelen van alle aard en die financiële voordelen een rechtspersoon is, of dat de verdoken meerwinsten opnieuw zijn opgenomen in de boekhouding, als bedoeld in het vierde lid, in welke gevallen de aanslag gelijk is aan 50 % (artikel 219, tweede lid, WIB 92). De bedoeling is dat de afzonderlijke aanslag niet langer een bestraffend maar wel een vergoedend karakter heeft. 4.2 Materieel toepassingsgebied
Nieuw is dat verdoken meerwinsten slechts onderworpen worden aan deze aanslag in het geval zij niet het gevolg zijn van een verwerping van beroepskosten (nieuw artikel 219, vijfde lid, WIB 92). Dit maakt een einde aan de door een gedeelte van de rechtspraak goedgekeurde praktijk om fictieve facturen te onderwerpen aan de afzonderlijke aanslag in de hoedanigheid van verdoken meerwinsten (zie de commentaar Vennootschapsbelasting Full, 'Onderscheid 'verworpen uitgaven' - 'verdoken meerwinsten' - fictieve facturen'). De aftrekbaarheid van deze facturen kan wel nog worden verworpen op grond van artikel 49 WIB 92. 4.3 Spontane opname verdoken meerwinsten in boekhouding van later boekjaar
Zoals gezegd vermindert het tarief van 100 naar 50 % voor ‘verdoken meerwinsten die opnieuw zijn opgenomen in de boekhouding’. Nieuw is dat verdoken meerwinsten opnieuw in de boekhouding kunnen worden opgenomen in een later boekjaar dan het boekjaar tijdens hetwelk de meerwinst werd verwezenlijkt, zelfs indien de toepasselijke aanslagtermijnen als bedoeld in artikel 354, eerste lid, zijn verstreken, voor zover de belastingplichtige niet schriftelijk in kennis is gesteld van lopende specifieke administratieve of onderzoeksdaden (nieuw artikel 219, vierde lid, WIB 92). De laatste zinsnede wijst erop dat het moet gaan om een spontane opname. Dus enkel bij een spontane opname van verdoken meerwinsten in de boekhouding kan het tarief worden herleid tot 50 % en zal geen belastingverhoging, geen administratieve boete en geen strafrechtelijke sanctie worden opgelegd (zie hierna). 4.4 Uitzonderingsbepalingen
13/12/2014 17:37
4 van 9
http://www.lexfin.be/printNews.cfm?id=71337
Kosten zijn aangegeven
De afzonderlijke aanslag wordt niet toegepast indien de belastingplichtige aantoont dat het bedrag van de kosten of voordelen opgenomen is in een binnenlandse of buitenlandse aangifte (nieuw artikel 219, zesde lid WIB 92). Ondubbelzinnige identificatie van verkrijger
Wanneer het bedrag van de kosten of voordelen niet is aangegeven, zal de aanslag evenmin worden toegepast indien de verkrijger op ondubbelzinnige wijze wordt geïdentificeerd uiterlijk binnen 2 jaar en 6 maanden volgend op 1 januari van het betreffend aanslagjaar (nieuw artikel 219, zevende lid, WIB 92). Het principe dat de kosten of de voordelen nog moeten worden belast of belast zijn in hoofde van de genieter, wordt dus afgevoerd. Kleine kosten die niet beroepsmatig blijken te zijn (restaurantkosten…)
De uitzondering zoals die al bestond voor restaurantkosten wordt uitgebreid. Net zoals voorheen is deze uitzondering niet wettelijk vastgelegd maar vermeld in de memorie van toelichting. Daar staat nu te lezen dat ‘voor kleine kosten die niet beroepsmatig blijken te zijn, zoals restaurantkosten, receptiekosten, bescheiden ICT-kosten, klein kantoormateriaal enz. geldt dat deze niet onderworpen worden aan deze bijzondere aanslag’ (MvT, Parl.St. Kamer 2014-2015, doc 54, nr. 0672/001, p. 10, bij het ontwerp van Programmawet). 4.5 Combinatie met belastingverhoging, administratieve boete en strafsanctie
Er wordt wettelijk voorzien dat geen belastingverhoging zal worden toegepast wanneer verdoken meerwinsten spontaan opnieuw in de boekhouding worden opgenomen in een later boekjaar dan het boekjaar tijdens hetwelk de meerwinst werd verwezenlijkt, volgens de in datzelfde artikel 219, vierde lid, bedoelde voorwaarden (nieuw artikel 444, zesde lid, WIB 92). Hetzelfde geldt voor administratieve boetes en strafrechtelijke sancties (resp. nieuw artikel 445, vijfde lid, en artikel 449, tweede lid, WIB 92). 4.6 Aftrekbaarheid van de aanslag en de kosten
Er wordt voorzien dat niet-verantwoorde kosten, die ingevolge artikel 219 aan de afzonderlijke aanslag worden onderworpen, in principe als beroepskosten worden aangemerkt (gewijzigd artikel 197, tweede lid, WIB 92). Ook wanneer de afzonderlijke aanslag ingevolge de uitzonderingsbepalingen van artikel 219, zesde en zevende lid, niet wordt toegepast, worden, in afwijking van artikel 57, de niet-verantwoorde uitgaven beschouwd als beroepskosten (gewijzigd artikel 197, tweede lid, WIB 92). Wel wordt een voorbehoud gemaakt voor de toepassing van artikel 49 WIB 92. Hierbij wordt de situatie voor ogen gehouden waarbij de verkrijger van de inkomsten niet geïdentificeerd wordt. Dat houdt in dat de bijzondere aanslag wordt toegepast en de betaling niet aftrekbaar wordt omdat de betaler nooit het beroepskarakter van de kost kan bewijzen indien niet blijkt aan wie betaald is (MvT, Parl.St. Kamer 2014-2015, doc 54, nr. 0672/001, p. 181, advies van de Raad van State, bij het ontwerp van Programmawet).
13/12/2014 17:37
5 van 9
http://www.lexfin.be/printNews.cfm?id=71337
Hetzelfde voorbehoud geldt voor de in artikel 53, 24°, WIB 92 en artikel 198, § 1, 10°, WIB 92 bedoelde kosten. Hiermee wordt tegemoet gekomen aan de opmerkingen in OESO-verband dat illegale toekenningen niet aftrekbaar mogen zijn in de vennootschapsbelastingen (MvT, Parl.St. Kamer 2014-2015, doc 54, nr. 0672/001, p. 9, bij het ontwerp van Programmawet). Verdoken meerwinsten
Artikel 197, WIB 92 maakt niet langer melding van verdoken meerwinsten, vermits ‘verdoken meerwinsten’ die het gevolg zijn van een verwerping van beroepskosten ingevolge het artikel 219, vijfde lid, WIB 92 niet meer onderworpen kunnen worden aan de afzonderlijke aanslag (MvT, Parl.St. Kamer 2014-2015, doc 54, nr. 0672/001, p. 9, bij het ontwerp van Programmawet). 4.7 Inwerkingtreding
De wijzigingen op het vlak van de aanslag geheime commissielonen treden in werking de dag van de bekendmaking van deze wet in het Belgisch Staatsblad en zijn van toepassing op alle geschillen die nog niet definitief zijn afgesloten op de datum van deze inwerkingtreding. 5. Liquidatiereserve 5.1 Inleiding - situering
In navolging van de interne vereffening, het overgangsregime dat naar aanleiding van de verhoging van de rv op liquidatieboni van 10 naar 25 % de mogelijkheid bood de opgebouwde reserves uit te keren aan 10 % mits incorporatie in het kapitaal (zie de commentaar Vennootschapsbelasting Full, 'Overgangsregeling bij verhoging tarief van 10% naar 25 % - interne vereffening), biedt de wetgever vanaf aanslagjaar 2015 kmo-vennootschappen de kans onmiddellijk een liquidatieheffing te betalen op reserves die worden gereserveerd als een ‘liquidatiereserve’. Bij vereffening zal deze liquidatiereserve dan belastingvrij worden uitgekeerd. Wanneer de liquidatiereserve vóór de vereffening wordt uitgekeerd, geldt de vrijstelling niet en is een afzonderlijke aanslag van toepassing, die varieert in functie van de tijd die is verlopen tussen de uitkering en de opbouw van de liquidatiereserve. Voor een bespreking in de rechtsleer, zie VANDEKERKHOVE, A. M., DEBELVA, F., ‘De liquidatiereserve: een permanent gunstregime voor liquidatieboni én dividenden’, Fisc. Act. nr. 2014/39, pag. 1-4. Inwerkingtreding: aanslagjaar 2015 voor wat betreft de vennootschapsbelasting; op de inkomsten die worden toegekend of betaalbaar gesteld vanaf 01.01.2015 wat betreft personenbelasting en roerende voorheffing. 5.2 Voorbehouden voor kleine vennootschappen
Een vennootschap die op grond van artikel 15 W.Venn. als kleine vennootschap wordt aangemerkt, kan een liquidatiereserve aanleggen (nieuw artikel 184quater, eerste lid, WIB 92). De beoordeling als kleine vennootschap dient te gebeuren bij het afsluiten van het belastbaar tijdperk waarin de reserve wordt aangelegd (MvT, Parl. St., 2014-2015, DOC 54 0672/001, p. 13). Dit heeft tot gevolg dat de liquidatiereserve behouden blijft wanneer de vennootschap in een later jaar haar statuut van kleine vennootschap verliest. Noteer dat de ‘interne vereffening’, zoals die mogelijk was tot 01.10.2014, openstond voor alle
13/12/2014 17:37
6 van 9
http://www.lexfin.be/printNews.cfm?id=71337
vennootschappen. Het onderscheid tussen kleine en andere vennootschappen wordt verantwoord op grond van het feit dat het vinden van de nodige financiering cruciaal is bij kleine ondernemingen aangezien de toegang tot financiering voor deze ondernemingen moeilijker is dan voor ondernemingen van een grotere omvang. Autofinanciering moet worden gestimuleerd (MvT, Parl. St., 2014-2015, DOC 54 0672/001, p. 13). 5.3 Aanleg van de reserve - onaantastbaarheidsvoorwaarde
Deze liquidatiereserve wordt gevormd door een gedeelte of het geheel van de boekhoudkundige winst na belasting over te boeken naar één of meer afzonderlijke rekeningen van het passief (nieuw artikel 184quater, tweede lid, WIB 92). Enkel de winst van het boekjaar valt binnen het toepassingsgebied. De liquidatiereserve biedt dus niet de mogelijkheid reserves die niet werden of konden onderworpen worden aan overgangsregeling van de interne vereffening, om te vormen tot een liquidatiereserve. Overdraagbare verliezen
Het bestaan van boekhoudkundige overgedragen verliezen uit het vorige inkomstenjaar belet daarenboven niet dat er met de winsten van het huidige inkomstenjaar een liquidatiereserve wordt aangelegd (MvT, Parl. St., 2014-2015, DOC 54 0672/001, p. 17). Onaantastbaarheidsvoorwaarde
De liquidatiereserve moet op één of meer afzonderlijke rekeningen van het passief worden geboekt en blijven en mag niet tot grondslag dienen voor enige beloning of toekenning (nieuw artikel 184quater, derde lid, WIB 92). 5.4 Afzonderlijke aanslag van 10 % 5.4.1 Principe
Voor het belastbaar tijdperk waarin een liquidatiereserve wordt aangelegd zoals bedoeld in artikel 184quater, wordt een afzonderlijke aanslag gevestigd (nieuw artikel 219quater, eerste lid, WIB 92). De grondslag van deze aanslag wordt gevormd door de winsten bedoeld in artikel 184quater, tweede lid, WIB 92 (artikel 219quater, tweede lid, WIB 92). De afzonderlijke aanslag is gelijk aan 10 % van de in het vorige lid vermelde grondslag (artikel 219quater, derde lid, WIB 92). Deze afzonderlijke aanslag staat los van en komt in voorkomend geval boven op andere aanslagen die overeenkomstig andere bepalingen van dit Wetboek of in voorkomend geval in uitvoering van bijzondere wetsbepalingen verschuldigd zijn (artikel 219quater, vierde lid, WIB 92). De afzonderlijke aanslag wordt gedragen door de vennootschap en komt dus niet in mindering van de liquidatiereserve. 5.4.2 Kenmerken van de afzonderlijke aanslag
Niet aftrekbaar De afzonderlijke aanslag van artikel 219quater WIB 92 is niet aftrekbaar (aangevuld artikel 198, § 1, 1°, WIB 92).
13/12/2014 17:37
7 van 9
http://www.lexfin.be/printNews.cfm?id=71337
Niet onderworpen aan aanvullende crisisbijdrage De afzonderlijke aanslag wordt niet onderworpen aan de ACB (cf. ongewijzigd artikel 463bis WIB 92). Voorafbetalingen De afzonderlijke aanslag ondergaat geen vermeerdering wegens ontoereikende voorafbetalingen (cf. ongewijzigd artikel 218 WIB 92). Verrekening verrekenbare bestanddelen Met de afzonderlijke aanslag mogen voorheffingen of verrekenbare bestanddelen worden verrekend (cf. ongewijzigd artikel 292, tweede lid, WIB 92). 5.5 Opgave bij de aangifte
De belastingplichtige moet bij zijn aangifte in de inkomstenbelastingen vanaf het aanslagjaar waarin de liquidatiereserve wordt aangelegd een opgave voegen waarvan het model door de minister van Financiën of zijn afgevaardigde wordt vastgesteld (artikel 184quater, vierde lid, WIB 92). 5.6 Vrijstelling bij uitkering in kader van vereffening
De uitkering van dividenden uit de liquidatiereserve bij de vereffening van de vennootschap is een vrijgesteld inkomen in de personenbelasting. Hiertoe wordt artikel 21 WIB 92 aangevuld. 5.7 Aanvullende roerende voorheffing bij uitkering vóór vereffening 5.7.1 15 % < 5 jaar, 5 % > 5 jaar
5.7.1.1 Roerende voorheffing De aanslagvoet van de roerende voorheffing is vastgesteld op 5 of 15 % voor de dividenden, andere dan deze bedoeld in artikel 209, in de mate dat hun toekenning of betaalbaarstelling voortkomt uit een aantasting van de liquidatiereserve bedoeld in artikel 184quater, of voor de dividenden van buitenlandse oorsprong die in België zijn geïnd of verkregen in zoverre hun toekenning of betaalbaarstelling het gevolg is van analoge bepalingen of gelijkaardige gevolgen heeft genomen door een andere lidstaat van de EER, en naargelang het aangetaste gedeelte van deze reserves gedurende ten minste 5 jaar of minder dan 5 jaar, te rekenen vanaf de laatste dag van het betreffende belastbaar tijdperk, behouden is gebleven op de wijze bedoeld in artikel 184quater, derde lid (nieuw artikel 269, § 1, 8°, WIB 92). 5.7.1.2 Personenbelasting Dividenden, andere dan deze bedoeld in artikel 209 (nl. de liquidatieboni, t.t.z. dividenden naar aanleiding van de vereffening), zijn afzonderlijk belastbaar tegen een aanslagvoet van 5 of 15 % in de mate dat hun toekenning of betaalbaarstelling voortkomt uit een aantasting van de liquidatiereserve bedoeld in artikel 184quater, of de in het buitenland geïnde of verkregen dividenden in zoverre hun toekenning of betaalbaarstelling het gevolg is van analoge bepalingen of gelijkaardige gevolgen heeft genomen door een andere lidstaat van de EER, en naargelang het aangetaste gedeelte van deze reserves gedurende ten minste 5 jaar of minder dan 5 jaar, te rekenen vanaf de laatste dag van het betreffende belastbaar tijdperk, behouden is gebleven op de wijze bedoeld in artikel 184quater, derde lid (nieuw artikel 171, 3°septies, WIB 92). 5.7.1.3 Berekening van de periode van vijf jaar
13/12/2014 17:37
8 van 9
http://www.lexfin.be/printNews.cfm?id=71337
Voor de berekening van de periode voor het behouden van de liquidatiereserve begint deze vanaf de afsluitingsdatum van het belastbaar tijdperk dat samenvalt met het boekjaar waarvoor het bedrag van de te bestemmen winst verduidelijkt wordt in de rubriek 'resultaatverwerking' (MvT, Parl. St., 2014-2015, DOC 54 0672/001, p. 15). Wanneer wordt gesproken over de winst van het inkomstenjaar 2014 (aanslagjaar 2015), die wordt bestemd in 2015, moet worden gerekend vanaf 31.12.2014 en moet de liquidatiereserve dus behouden blijven tot en met 31.12.2019 (cf. voorbeeld MvT, Parl. St., 2014-2015, DOC 54 0672/001, p. 17). 5.7.2 Alias vvprter-regeling
De heffing aan 5 % biedt kmo-vennootschappen de mogelijkheid om de belastingdruk op dividenden te reduceren tot 15 %: 10 % vennootschapsbelasting bij de aanleg van de liquidatiereserves, en; 5 % rv bij de uitkering van de liquidatiereserve. Hierdoor wordt de facto de ‘VVPRbis-regeling’ verlengd, zodat zou kunnen worden gesproken van de VVPRter-regeling. 5.7.3 FIFO-methode
Indien een gedeelte van de liquidatiereserve wordt aangetast, worden de oudst gevormde reserves geacht eerst te zijn aangetast (artikel 184quater, vijfde lid, WIB 92). 5.8 Cijfervoorbeeld
(cf. MvT, Parl. St., 2014-2015, DOC 54 0672/001, p. 17) Een kleine ‘vennootschap A’ wordt op 01.01.2014 opgericht en sluit haar tweede boekjaar af op 31.12.2015. Ze kwalificeert voor aanslagjaar 2016 (boekjaar 2015) als ‘kleine’ vennootschap, in de zin van artikel 15, W.Venn. Op het einde van het boekjaar 2015, heeft ze een winst na belastingen t.b.v. € 100, te verdelen zoals ze wenst, onder voorbehoud van de geldende bepalingen inzake de aanleg van de wettelijke reserve. Scenario 1: De Algemene Vergadering besluit in de maand mei 2016 om t.b.v. een bedrag van € 100 een liquidatiereserve aan te leggen, in de zin van artikel 184quater, WIB 92. De basis waarop de afzonderlijke heffing wordt geheven is € 100. De initiële afzonderlijke heffing bedraagt 10 %, wat in dit geval neerkomt op € 10. Tijdens aanslagjaar 2016 (inkomstenjaar 2015) boekt de vennootschap de volledige € 100 op een afzonderlijke rekening van het passief. Scenario 1.1: De Algemene Vergadering besluit in de maand mei 2020 om de volledige liquidatiereserve uit te keren. De aanslagvoet van de roerende voorheffing bedraagt in dit geval 15 %, wat neerkomt op een te betalen rv van € 15. De aandeelhouders ontvangen dus een netto-dividend van € 85 (€ 100 - € 15). Verhoogd met de initiële afzonderlijke heffing betekent dit een totaal van € 25 aan belastingen. Scenario 1.2: De Algemene Vergadering besluit in de maand mei 2021 om de volledige liquidatiereserve uit te keren. De aanslagvoet van de roerende voorheffing bedraagt in dit geval slechts 5 %, wat neerkomt op een te betalen roerende voorheffing van € 5. De aandeelhouders ontvangen dus een netto-dividend van € 95 (€ 100 - € 5). Verhoogd met de initiële afzonderlijke heffing, betekent dit een totaal van € 15 aan belastingen. 6. Steunmaatregelen aan de landbouw worden definitief
13/12/2014 17:37
9 van 9
http://www.lexfin.be/printNews.cfm?id=71337
Dit heeft zowel betrekking op: de definitieve vrijstelling (in de PB) of afzonderlijke taxatie aan 5 % (in de VenB) van de kapitaal- en intrestsubsidies; de afzonderlijke belasting aan 12,5 % van zoogkoeienpremies en de premies in het kader van de bedrijfstoeslagrechten (in de PB). Inhoudelijk zijn er geen wijzigingen. 7. Vrijstelling doorstorting bedrijfsvoorheffing ploegen- en nachtarbeid
Inzake de vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing in het kader van ploegen- en nachtarbeid wordt de met ingang van 01.01.2015 geplande verhoging van 15,6 naar 18 % uitgesteld tot 01.01.2016, om dan het percentage versneld te verhogen van 15,6 naar 20,4 %. 8. Versnelde inning van de taks op het langetermijnsparen in het kader van het pensioensparen
De taks op het langetermijnsparen, die in principe 10 % bedraagt, zal worden verlaagd naar 8 %, maar in ruil zal van 2015 tot 2019 telkens 1 % reeds vervroegd worden geïnd (artikel 185, § 2-1, Wetboek diverse rechten en taksen). De manier waarop de vervroegde inning bedoeld bij artikel 185, § 4, wordt berekend, wordt omschreven in artikel 186, § 3, Wetboek diverse rechten en taksen. Het bedrag van de vervroegde inning wordt afgetrokken van de taks die uiteindelijk verschuldigd is (artikel 186, § 3, derde lid, Wetboek diverse rechten en taksen). Ten gevolge van het voorgaande wordt: een nieuw afzonderlijke tarief van 8 % ingevoerd in het WIB (nieuw artikel 171, 1°bis, WIB 92); de ‘vervroegde inning’ gelijkgesteld met een te verrekenen maar niet terugbetaalbare bedrijfsvoorheffing (nieuw artikel 276, derde lid, WIB 92). Bron: http://www.dekamer.be/FLWB/PDF/54/0672/54K0672001.pdf. INKOMSTENBELASTINGEN Dirk Geerts 09/12/2014 Toevoegen aan bladwijzers
13/12/2014 17:37