Ziekenhuisbestuurder Willem Geerlings wijst op moeilijkheden uitkomstenonderzoek
‘Mening patiënt is niet zaligmakend’ “Enquêtes onder patiënten over goede en slechte zorg hebben weinig te maken met uitkomstenonderzoek, vindt bestuursvoorzitter Willem Geerlings van Medisch Centrum Haaglanden. “Het is reputatiemeting, niets meer en niets minder. Ja, het is belangrijk wat een patiënt van een ziekenhuis vindt, maar nee, het is niet zaligmakend.” Van ranglijsten moet Geerlings toch al niets hebben, maar wie ziekenhuizen of afdelingen diskwalificeert op basis van enquêtes onder patiënten, slaat de plank volgens hem finaal mis. “Te makkelijk verlaten we het pad van de kwaliteit. Een onderzoek onder patiënten geeft geen beeld van de outcome, het is een reputatiemeting. Wat daarin goed scoort moet je geen topzorg noemen, dat is gewoon basisservice. Met daarop gebaseerde kwalificaties, zoals het topzorgpredikaat van Menzis, zijn we de bevolking aan het bedotten.” Volgens Geerlings zijn ‘belangrijke randzaken’ teveel op de voorgrond gekomen. “Natuurlijk is het laakbaar als toiletten niet schoon zijn, natuurlijk moet je daar wat aan doen. Maar het is erger als de chirurg niet goed is. Dode mensen plassen niet.”
‘Natuurlijk is het laakbaar als in een ziekenhuis de toiletten niet schoon zijn. Maar het is erger als de chirurg slecht is.
Witte raaf De vraag is natuurlijk hoe je kwaliteit van zorg dan wel kunt meten. Geerlings erkent dat dat buitengewoon moeilijk is. “We moeten zoeken naar gevalideerde variabelen. Maar hoe lastig dat is kunnen wetenschappers die daarmee bezig zijn
wel uitleggen. Wat je kunt doen is bepaalde acties of gedragingen identificeren waarvan je weet dat die de kwaliteit ten goede komen. Wat zegt het bijvoorbeeld over een ziekenhuis als dat al tien jaar van geen enkele specialist afscheid heeft genomen, noch met harde, noch met zachte hand? Dat is dan ofwel de witte raaf onder de ziekenhuizen, of je hebt te maken met een toedekkingscultuur van heb ik jou daar.” Geerlings heeft zelf een verleden als internist-nefroloog, maar is van mening dat juist op dit vlak een belangrijke rol is weggelegd voor bestuurders. “Als je het dokters onderling laat regelen, lukt het niet. Ik bemoei me hier actief met de werving en selectie en wij hebben een reputatie dat er ieder jaar een à twee specialisten uit gaan. Sommige dokters zeggen: Willem, daar ga jij niet over. Mijn antwoord is dan: wie kan zich morgenavond in Nova verantwoorden, jij of ik? Ik? Nou, dan ga ik er dus over!” | Meer over de visie van Willem Geerlings op de gezondheidszorg in Nederland leest u op pagina 3.
Dode mensen plassen niet’
N e e r z o N e fa r m a & O p i n i e N fa r m a & S o c i a le I n n o va t i e N e fa r m a & N e fa r m Z i k ke h e m a N e fa r m a & D e b a t N e fa r m a & Va c c i n a t i e N e fa r m a & 2 011, N u m m e r 4 N e f m a & N e fa r m a & Ve r t r o u w e n N e fa r m a & R V Z N e fa r m a & W i l le m G e e r l i n g s N e fa r m a & Re c e p t e n N e fa r m a & O p i n i e N e fa r m a & Z i e ke n h u i ze n N e fa r m a & A d d O n N e fa r m a & C o n c u r r e n t i e N e fa r m a & K i n d e r g e n e e s m i d d e le n N e fa r m Discussie op recept
De Prik in de hoofdrol
Iedereen in de zorg moet zichzelf de vraag stellen of hij of zij iets kan leren van een andere partij of branche. “Want alleen als beroepsgroepen écht naar elkaar luisteren, kunnen we gezamenlijk de gezondheidszorg beter en efficiënter organiseren”, zegt Diana Monissen (De Friesland Zorgverzekeraar) op pagina 2. |
Bij het voorschrijven van 44 geneesmiddelen moeten artsen voortaan ook de indicatie en de labuitslagen van patiënten op het recept vermelden. Dan kunnen apothekers beter hun controlerende rol uitoefenen, menen voorstanders. Niet alle huisartsen zitten op het extra werk én deze functie van apothekers te wachten, om nog maar te zwijgen over de gevolgen voor de privacy van patiënten. Over de wenselijkheid en uitvoerbaarheid van deze nieuwe maatregel gaan Pia Dijkstra (D66), die het wetsvoorstel indiende, en de Gelderse huisarts Herman Suichies in dialoog op pagina 4&5. |
De prik en het meisje: zo heet een documentaire die de publieke omroep half mei op televisie brengt. Regisseur is Maartje Nevejan. Als moeder van een tienerdochter zag zij zich geconfronteerd met de vraag of ze met haar kind wel of niet moest ingaan op de uitnodiging voor vaccinatie tegen het virus dat baarmoederhalskanker kan veroorzaken. Over haar beweegredenen, de documentaire én de uitkomst van haar zoektocht gaat ons dossier op pagina 6&7. |
Foto: ANP Photo
Écht luisteren
April 2011
&
Nefarma
Pagina 1
3
Diana Monissen (De Friesland Zorgverzekeraar):
‘Er is te weinig gevoel van urgentie’
De gezondheidszorg kan beter en efficiënter als beroepsgroepen écht naar elkaar luisteren en nieuwsgierig over de eigen schutting heen kijken, zegt bestuursvoorzitter Diana Monissen van De Friesland Zorgverzekeraar. “Belangrijk is dat iedereen zichzelf de vraag stelt: kan ik iets leren van een andere partij, kan ik iets leren van een andere branche?” “Ik heb in mijn loopbaan aan alle kanten van de tafel gezeten. Als je echt een vernieuwing, een verbetering wilt realiseren, dan moet je dat zelf héél graag willen. Je moet je bewust zijn van het feit dat er veel beren op de weg zullen verschijnen, dat ieder zijn eigen bezwaren heeft en dat het dus een hele tijd kan duren. Hoeveel pilots hebben geen vervolg gekregen? Hoeveel experimenten zijn mislukt? Er is altijd wel iets of iemand waarop het stuk loopt. En vraag niet hoe het komt. Het ligt altijd aan een ander.” “Voor een groot deel gaat het om leiderschap. Leiders moeten voorwaarden creëren, ze moeten uitstralen dat ze het belangrijk vinden, ze moeten hun mensen in de juiste mood brengen, ze moeten binnen en buiten met elkaar verbinden. Ze moeten het zo organiseren dat ruimte ontstaat voor echte vernieuwing.”
Conservatief “Mensen zouden veel meer van elkaar kunnen leren als ze er maar open voor zouden staan. Het is in de eerste plaats een kwestie van veel en goed communiceren. Nederland is maar een klein land. En toch, als iets nieuws wordt bedacht in ZuidLimburg, kan het vaak lang duren voordat het ons in het
‘Ik maak me wel eens boos over het feit dat het in de zorg zoveel moeite kost om werkelijk open te staan voor ideeën van anderen’ Noorden heeft bereikt. Bovendien heerst er een sfeer van vermeende concurrentie. En dan heb je er nog mee te maken dat de gezondheidszorg een conservatieve branche is, die niet gericht is op innovatie. Dus áls je iets bedenkt dat vernieuwend is, een echte innovatie, dan kost het veel tijd en moeite om alle beroepsgroepen mee te krijgen.”
Sociale Innovatie Baanbrekende innovaties ontstaan als mensen vanuit verschillende bedrijven en organisaties met elkaar samenwerken, juist waar die samenwerking niet vanzelfsprekend is. Nefarma is betrokken bij een initiatief om mensen met elkaar te verbinden om zo tot vernieuwingen in de (farmaceutische) zorg te komen. Over dit project ‘sociale innovatie’ gaat een serie vraaggesprekken. Deze maand deel 3: Diana Monissen.
“Ik maak me wel eens boos over het feit dat het in de zorg zoveel moeite kost om met elkaar aan tafel te gaan en werkelijk open te staan voor ideeën van anderen. Om niet gefocust te zijn op eigen belangen, maar op het beste resultaat voor de patiënt. Er is te weinig een gevoel van urgentie. De komende jaren zal de behoefte aan zorg explosief toenemen en als we op deze manier doorgaan, hebben we straks te weinig mensen om die zorg te verlenen. We missen bovendien de aansluiting bij nieuwe trends, zoals de ontwikkeling dat mensen beter geïnformeerd zijn en internet voor veel meer doelen gaan gebruiken. De zorg moet radicaal vernieuwen en we zullen vaak op een heel andere manier moeten gaan werken.” | Ga voor een uitgebreid interview met Diana Monissen naar www.nefarma.nl
N e far ma & C o m me n t aar Door onze wet- en regelgeving zijn de mogelijkheden voor
missie is met achtenswaardige aanbevelingen gekomen om
levert het waardevolle inzichten bij de behandeling van
onderzoek naar geneesmiddelen voor kinderen in
de situatie te verbeteren. Na lang wachten heeft de
aandoeningen. Hoewel er meer ruimte komt voor dit soort
Nederland beperkter dan in andere Europese landen. Dat is
opdrachtgever zich eindelijk een oordeel gevormd over het
onderzoek, blijven er door dit standpunt studies die niet in
in de eerste plaats teleurstellend voor ernstig zieke kinde-
rapport. Dat oordeel is op z’n zachtst gezegd merkwaardig.
Nederland kunnen plaatsvinden en wel in de ons omrin-
ren, hun ouders en behandelende artsen, maar ook voor
Bij monde van de minister zelf is aangegeven dat terughou-
gende landen. Juist van een kabinet dat in het geweer komt
(top)onderzoekers in ons land. In opdracht van het ministe-
dendheid de basishouding blijft: kinderen moet je in begin-
tegen betutteling en mensen meer eigen verantwoordelijk-
rie van VWS heeft een commissie onder leiding van profes-
sel niet blootstellen aan dergelijk onderzoek, ook al hebben
heid wil geven, zou je een doortastender besluit hebben
sor Jaap Doek zich over de problematiek gebogen. Die com-
zijzelf, hun ouders en dokters er geen bezwaar tegen en
verwacht. |
Glazen Zaal Debat over concurrentie in de gezondheidszorg
Zorgmarkt werkt alleen bij vertrouwen Een goed functionerende zorgmarkt ontstaat pas als er vertrouwen is tussen partijen en op basis daarvan concurrentie vorm krijgt. Maar dat er nog een lange weg te gaan is, bleek onlangs tijdens een Nefarma-debat in de Glazen Zaal in Den Haag. Voor discussieleider Jeroen Smit was het geen eenvoudige opgave om het debat te sturen in de richting van pragmatische oplossingen. Het thema ‘inhoud geven aan markt en concurrentie in de zorg’ bleek erg breed en iedereen kiest daarbij een eigen invalshoek. Renske Leijten (SP-Tweede Kamerlid) en directeur Marcel Joachimsthal van farmabedrijf GlaxoSmithKline hadden, niet geheel onverwacht, een totaal andere kijk op de rol van commerciële partijen binnen de gezondheidszorg. Leijten zette zich af tegen de marketingkracht van bedrijven en constateerde dat de steeds forsere investeringen in innovatie steeds minder resultaten brengen. Joachimsthal ging voor een deel mee in haar kritiek op de businessmodellen. “Dit zijn andere tijden dan tien, twintig jaar geleden”, zei hij. “De Pagina 2
Renske Leijten (SP): “Geneesmiddelen zijn belangrijk en dus zijn deze bedrijven belangrijk. Maar door hun rol en omvang zijn ze ook veel te machtig. De schadelijke gevolgen daarvan worden niet opgelost door markt of concurrentie. Een grote rol van een sterke overheid is nodig om transparantie af te dwingen.” samenleving verwachtte toen andere dingen van ons dan tegenwoordig. Wij zijn groot geworden door het ontwikkelen en steeds beter maken van geneesmiddelen voor grote patiëntenpopulaties. Bedrijven die daar nog steeds dwangmatig op inzetten, overleven niet. Ik zie een essentiële verschuiving van
leverancier van middelen aan voorschrijvers naar leverancier van gezondheidswinst voor patiënten.” Bestuurslid Henk Don van marktmeester NMa bracht in dat marktwerking in de zorg voor positieve prikkels heeft gezorgd. “De sector is veel meer in beweging dan vroeger. Als goede ontwikkelingen
&
Nefarma
zie ik bijvoorbeeld de toegenomen klantvriendelijkheid, kortere wachtlijsten, verhoogde efficiency en lagere kosten.” | Een uitgebreid verslag van het debat in woord en beeld vindt u op www. nefarma.nl Jaargang 4, nummer 4
Willem Geerlings (Medisch Centrum Haaglanden) ziet tegenstribbelen als zijn opdracht
‘Ziekenhuis met ambitie móet wel samenwerken’ “Hoed u voor afvinklijstjes en andere schijnzekerheden.” Willem Geerlings, bestuursvoorzitter van Medisch Centrum Haaglanden, is geen liefhebber van bestaande kwaliteitsindicatoren. Ze werken simplificerend en zijn nauwelijks meetbaar. “De papieren werkelijkheid is altijd anders dan de dagelijkse praktijk.” Vanuit zijn werkkamer op de hoogste etage van het Westeinde-ziekenhuis kan hij de Haagse binnenstad goed overzien. Temidden van de departementale torens doemt het ministerie van Volksgezondheid op. Willem Geerlings, bepaald niet verlegen om ideeën over de gezondheidszorg, heeft geen ambities om daar ooit de (politieke) leiding te krijgen. Een ziekenhuisbestuurder heeft een andere opdracht, vindt hij, namelijk die van tegenstribbelaar. “Er wordt teveel gepleased in de zorg. Een goede arts moet harde boodschappen kunnen brengen, durven zeggen ‘als u niet afvalt, kan ik niets voor u doen’. Datzelfde geldt voor politici - maar dat is lastig, want die willen herkozen worden – en voor veel mensen en clubs uit het zorgveld. De zorg heeft niets aan pratende pakken die de trend volgen. Die de wereld mooier maken, complexe zaken ten onrechte vereenvoudigen en dingen beloven die ze onmogelijk waar kunnen maken. Dan ben je de bevolking aan het bedotten en daar doe ik niet aan mee. Het is aan ons, als niet-politiek, om tegen te stribbelen.”
Wat hebt u op kwaliteitsindicatoren tegen? “Kwaliteit van zorg mag je niet simplificeren en dat gebeurt wel. We geven daar zelfs bakken met geld aan uit. In 2007 heeft de overheid als doel gesteld om de sterfte door medische missers te halveren. Dat kun je nooit beloven, dat heeft niets met wetenschap te maken. Ik verzet me tegen de hospital standard mortality rate: de methode deugt niet, de uitkomsten kloppen niet. Ziekenhuizen hebben geen mortaliteit, stenen sterven niet. Heel andere factoren zijn zeker zo belangrijk: geografie, bevolkingsdichtheid. Winschoten stelt andere eisen dan Den Haag. We moeten veel meer doen aan verwachtingsmanagement: eerlijk aangeven aan de bevolking hoe het ongeveer zou moeten lopen.”
Mensen willen nu eenmaal graag alle risico’s uitbannen. “We moeten leren leven met calculeerbare risico’s. Als ik besluit dat ik op Schiermonnikoog wil wonen, moet ik accepteren dat ik bij een hartaanval niet snel in een ziekenhuis zal zijn. Mensen willen graag thuis bevallen, maar als het misgaat moet het ziekenhuis wel naast de deur zijn met maximaal beschikbare zorg, dus 24 uur per dag wakkere gynaecologen. Als we willen besparen, moet je ten minste een van die knoppen uitzetten. Het probleem is dat het beleid te veel gericht is op de actoren in de zorg. Sterke lobby’s zitten vernieuwingen in de weg, alle clubs moeten tevreden worden gehouden. De April 2011
“De gezondheidszorg is xenofobisch. Instellingen menen allemaal dat het eigen tuintje klopt en dat van de buurman niet. Daar moet je overheen stappen, de emotie die daaromheen hangt, moet je goed regelen. Dan is er veel mogelijk. Afzonderlijk zijn die ziekenhuizen te klein om allemaal de behandeling van blaaskanker goed te organiseren. Dat moeten we dan opgeven, tenzij eentje zich specialiseert. Een chirurg in Gouda had zich al gespecialiseerd in zwaarlijvigheid. Handig, hoeven we niet allemaal brede deuren en zware bedden te hebben. We zijn voorloper in Nederland in het bouwen van één gezamenlijke intensive care met één dokter als overkoepelend medisch leider. Het werkt fantastisch, de mix van vier instellingen blijkt aansprekend. We zien dat op vacatures nu ook meer en betere mensen reageren.”
Hoe ondernemend vindt u dat een ziekenhuis mag zijn? “Vooruitgang betekent dat er ruimte moet zijn om nieuwe dingen op te pakken. Die kosten geld. Ons wordt gevraagd de eigen broek op te houden, dus moeten we ergens marges behalen. Dat is niet vies, zolang we het geld maar terug naar het bed brengen en niet in het management stoppen.”
Hoe doet de minister het? “Ik denk dat zij wel een redelijke analyse heeft. Voor de curatieve zorg klopt de agenda: streven naar de beste kwaliteit van zorg voor een zo groot mogelijk deel van de bevolking tegen een aanvaardbare prijs. De minister wil doorgaan met markt-
Uitgesproken bestuurder Groninger Willem Geerlings (1950) studeerde Geneeskunde in Rotterdam en volgde aansluitend de opleiding tot internist. Hij was werkzaam als directeur Medische Zaken bij de Stichting Thuisdialyse NoordNederland en als universitair hoofddocent aan de afdeling Nierziekten van het Academisch Ziekenhuis Groningen. Na acht jaar te hebben gewerkt als internist-nefroloog in het Haga Ziekenhuis in Den Haag, werd hij in 2000 bestuurder van het Erasmus MC in Rotterdam. Sinds januari 2007 zit hij in de Raad van Bestuur van MC Haaglanden. Halverwege 2009 werd hij ook voorzitter van het dagelijks bestuur van de A12-coöperatie. Daarbinnen werkt het MCH samen met het Haagse Bronovo Ziekenhuis, het Zoetermeerse Langeland Ziekenhuis en het Groene Hart Ziekenhuis in Gouda.
‘Een ziekenhuis mag best ergens winst op maken, dat is niet vies. Zolang we dat geld maar terugbrengen naar het bed’
Harde uitspraken schuwt hij daarbij niet. Geerlings praat in begrijpelijke zinnen die aan duidelijkheid niets te wensen overlaten. ‘Kletskoekwoorden’ of platgetrapte termen als organisatiecultuur of innovatie (“die zitten in mijn bullshit-bingo”) mijdt hij zorgvuldig. Wat hij zegt, zegt hij met overtuiging, van loze kreten is hij wars. “Van mijn vader heb ik geleerd: als je ferm spreekt, moet je ook flink doen.”
U werkt zelf al samen met andere ziekenhuizen in Den Haag, Zoetermeer en Gouda. Waarom?
discussie gaat dan niet meer over het werk zelf, maar over de uitvoering.”
Kan dat wel anders? “Ja. Maar veranderingen gaan niet zonder pijn. Om de beste kwaliteit te leveren en aan je eigen ambities te kunnen voldoen, moeten ziekenhuizen samenwerken en onderling de zaken slim combineren. Sommige mensen of diensten worden dan overbodig, maar is dat niet óók vooruitgang? Vervelend voor wie het betreft, maar er is echt werk zat. Verkeerd inzetten van schaarse mensen en middelen is veel erger.”
Wat ziet u rond ziekenhuizen veranderen? “Grote ziekenhuizen met belangrijke traumafuncties moet je altijd hebben, maar aanzienlijk minder dan nu. In grote stedelijke gebieden groeien ziekenhuizen naar een andere vorm. De voordeur, de diagnostische zorg moet zo dicht mogelijk in de buurt van de patiënt zijn. Maar als het tot een ingreep komt, mag dat best een eindje verderop. Neem Den Haag. Wat mij betreft hoeven we in deze stad niet op drie locaties blindedarmoperaties doen, een volstaat. Maar misschien kunnen we wél op vijf plekken blindedarmonderzoek doen. Hetzelfde voor slokdarmkanker. Haal het traject uiteen: plek a voor de diagnose, b voor gesprekken, c voor de behandeling, d voor de nabehandeling. Grotere huisartsencentra en kleinere ziekenhuizen gaan in dat model steeds meer op elkaar lijken. Dat nemen die huisartsen en kleinere ziekenhuizen mij niet in dank af, maar de bevolking misschien wel. En voor wie zit ik hier nu eigenlijk?”
werking, maar heeft te maken met de macrokosten. Kostenverhoging in de zorg kun je op verschillende manieren het hoofd bieden: een kleiner basispakket, het volume omlaag, de eigen bijdrage omhoog. Door onze volksvertegenwoordiging is het al jaren niet gelukt om tot een pakketverkleining te komen. Men praat wel, maar durft niet stoer te doen.” “De DOT-structuur (diagnose/behandelcombinaties op weg naar transparantie – red.) zie ik als stap op weg naar een volwassen model. Het is de simpelste, ongeveer rechtvaardige manier om de kosten in kaart te brengen. Straks kunnen we ten minste enigszins zien hoe duur een kankerbehandeling echt is. Als iets zoveel geld kost, wil je als premiebetaler ook weten wat ermee gebeurt.”
Hoe moeten we in de toekomst dure geneesmiddelen in ziekenhuizen bekostigen? “Op een manier die rechtvaardige druk geeft op een sober en eerlijk gebruik. Rücksichtlos buiten het ziekenhuisbudget lijkt me niet de manier. Toen de middelen vergoed werden, waren er geen prikkels om tot prijsdaling te komen. Bedrijven moeten ruimte houden voor het ontwikkelen van nieuwe geneesmiddelen. Ziekenhuizen moeten op medische, en niet op financiële gronden kunnen kiezen tussen medicatie of een andere behandeling.” “Een onwrikbaar model bestaat niet, dat is inherent aan vooruitgang. Tien jaar geleden wisten we niet welke biologische geneesmiddelen er allemaal aan zaten te komen. Het is logisch dat regels van toen nu niet passen; daar moet je om de zoveel jaar naar kijken. Het is het lot van ons als betrokken partijen om daarover voortdurend in gesprek blijven.”|
Pagina 3
Indicatie op recept goed voor de patiënt? Huisarts Herman Suichies lacht een beetje smalend. “Dat is absolute onzin. De patiënt is juist het kind van de rekening.” In de 22 jaar dat Herman Suichies huisarts is, heeft hij al heel wat plannen voorbij zien komen. Bij het argument ‘goed voor de patiënt’ wordt hij altijd een beetje argwanend. Meestal zijn de plannen eerder goed voor een bepaalde beroepsgroep. Zo krijgen in dit geval de apothekers meer in de melk te brokkelen. Het heeft er volgens hem alle schijn van dat zij op deze manier hun afkalvende positie in de zorg proberen veilig te stellen. Het belang van de patiënt ziet hij in de wetswijziging in elk geval nergens echt voorbijkomen. “Het plan draagt ons als artsen op dingen te doen waarvan het nut niet bewezen is. Het heeft geen enkele meerwaarde, behalve voor de apothekers. Zij hebben zich altijd beziggehouden met de in- en verkoop van medicijnen. Daar was veel geld in te verdienen Nu de laatste jaren de lucht uit die kolom is gehaald, moeten ze hun bestaansrecht ergens anders aan ontlenen. Het komt hen dus wel goed uit dat ze via deze wetswijziging invulling kunnen geven aan hun zorgverlenerschap. Het probleem is alleen dat niemand daarop zit te wachten.” Maar apothekers bezitten toch een schat aan kennis van medicijnen? Veel meer dan huisartsen? Dat klopt, knikt Suichies, “maar die kennis is door de ICT irrelevant geworden. In mijn computer zit alle informatie die ik nodig heb, van contra-indicaties tot veilige doseringen. Dus die bewaking vindt allang plaats. Als ik een fout maak en iets probeer voor te schrijven waarmee de veiligheid van de patiënt in het geding komt, verschijnt onmiddellijk een rood vlak met een waarschuwing op het scherm. Veiliger kan het niet. Overigens staan op de lijst ook zelfzorggeneesmiddelen, die gewoon bij de drogist te koop zijn. Wie draagt daar dan de verantwoordelijkheid voor?”
N e far ma & r e c e p t e n Eind maart ging de Tweede Kamer akkoord met twee wets-
“Dat apothekers hun vak beter kunnen uitoefenen, is uitein-
apothekersorganisatie KNMP, de ‘lijst van 44’ opgesteld. Is
wijzigingen rond medicatieveiligheid. In de toekomst
delijk in het belang van de patiënt”, zegt Tweede Kamerlid
de koers onder artsen gewijzigd? Het NHG wil niet reage-
moeten artsen bij 44 geneesmiddelen ook de reden van
Pia Dijkstra (D66), die het voorstel indiende.
ren, want ‘afgesproken is dat de apothekers de woordvoe-
voorschrijven en de labwaarden op recepten vermelden. Het
Maar is dat wel zo? In 2002 verzette artsenorganisatie
ring doen’. Herman Suichies, bestuurslid van de Vereniging
idee daarachter: alleen als apothekers op de hoogte zijn
KNMG zich nog heftig tegen een soortgelijk voorstel. Een
Praktijkhoudende Huisartsen, wil wél zijn mening geven.
van indicatie en labuitslagen, kunnen zij hun controlerende
ontoelaatbare aantasting van de privacy van de patiënt,
“Deze plannen vormen het zoveelste bewijs dat de privacy
taak goed uitvoeren. Daarmee daalt de kans dat patiënten
klonk het toen. Inmiddels heeft het Nederlands Huisartsen
van patiënten niet serieus wordt genomen.” |
een verkeerd medicijn of een verkeerde dosering krijgen.
Genootschap (NHG), naar eigen zeggen in goed overleg met
Pia Dijkstra (D66) is niet bang dat apothekers het domein van de arts betreden
‘Ieder heeft zijn eigen deskundigheid’ Voor Pia Dijkstra (D66) is het glashelder: het besluit van de Tweede Kamer om voortaan de labwaarden en de reden van voorschrijven op het recept te zetten, is een win-win-situatie voor alle partijen. En de privacy? “Die is goed afgedekt.” Veel patiënten, hoge werkdruk, ingewikkelde communicatiestromen: een medicatiefout is snel gemaakt. Zeker bij chronisch zieken en ouderen met langdurig medicijngebruik zijn er veel overdrachtmomenten, bijvoorbeeld van het ziekenhuis naar de eerste lijn en weer naar het verpleeghuis. Op die momenten kunnen fouten ontstaan. Juist bij deze patiënten is de interactie tussen geneesmiddelen en de gevoeligheid ervoor zeer individueel en mede afhankelijk van de nier- en leverfunctie. Een verkeerd medicijn of een verkeerde dosering kan grote gevolgen hebben voor de patiënt. Reden genoeg om te streven naar manieren om de medicatieveiligheid verder te verbeteren. “Het doel van het wetsvoorstel was de veiligheid verder te verhogen”, zegt Tweede Kamerlid Pia Dijkstra. “Dat kan door nog zorgvuldiger te werken en apothekers meer inzage te geven in bepaalde feiten, waardoor zij hun controlerende taak kunnen uitvoeren. De apotheker heeft met de labgegevens inzicht in het geheel en levert daarmee toegevoegde waarde, in het belang van de patiënt.”
“Het gaat specifiek om werkzame stoffen die voor verschillende ziekten in verschillende doseringen worden gebruikt en waarbij de patiënt risico loopt als daarmee een fout wordt gemaakt. Juist in zo’n complexe situatie zijn de labwaarden en de interactie met andere medicijnen van groot belang. Neem bijvoorbeeld ciclosporine. Dat wordt zowel bij orgaantransplantaties als bij psoriasis toegepast, maar in sterk uiteenlopende doseringen. Als het in de verkeerde dosering wordt voorgeschreven, kan dat tot gevolg hebben dat de getransplanteerde organen door het lichaam worden afgestoten. De kans op een verkeerde dosering is aanmerkelijk kleiner als de indicatie op het recept staat.” Controle door de apotheker heeft volgens Dijkstra echt meewaarde. “Ten eerste voor patiënten: die weten zeker dat zij het goede middel in de juiste dosering krijgen. Ten tweede voor apothekers: die kunnen hun controlerende rol beter vervullen. Ten derde voor artsen: die weten dat ze kunnen rekenen op een check.”
Motie van wantrouwen
de arts blijft te allen tijde de eindverantwoordelijke voor een recept. Er is een extra controlemoment ingebouwd: dat is de enige verandering. Dat lijkt me alleen maar goed. Het gaat om de veiligheid van patiënten. Daar kun je niet zorgvuldig genoeg in zijn.” Dat sommige artsen die controle als een motie van wantrouwen ervaren, is in haar optiek een misvatting. “Het is een kwestie van elkaar aanvullen, niet van op elkaars terrein komen. Het gaat om een goede samenwerking, niet om tegenwerking. Een apotheker richt zich puur op medicijnen, daar heeft hij voor doorgeleerd. Daar kun je als arts je voordeel mee doen zonder dat het een bedreiging hoeft te zijn. Het is juist een meerwaarde: het uitwisselen van gegevens is uiteindelijk bevorderlijk voor betere zorg.”
Privacy Maar gaat dat niet ten koste van de privacy? Het antwoord is stellig: “Absoluut niet! Privacy is een heel belangrijk punt, dus daar is goed op gelet. Er staat zwart op wit dat de apotheker expliciet toestemming moet krijgen van de patiënt voordat hij de labwaarden en indicatie mag inzien. Als de patiënt die toestemming niet geeft, gaat het niet door. De patiënt heeft altijd het laatste woord. De wet laat geen ruimte voor een andere uitleg, dus er is geen enkele reden voor zorg.” Ook verzekert Dijkstra dat het nooit gaat gebeuren dat bij-
Labwaarden
Dat de apotheker daarmee op het terrein van de arts zou komen, vindt Dijkstra onzin. “Ieder heeft zijn eigen deskundigheid en dat blijft zo. De grenzen zijn duidelijk afgebakend; de apotheker heeft een adviserende rol. Als hij iets signaleert dat vragen oproept, kan hij contact opnemen met de arts, maar
De wetswijziging biedt apothekers de mogelijkheid om hun specifieke deskundigheid omtrent medicijnen in te zetten bij een lijst van 44 geneesmiddelen. Waarom die 44? Pia Dijkstra:
‘Wie zich hier zorgen om maakt, ziet beren op de weg die er niet zijn’
Pagina 4
&
Nefarma
Jaargang 4, nummer 4
Huisarts Herman Suichies ziet plannen als poging om afkalvende positie van apothekers te redden
‘Alleen de huisarts overziet het hele plaatje’ Stoel Behalve onnodig vindt Suichies het plan ook principieel onjuist, omdat de apothekers hiermee op de stoel van de huisarts gaan zitten. “Labwaarden of indicatie zeggen alleen iets als je de context kent. Als huisarts overzie je het hele plaatje. Wanneer ik een diabetespatiënte bètablokkers wil voorschrijven in een lage dosering, waarschuwt het geautomatiseerde systeem dat die dosering symptomen van een lage bloedsuikerspiegel kan maskeren. Maar ik ken die mevrouw en haar ziektegeschiedenis en weet dat dat bij haar geen reëel gevaar is, dus kies ik ervoor het toch voor te schrijven. Dan wil ik geen apotheker aan de lijn hebben die mij gaat corrigeren!” Maar een huisarts kan toch fouten maken? En daar is die controle toch juist voor bedoeld? “Waar gewerkt wordt, worden fouten gemaakt, maar dit is niet de oplossing. Dat is geen kwestie van op eigen eilandjes willen blijven zitten, maar van de noodzaak van één kapitein op het schip van de patiënt. Laat de verantwoordelijkheid waar die hoort: bij degene die het meest weet van de patiënt en die dankzij het veel uitgebreidere huisartseninformatiesysteem een betere bewaking kan bieden dan de apotheker.”
Privacy Een ander zwaarwegend argument tegen de plannen is het gebrek aan privacy van de patiënt. “De patiënt heeft theore-
tisch weliswaar het recht om het toevoegen van informatie op de recepten te weigeren, maar in de praktijk ligt die informatie al praktisch op straat. Dat is niet zo erg als het om een verkoudheid gaat, maar wel als zwart op wit staat dat iemand bijvoorbeeld kanker heeft, of een geslachtsziekte. Dat soort informatie mag de spreekkamer niet zonder medeweten van de patiënt verlaten”, vindt Suichies. En dan is er nog de zorgverzekeraar die over de schouder van de apotheker meekijkt. Als de indicatie op het recept staat, weet de verzekeraar niet alleen wat iemand gebruikt, maar ook wat hij of zij precies mankeert. Dergelijke gegevens zijn bij zorgverzekeraars niet in goede handen, weet de huisarts uit eigen ervaring. Zo werd hij ooit gebeld door een verzekeraar met de vraag of hij de lijst met patiënten die hij een zuurremmer had voorgeschreven, niet ‘ns kritisch kon bekijken en deze stevig wilde inkorten. Voor elke ‘geschrapte patiënt’ zou hij geld krijgen. “De zorgverzekeraar is een schadeverzekeraar geworden. De verleiding is groot om privacygevoelige informatie commercieel uit te buiten. Juist daarom is het zo belangrijk dat de huisarts het belang van de patiënt bewaakt.”
Extra werk De indicatie en de labwaarden moet de huisarts straks handmatig invoeren. Suichies zit niet bepaald te wachten op dat extra werk, om nog maar te zwijgen over de extra kosten. Aangezien recepten tegenwoordig elektronisch naar de apo-
Herman Suichies (huisarts) Herman Suichies (59) is huisarts in Eefde. Hij promoveerde op een kindergeneeskundig onderwerp en heeft als oud-gymleraar affiniteit met sportgeneeskunde. Suichies is bestuurslid van de Vereniging Praktijkhoudende Huisartsen (VPH). Deze vereniging is voortgekomen uit het ‘Comité Wake up!’. Dat werd in het leven geroepen naar aanleiding van de eerste discussies over het recentelijk door de Eerste Kamer afgeschoten landelijk elektronisch patiëntendossier (EPD). Ontstaan vanuit zorg om de privacy van de patiënt, fungeert de VPH nu al jaren als kritische luis in de pels in de gezondheidszorg. www.vphuisartsen.nl
theek gaan, zal de software van huisartsen aangepast moeten worden. Hij hoopt dat de aanpassing niet nodig zal zijn. Met het echec van het elektronisch patiëntendossier (EPD) in het achterhoofd zou het goed kunnen dat het plan in de Eerste Kamer alsnog sneuvelt, meent Suichies. “Ik hoop dat het dezelfde kant op gaat als met het EPD. Het heeft lang geduurd, maar uiteindelijk is dat plan overtuigend afgeketst, onder meer op de zorgen over de privacy. Dat argument weegt voor veel mensen toch heel zwaar.” |
‘Laat de verantwoordelijkheid waar die hoort: bij degene die het meest weet van de patiënt’
N e fa r m a & D i a l o o g N e fa r m a & O p i n i e N e fa r m a & To e t s i n g N e fa r m a & T h e m a N e fa r m & G l a ze n Z a a l D e b a t N e fa r m a & D i a l o o g N e fa r m a & N u m m e r4 N e fa r m a & I m a g o N e fa r m a & C o l u m n N e fa r m a & O p i n i e N e fa r m a & D i a l o o g N e fa r m a & T h e m a N e fa r m a & G l a ze n Z a a l D e b a t N e fa r m a & C o m m e n t a a r N e fa r m a & N i e u w s N e fa r m a & T h e m a N e fa r m a & M a r k t w e r k i n g N e fa r m a & E t h i e k N e fa r m a r m a Pia Dijkstra (D66) Pia Dijkstra (57) is journaliste, televisiemaakster en presentatrice. Ze was twaalf jaar een van de vaste gezichten van het NOS-journaal. Ze heeft affiniteit met de gezondheidszorg en presenteerde onder meer het programma Vinger aan de Pols. In 2010 werd ze met voorkeursstemmen verkozen tot Tweede Kamerlid voor D66. Daar diende ze als woordvoerder zorg het amendement in over het opnemen van indicaties en labwaarden op doktersrecepten. www.d66.nl
voorbeeld zorgverzekeraars de informatie op oneigenlijke wijze benutten. “Er is een wettelijk kader geschapen om te zorgen dat dit zorgvuldig wordt geregeld. Als de patiënt ermee instemt dat bepaalde informatie aan de apotheker wordt verstrekt, dan blijft die informatie ook echt bij de apotheker. De angst dat die gegevens bijvoorbeeld bij de zorgverzekeraar terecht zouden komen, is echt onterecht. Dat is volslagen ondenkbaar.” Toch zijn lang niet alle huisartsen er gerust op dat het goed gaat, juist vanwege die privacy. Leeft die zorg ook in de Eerste Kamer? Tenslotte heeft die unaniem het elektronisch patiëntendossier afgeblazen. Pia Dijkstra heeft echter geen aanwijzingen dat het wetsvoorstel in de Eerste Kamer zal sneuvelen. “Het EPD is mede gestrand op serieuze zorg over de privacy vanwege de uitwisseling van gegevens via een landelijk schakelpunt. Dat is hier niet aan de orde. Bij dit wetsvoorstel gaat het om het directe contact tussen zorgverlener en patiënt. Dat is niet te vergelijken met de EPD-situatie. Wie zich hier zorgen om maakt, ziet beren op de weg die er niet zijn.” | April 2011
&
Nefarma
Pagina 5
Documentaire ‘De prik en het meisje’ brengt ouderlijke zoektocht rond vaccinatievragen in beeld
‘Ik wil mensen zelf aan het denken zetten’ Moet je je dochter laten inenten om haar tegen een ziekte te beschermen, of kun je haar beter weg houden van die vaccinatie om eventuele gevaarlijke bijwerkingen te voorkomen? Moeder en regisseur Maartje Nevejan ging zelf op onderzoek uit - en nam een camera mee. “Ik werd gevraagd deze documentaire te maken op het moment dat ook mijn twaalfjarige dochter een brief kreeg met de oproep zich te laten vaccineren. Overal, dus ook in mijn omgeving, ontstonden heftige discussies onder de moeders. Er was weinig bekend over de vaccinatie, de werking en mogelijke bijwerkingen, maar we moesten wel snel beslissen. Er gebeurde veel in deze periode: nieuws over het verloten van IPods aan meisjes die zich lieten inenten, de manier waarop de Gezondheidsraad mogelijk tot een keuze was gekomen van het vaccinatiemiddel dat in ons land zou worden gebruikt, dat de testgroep bestond uit 15- en 16-jarige meisjes, de uitzending van Zembla, de berichten rondom de vaccinatie tegen de Mexicaanse griep: noem maar op. Op het moment dat ik Roel Coutinho (van het RIVM red.) bij Pauw & Witteman hoorde zeggen dat wij moeders de indianenverhalen niet moesten geloven, werd ik zo persoonlijk geraakt dat ik deze documentaire per se wilde maken. Ik was van plan er een stoere film van te maken: de zoektocht naar de waarheid.”
Wantrouwen “Niet alleen de voorstanders van de vaccinatie zetten marketing in om ons over te halen, ook de tegenbeweging begon hiermee. De marketing was alleen gericht op moeders en dochters. Mijn wantrouwen groeide naar beide kanten. De afzenders waren niet altijd even duidelijk. Wat waren de achterliggende belangen van alle partijen? Ik werd ook boos: waarom werd er nu weer een onderscheid gemaakt tussen jongens en meisjes? Over het algemeen kun je stellen dat jongens vaker meerdere seksuele partners hebben dan meisjes. Waarom moeten meisjes dan deze vaccinatie halen waar nog zo veel onduidelijk over was en is?”
Tijdgeest “Hoe meer ik bezig was met mijn zoektocht naar de waarheid, des te meer bleek het werkelijke vraagstuk ergens anders te liggen. Het ging om de balans tussen ratio en emotie. Ook intern bleek dit bij mij een strijd te zijn. Wat kon ik nog geloven? Mijn vertrouwen brokkelde steeds verder af. En dat terwijl ik de keuze voor mijn dochter moest maken op basis van ‘geloven in’ en ‘vertrouwen op’. Ik heb het verhaal kleiner gemaakt om het ook een reflectie te laten zijn op de tijdgeest. In deze tijd hebben mensen het vertrouwen in de politiek en in grote bedrijven en instellingen verloren. Het geloof in de wetenschap staat nog, maar komt
onder druk te staan door economische belangen die blijken mee te spelen. Ook in de discussies na afloop van de voorvertoning van de documentaire bleek dit een hot item te zijn. Het is niet voor niks dat in een normaal gesproken volgzaam Nederland nu opeens zoveel mensen besloten de vaccinatie niet te halen.”
Ode aan de twijfel “Ik wil met deze documentaire mensen steunen in hun twijfel. Ik ga geen antwoord geven op de vraag of ze hun dochter wel of niet moet laten vaccineren. Ik wil mensen zelf serieus laten nadenken, hun ogen openen, bewust maken van wat er allemaal speelt. Mijn dochter is gevaccineerd, maar ik twijfel nog steeds aan de juistheid van mijn beslissing. Ik geloof niet dat er vreselijke bijwerkingen zullen optreden, maar denk wél dat er over een aantal jaar weer nieuwe vaccinaties nodig blijken te zijn. Ook maak ik me zorgen om de vooroordelen die de vaccinatie kan oproepen. Het laten vaccineren als je al seksueel actief bent, kan gevaarlijk zijn. Wat betekent dit voor meisjes die zich om wat voor reden dan ook niet laten inenten? Krijgen die dan direct een label opgeplakt?”
Vrije keuze “Wat ik mee wil geven aan de farmaceutische industrie is dat ze iedereen een vrije keuze moeten laten. Behandel mensen
N e fa r ma & vac c i na t ie
meer dan de helft van de opgeroepen meisjes zich niet
Sinds 2009 bestaat de mogelijkheid jonge tienermeisjes te
vaccin. Er ontstond onbalans in de informatievoorziening:
Maartje Nevejan, documentairemaakster en moeder van
laten inenten tegen het virus dat baarmoederhalskanker
waar farmaceutische bedrijven op dat gebied gebonden zijn
een toen twaalfjarige dochter, besloot haar zoektocht naar
kan veroorzaken. Direct na de oproep van de overheid ont-
aan strenge regels, kunnen andere partijen ongefundeerd
de waarheid omtrent de vaccinatie op camera vast te
stond een maatschappelijke discussie. Verontruste ouders
stellingen poneren die een eigen leven gaan leiden. Ook over-
leggen. Ze praat met voor- en tegenstanders van de vaccina-
maar ook professionals uit de gezondheidszorg en organi-
heidsinstanties en wetenschappers bleken niet altijd bij
tie. Zo werd het dilemma van de moeder een zoektocht
saties uit binnen- en buitenland waarschuwden meisjes en
machte om het vertrouwen van de doelgroep voor zich te
naar vertrouwen. |
hun ouders over de mogelijke gevaren die kleven aan het
winnen. De publieke discussie leidde er uiteindelijk toe dat
heeft laten inenten.
HPV – wat is het, wat doet het? “De ideologische achtergrond van de overheid is marktwerking: daarmee wordt alles efficiënter en goedkoper. Maar dat kan alleen als er concurrentie is en als er kritische consumenten zijn. Dat is kapitalistisch, maar met goede bedoelingen. De marketing doet niks anders.”
Het humaan papillomavirus (HPV) is een virus dat baarmoederhals-kanker kan veroorzaken. Het verspreidt zich door intiem lichamelijk contact. Meer dan tachtig procent van de mensen die seksueel actief zijn, raakt ooit met HPV besmet.
Foto: ANP Photo
Meestal ruimt het lichaam het virus zelf op, maar dat gebeurt niet altijd. Dan kan het virus baarmoederhalskanker of de voorstadia daarvan veroorzaken. Alleen met een HPV-infectie kan baarmoederhalskanker ontstaan. Er bestaan ongeveer honderd varianten van HPV. Baarmoederhalskanker, dat jaarlijks onder vrouwen ongeveer tweehonderd dodelijke slachtoffers maakt, ontstaat alleen als een vrouw besmet is geraakt met HPV. Sinds september 2006 is het mogelijk om te vaccineren tegen enkele HPVvarianten die onder andere baarmoederhalskanker veroorzaken.
HPV • Aantal mensen met HPV-infectie: 80 procent van de mensen die seksueel actief zijn • Aantal HPV-varianten: circa 100 • Vaccinatie beschermt tegen HPV-varianten 16 en 18: veroorzakers van 70 procent van alle baarmoederhalskanker
Baarmoederhalskanker
Joep Sonnemans, professor of Behavioral Economics, Universiteit van Amsterdam
Opkomst 2009 • Aantal uitgenodigde meisjes: 380.000 • Opkomst: circa 190.000
Opkomst 2010
• In totaal krijgt 1 op de 170 vrouwen in Nederland baarmoederhalskanker • Vrouwen met baarmoederhalskanker: 600 per jaar • Overlijden door baarmoederhalskanker: 200 per jaar
• Aantal uitgenodigde meisjes: 255.000 (ruim 95.000 meisjes die in 2009 12 jaar zijn geworden en 160.000 meisjes die in 2009 een oproep kregen maar geen of niet alle vaccinaties hebben gehaald) • Opkomst tot nu toe: 52 procent
Vaccinatie
Bron: RIVM
“Mensen willen vrijheid. Dus ook vrijheid van keuze. Dat krijg je niet cadeau: je moet dan gaan nadenken: wat wil je eigenlijk?” André Kukluhn, wetenschapsfilosoof
• Aantal noodzakelijke vaccinaties: 3 • Duur bescherming door vaccinatie: minimaal 7 jaar Pagina 6
&
Nefarma
Jaargang 4, nummer 4
De Prik – the movie In de documentaire De prik en het meisje probeert Maartje Nevejan voor haar dochter de waarheid over ‘de prik’ boven tafel te krijgen. Hiervoor spreekt ze verschillende voor- en tegenstanders van de vaccinatie. Op 19 mei zendt HUMAN de documentaire uit in het programma Holland Doc, om 23.00 uur op Nederland 2. De documentaire maakt deel uit van de HUMAN-serie ‘Ondertussen in Nederland’. Kijk voor meer informatie over de projecten van Maartje Nevejan op www.maartjenevejan.nl
Foto: Archief Maartje Nevejan
als intelligent en kritisch en spreek ze ook zo aan. Dat de Europese Unie nu een wet wil aannemen die het gebruik van medicinale planten en kruiden gaat verbieden, zal zich ook tegen de farmaceutische sector keren. De bangmaak-strategie moet worden losgelaten, dit is gewoon schandalig. Behandel de alternatieve industrie als opponent, niet als dom en achterlijk. Benut de kennis die hier aanwezig is.” |
Maartje Nevejan: “Mijn dochter is gevaccineerd, maar ik twijfel nog steeds aan de juistheid van mijn beslissing”
N e fa r m a & D o s s i e r N e fa r m a & O p i n i e N e fa r m a & To e t s i n g N e fa r m a & T h e m a N e fa r m a & G l a ze n Z a a l D e b a t N e fa r m a & D o s s i e r N e fa r m a & N u m m e r4 N e fa r m a & I m a g o N e fa r m a & C o l u m n N e fa r m a & O p i n i e N e fa r m a & D o s s i e r N e fa r m a & M a r k t w e r k i n g N e fa r m a & T h e m a N e fa r m a & G l a ze n Z a a l D e b a t N e fa r m a & C o m m e n t a a r N e fa r m a & N i e u w s N e fa r m a & T h e m a N e fa r m a & M e d i a N e fa r m Documentaire brengt verschillende perspectieven bij elkaar
Vaccinatie: verrassingen, vertrouwen en vrijheid van keuze
“Met dit vaccin wordt een hoogstandje van techniek geleverd. Het is een waanzinnig goed experiment!”
“Het RIVM is verrast door de felheid van organisaties en individuen tegen vaccinaties en over hoe zij zich in het debat hebben gemengd.” Marina Conijn, rijksvaccinatiemanager bij het RIVM
“De hoofdwerking van een vaccin is een van de bijwerkingen die het toevalligerwijs goed doet: die helpt je van je kwaal af.” Michel Dutrée, directeur van branchevereniging Nefarma
April 2011
“De overheid heeft een rationele benadering van het probleem, de tegenstanders gebruiken emotionele argumenten. Het probleem is dat het gaat om een vaccin voor meisjes van dertien jaar voor een ziekte die mogelijk over twintig jaar optreedt.” Roel Coutinho, directeur Centrum Infectieziektebestrijding bij het RIVM
Mathilde Boon, directeur Leids Cytologisch en Pathologisch Laboratorium
“Mijn angst is weer van mij en daarmee is mijn vertrouwen terug. Vertrouwen is een keuze. Is onderdeel van het leven.” “Ik zou het wel van de daken willen schreeuwen: Laat je inenten om te kunnen voorkomen wat ik heb meegemaakt en nog meemaak.”
Maartje Nevejan, documentairemaakster
Marijke, ex-patiënt, hersteld van baarmoederhalskanker
&
Nefarma
Pagina 7
Krachten bundelen tegen resistente bacteriën • Antibiotica-resistentie is serieus wereldwijd probleem • Infectiebestrijding bij dier en mens staat op het spel • Veeteelt kan discussie niet isoleren tot eigen sector
Waar de Nederlandse gezondheidszorg zeer terughoudend is met het voorschrijven van antibiotica, worden deze middelen bij dieren in grote mate toegepast. Daardoor dreigt het gevaar dat bijvoorbeeld via de voedselketen bacteriën worden verspreid waarop antibiotica geen vat meer hebben. Bij de bestrijding van infectieziekten staan artsen dan met lege handen. In dat geval gaan we ver terug in de tijd, naar de periode vóór de introductie van de penicilline, waarbij bepaalde infecties dodelijk waren. Wetenschappers waarschuwen al enige tijd voor het probleem, maar keken daarbij vooral naar het gebruik van antibiotica bij mensen. Anders dan in Nederland wordt in veel landen bij eenvoudige aandoeningen snel ‘een kuurtje’ voorgeschreven. Dat maakt de kans op resistentie groter. Hetzelfde
verschijnsel geldt bij dieren. Omdat diergeneeskunde, de voedselketen en humane geneeskunde geen gescheiden werelden zijn, is een kritische kijk op het geneesmiddelengebruik bij dieren uit volksgezondheidsoogpunt onontkoombaar. Belangrijk punt daarbij is dat fabrikanten van diergeneesmiddelen in Nederland een eigen vereniging vormen, volledig gescheiden van Nefarma. Bedrijven en hun verkooporganisaties hebben veelal ook een strikte scheiding aangebracht. Leveranciers van humane geneesmiddelen hebben te maken met strikte regels ten aanzien van relaties met voorschrijvers, het gunstbetoon en de organisatie van nascholing. Een veelgehoorde klacht is dat farmaceutische bedrijven de afgelopen decennia geen nieuwe middelen hebben ontwikkeld omdat er te weinig aan te verdienen zou zijn. Die redenering is te eenzijdig. Het klopt dat het verdienmodel van geneesmiddelen slecht aansluit bij de ontwikkelingen rond infectieziekten. Bedrijven moeten veel geld steken in onderzoek en ontwikkeling, terwijl er onvoldoende mogelijkheden zijn om die investeringen terug te verdienen. In de eerste plaats vanwege de (terechte) terughoudendheid bij het voorschrijven, maar ook omdat bacteriën zich zo snel aanpassen dat een middel veel sneller dan normaal achterhaald is. Wereldgezondheidsorganisatie WHO en een aantal leidende farmaceutische bedrijven hebben in de zoektocht naar nieuwe middelen hun krachten gebundeld. De concurrentie tussen bedrijven is in deze eerste fase van onderzoek uitgeschakeld. Die komt pas terug bij de verdere ontwikkeling en marktintroductie. Tot de komst van nieuwe middelen blijft waakzaamheid geboden, zowel bij humane als diergeneeskunde. Economische belangen mogen serieuze volksgezondheidsproblemen niet opzij schuiven. |
Farmacitaat van de maand ‘Mensen met ontwikkelingsstoornissen als ADHD of ASS kunnen meestal prima functioneren door een combinatie van goede voorlichting, gedragstherapie en eventueel medicijnen. Hun die zorg onthouden vanwege mythes en vooroordelen is kortzichtelijk én onmenselijk’ Marleen Barth (foto), voorzitter GGZ-Nederland samen met Rutger Jan van der Gaag (Nederlandse Vereniging voor Psyhologie) in een ingezonden brief in Trouw.
Zorgverzekeraars moeten hun verantwoordelijkheid oppakken • Financiële verantwoordelijkheid in zorg verschuift van overheid naar veldpartijen • Bekostiging dure intramurale geneesmiddelen via add-on model • Handhaving beleidsregel dure geneesmiddelen ondenkbaar
De Tweede Kamer boog zich deze maand over de overgang naar de zogeheten DOT-structuur (DBC’s op weg naar transparantie) in de ziekenhuizen. De bedoeling is dat de financiële verantwoordelijkheid voor zorg zich daarmee in hoger tempo verplaatst van de overheid naar verzekeraars en zorgaanbieders. Zorgverzekeraars lijken die verantwoordelijkheid echter (nog) niet op zich te willen nemen. Dat blijkt bijvoorbeeld uit een lobbybrief die zij, verpakt als ‘factsheet’, aan de Kamer stuurden en waarin zij vooral obstakels opwerpen die snelle voortgang op dit dossier in de weg staan. Zo frustreren ze de voortgaande ontwikkeling van het zorglandschap, stuwen ze de prijzen op en laten ze uiteindelijk patiënten in de kou staan. Binnen het meer prestatiegerichte bekostigingssysteem kiest de minister in het geval van dure intramurale geneesmiddelen voor een add-on-model. Volgens Nefarma, maar ook volgens specialisten, ziekenhuizen en enkele patiëntenkoepels, is dat op dit moment de best denkbare methode om de behande-
ling met deze middelen te bevorderen en de doelmatigheid te vergroten. Zorgverzekeraars vertonen echter risicomijdend gedrag door in hun ‘factsheet’ te pleiten voor uitstel van dit model met ten minste een jaar en handhaving van de bestaande beleidsregel voor heel 2012. Blijkbaar zien zij het niet zitten om met zorgaanbieders te onderhandelen over de prijs van dure geneesmiddelen. Probleem is echter dat volgens de beleidsregel tachtig procent van de kosten uit publieke middelen wordt vergoed en de overige twintig procent uit de ziekenhuisbudgetten moet komen. Alleen: die verdwijnen met de komst van de DOT-structuur per 1 januari 2012. Daardoor zouden ziekenhuizen in grote financiële problemen komen, met een aanzienlijk risico op onderbehandeling van kwetsbare patiënten tot gevolg. Het gaat immers om middelen tegen onder meer kanker, reumatoïde artritis en de ziekte van Crohn en dus om ernstig zieke, vaak chronische patiënten. Bijkomend punt is dat onder de huidige beleidsregel van prijsconcurrentie niet of nauwelijks sprake is. In een fase waarin alles gericht moet zijn op het in de hand houden van de zorgkosten, is dat vanzelfsprekend een ongewenste ontwikkeling. Moties van PvdA-Kamerlid Eelke van der Veen die een soortgelijk uitstel van de prestatiebekostiging beoogden, haalden in de Tweede Kamer geen meerderheid. Aan de partijen is nu de uitdaging zich te richten op het nieuwe model en in het belang van de patiënt onderhandelingen te voeren over prijs en kwaliteit van zorg. |
10
Billie Hoewel een e-mailbericht had aangekondigd dat ik mijn via internet bestelde boek binnenkort zou kunnen verwachten, kwam er veel door mijn brievenbus, maar niet de beloofde bestelling. Na tien dagen verwachtte ik niet dat het nog zou komen. Ik zal morgen wel even bellen naar de klantenservice, bedacht ik me ’s avonds om elf uur. Nee, een e-mail is eigenlijk gemakkelijker. Beter ook. Van die callcentra’s schijn je het niet te moeten hebben, heb ik van Youp begrepen. Op zoek naar een mailadres, kwam ik via de website in contact met Billie. Hij wilde weten of ik een probleem had. Ja, mijn boek is er nog steeds niet. Na tien dagen had het er zeker moeten zijn, antwoordde Billie. Hij ging het uitzoeken en doorgeven. Al de volgende morgen had ik antwoord. Er was wat fout gegaan bij de
N e fa r m a & To e t s i n g N a t N e fa r m a & O p i n i e K m a & C o l u m n N e fa r m a a & O p i n i e N e fa r m a & e n Z a a l D e b a t N e fa r m & N i e u w s N e fa r m a & T post. Veel excuses met daarbij direct een melding hoe het probleem werd opgelost.
Wat zou het mooi zijn, dacht ik toen, als er in de zorg ook Billies waren. Bij de huisarts bijvoorbeeld, of het ziekenhuis, voor antwoorden op eenvoudige vragen. We komen immers straks handen tekort in de zorg. En wat zo leuk is: Billie is 24 uur per dag wakker, nooit ziek, heeft geen ochtendhumeur en is altijd bereikbaar. Als je vriendelijk tegen ‘m bent, is hij dat ook voor jou. Hoe dat kan? Billie is een computer. Maar wel eentje die nadenkt. Billie heeft trouwens ook een zus, Anna. Zij werkt niet bij Bol.com, maar bij Ikea. Maak eens kennis, zou ik zeggen. En concludeer met mij dat de zorg op dit vlak nog heel wat kan leren van het bedrijfsleven. |
Michel A. Dutrée, directeur Nefarma
Nefarma& is een uitgave van Nefarma, vereniging innovatieve geneesmiddelen Nederland (www.nefarma.nl). Redactie: Joop Daggers, Paul Wouters, Elise de Kruijf, Petra Pronk en Roel Smit, redactiesecretariaat: Shabila Dhonré, fotografie: Bart Versteeg en ANP, vormgeving: vormbreker, grafisch ontwerp bno, Leo van der Kolk. Nefarma& verschijnt tien keer per jaar en is bestemd voor stakeholders van de innovatieve farmaceutische industrie. Wilt u Nefarma& ontvangen? Stuurt u dan een mail naar
[email protected]
Pagina 8
&
Nefarma
Jaargang 4, nummer 4, april 2011