ODEON 17 de jaargang / nr. 64 f eb / mrt / a pr / mei 2 0 0 7 Tannhäuser
Tot aan het eind van zijn leven bleef Wagner aan zijn opera Tannhäuser sleutelen. >> p. 6 Dirigent Hartmut Haenchen koos voor de laatste versie ter afsluiting van de Wagnerreeks bij DNO. >> p. 8 Voor regisseur Nikolaus Lehnhoff gaat een wens in vervulling. >> p. 10 Elisabeth en Venus staan voor de ‘zuivere’ en de ‘zinnelijke’ liefde: een gesprek met Martina Serafin en Petra Lang. >> p. 12
Madama Butterfly
Puccini noemde Madama Butterfly zijn meest doorvoelde en expressieve opera. >> p. 16 Dirigent Jaap van Zweden maakt zijn officiële DNO-debuut. >> p. 18 Regisseur/ontwerper Robert Wilson ‘schildert’ met licht. >> p. 21
Hercules
Händel schreef met zijn Hercules een mees terwerk. >> p. 24 Nathan Berg zingt de titelrol. >> p. 27 Ann Hallenberg zingt Dejanira, haar favo riete rol. >> p. 28 De seizoensbrochure 2007 2008 wordt op 15 februari 2007 verzonden. >> p. 3
64
4
Tannhäuser
feb 07
Richard Wagner
mrt / apr 07
14
Madama Butterfly Giacomo Puccini
22
Hercules Georg Friedrich Händel
apr / mei 07
Persstemmen Mozart/Da Ponte-trilogie ‘Uniek van opzet en vaak totaal anders dan de gebruikelijke ensceneringen is de Mozart-cyclus waarmee De Neder landse Opera het Mozart-jaar 2006 afsluit. [...] Gisteravond ging Così in première, met veel publieke bijval voor de zangers, onder wie Sally Matthews (Fiordiligi), in haar grote aria’s de ster van de avond. Maar er was ook unaniem bravogeroep voor de regisseurs Jossi Wieler en Sergio Morabito.[...] Deze Così is [...] onderhoudend, komisch en fijnzinnig gedetailleerd. [...] Wie Così kent, geniet van de vele grote en kleine verschillen met de traditie. [...] De actualisering naar een recent verleden heeft hier een bijzonder complement in de muzikale uitvoering onder leiding van Ingo Metzmacher. Her en der is met wat knip- en fileerwerk de handeling flitsender gemaakt. [...]’ Kasper Jansen, NRC Handelsblad, 18 november 2006
‘Am besten gelingt die szenischmusikalische Korrespondenz im Don Giovanni, dem die Regisseure eine (seltsamerweise heftig ausgebuhte) gedankliche Logik und spielerische Präsenz geben, wie ich sie so stringent und zwingend eigentlich noch nie erlebt habe. Der Mythos Giovanni wird lebendig in einer geisterhaften Erscheinung die durch alle imaginären (Schlafzimmer-) Wände gehen kann, immer da ist, aber lustlos, weil sie alle Situationen schon
hundertfach erlebt hat – bis auf eine: den erregend neuen ‘Quickie’ mit Zer lina. Pietro Spagnoli singt und spielt das mit erschreckender, zynischer Klar heit. Da das Geschehen von Anfang an ins Surreale geführt, Giovanni einmal sogar ermordet wird, ist auch die ‘Auf erstehung’ des steinernen Gastes so konsequent wie nie – ebenso wie der logische Nicht-Untergang Don Juans, der als Prinzip alle und alles überlebt.’ Karl Harb, Salzburger Nachrichten, 22 november 2006
‘De derde opera, Le nozze di Figaro, speelt zich af in de showroom van een autodealer. Bij de actualisering is het oorspronkelijke spanningsveld tussen adel en bedienden afgevlakt tot heden daagse verhoudingen. Toch hebben de regisseurs nu wel ingenieuze oplos singen gevonden die niet in strijd zijn met tekst en muziek. [....] De meeste zangers komen in Le nozze beter tot hun recht, met een hartveroverende Danielle de Niese (Susanna) en een fraai maar bijna voortdurend forte zingende Luca Pisaroni (Figaro) als aanvoerders.’ Eddie Vetter, De Telegraaf, 21 november 2006
‘Memory hin, Gesamtkunstwerkliches her: So gab’s das noch nie. Die drei Da Ponte-Opern an drei Abenden hintereinander, mit Don Giovanni als Filetstück, als ‘roter Billardkugel’, wie Ingo Metzmacher, der Dirigent, es im
Vorfeld sportlich formulierte. Und ganz gleich, ob man jenem Dreierpack nun tatsächlich einen vitalen Mehrwert, einen Überschuss an Tiefblick und Erkenntnis zubilligen will oder doch eher die athletische Kraftprobe darin wittert, das Circensisch-Spektakelnde: Der Amsterdamer Opera dürfte einer der Höhepunkte des Mozartjahres sicher sein.’ Christine Lenke-Matwey, Der Tagesspiegel, 21 november 2006
‘The succesful Swiss-German directors Jossi Wieler and Sergio Morabito made a trilogy out of these operas about love, marriage and adultery, without denying the different natures of each. Così fan tutte is set in the 1950s with a lot of poodle skirts and hair grease, and stars British soprano Sally Matthews as Fiordiligi. The second opera, Don Giovanni has the gloomy atmosphere of a horror film, and the stage is piled with dozens of beds – ready to serve the Don, an infamous womanizer. A standout is the young Dutch soprano Cora Burggraaf as Zerlina. And in The Marriage of Figaro, we find ourselves in a car dealership, owned by Count Almaviva. [...] Figaro features excellent performances by Maite Beaumont as Cherubino and the baritone Luca Pisaroni, as a breathtaking Figaro.’ Willem Bruls, The Wall Street Journal, 8-10 december 2006
Lunchconcerten in de Boekmanzaal De Boekmanzaal is onderdeel van het Stadhuis/Het Muziektheater en biedt plaats aan ± 200 personen. Elke dinsdag van sep tember t/m mei wordt hier van 12.30 tot 13.00 uur een gratis lunchconcert gegeven.
maart 2007 6 Marius van Paassen Bach e.a.
piano
17 Mariëtte Oelderik Hiroko Mogaki NN
sopraan mezzosopraan piano
24 Tadeu Duarte
piano
13 Opera Studio Nederland Voor de seizoensbrochure en aanvullende informatie: Frits Vliegenthart, 020-551 8922.
mei 2007
6 Blazersensemble Conservatorium van Amsterdam
20 Cantlos Hobo Kwartet: Aisling Casey Derk Lottmann Berdien Vrijland Douw Fonda Mozart en Britten
13
27 Tomoko Makuuchi Harry Teeuwen Peter Lockwood Verdi: liederen
februari 2007
Inez Hafkamp sopraan Peter Lockwood piano Wagner: ‘Wesendonk-Lieder’ Strauss: uit ‘Vier letzte Lieder’
20 Peter Hoogeveen viool Anne Bernau piano Brahms: Eerste vioolsonate in G
april 2007
27 Cato Fordham Peter Lockwood Brahms en Barber
10 GEEN CONCERT
tenor piano
hobo viool altviool cello
1 GEEN CONCERT
sopraan bariton piano
15 Opera Studio Nederland
3 Koperensemble uit Holland Symfonia
8 Duo Parallax: Akemi Uchida Fanny Bray
22 Jorien van Tuinen Joke Muller Takemitsu e.a. 29 GEEN CONCERT
viool cello
altviool piano
DNO -nieuwtjes De elegante bedrijfskleding die Robby Duiveman – directeur kostuumdienst/kap & grime – voor Het Muziektheater ontwierp, heeft de prestigieuze HCW Corporate Fashion Award gewonnen, die op 23 november 2006 werd uitgereikt. Voor de opera Wagner Dream bij DNO ontwerpt Duiveman de kostuums.
Graag attenderen wij u op avontuurlijke mini-abonnementen met topproducties van DNO en Holland Festival (mei-juni 2007). In Het Muziektheater kunt u Die Gezeichneten en Doctor Atomic van DNO en From the House of the Dead van het Holland Festival zien, en in Cultuurpark Westergasfabriek de coproductie Wagner Dream van o.a. DNO en het Holland Festival. Via www.dno.nl kunt u uw serie(s) met drie voorstellingen met voorrang kopen, zolang de voorraad strekt. Attentie: de seizoens- en abonnementenbrochures 2007-2008 worden op 15 februari verzonden naar iedereen die in 2005 en/of 2006 een abonnement heeft besteld of een seizoensbrochure aangevraagd. Valt u niet in een van deze groepen en wilt u wel een brochure ontvangen? Meld u dan aan op www.dno.nl, onder ‘publicaties’ of bel 020551 8922.
Muziektheatermedewerkers in de door Robby Duiveman ontworpen
Martin Wright
Met ingang van het seizoen 2006-2007 is Martin Wright benoemd tot artistiek leider van het Koor van DNO, als opvolger van Winfried Maczewski. Martin Wright was koordirigent van de San Diego Opera van
1984 tot 1997, en bekleedde vergelijkbare functies bij o.a. de Los Angeles Opera, de Arizona Opera en het Rundfunkchor Berlin. Van 1993 tot 2002 was hij chef-dirigent van het Groot Omroepkoor, waar hij regelmatig terugkeert als gastdirigent. Tevens was hij muzikaal directeur van de San Diego Master Chorale en eerste gastdirigent van de Lyric Opera San Diego. Als zanger vertolkte hij meer dan 30 operarollen, en trad hij concertant op met orkesten in de VS, Azië en Europa. Bij DNO was hij voor het eerst te gast in het seizoen 2004-2005 als koordirigent voor L’amour des trois oranges, en recentelijk voor de Mozart/Da Ponte-tri logie. Dit seizoen volgen Tannhäuser en Doctor Atomic. Meer in Odeon 65.
bedrijfskleding (Foto: Kroll & de Vries Bedrijfskleding).
Ingo Metzmacher heeft besloten om zijn driejarig contract als chef-dirigent van De Nederlandse Opera niet te verlengen na 2007-2008. In dat seizoen zal hij zijn nieuwe positie als chef-dirigent van het Deutsches Symphonie-Orchester Berlin gaan bekleden. In april 2005 maakte Metzmacher zijn debuut bij DNO met Die tote Stadt. Als chef-dirigent (vanaf 1 september 2005) dirigeerde hij The Bassarids, Het sluwe vosje, Elektra, Simon Boccanegra, Così fan tutte, Don Giovanni en Le nozze di Figaro; in mei en juni 2007 zal hij Die Gezeichneten dirigeren. In het seizoen 2007-2008 dirigeert Ingo Metzmacher nog drie producties bij DNO. Van 1997 tot 2005 was Ingo Metzmacher muzikale directeur van de Staatsoper en van de stad Hamburg.
Onderscheiden werd ook de dvd van de DNO-productie L’amour des trois oranges, en wel met een Diapason d’or. Eva-Maria Westbroek kreeg een VSCD-prijs voor haar glansrol in Lady Macbeth van Mtsensk bij DNO.
Reserveert u losse kaarten via www.dno.nl? Presentatie SACD's Der Ring des Sinds kort kunt u daarbij ook het stoelnum- Nibelungen: na de matinee van Tannhäuser mer vastleggen. op 11 februari in de foyer. Zie www.dno.nl.
Ingezonden brief Al een aantal jaren bezoek ik uw voorstel lingen, meestal gelukkig met veel plezier. Hoewel, de laatste tijd begin ik me in toe nemende mate te ergeren aan het gedrag van een deel van mijn medebezoekers. Het genieten van de muziek wordt me namelijk vaak onmogelijk gemaakt. Dat er tijdens de ouverture rustig door een deel van het publiek doorgepraat wordt, dus zolang er nog niet wordt gezongen, daar heb ik me, hoewel met tegenzin, al bij neergelegd. Dat ik tijdens het operabezoek vergast word op luidkeelse hoest- en kuchpartijen, heeft mij echter vanaf het begin al verbaasd. En blijkbaar mij niet alleen, gezien het feit dat Simon Rattle een voorstelling van Pelléas et Mélisande stillegde om de bezoekers op hun hoest- en kuchgedrag aan te spreken. De laatste tijd word ik echter op een nieuw fenomeen vergast. Niet alleen tijdens de
ouverture, maar de hele voorstelling door schijnt men elkaar hardop fluisterend op de hoogte te moeten houden van wat men van de voorstelling vindt, of God mag weten welke hoogst noodzakelijke gedachtegangen die blijkbaar niet tot de pauze of het einde van de voorstelling kunnen wachten. Dat men daarbij zijn medebezoekers stoort, schijnt die ‘fluisteraars’ niet te storen. Erger nog, toen ik er – nadat ik mij een halve voorstelling aan het hardop ‘fluisteren’ in de rij achter mij had zitten ergeren – in de pauze iets van zei, werd mij toegevoegd dat ik, als ik er last van had, de voorstelling maar moest verlaten. Blijkbaar is in stilte van een voorstelling genieten geen norm meer. Ik begrijp dat De Nederlandse Opera niet verantwoordelijk gesteld kan worden voor het gedrag van haar publiek. Maar u bent wel de enige die datzelfde publiek kan bereiken.
Zou het mogelijk zijn een verzoek aan uw bezoekers te richten dat zij hun ‘gefluisterde’ commentaar in het vervolg tot de pauzes bewaren, m.a.w. in stilte van de voorstelling genieten, zodat medebezoekers niet constant gehinderd worden? Misschien kunt u dan ook verzoeken het noodzakelijke hoesten op zijn minst in zakdoeken te doen of ermee te wachten op een applaus of totdat het orkest op volle kracht speelt. Uiteraard verwacht ik nog lang van uw voorstellingen – hopelijk in stilte – te kunnen genieten. Dorothé Takkenberg, Amsterdam Heeft u ook een opmerking? Stuur dan een brief of e-mail naar de redactie van Ode on (zie Colofon).
Tannhäuser ‘Mijn heil, mijn heil moest ik verliezen, nu zal ik de lust in de hel verkiezen!’
Kostuumschets Tannhäuser (Ontwerp: Andrea Schmitt-Futterer)
3D-technische tekening decor Tannhäuser (Ontwerp: Raimund Bauer))
I Tijdens een bacchanaal in de Venusberg is de ridder Tannhäuser somber gestemd: hij wil de godin Venus verlaten en terugkeren naar de buitenwereld. Zij vervloekt hem en voorspelt dat hij zal terugkeren, want de mensen zullen hem zijn verblijf bij haar niet vergeven. Als Tannhäuser roept dat zijn heil in Maria gelegen is, verzinkt de Venusberg in de grond. Hij komt tot zichzelf in een vallei bij de Wartburg. Pelgrims passeren op weg naar Rome en Tannhäuser knielt neer in gebed. Zo wordt hij aangetroffen door een jachtstoet, onder wie zich landgraaf Hermann en Wolfram von Eschenbach, Tannhäusers vriend, bevinden. Zij halen hem over mee terug te keren naar de Wartburg; daar zal Elisabeth, de nicht van de landgraaf, hem met vreugde begroeten na zijn lange afwezigheid.
II In de Wartburg betreedt Elisabeth de grote zaal, waar een zangwedstrijd zal plaatsvinden. Wolfram brengt Tannhäuser binnen, die Elisabeth begroet. Als zij elkaar hun liefde bekennen, weet Wolfram, zelf verliefd op Elisabeth, dat zijn hoop is vervlogen. Na de aankomst van de gasten kondigt de landgraaf het thema van de wedstrijd aan: het wezen der liefde. Wolfram vergelijkt de ideale liefde met een onbezoedelde bron. Walther von der Vogelweide sluit zich hierbij aan, maar Tannhäuser brengt een ode aan de zinnelijke liefde. Groot tumult ontstaat, dat nog toeneemt wanneer Tannhäu ser een loflied op Venus zingt. Alle vrouwen behalve Elisabeth verlaten de zaal. De verontwaardigde ridders willen zich op Tann häuser storten, maar Elisabeth beschermt hem. Tannhäuser wordt door de landgraaf verbannen en mag pas terugkomen als hij van de paus in Rome vergiffenis heeft gekregen. Hij sluit zich aan bij een pelgrims groep die op het punt staat te vertrekken.
III In de vallei bij de Wartburg bidt Elisabeth voor Tannhäusers behouden terugkeer. Het zingen van naderende pelgrims is te horen, maar Tannhäuser is daar niet bij. Elisabeth biedt in haar gebed haar eigen leven aan als zoenoffer voor Tannhäusers zonde. Wolfram vraagt de avondster om haar te begeleiden op haar laatste tocht. Plotseling staat Tannhäuser voor hem. Hij gaat terug naar Venus, want de paus heeft hem niet vergeven: pas als diens staf groene bladeren voortbrengt, zal deze zondaar verlost zijn! Wanneer Tannhäuser Venus aanroept, wijst Wolfram zijn vriend erop dat een engel op aarde voor hem gebeden heeft, die hem spoedig vanuit de hemel zal zegenen: Elisa beth. Als Elisabeth gestorven is, komt voor Tannhäuser de verlossing.
vr
2 feb 2007 première
ma 5 feb do 8 feb zo 11 feb wo 14 feb zo 18 feb do 22 feb za 24 feb ma 26 feb
18.30 uur 18.30 18.30 13.30 18.30 13.30 18.30 18.30 18.30
Het Muziektheater Amsterdam Kaartverkoop is reeds begonnen. Bij het ter perse gaan van deze Odeon zijn er nog kaarten verkrijgbaar. Bel het Kassa-bespreekbureau van Het Muziektheater: 020-625 5455, of een van de andere verkooppunten (zie pag. 30). On line reserveren: www.dno.nl Inleidingen door Paul Korenhof Plaats: Het Muziektheater (2de balkon) Tijd: 45 minuten voor aanvang van iedere voorstelling, dus 17.45 uur (avond)/12.45 uur (matinee) Lengte: ± 30 minuten Toegang: gratis op vertoon van een geldig plaatsbewijs voor de voorstelling van die dag Met steun van de Vereniging Vrienden van De Nederlandse Opera Maak gebruik van ons culinaire buffet voor Tannhäuser. Vanaf 17.30 bent u welkom in de foyer. De kosten zijn 25 euro p.p. Reserveren: 020-625 5455 of www.hetmuziektheater.nl
uur uur uur uur uur uur uur uur
Tannhäuser Oper in drei Aufzügen libretto van Richard Wagner
Nieuwe productie
Richard Wagner 1813 -1883
Weense versie muzikale leiding Hartmut Haenchen regie Nikolaus Lehnhoff decor Raimund Bauer kostuums Andrea Schmidt-Futterer licht Duane Schuler choreografie Amir Hosseinpour & Jonathan Lunn movement Denni Sayers dramaturgie Klaus Bertisch Wolfgang Willaschek Hermann, Landgraf von Thüringen Kristinn Sigmundsson Tannhäuser Robert Gambill 2 8 14 18 22 26 feb John Keyes 5 11 24 feb Wolfram von Eschenbach Roman Trekel Walther von der Vogelweide Marcel Reijans Biterolf Werner Van Mechelen Heinrich der Schreiber David Griffith Reinmar von Zweter Cornelius Hauptmann Elisabeth Martina Serafin Venus Petra Lang Ein junger Hirt Katherina Müller Vier Edelknaben Vesna Miletic Oleksandra Lenyshyn Anneleen Bijnen Johanna Dur Nederlands Philharmonisch Orkest Koor van De Nederlandse Opera instudering Martin Wright Coproductie met het Festspielhaus Baden-Baden De opera wordt in het Duits gezongen en Nederlands boventiteld. De voorstelling duurt circa 4 uur en 20 minuten. Er zijn 2 pauzes. Het operaboek Tannhäuser is verkrijgbaar in Het Muziektheater. Daarin zijn onder meer een uitgebreide synopsis, en het libretto in het Duits en in een Nederlandse vertaling opgenomen. De prijs is 8,-.
Peter van der Lint
‘Ik ben de wereld nog een Tannhäuser schuldig’
Richard Wagner (Schilderij van Franz von Lenbach, 1871) (Foto: ???)
Is Tannhäuser de minst populaire van de grote Wagner-opera’s? Is het enthousiasme voor de tien werken uit de zogenaamde Bayreuth-canon – Der fliegende Holländer, Tannhäuser, Lohengrin, Tristan und Isolde, Die Meistersinger von Nürnberg, Der Ring des Nibelungen en Parsifal – het lauwst voor de minnezanger in de Wartburg? Aan het grote aantal opvoeringen van Tannhäuser, niet alleen in Bayreuth maar wereldwijd, valt dat niet op te maken. En toch is er iets met Tannhäuser, waardoor zelfs verklaarde Wagner-adepten een zekere moeite met deze opera hebben en bijvoorbeeld veel minder snel een saillant of toepasselijk citaat uit deze opera paraat hebben dan uit één van de andere. Zou dat komen doordat Wagner eigenlijk nog niet klaar was met deze opera, die eerst als titel Der Venusberg had, later Tannhäuser und der Sängerkrieg auf W artburg heette en weer later gewoon Tannhäuser? Feit is dat Wagner na de première in Dresden (19 oktober 1845) bleef sleutelen aan het werk. In 1846 zag Dresden de opera al met een nieuwe versie van de finale, in 1847 gevolgd door een derde versie. De grootste omwerking van de opera volgde in 1861 voor de Parijse Opéra. Die première leverde Wagner en de operawereld een van de grootste schandalen op en na slechts drie voorstellingen trok Wagner de opera terug. In 1875 zag Wagner zelf toe op de uitvoeringen in de Opera van Wenen en ook toen bracht hij veranderingen aan. Die Weense versie (met een enkele aan passing) is de versie die De Nederlandse Opera brengt.
Stijlbreuk
En nog was Wagner niet klaar met zijn minnezanger. Toen het Festspielhaus in Bay reuth in 1876 al met de wereldpremière van Der Ring des Nibelungen geopend was, dertig jaar dus na de première van Tannhäuser und der Sängerkrieg auf W artburg in Dresden, speelde Wagner nog met het idee om ook dáár een nieuwe versie van Tannhäuser op te voeren. ‘Ik ben de wereld nog een Tann häuser schuldig,’ zei Wagner in Venetië tegen zijn vrouw Cosima, niet lang voor zijn dood in de lagunestad. Tot op het eind was Wagner dus bezig met deze opera. Dat is geen uniek gegeven, omdat Wagner vaker veranderingen – dikwijls op verzoek van zangers – in zijn werken aanbracht. Maar zijn twijfels over Tann häuser hielden hem zijn hele leven bezig en die twijfels weerspiegelen zich in de vele versies ervan. Twijfelen de Wagner-liefhebbers met hem mee? Horen zij in de later sterk veranderde rol van de godin Venus al de veel modernere Kundry uit Parsifal? Toen Wagner die rol reviseerde, was hij in zijn hoofd in ieder geval heel erg bezig met het Parsifal-onderwerp en de verleidster Kun dry, en creëerde hij vooral met de muzikale tekening van de Parijse Venus een stijlbreuk in zijn opera. En een stijlbreuk was nauwelijks te vermijden, omdat Wagner zijn muzikaal-revolutionaire Tristan und Isolde al voltooid had. Veel versies dus met binnen die versies weer allerlei variaties. U kunt er uit-
gebreider over lezen in het interview met Hartmut Haenchen op pagina 8 in deze Odeon.
Hoge eisen
Om allerlei redenen was Wagner zelf direct na de eerste uitvoering in Dresden niet overtuigd van zijn opera. Hij schrijft daar dan zelf uitvoerig over en voert als een van de argumenten aan dat het decor voor de zangwedstrijd in de ‘teure Halle’ van de Wartburg (tweede akte) overgenomen was van een destijds zeer bekende Dresdener productie van Webers Oberon. Volgens Wagner was dat voor het publiek een enorme deceptie, omdat dat van deze opera op allerlei gebied verbazingwekkende verrassingen verwachtte en dus ook van het decor. Maar Wagner steekt de hand ook in eigen boezem. Zo schrijft hij: ‘De werkelijke fout van mijn werk lag in de slechts schetsma tige en onbeholpen uitwerking van de rol van Venus, en daarmee van de hele uitgebreide openingsscène van de eerste akte. Deze grote scène mislukte volledig, hoewel een zo waarlijk grote kunstenares als
mevrouw Schröder-Devrient en een zo ongemeen begaafde zanger als Tichatschek haar alleen maar hoefden uit te voeren.’ Wagner is verder vol lof over Wilhelmine SchröderDevrient, maar verwijt tenor Joseph Tichatschek verderop gebrek aan dramatische geloofwaardigheid. Door de ‘Jubel seiner Stimme’ komt Tichatschek nog een heel eind, maar verderop in de tweede akte ‘verloor de held van het drama, Tannhäuser, zich steeds meer, en raakte hij zó volledig buiten de sfeer van sympathie, dat hij in de slot scène […] in weemoedig gebogen houding spoorloos naar de achtergrond verdween.’ Wagners toenmalige vrouw Minna had al gewaarschuwd voor de problemen die Ticha tschek met de ingewikkelde rol zou kunnen hebben. En zij had het in dat verband niet over de onvoorstelbaar hoge muzikale en vocale eisen die Wagner zijn titelheld oplegde – die kon Tichatschek met gemak aan – , maar vooral over de dramatische geloofwaardigheid van de tenor uit Bohemen in de rol van dit gespleten personage. Ticha tschek had precies drie jaar eerder (20 oktober 1842) Wagner zijn eerste grote succes
Affiches voor Dresden en Parijs, 1845 en 1861
bezorgd met zijn interpretatie van de titelrol in Rienzi, der letzte der Tribunen. Voortaan componeerde Wagner de tenorrollen voor zijn operahelden met de wonderbaar lijke natuurstem van Tichatschek in zijn oren. Nog steeds hebben operahuizen overal ter wereld daarom moeite met het casten van de tenorhelden in Wagners opera’s. Wonderstemmen als die van Tichatschek zijn er gewoonweg maar eens in de zoveel tijd. En dan te bedenken dat Wagner zelf toegaf dat Tichatschek aan zijn grenzen kwam in de partijen van Rienzi en Tannhäuser.
Een fantastische Senta
Ook Wilhelmine Schröder-Devrient was een fenomeen en het is jammer dat Wagner zijn Parijse ideeën over de rol van Venus niet al in Dresden heeft kunnen componeren. Schröder-Devrient had met die meer erotische rol wel raad geweten; ze was waarschijnlijk de auteur van een berucht boek met pornografische memoires. Zij was Beethovens oorspronkelijke Leonore in Fidelio geweest en had naast Tichatschek al als Adriano geschitterd in Rienzi. Ze was bovendien een – volgens Wagner zelf – fantastische Senta in Der fliegende Holländer geweest. Het was deze geweldige interpretatie van Schröder-Devrient die Wagner deed besluiten om een al afgeserveerd onderwerp weer ter hand te nemen. Het was de beoogde grote opera Die Sarazenin over de adellijke Hohenstaufen-familie. Wagner was onder de indruk geraakt van Ludovic Halévy’s La reine de Chypre (1841), een werk in de echte Meyerbeer-stijl van de grand opéra. Het moest een botsing worden tussen de christelijke en Saraceense werelden met als hoofdpersoon Manfred, de zoon van keizer Frederik II, die gekroond zou worden als koning van Sicilië. Schröder-Devrient vond het onderwerp uiteindelijk niet bij haar passen, waardoor Wagner toch maar aan Tann häuser begon. Het zou velen wat waard zijn geweest als Die Sarazenin wel gecomponeerd was. Hoe zou Die Sarazenin zich verhouden hebben tot La juive van Halévy of L’Africaine van Meyerbeer?
Prachtige ervaring
Maar Wagner zette zich aan Tannhäuser und der Sängerkrieg auf W artburg, waarin Tichatschek dus de titelrol zou krijgen, Schröder-Devrient die van Venus en Wag ners nicht Johanna Wagner die van Elisa beth. Nadat hij in 1841 in Parijs Der fliegende Holländer voltooid had, begon Wagner – die erg veel heimwee naar Duitsland had – met het lezen van het 16de-eeuwse Duitse gedicht Das Volkslied vom Ritter Tannhäuser. Al vanaf zijn jeugd wist Wagner van het verhaal over de ridder die de minnaar van Venus, godin van de liefde werd en die, toen hij spijt had, geen absolutie van de paus kreeg. Het verhaal kwam voor in de sagen van de gebroeders Grimm en in het populaire verhaal Der getreue Eckart und der Tannen häuser van Ludwig Tieck. Al dat lezen over de minnezangers zorgde ervoor dat Wagner in april 1842, op weg van Parijs naar Dresden, een prachtige ervaring had toen hij met Minna langs de Wartburg kwam. Hij schreef er later over: ‘Het enige lichtpuntje was ons zicht op de Wartburg, waar we langs reden tijdens het enige zon-
verlichte uurtje van onze reis. Het zien van het kasteel op de bergtop liet een diepe indruk achter. Er was een andere bergrug, wat verder weg aan de zijkant van de Wart burg en ik doopte die direct de “Hörselberg”, en toen we door de vallei reden, zag ik het decor van de derde akte van mijn Tannhäuser voor me.’ Eenmaal terug in Duitsland logeerde Wagner in het romantisch gelegen Schreckenstein nabij Aussig. Wagner: ‘In de kasteelruïnes schreef ik in mijn notitieboekje een gedetailleerd ontwerp op van een opera in drie akten, Der Venusberg. […] Toen ik de Wostrai beklom, was ik verbaasd toen ik in de vallei een vrolijk dansmelodietje hoorde, gespeeld door een herder op de heuvel, en ineens zag ik mezelf tussen het koor van pelgrims, hun weg zoekend voorbij de herder en door de vallei.’
Tristan en Parsifal verschillende kanten vertegenwoordigen van een en hetzelfde per sonage. Wagner vond dat overigens zelf ook, zoals hij een jaar voor zijn dood tegen zijn vrouw Cosima zei. Venus, Elisabeth, Isolde en Kundry vertegenwoordigen dan de vrouwelijke krachten die grote invloed hebben op deze ‘gespleten’ tenoren.
Persoonlijke supervisie
De drie belangrijke stadia en uitvoeringen van Tannhäuser tijdens Wagners leven – Dresden, Parijs en Wenen – werpen ook hun licht op de zich ontwikkelende Wagnerzanger. In Wenen, in 1875, zat de oude Joseph Tichatschek, de allereerste Tannhäuser, als eregast in de loge. Daar hoorde hij sopraan Amalie Materna in de rol van Venus. Het was voor háár dat Wagner had ingestemd met zijn persoonlijke supervisie op de voorstellingen in Wenen – eigenlijk had hij daar heleSeparate verhalen Eigenlijk maakte Wagner de opera die zijn maal geen zin in. Maar Wagner was bang dat grote voorganger en voorbeeld Carl Maria de Weense opera, als hij niet zou toestemvon Weber had zullen schrijven. Clemens men, misschien zou weigeren om Materna Brentano was begonnen een libretto over in de zomer vrijaf te geven. En Wagner had Tannhäuser voor Weber te maken, maar Materna’s stembanden die zomer dringend nodig. In de allereerste Bayreuther Fest staakte later zijn werk. Een jaar voor de Tannhäuser-première werd het lichaam spiele moest Materna namelijk de allereervan Weber, die in 1826 in Londen overleden ste Brünnhilde in Der Ring des Nibelungen was, van de St. Mary’s Chapel in Londen worden. overgebracht naar Dresden. Dat gebeurde Vlak voor de desastreuze uitvoeringen na de bemoeienissen van Wagner. Webers in Parijs in 1861 stierf Wilhelmine Schröderlichaam werd in Saksen verwelkomd met Devrient, Wagners eerdere muze en zijn funeraire muziek voor blazers en slagwerk, eerste Venus. In Parijs werd haar rol, sterk speciaal door Wagner geschreven op thema’s gewijzigd, gezongen door de Italiaanse Fortu uit Webers opera Euryanthe. De volgende nata Tedesco. Naast haar stond de Belgische dag hield Wagner een rede bij het graf en Marie Sass als Elisabeth. Zes jaar later zou Sass in Parijs een andere Elisabeth zingen, dirigeerde hij een gedicht, door hemzelf geschreven en gecomponeerd voor mannendie in Verdi’s Don Carlos, ook al zo’n werk stemmen. waaraan Parijs zich vertilde. Albert Niemann worstelde zich in Parijs door Tannhäusers Wagners Tannhäuser is dus erg verbonden met de wereld en het wezen van Weber, noten heen en dat lukte hem, met enkele aanen is een Duits-romantische opera in zijn passingen, heel behoorlijk. Wagner nodigde geest. De verhalen van ridder Tannhäuser Niemann vijftien jaar later uit om zijn eerste en de liedwedstrijd op de burcht Wartburg Siegmund in Der Ring des Nibelungen in Bay waren oorspronkelijk twee separate verreuth te zingen. Het verhaal van de geschiehalen. Wagner voegde ze op originele wijze denis van Tannhäuser is dus ook een verhaal samen; hij kreeg dat idee van een essay uit van de zangers die de rollen erin vertolkten. 1838 van een professor uit Königsberg, die Veel van het succes van de opera hangt af beweerde dat de minnezanger van de Wart van hun kwaliteiten, en als alles klopt, is Tannhäuser net zo geliefd als Lohengrin of burg en Tannhäuser eigenlijk een en dezelfde persoon waren. Dat idee doorvoerend Tristan und Isolde. zouden we kunnen zeggen dat Tannhäuser,
Franz Straatman
Kiezen voor de ‘volledigste’ Tannhäuser
Affiche voor Wenen, 1875
Niet met een opera van Wagner trad Hartmut Haenchen precies twintig jaar geleden voor het eerst op in het pas geopende Muziektheater, maar met Boris Godoenov van Moesorgski. Wagner loopt wel als een rode draad door de lijst van 39 verschillende opera’s die hij sindsdien dirigeerde. De Wagner-lijn begon in september 1987 met Tristan und Isolde, werd bekroond met een dubbele Ring-cyclus, en eindigt vooralsnog met Tannhäuser. Voor Haenchen een spannende productie omdat er twee Wagners in schuilgaan: de 31-jarige componist van vóór Tristan und Isolde en de 47-jarige van daarna. ‘Ik ben de wereld nog een Tannhäuser schuldig.’ Haenchen haalt de uitspraak van de oud geworden componist aan om te illustreren hoe deze met Tannhäuser dertig jaar bezig was en eigenlijk nog niet tevreden kon zijn. Dat er sprake is van een ontwikkelingsgang van het werk, valt af te lezen uit de toevoeging ‘Weense versie’ in de seizoensbrochure. De precieze datum van de première is in dit geval interessant: 12 november 1875. Want op vier weken na beleefde precies dertig jaar eerder in Dresden de allereerste Tannhäuser zijn première, op 19 oktober 1845. De eerste schetsen waren in 1842 gemaakt. Om uiteenlopende redenen bracht Richard Wagner in 1847 twee keer veranderingen aan. Dat houdt in dat er drie versies zijn van de uitvoeringen in Dresden gedurende de jaren dat Wagner er tot medio 1848 de leiding had over de Saksische hofopera. De groeiende populariteit van Tannhäuser leidde er toe dat de Franse keizer, Napoléon III, opdracht gaf om het werk te laten uitvoeren in Parijs. Wagner greep de kans om in de Franse hoofdstad voet aan de grond te krijgen met beide handen aan; hij droomde zelfs van een Wagner-seizoen. Er moest wel flink gesleuteld worden aan het stuk. Ten eerste werd alle tekst in het Frans omgezet, aangezien in Parijs ook buitenlandse opera’s in het Frans werden gezongen. Het vertaalwerk deed Charles Truinet voor hem. Aan Wagner de taak om de muziek uit te breiden, allereerst voor het ballet in het Bacchanaal, want een groot ballet in een opera was zonder meer verplicht. Wagner zette ook verscheidene scènes anders op, zoals een uitbreiding van de dialogen tussen Venus en Tannhäuser. Even eens bracht hij veranderingen aan in de orkes tratie, zodat de zogeheten ‘Parijse versie’, die op 13 maart 1861 in première ging, nogal sterk verschilde van de ‘Urfassungen’ uit Dresden. Dat de Duitse operahuizen de nieuwe Tannhäuser ook wilden hebben, leidde tot een naar het Duits terugvertaalde versie, die in 1867 in München in première ging. Het betekende ook dat de muziek moest worden aangepast op de Duitse omzetting van de nieuw gemaakte Franse teksten. Ook herzag Wagner zijn partituur op een aantal plekken. En nog was het niet goed. Want voor een concertuitvoering in Wenen in 1872 kortte hij de ouverture zodanig in dat die muziek naadloos overgaat in de rosse wereld van de Venusberg. Als scenische productie werd deze partituur, onder het aanbrengen van nieuwe veranderingen,
genot van de liefde ingaat tegen de geldende opvattingen van zijn collega-minnezangers.’ De figuur Tannhäuser vindt Haenchen spannend omdat in hem twee richtingen op elkaar botsen. ‘Hij mist in de Venusberg toch de wereld waaruit hij is voortgekomen; maar als hij na zijn terugkeer in de kring van ridders en minnezangers op de Wartburg deelneemt aan de zangwedstrijd, dan bepleit hij de regels die gelden in de Venusberg. Tann häuser wil alles hebben; hij verlangt eigenlijk naar een Elisabeth en een Venus in één vrouw. Maar die krijgt hij niet en daarom sterft hij.’ ‘Voor Parijs breidde Wagner de Venus berg-scène flink uit. De Venus-figuur heeft er meer te zingen; in de stemligging verandert de rol iets, van een sopraan in Dresden in de richting van een mezzo in Parijs. Ook haar houding ten opzichte van de wens van Tannhäuser om weg te gaan, verandert. In Dresden is de teneur: ga maar. In de Parijse versie evenwel smeekt ze hem – in de uitgebreide tekst – te blijven: ‘Dass letzte Trös in Wenen op de planken gezet in 1875. Daar tung in deinem Arm ich fand, oh lass dess op slaat de toevoeging ‘Weense versie’ in de mich nicht entgelten’. brochure van De Nederlandse Opera. Klinken hierin Wagners eigen huwelijksperikelen mee, de verwijdering van zijn eerste vrouw, Minna Planer? Een relatie die in Hoofd vol Tristan Waarom koos Haenchen voor die versie? 1862 volledig stukliep. ‘Omdat het de laatste versie is die WagHaenchen: ‘Ik heb grote bewondering ner heeft nagelaten,’ luidt het simpele antvoor haar, voor wat zij voor Wagner heeft woord. ‘In de Weense versie heeft hij ook gedaan. Hij kon altijd bij haar terugkeren. qua orkestratie behoorlijke veranderingen Zij was ook een belangrijke partner in muziaangebracht. Dat hij toch nog niet tevreden kale zin. De vroege Tannhäuser is niet voorwas, komt door zijn eigen ontwikkeling als stelbaar zonder Minna. Als figuur in het componist. In Parijs had hij Tristan – waar leven van Wagner is zij altijd weggedrukt hij toen mee bezig was – in het hoofd. Hij door Cosima. Minna was een succesvolle was overgegaan op een doorwrochte stijl actrice. Zij heeft heel kritisch naar de tekvan componeren met meer chromatiek en sten van Richard gekeken. Ik denk dat de meer contrapunt; hij was weggegroeid van veranderingen in de drie Dresdener versies de Italiaanse operastijl. In de Parijse Tann van Tannhäuser gedeeltelijk ook te maken häuser zitten beide; dat is voor mij het span- hebben met haar opmerkingen.’ nende aan de op Parijs gebaseerde laatste versie. Ik heb deze opera drie keer eerder Erotische balletmuziek gedirigeerd, ook in de Dresdener versie.’ De nieuwe balletmuziek voor Parijs omHaenchen ziet veel overeenkomst tussen schrijft Haenchen als zeer erotisch. Die zwoele sfeer komt tot stand door het op de persoon van Wagner en de Tannhäuserfiguur. ’De eigenzinnigheid van Tannhäuser bouwen van muzikale lijnen met halvetoons komt overeen met die van de componist. Ook afstanden waardoor zij een bijzondere kleur al was het een vereiste in Parijs om een groot (chroma) krijgen. In combinatie met het hitballet in te vlechten in de tweede akte, omdat sige tempo en de volle orkestratie schiep pas dan een invloedrijke club heren kwam Wagner een klankbeeld dat in groot contrast opdagen na hun diner, toch hield Wagner staat tot de droge klank van de Wartburgvast aan zijn opzet dat Tannhäuser met een scène met de zangwedstrijd. Alhoewel hij balletscène opent in de eerste akte. Uit de in zijn jonge jaren niet veel op had met balmuzikale vernieuwingen die hij ontwikkelde let, veranderde hij in Parijs van mening over in Tristan und Isolde blijkt een eigen visie, de dramatische waarde van de toneeldans. net zoals Tannhäuser in zijn mening over het ‘Het is goede muziek,’ aldus Haenchen, ‘die,
Hartmut Haenchen (Foto: Hans Hijmering)
mede door haar lengte, geschikt is voor concertante uitvoering en vaak in de concertzaal klinkt. In 1994 hebben we Ouverture en Bacchanaal met het Nederlands Philhar monisch Orkest al gespeeld, en zelfs meegenomen op tournee naar Japan.’ Behalve uitbreidingen bracht Wagner ook schrappingen aan in de Parijse versie. Hij kortte het twistgesprek tijdens de zangwedstrijd – tussen Tannhäuser enerzijds en de ridders/minnezangers Wolfram (von Eschenbach), Walther (von der Vogelweide) en Biterolf anderzijds – in door de tekst van Walther te verwijderen. Haenchen: ‘De belangrijkste reden was dat Wagner geen geschikte tenor voor de rol van Walther kreeg. Toch is zijn inbreng van belang. Walther wil ook vasthouden aan de traditie van de platonische liefde, maar hij valt Tann häuser niet aan, zoals Biterolf, doch geeft hem milde raad: “Willst du Erquickung aus dem Bronnen haben, musst du dein Herz, nicht deinen Gaumen laben.” (Wil je verkwikking putten uit de bron, dan moet je je hart en niet je verhemelte laven).’
Terugkeer van Walther
‘In de voorbereidende gesprekken met regisseur Nikolaus Lehnhoff stelde hij voor om die scène uit de Dresdner versie op te nemen in de Parijse/Weense versie, zoals dat ook gebeurde in Bayreuth in de regie van Wieland Wagner. Het versterkt de dramatische spanning, ook wat betreft de muziek, want Tannhäuser zingt er in de Tristan-stijl, en dan komt er de droge muziek van Walther als reactie tegen in. Ik vind dat heel spannend. Wagner had destijds geen goede tenor voor Walther, maar wij hebben er wel een: Marcel Reijans.’ Met deze aanpassing kiest Haenchen voor de ‘volledigste’ versie van Tannhäuser. Laat hij zich ook leiden door bronnen over de uitvoeringen in Wenen en later in Bayreuth? ‘Die zijn er maar zeer
beperkt. Ze zijn van Felix Mottl, een van de vijf assistenten van Wagner. Het zijn technische aanwijzingen die ik consequent volg.’ Met Tannhäuser komt Haenchen aan zijn achtste Wagner-opera. ‘De Fliegende Hol länder had ik zullen doen, maar de regisseur van die productie wilde graag een bewerking doen die Felix Mottl gemaakt had, en die heb ik geweigerd. Ik dirigeer alleen Wagner. En Lohengrin is door Edo de Waart gedaan. Maar ik zal nog wel toekomen aan die twee, ook al is het niet in Amsterdam. Voor regisseur Lehnhoff is het ook de eerste keer dat hij Tannhäuser zelfstandig doet. Hij kent het stuk uitstekend, want hij assisteerde Wieland Wagner.’ ‘Lehnhoff is heel aangenaam om mee samen te werken. Hij wil de eenzaamheid van de titelfiguur aan het einde van de opera laten zien. In die scène schrijft Wagner in de Weense versie twee grote orkesten voor, links en rechts op het toneel. Tannhäuser wordt dan omgeven door de Venusbergmuziek. De verleiding komt van alle kanten op hem af (‘Frau Venus, o Erbarmungsreiche. Zu dir, zu dir, zieht es mich hin’) en op Wolf ram, die bij hem is (‘Zauber der Hölle, weiche, weiche. Berücke nicht des Reinen Sinn’). In Het Muziektheater kunnen we die ensembles van hout- en koperblazers in de torens ter zijde van het toneel plaatsen, zodat ook het publiek als het ware in die stroom van verleiding wordt opgenomen.’
139 maal Wagner
Met deze productie besluit Haenchen een periode van twintig seizoenen dat hij vast verbonden was aan De Nederlandse Opera, eerst als muzikaal directeur, vervolgens als chef-dirigent en sinds 1999 als eerste gastdirigent. Uit de telling van DNO blijkt dat hij, inclusief drie operaconcerten, 518 keer dirigeerde in Het Muziektheater waarvan er 139 waren gewijd aan opera’s van Wagner.
Bij elke productie werkte hij samen met een andere regisseur. Een bijzonder avontuur was het zeker, zegt hij. Bij de eerste productie, van Tristan und Isolde in september 1987, was het meteen raak door de controversiële regie van Jürgen Gosch. Deze dreigde zelfs met een rechtszaak als de dirigent in het verloop van de voorstellingenreeks iets zou wijzigen in de regie. ‘Over die Tristan van Gosch praat ik wat minder graag,’ reageert hij diplomatiek. ‘Met de anderen heb ik heel prettig samengewerkt.’ Dat waren Klaus Michael Grüber in Parsifal, Harry Kupfer in Meistersinger en Pierre Audi in het kwartet van de Ring des Nibelungen. In het kader van Tannhäuser stipt Haenchen aan dat in Meis tersinger een parallel verhaal wordt verteld. ‘Je kunt zeggen dat Meistersinger een gekke Tannhäuser is, inderdaad een soort operette. Het interessante aan de productie met Kup fer was, dat die in zijn regie heel dicht bij een operette kwam. Hij heeft de humor in het stuk destijds goed uitgewerkt.’ Net als in Meistersinger ontwaart Haen chen in Tannhäuser veel kritiek op de maatschappij. Maar wat heeft de inhoud voor betekenis in onze maatschappij? Haenchen: ‘Elisabeth is de eerste figuur bij Wagner die zich opoffert. Zij streeft naar Erlösung. Dat is daarna het centrale thema in de opera’s van Wagner. Elisabeth gaat sterven, en Tann häuser sterft ook. Het groen worden van de herdersstaf vat ik op als zijn terugkeer in de maatschappij. Muzikaal beweegt er niets meer in de slotfase. Wat wil Wagner hiermee zeggen: dat Tannhäuser revolutionair is geweest, teruggekomen, maar vervloekt is. Hij sterft als de grote kunstenaar, maar veranderd heeft hij niet veel. Het is boete doen en toegeven; zo wil de katholieke kerk het. Ik beschouw deze opera ook als kritiek op de kerk. Maar de hemel is genadiger.’
10 Klaus Bertisch
Eindelijk Tannhäuser! De internationaal veelgevraagde, ervaren regisseur Nikolaus Lehnhoff maakt met zijn productie van Tannhäuser bij De Nederlandse Opera een cirkel rond: het is de laatste van de grote opera’s van Richard Wagner die hij nog niet heeft geënsceneerd, en tevens een van de eerste opera’s die hij als piepjonge assistent van Wieland Wagner bij de Bayreuther Festspiele begeleidde. Een gesprek over een verrassende carrière en een weloverwogen concept. Nikolaus Lehnhoffs carrière begon bij de Deutsche Oper Berlin. Hij had het geluk dat hij daar mocht samenwerken met Wieland Wagner, die hem vervolgens uitnodigde om hem te assisteren bij zijn nieuwe productie van Tannhäuser (1965). Dat het in zijn veelzijdige carrière als regisseur nooit tot een eigen Tannhäuser-productie is gekomen, komt echter niet doordat Lehnhoff zich niet zou hebben kunnen losmaken van de overheersende indruk van deze vroege ervaring. Zo gaat dat in het operabedrijf: hoewel Lehnhoff jarenlang door operahuizen in de hele wereld werd geëngageerd als regisseur voor het Duitse repertoire, kreeg hij simpelweg nooit een aanbod voor dit werk. Des te groter is zijn vreugde nu het eindelijk zover is en ook is het voor hem een zeer emotio nele aangelegenheid dat hij zich na zoveel jaren opnieuw met dit werk mag bezighouden. ‘Een dergelijke vroege, positieve ervaring vergeet je nooit, die blijft altijd in je achterhoofd. En hoewel ik met stukken als Lohengrin of Parsifal eerder problemen had, heb ik mij die inmiddels voor een deel meer dan eens eigen gemaakt. Met de opera Lohen grin heb ik altijd een ambivalente verstandhouding gehad; bij Parsifal hield ik erg veel van de muziek, maar daar kon ik aanvankelijk niet veel met het verhaal beginnen. Ik ben deze stukken uit de weg gegaan en ik moest eerst een manier vinden om ze voor mij te ontsluiten.’
Problemen van nu
Bij een mystieke, eclectische thematiek heb je eerst een bijzondere invalshoek nodig, waarmee je de verhalen over thema’s als verlossing, gespletenheid tussen het aardse en het geestelijke, transcendentale kunt vertellen. Bij Tannhäuser is het makkelijker om de verbinding te leggen met een problematiek die meer van deze tijd is. ‘Tann häuser staat mij nader, maar nadat ik de stap naar die twee andere stukken had durven zetten, zijn mij meer mogelijkheden geopenbaard om de mythe te vertellen en daarmee in het algemeen te verwijzen naar problemen van nu, zonder nadrukkelijk in te gaan op actuele, als het ware hedendaags-poli tieke parallellen. Dat is niet mijn stijl. Maar vooral bij Lohengrin kon ik ook niet de receptiegeschiedenis van het stuk vergeten. In haar film Triumph des Willens gebruikt Leni Riefenstahl het voorspel van deze opera om te laten zien hoe Adolf Hitler in een vliegtuig de stad Neurenberg nadert. De verlosser daalt om zo te zeggen neer tot zijn volk, om geluk en toekomstbeloften te brengen. Dat was van een gruwelijke, helse genialiteit. Die schok voel ik nog tot op de dag van vandaag in mijn hele lijf. Juist bij het idee van een problematische verlossersfiguur moet een Duitse regisseur erg op zijn hoede
zijn. Wij Duitsers hebben ons laten misleiden door zo’n charlatan, en dat kun je niet als een gotisch verhaaltje uit een prentenboek vertellen. Vanuit deze overwegingen vond ik de weg waarlangs ik het stuk kon vertellen en ook de subtekst duidelijk maken.’
Zin van het leven
Niettemin stelt Lehnhoff nadrukkelijk dat er in grote werken altijd meerdere dimensies aanwezig zijn. ‘De sleutel tot Parsifal lag voor mij in de derde akte: Parsifal is door de hel gegaan en weet niet hoe het nu verder moet. Het is een eindtijdsituatie, zonder uitweg, waarin alles dreigt te verzanden. Na alle oorlogen en chaotische toestanden, na alle verleidingspogingen is aan het einde als het ware het uur nul gekomen.De rails die zich in het zand verliezen, waren daarbij voor Lehnhoffs Parsifal-enscenering in Londen en later in de VS een sterk, treffend beeld. En dan zijn we al bij Tannhäuser: ook hier bevindt de titelheld zich op een doodlopende weg. Hij heeft zich in een uitwegloze situatie gemanoeuvreerd en draait in een kringetje rond. ‘Tijdens mijn assistentschap in Bay reuth heeft Wieland mij vaak op Wahnfried uitgenodigd om ’s avonds na de repetitie door te praten over het stuk. Wij waren het erover eens dat het bij Tannhäuser om een uitgesproken modern, actueel stuk gaat, met een titelfiguur die op zoek is naar de zin van het leven. Hij is een onaangepast persoon, die op een soort tijdreis is, en die aan het eind in het luchtledige loopt – de archetypische situatie van een Elckerlyc. Een Faustachtig personage, dat je ook als zodanig ten tonele moet voeren. Dat deze analyse, dit inzicht veertig jaar na Wielands dood nog altijd van toepassing is, is een teken van de grootte van Wagner. Het gaat om universele problemen, die niet tijdgebonden zijn.’
Interessante ontmoetingen
Nikolaus Lehnhoff bevestigt dat Wieland voor hem zoiets als een voorbeeld geweest is, waarvan hij zich vervolgens moest zien los te maken. Wieland Wagner zelf heeft hem nog geholpen aan andere engagementen als assistent. Lehnhoff koos voor de Metropo litan Opera New York. Sir Rudolf Bing probeerde met de opening van het Lincoln Center daar de traditionele ‘opera-scene’ een beetje open te breken. Voor Lehnhoff betekende dit de kennismaking met Jean Louis Barrault, Tyrone Guthrie en ook de jonge Franco Zeffirelli. ‘Daar kwam voor mij nog een repertoire bij waarmee ik voor die tijd niet in aanraking was gekomen. Werken als La Gioconda of Adriana Lecouvreur werden destijds in Duitsland nauwelijks gespeeld. Ook wat de regie betreft, leerde ik de andere zijde
van de medaille kennen: het realisme, want ik kende alleen maar stilering en abstractie. En alleen uit het samenspel van vele mogelijkheden moest je dan je eigen conclusies trekken. Naast vele andere interessante ontmoetingen was de kennismaking met Karl Böhm van doorslaggevende betekenis, want met hem samen mocht ik voor de MET Ariadne auf Naxos van Richard Strauss instuderen. Dat was mijn proefstuk en Böhm vroeg mij vervolgens of ik met hem in Parijs Die Frau ohne Schatten wilde ensceneren, een geweldig blijk van vertrouwen. Maar zo was ik dan toch weer in het Duitse repertoire terechtgekomen. Het waren succes volle, door velen opgemerkte uitvoeringen, vooral als je bedenkt dat ik eigenlijk een complete nieuwkomer was. Erg veel heeft het mij eigenlijk niet eens geholpen, want ik werd nadien des te meer met argusogen bekeken. Naar de opvattingen van die tijd kon je niet in Parijs beginnen: je moest je vanuit de provincie omhoogwerken. En zo had ik ook niet de mogelijkheid mij “los te zwemmen”.’
Nieuw repertoire
‘Alle producties die volgden, werden scherp in de gaten gehouden. Er kwam een Tristan und Isolde in Orange en een Fidelio in Bre men, met de “spijkerkunstenaar” Günther Uecker als decorontwerper en een nieuwe tekstversie van Hans Magnus Enzensberger, producties die in het middelpunt van de belangstelling stonden. Men liet mij niet – om maar iets te noemen – een Cenerentola of Traviata uitproberen. Als Duitser had men mij in Amerika al in een hokje gestopt: jij komt alleen in aanmerking voor Wagner, Strauss, Mozart etc. Iets anders wordt je niet eens aangeboden.’ Daarom was Lehnhoff erg gelukkig toen DNO hem eindelijk een Tosca aanbood. ‘Het was voor mij een bevrijding! Net zo ging het met mijn Janácˇek-producties in Glyndebour ne. Toen ik daar werd uitgenodigd voor Kát’a Kabanová en Jenu˚fa, heb ik geen seconde geaarzeld: eindelijk een keer geen Duits repertoire!’ Vervolgens verplaatste Lehnhoffs activiteit zich voornamelijk naar Engeland. Hij vond het ook heel gezond om een tijdje afstand tot Wagner te houden. Toen het aanbod voor Lohengrin in Frankfurt kwam, overwon hij zijn reserves ten opzichte van dit stuk en zo begon hij zich opnieuw bezig te houden met deze componist, die voor de ontwikkeling van zijn carrière zo belangrijk is geweest. En na Tosca en Turandot volgt nu in Amsterdam weer een Wagner. Maar de afstand heeft zijn blik op Wagner des te meer gescherpt.
11 Nikolaus Lehnhoff tijdens een repetitie voor Tannhäuser (Foto: Hans Hijmering)
Spiraal
‘Ik zie Tannhäuser als een totaal onaan gepaste tijdgenoot in een door en door existentieel stuk. Ook hierin zit, zoals in bijna alle werken van Wagner, iets autobiografisch.’ Toch vertelt Lehnhoff dit werk niet zozeer als een kunstenaarsdrama, zoals hij dat bij Lohengrin had gedaan. Dat is slechts een aspect van dit moderne per sonage, dat voor zichzelf op zoek is naar de zin van het leven. Tannhäusers wereld is een eeuwig draaiende spiraal, die nooit stopt, of hij zich nu in de erotische droom van de Venusberg bevindt, in het politieke leven van de Wartburg of in het niemandsland van de derde akte. De vrouwenfiguren Venus en Elisabeth horen bij elkaar. Het zijn twee principes, waar de held tussenin staat. ‘Als Tann häuser aan het eind van de tweede akte het gezelschap in de Wartburg oproept: “Zieht in den Berg der Venus ein!”, houdt hij een ongeremd pleidooi voor zowel de erotische als de maatschappelijke vrijheid. De prijs is hoog, want dit betekent de scheiding van Elisabeth. Elisabeth moet achterblijven en de zaal, die aan het begin van de tweede akte voor haar met verlangen was vervuld, wordt voor haar nu een hel. Maar Elisabeth is volgens mij geen naïeve dweepster. Zij is een zelfbewuste vrouw, die vecht voor het realiseren van haar geluk. En in haar onvoorwaardelijkheid, waarmee ze als laatste consequentie de dood in gaat, lijkt ze veel op Tannhäuser.’
Verlossing
Beide vrouwenfiguren vertegenwoordigen voor Lehnhoff niet slechts één systeem: Venus is oermoeder en verleidster. Ze heeft iets beschermends en tegelijk iets uitdagends, verleidelijks. Elisabeth is niet alleen
maar de etherische verlosseres, maar een vrouw van vlees en bloed, ontvankelijk voor alle aanvechtingen van het menselijk leven. ‘Als zij het prototype van één enkel idee was, zou men haar als personage verkleinen. Wagner heeft zelf gemerkt dat de tekening van de figuren in de versie voor Dresden aanvankelijk misschien te eendimensionaal was geworden. Hij heeft de Parijse versie gecreëerd – waarop de hier gespeelde Weense versie is gebaseerd – omdat hij merkte dat hij de personages te zeer beknot had. Juist de vernieuwingen hebben mijn belangstelling gewekt, doordat daarin ook een heel andere kant van Venus zichtbaar wordt. Na het meer mythische begin ont wikkelt de scène zich tot een strijd tussen de geslachten. Je komt in de buurt van Strindberg.’ ‘En aan het einde werkt Wagner het doods verlangen veel sterker uit. Tannhäuser zit in een vicieuze cirkel gevangen, die hij niet kan doorbreken. Daarom zoekt hij verlossing in de dood. Deze gedachte wordt al op het eind van zijn dialoog met Venus uitgesproken. Bij mij zegt hij het haar recht in het gezicht: wat ik wil, is de dood! Dat is waarschijnlijk ook het punt waarvan Wagner vond dat het nog verder uitgebouwd moest worden, toen hij tegen het eind van zijn leven zei: “Ik ben de wereld nog een Tannhäuser schuldig”. Maar juist het onaangepaste maakt dat wij ons van daag de dag zo goed met deze figuur kunnen identificeren.’
Religiositeit
Bij Parsifal kon Wagner ten slotte na alle opgedane ervaringen, met al zijn levens wijsheid, een andere manier vinden. Ook Parsifal heeft alle troebelen van het leven meegemaakt, maar door de dimensie van het medelijden komt hij tot inzicht en maakt
– geheel in tegenstelling tot Tannhäuser – een ontwikkeling door. Tannhäuser blijft compromisloos tot hij aan het einde innerlijk doodbloedt. Hij wilde voortdurend de ene bestaansvorm in de andere overbrengen, maar was telkens op het verkeerde moment op de verkeerde plaats. Dat is zijn moderne dimensie.’ In vergelijking met Parsifal speelt religie in Tannhäuser een andere rol. Zij is daar een instituut dat kritisch tegen het licht moet worden gehouden; ze verwart en belemmert Tannhäuser. ‘Bij Parsifal had Wagner zijn eigen religie gevonden. Je kunt daar niet uitsluitend van christendom of van boeddhisme spreken. Het is een heel persoonlijke religiositeit. In ons stuk wordt duidelijk dat slechts een dode Tannhäuser een partner kan zijn voor het instituut kerk. Feller kun je de kritiek op deze instelling eigenlijk niet uiten.’ Des te interessanter lijkt het dat bij DNO Tannhäuser in hetzelfde seizoen wordt geprogrammeerd als de wereldpremière van Jonathan Harveys Wagner Dream, waarin Wagners band met het boeddhisme een beslissende rol speelt. Zo wordt ook bij DNO een cirkel rond gemaakt. Vertaald door Frits Vliegenthart
12 Paul Korenhof
Cirkelen rond één man
Martina Serafin (Elisabeth) tijdens een repetitie voor Tannhäuser
(Foto: Hans Hijmering)
Petra Lang (Venus) tijdens een repetitie voor Tannhäuser
(Foto: Hans Hijmering)
In februari brengt DNO voor de derde maal een nieuwe productie van Tannhäuser. Dat lijkt veel – van de opera’s van Wagner kan alleen Der fliegende Holländer bogen op een even grote belangstelling – maar toch liggen de vorige voorstellingen alweer 28 jaar achter ons. Dat betekent dat Wagners drama over het conflict tussen ‘zuivere’ en ‘zinnelijke’ liefde mogelijk aan een hele generatie operaliefhebbers voorbij is gegaan. Reden te over om juist dat conflict te belichten vanuit de beide vrouwenfiguren die het vertegenwoordigen, en wel bij monde van de beide vertolksters: Martina Serafin en Petra Lang over de twee vrouwen in Tannhäuser. Petra Lang, die eerder in Het Muziektheater optrad als Brangäne in Tristan und Isolde en als Cassandre in Les Troyens, heeft al bijna tien jaar ervaring met Venus. Aanvankelijk zong zij uitsluitend de eerste versie, maar sinds vijf jaar ook de ‘Pariser Fassung’ van 1861, die Wagner vijftien jaar na de première in Dresden geschreven heeft, en waarin de rol van Venus aanzienlijk werd uitgebreid. In tegenstelling tot veel dirigenten, zangeressen en ‘gewone’ wagnerianen, prefereert zij de oude ‘Dresdner Fassung’ boven de latere versie, ondanks het feit dat die muzikaal misschien aantrekkelijker is, en wellicht ook dankbaarder voor een zangeres: ‘Voor mij staat voorop dat de Dresdener Fassung het karakter van Venus helderder neerzet. In de Pariser Fassung verliest zij aan kracht doordat zij min of meer voor Tannhäuser door de knieën gaat. In de Dresdener Fassung is het heel duidelijk: hij wil niet meer, dus laat hem maar gaan. Jammer, maar we vinden wel een nieuwe minnaar. In de latere versie doet zij daarentegen grote moeite om hem bij zich te houden en uiteindelijk is het min of meer ver nederend als hij er dan toch vandoor gaat.’ ‘In feite is Venus als godin van de liefde natuurlijk een meer dan levensgrote figuur, maar door zo voor een man door het stof te gaan doet zij afbreuk aan haar eigen grootheid. Zij wordt een verliezer. Natuurlijk, Wagner geeft haar in de Parijse versie na de derde smeekbede van Tannhäuser een prachtig stuk muziek te zingen, maar juist dat maakt dat zijn vertrek extra hard aankomt. Zij blijft maar proberen hem aan zich te binden en ik vind dat zij zichzelf die ver nedering had moeten besparen! Ik heb dan zoiets van “als hij nou toch met alle geweld weg wil, laat hem dan!”, en juist om dat moment daalt zij in mijn ogen af van haar voetstuk, en gedraagt zij zich niet meer als godin, maar als mens.’
Haar grote jeugdliefde
Martina Serafin, in 2004 in Amsterdam te gast als de Marschallin in Der Rosenkavalier, zingt bij DNO haar eerste Elisabeth. Zij heeft wel al de nodige Wagner-ervaring opgedaan als Elsa in Lohengrin, die volgens haar zeker met Elisabeth vergeleken kan worden, en als Sieglinde in Die Walküre. Voor haar rol is het verschil tussen de beide versies miniem en ook maakt het weinig verschil voor het centrale conflict, de voor Tann häuser onverenigbare combinatie van het verlangen naar zinnelijk genot (Venus) en geestelijke liefde (Elisabeth): ‘Essentieel is dat hij zich tijdens de “Sängerkrieg” in de tweede akte steeds meer laat meeslepen door zijn herinnerin-
gen aan Venus. Het liefste wil hij deze twee vrouwen, deze twee vormen van liefde met elkaar verbinden, maar als dat niet lukt, wordt het beeld van Venus zo sterk, dat hij als het ware alleen nog maar haar beeld ziet, zelfs als hij naar Elisabeth kijkt. Alsof zij de vleesgeworden Venus is! En juist het feit dat hij haar niet meer herkent, dat hij haar niet meer kan zien zoals zij is, is voor haar natuurlijk een enorme klap, uitermate kwetsend. “De doodsteek waarmee hij mijn hart doorboorde” noemt zij het!’ ‘Als persoon is Elisabeth door Wagner heel sterk neergezet. Een vrouw die ergens voor stáát en die zich onvoorwaardelijk voor haar overtuiging inzet. In het begin gaat zij daarbij uit van het ideale beeld dat zij nog altijd heeft van haar grote jeugdliefde, zonder bijgedachten over de periode toen hij er niet meer was. Hij was er gewoon niet meer en alleen die afwezigheid veranderde alles.
Zonder hem had de zang van de anderen voor haar geen zin meer, maar als hij terugkomt, blijken zijn liederen totaal verschillend van die van de anderen, en na haar eerste enthousiasme choqueert haar dat natuurlijk. Niet alleen doordat hij zich verzet tegen de conventies, maar ook door de lustgevoelens die hij daarbij onder woorden brengt.’
Blind voor de realiteit
Al met al blijkt het heel moeilijk over Venus en Elisabeth te praten zonder dat daarbij steeds de persoon van Tannhäuser om de hoek komt kijken. De beide vrouwen in zijn leven lijken meer met hem begaan dan hij met hen: PL: ‘Hij blijft voor hen ook een groot vraagteken. Zelfs Venus weet niet hoe deze man in elkaar zit en op welke knop zij bij hem moet drukken. In feite heeft zij zoiets natuurlijk nog nooit meegemaakt: een man
13 die in haar armen naar de nachtegaal en de vogeltjes ligt te verlangen! Dat hij naar buiten wil, de groene natuur in! Dat hij oververzadigd raakt van haar wereld. Goed, dat een man af en toe moe wordt en even moet uitrusten, dat kan zij zich misschien nog wel voorstellen, maar daarna begin je toch weer van voren af aan! Maar deze man wil bij haar weg. Dat is voor haar onvoorstelbaar! Eigenlijk zit het hele drama in Tannhäuser zelf, die altijd verlangt naar wat hij op dat moment niet heeft. Als hij bij Venus is, zoekt hij de zuivere liefde, maar zodra hij dan met de puurheid en de zuiverheid van Elisabeth geconfronteerd wordt, bevredigt hem dat ook niet en wil hij weer terug naar de Venusberg. Het is hem altijd te weinig.’ MS: ‘In de “Sängerkrieg” komt daar natuurlijk bij dat hij zich ook niet meer thuis voelt in de benauwende atmosfeer aan het hof van landgraaf Hermann. Even heeft hij zich daar thuisgevoeld, maar het duurt niet lang of hij gooit zijn eigen glazen in.’ PL: ‘Dat is inderdaad niet slim. Hij weet dat de Venusberg “taboe” is, een gebied dat je als fatsoenlijk mens niet betreedt. En als hij dan zijn voorkeur voor het leven daar – of beter: voor zo’n leven – openlijk belijdt, doorbreekt hij het maatschappelijk aanvaardbare. Als je in die hoofse riddermaatschappij wilt leven, moet je weten wanneer je je mond moet houden. Alle wegen lagen voor hem open. Hij had met Elisabeth kunnen trouwen, dat had zelfs een prima huwelijk kunnen worden…’ DAS_62063_A5liggend
4/4/06
11:27 AM
MS: ‘…en zijn ervaringen in de Venusberg hadden dat huwelijk misschien nog wel spannender gemaakt…’ PL: ‘…maar in plaats daarvan maakt hij zich volledig onmogelijk. Hij luistert niet meer naar zijn verstand en laat zich helemaal meeslepen door zijn gevoelens. Dat is dom, of in ieder geval zit hij zo gevangen in een andere wereld dat hij de realiteit uit het oog verliest.’
Pariser Fassung. Na die lange, orgastische eerste akte kun je als zangeres die pure lyriek en die meisjesachtige jubel niet meer opbrengen!’ MS: ‘Nog afgezien van eventuele vocale problemen, denk ik ook dat het heel moeilijk is om na de hartstochten van Venus zo’n grote stap terug te doen. Afgezien daarvan vind ik het ook dramatisch niet goed. Het is toch juist een heel mooi beeld als ze door twee verschillende zangeressen worden voorgesteld. Daardoor wordt het hele conTotaal verschillende karakters In de tijd waarin Wagner zijn Tannhäuser flict voor de toeschouwers ook beter te schreef, ontdekte de letterkunde in de vrouw begrijpen!’ de tegenstelling tussen ‘madonna’ en ‘hoer’. Kunnen Elisabeth en Venus in dat kader als twee facetten van één vrouw worden gezien? MS: ‘Nee, dat geloof ik niet. Juist omdat zij volkomen verschillende personages zijn, volledig aan elkaar tegengesteld, ontstaat bij Tannhäuser de wens om ze met elkaar te verbinden, om beiden in zijn leven te verenigen, en juist op dat punt loopt het mis. Ze zijn nu eenmaal niet met elkaar in overeenstemming te brengen. Ook in het theater gebeurt het wel dat Venus en Elisabeth als twee verschillende kanten van “de vrouw” worden voorgesteld, en dat wordt dan soms benadrukt door ze door dezelfde zangeres te laten zingen, maar daarmee ben ik het absoluut niet eens…’ PL: ‘Ik kan me misschien nog wel een beetje voorstellen dat een sopraan bij de Dresdener Fassung de Venus er “nog wel even” bij doet, maar absoluut niet bij de
Page 1
(advertentie)
Geef cultuur de kans
Ons land kent vele toneelgezelschappen. Miljoenen landgenoten maken muziek. Daarnaast zijn er talloze monumenten die bezocht, bewoond en bewonderd kunnen worden. Zo’n kleurrijke cultuur moet gekoesterd worden. En dat lukt niet alleen met overheidsgeld. Gelukkig springt het Prins Bernhard Cultuurfonds vaak bij. Per jaar steunen wij bijna 4.000 culturele projecten, groot en klein. Onze donateurs zorgen dat cultuur toekomst heeft. Word ook donateur, voor 25 euro per jaar geeft u cultuur de kans. www.cultuurfonds.nl
14
Madama Butterfly ‘Met ere sterve wie niet met ere kan blijven leven.’
Scènes uit Madama Butterfly (Foto’s: Hermann en Clärchen Baus)
I Terwijl de Amerikaanse marineofficier Pinkerton het zojuist gearrangeerde huwelijk met de geisha Cio-Cio-San, alias Madama Butterfly, ziet als een exotisch avontuur, neemt Butterfly de verbintenis zo serieus dat ze de godsdienst van haar voorouders afzweert en zich bekeert tot het christendom. De Amerikaanse consul Sharpless waarschuwt Pinkerton dat de gevolgen ernstig kunnen zijn, maar deze lacht alle bezwaren weg. Na de huwelijksplechtigheid blijft Butterfly’s familie lang plakken, tot de komst van haar oom Bonzo, een Japanse priester. Hij vervloekt Butterfly, die prompt door haar hele familie wordt verstoten.
II Drie jaren later. Vlak na het huwelijk was Pinkerton teruggekeerd naar Amerika zonder ooit nog iets te hebben laten horen. Butterfly, die een zoontje van hem heeft, blijft geduldig op hem wachten, ook al proberen haar kamenierster Suzuki en de koppelaar Goro haar op andere gedachten te brengen. Sharpless leest een brief voor waarin Pinkerton laat weten dat hij op weg is naar Japan, met zijn nieuwe Amerikaanse vrouw. Hij adviseert Butterfly het huwelijksaanzoek van prins Yamadori aan te nemen, wat zij verontwaardigd van de hand wijst. Het schip van Pinkerton komt aan; Butterfly en Suzuki bereiden hem een feestelijke ontvangst voor.
III Als Pinkerton wordt geconfronteerd met zijn kind, voelt hij zich schuldig en ontwijkt de confrontatie. Kate Pinkerton, Sharpless en Suzuki overtuigen Butterfly ervan dat het kind beter met zijn vader mee kan gaan naar Amerika. In wanhoop stemt Butterfly toe, op voorwaarde dat Pinkerton zijn zoontje zelf komt halen. Op het moment dat Pinkerton arriveert, pleegt Butterfly zelfmoord.
15
vr
9 mrt 2007 première
ma 12 mrt do 15 mrt zo 18 mrt wo 21 mrt za 24 mrt wo 28 mrt ma 2 apr zo 8 apr wo 11 apr
20.00 uur 20.00 20.00 13.30 20.00 20.00 20.00 20.00 13.30 20.00
Het Muziektheater Amsterdam Kaartverkoop is reeds begonnen. Bij het ter perse gaan van deze Odeon zijn er nog kaarten verkrijgbaar. Bel het Kassa-bespreekbureau van Het Muziektheater: 020-625 5455, of een van de andere verkooppunten (zie pag. 30). On line reserveren: www.dno.nl Inleidingen door Sabine Lichtenstein Plaats: Het Muziektheater (2de balkon) Tijd: 45 minuten voor aanvang van iedere voorstelling, dus 19.15 uur (avond)/12.45 uur (matinee) Lengte: ± 30 minuten Toegang: gratis op vertoon van een geldig plaatsbewijs voor de voorstelling van die dag Met steun van de Vereniging Vrienden van De Nederlandse Opera
uur uur uur uur uur uur uur uur uur
Madama Butterfly Tragedia giapponese in tre atti libretto van Luigi Illica en Giuseppe Giacosa muzikale leiding Jaap van Zweden regie/decor/licht Robert Wilson kostuums Frida Parmeggiani Madama Butterfly (Cio-Cio-San) Adina Nitescu 9 12 15 18 21 24 maart Roxana Briban 28 maart 2 8 11 april Suzuki Ning Liang Kate Pinkerton Anneleen Bijnen F.B. Pinkerton Richard Leech 9 12 15 18 21 24 maart Mark Heller 28 maart 2 8 11 april Sharpless Anthony Michaels-Moore Goro Carlo Bosi Il principe Yamadori Roger Smeets Lo zio Bonzo Andrzej Saciuk Yakusidé Harry Teeuwen Il commissario imperiale Henk Neven L’ufficiale del registro John van Halteren La madre di Cio-Cio-San Hiroko Mogaki La zia Janine Scheepers La cugina Vesna Miletic Residentie Orkest Koor van De Nederlandse Opera instudering Martin Wright Naar een origineel concept voor de Opéra National de Paris/Opéra Bastille De opera wordt in het Italiaans gezongen en Nederlands boventiteld. De voorstelling duurt circa 2 uur en 50 minuten. Er is 1 pauze. Het operaboek Madama Butterfly is verkrijgb aar in Het Muziektheater. Daarin zijn onder meer een uitgebreide synopsis, en het libretto in het Italiaans en in een Nederlandse vertaling opgenomen. De prijs is 8,-.
Reprise
Giacomo Puccini 1858 -1924
16 Peter van der Lint
Een biraciale tragedie
Puccini tijdens een repetitie in de Scala met o.a. Rosina Storchio (Anonieme karikatuur)
Vaak wordt Puccini’s Madama Butterfly afgedaan als een sentimenteel melodrama. Geen wonder dus dat deze opera – net zoals overigens Miss Saigon, de ultraplatte musical-bewerking ervan – wereldwijd nog steeds een van de meest gespeelde is. Het verhaal is een echte tranentrekker – daar houden wij van. De muziek behoort tot Puccini’s beste – en ook daar houden wij van. Zwelgen, meegesleept worden in het onbeschrijflijke verdriet van een ander, in deze opera zo totaal belichaamd door Cio-Cio-San, het Japanse kindvrouwtje, dat is heerlijk! Snotteren aan het einde van Madama Butter fly is bijna onvermijdelijk en toch staat bij datzelfde einde in Puccini’s partituur een dissonant akkoord – of beter gezegd een akkoord dat om een harmonische oplossing vraagt (zeker in de muzikale taal van Puccini), maar die oplossing niet krijgt. Je zou kunnen zeggen dat de harmonische voortgang stokt, net zoals op de bühne de adem in Butterfly’s lichaam stokt. En toch kun je dat dissonante slotakkoord ook zien als een overblijfsel van hoe deze opera in eerste instantie geconcipieerd werd: juist niet als een sentimenteel melodrama, maar als een verontrustende biraciale tragedie in een land dat nog maar net ontsloten was door de westerse koloniale grootmachten. In de eerste versie van de opera, die in 1904 in de Milanese Scala in première ging, spelen stuitend onbegrip en verfoeilijk pater nalisme van de Amerikanen jegens de Japan ners een grote rol. Het is duidelijk dat Puccini met zijn Madama Butterfly iets nieuws wilde brengen: een opera nieuw qua vorm en nieuw qua inhoud. Bij de tragische zelfmoord van Cio-Cio-San, ultiem slachtoffer van het superioriteitsgevoel en het dedain van de ‘westerling’, gebruikt Puccini het authen tieke Japanse lied Suiryô-bushi, maar hij verdraait het aan het slot op een wel heel wrede westerse manier door er dat dissonante slot aan te plakken. Het werkt als een klap in het gezicht van de snotterende toeschouwer in de zaal. Het is een teken dat hier meer aan de hand is dan een tragisch verlopen liefdesgeschiedenis. En hoewel Madama Butterfly eigenlijk nooit echt tot het genre van het verisme wordt gerekend, is die eerste versie wel degelijk een getrouwe afspiegeling van het echte leven – en daarom zo verontrustend.
is niet duidelijk. Waarschijnlijk was er nauwe lijks een mogelijkheid om kennis te nemen van die boodschap omdat vanaf het begin het geloei, geschreeuw en gesis in de Scala niet van de lucht was. De afkeuring was vanaf het begin zo duidelijk en hardnekkig dat veel muziekhistorici een vooropgezet plan om de première te verstoren en te verzieken niet uitsluiten. Achter deze operatie zou dan Puccini’s collega Pietro Mascagni schuilgaan. Mas cagni had zijn opera Iris uit 1898, eveneens handelend over een onfortuinlijke Japanse, een jaar later omgewerkt voor de Milanese Scala en Mascagni’s uitgever Sonzogno was niet alleen een geduchte concurrent Premièreschandaal Het werd Puccini niet in dank afgenomen. voor Puccini’s uitgever Ricordi, maar ook Tijdens de eerste uitvoering werd de opera manager van de Scala. Mascagni’s en door de Milanezen letterlijk in de pan gehakt. Sonzogno’s aandeel in het mislukken van Er zijn waarschijnlijk geen andere premières Puccini’s Madama Butterfly is nooit bewein de operageschiedenis geweest die zo zen, maar onwaarschijnlijk is het niet. desastreus eindigden als die van Madama Mascagni zou zelfs nog deugdelijke redeButterfly. Veel is er geschreven over het nen gehad kunnen hebben om de boel te versjteren, omdat veel van het Japanse koloriet mislukken van de eerste Butterfly. Dat de nieuwe vorm het op hapklare brokken ingedat hij voor Iris ontwikkelde en veel van de stelde Scala-publiek tegen de haren instreek, authentieke Japanse instrumenten die hij gebruikte, klakkeloos door Puccini werden speelde wel degelijk mee. Een tweede akte die bijna anderhalf uur duurde, dat was te overgenomen. Zelfs het idee van het zoemveel voor de liefhebbers die gewend waren koor tijdens Butterfly’s nachtwake is zo gejat aan een afwisseling van circa veertig minu- uit Mascagni’s opera. Hoe dan ook, Puccini ten muziek, gevolgd door een pauze. Of de heeft het de Scala nooit vergeven, zoals verontrustende boodschap die Puccini en Verdi 25 jaar lang de Scala meed na de problemen die hij daar met zijn Giovanna d’Arco zijn librettisten wilden overbrengen bij het premièreschandaal een rol heeft gespeeld, had gehad. Van geen enkele van zijn volgende
opera’s gunde Puccini de première aan de Scala; alleen Turandot zou er haar postume première beleven.
Doorvoeld en expressief
Puccini zelf was volledig overtuigd van de kracht, het vernieuwende en de muzikale kwaliteit van Madama Butterfly. Vlak na de flop in Milaan schreef hij: ‘[…] mijn Butterfly blijft wat zij is: de meest doorvoelde en expressieve opera die ik heb geschreven! Op termijn zal ik zegevieren, u zult het zien – wanneer mijn opera gegeven wordt in een kleiner theater, waar minder haat en passie heerst.’ De componist kreeg gelijk en al heel snel. In het kleinere huis van de opera van Brescia, waar geen claques noch jaloerse collega’s van Puccini indruk konden maken, boekte de opera al drie maanden na de ramp voorstelling in Milaan een ongekend groot succes. Weer een maand later zong de Milanese Cio-Cio-San, Rosina Storchio, de rol van de onfortuinlijke Japanse met eclatant resultaat in Buenos Aires, onder leiding van haar toenmalige minnaar, Arturo Toscanini. Puccini kreeg dus gelijk, maar niet zonder dat hij de partituur wijzigde – eerst minimaal, maar uiteindelijk heel wezenlijk. Voor de uitvoering in Brescia zijn de wijzigingen klein. Dat kon ook nauwelijks anders omdat er maar zo’n korte tijd was na de première in Milaan. Grootste verandering is de toe-
17 Scène uit Madama Butterfly (Foto: Hermann en Clärchen Baus)
voeging van een aria voor Pinkerton op het moment dat hij Sharpless meedeelt dat hij Butterfly niet zelf het nieuws kan brengen dat hij een Amerikaanse vrouw heeft, en dat ze het kind van Butterfly en Pinkerton mee willen nemen. De aria Addio, fiorito asil maakt van Pinkerton een aangenamer personage, al was het alleen maar omdat een tenor met de goeie snik in de stem (ook daar houden wij van) geloofwaardig kan maken dat hij het toch echt heel verschrikkelijk vindt wat hij heeft aangericht. Nog later – in 1906 – greep Puccini op verzoek van Albert Carré, impresario van de Opéra-Comique in Parijs waar Madama Butterfly haar Franse première zou beleven, nog heftiger in de partituur in. Alle beledigende passages jegens Butterfly’s Japanse familie werden geschrapt, Carré herschreef de tekst voor Butterfly’s aria Che tua madre in de tweede akte, waarmee hij nog meer de nadruk legde op de sentimentele tragiek van Cio-Cio-San. Het personage van Kate Pinkerton werd dusdanig veranderd dat zij uiteindelijk als meevoelend, sympathiek overkomt. Julian Smith, die een uitvoeringsversie samenstelde van de originele Madama Butter fly, beweert dat die ‘veel gedurfder was, onconventioneel qua structuur en meedogenloos in het overbrengen van een voor die tijd ongebruikelijk scherpe morele en sociale boodschap. Het Milanese publiek van 1904 verwierp de structuur en Albert Carré, sprekend namens de Parijse bourgeoisie, verwijderde succesvol de boodschap.’
Smoel 1, 2 en 3
Ook in deze uiteindelijke vorm – het was Carré’s versie uit 1906 die uiteindelijk door Ricordi gedrukt zou worden en die als definitieve versie de wereld over zou gaan (het is ook de versie die DNO speelt) – blijft Madama Butterfly iets verontrustends houden. Hoewel al snel ook Japanse sopranen zich de rol gingen eigen maken (Tamaki Miura was de eerste in een lange rij), is de opera in Japan lang niet altijd in goede aarde gevallen. Japanners en buitenlanders die Japan goed kennen, hebben moeite met bepaalde passages, terwijl het westen deze pseudoJapanse scènes verrukkelijk vond. ‘Het algemene oriëntalisme van de opera veronderstelt een hiërarchische tegenstelling tussen oost en west, tussen Amerika en Japan, tussen blank en niet-blank, tussen mannelijk en vrouwelijk – waarbij Pinkerton in het eerste bedrijf wel een introductiearia krijgt, terwijl Butterfly eerst optreedt als een deel van het Japanse decor.’ Zo verwoordt Puccini-kenner Arthur Groos het en hij heeft natuurlijk gelijk – maar daar houden wij nou níét van. Wij maken ons geen zorgen als in vele producties van Madama Butterfly Chinese en Japanse elementen in het decor vermengd worden, het ‘authentieke’ gebed van Suzuki niet klopt, en boeddhistische en shinto-rituelen verwisseld worden. Evenmin vinden we het erg dat Puccini de muziek voor het trouwritueel baseerde op het populaire Japanse liedje Takai yama, dat het bloeien van augurken en aubergines bezingt.
Ach, Puccini wist misschien niet beter. En toch ontkom je niet aan de indruk dat Puccini zelf ook een soort Pinkerton is. Hij gebruikt dan wel authentieke Japanse melodieën, maar hij buigt ze om. Hij drukt een Italiaanse of pan-Europese lyriek op de pentatonische Japanse muziek met een even arrogante botheid als waarmee Pinkerton zijn Japanse schoonfamilie in de eerste versie benaderde. In die versie vindt Pinkerton de namen van zijn nieuwe Japanse bedienden veel te lastig om te onthouden en hij zegt dat hij ze voortaan zal aanduiden met musi (smoelen): ‘smoel 1, smoel 2 en smoel 3’. Puccini had contact met mevrouw Ohyama, de echtgenote van de Japanse ambassadeur in Italië. Van haar kreeg hij informatie over Japanse muziek en Japanse gebruiken. Puccini schrijft over haar aan zijn uitgever Ricordi: ‘Mevrouw Ohyama verblijft in Via reggio en ik zal erheen gaan om te noteren wat zij mij zal voorzingen. Zij is erg intelligent en aandoenlijk in haar lelijkheid’. Typerend, zo’n laatste opmerking – zeker met die ‘smoe len’ van Pinkerton in het achterhoofd.
18 Doron Nagan
‘Het is toch een rotstreek’
Scène uit Madama Butterfly (Foto: Hermann en Clärchen Baus)
Na in 2003 als dirigent van Beethovens Fidelio te zijn ingesprongen voor een zieke Edo de Waart, maakt Jaap van Zweden nu zijn echte debuut bij De Nederlandse Opera in Madama Butterfly, Puccini’s ontroerende tragedie over de geisha die door haar Amerikaanse officier in de steek wordt gelaten. In feite een simpel verhaal, met herkenbare emoties. Dirigent Jaap van Zweden heeft relatief laat kennisgemaakt met opera. In zijn jeugd was hij druk bezig met zijn vioolstudie en daardoor vooral gericht op instrumentale muziek. Opera stond niet op de agenda. Pas ruim nadat hij in 1979 op 19-jarige leeftijd als concertmeester in het Concertge bouworkest plaatsnam, kwam opera in het vizier. ‘Een van mijn eerste ontmoetingen met opera vond plaats tijdens de Mozartserie bij De Nederlandse Opera onder leiding van Nikolaus Harnoncourt,’ vertelt Jaap van Zweden. ‘Dat was in januari 1988. Ik zat toen als aanvoerder van het Concertgebouw orkest in de bak van Het Muziektheater. Van daarvóór nog herinner ik me de productie van Elijah Moshinsky van Wagners Meister singer met het Concertgebouworkest en Edo de Waart. Dat was in juni 1986 in Carré, tijdens het Holland Festival. Met echt gras op het podium als onderdeel van het decor. Dat zal ik nooit vergeten: de zangers hadden vreselijk last van de muggen in het gras – het was een enorme toestand. Maar ook heel memorabel.’ ‘Wat mij vooral opviel tijdens die eerste ervaringen met opera, was dat het orkest een dienende rol had, en dat zingen het hoogste is wat er is. Uiteindelijk komen alle instrumenten voort uit de zangstem. Dat was voor mij een ontdekking. Want als klein jongetje ben je alleen maar met je instrument bezig. En dan komt ineens de mense lijke stem tevoorschijn en krijgt zo’n bete kenis. Dat had ik al een beetje gevoeld toen we symfonisch werk met zang deden, zoals Mahlers Das klagende Lied of de Tweede symfonie, beide monumentale stukken met zang.’ Pas in 2001 dirigeerde Van Zweden voor het eerst een volledig geënsceneerde opera. Dat was bij de Nationale Reisopera, waar hij de productie van Beethovens Fidelio in regie van Monique Wagemakers leidde. ‘Ik vond het absoluut overrompelend. Eerst zit je thuis in je eentje met de partituur, en dan dat moment in het theater waarop alles bij elkaar komt: decor, muziek, zang, het acteren. Dat vind ik machtig.’
Dosis lef
Van Zweden oogstte indertijd veel lof met zijn operadebuut. Dat hij Fidelio kende, kwam hem uitzonderlijk goed van pas toen De Nederlandse Opera hem twee jaar later op een middag in februari onverwachts benaderde: of hij diezelfde avond nog Fidelio voor één keer van Edo de Waart wilde overnemen. Hij reageerde met de hem typerende flinke dosis lef. ‘Eerlijk gezegd vond ik het doodeng. Ik had de productie niet gezien, dus ik wist helemaal niet wat er op het podium gebeurde. Maar ik zei ja. Natuurlijk. Het is toch ook geweldig, om zoiets te doen; juist omdát je niet weet hoe de mensen op het toneel lopen, waar ze staan te zingen, en ook
nog met het koor onder het podium. Het gaf me een kick, maar ik moet wel zeggen dat ik zoiets niet dagelijks zou willen doen. Ik vond het een eer dat ik gevraagd werd, en het is niet niets om zoiets dan ook te volbrengen.’ En dan, na dat verkapte debuut, nu eindelijk zijn echte officiële eerste keer bij DNO met Puccini’s Madama Butterfly. Puccini behoort met Mozart, Verdi en Wagner tot Van Zwedens meest geliefde operacomponisten. Butterfly is volgens hem ‘een extreem lastige opera’. ‘Een opera van Verdi bijvoorbeeld, is veel meer rechttoe rechtaan, die verloopt zonder noemenswaardige veranderingen van tempo. Bij Puccini gebeurt er bijna elke twee, drie maten iets – inhouden, dan weer versnellen, ineens weer net een kleine vertraging op één noot. Wat dat betreft is Puccini een grotere uitdaging dan Verdi.’
deze opera. Niet dat ik een directe parallel zie… maar toch…’ ‘De rol van Suzuki, Butterfly’s dienares, vind ik misschien nog wel de mooiste. Hoe zij voortdurend probeert alles te regelen en in goede banen te leiden – ze wil het liefst dat de twee weer bij elkaar komen. Zij idea liseert de relatie tussen Butterfly en Pinker ton enorm. Maar de leugen is natuurlijk van af het begin aanwezig. Een simpeler verhaal bestaat er eigenlijk niet. Mensen worden zo vaak bedrogen in de liefde; het is een werelds verhaal, zou ik zeggen,’ zegt Van Zweden met een klein, cynisch lachje. ‘Butterfly gaat over emoties. Wat ik zo mooi vind van Puccini, is dat hij je meesleurt ín de emotie, maar je tegelijkertijd van een afstand naar een situatie laat kijken. De meeste componisten doen het een óf het ander.’ Van Zweden is erg verheugd over zijn debuut bij DNO en vindt dat het precies op Een werelds verhaal ‘Butterfly is een mooie opera over een Ameri het juiste moment komt. ‘Ik moet dingen niet kaanse marineofficier die een Japans meisje te snel doen. Het gebeurt vaak genoeg in laat zitten. Het is toch een rotstreek. De eer- een carrière dat je heel snel omhoog gaat, ste associatie die in me opkomt in verband maar ook heel snel naar beneden komt. Dus met Madama Butterfly is de toestand in Irak. stap voor stap is de beste manier; dat verIk kan me voorstellen dat Amerikanen zich eist geduld en gezond verstand.’ in deze tijd onbehagelijk kunnen voelen bij
19 Jaap van Zweden (Foto: Marco Borggreve)
Optelsom
Opera-ervaring deed Van Zweden onder meer op bij de ZaterdagMatinee in het Concertgebouw, waar hij Barbers Vanessa en Cavalleria rusticana/Pagliacci (Mascagni/ Leoncavallo) in concertvorm bracht. Bij de Reisopera dirigeerde hij twee jaar na de productie van Fidelio ook Verdi’s La traviata. ‘Eigenlijk zijn deze twee opera’s de enige volledig geënsceneerde producties die ik heb gedaan. Zoveel ervaring is dat inderdaad niet. Maar voor mijn debuut nu bij DNO ben ik niet bang; ik ben er gezond gespannen over. Je bent alleen maar écht nerveus als je niet voorbereid bent. Ik ken elke noot van de partituur.’ Opera is echter meer dan alleen noten, het is de optelsom van muziek, theater en decor, een Gesamtkunstwerk waarin de regisseur en dirigent samenwerken. Wat is volgens Van Zweden de rol van de regisseur en van de dirigent in een operaproductie? Van Zweden lacht. ‘De eeuwige strijd, hè? Ja, er is natuurlijk een strijd tussen de wensen van de regisseur en die van de dirigent. Je zult hierin een compromis moeten vinden. Want als iemand op last van de regisseur de hele tijd met zijn rug naar het orkest staat te zingen – en dat gebeurt nogal eens –, is dat uit muzikaal oogpunt heel lastig.’ ‘Je moet als regisseur en dirigent elkaar vinden, en dat is een sport op zich. Als je respectvol met elkaar omgaat, dan heb je geen grote problemen. Want je hebt tenslotte een gezamenlijk doel: een zo mooi mogelijk ogende opera presenteren, die ook goed klinkt. Dat is de uitdaging. Het is niet zo dat de dirigent de regisseur dient, of andersom. Maar, laten we eerlijk zijn, als je opera op een cd draait, dan staat de opera nog over-
eind. Maar als je het figureren op het podium zonder muziek zou zien, dan komt dat heel vreemd over. Dus ik vind de muziek hetgeen waar het uiteindelijk om draait. Dat betekent dat de muziek het belangrijkste is, maar het betekent níet dat je tegen een regisseur zegt: “zo moet het en bekijk het verder maar”. Dat is absoluut niet de bedoeling.’
Eigen stempel
Van Zweden is zich ervan bewust dat we leven in een tijdperk waarin de regisseur van groot belang is bij het ontstaan van een productie. De dirigent staat dan ook open voor allerlei benaderingen van muziekthe ater – actualiserend, abstraherend, historisch. Hij heeft echter een basisprincipe: ‘Ik vind dat opera op een bepaalde manier toch feestelijk moet blijven. Ik zeg het ook tegen een orkest: het is heel belangrijk hoe een orkest zich op het podium presenteert. Mensen kijken eerst en dan pas luisteren ze. Dat is gewoon zo. Opera moet dus fascinerend voor het oog zijn.’ ‘Men is vaak zoekende als operamaker, men wil wel eens iets anders laten zien dan het geijkte. Mozart in een hoepelrok hoeft inderdaad niet meer. En dat er soms miskleunen zijn, is wel te begrijpen. Maar er zijn ook unieke voorstellingen. Ik vond Les Troyens, die Pierre Audi in 2003 voor De Nederlandse Opera maakte, fantastisch. Laten we niet vergeten dat het juist de bijzondere regies zijn, die de populariteit van opera enorm hebben vergroot.’ Dat Van Zweden nu de reprise van Robert Wilsons Butterfly, destijds door Edo de Waart gedirigeerd, gaat leiden, en dus in een kant en klare productie stapt, deert hem niet. Het is niet zo dat alles zodanig vaststaat dat hij
geen ruimte meer zou hebben voor eigen inbreng. Toegegeven, toen we elkaar spraken in december, moesten de repetities voor Butterfly nog beginnen. Van Zweden had nog geen idee hoe de productie eruitziet. ‘Ik ben niet iemand die van tevoren de video-opname van de productie of dvd’s van andere producties wil zien. Ik wil het fris houden voor mezelf. Als ik zou kijken, bestaat het gevaar dat ik te veel overneem. Dat vind ik niet verstandig.’ ‘Ik zal ongetwijfeld anders dirigeren dan Edo dat toen deed. Er zal een andere timing zijn. Uiteraard zal ik overleggen met degene die de regie instudeert. Ik denk dat ik wel degelijk de ruimte zal hebben om hier en daar mijn eigen stempel te drukken. Die vrijheid neem ik gewoon.’
(advertentie)
*ğĥĖģğĒĥĚĠğĒĝĖ0ġĖģĒ1ģĠĕĦĔĥĚĖĤQSFTFOUFFSU 5ĠĦģğĖĖĒġģĚĝǻǹǹȀ
$ %2 6 /'%,(.$,%2 0QFSFUUFJOESJFBLUFOWBO$Ēģĝ;ĖĝĝĖģ
.V[JLBMFMFJEJOH#FSOIBSE4UFJOFSt3FHJF#FSU#JKOFO $IPSFPHSBmF SFHJFBTTJTUFOUJF4BCJOFWBOEFS)FMN %FDPS+PT(SPFOJFSt,PTUVVNT3PCCZ%VJWFNBO 4PMJTUFOPB-JTFUUF#PMMF4UFQIBOJF'PSTCMBE -PUUF#PWJ 0NBS(BSSJEP.FOEP[B .BSJF'SJFEFSJLF4DIÚEFS4BSBI :PSLF #FSU4JNIPĊFS "OESFBT4DIBHFSM .BSJP7FSLFSL
%VJUTHF[POHFO /FEFSMBOETFCPWFOUJUFMJOH
.
FU/FEFSMBOETF %VJUTFFO0PTUFO SJKLTFTPMJTUFONFUPOEFSBOEFSFO #FSU4JNIPĊFSoCFLFOEWBOEF)PPGE TUBE0QFSFUUFFOEFNVTJDBMT"OOJF 0MJWFS 5JUBOJD "MMFFOPQEFXFSFMEFO 3FNCSBOEUoBMT#BSPO8FQT 3FHJTTFVS#FSU#JKOFOJTTJOETǺȂȁǿ BBO%F/FEFSMBOETF0QFSBBMTBTTJTUFOU SFHJTTFVSWFSCPOEFOFOXFSLUFNFFBBO UBMSJKLFQSPEVDUJFTXBBSPOEFS%FS3JOHEFT %FS3JOHEFT /JCFMVOHFO 8BMLàSFFO4JFHGSJFE
, % ./::% $) & )'!2/ ,PNJTDIFPQFSBWBO8ĠĝėĘĒğĘ"ĞĒĕĖĦĤ.ĠīĒģĥ .V[JLBMFMFJEJOH+BDFL,SBT[FXTLJt3FHJF.BSJBOOF #FSHMÚGt%FDPS&LLFIBSE,SÚIO ,PTUVVNT$ISJTUJOF)BMMFSt-JDIUPOUXFSQ3BMG)BTMJOHFS t4PMJTUFOPB+BOVT[-FXBOEPXTLJ +VMJB,PDJ )VCFSU $MBFTTFOT .JSBOEB(PMFCJFXTLB&YNFS
*UBMJBBOTHF[POHFO /FEFSMBOETFCPWFOUJUFMJOH
3
FHJTTFVS.BSJBOOF#FSHMÚGJTBGLPNTUJH VJU;XFEFO NBBSXFSEPQHFMFJEBBOEF VOJWFSTJUFJUFOWBO0TMPFO4FBUUMF#FSHMÚG XBTPOEFSBOEFSFSFHJFBTTJTUFOUFFOMBUFS SFHJTTFVSBBOIFU#BEJTDIFT4UBBUTUIFBUFS JO%VJUTMBOE7PPS*OUFSOBUJPOBMF0QFSB 1SPEVDUJFTSFHJTTFFSEF.BSJBOOF#FSHMÚG JOIFUTFJ[PFOǻǹǹǼǹǽ3JHPMFUUPWBO (JVTFQQF7FSEJ 0WFSEF[F3JHPMFUUPTDISFFGEF/FEFSMBOETFQFST TDISFFGEF/FEFSMBOETFQFST 7FSSBTTFOEF3JHPMFUUP
)BBHTDIF$PVSBOU "BEWBOEFS7FOoǺǾBQSJMǻǹǹǽ ǻǹǹǽ
3JHPMFUUPPWFSUVJHUJONPEFSOKBTKF %FPQFSBXJOUBBOFNPUJPOFMFMBEJOHEPPSEFFOJHT[JOT SBVXFFOTDFOFSJOH #/%F4UFN +PLF7FMUNBOoǻǽBQSJMǻǹǹǽ
ZO MA DI VR ZO MA DI WO VR ZA ZO MA DI DO VR
APR APR APR APR APR APR APR APR APR APR APR APR APR APR APR
"REDA s #HASSÏ 4HEATER s #LAUDIUS 0RINSENLAAN s WWWCHASSENL (ENGELO s 2ABOTHEATER s "EURSSTRAAT s WWWRABOTHEATERHENGELONL (ASSELT "ELGIE s## (ASSELT s +UNSTLAAN s WWWCCHABE ,EUVEN s $E 3CHOUWBURG s "ONDGENOTENLAAN s WWWINENUITLEUVENBE 'OUDA s 'OUDSE 3CHOUWBURG s "OELEKADE s WWWGOUDSESCHOUWBURGNL %TTEN ,EUR s 4HEATER $E .OBELAER s !NNA V "ERCHEMLAAN s WWWDENOBELAERNL 2OTTERDAM s .IEUWE ,UXOR 4HEATER s 0OSTHUMALAAN s WWWLUXORTHEATERNL %INDHOVEN s 0ARKTHEATER s %LZENTLAAN s WWWPARKTHEATERNL $EN (AAG s ,UCENT $ANSTHEATER s 3PUIPLEIN s WWWDAPZLDTNL s WWWHAAGSUITBURONL 3ITTARD s 3TADSSCHOUWBURG s -GR #LAESSENSTRAAT s WWWUITBALIENL "RUGGE s #ONCERTGEBOUW s T :AND s WWWCONCERTGEBOUWBE WWWTINCKBE WWWTINCKBE s )N5IT "RUGGE ;#ONCERTGEBOUW= DAGELIJKS TOT U DO TOT U 6ENRAY s 3CHOUWBURG 6ENRAY s 3CHOUWBURGPLEIN s WWWSCHOUWBURGVENRAYNL $RACHTEN s 4HEATER $E ,AWEI s "URGEMEESTER 7UITEWEG s WWWLAWEINL !LKMAAR 4HEATER DE 6EST s #ANADAPLEIN s WWWTHEATERDEVESTNL 3CHIEDAM s 4HEATER AD 3CHIE s 3TADSERF s WWWTHEATERADSCHIENL
5ĠĦģğĖĖĞĒĒģĥĒġģĚĝǻǹǹȀ DO ZA ZO MA DI WO DO DO ZA ZA ZO MA MA DI WO DO VR MA DI
MRT MRT APR APR APR APR APR APR APR APR APR APR APR APR APR APR
(ASSELT "ELGIÑ s #ULTUURCENTRUM s WWWCCHABE "REDA s #HASSÏ 4HEATER s WWWCHASSENL (ENGELO s 2ABOTHEATER s WWWRABOTHEATERHENGELONL "RUGGE "ELGIÑ s #ONCERTGEBOUW )N5IT "RUGGE ;#ONCERTGEBOUW= DAGELIJKS TOT U DO TOT U WWWCONCERTGEBOUWBE WWWTINCKBE 5DEN s 4HEATER -ARKANT s WWWTHEATERMARKANTNL $EN (AAG s ,UCENT $ANSTHEATER $EN (AAG s ,UCENT $ANSTHEATER s WWWLDTNL s WWWHAAGSUITBURONL 4ILBURG s 4HEATERS 4ILBURG s WWWTHEATERSTILBURGNL ,EIDEN s 3CHOUWBURG s WWWLEIDSESCHOUWBURGNL 3CHIEDAM s &ORTIS