Meerstad-Midden, uitwerkingsplan Meeroevers III, vlek 17, 18 en 19 VASTGESTELD
Datum:
28 oktober 2014
Bes te m mi ngs p l an Mee rs ta d -M id de n , uit we r ki ngs p l an Mee r oeve rs I II , v le k 17 , 18 e n 1 9
VAS T G ES T EL D
Inhoud
Toelichting en bijlagen Regels Verbeelding Separaat bijgevoegd: Akoestisch onderzoek
28 oktober 2014 Projectnummer 231.12.01.40.00
O v e r z i c h t s k a a r t
Gemeente Slochteren, bron: Topografische Dienst
T o e l i c h t i n g
231.12.01.40.00.toe
I n h o u d s o p g a v e
1
Inleiding
2
Beleid
3
4
9 13
2.1
Provincie
13
2.2
Gemeente
14
Planbeschrijving
17
3.1
Stedenbouwkundige opzet
17
3.2
Juridisch kader en vormgeving
24
Toets aan wet- en regelgeving
29
4.1
Wet geluidhinder
29
4.2
MER
32
4.3
Wet milieubeheer
32
4.4
Externe veiligheid
32
4.5
Bodem
33
4.5.1
Bodemkwaliteit
33
4.5.2
Grondverzet
33
4.5.3
Bodemtoets
33
4.5.4
Plangebied
34
4.6
Luchtkwaliteit
34
4.7
Ecologie
35
4.8
Archeologie
35
4.9
Water
36
5
Economische uitvoerbaarheid
39
6
Maatschappelijke uitv oerbaarheid
41
231.12.01.40.00.toe
1
I n l e i d i n g
In het gebied tussen Harkstede, Slochteren en de stad Groningen verrijst 'Meer-
MEERSTAD
stad' (zie navolgende afbeelding). Hiermee wordt door de gemeenten Groningen en Slochteren ingespeeld op de regionale behoefte voor wonen, werken en recreëren. Het hart van de plannen voor Meerstad wordt gevormd door het Woldmeer. Voor de ontwikkeling van Meerstad is het Masterplan Meerstad Groningen opgesteld (september 2005). Dit plan geeft in hoofdlijnen aan wat waar komt. De concrete uitwerking vindt plaats in bestemmingsplannen. Het Masterplan voorziet in de ontwikkeling van een gebied dat overeenkomt met het huidige oppervlak van de stad Groningen. De bestaande (boerderij)bebouwing en de oude linten van de dorpen Engelbert, Middelbert en Harkstede zijn grotendeels ingepast binnen het stedenbouwkundig ontwerp voor het gebied. Volgens het Masterplan zal twee derde van Meerstad uit water en natuur bestaan en een derde uit bebouwing. Vanwege de lange looptijd van 25 jaar of meer wordt de planvorming flexibel benaderd. De ontwikkelstrategie wordt van tijd tot tijd bijgesteld, laatstelijk eind 2011. In de ontwikkelstrategie van december 2011 is het verwachte aantal woningen naar beneden bijgesteld naar circa 6.500. Het Masterplan blijft basisprincipe voor de inrichting van het gebied.
Meerstad: ligging en begrenzing
231.12.01.40.00.toe - Bestemmingsplan Meerstad-Midden, uitwerkingsplan Meeroevers III, vlek 17, 18 en 19 - 28 oktober 2014
9
BESTEMMINGSPLAN MEER-
In 2007 is het eerste bestemmingsplan vastgesteld; het bestemmingsplan Meer-
STAD-MIDDEN
stad-Midden. Dit plan heeft betrekking op het gebied ten zuiden van het Slochterdiep, globaal genomen tussen de Borgweg en de Hoofdweg, de bebouwde kom van Harkstede en het natuurgebied Rijpma. Ook de NAM-locatie 'Eemskanaal' hoort hierbij, evenals de hoofdontsluitingen voor Meerstad op de A7 en het Euvelgunnetracé. In het bestemmingsplan Meerstad-Midden zijn enkele uit te werken bestemmingen opgenomen. Deze bestemmingen kunnen worden uitgewerkt in uitwerkingsplannen. Voor een gedeelte van de bestemming Woongebied (uit te werken) is onderhavig uitwerkingsplan opgesteld. Het gaat om een gebied waarvoor in 2007/2008 en gedeeltelijk in 2009 vrijstellingsprocedures zijn gevoerd om te kunnen beginnen met het bouwrijp maken1 en de aanleg van Meeroevers2. Deze uitwerking sluit op hoofdlijnen aan bij de vrijstellingsregels, maar detailleert deze aan de hand van een beeldkwaliteitsplan. De navolgende afbeelding geeft de relatie tussen het bestemmingsplan en het plangebied weer.
Het plangebied als onderdeel van het bestemmingsplan Meerstad - Midden
Onderhavig uitwerkingsplan volgt de juridisch-planologische regeling voor de eerdere fasen van Meeroevers op: -
het bestemmingsplan Meerstad-Midden;
-
het bestemmingsplan Meerstad-Midden, partiële herziening 2011;
1
Ruimtelijke onderbouwing Meerstad, Deelplan 1 (bouwrijp maken). BügelHajema Adviseurs, 15 april 2008.
2
10
Ruimtelijke onderbouwing Meerstad, Meeroevers - fase 1. BügelHajema Adviseurs, 12 maart 2009.
231.12.01.40.00.toe - Bestemmingsplan Meerstad-Midden, uitwerkingsplan Meeroevers III, vlek 17, 18 en 19 - 28 oktober 2014
-
uitwerkingsplan Meeroevers I (op 28 december 2010 in werking getreden);
-
uitwerkingsplan Meeroevers II/a (op 6 december 2011 in werking getreden);
-
een uitwerkingsplan voor een tijdelijke school in Meeroevers (in werking getreden 13 maart 2012);
-
een uitwerkingsplan voor de Hoofdweg 189 (in werking getreden 26 oktober 2012);
-
uitwerkingsplan Meeroevers I, correctie verbeelding waterwoningen (in werking getreden 15 maart 2013);
-
uitwerkingsplan
Meeroevers
II/b
vlek
14
(in
werking
getreden
15 maart 2013); -
uitwerkingsplan Meeroevers II/b, vlek 15 en 16 (in werking op 19 december 2013);
-
uitwerkingsplan
Meeroevers
II/b,
vlek
16b
(in
werking
op
20 maart 2014). Het plangebied maakt deel uit van het gebied tussen het Grunostrand en 'Klein
PLANGEBIED
Harkstede', aan de noordoostzijde van de Hoofdweg. Op de afbeelding hiervoor zijn de globale ligging en begrenzing aangegeven. Het plangebied ligt ten noorden van de Oude Merenweg en sluit aan bij de andere uitwerkingsplannen voor woongebieden voor Meeroevers (zie ook paragraaf 3.1). Het vigerend planologisch regime voor het plangebied is, zoals aangegeven, het bestemmingsplan Meerstad-Midden (en de partiële herziening daarvan d.d. 27 oktober 2011). Dit plan is op 20 december 2007 vastgesteld, op 31 juli 2008 (gedeeltelijk) goedgekeurd en zes weken later in werking getreden. Op 23 juni 2010 heeft de Afdeling Bestuursrechtspraak uitspraak gedaan over dit bestemmingsplan. Het plan is daarmee in hoofdzaak onherroepelijk geworden.3 In het volgende hoofdstuk is het ruimtelijk beleid op provinciaal en gemeente-
LEESWIJZER
lijk niveau beschreven. In hoofdstuk 3, de planbeschrijving, is vervolgens ingegaan op de toekomstige inrichting van het plangebied en de wijze waarop dat juridisch is geregeld. Hoofdstuk 4 is gewijd aan milieuhygiënische aspecten. In de laatste twee hoofdstukken komen de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid aan bod.
3
Er is goedkeuring onthouden aan punten die geen betrekking hebben op het uitwerkingsgebied.
231.12.01.40.00.toe - Bestemmingsplan Meerstad-Midden, uitwerkingsplan Meeroevers III, vlek 17, 18 en 19 - 28 oktober 2014
11
2
B e l e i d
2.1
Provincie Het Provinciaal Omgevingsplan 2009-2013 (17 juni 2009) bevat het richtinggevend ruimtelijk beleid voor de provincie Groningen.4 Hoofddoelstelling van dit Omgevingsplan is “duurzame ontwikkeling - voldoende werkgelegenheid en een voor mens en natuur leefbaar Groningen met behoud en versterking van de kwaliteiten van de fysieke omgeving, waarbij toekomstige generaties voldoende mogelijkheden houden om zich te ontplooien.” Dit is uitgewerkt in drie centrale uitgangspunten: -
werken aan een duurzame leefomgeving;
-
eigen karakter handhaven en versterken;
-
sterke steden en een vitaal platteland.
Onderhavig plangebied is op de overzichtskaart van het Omgevingsplan aangeduid als 'Gebiedsontwikkeling Meerstad'. De provincie typeert Meerstad als een complex en grootschalig project van bovenregionale betekenis, waar met de bouw van 10.000 woningen een belangrijke bijdrage wordt geleverd aan de gewenste concentratie van de woningbouw in de stad Groningen. 5 Daarnaast is aangegeven dat Meerstad de ontwikkeling van natuur en recreatie binnen het deelgebied 'Midden-Groningen' kan bevorderen. In het Omgevingsplan is Meerstad ook aangewezen als zoeklocatie voor noodberging bij wateroverlast. Het watersysteem van Meerstad zal zodanig worden vormgegeven dat het geschikt is als noodwaterberging. Ook wordt bij de inrichting van het gebied en het bouwen van woningen rekening gehouden met hoge waterstanden. Tijdens de planperiode zal echter nog geen daadwerkelijke noodwaterberging plaatsvinden, omdat het watersysteem en de waterkwaliteit zich eerst moeten stabiliseren. Medio 2008 heeft de provincie het bestemmingsplan Meerstad-Midden goedgekeurd (zie inleiding). Op dat moment was het Omgevingsplan nog niet van kracht. Bij het vaststellen van het Omgevingsplan 2009-2013 is rekening gehouden met de ontwikkeling van Meerstad. Er mag daarom van worden uitgegaan dat met dit uitwerkingsplan aan de centrale uitgangspunten van het provinciaal beleid wordt voldaan.
4
5
Het Provinciaal Omgevingsplan wordt op dit moment vernieuwd, maar is nog niet vastgesteld. Inmiddels is de woningbouwopgave gereduceerd tot 6.500 woningen.
231.12.01.40.00.toe - Bestemmingsplan Meerstad-Midden, uitwerkingsplan Meeroevers III, vlek 17, 18 en 19 - 28 oktober 2014
13
In de regio Groningen-Assen vindt op basis van de Regiovisie Groningen-Assen 2030 periodiek afstemming plaats tussen provincies en gemeenten over onder meer de woningbouw in de regio. Deze woningbouwafspraken worden neergelegd in planningslijsten. De woningbouw in Meerstad, en dus de woningbouw ook in deze uitwerking, is opgenomen in de vastgestelde planningslijsten als onderdeel van de nieuwbouwruimte voor de gemeente Groningen.
2.2
Gemeente BESTEMMINGSPLAN
Het gemeentelijk beleidskader voor het plangebied is verwoord in het be-
MEERSTAD-MIDDEN
stemmingsplan Meerstad-Midden (zie inleiding). Op dit punt wordt dan ook volstaan met een verwijzing naar de toelichting van dit plan (hoofdstuk 3 en 4). Het plangebied valt binnen het gebied dat in het bestemmingsplan MeerstadMidden is aangeduid als ‘deelgebied 2’ en ‘deelgebied 3’. Voor deze deelgebieden zijn enkele bindende marges voor toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen
aangegeven.
Zo
zijn
per
functie
minimale
en/of
maximale
oppervlaktepercentages aangegeven. Voor het aantal te bouwen woningen, de woningdichtheid en de bebouwingskarakteristieken zijn aantallen, dan wel hoogtes voorgeschreven. Doeleinden Wonen en woon-werkcombinaties Bedrijfsdoeleinden Horeca en detailhandel Natuurdoeleinden Wijkgroenvoorzieningen Water Recreatieve doeleinden en sportdoeleinden De op de kaart aangeduide buurt- en wijkontsluitingen Niet met name genoemde en met (T) gemarkeerde doeleinden tezamen
Deelgebied 2
Deelgebied 3
60-77% T
40-60% T
T T
T T
5-20%
10-25%
20-50% max. 17%
15-50% max.20%
max. 5%
max.5%
max. 17%
max.35%
Aantal woningen
110-510
400-1300
Woningdichtheid
4-14
4-20
De marges in deze tabel gelden voor het gehele deelgebied. Aangezien dit uitwerkingsplan betrekking heeft op een gedeelte van deelgebieden 2 en 3 (een ander deel is opgenomen in uitwerkingsplannen voor andere fasen), kan het dus zijn dat individuele percentages afwijken. Overigens komen bedrijfsdoeleinden, horeca, detailhandel, sport en recreatie niet in dit uitwerkingsplan voor. Bureau Meerstad monitort bij het opstellen van elk ruimtelijk (deel)plan, de percentages. Zo wordt gewaarborgd dat elk deelgebied uiteindelijk aan alle uitwerkingsregels voldoet. Voor de functies die in dit uitwerkingsplan zijn opgenomen en de bijbehorende oppervlaktes wordt verwezen naar de bijlagen.
14
231.12.01.40.00.toe - Bestemmingsplan Meerstad-Midden, uitwerkingsplan Meeroevers III, vlek 17, 18 en 19 - 28 oktober 2014
Daarin is ook een cumulatieve tabel opgenomen waarin de functies in dit uitwerkingsplan en eerdere uitwerkingsplannen in Meeroevers samen zijn berekend. In 2010 heeft de gemeente Slochteren een nieuwe Welstandsnota opgesteld.
WELSTANDSNOTA
Deze nota is niet van toepassing op grote delen van Meerstad. Daarvoor geldt
SLOCHTEREN
nog steeds de Welstandsnota Slochteren uit 2004. Het plangebied valt onder beide nota’s, met dien verstande dat de gronden in het plangebied successievelijk vallen onder de ene of de andere nota. Deze nota’s gaan uit van een gebiedsgewijze opzet waarbij de welstandscriteria zijn afgestemd op de aard van het desbetreffende gebied. De welstandsnota voorziet niet in welstandcriteria voor nog te ontwikkelen gebieden. Daarin kan alsnog worden voorzien door voor deze gebieden een aanvulling op de welstandsnota vast te stellen. ‘Meeroevers III, vlek 17, 18 en 19’ is zo'n ontwikkelingslocatie waarvoor het wenselijk is de welstandsnota aan te vullen. Inmiddels is het Beeldkwaliteitsplan Meeroevers III, vlek 17, 18 en 19 opgesteld (11 augustus 2014). Dit beeldkwaliteitsplan en voorliggend uitwerkingsplan zijn op elkaar afgestemd. In het beeldkwaliteitsplan zijn op basis van het stedenbouwkundig ontwerp zogenaamde gebiedsgerichte welstandscriteria ten behoeve van de welstandstoetsing opgenomen. Het volgende hoofdstuk volgt in hoofdlijnen de opzet van dit beeldkwaliteitsplan en gaat daarbij ook in op het stedenbouwkundig ontwerp.
231.12.01.40.00.toe - Bestemmingsplan Meerstad-Midden, uitwerkingsplan Meeroevers III, vlek 17, 18 en 19 - 28 oktober 2014
15
3
P l a n b e s c h r i j v i n g
3.1
Stedenbouwkundige opzet Meeroevers is het eerste gebied dat in het kader van Meerstad wordt ontwikkeld. Er waren goede redenen juist met dit gebied te beginnen. Met Meeroevers kon het beoogde imago van Meerstad direct goed worden neergezet; uiteenlopende woonmilieus die (in)direct aan het water zijn gelegen, op korte afstand van de stad Groningen. Daarnaast kon de ambitie om tegelijkertijd met de eerste woningen voorzieningen te ontwikkelen hier gestalte krijgen. Uit onderzoek onder potentiële Meerstadbewoners is gebleken dat naast het wonen aan het water, een grote voorkeur bestaat voor een dorps en natuurlijk woonmilieu. Dit woonmilieu kan bij uitstek in het plangebied worden gecreeerd, waar diverse combinaties tussen wonen, groen en lichte (aan huis gebonden) bedrijfsactiviteiten mogelijk zijn. Ook dit maakt dat Meeroevers een goed vertrekpunt vormt voor de ontwikkeling van Meerstad.
Stedenbouwkundige hoofdopzet Meeroevers
Deelgebieden Meeroevers De hoofdstructuur van Meeroevers bestaat uit de volgende deelgebieden: -
De Hoofdweg, het bestaande bebouwingslint waar Meeroevers aan wordt opgehangen.
231.12.01.40.00.toe - Bestemmingsplan Meerstad-Midden, uitwerkingsplan Meeroevers III, vlek 17, 18 en 19 - 28 oktober 2014
17
-
De Groene radialen die de ruimtelijke verbinding vormen tussen de Hoofdweg en het Woldmeer.
-
Het Oeverpad, dat samen met het bijbehorende Waterfront, de ruggengraat van Meeroevers vormt.
-
De Meeroeverslaan, de hoofdontsluitingsweg van Meeroevers.
-
De Kwelvaart, van belang voor de waterhuishouding en als ecologische verbinding tussen de Groene Radialen.
-
Langs de erven, een intieme woonstraat tussen de Hoofdweg en de Kwelvaart.
Landschappelijke dragers De Hoofdweg is een bestaand landschappelijk lint met een afwisseling van erven, weilanden en beboste kavels. De Hoofdweg vormt de landschappelijke drager van Meeroevers. Het Woldmeer, de blauwe kern van Meerstad, wordt als nieuwe landschappelijke drager aan het landschap toegevoegd. Op basis van het bestemmingsplan Meerstad-Midden wordt tussen de dragers Hoofdweg en Woldmeer het deelgebied Meeroevers gefaseerd ontwikkeld. In het navolgende wordt eerst op de (nieuwe) bebouwing langs de Hoofdweg ingegaan. Ter plekke van het deelgebied Meeroevers kenmerkt het bebouwingslint van de Hoofdweg zich door een grote afwisseling in open en gesloten percelen. Kleine vrijstaande woningen staan over het algemeen vlak aan de weg. Samen met de dichte erfbeplanting vormen deze kavels kleine, gesloten, groene ’kamers’. Het contrast tussen deze kavels en de naastgelegen open weiden, waarbij soms boerderijen een eind van de Hoofdweg af staan, is bijzonder groot. Kleine gesloten groene ‘kamers’ worden langs de Hoofdweg dus afgewisseld met grote, open, groene ‘kamers’ en vergezichten over de weilanden.
18
231.12.01.40.00.toe - Bestemmingsplan Meerstad-Midden, uitwerkingsplan Meeroevers III, vlek 17, 18 en 19 - 28 oktober 2014
Ontwikkeling bebouwingslint langs de Hoofdweg
In de planontwikkeling voor Meeroevers wordt de ruimtelijke kwaliteit van deze afwisseling onderkend en gerespecteerd en waar nodig versterkt. Nieuwe bebouwing en groen voegen zich naar het bestaande op twee manieren: 1.
Grote afwisseling tussen gesloten groene kamers, open groene kamers en doorzichten In de planontwikkeling voor Meeroevers worden de huidige contrasten versterkt. Nieuwe bomen en struikhagen zullen de verschillende landschappelijke kamers duidelijker definiëren. Doorzichten naar het achtergelegen Woldmeer worden begeleid door boomrijen en wegen en paden.
2.
Verspreid staande solitaire bebouwing van verschillende korrelgrootte De differentie aan korrelgrootte en rooilijnen van de bestaande bebouwing wordt gehandhaafd en versterkt door op enkele plaatsen nieuwe solitaire bebouwing toe te voegen aan het lint.
231.12.01.40.00.toe - Bestemmingsplan Meerstad-Midden, uitwerkingsplan Meeroevers III, vlek 17, 18 en 19 - 28 oktober 2014
19
Respecteren betekent het handhaven van de bestaande, verspreid staande, solitaire bebouwing en de bestaande afwisseling tussen open en gesloten groene ruimten. Versterken van deze variatie betekent voornamelijk het toevoegen van groenstructuren die de open, groene ruimten duidelijker definiëren. Op enkele plaatsen kan nieuwe bebouwing worden toegevoegd. Deze moet solitair zijn met voldoende variatie in voorgevelrooilijnen en korrelgrootte. Fasering Meeroevers Meeroevers wordt gefaseerd ontwikkeld (zie navolgend kaartje). Ten zuiden van onderhavig uitwerkingsgebied worden Meeroevers II en IV aangelegd. In Meeroevers IV ligt een (tijdelijke) basisschool.
20
231.12.01.40.00.toe - Bestemmingsplan Meerstad-Midden, uitwerkingsplan Meeroevers III, vlek 17, 18 en 19 - 28 oktober 2014
Stedenbouwkundig ontwerp Meeroevers III Het stedenbouwkundig ontwerp voor het plangebied is hierna weergegeven. Dit ontwerp is overgenomen uit het Beeldkwaliteitplan Meeroevers III, vlek 17, 18 en 19 (11 augustus 2014).
Stedenbouwkundig ontwerp (verkaveling indicatief)
Het plangebied bestaat uit vier deelgebieden. Deze zijn weergegeven op het kaartje hierna. Per deelgebied is hierna een korte toelichting gegeven. Voor de verdere detaillering qua kavelinrichting, vormgeving en materialisatie wordt verwezen naar het beeldkwaliteitsplan. Daar zijn ook sfeerbeelden opgenomen.
231.12.01.40.00.toe - Bestemmingsplan Meerstad-Midden, uitwerkingsplan Meeroevers III, vlek 17, 18 en 19 - 28 oktober 2014
21
Deelgebieden
Vlek 17, Smienteneiland De kavels op het noordelijke eiland variëren in oppervlak van circa 400 m² tot 1.200 m². Alle tuinen grenzen aan het water. De woningen zijn overwegend vrijstaand, maar enkele twee-aaneen-gebouwde woningen zijn ook mogelijk. Om de eilanden een zo natuurlijk mogelijk aanzien te geven, zijn de eilanden ingepakt in brede rietkragen. De diervriendelijke rietkragen vormen een belangrijke leefomgeving voor flora en fauna en zorgen ervoor dat slibdeeltjes in het Woldmeer bezinken. Dit laatste is zeer belangrijk voor de waterkwaliteit van het meer. Om de natuurlijke uitstraling van de eilanden te garanderen, wordt voor de bebouwing ingezet op rieten daken. Daken zijn sterk beeldbepalend, omdat ze vanwege hun grootte en hoogte dominant zijn in het beeld vanaf het water. Rieten kappen gaan vanwege de kleur en het materiaal op in rietkragen. Per woning dienen minimaal twee opstelplaatsen voor auto’s gerealiseerd te worden (garage niet meegerekend). Voor de kavels op de koppen van de eilanden geldt dat er geen opstelplaatsen gerealiseerd mogen worden in het verlengde van de as van de woonstraat. Alle kavels op het Smienteneiland hebben een tuin die direct aan het water grenst. Alle kavels krijgen een steiger door het riet van maximaal 1 m breed. Vlek 18, Waterfrontkavels Het Waterfront ligt langs de oever van het Woldmeer. Voor de Waterfrontbebouwing loopt het Oeverpad, een autovrije wandel- en fietsverbinding van- en naar de school in Meeroevers IV. Het Waterfront vormt samen met het Oeverpad de ruggengraat van heel Meeroevers. Het is hét samenbindende element tussen Meeroevers I, II, III en IV. Het Oeverpad zal uiteindelijk onderdeel gaan uitmaken van een fiets-/wandelpad dat rondom het hele Woldmeer gaat lopen.
22
231.12.01.40.00.toe - Bestemmingsplan Meerstad-Midden, uitwerkingsplan Meeroevers III, vlek 17, 18 en 19 - 28 oktober 2014
Het Waterfront krijgt een bebouwing met een losse, dorpse opzet. Gestreefd wordt naar een maximale afwisseling in ‘korrelgrootte’. Dit betekent dat langere rijtjes van maximaal zes woningen worden afgewisseld met kortere rijtjes en twee-aaneen-gebouwde woningen. Het Waterfront krijgt een dorpse, groene uitstraling. Dorps doordat de bebouwing relatief laag is en geen aaneengesloten bebouwingswand vormt. Groen omdat er niet alleen voor en achter de Waterfrontbebouwing, maar ook tussen de bebouwing groen te zien is. De ruimten tussen de woningen worden gevormd door de dwarsstraatjes en paadjes die verbindingen vormen tussen het Penningkruid en het Oeverpad. De aangrenzende zijtuinen worden altijd door middel van hagen afgescheiden van paden. De ruimten tussen de woningen zullen ook gevormd gaan worden door het toepassen van brede en smalle zijtuinen. Per woning dienen gemiddeld twee opstelplaatsen voor auto’s gerealiseerd te worden (garage niet meegerekend) op de eigen kavel of op het binnenterrein aan de achterkant van de woningen. Bij kavels met opstelplaatsen op eigen terrein wordt een berging op de kopse kant van of naast de opstelplaatsen gesitueerd. Vlek 18, Penningkruid en Oude Merenweg De woningen aan het Penningkruid krijgen een brede groenstrook als woonkwaliteit. Enkele woningen zijn ook gesitueerd langs de Kwelvaart. De bebouwing zal bestaan uit rijwoningen, twee-aaneen-gebouwde woningen en vrijstaande woningen. De voortuinen van deze woningen grenzen aan het brede groene Penningkruid. Aan de zuidzijde van vlek 18 grenzen kavels aan de Oude Merenweg, een van de vier groene radialen in Meeroevers. Hier gelden dezelfde regels als voor de kavels aan het Penningkruid. De voortuinen van de kavels worden voorzien van een groene haag. De hagen dragen bij aan het groene karakter van Meerstad. Om deze reden zijn de erfafscheidingen tussen de kavels bij voorkeur ook groen. Per vrijstaande en twee-aaneengebouwde woningen moeten twee opstelplaatsen op het eigen terrein worden gerealiseerd (garage niet meegerekend), met toegang vanaf in beginsel het Penningkruid. Per rijwoning dienen gemiddeld twee opstelplaatsen voor auto’s gerealiseerd te worden aan de achterkant van de woningen (garage niet meegerekend), op de eigen kavel of op het binnenterrein (dient nader gedetailleerd te worden in het ontwerp van desbetreffende ontwikkelende partij). Bij kavels met opstelplaatsen op eigen terrein wordt bij voorkeur een berging op de kopse kant van of naast de opstelplaatsen gesitueerd. De kavels zijn breed genoeg om de auto’s naast of achter de woning te kunnen parkeren.
Vlek 19, Vederkruid en Oude Merenweg
231.12.01.40.00.toe - Bestemmingsplan Meerstad-Midden, uitwerkingsplan Meeroevers III, vlek 17, 18 en 19 - 28 oktober 2014
23
Het Vederkruid heeft een intiem karakter. Door het slingerende verloop van de weg, het smalle profiel en de hoge hagen die de route begeleiden, wordt het zicht sterk begrensd en zorgt elke bocht voor een verrassing. Op deze manier ontstaat hier een intieme, geborgen woonsfeer. De woningen aan het Vederkruid zijn gesitueerd tussen het eeuwenoude bebouwingslint aan de Hoofdweg en de Kwelvaart. De locatie ligt daarmee op de grens van twee werelden; die van het oude lint en die van het nieuwe woongebied van Meeroevers. De kavels aan het Vederkruid grenzen met de achterzijde aan de groene buffer langs de Hoofdweg en de Duurswoldlaan, of grenzen met de achterzijde aan de achterliggende kavel. Dit zorgt voor een setting met een landelijk groen karakter. De hagen die het Vederkruid begeleiden zorgen voor een heldere groenstructuur. Aan de zuidzijde van vlek 19 grenzen kavels aan de Oude Merenweg, een van de vier groene radialen in Meeroevers. In vlek 19 komen twee-aaneengebouwde woningen en vrijstaande beide voor. Het is niet toegestaan meer dan vier eenheden (vier vrijstaande woningen of vier twee-aaneengebouwde woningen) met gelijke architectonische uitstraling naast elkaar te bouwen. Alle kavels worden in beginsel via inritten ontsloten vanaf het Vederkruid. De voortuinen van de kavels worden voorzien van een groene haag. Per woning moeten minimaal twee opstelplaatsen voor auto’s op de eigen kavel worden gerealiseerd. Garages worden niet meegerekend als opstelplek. Duurzaamheid De woningen in het plangebied worden uitgerust met een individuele warmtepomp. De woningen krijgen geen gasaansluiting. Dit betekent dat voor verwarming
en
dergelijke
alternatieve
energiebronnen
moeten
worden
aangesproken. Alle woningen zijn voldoende op de zon gericht om gebruik te kunnen maken van passieve en actieve zonne-energie. Een belangrijk ontwerpuitgangspunt van Meeroevers is de dooradering van de natuur op verschillende schaalniveaus. Het gaat hierbij om het creëren van goede leefomstandigheden en verbindingen voor planten en dieren, maar ook om het beleefbaar maken van de natuur voor de bewoners, van natuur rond het huis tot grote aaneengesloten natuurgebieden. In en om de woning zijn veel mogelijkheden om goede leefomstandigheden voor planten en dieren te creëren. Daarbij valt te denken aan gevelbeplanting, nestkasten en vogelhuisjes, kruidentuintjes, begroeide schuurtjes en gevelstenen met nestmogelijkheden voor vogels en vleermuizen.
3.2
Juridisch kader en vormgeving BEELDKWALITEITSPLAN
Het beeldkwaliteitsplan (zie vorige paragraaf) geeft een volledige visie op de gewenste stedenbouwkundige kwaliteit in het plangebied, alsmede van de
24
231.12.01.40.00.toe - Bestemmingsplan Meerstad-Midden, uitwerkingsplan Meeroevers III, vlek 17, 18 en 19 - 28 oktober 2014
eisen die in de toekomst worden gesteld aan het welstandstoezicht. Voor zover het beeldkwaliteitsplan betrekking heeft op ‘een goede ruimtelijke ordening’ is dit vertaald in dit uitwerkingsplan. Harde normen uit het beeldkwaliteitsplan (zoals bouwhoogten en goothoogten of de plaats van bepaalde gebouwen) zijn als bouwregels opgenomen. Als de norm afhankelijk is van de toekomstige situering of om nadere afweging vraagt, kan deze via een nadere eisenregeling of via het binnenplans afwijken met een omgevingsvergunning6 worden afgewogen. Dit plan is, zoals aangegeven, de negende uitwerking van een deel van deelge-
JURIDISCHE OPZET
bied 3 van het bestemmingsplan Meerstad-Midden (moederplan). De uitwerking geldt voor de bestemming Woongebied (uit te werken) die in artikel 4 van het bestemmingsplan Meerstad-Midden (het moederplan) is opgenomen. De juridische opzet van dit plan vertoont veel gelijkenis met het uitwerkingsplan voor de eerdere fasen van Meeroevers. Dat is logisch omdat de stedenbouwkundige opzet en het beeldkwaliteitsplan voortborduren op de eerdere fasen van Meeroevers. Het bestemmingsplan Meerstad-Midden is voor de inwerkingtreding van de Wet
GEWIJZIGDE WRO
ruimtelijke ordening (Wro, 1 juli 2008), ter visie gelegd (en vastgesteld). Dat betekent dat dit plan volgens de oude eisen van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) tot stand is gekomen. Dit uitwerkingsplan komt onder de nieuwe Wro tot stand. Dit heeft gevolgen voor de terminologie en de procedures. Zo wordt in het moederplan bijvoorbeeld gesproken over artikel 11 WRO. Dit is in de Wro van 1 juli 2008 vervangen door artikel 3.6 Wro. Ook zijn diverse termen als vrijstelling en voorschriften in de Wro vervangen door respectievelijk ontheffing en regels. Tot 1 juli 2009 gold de oude WRO nog steeds voor uitwerkings- en wijzigingsplannen7, maar na deze datum zijn de eisen van de nieuwe Wro van toepassing. Dit geldt niet voor de nieuwe standaardiserings- en digitaliseringseisen die sinds 1 januari 2010 van kracht zijn geworden (zie artikel 8.1.3 van het Besluit ruimtelijke ordening). Er is wel geprobeerd om zoveel mogelijk aan te sluiten bij de nieuwe standaard, maar dat lukt niet volledig doordat de betreffende dubbelbestemmingen niet bestaan in de nieuwe standaard. Op 1 oktober 2010 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) van
WABO
kracht geworden. De Wabo heeft ook weer een nieuwe terminologie geïntroduceerd. Deze is in dit plan opgenomen. In de Wabo staat de omgevingsvergunning centraal. In de omgevingsvergunning worden zeer veel toestemmingen uit het omgevingsrecht geïntegreerd, waaronder de voormalige bouwvergunning en afwijking van het bestemmingsplan (voorheen ‘ontheffing’ en daarvoor ‘vrijstelling’ genaamd), maar ook de kap-
6
Artikel 2.11, sub c juncto 2.12 lid 1, sub a onder 1 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).
7
Voor zover in dit plan over uitwerkingsplan wordt gesproken, wordt de combinatie uitwerking-/wijzigingsplan bedoeld.
231.12.01.40.00.toe - Bestemmingsplan Meerstad-Midden, uitwerkingsplan Meeroevers III, vlek 17, 18 en 19 - 28 oktober 2014
25
vergunning en sloopvergunning. Kort gezegd komt het er op neer dat nu met één procedure al die toestemmingen kunnen worden verkregen. De proceduretijd kan daarmee behoorlijk worden verkort. De inhoud van de toestemmingen en de voorwaarden die daarvoor golden veranderen echter niet. Het bestemmingsplan, in dit geval het uitwerkingsplan, is net als voorheen toetsingskader voor een te verlenen vergunning. ZELFSTANDIG LEESBAAR
Dit uitwerkingsplan is zo opgesteld dat het zelfstandig leesbaar is. Dit betekent dat niet wordt verwezen naar de van toepassing zijnde voorschriften uit het moederplan, maar dat deze zijn overgenomen in de regels van dit plan. Het merendeel van de uitwerkingsregels heeft een vertaling gekregen in de verbeelding. Andere regels zijn wel uitgewerkt, maar zijn alleen indirect uit dit plan af te leiden, omdat zij betrekking hebben op een minimum- of maximumpercentage, op aantallen of op de uitvoering die na vaststelling zal plaatsvinden. Tot slot zijn er uitwerkingsregels die niet in dit deelgebied van toepassing zijn, omdat bepaalde functies niet in dit gebied voorkomen. Bij het opstellen van dit plan is rekening gehouden met toekomstige uitwerkingen die nog moeten plaatsvinden, zodat ook in die plannen van uitwerking reële uitvoering kan worden gegeven aan de uitwerkingsregels van artikel 4 en volgende. De regels van het moederplan geven de vrijheid om binnen de deelgebieden verschillende uitwerkingen op te stellen. De Wro biedt bovendien de vrijheid om uitwerkingen bij te stellen of opnieuw vast te stellen bij gewijzigde inzichten.
BESTEMMINGEN
De bestemming Woongebied uit te werken uit het moederplan gaat uit van de hoofdfunctie wonen, maar geeft ook de mogelijkheid voor het bestemmen van allerlei andere functies binnen het plangebied. Dit uitwerkingsplan heeft hoofdzakelijk betrekking op de functie wonen en daaraan ondergeschikte bedrijvigheid, groenvoorzieningen, water en verkeer. Er zijn vier hoofdbestemmingen opgenomen: Groen, Verkeer, Water en Woongebied. Hierna wordt op elke bestemming afzonderlijk ingegaan. De bestemmingen zijn net als de definities van artikel 1 in alfabetische volgorde opgenomen.
26
231.12.01.40.00.toe - Bestemmingsplan Meerstad-Midden, uitwerkingsplan Meeroevers III, vlek 17, 18 en 19 - 28 oktober 2014
Groen De bestemming Groen betreft de gangbare groenbestemming die ook in eerdere uitwerkingsplannen is gehanteerd. Deze bestemming is gelegd op de grotere openbare groenvoorzieningen in het plangebied, waarvan voor de duur van de planperiode verwacht wordt dat dit openbaar groen zal blijven. Stukken groen die eventueel kunnen worden uitgegeven als extra tuin zijn in de bestemming Woongebied opgenomen. Verkeer De bestemming Verkeer is toegekend aan de ontsluiting naar vlek 17 vanaf de Oude Merenweg (voorheen Driemerenweg) en de ontsluiting in vlek 18 (Penningkruid in het verlengde van de Meeroeverslaan). Deze wegen zijn 30 kmwegen. In die zin hoeft geen rekening gehouden te worden met de Wet geluidhinder. Wel is in het kader van een goede ruimtelijke ordening een geluidsonderzoek uitgevoerd (zie paragraaf 4.1). Bij de opzet van dit plan is overigens - in verband met een goede ruimtelijke ordening - wel rekening gehouden met afstanden van woningen tot de as van de verschillende 30-km wegen. In paragraaf 4.1 is een nadere toelichting opgenomen ten aanzien van het wegverkeerslawaai. Water De bestemming Water is opgenomen voor de kwelvaart en het water rond vlek 17 (het meer). Deze bestemming komt overeen met de bestemming Water uit eerdere uitwerkingsplannen en het moederplan. In de bestemming Water gelden rond het eiland dezelfde regels voor de bouw van steigers als die uit eerdere uitwerkingsplannen. Voor steigers geldt overigens de Keur van het waterschap. Daarin staat nu nog een vergunningplicht voor steigers. In de toekomst wordt die vervangen door algemene regels. Binnen de bestemming zijn daarnaast in het algemeen bouwwerken, zoals bruggen e.d. toegestaan. Over de Kwelvaart kan tussen vlek 18 en 19 ook een brug worden gebouwd. Woongebied De bestemming Woongebied is het gebied waar woningen, tuinen en erven, alsmede woonstraten, fiets- en wandelpaden, parkeerplaatsen en ondergeschikte groen- en watervoorzieningen kunnen worden gerealiseerd. De meeste regels van de bestemming Woongebied zijn afgestemd op het beeldkwaliteitsplan Meeroevers III vlek 17, 18 en 19 en behoeven daarom hier geen nadere toelichting. De bestemmingsregeling voor het totale gebied is globaal van opzet, met dien verstande dat de belangrijkste ruimtelijke uitgangspunten uit het beeldkwaliteitsplan vertaald zijn in de regels. Hieronder worden enkele belangrijke regels toegelicht. Omdat er nog kan worden geschoven met de exacte plaats van de woningen zijn in de verbeelding geen bouwvlakken en woningaantallen opgenomen. De ligging van de woningen is in de bouwregels gerelateerd aan de ligging van de weg, aan perceelgrenzen en overige bestemmingen. In het hele gebied zijn bij
231.12.01.40.00.toe - Bestemmingsplan Meerstad-Midden, uitwerkingsplan Meeroevers III, vlek 17, 18 en 19 - 28 oktober 2014
27
recht vrijstaande en onder bepaalde voorwaarden twee-aaneengebouwde woningen toegestaan. Buiten het eiland geldt dat ook voor rijenwoningen. Aan huis verbonden bedrijven (zie de definitie in artikel 1 voor de exacte omschrijving) zijn bij recht toegestaan. Andere bedrijven aan huis (zoals een kapper of een fietsenmaker) zijn niet rechtstreeks toegestaan. In verband met de mogelijkheid van overlast vragen dergelijke vormen van bedrijvigheid om een nadere afweging. De nadere eisenregeling in de bestemming Woongebied is bedoeld voor het aanpassen van bouwplannen ten behoeve van een goede afstemming op de omgeving of om variatie in het bebouwings- en/of straatbeeld te scheppen. De regeling dient ter aanvulling op de globale opzet. Het beeldkwaliteitsplan speelt bij dit alles een leidende rol. Algemene regels Op de verbeelding is de gasleiding aangeduid. In de algemene aanduidingsregels van artikel 9 zijn regels opgenomen om veiligheidsrisico’s in te perken ten aanzien van deze leiding. Overige regels Het bestemmingsplan kent verder enkele aanvullende regelingen ten aanzien van welstand om duidelijk te maken binnen welke grenzen, ook vanuit artikel 11 Woningwet, eisen aan bouw- en goothoogten mogen worden gesteld. Verder zijn regels (anti-dubbeltelregel en overgangsrecht) opgenomen uit het Besluit ruimtelijke ordening, die overigens nagenoeg overeenkomen met het moederplan. In de overige regels zijn ook de hogere grenswaarden met betrekking tot de Wet geluidhinder nader vormgegeven, overeenkomstig het bij het moederplan behorende besluit hogere grenswaarden. Dit is gebeurd door het vastleggen van een aanduiding ‘geluidzone - weg 1’, waarbinnen bij een omgevingsvergunning voor de bouw van woningen een bepaalde geluidsisolatie moet worden gerealiseerd. Op de verbeelding is voorts een ‘geluidzone - weg 2’ opgenomen. Dit is het gebied binnen de 53 dB(A)-contour voor het wegverkeer waarbinnen geen geluidgevoelige bebouwing mag worden opgericht. De regeling hiervoor is te vinden onder artikel 6.5.
28
231.12.01.40.00.toe - Bestemmingsplan Meerstad-Midden, uitwerkingsplan Meeroevers III, vlek 17, 18 en 19 - 28 oktober 2014
To e t s
a a n
w e t -
4
e n
r e g e l g e v i n g
In dit hoofdstuk wordt aandacht gegeven aan milieueisen en andere ruimtelijk relevante wet- en regelgeving. De onderzoeken die hierna worden aangehaald, hebben ook betrekking op het overige Meeroevergebied.
4.1
Wet geluidhinder Uit akoestisch onderzoek is gebleken dat er vanwege het verkeer op de Hoofdweg en de nieuwe noordelijke hoofdontsluitingsweg binnen een deel van Meeroevers een geluidsbelasting zal optreden van meer dan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB van de Wet geluidhinder.8 Dit heeft betrekking op een deel van de woningen die binnen vlek 17, 18 en 19 gebouwd worden.
Geluidszones Hoofdweg
8
Akoestisch onderzoek Wegverkeer Meeroevers t.b.v. Uitwerkingsplannen, 20 juli 2012.
231.12.01.40.00.toe - Bestemmingsplan Meerstad-Midden, uitwerkingsplan Meeroevers III, vlek 17, 18 en 19 - 28 oktober 2014
29
Geluidszones Noordelijke Hoofdontsluitingsweg
Bij de vaststelling van het bestemmingsplan Meerstad-Midden zijn hogere grenswaarden voor geluid vastgesteld. Zie hiervoor de Beschikking hogere grenswaarden geluid Meerstad-Midden d.d. 20 november 2007. Met deze beschikking is het toegestaan dat maximaal 329 woningen en andere geluidsgevoelige objecten binnen Meeroevers een geluidsbelasting mogen ontvangen van meer dan de voorkeurswaarde van 48 dB. De maximaal toegestane geluidsbelasting is 53 dB. Dit is als uitwerkingsvoorschrift opgenomen in het bestemmingsplan Meerstad-Midden. Bij de vaststelling van onderhavig uitwerkingsplan dient dit in acht te worden genomen. Het maximum aantal is vastgesteld onder de voorwaarde dat bij de uitwerking het aantal woningen met een geluidsbelasting hoger dan 48 dB zoveel mogelijk wordt beperkt en een zo hoog mogelijke leefkwaliteit wordt nagestreefd. Met het akoestisch onderzoek9 en de doorwerking van de resultaten in dit uitwerkingsplan is hieraan uitvoering gegeven. Er zullen met dit uitwerkingsplan ongeveer 45 tot 55 woningen een geluidsbelasting ontvangen van maximaal 53 dB. De exacte aantallen zijn uiteraard afhankelijk van de concrete bouwplannen. Het gaat om de woningen die binnen het gebied worden gebouwd dat op de verbeelding is aangeduid als ‘geluidszone - weg 1’. In het plangebied is één woning gelegen die als gevolg van de ligging aan een 30 km/uur-weg (Oude Merenweg) de maximale gevelbelasting van 48 dB ontvangt (zie het akoestisch onderzoek). Op grond van een goede ruimtelijke ordening en volgens het Bouwbesluit zijn hier echter geen specifieke geluidswerende maatregelen nodig. Een maximale gevelbelasting van 53 dB wordt – conform de maximale belasting langs 50 km/uur-wegen in het plangebied - acceptabel geacht.
9
30
Akoestisch onderzoek Wegverkeer Meeroevers III Bestemmingsplan Meerstad-Midden (WMA, 30 maart 2014).
231.12.01.40.00.toe - Bestemmingsplan Meerstad-Midden, uitwerkingsplan Meeroevers III, vlek 17, 18 en 19 - 28 oktober 2014
Bij de bouw van de woningen kunnen er maatregelen worden genomen, zoals gevelisolatie en oriëntatie van buitenruimtes aan een geluidsluwe kant. Hierdoor zal er sprake zijn van een acceptabel woon- en leefklimaat. Binnen het aanduidingsgebied ‘geluidszone - weg 2’ (> 53 dB) zullen geen geluidsgevoelige objecten worden gebouwd. Hierdoor wordt er voldaan aan het uitwerkingsvoorschrift.
Geluidscontour wijkontsluitingsweg Meeroevers
231.12.01.40.00.toe - Bestemmingsplan Meerstad-Midden, uitwerkingsplan Meeroevers III, vlek 17, 18 en 19 - 28 oktober 2014
31
4.2
MER Voor het plangebied is het Milieueffectrapport Meerstad Deelplan 1 (MER, juni 2007) van toepassing. De navolgende tekst is afgestemd op deze milieueffectrapportage, waarvoor een positief toetsingsadvies is afgegeven door de Commissie voor de m.e.r.
4.3
Wet milieubeheer Rondom het plangebied is een aantal bedrijven gevestigd die op grond van de Wet milieubeheer over een hinderzone beschikken. Aangezien de nieuwe woningen buiten deze zones worden gebouwd, is hier geen sprake van een conflictsituatie.
4.4
Externe veiligheid Het plangebied valt niet binnen de invloedssfeer van inrichtingen die onder het Besluit externe veiligheid vallen. Het plangebied is voor een gedeelte wel binnen de effectafstand van een aardgastransportleiding gelegen. Aan de westzijde van de Borgsloot, even buiten het plangebied, ligt een 6”/40-bar aardgastransportleiding van Gasunie (N50850). De 1%-letaliteitsgrens van deze leiding valt binnen de bestemmingen Groen en Woongebied. De eerste bestemming maakt geen (beperkt) kwetsbare objecten mogelijk. De tweede in beginsel wel, in de vorm van woningen. Ter plaatse van de 1%-letaliteitsgrens echter, mogen vanwege de aanduiding ‘veiligheidszone - leiding’ geen (beperkt) kwetsbare objecten, waaronder woningen, worden gebouwd. Dit is geregeld in artikel 9 van de regels. Een nadere onderbouwing van het groepsrisico is daarom niet nodig. Het enkele gebruik van de gronden als tuin (bestemming Woongebied) of groenvoorziening (bestemming Groen) brengt geen zodanige wijziging van de gebruiksintensiteit met zich mee dat het groepsrisico significant toeneemt. Om te bepalen of sprake is van een aanvaardbaar risico wat betreft het vervoer van gevaarlijke stoffen is gekeken naar het landelijke Basisnet en het Provinciaal Basisnet Groningen. Daaruit is naar voren gekomen dat het plangebied buiten de invloedsgebieden van wegvakken met externe veiligheidsrisico’s ligt.
32
231.12.01.40.00.toe - Bestemmingsplan Meerstad-Midden, uitwerkingsplan Meeroevers III, vlek 17, 18 en 19 - 28 oktober 2014
4.5
Bodem 4 . 5 . 1
Bodemkwaliteit
De aanwezige milieuhygiënische bodemkwaliteit behoort te passen bij het huidige of het toekomstige gebruik van de bodem. De bodemkwaliteit mag geen onaanvaardbare risico’s opleveren voor de gebruikers van de bodem. Bovendien mag door menselijk handelen de bodemkwaliteit niet verslechteren (zorgplicht). Informatie over uitgevoerde bodemonderzoeken en bodemsaneringen is te vinden op de Bodeminformatiekaart (www.provinciegroningen.nl). Op deze Bodeminformatiekaart staat ook informatie over verdachte locaties. Een locatie is verdacht als er in het verleden (bedrijfs)activiteiten zijn uitgevoerd die misschien tot een bodemverontreiniging hebben geleid. Op deze locaties is nog geen bodemonderzoek verricht, zodat niet bekend is of er een verontreiniging aanwezig is of niet. Onder verdachte locaties vallen ook slootdempingen, kavelpaden en dammen. Deze drie categorieën staan echter niet op de Bodeminformatiekaart vermeld. Voor de onverdachte percelen in de gemeente Slochteren is de diffuse bodemkwaliteit vastgelegd in de Regionale Bodemkwaliteitskaart provincie Groningen (vastgesteld in februari 2014). 4 . 5 . 2
Grondverzet
De regels voor hergebruik van grond, bouwstoffen en baggerspecie vallen onder het Besluit bodemkwaliteit. De gemeente Slochteren heeft op basis daarvan de regels voor hergebruik van grond vastgelegd in de Regionale Nota bodembeheer provincie Groningen en de Regionale Bodemkwaliteitskaart provincie Groningen (in werking getreden op 27 februari 2014). Nieuwe toepassingen van grond en bouwstoffen moet de initiatiefnemer (laten) melden via het landelijk Meldpunt bodemkwaliteit. De perceelseigenaar is uiteindelijk zelf verantwoordelijk voor de bodemkwaliteit van zijn perceel. 4 . 5 . 3
Bodemtoets
De gemeente voert een bodemtoets uit naar aanleiding van plannen van een initiatiefnemer. Voor diverse activiteiten dienen initiatiefnemers bij de gemeente na te gaan of een actueel bodemonderzoek ingediend moet worden of niet. Die activiteiten kunnen zijn: nieuwbouw en uitbreiding van woningen, verbouw van vrijkomende agrarische bebouwing tot woning, verandering of beëindiging van bedrijfsactiviteiten, vestiging van nieuwe bedrijven of bij sloop- of graafwerkzaamheden.
231.12.01.40.00.toe - Bestemmingsplan Meerstad-Midden, uitwerkingsplan Meeroevers III, vlek 17, 18 en 19 - 28 oktober 2014
33
Uit de bodemtoets komt naar voren of er voldoende informatie beschikbaar is om te kunnen veronderstellen of de aanwezige kwaliteit van de bodem voldoet aan de gestelde normen voor die activiteiten. Indien nodig, zal milieukundig bodemonderzoek uitgevoerd worden. 4 . 5 . 4
Plangebied
De bodeminformatiekaart bevat informatie over vijf locaties in het plangebied, waarvan twee locaties met een bovengrondse brandstoftank. Op deze vijf locaties is rond de eeuwwisseling milieukundig bodemonderzoek verricht. Bij het onderzoek op het erf van Hoofdweg 215 geven de aangetroffen gehalten aanleiding tot nader onderzoek. Op de locaties met de brandstoftanks dient door middel van bodemonderzoek te worden bepaald of het gebruik van deze tanks tot een bodemverontreiniging heeft geleid.
4.6
Luchtkwaliteit De Wet milieubeheer geeft aan dat voor een ruimtelijk plan zorgvuldig moet worden gekeken naar de luchtkwaliteit en dat de normstelling, zoals deze is opgenomen in de Wet milieubeheer, in acht moet worden genomen. In dat kader zijn voor het project Meerstad twee onderzoeken gedaan naar de luchtkwaliteit. Het gaat om de volgende onderzoeken: a.
Rapportage Luchtkwaliteit Meerstad. Luchttoets conform het Besluit luchtkwaliteit 2005 en de Wet milieubeheer (Grontmij, 11 april 2008).
b.
Rapportage Luchtkwaliteit Bestemmingsplan Meerstad: Luchttoets conform de Wet milieubeheer (5.2 Luchtkwaliteitseisen) (Grontmij, 14 mei 2008).
Op grond van deze rapportages kunnen de volgende conclusies worden getrokken. a.
Berekeningen hebben plaatsgevonden voor 2010 bij autonome ontwikkeling, 2010 inclusief planrealisatie, 2020 bij autonome ontwikkeling en 2020 inclusief planrealisatie. In geen van deze situaties is sprake van overschrijding van de normen uit het Besluit luchtkwaliteit 2005. Er is ten aanzien van het Besluit luchtkwaliteit 2005 dan ook geen knelpunt voor de bestemming. Aangezien in de Wet milieubeheer (5.2 Luchtkwaliteitseisen) de normen voor de verschillende stoffen onveranderd zijn overgenomen, zijn er ten aanzien van de Wet milieubeheer ook geen knelpunten voor de bestemming.
b.
Uit de berekeningen met Geostacks voor de verschillende varianten blijkt dat er in de toetsjaren geen overschrijdingen zullen optreden van de normen voor NO2 en PM10 zoals deze zijn vastgelegd in de Wet milieubeheer.
34
231.12.01.40.00.toe - Bestemmingsplan Meerstad-Midden, uitwerkingsplan Meeroevers III, vlek 17, 18 en 19 - 28 oktober 2014
De concentraties van de stoffen zwaveldioxide (SO2), koolstofmonoxide (CO), stikstofoxiden (NOx), lood en benzeen liggen in Nederland zo laag dat mag worden aangenomen dat aan de grenswaarden wordt voldaan. Ter onderbouwing van deze aanname is op het meest kritische punt nabij het Meerstadgebied een berekening uitgevoerd. Hieruit blijkt dat er in de toetsjaren geen overschrijdingen zijn van de grenswaarden voor de overige stoffen uit de Wet milieubeheer. Uit het onderzoek naar de invloed van Meerstad op de luchtkwaliteit in de wijdere omtrek, blijkt dat er op die wegen waar een significante bijdrage is van het verkeer uit Meerstad, geen overschrijdingen zijn van de luchtkwaliteitseisen zoals opgenomen in de Wet milieubeheer.
4.7
Ecologie Ter bescherming van ecologische waarden dient bij ruimtelijke ingrepen een afweging te worden gemaakt in het kader van de Vogel- en Habitatrichtlijn en de Flora- en faunawet (Ffw). Onderzoek door Buro Bakker10 heeft uitgewezen dat binnen het plangebied Meeroevers III geen beschermde flora en fauna aanwezig zijn. In het plangebied Meeroevers III komen licht beschermde zoogdieren (tabel 1,
LICHT BESCHERMDE
Flora- en faunawet) voor. Het gaat onder andere om muizen en hazen. Hier-
ZOOGDIEREN
voor geldt geen ontheffingsplicht. De berekende verkeersintensiteiten enerzijds en de verwachte migratiebehoef-
FAUNAPASSAGES
te van fauna in en rondom het plangebied anderzijds, geven geen aanleiding om binnen het plangebied Meeroevers III faunapassages aan te leggen. Binnen de groenzones zullen zoveel mogelijk inheemse boomsoorten worden
INHEEMSE SOORTEN EN
gebruikt. Het gaat dan met name om soorten als es, eik, berk en els. De plaat-
MICRORELIËF
selijke toepassing van deze soorten is afhankelijk van het natuurlijk substraat en de bodem. Het groen krijgt een natuurlijk karakter. Het microreliëf dat wordt aangebracht, komt de soortenrijkdom ten goede.
4.8
Archeologie Archeologische (verwachtings)waarden dienen op grond van de Monumentenwet 1988 te worden mee gewogen in de besluitvorming over ruimtelijke ingrepen.
10
Ecologisch onderzoek naar beschermde flora en fauna Meerstad 2010. Buro Bakker, mei 2011.
231.12.01.40.00.toe - Bestemmingsplan Meerstad-Midden, uitwerkingsplan Meeroevers III, vlek 17, 18 en 19 - 28 oktober 2014
35
Ten behoeve van het Masterplan Meerstad Groningen is door RAAP Archeologisch Adviesbureau B.V. een bureauonderzoek uitgevoerd11. Dit heeft geleid tot een archeologische kwaliteitskaart waarop is aangegeven waar archeologische resten kunnen worden verwacht en welke kwaliteit deze mogelijk zullen hebben. Ten behoeve van het bestemmingsplan Meerstad-Midden is door ARC in drie fases een Inventariserend Veld Onderzoek (IVO) uitgevoerd. De resultaten van dit onderzoek zijn door de betrokken gemeenten, de provincie en de voormalige Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten (RACM) beoordeeld. Dit heeft er toe geleid dat de gebieden met een hoge archeologische (verwachtings)waarde op de verbeelding van het bestemmingsplan zijn overgenomen. Het gebied Meerstad-Midden is nader onderzocht door middel van een verkennend megabooronderzoek12, teneinde eventuele waarden en de omvang daarvan vast te stellen. De resultaten van dit onderzoek zijn door de betrokken gemeenten, de provincie en de voormalige RACM beoordeeld. Dit heeft geleid tot een kaart waarop gebieden zijn aangegeven waar nader proefsleuvenonderzoek is aanbevolen. De resultaten van deze onderzoeken13 zijn opgenomen in het selectiebesluit van 4 november 2008. Op dit punt wordt ook verwezen naar de inmiddels verleende vrijstelling voor het bouwrijp maken van het plangebied (zie inleiding). Uit het selectiebesluit kan worden opgemaakt dat eventuele archeologische waarden buiten het plangebied zijn gelegen. Zoals aangegeven in de inleiding, is voor het plangebied een vrijstellingsprocedure gevoerd om met het bouwrijp maken te kunnen beginnen. In dat kader wordt er al gewerkt in het betreffende gebied onder de voorwaarden van het selectiebesluit. Dit betekent dat er in het kader van dit uitwerkingsplan geen nadere regels (aanlegvergunningstelsel) of andere eisen hoeven te worden gesteld.
4.9
Water De waterhuishoudkundige aspecten van het plangebied zijn op hoofdlijnen reeds geregeld in de verleende vrijstelling voor het bouwrijp maken (zie inlei-
11
Plangebied
Meerstad.
Gemeenten
Groningen
en
Slochteren.
Inventariserend
cultuurhistorisch onderzoek. RAAP, januari 2002. 12
Een archeologisch inventariserend veldonderzoek (IVO) door middel van megaboringen in Deelplan 1 van het projectgebied Meerstad te Harkstede, gemeente Slochteren (Gr). ARC 2007-60, 22 november 2007.
13
- Een archeologisch inventariserend veldonderzoek door middel van proefsleuven in het plangebied Meerstad fase 1, deelgebied B te Harkstede gemeente Slochteren (Gr.), ARCRapporten 2008-132, 16 oktober 2008. - Een archeologisch inventariserend veldonderzoek door middel van proefsleuven in het plangebied Meerstad te Ruischerbrug, gemeente Slochteren (Gr.) fase 1, ARC-Publicaties 194, Groningen 2008.
36
231.12.01.40.00.toe - Bestemmingsplan Meerstad-Midden, uitwerkingsplan Meeroevers III, vlek 17, 18 en 19 - 28 oktober 2014
ding). Op basis daarvan is de hele waterinfrastructuur voor Meeroevers ontworpen. Ten behoeve van het Masterplan Meerstad Groningen en het bestemmingsplan
OVERLEG
Meerstad-Midden heeft veelvuldig overleg plaatsgevonden met het Waterschap Hunze en Aa's over de (toekomstige) waterhuishoudkundige situatie binnen Meerstad. Deze paragraaf vat de belangrijkste afspraken samen. Voor een uitgebreide beschrijving van het (toekomstige) watersysteem wordt verwezen naar de bijlagen waarin de 'waterparagraaf' uit het bestemmingsplan MeerstadMidden integraal is overgenomen. De technische details van het watersysteem zijn te lezen in het separaat te raadplegen Milieueffectrapport Meerstad Deelplan 1 (MER, juni 2007). Vooruitlopend op het bestemmingsplan Meerstad-Midden is een waterstructuurvisie
14
WATERSTRUCTUURVISIE
opgesteld, welke is overgenomen in het MER. De Commissie-m.e.r.
heeft hierbij enkele kanttekeningen geplaatst, waarna de verwachte interne en externe fosfaatbelastingnormen zijn bijgesteld. Ook is afgesproken dat het zogenaamde 'PCLake' metamodel (voor zover mogelijk en beschikbaar) als extra toetsingsinstrument zal worden ingezet. In de waterstructuurvisie is een 'ontwikkelvariant' opgenomen. Deze geldt als uitgangspunt voor het watersysteem binnen Meeroevers. Daarmee is Meeroevers een kleinere versie van het uiteindelijke watersysteem voor het gehele Meerstadgebied. Alle onderdelen van het totale systeem zijn aanwezig: Woldmeer (met een 100% zandbodem), kwelvaart, natuurlijke zuivering door een bezinkbekken en moeraszone en recirculatie via kwaliteitsduikers. Het gebied is qua grondbalans, watersysteem en waterbeheer als een opzichzelfstaand plan te realiseren, maar zal later worden ingepast in het grotere geheel van Meerstad. Er wordt een heldere waterkwaliteit nagestreefd met zo weinig mogelijk bacteriologische verontreiniging. Het meer wordt aangelegd met een waterdiepte van circa 1,70 m ten opzichte van winterpeil, met een resulterende vaardiepte van circa 1,10 m. Voor aanpassingen in het watersysteem is een watervergunning door Water-
WATERONTHEFFING
schap Hunze en Aa's verleend.
14
Waterstructuurvisie Meerstad. Royal Haskoning, januari 2005.
231.12.01.40.00.toe - Bestemmingsplan Meerstad-Midden, uitwerkingsplan Meeroevers III, vlek 17, 18 en 19 - 28 oktober 2014
37
5
E c o n o m i s c h e
u i t v o e r b a a r h e i d
Voor het plangebied Meerstad-Midden is een grondexploitatie opgesteld. Deze is laatstelijk op 18 december 2013 herzien. Deelgebied Meeroevers is onderdeel van de grondexploitatie Meerstad-Midden. De herziene grondexploitatie is budgettair neutraal. Daarmee is de economische uitvoerbaarheid van het plan aangetoond. In Meeroevers III, vlek 17, 18 en 19 worden circa 75 woningen gerealiseerd. De benodigde gronden zijn in eigendom van de GEMM.
231.12.01.40.00.toe - Bestemmingsplan Meerstad-Midden, uitwerkingsplan Meeroevers III, vlek 17, 18 en 19 - 28 oktober 2014
39
6
M a a t s c h a p p e l i j k e
u i t v o e r b a a r h e i d
Dit voorontwerpbestemmingsplan is in het kader van de inspraak ter inzage gelegd. Tevens is het plan ter beoordeling toegezonden aan betrokken instanties. De uitkomsten van inspraak en overleg zijn opgenomen in de Nota Inspraak en Overleg.
231.12.01.40.00.toe - Bestemmingsplan Meerstad-Midden, uitwerkingsplan Meeroevers III, vlek 17, 18 en 19 - 28 oktober 2014
41
B i j l a g e n 1.
Waterparagraaf Meerstad-Midden vlek 17-19
2.
Financiële haalbaarheid Meerstad-Midden vlek 17-19
3.
Tabel oppervlakten
Waterparagraaf Meerstad-Midden Algemeen Water is het centrale thema van Meerstad. Het nieuwe Woldmeer vormt letterlijk en figuurlijk het hart van de gebiedsontwikkeling. De ontwikkeling van Meerstad is mede tot stand gekomen dankzij de combinatie van functies die het Woldmeer biedt. Wonen aan het water, recreëren, natuurontwikkeling, maar ook het bergen van water ten tijde van regionale wateroverlast vormen de ingrediënten. In het traject voorafgaand aan het Masterplan Meerstad is op uitgebreide schaal gesproken tussen alle relevante overheden en met de ontwikkelaars en de bewoners in het gebied. Onder leiding van het Projectbureau Meerstad is de water- en groenstructuur vooruitlopend op dit bestemmingsplan verder uitgewerkt in respectievelijk de waterstructuurvisie en de groenstructuurvisie voor Meerstad. Daarbij zijn betrokken overheden, inclusief het waterschap en de provincie, betrokken geweest. Daarmee is invulling gegeven aan het proces van de watertoets. Genoemde plannen vormen dan ook in hoofdzaak het kader waarvan deze waterparagraaf de weerslag vormt. Daarbij worden de hoofdelementen van deze plannen benoemd,
waarbij
de
nadruk
ligt
op
geformuleerde
doelen
en
randvoorwaarden. Daarnaast dient de notitie Stedelijk water van het Waterschap Hunze en Aa's als beleidskader.
A.
Ruimtelijke aspecten
Het Woldmeer Het Woldmeer is geleed in twee delen. Aan de westzijde bevindt zich een klein deel voor recreatieve doeleinden, met een recreatiestrand en woningbouw rondom. Een groter deel oriënteert zich zuidwest-noordoost, waarmee een lange watermaat en beleving van de openheid worden gecreëerd. Tevens zorgt de grotere watermaat aan de oostzijde voor duidelijk uit elkaar liggende woonbuurten met sterk onderscheidende karakters. Door de geleding en de ligging maakt het meer ruimtelijk onderscheid mogelijk in het plangebied. De kwelsloot en kwelzone Rond het Woldmeer wordt omwille van een goed stuurbaar watersysteem gekozen voor een zone met een kwelsloot. Deze kwelsloot dient voldoende ruim te worden gedimensioneerd om een adequate afvang van kwel te verzekeren. Een minimummaat van gemiddeld 15 m (waterbreedte) wordt in elk geval voldoende geacht. Gedacht wordt aan circa 18 m (inclusief natuurvriendelijke oevers). Aan de westelijke zijde van het Woldmeer is de kwelsloot omgeven door woonbuurten en aan de oostzijde van het Woldmeer is de kwelsloot veel meer een sturende structuur voor een brede groene natuurlijke zone langs het Woldmeer.
Bestaande plassen Er worden geen rechtstreekse verbindingen gelegd tussen het Woldmeer en de bestaande kleinere plassen in het gebied (Middelberterplas, Natuurbad Engelberterplas, Grunostrand en de Borgmeren). De waterpeilen van deze plassen worden zoveel mogelijk gehandhaafd. Het waterpeil van het Grunostrand is lager dan dat van het Woldmeer en zal worden gereguleerd door een aparte bemaling. De daaromheen lopende kwelsloot zorgt ervoor dat geen extra wateroverlast in het gebied van het Grunostrand optreedt. Op welke wijze de Borgmeren eventueel zullen worden aangesloten op het watersysteem van de nieuwe woongebieden is een punt van nader onderzoek. Oevers Door verschillende oevers te maken (bijvoorbeeld een bewoonde, een recreatieve en een geheel groene oever), ontstaat er verschil in het gebruik en de beleving ervan. Door de verschillende waterkanten van het Woldmeer contrastrijk te laten zijn, worden plekken herkenbaar en ontstaan er aanleidingen om naar de overkant te gaan. Bijkomend voordeel van sterk verschillende oevers is dat het contrast tussen de oevers de visuele afstand over het water vergroot. Bomen en rietoevers maken de afstand qua beleving vaak groter, terwijl woningen en wegen aan de oever de afstand gevoelsmatig juist verkleinen. De contrastrijke oevers van Meerstad komen tot stand door te variëren in de overgang tussen water en land en in de mate van toegankelijkheid. De oostoever is groen en nagenoeg onbebouwd.
B.
Gebruik van het water
Gebruik van het Woldmeer Door de geleding van het Woldmeer en de diverse ruimtelijke oriënteringen is het goed mogelijk om verschillende vormen van watergebruik naast elkaar te laten bestaan. Intensieve recreatie - zoals het gebruik van het strand en de ligweides en het varen met kleinere boten - past bij het westelijke, kleinere deel van het Woldmeer. Voor actievere vormen van waterrecreatie, zoals windsurfen of waterskiën, is het deel direct ten oosten van de Parkway waarschijnlijk ideaal. Zeilers, de betere surfers en bezitters van motorbootjes zullen het meeste plezier beleven aan het grotere deel van het Woldmeer. Voor kanoërs zijn diverse routes door de kwelsloten en de watergangen in de natuurlijke oevers geschikt. 's Winters biedt het grotere deel van het Woldmeer mogelijkheden voor ijszeilers en schaatsers. Binnen deze planfase van Meerstad vervalt de bestaande roeibaan. In een volgende planfase (ten noorden van het Slochterdiep) is in oost-westrichting ruimte gereserveerd voor de eventuele aanleg van een nieuwe roeibaan, ongeveer ter hoogte van het Slochterdiep.
Gebruik van de plas Grunostrand Ook deze bestaande, geïsoleerde waterplas draagt bij aan de diversiteit van de waterbeleving.
Er
zijn
voorzieningen
voor
verschillende
vormen
van
waterskiën. Daarnaast heeft het Grunoparkstrand een verblijfsrecreatieve functie. Aan de oostzijde van de plas bevindt zich een kampeerterrein met diverse voorzieningen. Het huidige gebruik blijft gehandhaafd. Waterverbindingen in Meerstad en met de regio Voor de waterrecreant zijn er twee verbindingen met de regio. De eerste is het bestaande sluisje tussen het Eemskanaal en het Slochterdiep. In de toekomst zal het niveauverschil tussen het Eemskanaal en het meerpeil worden opgevangen met twee sluisjes: de bestaande sluis, van Eemskanaalpeil (0,55 m +N.A.P.) naar Slochterdieppeil (1,12 m -N.A.P.) en een nieuwe sluis van Slochterdieppeil naar Meerstadpeil (2,30 m -N.A.P.). De tweede verbinding is een nieuw sluisje in het Slochterdiep ter hoogte van het haventje bij Lageland. Dit sluisje zal het niveauverschil tussen het Slochterdiep en het Woldmeer dienen op te vangen. Deze laatste route voert via het Slochterdiep naar de haven van Slochteren, de Slochter Ae en biedt een route naar het Schildmeer.
C.
Bodem en riolering
De lage ligging als gevolg van inklinking en veenontgraving van het Meerstadgebied vraagt een bijzondere aandacht voor het grondwaterbeheer. Vanuit het noorden is sprake van de nabijheid van zout grondwater, terwijl er vanuit het Drents Plateau zoet grondwater naar het gebied toestroomt via diepe watervoerende pakketten. Dit leidt tot een situatie waarbij op veel plaatsen in het gebied zoete kwel optreedt, die vooral wordt afgevangen in watergangen en diepe plassen. In de vier aanwezige plassen (Middelberterplas, Engelberterplas, Borgmeren en Grunostrand) is daardoor sprake van een heel goede waterkwaliteit. Door de voorgenomen verandering van oppervlaktewaterpeilen in het gebied zullen ook veranderingen optreden in het grondwaterpatroon. Met name de aanleg van het Woldmeer zal ter plaatse tot verhoging van het peil leiden, waarbij de huidige peilen, variërend tussen 2,40 m -N.A.P. en 3,70 m -N.A.P., zullen worden verhoogd tot het gemiddelde meerpeil van 2,30 m -N.A.P. Dit zal leiden tot grondwaterstandverhogingen rondom het Woldmeer. Om dit goed in de hand te krijgen, is een uitgebreid grondwatermodel ontwikkeld van het Meerstadgebied en omstreken, waarmee de effecten van veranderingen kunnen worden voorspeld. De berekeningen hebben aangetoond dat de veranderingen gering zijn en niet tot noemenswaardige overlast zullen leiden voor bestaande te handhaven functies. Dit is een belangrijke doelstelling. Het is daarbij van essentieel belang dat rond het Woldmeer zoveel mogelijk een brede overgangszone wordt aangelegd, die wordt opgehoogd, waar achter een kwelsloot wordt gegraven. De maatvoering van de kwelsloot is van belang voor
het functioneren; de sloot moet voldoende breed en diep zijn om de grondwaterverhoging als gevolg van de aanleg van het Woldmeer te neutraliseren. Alle nieuwe woongebieden tussen de kwelsloot en het Woldmeer worden zodanig opgehoogd dat er een drooglegging ontstaat van 1,20 m ten opzichte van het streefpeil van 2,30 m -N.A.P. Overige woongebieden kennen eenzelfde droogleggingsnorm, maar dan ten opzichte van de aanwezige polderpeilen. Ten
behoeve
van
het
opstellen
van
het
grondwatermodel
is
een
grondwatermeetnet opgezet in het Meerstadgebied. Begin 2004 zijn in totaal circa 120 peilbuizen in het gebied aangebracht. Alle peilbuizen zijn uitgevoerd met elektronische opnameapparatuur, waarmee ook peilschommelingen in de tijd kunnen worden opgenomen. Doel van dit monitoringplan is om de uitkomsten van het modelonderzoek te kunnen toetsen aan de werkelijke veranderingen in het veld. Daarnaast kunnen de gegevens die beschikbaar komen bij de monitoring worden gebruikt om het model te ijken. De peilbuizen worden twee keer per jaar uitgelezen en hiervan wordt jaarlijks een rapport opgemaakt. Het eerste rapport is opgesteld in 2005. Omdat een groot
aantal
jaren
wordt
gemeten
en
geregistreerd
zonder
dat
er
noemenswaardige ingrepen in de omgeving plaatsvinden, ontstaat er een betrouwbaar referentiekader. Het Meerstadgebied kent een aantal linten en kernen, waarvan een groot gedeelte is aangesloten op de riolering. Hierbij is voornamelijk sprake van gemengde rioolstelsels (Middelbert, Engelbert en Harkstede) en drukriolering. Binnen het gebied bevindt zich ook nog een aantal ongerioleerde percelen, waarvoor door de gemeenten op dit moment samen met de waterschappen nieuw beleid wordt ontwikkeld. Voor de riolering van het nieuwe stedelijk gebied zijn de hoge eisen die worden gesteld aan de kwaliteit van het oppervlaktewater sterk bepalend voor de systeemkeuze. Als basis dient het gescheiden stelsel, waarbij sprake is van scheiding van afvalwater en regenwater. Het regenwater moet aan de daarvoor geldende eisen voldoen voor het mag worden geloosd op het oppervlaktewater. Daarbij kan worden gekozen uit bronmaatregelen (zorgen dat het regenwater niet vervuild raakt), afvoertechnieken zoals afvoer via goten en wadi's en bodempassages, en 'end of pipe' technieken, waarbij het water wordt gezuiverd of gefilterd voor het in het oppervlaktewater belandt.
D.
Waterhuishouding
Waterhuishoudkundig systeem Het Meerstadgebied ligt in de 'oksel' van het Winschoterdiep en het Eemskanaal.
Deze
kanalen,
die
deel
uitmaken
van
de
Eemskanaal-
Dollardboezem, vormen het hoofdwatersysteem voor Oost-Groningen en Noordoost-Drenthe. Het Meerstadgebied watert hier echter niet op af. Het valt binnen de Duurswoldboezem, een gebied met een eigen afwatering richting de Eems. Beide boezemsystemen vallen binnen het beheersgebied van het
Waterschap Hunze en Aa's. Terwijl het Eemskanaal een peil heeft van 0,55 m +N.A.P., ligt het Slochterdiep op het peil van de Duurswoldboezem van 1,12 m -N.A.P. De huidige landbouwpeilen in het Meerstadgebied illustreren de lage ligging van het gebied, deze variëren globaal tussen 2,25 m -N.A.P. en 3,70 m -N.A.P. De kades en dijken langs het Eemskanaal en het Slochterdiep hebben een waterkerende functie en vallen onder de Keur van het waterschap. Binnen het Meerstadgebied bevinden zich nu drie stroomgebieden, Woudbloem, De Borg en Lageland. Lageland stroomgebied bevindt zich buiten het bestemmingsplangebied, omdat het geheel ten noorden van het Slochterdiep ligt. Meerstad doorbreekt de huidige indeling van de stroomgebieden. Op niveau van het gehele Meerstadgebied betekent dit onder andere dat het gemaal Lageland moet worden verplaatst als gevolg van de aanleg van het noordelijke deel van het Woldmeer en dat het gemaal De Borg zijn afvoermogelijkheid verliest bij het wegvallen van het Slochterdiep. Dit zal worden opgelost met een extra gemaal ter plaatse van de sluis naar het Eemskanaal, of via een onderleider naar de noordelijke kwelsloot. In de waterstructuurvisie zijn twee oplossingsvarianten geschetst, te weten een ontwikkelingsvariant en een robuuste variant, waarbij de indeling van de peilgebieden wijzigt en nieuwe gemalen worden gesticht. Daarbij is gezocht naar een optimum in de vorm van een combinatie met de bemaling van het Woldmeer met twee gemalen. Een gemaal bij Harkstede pompt het water terug in het Woldmeer via de natuurlijke oevers (doorstroommoeras). Een gemaal ter hoogte van het nieuwe haventje bij Lageland pompt het overtollig water in het Slochterdiep. Ten behoeve van de gefaseerde aanleg van het Woldmeer komt er een derde gemaal bij Klein Harkstede dat evenals het gemaal bij Harkstede het water via een doorstroommoeras in het Woldmeer pompt. Binnen het
bestemmingsplangebied overlappen
beide varianten elkaar
nagenoeg volledig. Van belang is dat in het bestemmingsplan ruimte wordt gereserveerd voor de verbindingen in het watersysteem. Daarbij kan ook de fasering aanvullende eisen opleggen. De waterstructuurvisie voorziet in het ontwerp van een nieuw watersysteem waarbij vanuit het Woldmeer doorspoeling en voeding van de nieuwe wijken en natuurgebieden kan plaatsvinden. Via een bezinkbekken en een doorstroommoeras wordt het overtollige water teruggevoerd naar het Woldmeer. Het bestemmingsplan is zodanig van opzet dat beide varianten uiteindelijk mogelijk zijn. Waterkwaliteit Een uitdaging ligt in het realiseren van een schoon en helder meer. Het Woldmeer is de centrale trekker binnen het plangebied. Zowel mens als natuur zijn gebaat bij een goede waterkwaliteit, zowel geschikt als zwemwater (zwemwaterkwaliteit) als voor hoogwaardige ecologie. Bij het opstellen van de waterstructuurvisie is de waterkwaliteit dan ook het leidende thema geweest. Het streven is daarbij gericht op een limitering van de fosfaatbelasting op het
Woldmeer. Met behulp van het waterkwaliteitsmodel PCLake zijn voor het gehele Woldmeer (600 ha) de volgende grenswaarden bepaald: -
maximale fosfaatbelasting voor omslag van helder naar troebel: 1,6 mgP/m²/dag;
-
maximale fosfaatbelasting voor omslag van troebel naar helder: 0,3 mgP/m²/dag.
Uit berekeningen van de fosfaatbelasting blijkt dat een helder meer mogelijk is, mits aan een groot aantal criteria wordt voldaan. De waterkwaliteit wordt in belangrijke mate beïnvloed door: -
de kwaliteit van het toestromende water, waaronder ook de afvoer uit de aangekoppelde woon- en natuurgebieden;
-
de uitvoering van de bodem van het meer (minimaal voor 75% uit zand);
-
de diepte van het meer en eventueel de aanwezigheid van zandputten voor slibvang;
-
het peilbeheer van het meer, waarbij wordt uitgegaan van een maximale peilfluctuatie van 30 cm;
-
de maatvoering en de ligging van de kwelsloot;
-
de zuiverende werking van de kwelsloot, bezinkbekken en het doorstroommoeras;
-
het gebruik van het meer als calamiteitenberging;
-
het functioneren van de waterstructuur (doorspoeling en circulatie) in de woongebieden;
-
de initiële waterkwaliteit als gevolg van de vulling;
-
het sluisbeheer.
Op 5 februari 2007 is een 'deskundigenoverleg' gevoerd met betrekking tot de waterkwaliteit. Aanleiding daartoe waren enkele opmerkingen van de Commissie voor de m.e.r. De conclusies van dit overleg (zie verslag dat als losse bijlage is toegevoegd) zullen onverkort bij de verder uitwerkingen worden meegenomen.
Waterbalans Ten behoeve van het peilbeheer in met name het Woldmeer is een waterbalansmodel opgesteld. Hierin zijn alle gebieden opgenomen die rechtstreeks afwateren naar het Woldmeer. Het belangrijkste uitgangspunt is het weren van gebiedsvreemd water. In het masterplan is daarom al het uitgangspunt opgenomen van een flexibel peil, uitgaande van het streefpeil van 2,30 m -N.A.P. Daarbij wordt in het voorjaar een peilstijging toegestaan van maximaal 10 cm en bij droogte een maximale daling van 20 cm. In het waterbalansmodel zijn globaal dezelfde parameters opgenomen als in het waterkwaliteitsmodel. Doorrekening van een twintigjarige reeks heeft tot het inzicht geleid dat een gesloten watersysteem mogelijk is. Daarbij is slechts in één zomer sprake van een duidelijk tekort waarbij inlaat van gebiedsvreemd water nodig is.
De belangrijkste factoren die van invloed zijn op de waterbalans zijn: -
de omvang van het direct op het meer afgekoppelde oppervlak;
-
het peilbeheer;
-
de (beperking van de) wegzijging;
-
in het verlengde daarvan de werking van de kwelsloot;
-
het peil van het meer.
Het waterbalansmodel biedt een belangrijke handgreep voor het definiëren van de maximaal haalbare waterkwaliteit. Optimalisatie van de waterbalans, waardoor minimale inlaat van gebiedsvreemd water nodig is, is een van de belangrijkste voorwaarden voor het realiseren van een goede waterkwaliteit. Functies Het Woldmeer krijgt functies voor natuur, recreatie en waterberging. Recreatie vraagt in de eerste plaats om zwemwaterkwaliteit, zoals hiervoor is aangeven.
Onder
recreatie
valt
naast
zwemmen
et
cetera
ook
de
recreatietoervaart. Het Woldmeer krijgt ontsluitingen naar zowel het Eemskanaal als het Slochterdiep, zodat het deel gaat uitmaken van het Damsterdiep-vaarcircuit. Vanuit recreatieoogpunt heeft een waterdiepte van 1,5 m de voorkeur. Bij een gemiddeld waterpeil zijn de vaardieptes voor zowel het kleine meer als voor het grote meer 1,5 m en voor de vaargeulen 2,5 m. Aan het einde van een droge zomer is de vaardiepte overal 20 cm minder. Met het oog op de afzetting van slib op de bodem kan het Woldmeer iets dieper worden aangelegd (maximaal 1,7 m). Op deze wijze wordt ook in de toekomst de gewenste vaardiepte gegarandeerd. De waterbergingsfunctie is drieledig. Ten eerste voorziet het Woldmeer in seizoensberging, om als het ware in de eigen waterbehoefte te voorzien. Daartoe wordt een flexibel peil ingesteld. In de tweede plaats dient het Woldmeer als stedelijke berging voor het water dat dient te worden afgevoerd uit het stedelijk gebied dat direct grenst aan het Woldmeer. De derde bergingsfunctie betreft de noodberging van water uit de EemskanaalDollardboezem. Het Woldmeer zal worden ingericht voor de opvang van een schijf 0,5 m water ten tijde van ernstige overlast. Dit zal naar schatting gemiddeld eens in de 100 jaar voorkomen. Hiertoe zal na voltooiing van geheel Meerstad een inlaat worden gemaakt. De noodbergingsfunctie is van invloed op de waterkwaliteit. De eerste tien jaren na het gereedkomen en het vullen van het Woldmeer dient het meer niet als calamiteitenberging te worden ingezet. Het systeem is dan nog niet robuust genoeg om een dergelijke aanslag te verwerken. Daarna is de verwachting dat er een terugval zal zijn in de waterkwaliteit, die in een aantal jaren langzaam weer zal oplossen. De kwelsloot en de overige watergangen krijgen met name een functie voor aanvoer, afvoer en berging van water. Aangezien een deel van de waterstructuur
een
netwerk
vormt
door
de
toekomstige
woon-
en
groengebieden, bestaan er ook mogelijkheden voor recreatieve ontsluiting en natuurontwikkeling. Recreatieve ontsluiting vergt grote investeringen in infrastructuur (bruggen en sluizen) en is onderwerp van nader onderzoek. De
waterstructuur is ook drager van de groenstructuur. Dit zal met name in de uitwerking vragen om een goede detaillering van oevers en waterprofielen, teneinde de ecologische verbinding tussen beide structuren optimaal in te richten.
E.
Water en natuur
Op basis van de voorgestelde peilen in de waterstructuurvisie wordt in de groenstructuurvisie een nadere invulling gegeven aan de natuurontwikkeling aan de oostzijde van het Woldmeer en rond het Rijpmakanaal. Er vindt in sterke mate verweving van functies plaats, doordat de kwelsloot en het doorstroommoeras deel uitmaken van de Ecologische Hoofdstructuur natuur. De combinatie van functies biedt kansen voor effectief ruimtegebruik en gaat de versnippering van de nieuwe natuurgebieden tegen. Het stelt echter ook een aantal functionele eisen. Het doorstroommoeras maakt idealiter deel uit van het Woldmeer. Via een stromingslabyrint wordt water vanuit de kwelsloot naar het Woldmeer geleid en ondertussen gezuiverd. Door langs de gehele oostoever een zachte overgang tussen het Woldmeer en het stromingsmoeras te maken, fungeert het gebied als een natuurlijke oeverzone. Hiermee kan een ideale, natuurlijke overgang worden gecreëerd. De kwelzone fungeert ten noorden van Harkstede en in de Hamwegzone vooral als voorziening voor de (grondwater)peilbeheersing van de bestaande bebouwing.
Het
vormt
echter
ook
de
blauwe
draad
door
het
natuurontwikkelingsgebied. Dat biedt aanleiding voor de vormgeving van de kwelzone, waarbij kan worden gedacht aan invulling van natuurlijke oevers en variatie in breedte, diepte en loop.
Financiële haalbaarheid Meerstad –Midden De financiële haalbaarheid van exploitatiegebied Meerstad-Midden wordt bepaald aan de hand van een grondexploitatieberekening voor de totale gebiedsontwikkeling Meerstad. Een grondexploitatie is een begroting die wordt opgesteld om de grondkosten en grondopbrengsten van een gebiedsontwikkeling in beeld te brengen. Aan de kostenkant staan de aankoop van de grond, het bouwrijp maken ervan, het inrichten van de openbare ruimte inclusief hoofdinfrastructuur, de kosten voor planontwikkeling en de rentekosten. Aan de opbrengstenkant staan de verkoop van bouwrijpe grond en subsidies en eventuele bijdragen. De Grondexploitatiemaatschappij Meerstad B.V. (GEMM) is de ontwikkelaar van het deelplan MeerstadMidden. De aandelen in de GEMM zijn voor 100% in handen van de gemeente Groningen. De aandeelhoudersvergadering is het besluitvormende orgaan van de B.V. De grondexploitatie en de financiering ervan wordt jaarlijks aan de gemeenteraad van Groningen. De gemeente Groningen is eigenaar van de N.V. Meerstad ) ter vaststelling voorgelegd. De grondexploitatie Meerstad-Midden wordt jaarlijks herzien en heeft een ontwikkelingstijd van circa 20 jaar. De grondexploitatie is laatstelijk in december 2013 door de GEMM B.V. herzien. Op 18 december 2013 heeft de raad van de gemeente Groningen de grondexploitatie vastgesteld. Door de jaarlijkse herziening wordt telkens een goede aansluiting verkregen met de actuele ontwikkelingen in de markt. Eventueel noodzakelijke programmatische of inhoudelijke ingrepen kunnen daarom jaarlijks worden overwogen. Een uitgebreide risicoanalyse maakt integraal onderdeel uit van de grondexploitatie, zodat ook voor de langere termijn sprake is van een bedrijfsmatig gezien gezonde grondexploitatie. De financiering van de grondexploitatie Meerstad-Midden is in handen van de gemeente Groningen. Om een adequate financiële sturing en bewaking te kunnen waarborgen, zijn deelexploitaties gemaakt. In de grondexploitatie Meerstad-Midden wordt rekening gehouden met circa 5100 woningen en circa 9 ha aan voorzieningen (inclusief sport) en bedrijven.
Tabel oppervlakten - MOIII (obv VO) (binnen deelgebied 2 BP) Oppervlakte bestemmingen totaal:
25141 m2
=
m2 m2 m2 m2
= = = =
Oppervlakte bestemming Rood (= geel op verbeelding): 7805 Oppervlakte bestemming Groen 15550 Oppervlakte bestemming Water: 1281 Oppervlakte bestemming Overige doeleinden tezamen 505 + Oppervlakte bestemmingen totaal:
100,00 % 31,04 61,85 5,10 2,01 +
2 25141 m
% % % %
100,00 %
Tabel oppervlakten cumulatief - Uitwerkingsplannen Oppervlakte bestemmingen totaal:
452.171 m
2
=
100,00 %
Oppervlakte bestemming Rood (= geel op verbeelding):
169.220 m
2
=
37,42 %
Oppervlakte bestemming Groen:
100.270 m
2
=
22,18 %
134.723 m
2
=
29,79 %
47.958 m +
2
=
10,61 % +
452.171 m
2
Oppervlakte bestemming Water: Oppervlakte bestemming Overige doeleinden tezamen Oppervlakte bestemmingen totaal:
Oppervlakte land-water binnen Uitwerkingspl Oppervlakte water binnen land-water
100,00 %
297.195 m
2
100,00 %
120.320 m
2
40,49 %
Tabel oppervlakten - MOIII totaal (binnen deelgebied 3 BP) Oppervlakte bestemmingen totaal:
93668 m2 =
100,00 %
Oppervlakte bestemming Rood (= geel op verbeelding): Oppervlakte bestemming Groen Oppervlakte bestemming Water: Oppervlakte bestemming Overige doeleinden tezamen
37190 11323 43780 1375 + 93668
39,70 12,09 46,74 1,47 + 100,00
Oppervlakte bestemmingen totaal: Oppervlakte land-water binnen Uitwerkingspl Oppervlakte water binnen land-water
m2 m2 m2 m2
= = = =
m2
2 64708 m 2 41017 m
% % % % %
100,00 % 63,39 %
Tabel oppervlakten cumulatief - Uitwerkingsplannen (binnen deelgebied 3 BP) Oppervlakte bestemmingen totaal:
580791 m2 =
Oppervlakte bestemming Rood (= geel op verbeelding): Oppervlakte bestemming Groen: Oppervlakte bestemming Water: Oppervlakte bestemming Overige doeleinden tezamen
233247 116105 178040 53399 +
Oppervlakte bestemmingen totaal:
2 580791 m
100,00 %
Oppervlakte land-water binnen Uitwerkingspl
2 361927 m 2 159325 m
100,00 %
Oppervlakte water binnen land-water
m2 m2 m2 m2
= = = =
100,00 % 40,16 19,99 30,65 9,19 +
% % % %
44,02 %