MEERJARENBELEIDSPLAN 2014 – 2018; versie 2.0 (samen) werken aan participatie met ambitie en resultaat
MEERJARENBELEIDSPLAN 2014 – 2018 versie 2.0
INHOUDSOPGAVE VOORWOORD ......................................................................................................... 2 IN EEN NOTENDOP……………………………………………………………………..6 1 | DNA VAN WIL...................................................................................................... 8 1.1 | Wie is WIL? ................................................................................................... 8 1.2 | Welke taken voert WIL uit? ........................................................................... 8 1.3 | Missie en visie WIL ....................................................................................... 9 1.4 | Ambities ...................................................................................................... 10 1.5 | Positionering ............................................................................................... 11 1.6 | Lokale toegang, regionale uitvoering .......................................................... 11 1.7 | Cliëntenparticipatie ..................................................................................... 12 2 | BEDRIJFSOMGEVING EN STRATEGISCHE INZET ....................................... 13 2.1 | Bedrijfsomgeving ........................................................................................ 13 2.2 | Arbeidsmarkt ............................................................................................... 13 2.3 | Wet- en regelgeving .................................................................................... 15 2.4 | Economische crisis ..................................................................................... 18 2.5 | Lokale ontwikkelingen ................................................................................. 22 2.6 | Handen uit de mouwen ............................................................................... 25 3 | HET MEERJARENBELEID VAN WIL PER PROGRAMMA .............................. 27 3.1 | Inleiding ....................................................................................................... 27 3.2 | Programma Werk ........................................................................................ 28 3.3 | Programma Inkomensondersteuning .......................................................... 48 3.4 | Programma Inkomen .................................................................................. 52 3.5 | Programma Interfaces - WIL als partner in het sociale domein.................. 57 4 | BEDRIJFSVOERING ......................................................................................... 60 4.1 | Inleiding ....................................................................................................... 60 4.2 | Organisatieontwikkeling .............................................................................. 61 4.3 | Personeelsbeleid ........................................................................................ 62 4.4 | Informatisering en automatisering .............................................................. 64 4.5 | Bezwaar en beroep ..................................................................................... 64 4.6 | Kwaliteitsbeleid ........................................................................................... 65 4.7 | Communicatie ............................................................................................. 66 4.8 | Administratieve organisatie ......................................................................... 68 4.9 | Interne controle ........................................................................................... 69 4.10 | Financiën .................................................................................................. 69 5 | TOT SLOT ......................................................................................................... 71 BIJLAGE 1 | INTERNE INVESTERINGSAGENDA WIL 2014-2015 ...................... 72 BIJLAGE 2 | EXTERNE INVESTERINGSAGENDA WIL 2014-2015 ..................... 73 BIJLAGE 3 | OVERZICHT VAN WIJZIGINGEN IN VERSIE 2.0 ............................ 74
1
MEERJARENBELEIDSPLAN 2014 – 2018 versie 2.0
VOORWOORD Werk en Inkomen Lekstroom (WIL) is de regionale uitvoeringsorganisatie voor Werk en Inkomen van de gemeenten Houten, IJsselstein, Lopik, Nieuwegein en Vianen. Een dienst van en voor de vijf Lekstroom gemeenten. Door de regionale samenwerking binnen WIL willen de vijf gemeenten in ieder geval komen tot: a. Een meer effectieve uitvoering en daardoor meer kansen voor alle burgers in de Lekstroom om naar vermogen te participeren en/of uit de schulden, armoede of sociaal isolement te komen of te blijven. b. Een minder kwetsbare uitvoering en daardoor een betere borging van de kwaliteit van de dienstverlening aan burgers. c. Een duurzaam efficiënte uitvoering en daardoor meer zekerheid en minder (financiële) risico’s voor alle afzonderlijke gemeenten. Meerjarenbeleidsplan in navolging van beleidsplan 2013-2014 In de Gemeenschappelijke Regeling Werk en Inkomen Lekstroom is opgenomen dat het bestuur van WIL minimaal eens in de vier jaar een notitie vaststelt met betrekking tot de strategische visie van de dienst, op basis van landelijke en regionale ontwikkelingen op het gebied van de sociale zekerheid en de arbeidsmarkt, en deze strategische nota jaarlijks vertaalt in een beleidsplan met concrete beleidsvoornemens. Als startdocument voor het overleg met de deelnemende gemeenten hierover geldt de jaarlijks uit te brengen Kaderbrief. In de zomer van 2013 zijn het Meerjarenbeleidsplan WIL en het Beleidsplan WIL 2013-2014 vastgesteld door het Algemeen Bestuur van WIL als denk- en handelingskader voor de jaren 2013-2014. Gelet op het feit dat een meerjarenperspectief in 2013 niet goed te schetsen was, is gekozen voor een perspectiefschets met een looptijd van slechts 2 jaar. Uit het oogpunt van efficiency is medio 2013 ook gekozen voor het integreren van beide beleidsdocumenten, met de afspraak het meerjarenperspectief in 2014 te actualiseren. Dit Meerjarenbeleidsplan 2014-2018 is te beschouwen als het geactualiseerde meerjarenperspectief voor de komende jaren; in versie 1.0 hebben we 2014 nog meegenomen in dit document, gelet op de komst van de Participatiewet en de veranderende werkelijkheid. In de geactualiseerde versie van dit Meerjarenbeleidsplan, versie 2.0 dus, ligt de focus vooral op 2015. Voor het jaar 2015 geven we in dit plan concreet aan welke inzet we willen plegen en de resultaten die we daarmee beogen. Net als eerdere keren is dit document dan ook tegelijk te beschouwen als het Beleidsplan 2015. Invloed van buitenaf: de drie transities Net als alle gemeenten wordt ook in de Lekstroom gemeenten hard gewerkt aan (de invoering van) de drie transities in het sociale domein: de invoering van de Participatiewet, de transitie van de Jeugdzorg en de overheveling van AWBZbegeleiding en persoonlijke verzorging naar de Wmo. Aan de Participatiewet is ook de aanscherping van de Wet werk en bijstand gekoppeld, die oorspronkelijk op 1 juli 2014 van kracht zou worden. Beide wetsvoorstellen worden ingevoerd per 1 januari 2015.
2
MEERJARENBELEIDSPLAN 2014 – 2018 versie 2.0
Hoewel WIL in hoofdzaak met de uitvoering van de Participatiewet te maken krijgt, is het voor de Lekstroom gemeenten van belang de drie transities met elkaar te verbinden door daarop niet alleen één visie te ontwikkelen vanuit de regierol die de gemeenten krijgen toebedeeld, maar ook in de uitvoering te zwaluwstaarten waar zinvol. De verbinding van de drie transitieprocessen is logisch omdat aan alle drie dezelfde uitgangspunten ten grondslag liggen:
Van vangnet naar springplank: nadruk op de eigen verantwoordelijkheid van burgers, op meedoen in de samenleving en op gebruikmaken van sociale netwerken. Dicht bij huis: ondersteuning en participatie dichter bij de burger, op lokaal niveau. Voorkomen in plaats van genezen: investeren in preventie door regie en financiering in één hand te leggen.
De Lekstroom-gemeenten maken zich sterk om iedereen naar vermogen te laten deelnemen aan de samenleving. In de eerste plaats gaan wij daarbij uit van wat mensen zelf kunnen, van hun talenten en mogelijkheden. In de tweede plaats van de omgeving van mensen, van kansen die er zijn om daarvan gebruik te maken. In de derde plaats is er ondersteuning van de gemeente en andere partijen in het sociale domein. Wij hanteren deze uitgangspunten ook op het terrein van werk en inkomen. Iedereen heeft talenten en capaciteiten. Dat is het centrale uitgangspunt. Talenten en capaciteiten die van grote waarde zijn voor mensen zelf, maar ook voor de arbeidsmarkt. Wij willen dat zoveel mogelijk mensen een werkplek hebben die past bij wat zij kunnen. Dat is het doel dat wij met de Participatiewet nastreven. Dat doen wij niet alleen voor mensen met een volledig of hoog verdienvermogen. Ook mensen met een lager verdienvermogen willen wij naar vermogen laten deelnemen aan de arbeidsmarkt, ook als daar langdurige ondersteuning voor nodig is. Dat geldt ook voor mensen met een (meer permanente) beperking. Die groep wordt in de komende jaren groter. We blijven daar op inzetten, niet alleen voor de huidige Wsw-doelgroep, maar ook voor jonggehandicapten met gedeeltelijk arbeidsvermogen die straks geen beroep meer kunnen doen op de Wajong en de mensen die nu al een beroep doen op de bijstand. Zienswijzen Lekstroom gemeenten op het Meerjarenbeleidsplan 2014-2018 versie 1.0 Als reactie op de Kaderbrief WIL hebben alle Lekstroom gemeenten in 2013 aangegeven op hoofdlijnen in te kunnen stemmen met de geschetste beleidsvoornemens, met kort en bondig de volgende opmerkingen: a.
b.
c.
Zorg er voor dat de afhandelingstermijnen en wachttijden m.b.t. de aanvragen bijzondere bijstand, aanvragen levensonderhoud en intakegesprekken minimaal binnen de wettelijke termijnen vallen. Maak het behalen van resultaten niet te zeer afhankelijk van het verkrijgen van meer middelen en personeel, maar kijk ook naar andere oplossingsrichtingen voor een goede dienstverlening, zoals innovatie van diensten, een efficiëntere werkwijze, prioriteren en samenwerking met ketenpartners. Regel de behoefte aan ontwikkelcapaciteit, zoals nodig voor de implementatie van de Participatiewet, binnen de reguliere financiële kaders (gekoppeld aan
3
MEERJARENBELEIDSPLAN 2014 – 2018 versie 2.0
d.
e.
de p*q systematiek) en kom dus niet met een incidenteel (c.q. additioneel) investeringsverzoek. Continueer de inzet van WIL in de bestrijding van jeugdwerkloosheid, maak deze inzet zo mogelijk structureel en verbreed die waar mogelijk (richting RMC en entreeopleidingen) en houdt ons op de hoogte. Intensiveer de inzet van WIL conform Kaderbrief als het gaat om het versterken van de (lokale) samenwerking binnen het sociale domein richting een integraal en gekanteld aanbod van diensten in het sociale domein, waarin lokale en regionale veldpartijen integraal samenwerken in het sociale domein; in het bijzonder binnen de lokale integrale toegangspoort(en) voor inwoners, zoals binnen de zorgloketten of sociale wijkteams. De inzet van WIL in deze wordt daarbij beschouwd als een kerntaak van WIL.
Op vrijwel alle punten zijn wij in het Meerjarenbeleidsplan 2014-2018 versie 1.0 aan bovenstaande zienswijzen tegemoet gekomen. Onderstaande overzicht laat zien op welke punten wel en slechts beperkt of niet. Zienswijze/wens gemeenten
Hoe in MJBP opgenomen?
Zorg dat de afhandelingstermijnen en wachttijden z.s.m. op orde zijn
100% gehonoreerd; wel met tijdelijke meerkosten gelet op de snelheid die gewenst en de uitgangssituatie nu
Innoveer, werk samen, werk slim waar mogelijk; druk zo de kosten en versterk hiermee de eigen kracht, de efficiency en het prestatievermogen van WIL
100% gehonoreerd; deden we al en continueren we uiteraard
Implementeer de P-wet zonder meerkosten
Niet mogelijk: we missen hiervoor de kwaliteit en kwantiteit (gelet ook op breedte, complexiteit en andere “moetjes” als minimabeleid)
Continueer en verduurzaam de inzet op Jeugdwerkloosheid
100% gehonoreerd; wel met tijdelijke meerkosten gelet op de herijking die dat vraagt (NB. de huidige inzet geschiedt met tijdelijke middelen en bevindt zich in een opbouwfase)
Zet stevig in op de Interfaces, niet additioneel, maar vanuit de idee als kerntaak van WIL
We bewegen hierin graag mee; wel met tijdelijke meerkosten gelet op de mate waarin en snelheid waarmee iedere gemeente hierin momenteel schakelt
Het rendement van het verder versterken van de eigen kracht en het prestatievermogen van WIL ligt echter eerder op de (middel)langere MT dan op de korte termijn
Van WIL wordt gevraagd mee te bewegen in een fundamentele herijking van het sociale domein en daarmee ook de eigen organisatie; iedere gemeente kiest hierin zijn eigen weg. Van een kerntaak van WIL kan daarmee (nog) geen sprake zijn; wel van een verbreding van de basisopdracht In de loop van 2015 kijken we wat de uiteindelijke consequenties van de lokale herijkingsoperaties voor WIL zijn en in hoeverre de kerntaken en positionering/organisatie van WIL hierop moet worden aangepast
Overzicht V.1 | Honorering zienswijzen gemeenten in Meerjarenbeleidsplan 2014-2018 versie 1.0
4
MEERJARENBELEIDSPLAN 2014 – 2018 versie 2.0
De zienswijze van de cliëntenraad WIL op het Meerjarenbeleidsplan 20142018 versie 1.0 De cliëntenraad WIL adviseerde WIL om vanuit de forse ambitie die WIL heeft en het belang dat klanten snel en goed ondersteund worden, scherp te maken welke prestaties WIL minimaal beoogt in 2014-2015, van daaruit taakstellend en resultaatgericht te formuleren wat moet gebeuren om deze prestaties waar te maken (aan de kant van WIL, maar zo nodig ook aan de kant van de Lekstroom gemeenten) en de hiervoor eventueel noodzakelijke extra middelen “op te eisen”. De prestatievelden waar WIL dan volgens de cliëntenraad prioritair voor zou moeten kiezen zijn de volgende:
De afhandelingstermijnen en wachttijden van aanvragen: deze moeten minimaal zijn om (verdere) opbouw van schulden en belemmeringen voor participatie te voorkomen. De bemiddeling en participatie van jongeren: niemand aan de kant. De dienstverlening aan werkgevers: alle kansen moeten benut worden, met aandacht voor verdringing en maximale focus op duurzame plaatsing. De dienstverlening aan werkzoekenden: op individuele leest en alleen aan diegenen die gemotiveerd zijn en een reële kans hebben op een baan. De arbeidsmarkt is zo ruim dat deze selectie legitiem is De diagnose: maximaal investeren in het zicht krijgen op de talenten, de arbeidscapaciteit en de belemmering en het onvermogen van mensen als fundament voor de verdere dienstverlening. Samenwerking in de keten aan de kop van het proces (met voorliggende voorzieningen als het UWV o.a.): om instroom, maar vooral “achterstallig onderhoud” te voorkomen.
Gelet op de ruime arbeidsmarkt waar we nu mee te maken hebben zou de cliëntenraad WIL minder investeren in handhaving, het opleggen van maatregelen en tegenprestaties en het streng zijn aan de poort. Beloon motivatie en eigen inzet, stop met straffen en repressie. Extra taken erbij, betekent ten slotte extra geld erbij volgens de cliëntenraad. De beoogde inzet op het realiseren van goede Interfaces wordt hierbij als een extra taak gezien. WIL is zo niet neergezet bij aanvang; al de energie die hierin gaat zitten kan niet gaan zitten in het op orde brengen van de basis is de gedachtelijn. In het Meerjarenbeleidsplan 2014-2018 versie 1.0 is de zienswijze van de cliëntenraad volledig gehonoreerd en verwerkt. Zienswijzen op het Meerjarenbeleidsplan 2014-2018 versie 2.0 Ook op deze bijgestelde versie van het Meerjarenbeleidsplan 2014-2018 kunnen zienswijzen kenbaar worden gemaakt. Dat betreft vooral de geactualiseerde teksten en veranderingen zoals deze in bijlage 3 van dit Meerjarenbeleidsplan zijn opgenomen in het overzicht aldaar van de verschillen tussen de beide versies. Relatie met de Programmabegroting WIL 2014-2018 In de Programmabegroting WIL 2014-2018 is de begroting voor de komende jaren opgenomen. Via de Programmabegroting zijn de budgetten per programma eenvoudig terug te vinden. Het Meerjarenbeleidsplan 2014-2018 en de Programmabegroting 2014-2018 zijn daarmee nauw met elkaar verbonden.
5
MEERJARENBELEIDSPLAN 2014 – 2018 versie 2.0
IN EEN NOTENDOP: WAAR GAAN WE VOOR IN 2014 EN 2015? In dit Meerjarenbeleidsplan 2014-2018 leest u uitgebreid over de ambities en inzet van WIL de komende jaren. Onze basisinzet is in 2015 op hoofdlijnen dezelfde als vorig jaar. We investeren in een stevige en goede poort, een effectieve werkgeversbenadering, handhaving, inkomensondersteuning voor wie dit nodig heeft en hier ook recht op heeft, effectieve dienstverlening op maat voor klanten met schulden of klanten die op zoek zijn naar werk en - last but not least - een goede toegang tot onze dienstverlening. In een notendop is onze prioritaire inzet in 2015 samen te vatten aan de hand van de volgende punten: 1.
Het minimaliseren van de afhandeltermijnen van de aanvragen levensonderhoud en inkomen(ondersteuning); zonder aan de rechtmatigheid te tornen (100% binnen 8 weken): mensen in nood moeten zo snel mogelijk hun geld hebben en/of helderheid hierover krijgen.
2.
Het vanaf de start goed zicht krijgen en houden op de arbeidsmarktpositie, het arbeids(on)vermogen, de kwaliteiten, motivatie en beperkingen van onze klanten om snel te kunnen schakelen; en hierdoor alle kansen te kunnen benutten en onze accountmanagers gericht op pad te kunnen sturen.
3.
Het met voorrang ondersteuning bieden aan klanten die gemotiveerd zijn in combinatie met het gefocust inzetten op ‘straffen’ en handhaving (zolang de arbeidsmarkt nog zo ruim is zoals nu); het inzetten op doelmatigheid levert in deze meer op dan rechtmatigheid.
4.
Het vol inzetten op het bieden van participatie gerichte ondersteuning aan jongeren om geen generatie verloren te laten gaan en permanente uitkeringsafhankelijkheid te voorkomen.
5.
Het respectvol en zakelijk bejegenen en ondersteunen van onze klanten; omdat dit het beste uitgangspunt is voor een effectief samenspel om tot succesvolle economische participatie te komen.
6.
Het maximaliseren van het gebruik van alle minimaregelingen en versterken van onze gezamenlijke inzet op preventie in het kader van schuldhulpverlening: enerzijds voorkomen we hiermee dat armoede en schulden oplopen en WIL ‘meer werk’ heeft bij de start, anderzijds stelt dit mensen ook beter in staat te participeren.
7.
Het vergroten van de “absorptieruimte” voor onze klanten op de arbeidsmarkt door een goede werkgeversdienstverlening in de Lekstroom en de arbeidsmarktregio Midden-Utrecht; waaronder een stevig samenspel met de gemeentelijke afdelingen Economische Zaken en Inkoop (in het kader van SROI).
8.
Het in de komende 2-3 jaar doorontwikkelen van WIL als betrokken en effectieve partner in het lokale sociale domein (qua inhoud, positionering, dienstverlening, organisatie, samenspel, e.d.); voor een betere dienstverlening aan onze klanten en betere lokale maatschappelijke prestaties en mogelijk ook betere eigen prestaties.
6
MEERJARENBELEIDSPLAN 2014 – 2018 versie 2.0
9.
Het voorkomen van niet-noodzakelijke instroom in de bijstand door een effectieve inrichting van onze Poort & Schouw (inclusief check op voorliggende voorzieningen) en een goed samenspel met het onderwijs en UWV; vooral uit het oogpunt van schadelastbeperking. Het snel en goed op orde brengen van de organisatie als fundament voor het leveren van goede prestaties (op minimaal benchmarkniveau) en een goede dienstverlening aan klanten en werkgevers. Het adequaat implementeren van de Invoeringsstrategie Participatiewet, zodat WIL in 2015 participatiewet ‘proof’ is en blijft.
10.
11.
Onderstaand overzicht laat zien welke keuzes wij hierin vanuit onze basisinzet willen en kunnen realiseren en welke tijdelijk extra inzet vragen. Prioriteiten
Vanuit basisinzet of met tijdelijke extra inzet
Afhandeltermijn e.d. structureel terugbrengen: -
Binnen wettelijke termijn van 8 weken (bijzondere regelingen, schuldhulpverlening) Waar mogelijk nog verder naar binnen 4 weken (aanvragen levensonderhoud)
Met tijdelijk extra inzet
Goede diagnose aan kop proces
Basisinzet
Prioritaire inzet op gemotiveerde klanten, met inperking streng handhaven
Basisinzet
Geen jongere in de uitkering
Met tijdelijk extra inzet
Respectvolle bejegening klanten
Basisinzet
Maximaliseren gebruik minimabeleid en extra inzet op preventie SHV
Basisinzet
Slimme en stevige werkgeversbenadering, in Lekstroom en MU
Basisinzet
Onder regie van en gezamenlijk met gemeenten Interfaces doorontwikkelen
Met tijdelijk extra inzet
Voorkomen niet noodzakelijke instroom
Basisinzet
Organisatie/fundament snel op orde brengen
Met tijdelijk extra inzet
Implementeren P-wet
Met tijdelijk extra inzet
Overzicht S.1 | Overzicht prioriteiten vanuit basisinzet dan wel met extra inzet
7
MEERJARENBELEIDSPLAN 2014 – 2018 versie 2.0
1 | DNA VAN WIL 1.1 | Wie is WIL? Werk en Inkomen Lekstroom is sinds 1 mei 2013 de regionale uitvoeringsorganisatie voor werk, inkomensondersteuning en schuldhulpverlening voor de gemeenten Houten, IJsselstein, Lopik, Nieuwegein en Vianen. WIL is er niet alleen voor de ruim 2.300 huishoudens die afhankelijk zijn van een bijstandsuitkering. Voor de bijzondere bijstand en de minimaregelingen komen ruim tweemaal zoveel inwoners in aanmerking en daarnaast ondersteunt WIL voortdurend ongeveer 1.100 klanten in het kader van schuldhulpverlening. 1.2 | Welke taken voert WIL uit? Het werkterrein van WIL omvat:
De Wet werk en bijstand en per 1 januari 2015 de Participatiewet. De Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW). Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ). Het Besluit bijstandverlening zelfstandigen (2004). Minimabeleid, waarbij bijzondere bijstand een onlosmakelijk onderdeel van de Wet werk en bijstand is. De Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (Artikel 1.22 tot en met 1.28). De Wet gemeentelijke schuldhulpverlening.
WIL is bevoegd alle taken op bovenstaande werkterreinen uit te voeren. WIL voert daarop ook alle verordenende en beleidsmatige taken uit voor de deelnemende gemeenten, met uitzondering van de bevoegdheid tot het vaststellen van het lokaal minimabeleid en het beleid ingevolgde de bijzondere bijstand. Deze bevoegdheid blijft bij de afzonderlijke gemeenten. De gemeenteraden van Houten en Nieuwegein dragen in afwijking en aanvullend hierop geen enkele van hun verordenende bevoegdheden in deze over naar WIL. Het werkterrein van WIL omvat niet:
De Wet sociale werkvoorziening (Wsw). De Wet Inburgering (WI). De Wet Educatie en Beroepsonderwijs (WEB). De Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Sociale recherche. Jeugdzorg. Welzijn. Economische zaken.
Het is duidelijk dat er vanuit deze wetten en domeinen wel raakvlakken zijn met WIL. Met de betrokken stakeholders moeten daarover goede samenwerkingsafspraken worden gemaakt. Figuur 1.1 geeft een kort en bondig overzicht van de beoogde meerwaarde van samenwerking op alle genoemde taakvelden.
8
MEERJARENBELEIDSPLAN 2014 – 2018 versie 2.0
Taakveld
Meerwaarde (= winstkansen)
Wwb (en vanaf 2015 de Participatiewet)
Meer effectieve uitvoering: minder uitkeringslasten en meer mensen die naar vermogen participeren (economisch of maatschappelijk). Duurzaam efficiënte uitvoering.
IOAW en IOAZ
Hogere kwaliteit van de uitvoering: betere informatie, advies en dienstverlening.
Bbz
Meer efficiënte en effectieve uitvoering: minder uitvoeringskosten en meer burgers richting zelfstandigheid.
Minimavoorzieningen en Kinderopvang
Meer effectieve uitvoering: minder mensen in isolement of in armoede. Hogere kwaliteit van uitvoering: betere informatie, advies en dienstverlening.
Schuldhulpverlening
Meer effectieve uitvoering: minder mensen met schuldproblematiek, in isolement of in armoede. Hogere kwaliteit van de uitvoering: betere informatie, advies en dienstverlening.
Figuur 1.1 | Beoogde meerwaarde samenwerking WIL naar taakveld
Werk en Inkomen Lekstroom voert in opdracht van de deelnemende gemeenten ook een taak uit in het kader van de Wet op de Lijkbezorging. Als niemand in de lijkbezorging van een overledene voorziet, dan moet de burgemeester daar op grond van de wet zorg voor dragen. In dergelijke situaties regelt en betaalt WIL de begrafenis en wordt getracht de kosten te verhalen op te traceren nabestaanden. 1.3 | Missie en visie WIL Missie WIL gaat er voor dat alle burgers in de Lekstroom die dat kunnen naar vermogen (economisch) participeren en sociale uitsluiting, schulden en armoede voorkomen wordt. Degenen die dat nodig hebben krijgen (extra) inkomensondersteuning dan wel een rechtmatige uitkering. Deze (extra) ondersteuning en/of uitkeringsafhankelijkheid is zo kort mogelijk en mensen worden hierin zo goed als mogelijk ondersteund. WIL gaat uit van de kracht van mensen zelf en werk boven een uitkering. Drie kernwaarden zijn daarbij richtinggevend voor ons handelen: meedoen, ontwikkelen en presteren. We spiegelen ons daarbij aan onze klanten, want wat we van hen verwachten, verwachten we ook van onszelf en van onze bestuurders. Strategische visie De vijf Lekstroom gemeenten staan voor een welvarende regio waar het goed wonen, werken en leven is voor al haar inwoners met een uitstekende arbeidsmarkt. Een arbeidsmarkt waar geen structurele of substantiële krapte is aan geschikt personeel, zowel kwantitatief als kwalitatief, al hebben we dat voor een belangrijk deel niet in de hand. De werkgelegenheid is voldoende divers en ontwikkeld om de regionale beroepsbevolking een leven lang aan het werk te houden. Met werkzekerheid boven baanzekerheid en volledige werkgelegenheid, waarbij iedereen die redelijkerwijs economisch actief kan zijn naar vermogen participeert. Samenwerking is hiervoor essentieel, of het nu gaat om intergemeentelijke samenwerking of samenwerking in de keten.
9
MEERJARENBELEIDSPLAN 2014 – 2018 versie 2.0
Operationele visie We willen dat burgers die zich bij ons melden, verantwoordelijkheid (kunnen) nemen voor hun eigen leven. Het gaat er niet alleen om werkzoekenden aan het werk te krijgen, maar ook om voorzieningen te bieden die de burger in staat stellen zo lang mogelijk op volwaardige wijze zelfstandig deel te nemen aan de maatschappij. Wanneer er belemmeringen zijn (financieel, fysiek of psychisch) die klanten verhinderen om te werken, kijken wij welke mogelijkheden er wél zijn. Zo nodig bieden we een passende voorziening aan. Inkomensondersteuning is in principe tijdelijk en ondersteunend aan een (re-integratie)traject. Voor al onze klanten willen we zelfstandigheid en zelfredzaamheid bevorderen en daardoor de participatie in de samenleving verhogen. Een verantwoordelijke klant vraagt om een verantwoordelijke dienstverlener en mag daar ook van uit gaan. De dienstverlening van Werk en Inkomen Lekstroom is laagdrempelig, professioneel en deskundig, Wederzijdse rechten, plichten en verantwoordelijkheden zijn daarbij het uitgangspunt. Wij stellen wederzijds respect voorop en komen onze afspraken na. De lijn die is uitgezet in het dienstverleningsconcept ‘De Klant Centraal’, is vanaf de start gevolgd. Er zijn al flinke stappen gezet en dat blijven we ook doen. Tegelijkertijd blijven we waakzaam voor het ontstaan van bedrijfsblindheid en onnodig ingewikkelde procedures en bureaucratie.
Onze folders, beleidsnotities, brieven en de website zijn in begrijpelijke en heldere taal opgesteld. Wijzigingen in beleid of uitvoering die onze klanten aangaan, leggen we tijdig en duidelijk uit. Onze blik is naar buiten gericht: we werken optimaal samen met onze ketenpartners aan een betere toekomst voor de burgers in de Lekstroomregio. De Cliëntenraad is een belangrijke samenwerkingspartner. De adviezen en signalen die we van de hen ontvangen, zijn zeer waardevol voor zowel het beleid als de uitvoering. Ons beleid is evenwichtig, sociaal, duurzaam en resultaatgericht. Ons beleid wordt mede bepaald door ontwikkelingen in de samenleving en politieke beslissingen op landelijk, regionaal niveau en lokaal niveau. Directie en management zorgen voor optimale communicatie met de medewerkers en hebben een voorbeeldfunctie wanneer het gaat om gedrag, het nakomen van afspraken, integriteit, betrokkenheid en het afleggen van verantwoording. Ontwikkeling, opleiding en leiderschap staan hoog op de agenda. Het management zet er stevig op in dat de afdelingen optimaal met elkaar samenwerken en werkzaamheden goed op elkaar worden afgestemd.
Werk en Inkomen Lekstroom is een proactieve organisatie die blijvend inspeelt op nieuwe ontwikkelingen in de samenleving en binnen de regio. Onze blik is van buiten naar binnen gericht! 1.4 | Ambities Een van de bij de start van WIL uitgesproken ambities is om eind 2016 tot de beste drie sociale diensten van Nederland te behoren. Na het stopzetten van de verkiezing voor de ‘Beste sociale dienst van Nederland’ is dat doel niet meer meetbaar. Als alternatief willen we, door mee te gaan aan een aantal andere benchmarks, aan de hand van een aantal indicatoren, tot de top van Nederland gaan behoren. Het bepalen van die maatstaven doen wij vanzelfsprekend in afstemming met de deelnemende gemeenten. In dit Meerjarenbeleidsplan is onze
10
MEERJARENBELEIDSPLAN 2014 – 2018 versie 2.0
inzet “tot de top van Nederland” te willen gaan behoren operationeel gemaakt onder de noemer “Stip op de horizon” bij de KPI’s per programma (zie hoofdstuk 3). Dat onze ambitie niet van vandaag op morgen is gerealiseerd, maar om een realistisch groeipad vraagt was vooraf al duidelijk. Samenvoeging van verschillende sociale diensten tot een slagvaardige en effectieve organisatie vergt tijd en al te hoge verwachtingen over ‘meer’ en ‘beter’ zijn in de beginjaren niet reëel. Wel mocht worden verwacht dat de kwaliteit van de dienstverlening aan klanten op peil blijft en ook de resultaten minimaal op niveau blijven (bij gelijkblijvende omstandigheden: economie, wet- en regelgeving, arbeidsmarkt en lokale sociale domein). Die laatste kanttekening is belangrijk gebleken. In 2013 en 2014 is namelijk duidelijk geworden dat van gelijkblijvende omstandigheden in veel opzichten geen sprake was en voorlopig ook niet zal zijn. 1.5 | Positionering Werk en Inkomen Lekstroom werkt als ‘partner in business’ met de andere stakeholders op de arbeidsmarkt en in het sociale domein aan haar missie. Niemand kan het alleen. Sociale uitsluiting, armoede en participatie vragen om een gezamenlijke aanpak en inzet. Dit impliceert dat WIL met alle stakeholders in communicatie over en weer beleid ontwikkelt en waar nodig ook samen in de uitvoeringszaken oppakt, op basis van een heldere verdeling van verantwoordelijkheden, bevoegdheden en rollen. 1.6 | Lokale toegang, regionale uitvoering De Lekstroom gemeenten hechten sterk aan de mogelijkheid van een lokale toegang tot de dienstverlening op het gebied van Werk en Inkomen. De gemeenten hechten ook aan een effectieve invulling van de poortwachtersfunctie bij de toegang tot een uitkering of inkomensondersteuning. Gecombineerd met de wens van een efficiënte uitvoering wordt gewerkt aan een optimale toegang tot de dienstverlening van Werk en Inkomen Lekstroom. Zie hiervan een schematische weergave in figuur 1.2.
Figuur 1.2| Lokale toegang, regionale uitvoering
11
MEERJARENBELEIDSPLAN 2014 – 2018 versie 2.0
In het kader van de doorontwikkeling van de sociale Interfaces in iedere gemeente –en de vorming van sociale loketten en sociale wijkteams in deze- is dit samenspel in 2014 geïntensiveerd. 1.7 | Cliëntenparticipatie Binnen de Gemeenschappelijke Regeling Werk en Inkomen Lekstroom is gekozen voor een cliëntenraad. Deze raad is in mei 2014 officieel geïnstalleerd, in een gedeeltelijk gewijzigde samenstelling. Het eerste jaar heeft de raad als bijzondere cliëntenraad gefunctioneerd, gevoed vanuit de voor 1 mei 2013 al bestaande raden bij de gemeenten. De cliëntenraad is het adviesorgaan voor het bestuur en de directie van WIL en geeft goede invulling aan de manier waarop WIL cliëntenparticipatie op een onafhankelijke wijze gestalte wenst te geven. De cliëntenraad brengt gevraagd en ongevraagd advies uit over zaken die de klanten van WIL betreffen in de breedste zin van het woord en voor zover het gaat om vraagstukken die op het werkterrein van WIL liggen.
12
MEERJARENBELEIDSPLAN 2014 – 2018 versie 2.0
2 | BEDRIJFSOMGEVING EN STRATEGISCHE INZET 2.1 | Bedrijfsomgeving De omgeving van WIL is dynamisch en voortdurend in beweging. Op hoofdlijnen onderscheiden we hierin vier domeinen:
Arbeidsmarkt. Wet- en regelgeving. Economische crisis. Lokale ontwikkelingen (mede in het licht van de drie transities in het sociale domein).
2.2 | Arbeidsmarkt De regionale arbeidsmarkt is voor WIL van groot belang; in ons geval is dit de 1 Lekstroom en op een hoger schaalniveau de arbeidsmarktregio Midden-Utrecht . Binnen de Lekstroom en de arbeidsmarktregio Midden-Utrecht worden door ons de meeste plaatsingen gerealiseerd. Binnen onze werkgeversbenadering focussen we hier dan ook primair op. Voor 2015 wordt enig economisch herstel verwacht, maar dat is nog heel broos. Sociale diensten zien dergelijke positieve ontwikkelingen vaak pas veel later terug in hun cijfers. De afhankelijkheid van economische ontwikkelingen en onzekerheid wat betreft politiek beleid, maken iedere voorspelling voor de jaren 2016 en daarna onzeker. Op basis van de nieuwste inzichten gaan we echter toch uit van een daling van de werkloosheid en het aantrekken van de economie en werkgelegenheid vanaf 2016. De arbeidsmarktregio Midden-Utrecht ondervindt al geruime tijd een krimp van het aantal banen en een daling van het aantal openstaande vacatures, meer dan landelijk het geval is. Het aantal geregistreerde werkzoekenden liep voortdurend op, maar stabiliseert sinds de jaarwisseling 2013-2014. Volgens het CBS stoppen steeds meer mensen met het zoeken naar werk (in CBS termen: een baan van 12 uur of meer), omdat zij hun kans op het vinden van werk laag inschatten. Vooral langdurig werklozen leggen het steeds meer af tegen andere werkzoekenden die meer en vooral recente ervaring hebben of over betere papieren beschikken. Diezelfde concurrentie ondervindt WIL bij het streven naar succesvolle uitstroom naar duurzame arbeid voor haar klanten. Het aantal starters blijft redelijk op peil. In de eerste negen maanden van 2013 startten ruim 8.100 nieuwe ondernemingen, 3% minder dan in dezelfde periode in 2012. Ook daarmee blijft Utrecht iets achter bij de landelijke ontwikkeling (+2%). De provincie Utrecht heeft echter nog altijd ruim 8% van de Nederlandse starters in huis. Ongeveer een derde van deze starters is een bedrijf begonnen in de zakelijke dienstverlening. Landelijk gezien is de zakelijke dienstverlening ook populair bij starters, maar wel iets minder (29%). Verder zijn veel starters gestart in de sector informatie en communicatie. Een sterk herstel van de arbeidsmarkt in de arbeidsmarktregio Midden-Utrecht wordt zoals gezegd op korte termijn niet verwacht; een licht herstel na 2015 is wel
1
De arbeidsmarktregio Midden- Utrecht omvat de subregio’s Woerden e.o., Heuvelrug/Kromme Rijnstreek (Zeist e.o.), Stichtse Vecht, Utrecht stad en de Lekstroom.
13
MEERJARENBELEIDSPLAN 2014 – 2018 versie 2.0
realistisch. De werkloosheid blijft de komende jaren echter hoog. Gezien de samenstelling van de regionale economie, profiteert de arbeidsmarktregio MiddenUtrecht namelijk minder van het aantrekken van de handel met het buitenland. De arbeidsmarktregio Midden-Utrecht is zeer sterk afhankelijk van de binnenlandse vraag en die trekt vooralsnog maar beperkt aan. Enige substantiële economische groei is in de toekomst ook niet meer vanzelfsprekend. Binnen de arbeidsmarktregio Midden-Utrecht liggen er in 2015 en daarna op termijn vooral marktkansen in de groeiende gezondheidseconomie (life sciences & health), in de duurzaamheidseconomie en in de diensteninnovatie; zo wordt althans voorspeld. Op langere termijn gaan vergrijzing en economische groei ook weer betere mogelijkheden bieden voor werkzoekenden met een grotere afstand tot de arbeidsmarkt. Gelet op het beperkte ‘absorptievermogen’ van de arbeidsmarkt de komende jaren, blijven de kansen voor onze klanten om te participeren al met al beperkt, zeker in 2015. Het is hierom realistisch dat wij in 2015 waarschijnlijk maar beperkt meer plaatsingen kunnen realiseren dan we nu doen. Waar richt WIL zich in 2015 op? Onze inzet op het terrein van de arbeidsmarkt is de komende jaren gericht op:
Het optimaal inspelen op de arbeidsmarktkansen die er nu liggen, mede op grond van regionaal arbeidsmarktonderzoek dat we zelf eind 2013 hebben uitgevoerd. We willen meer werkgevers aan ons binden dan nu en verdringing op de arbeidsmarkt voorkomen. Het prioritair ondersteunen van werkzoekenden waar daadwerkelijk perspectief geboden kan worden. De arbeidsmarkt is de komende jaren nog ruim. Onze middelen worden echter steeds verder beperkt en dat noodzaakt tot het maken van keuzes. De focus komt meer en meer te liggen op het behalen van een hoog rendement van onze inzet vanuit de beschikbare re-integratiemiddelen, die onderdeel zijn van het participatiebudget. De aandacht gaat daarbij vooral uit naar uitstroom, ofwel het beperken van bijstandsafhankelijkheid. Gelet op hun kwetsbare positie op de arbeidsmarkt willen we hierbij extra inzetten op jongeren. Geen jongere in de uitkering is onze inzet; aan het werk, op school of in de hulpverlening. Qua schadelast levert dit fors op, evenzo in maatschappelijk opzicht. We willen geen generatie uitkeringsafhankelijk laten worden. Het extra investeren in het vergroten van de arbeidsparticipatie van jongeren in het kader van het Actieplan Jeugdwerkloosheid. Daarvoor zijn in regionaal verband twee jobhunters aangesteld, die fysiek bij WIL zijn geplaatst. Het verder ontwikkelen van het Werkgeversservicepunt (WGSP) Lekstroom, gebaseerd op constructieve en duurzame contacten met alle relevante werkgevers en in de regio. Samen met in ieder geval netwerkpartners als het UWV, PAUW Bedrijven, UW Bedrijven en een aantal interessante uitzendbureaus. Het verder uitbouwen van de samenwerking op arbeidsmarktterrein binnen de arbeidsmarktregio Midden-Utrecht, langs de verschillende overleggen die in regionaal verband zijn geïnitieerd. Daarbij zijn 15 gemeenten betrokken, die op verschillende niveaus - van directie tot uitvoering - onderlinge afstemming zoeken.
14
MEERJARENBELEIDSPLAN 2014 – 2018 versie 2.0
Het intensiveren van het samenspel tussen WIL en de deelnemende gemeenten in het kader van Social Return on Investment (SROI). Als deze mogelijkheid goed onder de aandacht is gebracht en vervolgens ook blijft, achten wij het mogelijk dat vanaf 2015 10% van al onze plaatsingen in het kader van SROI plaatsvindt. Het intensiveren van het samenspel met de afdelingen Economische Zaken van de vijf Lekstroom gemeenten om extra kansen voor onze klanten te kunnen realiseren. Dit vraagt uiteraard een wederzijdse inspanning.
2.3 | Wet- en regelgeving In het Regeerakkoord zijn meerdere afspraken vastgelegd die het werkterrein van WIL betreffen. De meest in het oog springende en verstrekkende verandering is de komst van de Participatiewet per 1 januari 2015. Die nieuwe wet komt in plaats van de Wet werken naar vermogen (Wwnv) die het vorige kabinet Rutte op stapel had staan, maar heeft daar wel sterke gelijkenis mee. Bij de organisatie inrichting van WIL is al rekening gehouden met de meeste van de aanstaande wetswijzigingen. Dat neemt niet weg dat de implementatie van deze wet en alles wat er mee samenhangt een grote impact heeft op de organisatie en dienstverlening van WIL en van ons in ieder geval in 2014 veel extra inzet heeft gevraagd. In de Participatiewet worden de Wet werk en bijstand (Wwb), de Wet sociale werkvoorziening (Wsw) en een deel van de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten (Wajong) samengevoegd. Doel van de wet is om meer mensen, vooral mensen met een arbeidsbeperking, aan de slag te krijgen. De gemeenten (i.c. WIL) worden vanaf 2015 verantwoordelijk voor mensen met arbeidsvermogen die ondersteuning nodig hebben. Voor de nieuwe doelgroep hebben de gemeenten dezelfde taken als voor mensen met een bijstandsuitkering, namelijk het bieden van ondersteuning gericht op arbeidsinschakeling en waar nodig, inkomensondersteuning. Voor de re-integratieondersteuning krijgen de gemeenten een gebundeld reintegratiebudget en meer instrumenten tot hun beschikking. Op basis van maatwerk wordt bepaald wie voor welke vorm van ondersteuning in aanmerking komt. Belangrijke elementen in de Participatiewet zijn het versterken van de nadruk op de eigen kracht en eigen verantwoordelijkheid van mensen, meer inzet op het verzilveren van de (gedeeltelijke) arbeidscapaciteit en meer focus op ondersteuning van alleen hen die de ondersteuning echt nodig hebben. In het dienstverleningsconcept van WIL is dit uitgewerkt in een stevige Poort & Schouw en een eveneens stevige werkgeversbenadering. Omdat de klanten in klantgroep 3 over een meerjarige en mogelijk structurele beperkte arbeidscapaciteit beschikken en daardoor waarschijnlijk duurzaam zijn aangewezen op een gedeeltelijke uitkering, is er voor die groep verhoogde aandacht. Andere relevante voornemens van het kabinet die het werkterrein van WIL raken:
De herijking van de Wajong, het afschaffen van de Wet sociale werkvoorziening en het beperken van de Werkloosheidswet. De verwachting is dat dit op termijn tot een grotere toestroom van klanten richting WIL leidt. De doelgroep van WIL wordt met de Participatiewet vergroot. Tegelijkertijd wordt van rijkswege een budgetkorting doorgevoerd, waarbij het de vraag is of we in de toekomst de groep met een beperking in de bijstand nog wel goed kunnen
15
MEERJARENBELEIDSPLAN 2014 – 2018 versie 2.0
ondersteunen. Verwacht wordt dat WIL het aantal bijstandshuishoudens in de periode 2015-2018 zal zien groeien met minimaal 100-200, nog los van de extra toename vanwege de crisis of vanuit de WW. Voor 2015 zal de groei nog beperkt zijn, zo schatten wij in. De verdere inperking van de re-integratiemiddelen binnen het participatiebudget. WIL moet met jaarlijks afnemende middelen een jaarlijks groeiende groep mensen bedienen. Die groei zit niet alleen in de omvang, maar ook in de complexiteit. Een belangrijke vraag voor de verdere toekomst is of WIL op termijn nog wel voldoende werk kan maken van re-integratie van mensen in de bijstand en de uitkeringslasten zo laag kan houden dat voorkomen wordt dat hierop tekorten ontstaan. Voor de deelnemende gemeenten kan de eventuele bereidheid om een beroep op de algemene middelen te aanvaarden, ter aanvulling van een tekort op het gebundelde reintegratiebudget, op tafel komen liggen. Dat gaat ten koste van andere beleidsterreinen. Of moeten de doelen van re-integratie (nog meer) worden bijgesteld, eenvoudigweg omdat de middelen niet meer toereikend zijn? Het afwentelen van landelijke bezuinigingen op het Gemeentefonds (mutaties in de algemene uitkering), waardoor er bij de deelnemende gemeenten steeds minder geld beschikbaar is voor voorzieningen in het kader van minimabeleid, bijzondere bijstand en schuldhulpverlening. Zoals bekend zijn er recentelijk wel incidenteel extra middelen voor armoedebestrijding vrijgemaakt; de structurele lijn is echter een neerwaartse.
De druk op de toegang en beschikbaarheid van voorzieningen neemt al met al de komende jaren toe is de verwachting. Instandhouding van het huidige voorzieningenniveau brengt zonder meer met zich mee dat extra middelen beschikbaar moeten worden gesteld door de gemeenten. Als die ruimte er niet is, dan moeten de doelen worden bijgesteld. Deze spanning komt de komende jaren regelmatig aan de orde schatten wij in; in ieder geval telkens wanneer wij over de inzet van WIL, het gewenste voorzieningenniveau en de daarvoor beschikbare middelen spreken. WIL EN DE PARTICIPATIEWET WIL heeft van alle colleges in het kader van de drie transities medio 2014 de opdracht gekregen zich voor te bereiden op de Participatiewet en de implementatie hiervan ter hand te nemen. Aan deze opdracht is voortvarend gevolg gegeven. Via een projectstructuur is binnen de Lekstroom op een divers aantal thema’s hieraan gewerkt. Het Rijk heeft alle gemeenten in het kader van de Participatiewet niet alleen nieuwe wet- en regelgeving opgelegd, maar ons ook verplicht om op het niveau van de arbeidsmarktregio UtrechtMidden in ieder geval afspraken met elkaar te maken over:
Het vervullen van ons aandeel in de arbeidsmarktregio van de landelijk afgesproken 125.000 garantiebanen (1.145 banen in 2 jaar tijd). De plaatsing en matching van arbeidsgehandicapte werkzoekenden (wajongers, wsw’ers die op de wachtlijst stonden en klanten van de sociale diensten) op deze garantiebanen; inclusief het verkrijgen van het noodzakelijke “stempeltje” van het UWV. De harmonisatie van instrumenten in deze (zodat alle kandidaten gelijke kansen hebben en werkgevers hetzelfde zakelijke arrangement per kandidaat ontvangen). De methodiek en wijze waarop de loonwaarde van kandidaten op een garantiebaan gemeten wordt (zodat ook hier sprake is van een gelijk speelveld met gelijke spelregels voor iedereen).
16
MEERJARENBELEIDSPLAN 2014 – 2018 versie 2.0
Het Rijk wil in deze specifiek dat alle gemeenten samen met werkgevers, het UWV en de vakbonden hiertoe samen werken binnen wat het Regionaal Werkbedrijf heet. Wat wij dus binnen de Lekstroom willen in 2015 en daarna, zal dus op een aantal punten moeten worden afgestemd en gesynchroniseerd met wat andere partijen in de arbeidsmarktregio Utrecht-Midden willen. Hoe lastig mogelijk ook. In onze arbeidsmarktregio is de afgelopen maanden ondertussen zowel ambtelijk als bestuurlijk intensief met elkaar gesproken en gewerkt aan de realisatie van dit Regionaal Werkbedrijf UtrechtMidden en het verkennen en uitwerken van de noodzakelijke concept afspraken over de garantiebanen. Om ons eigen karakter te geven aan het regionaal werkbedrijf spreken we vanaf nu over de Utrechtse werktafel. Een van de belangrijkste keuzes die zijn gemaakt, is dat de Utrechtse werktafel geen organisatie wordt, maar ingericht wordt als een netwerk van stakeholders die elkaar op gezette tijden bestuurlijk en ambtelijk spreken over de resultaten die bereikt zijn, eventuele knelpunten in de uitvoering en eventueel noodzakelijke interventies. Met als fundament de bestaande uitvoeringstructuur; ergo ook hier geen nieuwe organisatie. Deze keuze impliceert dat de besluitvorming blijft daar wie in onze ogen ook thuishoort: in de regio en bij de gemeenten. Als grondlegger voor de samenwerking tussen partijen binnen de Utrechtse werktafel dient een convenant. In dit convenant staan vooral procesafspraken (doelstelling, werkwijze, omvang en samenstelling, e.d.), zoals eerder gesteld wordt er geen macht overgedragen vanuit onze regio naar boven of anderszins. Consequenties voor de Programmabegroting WIL 2014-2018 Alle beoogde afspraken passen goed binnen de kaders van de vigerende Programmabegroting WIL 2014-2018; er zijn her en der alleen accentverschuivingen noodzakelijk. Met de invoering van de Participatiewet worden er qua uitvoeringskosten geen substantiële wijzigingen voorzien, ook voor wat betreft de uitgaven vanuit het Participatiebudget niet. We doen het met wat we hebben. Uiteraard zullen we de beschikbare middelen vanuit het Participatiebudget deels anders (moeten) gaan inzetten, gelet op onder andere de nieuwe instrumenten die beschikbaar komen en eventuele beleidskeuzen ter zake; tot een claim voor meer budget leidt dit niet. De inhoudelijke en financiële impact van de Participatiewet op het geformuleerde beleid en de inkomensoverdrachten in het kader van het minimabeleid en de schuldhulpverlening is (zeer) beperkt. Qua BUIG middelen is een wezenlijke verandering ten opzichte van nu dat vanaf 2015 ook vanuit de BUIG middelen loonkostensubsidies ingezet mogen worden. Het aantal klanten waarvoor dit in 2015 zou kunnen gaan gebeuren, wordt evenwel zeer beperkt ingeschat; bovendien schatten we in dat in 2015 de kosten (inzet van de loonkostensubsidie) en de baten (bespaarde uitkeringslast) elkaar in 2015 grosso modo in evenwicht zullen houden. Al met al betekent dit dat wij de vigerende Programmabegroting WIL 2014-2018 leidraad voor handelen blijft.
Waar richt WIL zich in 2015 op? De inzet van WIL op het gebied van wet- en regelgeving is de komende jaren gericht op:
Het verder doorontwikkelen en afstemmen van het dienstverleningsconcept van WIL op de nieuwe Participatiewet. Waar nodig en ingegeven door nieuwe wet- en regelgeving zullen we eerdere keuzes heroverwegen; steeds binnen de oorspronkelijk gestelde inhoudelijke kaders. Regelmatige toetsing van de doeltreffendheid van het beleid en de wijze van uitvoering er van met het oog op voortdurende ontwikkeling van de kwaliteit
17
MEERJARENBELEIDSPLAN 2014 – 2018 versie 2.0
van de uitvoering en toekomstbestendigheid. Daarbij willen we goed kijken naar de ervaringen en good practices elders in het land. Het doorrekenen van de effecten van de Participatiewet en het anticiperen op de vragen die daardoor opkomen: Hoeveel mensen moeten we straks ondersteunen? Hoeveel budget is daarvoor beschikbaar en waar wordt dat concreet aan besteed? Kort gezegd: welke keuzes maken we, met het oog op welk verwacht resultaat? Vanzelfsprekend wordt dat niet alleen vooraf bedacht, maar ook achteraf getoetst. Het onder regie van de gemeenten intensief samenwerken binnen de Lekstroomregio en in de arbeidsmarktregio Midden-Utrecht, om in gezamenlijkheid de implementatie op te pakken. Het aantal dwarsverbanden binnen de geformuleerde plannen is groot, ook gelet op de andere transities in het sociale domein.
2.4 | Wet-sociale werkvoorziening De Participatiewet heeft ingrijpende gevolgen voor de Wet sociale werkvoorziening (Wsw). De instroom stopt vanaf 2015 en er wordt gekort op het beschikbare bedrag per Wsw-plek. Vier van de vijf Lekstroom gemeenten hebben de uitvoering van de Wsw belegd binnen de Gemeenschappelijke regeling PAUW Bedrijven. Houten heeft voor de uitvoering van de Wsw een contract gesloten met UW Bedrijven. De Lekstroom gemeenten die deelnemen in PAUW Bedrijven zijn samen met de andere aangesloten gemeenten (Ronde Venen en Stichtse Vecht) in 2014 een traject gestart om een aantal toekomstscenario’s voor de uitvoering van de Wsw te verkennen. De uitkomst van dit traject is dat de Pauw gemeenten in 2015 per subregio een visie gaan ontwikkelen op de uitvoering van de Wsw. Die visie moet aansluiten bij de uitvoering van de Participatiewet en andere onderdelen van het sociale domein. Dit past ook binnen de Invoeringsstrategie Participatiewet die de Lekstroom gemeenten hebben afgesproken. WIL levert een belangrijke bijdrage aan de visievorming van de Lekstroom gemeenten. In principe worden drie subregio’s onderscheiden: de Lekstroom gemeenten (IJsselstein, Lopik, Nieuwegein en Vianen), De Ronde Venen en Stichtse Vecht. Zo lang nog geen besluiten zijn genomen over de te ontwikkelen visie (en de consequenties daarvan) blijft het bestaande beleid voor de Wsw en de positie van PAUW Bedrijven van toepassing. De gemeente Houten wordt door de andere Lekstroom gemeenten betrokken bij het proces van visievorming. Ook Houten wil een alternatieve wijze van uitvoering van de Wsw verkennen die leidt tot meer samenhang met de uitvoering van de Participatiewet en meer synergie met andere onderdelen van het sociale domein. Lopende die visievorming en verkenning maakt Houten ook in 2015 en 2016 op contractbasis gebruik van UW Bedrijven. Waar nuttig en nodig wordt die relatie versterkt in het kader van de onderlinge samenwerking. In 2016 volgt een heroverweging van de samenwerkingsrelatie tussen Houten en UW Bedrijven, vanuit de bredere invalshoek van het nieuwe sociale domein. In praktische zin zijn er in 2015 geen veranderingen te verwachten in de huidige uitvoering van de Wsw door de Lekstroom gemeenten en in de relatie tussen WIL en de beide sw-bedrijven. 2.5 | Economische crisis De arbeidsmarktregio Midden-Utrecht heeft altijd een relatief lage werkloosheid gekend in vergelijking met het landelijk gemiddelde; het laatste jaar is het aantal mensen zonder baan echter snel gestegen, sneller dan gemiddeld. In de
18
MEERJARENBELEIDSPLAN 2014 – 2018 versie 2.0
arbeidsmarktregio wonen steeds meer hoogopgeleide werkzoekenden, nu afgestudeerden minder snel een baan vinden. Dit is een belangrijke factor in de oplopende en hoge jeugdwerkloosheid. Gezien het beperkte economische herstel blijft de werkloosheid in de arbeidsmarktregio Midden-Utrecht ook in 2015 op een hoog niveau liggen. Het aantal burgers dat hierdoor bij WIL aanklopt voor ondersteuning neemt verder toe, schatten wij in, mede in het licht van het sterk toegenomen aantal WW-uitkeringen en de gelijktijdige verkorting van de WW-duur. De problematiek van degenen die een uitkering nodig hebben neemt ook qua complexiteit toe. Dat wordt steeds duidelijker zichtbaar. De economische crisis raakt bijvoorbeeld ook de woningmarkt. Daar komen problemen als woningen die ‘onder water staan’, restschulden na gedwongen verkoop en andere inkomensproblemen uit voort. Gezinnen staan onder druk en worden geconfronteerd met keuzes die eerder niet gemaakt hoefden te worden. De sociale problematiek op het vlak van zorg, welzijn en jeugd neemt in omvang en intensiteit toe. Sinds 2008 is het aantal huishoudens met problematische schuldenproblematiek bijna verdubbeld. Niet alleen de hoogte van schulden neemt toe. De samenstelling van schulden is ook breder en de aard van de problematiek is bovendien zwaarder dan vóór de crisis. Het aantal aanvragen voor schuldhulpverlening bij WIL ligt vanaf mei 2013 gemiddeld tegen de 100 per maand. Er zijn helaas geen landelijke verwachtingen of voorspellingen voor de komende jaren. Wel wordt er voortdurend in de pers geschreven over een toenemende schuldenproblematiek, ook bij jongeren. Uit ervaring weten wij verder dat de druk bij schuldhulpverlening pas geruime tijd na intreding van het economisch herstel afneemt. Aangezien dat herstel heel voorzichtig optreedt, verwachten wij dat ook in 2015 het aantal mensen met schulden zal blijven toenemen, ook onder degenen die niet afhankelijk zijn van een uitkering. Onze verwachtingen voor de komende jaren zijn op dit punt niet positief. Al vanaf de start kreeg WIL te maken met een sterke toestroom en dat verandert voorlopig niet. Die verwachting wordt versterkt doordat het aantal burgers dat op eigen kracht zijn problemen kan oplossen, dan wel duurzame participatie kan realiseren, in de komende jaren verhoudingsgewijs verder afneemt. Diezelfde mensen doen vervolgens een terecht beroep op WIL en daar moet WIL op zijn voorbereid. We proberen die afhankelijkheid zoveel mogelijk via preventie en vroegtijdige signalering te voorkomen. Als dat niet toereikend is hebben wij een breed pakket aan diensten beschikbaar om de klant weer op weg te helpen. Eenzelfde ontwikkeling zien we bij de aanvragen bijzondere bijstand en minimabeleid. Het aantal aanvragen stijgt gestaag. Gecombineerd met het feit dat de categoriale bijstand verdwijnt en iedereen individueel zal moeten aanvragen is het zeer reëel dat de werkdruk alleen maar gaat toenemen. Een individuele aanvraag impliceert immers ook een individuele toetsing.
19
MEERJARENBELEIDSPLAN 2014 – 2018 versie 2.0
Kerngegevens en kernontwikkelingen sociale zekerheid Het kabinetsbeleid en de economische crisis resulteren in een situatie waarin WIL meer moet doen met minder middelen. Aan het eind van 2012 trad een sterke groei van het aantal bijstandshuishoudens op. In 2013 zette die groei sterk door en ook voor 2014 en 2015 wordt verdere groei verwacht. Het Centraal Planbureau is bij de berekeningen van het macrobudget 2014 uitgegaan van een groei met 10% in 2014; deze is recentelijk ietwat naar beneden bijgesteld. Het aantal bijstandsuitkeringen blijft in 2015 waarschijnlijk nog groeien om daarna te gaan dalen. Die volumeontwikkeling (ruwe schatting) sluit aan op de landelijke trend die SZW in haar begroting gebruikt. De groei neemt in totaal alleen maar toe door de komst van de Participatiewet, hetgeen voor WIL tot en met 2018 op zich al en groei met minimaal 100-200 bijstandshuishouden in betekent (3). Bijstandshuishoudens per ultimo
2012
2013
2014
2015
2016
2017
2018
Totaal WIL gemeenten*
1.980
2.240
2.465
2.550
2.415
2.250
2.100
Toename Participatiewet2 Totaal prognose
0 2.240
0 2.465
25 2.575
50 2.465
100 2.350
150 2.250
Parallel hieraan worden de re-integratiemiddelen, bedoeld voor bevordering van arbeidsdeelname van mensen in de bijstand en terugdringing van uitkeringslasten, en de middelen voor de uitvoering van de WSW, samengebracht in een ongedeeld participatiebudget3, met een lichte korting op alle middelen door het Rijk. Naar verwachting komen er geen nieuwe middelen bij. Onderstaande bedragen zijn gebaseerd op de nieuwste beschikkingen4. Een precies beeld voor de langere termijn is op dit moment niet te geven. Onderstaand schema moet daarom worden gezien als duiding van een richting (bedragen x 1.000). Re-integratiemiddelen Bestaand + UWV + Wsw
2013
2014 13.657
2015 13.782
13.396
(rekenkundig bepaald)
Nodig voor verplichtingen oud Wsw Beschikbaar voor reintegratie bijstand
11.033
11.288
11.040
2.624
2.494
2.356
Na aftrek van de verplichtingen naar de oud Wsw-ers resteert in de loop van de jaren, zoals helder wordt, een steeds kleiner re-integratiebudget voor de mensen in de bijstand. Op dit moment dragen de meeste Lekstroom gemeenten nog bij in de exploitatietekorten van sw-bedrijven; naar de toekomst toe is dit voor ons nog geen zekerheid. In dat verband is het van belang nog eens op te merken dat bij de oprichting van WIL is afgesproken dat eventuele tekorten op de uitvoering van de Wsw niet ten laste komen van de re-integratiemiddelen voor de bijstand. Eventuele tekorten moeten met andere woorden uit andere (algemene) middelen van de betreffende gemeenten worden gedekt. Het kabinetsbeleid en de economische crisis resulteren ook in een situatie waarin WIL nog steeds grote hoeveelheden aanvragen kan verwachten voor bijzondere bijstand of ondersteuning bij schulden. Onderstaande cijfers zijn een ruwe schatting, mede op basis van acht maanden ervaring uit
2
3
4
Schatting op basis van landelijke ramingen ministerie. In het Participatiebudget 2015 zijn budgetten Wsw (zittend bestand Wsw), het budget voor de nieuwe doelgroep van de Participatiewet en de bestaande re-integratiemiddelen voor de huidige doelgroep samengevoegd. Bij de genoemde bedragen is geen rekening gehouden met eventuele ‘overschotten’ uit de meeneemregeling, terug te ontvangen BTW uit het BTW-compensatiefonds en mogelijke ESF-gelden.
20
MEERJARENBELEIDSPLAN 2014 – 2018 versie 2.0
2013.
Aanvragen Inkomensondersteuning
2013
Schuldhulpverlening
1.080
1.200
1.400
1.400
1.300
1.200
Bijzondere bijstand, LDT en/of minimaregelingen
7.500
8.000
8.200
7.500
7.000
6.500
2014
2015
2016
2017
2018
Het Bureau Krediet Registratie maakte in 2014 bekend dat er in de tweede helft van 2013 ruim 20.000 consumenten bij zijn gekomen met een betalingsachterstand op hun lening. In totaal zaten eind 2013 bijna 740.000 consumenten in financiële problemen. Deze informatie uit de halfjaarlijkse BKR Kredietbarometer sterkt ons in onze verwachting dat de druk op Inkomensondersteuning ook in 2015 onverminderd groot blijft.
Figuur 2.1 | Kerngegevens en kernontwikkelingen sociale zekerheid
Waar richt WIL zich op in 2015? De inzet van WIL is, onder meer met het oog op de (effecten van de) economische crisis de komende jaren gericht op:
Het zo snel mogelijk, maar in ieder geval binnen de wettelijke termijnen afhandelen van het verzoek om schuldhulpverlening en bieden van de noodzakelijke ondersteuning. Een stevigere inzet op preventie, voorlichting en vroegtijdige signalering om mensen eerder in beeld te hebben en eerder te kunnen ondersteunen als dat nodig is. Vaak gaat het hier om schuldenproblematiek. Door deze vroegtijdige inzet wordt deels voorkomen dat pas wordt ingegrepen als het water tot aan de lippen is gestegen. Bovendien heeft deze aanpak een koste dempend effect, mede omdat zo eerder duidelijkheid ontstaat over wat er aan de hand is. Dit vraagt om een intensief samenspel tussen de gemeenten, WIL en tal van lokale organisaties; met een regisserende rol vanuit de gemeenten. Het verder ontwikkelen van de effectiviteit en efficiency van de dienstverlening op het terrein van schuldhulpverlening en het afronden van de overgang van gedeeltelijk uitbesteden naar volledige uitvoering in eigen beheer. Het verder uitbouwen van de dienstverlening binnen Poort & Schouw om de eigen kracht (en netwerken) van mensen zo goed mogelijk te kunnen aanspreken en scherp in zicht te krijgen/hebben wat mensen kunnen, niet kunnen, of ze voldoende gemotiveerd zijn, et cetera. Het intensiveren van de samenwerking met het UWV met betrekking tot de instroom van WW-eren in de bijstand, na afloop van de WW-periode. Het verder intensiveren van de samenwerking met PAUW Bedrijven (preferente leverancier) en UW Bedrijven voor de mensen uit klantgroep 3, zowel op het niveau van de Lekstroom als binnen de arbeidsmarktregio Midden-Utrecht. Het zo snel mogelijk, maar in ieder geval binnen de wettelijke termijnen afhandelen van de aanvragen voor bijzondere bijstand en minimaregelingen, mede in het licht van de verwachte oplopende aantallen. Het verder ontwikkelen van de effectiviteit en efficiency van de dienstverlening op het terrein van de bijzondere bijstand en minimaregelingen.
21
MEERJARENBELEIDSPLAN 2014 – 2018 versie 2.0
Het tijdig en correct blijven afhandelen van de aanvragen levensonderhoud; binnen de wettelijke termijnen.
2.6 | Lokale ontwikkelingen De vijf Lekstroom gemeenten staan aan de vooravond van een nieuwe inrichting van het (lokale) sociale domein. In 2013 is hierop voorzichtig ingezet vanuit alle gemeenten; in 2014 is hier door iedere gemeente stevig op doorgepakt. De transities AWBZ, Jeugdzorg en de Participatiewet vragen om een nieuwe manier van (samen)werken en denken. De drie transities samen maken de gemeenten verantwoordelijk voor het organiseren van een gezamenlijke (integrale) aanpak voor hen (kwetsbare) burgers. WIL is daarbij een van de partners in het sociale domein. Alle gemeenten hebben zich in 2014 op hun eigen wijze voorbereidt op wat er komen gaat en zien 2015 als een jaar waarin de nieuwe infrastructuur van onder meer sociale loketten en wijkteams stevig doorontwikkeld zal moeten worden. Voor WIL betekent dit schaken op vijf borden tegelijk. Schaakborden waarvan het tempo in de tijd wisselt en waarbij improviseren, zoeken en verkennen belangrijke begrippen zijn. WIL heeft in iedere gemeente een structurele plek aan tafel. In 2016 moet de herijking van het sociale domein op hoofdlijnen zijn afgerond. De herstructurering van het sociale domein vraagt ook van WIL een specifieke manier van werken. Onder meer in het versterken van de eigen kracht van burgers, bij preventie en in het samenspel van organisaties bij Multi-problematieksituaties. Dit schaken en meedenken kost tijd en is lastig. Willen we meegaan in de snelheid en beweging die iedere gemeente nu organiseert, dan zullen we in 2015 hierop dus extra moeten inzetten; dat gaan we doen middels de inzet van wat wij “WIL generalisten” noemen (medewerkers die over alle WIL domeinen heen kunnen schakelen; vanuit de optiek van de sociale teams en sociale loketten bezien zijn en blijven het echter specialisten in een eerste schil). In de kern wordt van WIL een heroriëntatie gevraagd op haar positie in het sociale domein. WIL is bij de start namelijk bovenal neergezet als ‘tweedelijns organisatie’. Binnen de strategische herstructurering van het sociale domein in de Lekstroom is het echter maar de vraag of dit ook de meest gewenste en effectieve positie van WIL is. Linksom of rechtsom vraagt dit van WIL een actieve rol aan de voorkant van het herstructureringsproces en tijd en menskracht om de beoogde transformatie goed te doordenken op zijn merites. Onderstaande figuur laat sterk beknopt en gevisualiseerd de beweging binnen het sociale domein zien. WIL wordt gevraagd van “boven naar beneden” mee te schakelen.
22
MEERJARENBELEIDSPLAN 2014 – 2018 versie 2.0
Figuur 2.2 |
Het herstructureringsproces binnen het sociale domein in beeld
De samenwerking binnen het sociale domein tussen WIL en iedere gemeente wordt in 2015 geborgd via het afsluiten van een dienstverleningsovereenkomst (DVO Interfaces) met iedere gemeente. De kern van de samenwerking is het realiseren van een integrale, kosteneffectieve en goede dienstverlening aan de burgers in de Lekstroom, waarbij steeds gezocht wordt naar een win-winsituatie. Vanaf 2015 zal dit DVO een integraal onderdeel zijn van het generieke DVO tussen WIL en de afzonderlijke Lekstroom gemeenten. Een win-winsituatie betekent in deze een dubbel resultaat: voor de gemeente(n) een positief maatschappelijk effect en voor WIL een verhoogde participatie van klanten of een beperking van de uitkeringslasten. Als eind 2015 blijkt dat het resultaat voor WIL minder positief uitpakt dan beoogd (er met andere woorden geen significant positief effect is op de KPI’s van WIL), dan spreken we over “meerwerk” en kan de betreffende dienstverlening alleen worden voortgezet op basis van een specifieke additioneel gefinancierde opdracht aan WIL of door herprioritering van de opdracht van WIL door de vijf gemeenten. Gelet op de uitkomst van de verkiezingen voor de gemeenteraad van 19 maart 2014 heeft WIL de komende jaren te maken met (deels) nieuwe “aandeelhouders” en nieuwe beleidskaders. Door de nieuwe collegeakkoorden gaan vrijwel zeker accentverschuivingen ontstaan. Zeker in het licht van de landelijke bezuinigingen die door het Rijk worden afgewenteld op de gemeenten en het feit dat daardoor naast de doeluitkeringen bij de deelnemende gemeenten steeds minder geld beschikbaar is voor voorzieningen in het kader van minimabeleid, bijzondere bijstand en schuldhulpverlening. Al met al zal de dynamiek op het lokale speelveld in de Lekstroom de komende jaren fors zijn en neemt de spanning naar verwachting toe. Waar richt WIL zich op in 2015? De inzet van WIL is met het oog op de lokale ontwikkelingen de komende jaren gericht op:
Het goed en actief aanhaken op de lokale herstructurering van het sociale domein. Dit vraagt uiteraard ook om een proactieve en constructieve insteek van de gemeenten zelf. Het sterker inzetten op het verbeteren van de samenwerking met welzijnsorganisaties, woningbouworganisaties en de gemeenten zelf om - in
23
MEERJARENBELEIDSPLAN 2014 – 2018 versie 2.0
individuele gevallen - sneller en effectiever mensen in nood te kunnen ondersteunen, maar ook het beroep op hulp terug te dringen (preventie). Dat willen we onder andere bereiken door lokaal de contacten met relevante partners verder aan te halen, ad hoc of incidenteel waar nodig, maar ook structureel. Onder regie van de gemeenten. Het in nauwe samenwerking met gemeenten verder ontwikkelen van de beoogde gezamenlijke en effectieve aanpak en integrale werkwijze in het kader van de zogeheten multi-problematiek, de dienstverlening aan klantgroep 4, een integrale diagnose aan de kop van het proces, het verbreden van het SROI gedachtegoed en het bieden van een goede gezamenlijke (lokale) toegang tot alle dienstverlening binnen het sociale domein. WIL zal zich hier opstellen als betrokken en effectieve partner in het sociale domein.
24
MEERJARENBELEIDSPLAN 2014 – 2018 versie 2.0
2.7 | Handen uit de mouwen Direct vanaf de start in 2013 waren de werkzaamheden van WIL met veel druk en dynamiek omgeven. De handen moesten uit de mouwen. Ook de komende jaren zal WIL alles op alles moeten zetten om onze klanten goed van dienst te zijn en de resultaten te behalen die aan de afspraken met en verwachtingen van de vijf gemeenten voldoen. Onze medewerkers moeten het daarbij doen. Dat betekent vanuit werkgeversperspectief dat wij stevig moeten blijven investeren in al onze medewerkers die actief zijn in het primaire proces. Een effectieve en efficiënte ondersteuning van de uitvoering door een goed functionerend bedrijfsbureau hoort daarbij. Ook daar moeten we fors op blijven inzetten. De overhead is laag, maar daardoor ook kwetsbaar zoals het afgelopen jaar gebleken is en nu nog steeds blijkt. In 2013 is gebleken dat onze startformatie (aantallen) en bezetting (kwaliteit) niet op alle punten toereikend was om de werkzaamheden die nodig waren goed te kunnen verrichten. De aanvankelijke doelstelling was om de taken uit te voeren met de middelen en mensen waarmee is gestart. Dat de consequentie daarvan kon zijn dat wachtlijsten oplopen en mogelijk minder mensen dan noodzakelijk ondersteuning van ons kunnen krijgen in hun weg (terug) richting economische participatie, werd in 2013 al aangegeven. Zeker wat betreft de formatie hebben we de grenzen van de mogelijkheden opgezocht. Door het dagelijks bestuur van WIL is daarom eind 2013 ingestemd met een beperkte uitbreiding van de formatie op een aantal kritische functies, gerelateerd aan de basisdienstverlening van WIL. Deze formatie uitbreiding betrof vooral de klantenservice (gericht op een betere bereikbaarheid), juridische zaken en bezwaar en beroep (gericht op een snellere afhandeling van klachten en bezwaren) en een aantal uitvoerende functies (gericht op meer acceptabele doorlooptijden en wachttijden). Hierdoor zijn we in 2014 in staat geweest de dienstverlening die nu overeind staat te waarborgen. Waar liggen onze prioriteiten in 2015? In lijn met de zienswijzen van de cliëntenraad en vijf Lekstroom gemeenten is onze prioritaire inzet de komende jaren op hoofdlijnen dezelfde als die in de afgelopen periode. We willen stevig blijven inzetten op een effectieve werkgeversbenadering, een goede Poort & Schouw, het borgen van een optimale en gevarieerde toegang tot onze dienstverlening, inkomensondersteuning voor die mensen die ondersteuning nodig hebben en het bieden van dienstverlening op maat met rendement. Verder willen we blijven op het verder op orde brengen van de basis. Vanaf de start van WIL hebben we hard gewerkt aan het leggen van een stevig en duurzaam fundament onder onze dienstverlening; we zijn er echter nog niet. Onze inschatting is dat we hiervoor nog tot eind 2015 nodig hebben. Binnen alle programma’s en afdelingen wordt hieraan via intern georiënteerde ontwikkelagenda’s gewerkt. Ook qua prestaties hebben we nog een slag te slaan, mede gelet op onze ambities. De organisatie is nu nog onvoldoende stabiel en kent zoals gezegd een relatief hoog verzuim (circa 6% eind 2014). De werkdruk wordt als hoog ervaren. Nog niet alle processen, structuren en onze verbeteringscultuur zijn voldoende
25
MEERJARENBELEIDSPLAN 2014 – 2018 versie 2.0
lean en volwassen. Positief bezien betekent dit dat WIL nog veel potentie heeft om qua prestaties nog flink te kunnen groeien en verbeteren! Tegelijk is het essentieel dat we een goede balans weten te houden tussen de belasting en belastbaarheid van onze medewerkers en de organisatie als geheel in 2015. Een gematigd groeipad is in deze dan ook realistisch. Een gematigd groeipad betekent echter tegelijkertijd dat onze prestaties ook langzaamaan beter zullen worden; en waarschijnlijk pas eind 2016 op niveau. Vanuit het perspectief van onze klanten, bestuurlijk opzicht en financieel opzicht is dit echter niet gewenst, zeker als het gaat om prestaties als de doorlooptijden van de aanvragen levensonderhoud en bijzondere bijstand en de wachttijden voor schuldhulpverlening. Het is hierom dat in de Programmabegroting WIL 2014-2018 extra middelen zijn gevraagd en gekregen om onze prestaties versneld op niveau krijgen én per eind 2015 het fundament onder WIL echt op orde te hebben, maar ook extra te kunnen inzetten op het doorontwikkelen van de Interfaces en de implementatie van de Participatiewet. Bijlage 1 schetst zowel de Interne Investeringsagenda WIL 20142015 als de Externe Investeringsagenda WIL 2014-2015 meer in detail.
26
MEERJARENBELEIDSPLAN 2014 – 2018 versie 2.0
3 | HET MEERJARENBELEID VAN WIL PER PROGRAMMA 3.1 | Inleiding In het vorige hoofdstuk hebben wij de omstandigheden en ontwikkelingen geschetst die ons werk de komende jaren gaan bepalen. Onze inzet daarop vindt binnen een viertal programma’s plaats: 1. Het programma Werk, waaronder Poort & Schouw, Werkgeversbenadering en Participatie vallen. 2. Het programma Inkomensondersteuning gericht op inkomensondersteuning via bijzondere bijstand, minimabeleid en schuldhulpverlening. 3. Het programma Inkomen, met als kerntaken het verstrekken van uitkeringen, terugvordering en verhaal, handhaving en dergelijke. 4. Het programma Interfaces, waarbinnen we zoals gezegd op tal van plaatsen de verbindingen tussen WIL en de vijf gemeenten en hun stakeholders op strategisch, tactisch en uitvoerend niveau goed willen neer zetten. De eerste drie programma’s hebben een meer inhoudelijk karakter, het vierde is meer procesmatig. Ten aanzien van de eerste drie programma’s zijn in de Dienstverleningsovereenkomsten (DVO’s) met alle gemeenten meerdere Kern Prestatie Indicatoren (KPI) vastgelegd; ten aanzien van het programma Interfaces is dat nog niet gebeurd. In 2015 zullen wij ook op dit laatste programma in overleg relevante KPI’s formuleren. In 2014 is gebleken dat sommige KPI’s aanscherping behoefden. Ook werd duidelijk dat niet alle KPI’s met een hoge frequentie meetbaar zijn. De oorspronkelijke KPI’s kwamen in belangrijke mate voort uit de monitor die Divosa en InterWerk gebruikten voor de verkiezing van de beste sociale dienst van Nederland. De gebruikte beschrijvingen beoogden een heldere en smarte operationalisering. In 2013 is besloten die verkiezing niet meer plaats te laten vinden; voordat we ons konden meten dus. De 17 KPI’s zijn tot op heden vooral als richtinggevend bedoeld. Pas na scherpstelling, normstelling en nulmeting kunnen ze ook meer in beoordelende en vergelijkende sfeer worden gebruikt. Hieraan is in 2014 gewerkt; vanaf medio 2015 is dit meer en meer mogelijk. WIL heeft eind 2013 besloten aan de (Divosa) Benchmark Werk en Inkomen deel te nemen. De benchmark is vooral bedoeld als vergelijkings- en leerinstrument. Het aantal deelnemers aan de benchmark is in 2014 fors gestegen. De benchmark dekt hierdoor momenteel het merendeel van de Nederlandse bijstandspopulatie. De eerste resultaten van de benchmark zijn in mei/juni 2014 beschikbaar gekomen. Sinds de zomer van 2014 worden de benchmarkgegevens ter vergelijking in onze kwartaalrapportages opgenomen. Met ingang van 2015 worden de Kern Prestatie Indicatoren die zijn vastgesteld meer in overeenstemming gebracht met de definities die binnen de benchmark worden gehanteerd. De uitwerking daarvan is in dit hoofdstuk opgenomen, bij de beschrijving van de programma’s. Waar vergelijkbare cijfers beschikbaar komen uit de Divosa benchmark, worden de prestaties van WIL naast die van twee referentiegroepen uit de benchmark gelegd. De benchmark is een hulpmiddel om de eigen prestaties in kaart te brengen en te vergelijken met de prestaties van andere deelnemende gemeenten of organisaties.
27
MEERJARENBELEIDSPLAN 2014 – 2018 versie 2.0
Zo biedt de benchmark aanknopingspunten voor verbeteringen in de eigen organisatie. In onderstaande paragrafen gaan we op de afzonderlijke programma’s nader in. 3.2 | Programma Werk We willen dat zoveel mogelijk inwoners van de Lekstroom gemeenten actief mee doen aan de samenleving en economisch zelfredzaam zijn, bij voorkeur door deelname aan de reguliere arbeidsmarkt. Mensen die niet economisch zelfredzaam zijn bieden we een financieel vangnet in de vorm van een uitkering. We verwachten dat mensen actief meewerken aan een traject naar werk of een werk/leer aanbod aanvaarden. Het verlenen van een uitkering zien we als een tijdelijke situatie. Mensen zijn in eerste instantie zelf verantwoordelijk voor het vinden van werk. We willen bereiken dat klanten hun eigen mogelijkheden en die van hun omgeving gebruiken om mee te doen en zelfredzaam te worden of te blijven. Onze dienstverlening is hierop aanvullend. Uitstroom naar werk staat voorop, ook als dat tijdelijk of gedeeltelijk is. Begeleiding, scholing en zorg zijn trajecten die naast het hebben van werk of de toeleiding naar werk kunnen plaatsvinden. We willen bevorderen dat mensen die dat kunnen, zoveel mogelijk zelfstandig in hun bestaan voorzien, deelnemen aan de samenleving en borgen dat de voorzieningen van WIL betaalbaar, toegankelijk en van zo goed mogelijke kwaliteit blijven voor mensen die deze echt nodig hebben. Daarom zijn we kritisch aan de poort over wie rechtmatig toegang heeft tot de voorzieningen van WIL en over de mate waarin we binnen WIL voorzieningen inzetten. Onderzoek bevestigt ons hierin: een goede Poort is het meest effectieve instrument is om economische 5 participatie te realiseren. We werken nauw samen met regionale werkgevers. Zij zijn onze primaire klant. Wij denken mee in het oplossen van hun problemen, ontzorgen, ondersteunen en faciliteren ze in het vinden van personeel. Binnen het programma Werk willen wij bereiken dat zoveel mogelijk klanten naar vermogen gaan participeren in de samenleving. WIL ondersteunt ze bij hun reintegratie, houdt oog voor de betaalbaarheid van voorzieningen en bevordert, door een goede diagnose, dat de inzet van middelen doelmatig en rechtmatig is. We zetten prioritair in op jongeren en klanten die gemotiveerd zijn. 3.2.1 Werkgeversbenadering De werkgeversbenadering van WIL heeft voor de komende jaren een tweeledige focus. Die ligt aan de ene kant op de interne doorontwikkeling van het Werkgeversservicepunt (WGSP) en aan de andere kant op de harmonisering van
5
Dit blijkt uit experimenteel onderzoek van de Amsterdamse economen Bolhaar, Ketel en Van der Klaauw in samenwerking met de Dienst Werk en Inkomen van de gemeente Amsterdam. Zij vinden dat het opleggen van een zoekperiode aan mensen die zich melden voor een bijstandsuitkering in Amsterdam leidt tot substantieel minder instroom in de bijstand. Gemiddeld is er voor deze individuen geen effect op totaal inkomen, omdat het verloren bedrag aan bijstandsuitkering wordt opgevangen door meer verdiensten uit werk.
28
MEERJARENBELEIDSPLAN 2014 – 2018 versie 2.0
de werkgeversbenadering in de arbeidsmarktregio Midden-Utrecht in relatie tot de ontwikkelingen binnen de Utrechtse Werktafel. Om meer plaatsingen te kunnen realiseren en effectiever te kunnen zijn, is het nodig dat verdere verbeteringen worden gerealiseerd op het gebied van dienstverlening door het WGSP. Ook de organisatie en bedrijfsvoering van het WGSP moeten op een aantal punten op een hoger niveau worden gebracht. Die ambitie leidt tot de volgende prioriteiten voor de komende jaren. Etalage Kandidaten zijn goed in beeld bij werkgevers, zodat het WGSP als betrouwbare partner en leverancier de arbeidsmarkt kan benaderen. Denk hierbij aan doorontwikkeling van de website, video-cv’s TV9, efficiënte vacatureverspreiding en dergelijke. Over de digitale aanpak zijn nog gesprekken gaande. Toegankelijke mogelijkheden op dat vlak worden toegejuicht en nauwlettend door WIL gevolgd. Participatieteams Het verder ontwikkelen van de participatieteams per gemeente; dit zijn lokale teams waarin de accountmanagers van WIL, samen met de bedrijfscontactfunctionarissen van de gemeente, medewerkers van EZ, inkopers en andere betrokken die met werkgevers en ondernemers in de gemeenten te maken hebben participeren. Door een nog effectiever samenspel tussen deze spelers moeten we in staat zijn meer vacatures te genereren en hogere uitstroom te realiseren. Veel meer nog gaat het bij die teams om het stimuleren van de economische bedrijvigheid en het faciliteren van lokale werkgevers, zodat de werkgelegenheid toeneemt, ook voor mensen met een beperking. De pluriform samengestelde teams hebben een brede kijk op de lokale situatie en zijn daardoor tot meer in staat dan WIL zelfstandig kan bereiken. We willen de ingang die gemeenten hebben bij lokale werkgevers benutten om onze doelen te realiseren. Dit lokale accent doet niets af aan de regionale insteek. Het gaat eerder om het samenbrengen van beide dimensies en kracht halen uit bestaande relaties. SROI In samenwerking met de gemeenten en haar inkoopafdelingen moet SROI nog meer onder de aandacht komen. Het aantal aanbestedingen waarin SROIverplichting is opgenomen moet toenemen, met als doel dat meer plaatsingen via SROI worden gerealiseerd, zonder dat er sprake is van verdringing uiteraard. Sluitende aanpak Het WGSP wil zich ontwikkelen op het gebied van leren en werken, in samenwerking met ketenpartners. Zo denken we aan het laten volgen van een opleiding en opdoen van werkervaring door groepen klanten bij een bepaald bedrijf. WIL kan daarvoor (een combinatie van) middelen inzetten, als opleidingsbudgetten en werken met behoud van uitkering. Daarna gaan die klanten aan de slag bij dat bedrijf, of een ander bedrijf waarmee vooraf afspraken zijn gemaakt met betrekking tot een arbeidsovereenkomst na de opleiding bij het eerste bedrijf. Bijkomend effect is dat er daarmee een verschuiving kan worden ingezet van individuele werkervaringsplekken zonder baanintentie naar reguliere banen en werkervaringsplekken met baanintentie.
29
MEERJARENBELEIDSPLAN 2014 – 2018 versie 2.0
De rode draad binnen de werkgeversbenadering in de arbeidsmarktregio is het realiseren van een effectieve, zakelijke en duurzame relatie met werkgevers. Vanuit die relatie willen we op basis van een interessante zakelijke propositie een rol spelen als leverancier van personeel, naast het bieden van oplossingen voor personeelsproblemen (instroom, uitstroom, doorstroom) en het verzilveren van de kansen in het kader van SROI. Essentieel zijn de samenwerking en krachtenbundeling met uitzendbureaus, het UWV, PAUW bedrijven, UW bedrijven en gemeenten (bestuurders, inkopers, HR-afdelingen, bedrijfscontactfunctionarissen). Niet alleen binnen de Lekstroom, maar ook binnen de gehele arbeidsmarktregio Midden-Utrecht. Het WGSP is het centrale aanspreekpunt voor werkgevers en (strategische) netwerkpartners in de Lekstroom voor:
Tijdelijk, vast en flexibel personeel. Informatie en advies over de arbeidsmarkt, economie, sociale zekerheid, Participatiewet 2015 en HRM-vraagstukken. Het invullen en verzilveren van ambities en afspraken in het kader van social return in investment (SROI) en Maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO).
Het WGSP handelt vraaggericht, zakelijk en creatief. Het WGSP is op zoek naar persoonlijke (op maat) oplossingen, gemotiveerd vanuit het eigen aanbod. Het WGSP zelf is onderdeel van een breed netwerk van Werkgeversservicepunten in Nederland, waardoor zo nodig snel interregionale verbindingen gelegd kunnen worden. Voor de Lekstroom gaat het vooral om de samenwerking binnen de arbeidsmarktregio Midden-Utrecht.
Figuur 3.1 | Essentie werkgeversdienstverlening WGSP in beeld
30
MEERJARENBELEIDSPLAN 2014 – 2018 versie 2.0
In het licht van de Participatiewet is het noodzakelijk de samenwerking tussen gemeenten en sociale partners in de arbeidsmarktregio Midden-Utrecht te versterken. Alle 35 arbeidsmarktregio’s krijgen namelijk een belangrijke rol om mensen met een arbeidsbeperking aan het werk te helpen op de 125.000 extra banen uit de werkgelegenheidsafspraak die de sociale partners met het kabinet hebben gemaakt en het organiseren van beschut werk. In elke arbeidsmarktregio wordt daartoe een Werkbedrijf ingericht; zoals gezegd heet dat van ons de Utrechtse Werktafel. Onderstaande plaatje geeft in een notendop weer, dat het Rijk ons “slechts” verplicht op een deel van het totale vraagstuk van de arbeidsmarkt en sociale zekerheid met elkaar bindende afspraken te maken; namelijk alleen “op rechts”.
In onze arbeidsmarktregio is de afgelopen maanden ondertussen zowel ambtelijk als bestuurlijk intensief met elkaar gesproken en gewerkt aan de realisatie van de Utrechtse Werktafel en het verkennen en uitwerken van de noodzakelijke afspraken over de garantiebanen (het rechtse deel van bovenstaand plaatje). Eind 2014 wordt de laatste hand gelegd aan de noodzakelijke concept afspraken over de beoogde:
Dienstverlening aan werkgevers in het kader van de garantiebanen: regulier via de WGSP’s met als extra kanaal een specifiek hierop aangepaste versie van het matchingsinstrument en –platform Onbeperkt Aan De Slag (OADS); o.b.v. een goed afgestemd en specifiek marktbewerkingsplan. Dienstverlening aan potentiele kandidaten voor deze garantiebanen: regulier via de sociale diensten/WIL v.w.b. de screening en diagnose (o.b.v. een regionaal uniforme beslisboom), met aansluitend
31
MEERJARENBELEIDSPLAN 2014 – 2018 versie 2.0
groepsgewijze training, begeleiding en matching (eerste arbeidsmarktregiobreed als pilot, daarna verankerd in de lijn). Harmonisatie van instrumenten: het Rijk schrijft hier uiteindelijk zo ongeveer alles voor qua hoogte, duur en doelgroep van de in te zetten instrumenten. Loonwaardemethodiek: in 2015 via Competensys (met inzet van eigen medewerkers, waaronder die van PAUW en UW), vanaf 2016 via een methodiek die ingekocht wordt via een Europese aanbesteding en arbeidsmarktregiobreed gebruikt gaat worden.
De Utrechtse Werktafel is geen juridische entiteit en kan dus geen besluiten nemen; zoals gezegd vinden deze lokaal plaats of binnen het bestuur van WIL. Het is hierom dat gesproken wordt over concept afspraken. Onderstaande plaatje visualiseert deze insteek. Raad en B&W
SV PAUW
Raad en B&W
Raden en B&W’s
Utrecht
FermWerk
UW
UTRECHTSE WERKTAFEL
Raden en B&W’s
KRH
Raden en B&W’s
WIL Biga
RVB
UWV
PAUW
Coördinatie, afstemming en sturing GEEN besluitvorming!!
Individuele werkgevers, werkgeversorganisaties (VNO-NCW en MKB) en vakbeweging
Figuur 3.2| De Utrechtse Werktafel besluit niet!
32
MEERJARENBELEIDSPLAN 2014 – 2018 versie 2.0
De focus blijft de komende jaren ook liggen op de samenwerking met de andere werkgeversservicepunten in de regio Midden-Utrecht. Dat geldt niet minder voor de intensieve samenwerking met SW-bedrijven, uitzendbureaus en het UWV. De prioriteit ligt bij: Het uitvoeren van een breed gedragen en binnen de Utrechtse Werktafel afgestemd regionaal marktbewerkingsplan om de cohesie en de samenwerking tussen de werkgeversservicepunten verder te versterken. Het samen optrekken en bewerkstelligen van 1 bedrijf, 1 contact, 1 afspraak. Het acquireren op en verzilveren van de banenafspraken, waarbij WIL voor zichzelf een rol ziet in de ondersteuning van werkgevers op dat punt. Wat willen we bereiken in 2015? Met onze werkgeversbenadering willen we in ieder geval de volgende effecten en resultaten bereiken. Programma
WERK (Werkgeversbenadering)
GENERIEK
Beoogd maatschappelijk effect
Kern Prestatie Indicator
Prestatie 2014
Prestatie 2015
Stip op de horizon6
Resultaat 2014 + 10%
P.M.
Economische participatie van klanten waar mogelijk
Het aantal plaatsingen van klanten bij werkgevers op regulier werk, werkervaringsplaats, participatieplaats, tegenprestatie en beschut werk.
Resultaat 2013 + 10%
Goede dienstverlening door WIL
Tevredenheid van werkgevers over WIL7
Geen meting
7,1
7,5
Figuur 3.3| Kernprestatie Indicatoren deelprogramma Werkgeversbenadering
Wat gaan we ervoor doen? Onze ambitie willen we op hoofdlijnen langs vijf lijnen bereiken:
Aansluiten op de arbeidsmarktbewegingen. Vergroten van ons marktbereik. Effectueren van SROI en MVO ambities in de regio. Intensiveren en professionaliseren van de samenwerking met stakeholders als UWV, PAUW Bedrijven, uitzendorganisaties en brancheorganisaties. Versneld uitvoeren van onze interne ontwikkelagenda.
Aansluiten op de arbeidsmarktbewegingen Met de huidige economische omstandigheden kiezen werkgevers vaker voor een flexibele inzet van personeel. Er ontstaan gaten in de zogenaamde kwalitatieve aansluiting tussen vraag en aanbod. Marktsegmenten veranderen en de vraag naar divers personeel met specifieke opleidingen en competenties neemt toe. Dit vraagt van ons een zakelijke houding waarbij we onze werkgeversdienstverlening richten op bijvoorbeeld jobcarving, het creëren van tijdelijke banen, 6
De stip op de horizon is zoals gezegd onze lange termijn ambitie: hier staat onze concrete ambitie gedefinieerd om tot de top van de sociale diensten in Nederland te behoren. 7 Te meten via een onafhankelijk onderzoek in de komende jaren.
33
MEERJARENBELEIDSPLAN 2014 – 2018 versie 2.0
afspraken maken met nieuw te vestigen bedrijven, inspelen op de vraag naar tijdelijk personeel of het ontwikkelen van een nieuw arbeidsmarkt- en business model voor de onderkant van de arbeidsmarkt. We richten daarbij zoveel mogelijk op het versterken van de eigen verantwoordelijkheid van werkgevers en klanten en optimale ondersteuning van werkgevers. We zetten stevig in op vraaggericht werken. Onze klantgroep heeft haar beperkingen qua plaatsing. Tegelijk moeten we ook leveren; liefst snel en goed. Daarvoor is een goed beeld van ons klantenbestand noodzakelijk. Goed leveren betekent dat we voor een matching/plaatsingsgesprek kandidaten eerst moeten zien voordat we ze voorstellen bij een werkgever. Pas na dat gesprek stellen we kandidaten voor bij een werkgever. Hoe beter wij ons jobready klantenbestand kennen, hoe beter en actiever we op zoek kunnen gaan. Hierop investeren we in 2015 verder. Vergroten van ons marktbereik Onze insteek is hier vierledig:
Uitbreiden van het bestaande netwerk via lijn ‘warme’ contacten (doorverwijzing, e.d.). Opbouwen en uitbreiden van een netwerk via de lijn van MVO contacten: invulling geven aan en verzilveren van afspraken in het kader van Social Return on Investment. Marktgerichte acquisitie om het netwerk van werkgevers/arbeidsorganisaties te vergroten. Structureel inbedden van 2 uitzendorganisaties binnen het WGSP en als actieve partner op de beursvloer.
Effectueren van SROI en MVO ambities in de regio Steeds meer werkgevers willen maatschappelijk verantwoord ondernemen, maar worstelen met de vraag hoe ze dit goed moeten aanpakken. Het WGSP Lekstroom gaat werkgevers helpen met de invulling hiervan via informatie en advies, maar ook met zakelijke en op maat gesneden arrangementen. Gemeenten waren in 2013 en 2014 veelal nog op zoek naar wegen om het thema SROI goed in te vullen. WIL heeft de gemeenten daarbij bijgestaan en afspraken gemaakt over het opnemen van SROI in de aanbestedingen. Een goede relatie met de afdelingen Inkoop is hiervoor essentieel. De werkgeverscontacten die daaruit voortvloeien, moeten leiden tot nieuwe warme relaties. In 2015 gaan we hiermee verder. Intensiveren en professionaliseren van de samenwerking met stakeholders als UWV, PAUW Bedrijven, uitzendorganisaties en brancheorganisaties Op tal van punten heeft WIL andere partijen nodig. Daarom schakelt het WGSP met andere stakeholders, zoals uitzendorganisaties bij het vervullen van vacatures en de afdelingen Economische Zaken bij het creëren van de juiste bedrijfseconomische en ruimtelijke voorwaarden. Met het onderwijs willen we in 2015 ook meer de verbinding leggen dan voorheen. De rol van het UWV wordt met de komst van de nieuwe wetgeving verder verzwaard. Aanvankelijk zou de Wajong-populatie naar de gemeenten overgaan. Met de recente beleidskeuzen is daar van afgezien. Het UWV blijft daarmee een prominente speler, die bovendien een aantal beoordelingstaken heeft. Omdat het UWV ook in de vijver vist waar wij werk voor onze klanten zoeken, is een goede constructieve maar ook zakelijke relatie met het UWV voor WIL van groot belang.
34
MEERJARENBELEIDSPLAN 2014 – 2018 versie 2.0
Binnen de arbeidsmarktregio Midden-Utrecht gaan we deze relatie de komende jaren verder uitbreiden. 3.2.2 Poort & Schouw Het doel van de Poort & Schouw is in de eerste plaats om de dienstverlening van WIL te kunnen richten op de burgers die een uitkering of (inkomens)ondersteuning echt nodig hebben. Het tweede doel is het verminderen en voorkomen van uitkeringsafhankelijkheid. Een derde doel is door een goede intensieve diagnose vast te stellen welke ondersteuning de klant nodig heeft. Wat willen we bereiken in 2015? Met het deelprogramma Poort & Schouw willen we in ieder geval de volgende effecten en resultaten bereiken. Programma
Beoogd maatschappelijk effect
WERK (Poortwachter & schouw)
Voorkomen van onnodig beroep op een uitkering of dure voorzieningen
Kern Prestatie Indicator
Instroompercentage cumulatief over afgelopen 12 maanden
Economische participatie op eigen kracht Voorkomen van onnodig beroep op een uitkering of dure voorzieningen
Prestatie 2014
Prestatie 2015
Stip op de horizon
Percentage minimaal gelijk aan de benchmark
Percentage gelijk of lager dan de benchmark
Percentage doorlopend lager dan de benchmark
(in 2014: 50,6%)8 Instroompercentage jongeren (<27 jaar)
Afnemend percentage ten opzichte van het voorgaande jaar
Afnemend percentage ten opzichte van het voorgaande jaar
Afnemend percentage ten opzichte van het voorgaande jaar
Reductie jeugdwerkloosheid
Aantal jongeren (<27 jaar) dat afhankelijk is van een uitkering via WIL, t.o.v. het totaal aantal uitkeringen
10% van het totaal
9% van het totaal
Verder afnemend aandeel
Voorkomen van terugval in uitkeringssituatie
Instroomrecidivepercentage
Percentage gelijk of beter dan de benchmark
Percentage gelijk of beter dan de benchmark
Percentage gelijk of beter dan de benchmark
7,1
7,3
Economische participatie jongeren op eigen kracht
(in 2014: 10,9%) GENERIEK
Goede dienstverlening door WIL
Tevredenheid van klanten over WIL9
Nulmeting: 6,8
Figuur 3.4 | Kernprestatie Indicatoren deelprogramma Poort & Schouw
Wat gaan we ervoor doen? Wij organiseren workshops over rechtmatigheid en doelmatigheid en het gebruiken en versterken van de eigen kracht. We gaan in op kansen, mogelijkheden en
8
Het percentage dat hier genoemd wordt is het benchmarkpercentage op dit punt uit de rapportage van oktober 2014. Dit geldt vanaf nu voor alle genoemde percentages, tenzij gegevens niet voor handen zijn. 9 Te meten via een onafhankelijk klanttevredenheidsonderzoek (KTO).
35
MEERJARENBELEIDSPLAN 2014 – 2018 versie 2.0
belemmeringen en benadrukken dat de ondersteuning voor beide partijen - WIL en klant - effectief en efficiënt moet zijn. Het moet daarbij uiteraard helder zijn om welke ondersteuning het gaat en wie daarvoor aan zet is. Klanten worden vanaf het begin als serieuze gesprekspartner bejegend; dat is in ieder geval onze inzet. Dat vergroot de bereidheid van de klant om afspraken na te komen en samen succesvol te zijn. Tegelijk zijn we alert op fraude. Bij overtredingen confronteren we de klant met onze bevindingen en zijn we streng. We gebruiken gegevens waarover we al beschikken en vragen uitsluitend wat we nog niet weten. Als we geen risico’s zien controleren we uitsluitend via administratieve systemen (Suwinet). Als een klant de gemaakte afspraken niet nakomt wordt de uitkeringsaanvraag niet verder in behandeling genomen of wordt een maatregel opgelegd. Voor de klanten die het vertrouwen niet beschamen en echt (inkomens)ondersteuning nodig hebben, zijn we er. De aanpak en het aanbod van WIL zijn mede afhankelijk van de eigen kracht, motivatie, persoonlijke omstandigheden en de (arbeids)capaciteit van de betrokkene. Het recht op een uitkering of ondersteuning speelt pas in tweede instantie. Waar nodig ondersteunen we (potentiële) klanten bij het vergroten van hun eigen kracht, hun mogelijkheden en hun verantwoordelijkheden, zowel in preventief (informatie, Wmo e.d.) als in curatief opzicht (empowerment). De klant is in eerste instantie zelf verantwoordelijk voor zijn economische participatie en het organiseren van de dienstverlening en de ondersteuning die hij/zij nodig heeft. De klant moet daarom eerst zelf een oplossing organiseren of gebruik maken van het eigen netwerk om hem of haar bij te staan. Dat houdt in dat WIL klanten faciliteert op basis van niet vrijblijvende afspraken om zichzelf op eigen kracht te redden. Lukt dat niet, dan biedt WIL dienstverlening op maat en worden klanten gekoppeld aan een werkcoach, al naar gelang hun arbeidscapaciteit en mate van jobreadiness. In een periode van een tot vier weken worden klanten via (groeps)gesprekken en workshops geïnformeerd, geadviseerd en ondersteund. Daarin komen onder andere rechten en plichten, sollicitatievaardigheden, curriculum vitae, intake en controle en toekenning van de bijstandsuitkering aan bod. Tijdens die periode vinden ook vervolggesprekken plaats, waarin wordt beoordeeld of de klant zich aan de afspraken heeft gehouden en zich voldoende heeft ingespannen om werk te vinden. De Poort & Schouw wordt afgesloten met een eerste diagnose die onder meer zicht geeft op de mate van jobreadiness en arbeidscapaciteit, eventuele belemmeringen richting arbeidsmarkt, mogelijke multi-problematiek en aanknopingspunten voor oplossingen. Jongeren Onze dienstverlening is in de kern generiek en geldt voor alle klantgroepen. Een uitzondering hierop maken we voor jongeren, mede gelet op afwijkende wet- en regelgeving, maar ook gelet op het feit dat we permanente uitkeringsafhankelijkheid willen voorkomen. Onze ambitie in deze is fors: geen jongeren in de uitkering. Jongeren moeten in onze ogen namelijk altijd iets doen:
Sluitende aanpak naar onderwijs. Dwingend naar arbeid.
36
MEERJARENBELEIDSPLAN 2014 – 2018 versie 2.0
Dwingend naar hulpverlening.
Hierop willen we in 2015 ook stevig investeren, met het volgende plaatje als leidraad.
Figuur 3.5 | Beoogde inrichting Jongerenloket WIL nieuwe stijl
We willen het Jongerenloket nieuwe stijl ontwikkelen vanuit het huidige Jongerenloket, waarbij ook aandacht is voor de nieuwe doelgroep; de jonggehandicapten. De dienstverlening in de Poort richten we daarop in, bijvoorbeeld met workshops die specifiek gericht zijn op jongeren. Het jongerenloket hebben we een plek gegeven op de beursvloer. Het huidige Jongerenloket wordt gefinancierd vanuit extra additionele middelen. In lijn met de zienswijzen van de Lekstroom gemeenten en de cliëntenraad en vanuit het streven om permanente uitkeringsafhankelijkheid te voorkomen en schadelastbeperking te realiseren, willen we het Jongerenloket structureel borgen binnen de basisdienstverlening van WIL. Vooruitlopend hierop hebben we vanaf begin 2014 de samenwerking met het RMC geïntensiveerd (zij zitten nu ook op de beursvloer van WIL) en worden ook de contacten met het onderwijs, waaronder VSO/Pro-onderwijsinstellingen, verstevigd. Ook voor de ROC's zien wij een belangrijke rol voor de jongeren die de leeftijd van 23 jaar hebben bereikt, maar nog niet beschikken over een startkwalificatie De verplichting tot het aanvaarden van een leer-/werkaanbod geldt e immers tot het 27 jaar. Ook dan is het halen van een startkwalificatie een belangrijk doel. In de loop van 2015, en via en met het RMC gaan we deze lijn verder uitbouwen. Sinds de zomer van 2014 participeren ook twee uitzendbureaus op de beursvloer. Hun opdracht is mede jongeren in de poort zo snel mogelijk naar werk te begeleiden. Met lokale werkgevers willen we verder investeren in een soort pool of carrousel van stages, werkervaringsplaatsen en dergelijke. We willen meer BBLplekken genereren en afspraken maken met werkgevers over leerwerkpakketten. Met de vijf Lekstroom gemeenten en hun welzijnsorganisaties willen we tot een sluitend netwerk/aanbod voor hulpbehoevende jongeren zien te komen.
37
MEERJARENBELEIDSPLAN 2014 – 2018 versie 2.0
Studietoeslag Voor mensen met een arbeidshandicap is het vaak lastig om naast hun studie geld bij te verdienen met een bijbaan. Juist voor hen is het belangrijk dat zij zich volledig kunnen richten op hun studie en zo hun diploma kunnen halen. Zij verbeteren daarmee uiteindelijk hun kansen op de arbeidsmarkt. WIL gaat deze studenten ondersteunen met een individuele studietoeslag, die in het voorjaar 2014 na een D’66-amendement in de Participatiewet is opgenomen. Dat is een periodieke betaling in aanvulling op de studiefinanciering, zo lang de student recht heeft op studiefinanciering. 3.2.3 Werk en Inkomen We willen dat mensen meedoen aan de samenleving en economisch zelfredzaam zijn, bij voorkeur door deelname aan de reguliere arbeidsmarkt. Mensen die niet economisch zelfredzaam zijn, bieden we een financieel vangnet in de vorm van een uitkering. We willen echter ook dat de afhankelijkheid van die uitkering zo kort en beperkt mogelijk is. Daarvoor is het nodig dat we gezamenlijk met de klant efficiënt investeren in de inzetbaarheid, het verdienvermogen en de eigen kracht van de klanten. Belangrijk daarvoor is dat we onze klanten kennen en beschikken over een actueel CV, zodat we ze kunnen voordragen voor en plaatsen op werk- en participatieplekken. Ons uitgangspunt is dat mensen in eerste instantie zelf verantwoordelijk zijn voor het vinden van werk. Klanten moeten hun eigen mogelijkheden en die van hun omgeving gebruiken om mee te doen en zelfredzaam te worden. Onze dienstverlening is hierop aanvullend. Zolang de arbeidsmarkt ruim is en het aanbod van werkzoekenden groot is, kiezen we er voor vooral met die klanten aan de slag te gaan die gemotiveerd zijn. Wat willen we bereiken in 2015? Met onze Werk en Inkomen benadering willen we in ieder geval de volgende effecten en resultaten bereiken. Programma
Beoogd maatschappelijk effect
WERK (Werk & Inkomen)
Kern Prestatie Indicator
Prestatie 2014
Prestatie 2015
Stip op de horizon
Zo kort mogelijke uitkeringsafhankelijkheid
Gemiddelde duur van de uitkeringsafhankelijkheid van klanten
49% < 2 jaar
50% < 2 jaar
29% > 5 jaar
28% > 5 jaar
Minimaal 51% < 2 jaar en max 27% > 5 jaar
Economische participatie van klanten, waar mogelijk in samenhang met zo gering mogelijke uitkerings-afhankelijkheid
Percentage volledige uitstroom uit WWB uitkering naar zelfstandig beroep of bedrijf, regulier werk, of gesubsidieerd werk
20% van de uitstroom
20% van de uitstroom
20% van de uitstroom
Uitstroompercentage cumulatief (afgelopen 12 maanden)
Op of rond het niveau van de benchmark
Op of rond het niveau van de benchmark
Op of rond het niveau van de benchmark
(in 2014: 41,7%)
38
MEERJARENBELEIDSPLAN 2014 – 2018 versie 2.0
Programma
Beoogd maatschappelijk effect
Kern Prestatie Indicator
Prestatie 2014
Realisatie doelstelling banenafspraak (garantiebanen) Nakoming plicht tot arbeidsinschakeling
GENERIEK
Percentage maatregelen (afstemming) dat ligt op het vlak van plicht tot arbeidsinschakeling, als onderdeel van het totaal
Prestatie 2015
Stip op de horizon
50
Op of rond het niveau van de benchmark
Op of rond het niveau van de benchmark
Op of rond het niveau van de benchmark
(in 2014:67%)
Goede dienst- verlening door WIL
Tevredenheid van klanten over WIL
Nulmeting: 6,8
7,1
7,3
Klachten afdeling Werk
Percentage gegronde klachten ten opzichte van het totaal aantal klachten
12%
10%
< 10%
Bezwaren afdeling Werk
Het aantal gegronde bezwaarschriften (inclusief herziene besluiten), gedeeld door het gemiddeld aantal klanten BUIG (x 100).
Op of rond het niveau van de benchmark
Op of rond het niveau van de benchmark
Op of rond het niveau van de benchmark
(in 2014: 1%)10
Figuur 3.6 | Kernprestatie Indicatoren deelprogramma Werk en Inkomen
Wat gaan we ervoor doen? Uitstroom naar werk staat op de eerste plaats, ook al is die tijdelijk of gedeeltelijk. Begeleidings-, scholings- en zorgtrajecten vinden parallel plaats. We gaan uit van de mogelijkheden en niet van de beperkingen van de klant. De arbeidscapaciteit en motivatie van mensen staat centraal en is leidend voor de dienstverlening. We zorgen ervoor dat wij en de klant zicht hebben op de eigen arbeidsmarktpositie, inzetbaarheid en arbeidscapaciteit. We onderscheiden daarbij vier klantgroepen: 1. Klanten die jobready zijn en voldoende arbeidscapaciteit hebben (verdienvermogen ≥ 100% wettelijk minimumloon (WML) ). 2. Klanten die nu nog niet jobready zijn, maar wel structureel voldoende arbeidscapaciteit hebben. 3. Klanten die (meer) permanent een beperkte arbeidscapaciteit hebben (20-80% WML). 4. Klanten met een arbeidscapaciteit kleiner dan 20% WML. Samen met de klant wordt een integraal trajectplan gemaakt, waarbij de focus op eigen verantwoordelijkheid ligt en de regie naar vermogen bij de klant ligt. Groepsaanpak en empowerment zijn belangrijke uitgangspunten, waarmee we de
10
Het percentage dat hier gebruikt wordt is het benchmarkpercentage dat betrekking heeft op het 3 e kwartaal 2014.
39
MEERJARENBELEIDSPLAN 2014 – 2018 versie 2.0
coöperatieve houding van klanten willen vergroten. Die groepsaanpak wordt voor de kandidaten van de garantiebanen (banenafspraken) regionaal binnen de arbeidsmarktregio bepaald. Het aanbod wordt lokaal verzorgd in samenwerking met de arbeidsmarktregio. We zorgen ervoor dat ons aanbod aansluit op de arbeidsmarkt. Onze instrumenten en dienstverlening zijn afgestemd op de verschillende klantgroepen, waarbij de mate van arbeidscapaciteit en jobreadiness leidend zijn. Ten aanzien van de inzet van instrumenten die voor de verzilvering van garantiebanen/banenafspraken nodig zijn, vindt afstemming plaats binnen de Utrechtse Werktafel.
Bij klantgroep 1 ligt het accent op faciliteren bij het zelf zoeken naar werk op basis van niet vrijblijvende afspraken. We richten ons ook op het voor werkgevers beschikbaar en inzichtelijk maken van geschikte kandidaten. De uitvoering geschiedt vooral door onze eigen professionals en op de beursvloer aanwezige uitzendbureaus. Bij klantgroep 2 spannen we ons in om –vraaggericht: vanuit de motivatie van mensen en de mogelijkheden op de arbeidsmarkt- zo snel mogelijk de mate van arbeidscapaciteit te verhogen en relevante belemmeringen die tijdelijk spelen weg te nemen. We maken vooral gebruik van onze eigen professionals, waar nodig echter ook van externe partijen. Daarbij is rendementsdenken een belangrijk onderdeel bij de overweging van de inzet van middelen. De dienstverlening voor klanten in klantgroep 3 richt zich op het verzilveren van de aanwezige arbeidscapaciteit tegen zo laag mogelijke begeleidingskosten. Een lagere arbeidscapaciteit sluit niet uit dat iemand jobready kan zijn. Bij het verstrekken van loonkostensubsidie wordt steeds de afweging gemaakt of de inzet van het instrument uit het BUIG budget voor de kandidaat, de werkgever en voor de gemeente toegevoegde waarde heeft. Bij de dienstverlening aan klantgroep 3 maken we gebruik van gespecialiseerde bedrijven zoals PAUW Bedrijven (preferente leverancier), maar ook andere SW bedrijven. Het aanbod voor klantgroep 4 richt zich op het doorverwijzen naar lokaal zorgen/of activeringsaanbod. WIL doet zelf geen aanbod voor deze groep (dat is aan de gemeenten), behalve het verstrekken van een uitkering als dat nodig is. Uiteraard zien we er op toe dat dit ook terecht is.
WIL blijft verantwoordelijk voor de ondersteuning van klanten die – al dan niet met loonkostensubsidie – aan het werk zijn gegaan. Ook na uitstroom uit de uitkering. WIL vindt het belangrijk dat zowel de werkgever als de werknemer kan rekenen op ondersteuning die nodig is om te komen tot duurzame werkaanvaarding. De nazorg die WIL levert na plaatsing wordt afgestemd op de feitelijke behoefte aan nazorg, zowel vanuit het oogpunt van de werkgever als van de werknemer. 3.2.4 Inzet van re-integratiemiddelen binnen het Participatiebudget De re-integratiemiddelen uit het Participatiebudget zijn in de kern middelen die WIL kan inzetten om de re-integratie van burgers te versnellen en te bevorderen. In de Gemeenschappelijke Regeling WIL ligt vast dat de vijf Lekstroom gemeenten daarvoor de re-integratiemiddelen die zij van het Rijk ontvangen volledig aan WIL overdragen. WIL zet die middelen in voor:
Financiering van re-integratietrajecten. Betaling van personeel (accountmanagers, werkcoaches, e.d.). De bekostiging van instrumenten (assessments, portfolio’s. e.d.).
40
MEERJARENBELEIDSPLAN 2014 – 2018 versie 2.0
Financiering van aanbodversterkende interventies (scholing, training, workshops, e.d.). Financiering van vraaggerichte interventies (loonkostensubsidies, begeleiding op de werkplek, e.d.). Financiering van diagnostische interventies (via gesprekken en tools). Bekostiging van randvoorwaarden als huisvesting, coördinatie, communicatie.
Over het re-integratiebudget waarover WIL in de komende jaren kan beschikken is recentelijk enige duidelijkheid ontstaan. Die duidelijkheid strekt namelijk niet verder dan het jaar 2015. Door de Participatiewet worden re-integratiemiddelen van het UWV en de Wsw aan de reguliere gemeentelijke re-integratiebudgetten toegevoegd, maar moeten ook verplichtingen naar de groep oud Wsw-ers worden gedekt. Re-integratiemiddelen
2013
2014
2015
2016
2017
2018
Bestaand + UWV + Wsw
13.657
13.782
13.396
p.m.
p.m.
p.m.
Nodig voor verplichtingen oud Wsw
11.033
11.288
11.040
p.m.
p.m.
p.m.
Beschikbaar voor re-integratie bijstandsklanten
2.624
2.494
2.356
p.m.
p.m.
p.m.
Figuur 3.7 | Beschikbare re-integratiemiddelen 2013-2018 (bedragen x € 1.000)
Beoogde inzet op re-integratie door WIL Het dienstverleningsconcept van WIL is in de kern op twee pijlers gebouwd:
Het perspectief van iemand op reguliere arbeid (is iemand jobready of niet). De arbeidscapaciteit (of het verdienvermogen) van iemand.
Omdat de beschikbare middelen onder druk staan en het aanbod per klantgroep verschilt, is het van belang een goed beeld hebben van de klantaantallen die wij moeten bedienen. Voor de start van WIL is daar een inschatting van gemaakt. Die is in onderstaande tabel opgenomen, evenals een grove schatting van de situatie per eind 2014.
41
MEERJARENBELEIDSPLAN 2014 – 2018 versie 2.0
Perspectief
Klantgroep
Inschatting voorjaar 2013 bij de start van WIL
Situatie per 253-2014
Schatting per eind 2014
Reguliere arbeid vandaag (arbeidscapaciteit > 100% WML)
1
300 (15%)
436 (20,4%)
450
22,9%
22,4%
Reguliere arbeid, maar niet vandaag (arbeidscapaciteit >80% WML)
2
1.000 (50%)
854 (40,0%)
900
30,9%
30,3%
Arbeid met structurele ondersteuning (arbeidscapaciteit 2080% WML)
3
400 (20%)
352 (16,5%)
400
15,7%11
17,4%11
Maatschappelijke participatie (arbeidscapaciteit < 20% WML)
4
300 (15%)
492 (23,1%)
500
24,4%
23,9%
6,1%
6,0%
Nog in te delen Totaal
2.000
148
150
2.282
2.400
Prognose
Prognose
2015
2016
Figuur 3.8 | Klantgroepen WIL naar perspectief en aantal
Er zijn duidelijk verschillen zichtbaar, waarbij vooral het procentueel grotere aandeel van klantgroep 4 in het oog springt. WIL investeert vooral in de ondersteuning van die gemotiveerde klanten die:
Perspectief hebben op reguliere arbeid (klantgroep 1 en 2). Voor deze klanten investeren we naast individuele coaching en begeleiding ook in vraag- en aanbodgerichte interventies. Een structureel beperkte arbeidscapaciteit hebben (klantgroep 3). Voor deze groep zetten we naast individuele coaching en begeleiding en vraaggerichte interventies ook re-integratietrajecten in. Dat doen we in nauwe samenwerking met onder andere PAUW Bedrijven en UW.
Voor klantgroep 4 is re-integratie niet aan de orde. De verantwoordelijkheid voor de sociale activering en participatie van deze klanten ligt bij de gemeenten. Klantgroep 1 is in de kern zelf goed in staat een plek op de arbeidsmarkt te krijgen, hoe lastig de arbeidsmarkt momenteel ook is. Tegelijk geldt hier dat iedere klant die langer dan strikt noodzakelijk een uitkering ontvangt, beslag legt op de financiële middelen van de gemeente. Om die langdurige afhankelijkheid te voorkomen en het financiële nadeel op te heffen investeert WIL beperkt in klantgroep 1, vooral via korte aanbodgerichte interventies.
11
Aantal in klantgroep 3 neemt in 2015 en 2016 toe vanwege de stop op de instroom UWV en Wsw.
42
MEERJARENBELEIDSPLAN 2014 – 2018 versie 2.0
Inzet WIL op re-integratie vanuit re-integratiebudget Het re-integratiebudget is per definitie een additioneel budget. Het is dus in de kern niet verstandig te veel structurele kosten ten laste van dit budget te brengen. De praktijk leert ons echter tegelijk dat een inzet van de re-integratiemiddelen in personele capaciteit tot op zekere hoogte effectiever is dan een inzet op andere punten. Daarom kiezen we daar ook voor. Die inzet wordt begrensd door de weten regelgeving die op dit vlak niet alles toestaat. Bovendien hebben we ook middelen nodig om voldoende effectief andere interventies te kunnen plegen. Voor de start van WIL is een verdeling gemaakt van de beschikbare middelen over klantgroepen en instrumenten. Die verdeling wordt in het perspectief van de Participatiewet begin 2015 opnieuw tegen het licht gehouden. Het is duidelijk dat de verdeling gaat wijzigen. Bij de vaststelling van de Participatieverordening ligt de beoogde herziening van deze middelen voor. 3.2.5 Nieuwe instrumenten Participatiewet t.b.v. vervullen garantiebanen Voor de realisatie van de garantiebanen staat ons met de komst van de Participatiewet een nieuw, deels ook herijkt aantal instrumenten ter beschikking: Proefplaatsing Een proefplaatsing is feitelijk een vorm van werken met behoud van uitkering. Het doel is een beeld te krijgen van de productiviteit van de werknemer op de werkplek, van de begeleidingsbehoefte en van zijn of haar loonwaarde. In het geval van een klant uit klantgroep 3 is het goed vaststellen van de loonwaarde en de loonkostensubsidie belangrijk. In de arbeidsmarktregio is het uitgangspunt een proefplaatsing van 2 maanden, conform de landelijke afspraak. Uit het oogpunt van harmonisatie conformeren wij ons aan die termijn. Binnen WIL wordt nu al het vergelijkbare instrument Werkervaringsplaats gebruikt. Om zicht te houden op wie er precies binnen de doelgroep van de banenafspraak vallen, gaat het UWV een doelgroepenregister bijhouden. Als een gemeente vermoedt dat een inwoner onder de doelgroep van de Participatiewet valt, laat zij door het UWV een arbeidskundige beoordeling uitvoeren. Aan de hand van medische (en waar relevant sociale en gedrags-) aspecten blijkt of betrokkene zelfstandig het wettelijk minimumloon kan verdienen. Wie dat niet kan, wordt in het doelgroepenregister opgenomen. Als een sollicitant of werknemer in het doelgroepenregister staat, telt hij mee voor de banenafspraak. Nazorg en job-coaching Het UWV zet het instrument job-coaching ter ondersteuning in van mensen met een arbeidsbeperking bij het vinden en of het behouden van betaald werk op de reguliere arbeidsmarkt. Voor WIL en ook voor de andere gemeenten in de arbeidsmarktregio Midden-Utrecht geldt echter dat het vinden van werk belegd is bij andere functionarissen. Een gemeentelijke job-coachvoorziening betreft dus altijd begeleiding na plaatsing. Werkgevers zijn in beginsel zelf verantwoordelijk voor het inwerken en begeleiden van nieuwe medewerkers. In het kader van nazorg geeft WIL (of de regionale organisatie) de werkgever ondersteuning bij de begeleiding. Waar de reguliere nazorg niet volstaat en bijvoorbeeld een duurzame plaatsing in gevaar komt, wordt de begeleiding geïntensiveerd. Dan is inzet van een job-coach noodzakelijk. De ervaring van het UWV leert dat daar bij circa 25% van de plaatsingen sprake van
43
MEERJARENBELEIDSPLAN 2014 – 2018 versie 2.0
is. In de arbeidsmarktregio wordt nu een jobcoachvoorziening uitgewerkt die uitgaat van inzet van een job-coach gedurende 2 jaar, voor een bepaald aantal uren op jaarbasis en een vastgesteld uurtarief. Wij zetten dit instrument in voor de kandidaten op een garantiebaan, waarbij de ondersteuning nodig is om een structurele match te bereiken. De inzet van dit instrument wordt niet gelimiteerd. Wij spannen ons in voor het aandeel van WIL in het totaal van de arbeidsmarktregio. Na het eerste jaar gebruiken wij de ervaringen om onze ambitie bij te stellen. No-risk polis WIL heeft het instrument no-risk polis al opgenomen in de huidige Participatieverordening; Achmea biedt deze polis aan vanuit een collectief contract met de VNG. In het licht van de Participatiewet heeft Achmea laten weten dat de bestaande polissen kunnen worden omgezet naar een nieuwe ‘Participatiepolis’. In de arbeidsmarktregio is afgesproken in 2015 hiervan gebruik te maken. De noriskpolis die we gaan gebruiken heeft een looptijd van 2 jaar. De kosten bedragen € 2.500 per jaar. Notabene: de no-riskpolis wordt door het UWV bij 20% van de Wajongeren ingezet. Door de no-risk polis zijn werkgevers meer bereid tot plaatsing over te gaan, al moet gezegd worden dat zij liever een goede kandidaat dien dan een no-riskpolis. De no-riskpolis van het UWV is een deels andere polis. Er is in 2014 lange tijd geprobeerd tot harmonisatie te komen; uiteindelijk is dat op korte termijn niet gelukt. In 2015 verschilt het instrumentarium dat UWV en gemeenten kunnen inzetten om werkgevers te ondersteunen dan ook op dit punt nog van elkaar. De VNG en sociale partners hebben de staatsecretaris daarom eind 2014 nogmaals gevraagd het pakket dat hiervoor beschikbaar is op een aantal punten te harmoniseren. De ministerraad heeft ingestemd met het voorstel om deze harmonisatie in het aanbod voor werkgevers per 1 januari 2016 wettelijk te regelen. Gemeenten en UWV kunnen vooruitlopend daarop en in de geest van de wet in 2015 alvast aan de slag met de harmonisatie. We gaan in 2015 uit van zo’n 15 polissen op jaarbasis. Loonkostensubsidie BUIG Nieuw ten opzichte van nu is dat er binnen de Participatiewet ook loonkostensubsidies mogen worden ingezet vanuit het I-deel (de BUIG middelen m.a.w.). Hierdoor kunnenj naar verwachting meer werkzoekenden bij werkgevers worden geplaatst; de werkgever betaalt alleen de loonkosten voor de prestatie die wordt geleverd; de rest past WIL bij. Het voordeel voor WIL is een besparing op de uitkering. Eind oktober 2014 werd duidelijk dat er door de tegemoetkoming in de werkgeverslasten een kostentoeslag van 23,5% bovenop de loonkostensubsidie komt. Dat is een aanzienlijk percentage. Wat al duidelijk was, is dat het verdienmodel voor de inzet van loonkostensubsidies vooral bij een parttime dienstverband voor alle partijen gunstig uitpakt. Een fulltime dienstverband is immers niet noodzakelijk om uitkeringsonafhankelijkheid te realiseren. Dat moment wordt eerder bereikt, met een navenant lagere loonkostensubsidie. De verwachting is dat dit instrument in 2015 bij 40-50 mensen wordt ingezet.
44
MEERJARENBELEIDSPLAN 2014 – 2018 versie 2.0
Ten behoeve van de nieuwe klantgroep wordt gerekend met een lagere gemiddelde uitkeringslast. Vanuit de achterliggende verdeelsystematiek rekent het Ministerie met een gemiddelde uitkeringslast van € 14.000 per huishouden (macro). Voor de nieuwe doelgroep daalt de gemiddelde uitkeringslast tot € 8.000 vanwege de schadelastbeperking door de inzet van Loonkostensubsidie. Naar verwachting hebben we het in 2015 over circa 50 banen, waarvan de helft nieuwe instroom is. Werkvoorzieningen Werkvoorzieningen zijn voor mensen met een arbeidsbeperking noodzakelijk om te kunnen werken: vervoer, meeneembare voorzieningen voor werkplekaanpassing, inzet van intermediaire voorzieningen (zoals doventolk) en jobcoaching. Het aantal voorzieningen dat het UWV momenteel verstrekt aan werkende Wajongers is relatief van beperkte omvang. Om die reden is in de eerste helft van dit jaar door de Algemene Ledenvergadering van VNG besloten om de inzet van de intermediaire voorziening doventolk werk en de verstrekking van meeneembare voorzieningen voor werkplekaanpassing (niet zijnde de vervoersvoorzieningen) landelijk te regelen. De inzet van de diverse instrumenten is gekoppeld aan een beoogd effect en de inspanning die nodig is om dat effect te bereiken. Vooral het financiële aspect speelt daarbij een rol. Over de omvang en inzet van de instrumenten binnen de bestedingsmogelijkheden van het Participatiebudget wordt nog gesproken. Enkele duidingen zijn hiervoor bij de instrumenten aangegeven. Het totaal overzicht is nog niet beschikbaar. 3.2.6 Tegenprestatie (Meedoen naar vermogen) De Participatiewet kent net als de huidige Wwb een arbeidsplicht en een reintegratieplicht. In beginsel is iedereen die gebruik maakt van de Participatiewet:
verplicht om naar vermogen algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen, deze te aanvaarden en te behouden (arbeidsplicht). verplicht om gebruik te maken van door de gemeente aangeboden ondersteuning bij arbeidsinschakeling (re-integratieplicht).
In de Participatiewet liggen ook de normen vast die door de gemeenten moeten worden gehanteerd als de arbeids- of re-integratieplicht niet worden nageleefd. Voor de tegenprestatie zijn geen normen in de wet opgenomen. Hier bestaat beleidsruimte voor de gemeenten. Gemeenten bepalen binnen de beschikbare beleidsruimte zelf of zij de tegenprestatie opdragen, hoe zij deze uitvoeren en hoe de verplichting wordt gehandhaafd als deze wordt opgedragen. In de huidige Participatieverordening is het instrument tegenprestatie al opgenomen; WIL zet dit instrument tot nog toe zeer beperkt in. In het licht van de participatiewet gaan wij onze inzet licht herijken. De tegenprestatie binnen de Participatiewet Vanuit de basisgedachten dat tegenprestatie geen dwangmiddel is, wederkerigheid al in de Wwb is ingebed en onze primaire taken niet willen veronachtzamen door tot elke prijs iedereen op vrijwilligerswerk te zetten, hanteren wij de volgende uitgangspunten:
45
MEERJARENBELEIDSPLAN 2014 – 2018 versie 2.0
Wij willen bevorderen dat mensen naar vermogen meedoen in de samenleving door te werken, door werk te zoeken, door gebruik te maken van ondersteuning en/of door maatschappelijk nuttige activiteiten te verrichten. We willen voorkomen dat mensen in een isolement geraken. Juist bij mensen die (tijdelijk) niet deelnemen aan het arbeidsproces ligt dat risico op de loer. De afstand tot de arbeidsmarkt is hierbij niet bepalend. Het verrichten van onbeloonde maatschappelijk nuttige activiteiten ondersteunt deze uitgangspunten. Zowel voor mensen met een korte als mensen met een langere afstand tot de arbeidsmarkt. Tegenprestatie definiëren wij als ‘het vanuit een collectief verrichten van onverplicht en onbetaald werk’. Hierbij sluiten wij aan op de gangbare definitie voor vrijwilligerswerk, zoals die ook wordt gehanteerd in de VNG Vrijwilligersverzekering. Daar vallen alle vrijwilligers in de gemeente onder (met uitzondering van vrijwillige brandweer en vrijwillige politie). Wij willen de tegenprestatie niet opleggen, maar wel stimuleren. Klanten worden er op aangesproken en actief verleid tot het doen van een tegenprestatie. De tegenprestatie heeft wel een vrijwillig karakter. Daarmee onderscheidt de tegenprestatie zich van werkervaringsplaatsen en andere vormen van ondersteuning bij arbeidsinschakeling. Daarop is de reintegratieplicht namelijk van toepassing. Mensen bepalen zelf de inhoud van de tegenprestatie en vullen die ook zelf in. Hierdoor wordt optimaal aangesloten op talenten, capaciteiten en (mantel)zorgtaken van de klant. Ook wordt aangesloten op eventuele arbeidsbeperkingen van de klant. WIL bespreekt met de klant het nut van de tegenprestatie (eigen ontwikkeling, leveren van een bijdrage, voorkomen van isolement) en verkent de mogelijkheden met de klant. Ook kan WIL verwijzen naar vindplaatsen voor vrijwilligerswerk zoals verenigingen en steunpunten voor vrijwilligerswerk. Door het vrijwillige karakter van deze insteek is verdringing op de arbeidsmarkt feitelijk uitgesloten. De activiteiten behoren per definitie niet tot de arbeidsmarkt. Illegale activiteiten en betaalde activiteiten vallen niet onder de tegenprestatie. Arbeidsplicht en re-integratieplicht hebben altijd prioriteit boven de tegenprestatie. Eventuele onkostenvergoedingen die de klant ontvangt voor het verrichten van vrijwilligerswerk worden (tot een maximumbedrag) vrijgelaten.
In het kader van de tegenprestatie gaat WIL in 2015 al met al haar klanten vooral verleiden om vrijwilligerswerk te doen. In het reguliere uitvoeringsproces wordt dit onderwerp met de klant besproken tijdens de verschillende contactmomenten. De inhoud (categorieën) en de omvang van het vrijwilligerswerk (gemiddeld aantal uren per week) worden geregistreerd in het klantvolgsysteem. Na ieder gesprek worden deze aspecten geactualiseerd. Verordening De Wet maatregelen Wwb legt aan de gemeenteraad de verplichting op regels vast te stellen over het opdragen van een tegenprestatie. De aangewezen plek daarvoor in de Participatieverordening. Ook in de huidige verordening is het instrument tegenprestatie zoals gezegd al opgenomen. We gaan de tekst die hier staat uiteraard herijken.
46
MEERJARENBELEIDSPLAN 2014 – 2018 versie 2.0
3.2.7 Beschut werk Beschut werk is een instrument dat de gemeenten met de Participatiewet ter beschikking krijgen voor de inzet van mensen die uitsluitend in een beschutte omgeving onder aangepaste omstandigheden mogelijkheden hebben om te werken in een dienstbetrekking. We hebben het dan om de “onderkant van klantgroep 3”. Het gaat bijvoorbeeld om mensen die door hun lichamelijke, verstandelijke of psychische beperking een zodanige mate van begeleiding en aanpassingen van de werkplek nodig hebben, dat niet van een reguliere werkgever mag worden verwacht dat hij deze mensen in dienst neemt. Via het gebundeld re-integratiebudget ontvangen gemeenten (beperkt) middelen voor het realiseren van deze beschutte plaatsen. Beschut werken is geen doel op zich en ook binnen de Participatiewet niet verplicht voor gemeenten. Gemeenten kunnen het instrument inzetten om mensen te activeren, met het doel dat ze gaan participeren. Als iemand een indicatie voor beschut werk heeft, dan is het aan de gemeente (of een opdrachtnemer) om een ‘sociale’ werkgever te vinden die bereid is een dienstverband aan te gaan. Als dat niet lukt, ligt een dienstverband met de gemeente zelf in het verschiet. Er zijn kanttekeningen te plaatsen bij het instrument beschutwerk. De voorziening biedt bijvoorbeeld werkzekerheid voor enkelen, maar gaat ten koste van de mogelijkheden tot ondersteuning van een grotere groep (een beschutte werkplaats is namelijk relatief duur). Dat roept de vraag op of het niet beter - of goedkoper - is om in plaats van ‘duur beschut werk’ op een andere manier te bereiken dat de mensen waarvoor deze voorziening een optie zou zijn, kunnen participeren; bijvoorbeeld via vrijwilligerswerk of (nieuwe vormen van) dagbesteding. De voorziening beschut werk heeft ook een bepaalde rechtsongelijkheid in zich, omdat een klein deel van de doelgroep van de participatiewet daarmee tot aan het pensioen een loongarantie krijgt. Deze rechtsongelijkheid is er ook ten opzichte van de (huidige) arbeidsmatige dagbesteding, waar mensen aan deelnemen met vergelijkbare kenmerken. Gemeenten zijn verplicht om voor beschut werk beleid te ontwikkelen dat wordt vastgelegd in een verordening. WIL neemt dit op als onderdeel van de nieuwe Participatieverordening, passend binnen een bredere kijk op de arbeidsmarkt. Voor WIL is beschut werk één van de instrumenten die kan worden ingezet voor de onderkant van klantgroep 3. Generiek is onze inzet namelijk voor alle klanten in klantgroep 1, 2 en 3 gericht op arbeidsparticipatie. Hiervoor hebben we ons volledige arsenaal aan reguliere re-integratie-instrumenten ter beschikking, waaronder ook de hier boven beschreven instrumenten als loonkostensubsidie, no-risk polis, jobcoaching, plaatsing via SROI, functiecreatie (jobcarving), et cetera. Daar waar economische participatie nog niet aan de orde is of mogelijk is, wordt ingezet op maatschappelijke participatie. Hier ligt ook een rol voor de gemeenten om lokaal aanbod te ontwikkelen; aanbod dat ook kan worden ingezet voor mensen die de dezelfde kenmerken hebben, maar die niet onder de Participatiewet vallen. Bijvoorbeeld de mensen die nu vanuit de AWBZ/WMO arbeidsmatige dagbesteding ontvangen. Ook als maatschappelijke participatie in samenwerking
47
MEERJARENBELEIDSPLAN 2014 – 2018 versie 2.0
met de gemeenten voor deze klanten tijdelijk wordt ingezet, blijft WIL zich inzetten om de arbeidscapaciteit van deze mensen in te zetten. In 2015 onderzoeken we samen met de Lekstroom gemeenten, mede op basis van ervaringen die in 2015 worden opgedaan met deze klantgroep en in samenwerking met de AWBZ/Wmo, op welke manier we de “onderkant van klantgroep 3” het beste kunnen bedienen. Voor de beheersing van de toekomstige inzet van het instrument beschut werk is een kader nodig. Aan dat kader ligt een aantal overwegingen ten grondslag. Die overwegingen zijn sterk ingegeven door de keuzes die de deelnemende gemeenten op dit punt voor ogen staan. Wij hebben hier eind 2014 nog onvoldoende zicht op. Het jaar 2015 zien wij daarom vooral als een overgangsjaar waarin ervaring wordt opgedaan en een gezamenlijke visie verder wordt ontwikkeld. Op basis hiervan kunnen dan vervolgens nadere keuzes gemaakt worden. Vooralsnog hanteren wij voor 2015 voor beschut werk de volgende uitgangspunten:
Participatie van mensen die uitsluitend in een beschutte omgeving kunnen werken, sluit andere instrumenten die zijn gericht op werk of maatschappelijke participatie niet per definitie uit. Vanwege de hoge kosten en de rechtsongelijkheid wordt het instrument terughoudend ingezet. De inzet wordt vanuit kostenoverwegingen gemaximeerd op het aantal plaatsen waarvoor (fictief) middelen worden ontvangen in de gebundelde uitkering. WIL neemt niet zelf mensen in dienst, het aandragen van de eventueel benodigde werkplekken is aan de afzonderlijke gemeenten en andere partijen/werkgevers.
3.3 | Programma Inkomensondersteuning Financiële zorgen geven stress en werken veelal belemmerend richting participatie. Naarmate de financiële problemen groter zijn, ontstaan vaak ook effecten op andere levensterreinen zoals spanning in relaties, het verlies van werk, het terugtrekken uit vriendschappen of problemen bij het opvoeden van kinderen. Naast private effecten hebben problematische schulden ook bredere, maatschappelijke effecten. Een huisuitzetting kan leiden tot dakloosheid, toename van het aantal zwervers en gebruik van de maatschappelijke opvang, met bijbehorende gevolgen voor de openbare orde en veiligheid. Afsluiting van nutsvoorzieningen kan leiden tot gezondheidsproblemen. Al deze omstandigheden hebben een negatieve uitwerking op de mogelijkheden tot participatie en sociale cohesie. Al deze maatschappelijke effecten leiden tot hoge maatschappelijke kosten voor bijstandsuitkeringen, huisuitzettingen, herinrichting van vervangende woonruimte, maatschappelijke opvang, openbare orde en veiligheid. Preventieve maatregelen, integrale aanpak van de oorzaken en het voorkomen van terugval (nazorg) moeten helpen deze effecten te voorkomen en te beheersen. Binnen het programma Inkomensondersteuning willen wij armoede en sociale uitsluiting zien te voorkomen en eventuele financiële drempels weghalen die participatie naar vermogen in de weg staan. Door effectieve schuldhulpverlening
48
MEERJARENBELEIDSPLAN 2014 – 2018 versie 2.0
willen we armoede bestrijden en voorkomen dat de problematiek verergert. Door het terugdringen van het niet-gebruik van beschikbare regelingen en inkomensondersteuning te geven aan de mensen die het nodig hebben, willen we de deelname aan het maatschappelijk verkeer van deze burgers (verder) vergroten. Uitgangspunten minimabeleid Van de inkomensondersteunende en participatie bevorderende regelingen wordt optimaal gebruik gemaakt door de mensen die daar recht op hebben. Het minimabeleid zorgt voor (een toename van) participatie en zelfredzaamheid van volwassenen en hun kinderen, met een laag inkomen en voorkomt dat zij in een sociaal isolement raken. Het minimabeleid is ondersteunend aan re-integratie. Een goed benut minimabeleid dient als onderdeel van preventie bij het voorkomen van problematische schulden. Onze procedures zijn doelmatig en zo laagdrempelig als mogelijk. Uitgangspunten schuldhulpverlening Schuldhulpverlening staat open voor alle inwoners van de Lekstroom gemeenten; de toegang is in principe mogelijk voor iedere inwoner van 18 jaar en ouder, die zijn of haar financiën als een probleem ervaart. Daarmee wordt aangesloten bij het uitgangspunt van het kabinet dat schuldhulpverlening breed toegankelijk dient te zijn. Ook wordt op deze manier ingezet op het voorkomen van (grotere) schulden. De burger is zelf verantwoordelijk voor zijn financiële huishouden. WIL ondersteunt daarbij en als het uiterste middel van een schuldhulpverleningstraject moet worden ingezet, ligt de verantwoordelijkheid voor het slagen daarvan bij de klant en de schuldeiser(s). Schuldhulpverlening is er op gericht de klant te ondersteunen bij het vinden van een (duurzame) oplossing voor zijn of haar financiële problemen en bij het analyseren van de oorzaken die tot de problemen hebben geleid (integrale aanpak). Schuldhulpverlening richt zich daarnaast op het voorkomen van (nieuwe) problematische schulden (inzet preventie en nazorg). Er is een directe relatie tussen schuldhulpverlening en (medewerking aan) reintegratie, omdat ze elkaar in de weg staan. We willen onze dienstverlening zo neerzetten dat we een significante bijdrage leveren aan het bestrijden en tegengaan van armoede, sociale uitsluiting en schulden voor de burgers in de Lekstroom en onze klanten in het bijzonder. Wat willen we bereiken in 2015? Met minima beleid en schuldhulpverlening willen we in ieder geval de volgende effecten en resultaten bereiken. Programma
Beoogd maatschappelijk effect
Kern Prestatie Indicator
Prestatie 2014
Prestatie 2015
Stip op de horizon
INKOMENSONDERSTEU NING
Verminderen van nadelige effecten van armoede
Gebruik minimaregelingen, (te meten aan de hand van het percentage bereik)
Hoger dan in 2013
Hoger dan in 2014
Verdere verhoging
49
MEERJARENBELEIDSPLAN 2014 – 2018 versie 2.0
Percentage afgehandelde aanvragen bijzondere bijstand met doorlooptijd
Op of rond het niveau van de benchmark
Minimaal op het niveau van de benchmark
100% binnen 8 weken12
Minimaal op het niveau van de benchmark
Beter dan het niveau van de benchmark
Minimaal op het niveau van de benchmark
Beter dan het niveau van de benchmark
(in 2014: 96% < 4 weken en 1% > 8 weken) Gemiddelde doorlooptijd aanvragen bijzondere bijstand
Op of rond het niveau van de benchmark (in 2014: 8 kalenderdag en)
Percentage openstaande aanvragen bijzondere bijstand
Op of rond het niveau van de benchmark (in 2014: 4%)
Verminderen van nadelige effecten van schuldproblematiek
GENERIEK
Aantal aanmeldingen dat niet tot een traject leidt, terwijl de klant wel is geholpen (in percentage)
Geen meting
Hogere waarde dan in 2014
Verder stijgend
Aantal succesvolle trajecten na drie jaar op het totaal aantal dossiers
Geen meting
Lagere waarde dan in 201413
Verder dalend
Voorkomen van verergering van schuldproblematiek
Wachttijd tot het eerste gesprek, resp. de beschikking conform de wet (dus niet tot het Plan van Aanpak klaar is)
60% < 4 weken
100% < 4 weken
Bestendigen 100%
90% < 8 weken
100% < 8 weken
Bestendigen 100%
Goede dienstverlening door WIL
Tevredenheid van klanten over WIL
SHV: 6,2 BR: 7,4
SHV: 6,7 BR: 7,4
SHV: 7,0 BR: 7,6
Klachten afdeling Inkomensondersteuning
Percentage gegronde klachten ten opzichte van het totaal aantal klachten
12%
10%
< 10%
Bezwaren afdeling Inkomensondersteuning
Aantal gegronde bezwaarschriften ten opzichte van het totaal aantal genomen besluiten
Geen meting
1 op 250
1 op 250
Figuur 3.9| Kern Prestatie Indicatoren programma Inkomensondersteuning
12
13
100% is gecorrigeerd voor opgelegde hersteltermijnen die de doorlooptijd buiten ons toedoen verlengen Door de stijging van het aantal aanmeldingen dat niet tot een traject leidt (terwijl de klant wel is geholpen), daalt het aantal trajecten
50
MEERJARENBELEIDSPLAN 2014 – 2018 versie 2.0
Wat gaan we ervoor doen? Onze inzet is in de kern gericht op een vijftal pijlers: a. b. c. d.
Klanten prikkelen en motiveren om aan het werk te gaan. Het leveren van integraal maatwerk. Het hebben van goede sociale kaarten van de gemeenten (op langere termijn). Een vangnet zijn door het bieden van inkomensondersteuning en schuldhulpverlening. e. Versneld uitvoeren van onze interne ontwikkelagenda. Klanten prikkelen en motiveren aan het werk te gaan Betaalde arbeid biedt geen garantie dat iemand geen financiële problemen heeft of uit de armoede zal ontsnappen. Tegelijkertijd blijkt echter dat huishoudens die boven de armoedegrens uit komen, dit in vrijwel alle gevallen te danken hebben aan het feit dat hun arbeidsinkomsten zijn toegenomen. De oorzaak kan zijn dat zij van een niet-werkzaam naar een werkzaam huishouden zijn overgegaan, dat het aantal werkenden binnen het huishouden is gestegen of dat een of meer huishoudleden meer uren zijn gaan werken dan wel meer loon zijn gaan verdienen. Daarbij kan ook het vinden van een (werkende) partner een rol spelen. Het is hierom dat we blijven inzetten op betaalde arbeid als instrument om uit een armoedesituatie te raken. De uitwerking van deze ambitie wordt ondersteund door het Regeerakkoord 2012, het Sociaal akkoord 2013 en de Participatiewet. Het leveren van integraal maatwerk Ook hier wordt onze ambitie om maatwerk te willen leveren ondersteund door nieuwe wetgeving per 1 januari 2015. De mogelijkheden voor bijzondere bijstand in de vorm van een aanvullende zorgverzekering of een pas voor culturele, maatschappelijke en sportvoorzieningen zijn verruimd. Mensen die langdurig van een laag inkomen rond moeten komen zonder zicht op verbetering, krijgen op individuele basis een toeslag. Categoriale bijzondere bijstand voor aannemelijke kosten wordt beperkt. Als er geen ‘bulk- betalingen’ meer gaan plaatsvinden en het geld dus gebruikt wordt voor het doel van de verstrekking, is het mogelijk mensen enerzijds heel gericht te ondersteunen en anderzijds het minimabeleid duidelijk ondersteunend te laten zijn aan het participatie- én re-integratiebeleid. Die individuele en gerichte ondersteuning is tijdrovender en intensiever dan de categoriale verstrekking. Dat effect en de gevolgen voor de personele inzet moeten goed worden gemonitord. Het hebben van goede sociale kaarten van de gemeenten WIL heeft te maken met burgers uit verschillende gemeenten en dus met verschillende ondersteuningsmogelijkheden op de diverse leefgebieden. Een integraal advies aan de klanten (met oog voor individuele problematiek op meerdere leefgebieden) vereist dus een goede samenwerking met gemeenten en het hulp- en dienstverleningsdomein binnen die gemeenten. Dat raakt ook sterk aan de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). De beschikking over een goede sociale kaart is daarmee voor WIL essentieel. Dit is een doelstelling waarvan de realisatie in 2015 zijn finale beslag moet krijgen.
51
MEERJARENBELEIDSPLAN 2014 – 2018 versie 2.0
Een vangnet zijn door het bieden van inkomensondersteuning en schuldhulpverlening Het is belangrijk dat WIL een goed vangnet biedt voor de mensen die dat nodig hebben. Minstens zo belangrijk is door goede dienstverlening de noodzaak om het vangnet in te zetten zo veel mogelijk te beperken. WIL heeft te maken met vijf gemeenten die ieder hun eigen beleid hebben op dit vlak. Dat beleid is niet geharmoniseerd, waardoor de verstrekkingen per gemeente kunnen verschillen. WIL tracht harmonisatie zo veel mogelijk te bevorderen, maar realiseert zich dat dit het domein is waarop de lokale politiek het voor het zeggen heeft. Groeimodel Door de komst van de Participatiewet en de aanscherping van de Wet werk en bijstand gaat er veel veranderen. De inzet van categoriale bijzondere bijstand voor aannemelijke kosten wordt beperkt en de individuele bijzondere bijstand voor daadwerkelijk gemaakte kosten wordt verruimd. Er komt extra aandacht voor gezinnen met kinderen, werkenden met een laag inkomen en ouderen met een klein pensioen. De langdurigheidtoeslag wordt uit de Wwb geschrapt en vervangen door een individuele inkomenstoeslag voor mensen die langdurig van een laag inkomen moeten rondkomen, zonder zicht op verbetering. WIL gaat deze aanpassingen uiteraard proactief in beleid en uitvoering oppakken in 2015. 3.4 | Programma Inkomen Iedere inwoner van een van de vijf Lekstroom gemeenten die een uitkering of inkomensondersteuning nodig heeft en daar ook recht op heeft, krijgt deze uitkering of inkomensondersteuning tijdig, netjes en efficiënt. WIL is duidelijk over de spelregels die daarvoor gelden en is streng voor degenen die zich niet aan die spelregels houden. Ten onrechte verstrekte uitkeringen of inkomensondersteuning halen we zo snel mogelijk terug. Door handhaving in te bedden in de procedures reageren we snel en weten klanten dat fraude niet loont. De afgelopen jaren is het steeds moeilijker gebleken om bedragen terug te vorderen, dan wel te verhalen. De oorzaak daarvoor ligt voornamelijk in de economische recessie, waardoor meer mensen met minder geld moeten rond komen en meer klanten in aanraking zijn gekomen met schuldhulpverlening. Het is hierom dat we zullen blijven investeren in handhaving, maar beperkt. Gelet op de huidige omstandigheden willen we onze schaarse capaciteit en middelen liever anders inzetten. Wij focussen sterk op de rechtmatigheid van de verstrekkingen ten einde het maatschappelijk draagvlak voor onze sociale voorzieningen te behouden. Door onze inzet op het terughalen van teveel betaalde uitkeringen willen wij de schadelast voor de gemeenten zoveel mogelijk beperken. Rechtmatigheid is daarbij voor ons geen onderwerp dat alleen aan het eind van de keten aan bod komt. Het is een aspect dat door de gehele keten van dienstverlening binnen WIL een rol speelt. De cirkel van naleving zoals die in het spoorboekje van het Kenniscentrum Handhaven is opgenomen illustreert dit.
52
MEERJARENBELEIDSPLAN 2014 – 2018 versie 2.0
Figuur 3.10 | Cirkel van naleving (bron: Kenniscentrum Handhaven)
Wat willen we bereiken in 2015? Binnen het programma Inkomen willen we bereiken dat mensen die dat echt nodig hebben een uitkering of inkomensondersteuning ontvangen, zodat zij over de middelen beschikken die nodig zijn om in hun bestaan te voorzien. Met onze ‘op maat’ benadering willen we in ieder geval de effecten en resultaten bereiken zoals beschreven in figuur 3.10. Wat gaan we ervoor doen? Onze ambities willen we op hoofdlijnen langs de volgende lijnen bereiken:
Door op maat te informeren. Dienstverlening op maat aan te bieden. Op maat te controleren. Op maat te sanctioneren. En versneld onze interne ontwikkelagenda uit te voeren.
Informeren op maat Onze spelregels moeten te allen tijde duidelijk zijn. Wat kan en mag de klant van WIL verwachten en wat verwacht WIL van de klant? De spelregels die wij hanteren voldoen aan een aantal voorwaarden. Ze zijn afgestemd op de specifieke situatie van de klant, inhoudelijk correct, toegankelijk en begrijpelijk. Bovendien worden ze zowel mondeling als schriftelijk uiteen gezet. Door klanten al aan het begin van het proces, nog voor de poortgesprekken en workshops plaatsvinden, te informeren over de spelregels, weten zij welke rechten en plichten van toepassing zijn en welke verwachtingen over en weer van belang zijn. Dienstverlening op maat WIL streeft naar goede dienstverlening, geleverd door professionals waarbij zo min mogelijk administratieve belasting wordt gevraagd van medewerkers en klanten. Daarbij is WIL continu op zoek naar verbetering van dienstverlening. Bij teveel verstrekte uitkering doet WIL er alles aan om de vordering niet onnodig hoog op te
53
MEERJARENBELEIDSPLAN 2014 – 2018 versie 2.0
laten lopen, door direct na constatering over te gaan tot intrekking en terugvordering van het teveel verstrekte bedrag. Bij invordering is WIL er op gericht dat passende betalingsregelingen tot stand komen.
54
MEERJARENBELEIDSPLAN 2014 – 2018 versie 2.0
Programma
Beoogd maatschappelijk effect
Kern Prestatie Indicator
INKOMEN
Uitkeringen en voorzieningen worden rechtmatig verstrekt (alleen aan hen die dat echt nodig hebben)
Omvang en percentage van de teruggevorderde en verhaalde uitkeringsgelden
Maatregelquote rechtmatigheid: Het totaal aantal betalingen waarop een maatregel is toegepast tot en met de verslagmaand, als percentage van gemiddeld volume BUIG
Prestatie 2014 2,36%
Op of rond het niveau van de benchmark
Prestatie 2015 2,5%
Stip op de horizon 2,5%
Op of rond het niveau van de benchmark
Op of rond het niveau van de benchmark
(in 2014: 0,23%)
(Percentage) beëindigde uitkeringen als gevolg van handhavingsrapport
Geen meting
120 rapporten op jaarbasis
120 rapporten op jaarbasis, onder gelijke omstandigheden
Bespaarde uitkeringslast door uitstroom naar werk (niet door gemeente gesubsidieerd)
Minimaal de investering uit de reintegratiemid delen
Investering uit de reintegratiemiddelen + 10%
Investering uit de reintegratiemiddelen + 10%
Incassoquote cumulatief
Op of rond het niveau van de benchmark
Op of rond het niveau van de benchmark
Op het niveau van de benchmark
(in 2014: 18,1%)
Uitkeringen worden tijdig en correct verstrekt, waardoor inkomensproblematiek niet verslechtert
14
Vorderingenratio (Percentage vorderingen BUIG waarop wordt afgelost)
Op of rond het niveau van de benchmark (in 2014: 30%)
Boven het niveau van de benchmark
Boven het niveau van de benchmark
Percentage afgehandelde aanvragen WWB met
Op of rond het niveau van de benchmark
Minimaal op het niveau van de benchmark
100% binnen 8 weken14
(in 2014: 62% < 4 weken en 16% > 8 weken)
100% gecorrigeerd voor opgelegde hersteltermijnen die de doorlooptijd buiten ons toedoen verlengen.
55
MEERJARENBELEIDSPLAN 2014 – 2018 versie 2.0
Gemiddelde doorlooptijd aanvragen WWB
Op of rond het niveau van de benchmark
Minimaal op het niveau van de benchmark
Beter dan het niveau van de benchmark
Minimaal op het niveau van de benchmark
Beter dan het niveau van de benchmark
Max. 0,1%
Max. 0,1%
(in 2014: 28,4 kalenderdag en) Percentage openstaande aanvragen WWB
Op of rond het niveau van de benchmark (in 2014: 51%)
Foutpercentage betalingen GENERIEK
Max. 0,1%
Goede dienstverlening door WIL
Tevredenheid van klanten over WIL
-
Nulmeting: 7,1
7,3
Klachten afdeling Inkomen
Percentage gegronde klachten ten opzichte van het totaal aantal klachten
12%
10%
< 10%
Bezwaren afdeling Inkomen
Het aantal gegronde bezwaarschriften (inclusief herziene besluiten), gedeeld door het gemiddeld aantal klanten BUIG (x 100)
Op of rond het niveau van de benchmark
Op of rond het niveau van de benchmark
Op het niveau van de benchmark
(in 2014: 1%)15
Figuur 3.11 | Kernprestatie Indicatoren programma Inkomen
Controle op maat Het controle op maat principe gaat uit van een analyse gestuurde dienstverlening. Dat is dienstverlening op basis van signaal- en risicosturing. WIL controleert veel en vaak bij hoge risico’s op fraude en minder in situaties met weinig risico. Sinds de start van WIL wordt daarvoor meer en meer gewerkt met het stoplichtenmodel (groen-oranje-rood). Aan de hand van de kleur van het “stoplicht” worden de te volgen acties voor de vaststelling van de rechtmatigheid bepaald. Daarvoor zijn controleprotocollen beschikbaar. WIL maakt ook gebruik van externe bronnen zoals het Kenniscentrum Handhaving, het Inlichtingenbureau en RDW Centrum voor voertuigtechniek. Belangrijke informatiebronnen zijn beschikbaar via Suwinet. Sanctioneren op maat Als wordt geconstateerd dat ten onrechte gebruik wordt gemaakt van een uitkering, volgt vanuit WIL snel actie in de vorm van terugvordering, beëindiging, boete en/of maatregel. Op grond van de aangescherpte regelgeving van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid wordt fraude sinds 2013 aanmerkelijk zwaarder bestraft. Bij fraude met uitkeringsgeleden volgt altijd terugvordering en een (hoge) boete, waarbij ook de uitkering kan worden stopgezet.
15
Ook hier wordt bij uitzondering uitgegaan van de benchmark gegevens over het 3e kwartaal 2014.
56
MEERJARENBELEIDSPLAN 2014 – 2018 versie 2.0
Bij fraude gaat het niet alleen om het verzwijgen van inkomsten of vermogen. Een veel voorkomende vorm van fraude bij bijstand is leefvormfraude. Door samenwoning te verzwijgen ontvangen twee alleenstaanden ten onrechte meer geld dan twee partners. Ook identiteitsfraude komt voor. Onder het huidige economische gesternte is een toename van alle vormen van fraude waarneembaar, ook buiten het werkterrein van sociale zaken. Dat neemt niet weg dat wij scherp zijn op misbruik en fraude en vasthouden aan de stelregel dat fraude niet mag lonen. Verder maakt WIL gebruik van de Regionale Sociale Recherche Nieuwegein voor opsporing en aangifte van sociale zekerheidsfraude. De aangiftegrens ligt sinds 1 januari 2013 op € 50.000. De Sociale Recherche kan ook worden ingeschakeld bij complexe situaties of als bijzondere opsporingsbevoegdheden (o.a. het inzetten van hulpmiddelen bij waarnemingen) nodig zijn waarover de medewerkers van WIL niet beschikken. Wet aanscherping handhaving en sanctiebeleid Sinds 1 januari 2013 is de Wet aanscherping handhaving en sanctiebeleid van kracht. Op grond van die wet moet ten onrechte of teveel verstrekte bijstand volledig worden teruggevorderd en moet bovendien een boete worden opgelegd. Een boete is ook van toepassing als de fraudeur geen uitkering meer heeft (100% van het benadelingsbedrag). Door die wet zijn gemeenten beperkt in hun gemeentelijke beleidsvrijheid. In de wet is vast omschreven in welke situaties gemeenten af kunnen zien van verdere invordering. Wet huisbezoeken Sinds 1 januari 2013 zijn ook de regels met betrekking tot huisbezoeken gewijzigd. Huisbezoeken zijn een adequaat middel om fraude met leefvormen en verblijfplaatsen op te sporen. Met de Wet huisbezoeken heeft WIL meer mogelijkheden in handen om de leefsituatie vast te stellen. Een huisbezoek mag alleen maar worden ingezet als de inzet van andere middelen niet tot het gewenste resultaat leiden. Ook zonder concrete aanwijzingen kan er aanleiding zijn voor een huisbezoek. Themacontroles en verhoogde risico’s op fraude op basis van het nu gebruikte stoplichtenmodel kunnen bijvoorbeeld reden zijn om een huisbezoek te doen. Van de mogelijkheden die deze wet biedt, maken wij gebruik als dat nodig is. 3.5 | Programma Interfaces - WIL als partner in het sociale domein Binnen het sociale domein is WIL een van de dienstverleners aan de burgers in de Lekstroom. Vanuit de optiek van de burger is gewenst dat de dienstverlening zo goed mogelijk en vooral afgestemd wordt aangeboden. Voor verschillende organisaties die de diensten aanbieden geldt hetzelfde, al spelen daarbij extra aspecten als effectiviteit en efficiency ook een voorname rol. Binnen het programma Interfaces willen we vanuit een groeimodel actief en resultaatgericht onze bijdrage leveren aan het leveren van de gewenste integrale dienstverlening aan burgers in het sociale domein. Die ambitie wordt alleen maar van groter belang door de drie transities die in 2015 worden doorgevoerd in het sociale domein.
57
MEERJARENBELEIDSPLAN 2014 – 2018 versie 2.0
Wat willen we bereiken in 2015? Het bieden van een goede (lokale) toegang tot alle dienstverlening binnen het sociale domein Het ideaalplaatje dat de gemeenten op dit punt voor ogen hebben lijkt sterk op elkaar; iedere gemeente streeft naar één toegang. De manier waarop dit wordt aangepakt of uitgevoerd verschilt echter per gemeente. Afhankelijk van de inzet en keuzes per gemeente willen en kunnen we eind 2015 de toegang op orde hebben. Gezamenlijke en effectieve aanpak en integrale werkwijze in het kader van de zogeheten multi-problematiek Het ideaalplaatje voor alle gemeenten in de Lekstroom is dat voor iedere klant sprake is van ‘één gezin, één plan’ en dat dit via een ontwikkelmodel in de komende jaren wordt vormgegeven. Binnen alle gemeenten is hierop in 2013 in gezamenlijkheid een start gemaakt met het neerzetten en uitbreiden van primaire overlegstructuren hiervoor en het ad hoc oppakken van individuele casussen. Afhankelijk van de inzet en keuzes per gemeente willen en kunnen we eind 2015 de gewenste gezamenlijke en integrale aanpak op hoofdlijnen gerealiseerd hebben. Dienstverlening op maat voor klantgroep 4 Het ideaalplaatje hier is dat alle bijstandsgerechtigden met een verdienvermogen van minder dan 20% (mogelijk gecombineerd) met problemen op verschillende leefgebieden een zorg-/activeringsaanbod van de gemeente krijgen, tot er weer perspectief op werk is. De dienstverlening van WIL beperkt zich tot het verstrekken van de uitkering en het monitoren van het participatieperspectief in samenspraak met de gemeente. Begin 2014 zijn we in samenwerking met de vijf gemeenten begonnen met het scherp krijgen van de omvang van deze klantgroep en het mogelijke zorg-/activeringsaanbod dat vanuit de gemeente geboden kan worden. Ook de onderliggende definities, de wijze van diagnosestelling en dergelijke worden in dat beeld meegenomen. In de tweede helft van 2014 hebben alle gemeenten inzicht gekregen in de populatie van “hun” klantgroep 4. Vooral het regelmatig monitoren van de participatiemogelijkheden van deze klanten is van belang, om te voorkomen dat ze buiten zicht raken en de toekomstige aanwas van het ‘granieten’ bestand zijn. De huidige en nieuwe klanten uit klantgroep 4 krijgen bij de gemeenten waar nodig een aanbod op maat. Integrale diagnose aan de kop van het proces Met een integrale en uniforme diagnose wordt bedoeld dat de klant ervan uit mag gaan dat alle aspecten die van invloed zijn op zijn/haar arbeidsparticipatie en/of uitkeringsonafhankelijkheid zo volledig mogelijk en in samenhang meegewogen worden bij de beoordeling van zijn/haar verdienvermogen en de bepaling van de dienstverlening. Het mag er voor het vervolg niet toe doen wie de casus in behandeling neemt. Het ideaalplaatje dat gemeenten hebben is één maatschappelijke intake. In 2013 is aan WIL-zijde gestart met het breed kijken aan de kop van het proces. Waar dat aan de orde was, is doorverwezen naar de juiste dienstverlener. Afhankelijk van de bestuurlijke inzet en keuzes per gemeente willen en kunnen we eind 2015 deze integrale diagnose aan de kop van het proces op hoofdlijnen gerealiseerd hebben. Gezamenlijk investeren in kansen Social Return on Investment (SROI) Hier is het ideaalplaatje dat alle gemeenten stevig inzetten op SROI, door hun inkoopbeleid op dit aspect te herijken en zelf ook een goed voorbeeld gedrag te
58
MEERJARENBELEIDSPLAN 2014 – 2018 versie 2.0
laten zien en een substantieel aantal werkplekken voor onze klanten te creëren. Daarbij biedt WIL aan de voorkant ondersteuning en zet WIL aan de achterkant stevig in op het verzilveren van de al gemaakte en nog te maken afspraken. Nog niet alle gemeenten zijn eind 2014 al zo ver dat ze SROI-proof en -ready zijn. Het implementeren en verzilveren van de mogelijkheden die SROI biedt, is in 2015 voorzien waarna in de komende jaren verder kan worden geoogst. Eind 2015 willen we dat 10% van het aantal plaatsingen vanuit SROI zijn gerealiseerd. Binnen het programma Interfaces zijn nog geen nadere afspraken met elkaar gemaakt over welke effecten en resultaten we op de vijf hierboven genoemde thema’s met elkaar willen bereiken. Het is de bedoeling dit in 2015 wel te gaan doen. Wat gaan we ervoor doen? Doen, overleggen, experimenteren. Dat zijn in de kern de lijnen waar langs we de komende jaren op bovenstaande punten stappen vooruit willen zetten.
59
MEERJARENBELEIDSPLAN 2014 – 2018 versie 2.0
4 | BEDRIJFSVOERING 4.1 | Inleiding Het dienstverleningsconcept van WIL is gebaseerd op een service- en beheerorganisatie die vraaggericht en efficiënt is ingericht en zoveel mogelijk ten dienste staat van een efficiënte en effectieve uitvoering van het primaire proces en het goed en doeltreffend bedienen van alle stakeholders die WIL heeft. Onderstaand een schematisch overzicht van het dienstverleningsconcept van WIL.
Figuur 4.1 | Dienstverleningsconcept WIL
Redenerend vanuit de hierboven beschreven doelstellingen zijn binnen het bedrijfsbureau in de kern vier resultaatgebieden te onderscheiden, met elk hun eigen specifieke processen: Strategie Bedrijf Klant Services
60
MEERJARENBELEIDSPLAN 2014 – 2018 versie 2.0
In een overzicht ziet dit er als volgt uit.
Figuur 4.2 | Inrichtings- en organisatiemodel bedrijfsbureau WIL
In lijn met de sturingsfilosofie van WIL - resultaatgericht werken, sturen en organiseren - is het bedrijfsbureau ingericht en georganiseerd langs deze vier resultaatgebieden. 4.2 | Organisatieontwikkeling De realisatie van WIL is een fusieproces dat ook de komende jaren nog nadrukkelijk onderhoud en inzet vraagt van bestuur, directie, management en medewerkers. Veel managers en medewerkers hebben binnen WIL andere rollen en taken gekregen (40% van de medewerkers is op een andere functie terecht gekomen, nog eens 30% heeft met andere taken en werkprocessen te maken gekregen). De bestuurlijke en ambtelijke setting zijn ook anders dan in de gemeentelijke situatie en dat vraagt gewenning. Dat heeft in 2013 en 2014 ook gevolgen gehad voor de resultaten in het eerste jaar: voor de productie, de efficiency en de kwaliteit van het werk. Tegelijk is er een goede basis gelegd om de komende jaren op verder te bouwen. De vraag hoe succesvol WIL op dit moment is, kan nu nog niet worden beantwoord. Daarvoor is een langere periode nodig. We hopen in 2016 voldoende onderbouwing te hebben om die vraag goed te kunnen beantwoorden. Tot die tijd is het vooral van belang dat WIL een organisatie is die de dynamiek binnen het sociale domein aan kan en adequaat is ingericht voor de taken die moeten worden uitgevoerd. WIL is op een nieuwe leest geschoeid met behoud van veel van het goede dat al voorhanden was. Ook is dankbaar gebruikt gemaakt van de kennis van enkele vergelijkbare intergemeentelijke sociale diensten. Dat is echter maar het begin, we zijn nog lang niet klaar.
61
MEERJARENBELEIDSPLAN 2014 – 2018 versie 2.0
Bij het verder ontwikkelen van onze organisatie moeten we aandacht blijven houden voor best-practices en ervaringen van anderen. De Divosa Benchmark Werk en Inkomen is daarvoor een van de bronnen. Andere belangrijke aandachtspunten zijn het bewaken van de klantgerichtheid en het optimaliseren van de samenwerking tussen de afdelingen. Het sturen op processen en een meer geïntegreerde klantgerichtheid moeten hand in hand gaan. Anders geformuleerd: een grote organisatieopgave is het zoeken van evenwicht tussen een optimale klantbenadering en efficiency. Aan de nieuwe organisatie is logischerwijs verbonden dat er in aanvang veel aandacht moet zijn voor de interne organisatie en het op orde krijgen van de basis. Daarbij mogen we de buitenwereld vooral niet uit het oog verliezen. Dat betekent dat bestuur, directie en management voortdurend op zoek zijn naar een goede balans tussen reageren op kansen en ontwikkelingen in onze omgeving (bijvoorbeeld arbeidsmarkt en ketenpartners) en de mogelijkheden van de eigen organisatie. Het samenvoegen van vijf organisaties vraagt ook dat er aandacht moet zijn voor een nieuwe gezamenlijke organisatiecultuur. In 2013en 2014 is hiermee een begin gemaakt. Die gezamenlijke cultuur betekent verantwoordelijkheid nemen én zo laag mogelijk in de organisatie beleggen, resultaten boeken, afspraken nakomen, open staan voor nieuwe ideeën (innovaties) en over de grenzen van de eigen organisatie heenkijken. Of nog korter samengevat: Meedoen, Ontwikkelen en Presteren. Ook hierin hebben directie en management een belangrijke rol, net als de andere medewerkers. Om het management te ondersteunen bij de hierboven genoemde taken in de organisatie- en cultuurontwikkeling is in 2013 en 2014 onder externe begeleiding een management development (MD) traject gestart. Dat loopt door in 2015. Doel is om over een goed samengesteld managementteam te beschikken dat in meerdere opzichten een voorbeeldfunctie vervult voor de organisatie. Een team dat met één mond spreekt en complementair is in persoonlijke kwaliteiten. Daarom staat voor het MD-traject ook het verder bevorderen van de interne communicatie hoog op de agenda. 4.3 | Personeelsbeleid Een belangrijke sleutel voor het succes van WIL zijn de medewerkers. De medewerkers van WIL hebben nog steeds een stevige uitdaging: een forse ambitie en een bedrijfsomgeving die erg dynamisch is. Daarnaast vraagt samenwerken vanuit verschillende achtergronden om consequent kijken naar waar we kunnen verbeteren in werkprocessen en werkwijzen en het monitoren van onze houding ten opzichte van klanten en ook van elkaar. Feedback geven aan elkaar als basis voor een lerende organisatie is soms nog spannend. Het is een belangrijke ontwikkeling waar de komende jaren verder op zal worden ingezet. In 2015 staat het intensiveren en uitdragen van onze kernwaarden Meedoen, Ontwikkelen en Presteren als belangrijk ontwikkelpunt voor het HRM beleid op de agenda. Zo willen we komen tot een excellente organisatie met professionals.
Meedoen is professioneel werken en ook een lager ziekteverzuim, elkaar helpen, samenwerken, een tandje erbij zetten, gedoe op tafel en zaken bespreken en samen oplossen.
62
MEERJARENBELEIDSPLAN 2014 – 2018 versie 2.0
Ontwikkelen is leren van elkaar, soms ook door fouten te maken (dat mag in een lerende organisatie), leren door kennis en ervaring uit te breiden en leren van collegiale feedback. Niet stilstaan, maar vooruit gaan. Presteren is focussen op het resultaat dat door gezamenlijke inspanning gehaald kan worden, weten waar je mee bezig bent, gedreven blijven om constant te verbeteren en er het maximale uit halen.
Focus
Jaar
Beoogd resultaat
Ziekteverzuim
2014
Verzuimpercentage is maximaal 5,5 %
2015
Verzuimpercentage ligt op of rond het niveau van de benchmark
Na 2015
Verzuimpercentage ligt op of rond het niveau van de benchmark
2014
Elke functie heeft een uitgewerkt competentieprofiel met helderheid over het ‘basisniveau’ qua generieke en functionele competenties. Iedere medewerker heeft basaal zicht op de eigen competenties in relatie tot de eigen functie en het eigen ontwikkelpad.
2015
Medewerkers ontwikkelen zich op maat verder; zowel wat betreft hun generieke als functionele competenties. 80% heeft 3 functionele competenties op het basisniveau ontwikkeld, 50 % heeft 3 generieke competenties op het basisniveau ontwikkeld. Elke functie heeft een uitgewerkt competentieprofiel met helderheid over het ‘topniveau’ qua generieke en functionele competenties.
Na 2015
Medewerkers ontwikkelen zich op maat verder; zowel wat betreft hun generieke als functionele competenties. 40% heeft 3 functionele competenties en 3 generieke competenties op het topniveau ontwikkeld.
2014
Overall score Medewerkerstevredenheidsonderzoek is 7
2015
Overall score Medewerkerstevredenheidsonderzoek is 7,3
Na 2015
Overall score Medewerkerstevredenheidsonderzoek is 7,5
Competenties
Werkomgeving
Figuur 4.3 | Hoofdlijnen HRM agenda naar doelstelling
Binnen ons personeelsbeleid hanteren we de uitgangspunten van het Human Resource Management. Onze basisprincipes voor het HRM-beleid zijn:
De talenten van medewerkers worden gekoesterd, gestimuleerd en ontwikkeld. Medewerkers krijgen waar mogelijk de ruimte en gelegenheid om hun ideeën en suggesties en inbreng te realiseren. De mening en zienswijze van de medewerkers zijn waardevol om naar te luisteren en rekening mee te houden. Onze medewerkers zijn zich bewust van hun eigen verantwoordelijkheid en het belang van een proactieve houding in het meewerken aan een professionele en resultaatgerichte organisatie. Iedereen - van hoog tot laag - werkt mee aan de noodzakelijke veranderingen en implementaties om een excellente organisatie te worden.
63
MEERJARENBELEIDSPLAN 2014 – 2018 versie 2.0
Op dit moment werken we hard aan het inrichten van een bij WIL passende HR gesprekscyclus. We investeren verder in het omlaag krijgen en houden van het ziekteverzuim. Ook besteden we aandacht aan het professioneel communiceren met onze klanten. 4.4 | Informatisering en automatisering Onze ambitie en inzet is optimaal gebruik te maken van informatisering: werkprocessen worden digitaal ondersteund, documenten en dossiers zijn digitaal beschikbaar en ook klanten kunnen digitaal hun aanvraag doen en eigen gegevens digitaal inzien. Zover zijn we nu nog niet. De komende jaren blijven we hierop verder investeren. 4.5 | Bezwaar en beroep Voor de afhandeling van bezwaarschriften en klachten zijn eenduidige procedures opgesteld. Deze worden zorgvuldig nageleefd en informatie over de afhandeling van deze procedures maakt onderdeel uit van de periodieke verantwoording. We nemen de klant serieus en zien klachten en bezwaarschriften als een kans om de kwaliteit en dienstverlening van onze organisatie te verbeteren. Soms pakt vastgesteld beleid anders uit dan vooraf is voorzien of is er sprake van onbedoelde neveneffecten. Dit komt bij de afhandeling van klachten en bezwaren veelal als eerste boven water. We vinden het belangrijk dat de informatie die hieruit beschikbaar komt, gebruikt wordt bij het verbeteren van de dienstverlening aan de klant. We werken daarom actief aan het borgen van dit leerproces. Als lerende organisatie staan we altijd open voor verbeteringen. Mede naar aanleiding van diverse externe signalen in 2013 en 2014, zijn we concreet op zoek gegaan naar verbeteringen in onze klantenservice en zijn we bijzonder alert op de klantbejegening. Dit blijft niet bij een eenmalige verbeteractie, maar moet onderdeel worden van een voortdurend bewustzijn. Op de werkvloer organiseren we daarom periodiek overleg tussen alle relevante betrokken medewerkers waarbij continu wordt bekeken of de signalen die voortvloeien uit de afhandeling van bezwaarschriften of klachten aanleiding vormen voor aanpassingen van het beleid, het werkproces, communicatiemateriaal of een aanvraagformulier. Ook in de maandelijkse personeelsbijeenkomsten met de directie is er specifieke aandacht voor dit onderwerp. WIL heeft het bezwaar- en beroepsproces eigentijds ingericht. We horen ambtelijk; de medewerker bezwaar en beroep behandelt het bezwaar en beroep en de directeur tekent. Wanneer de medewerker bezwaar en beroep constateert dat het bezwaar van de klant terecht is, zal de afhandeling in eerste instantie zijn gericht op het intrekken van het primaire besluit en het nemen van een nieuw aangepast besluit. Die werkwijze komt de efficiency en de klantvriendelijkheid ten goede. De klant krijgt immers (veel sneller dan bij een volledige afhandeling van het bezwaarschrift) wat met het indienen van het bezwaar werd beoogd.
64
MEERJARENBELEIDSPLAN 2014 – 2018 versie 2.0
Programma
Beoogd maatschappelijk effect
Kern Prestatie Indicator
Prestatie 2014
Prestatie 2015
Stip op de horizon
GENERIEK
Goede dienstverlening door WIL
Tevredenheid van klanten over KSV
Nulmeting: 6,8
7,1
7,3
Dienstverlening WIL is correct
Percentage klachten binnen wettelijke termijn afgehandeld
Geen meting
95%
100%
Percentage bezwaren binnen wettelijke termijn afgehandeld
Geen meting
95%
100%
Telefonische bereikbaarheid
Percentage telefonische contacten binnen tijdnorm tot stand (incl. meldtekst)
80% binnen 90 seconden
80% binnen 90 seconden
80% binnen 90 seconden
Directe beantwoording van vragen van klanten door KSV
Percentage vragen dat door KSV direct wordt beantwoord
Niet gemeten
> 40%
> 50%
Figuur 4.4 | Kernprestatie Indicatoren Klant
4.6 | Kwaliteitsbeleid We streven naar een eenduidig kwaliteitsbeleid, waarmee we bewaken dat onze processen en producten voldoen aan de vooraf gestelde normen. Interne beheersing en interne controle worden gezien als belangrijke kwaliteitsinstrumenten om de doelstellingen van WIL te realiseren en risico's die deze bedreigen te mitigeren. Bovendien is kwaliteitszorg als onderdeel hiervan een instrument om continu te werken aan de kwalitatieve verbetering van processen en medewerkers. In 2013 en 2014 is een goede basis gelegd die voldoet en acceptabel is; zo oordeelt ook onze accountant. De jaren 2015 en 2016 zijn vervolgens de groeijaren waarin de basis wordt uitgebreid tot het volledige/maximale takengebied. 2016 is dan het jaar waarin ‘fine tuning’ moet leiden tot de interne controle en interne beheersing die zowel in breedte als in diepte volledig operationeel zijn. Door de organisatie en de prestaties te vergelijken met relevante benchmarkgegevens, zijn we sinds medio 2014 in staat te beoordelen hoe WIL er voor staat. De vergelijking kan niet alleen met (intergemeentelijke) sociale diensten worden gemaakt, maar ook met geografische verbanden als de arbeidsmarktregio Midden-Utrecht, Corop-gebieden en de provincie Utrecht. De resultaten van de vergelijking en de mate waarin WIL boven of onder het gemiddelde presteert, geven aan in welke richting verbeteringen mogelijk zijn en keuzes moeten worden gemaakt. De Divosa Benchmark is vooral een hulpmiddel voor WIL om de eigen prestaties in kaart te brengen en te vergelijken met de prestatie van andere gemeenten en organisaties. De benchmark geeft aanknopingspunten voor verbeteringen in de eigen organisatie. De indicatoren van de benchmark hebben vooral een leerdoel. Ze zijn niet primair bedoeld voor afrekening of verantwoording. Daarvoor is vaak een hoger detailniveau nodig en nader onderzoek naar de achtergrond van de verschillen. Met andere woorden: beeldvorming in plaats van beeldbestorming.
65
MEERJARENBELEIDSPLAN 2014 – 2018 versie 2.0
Voor de controle op werkprocesniveau hebben we een kwaliteitsplan en een controleplan opgesteld. Belangrijk kenmerk van het controleplan is dat de voorheen gebruikelijke één op één controle is losgelaten voor de processen die niet complex zijn of waarbij in beperkte mate juridisch en financieel risico wordt gelopen. Dat geldt niet voor medewerkers die nieuw in dienst komen. Daar blijft één op één controle van toepassing tot is vastgesteld dat de kwaliteit van de besluitvorming aan onze eisen voldoet. De casemanager is bij deze processen volledig verantwoordelijk voor de rechtmatigheid en/of doelmatigheid van het besluit. We zijn er van overtuigd dat deze opzet de kwaliteit van de dienstverlening ten goede komt. Wanneer uit de controles blijkt dat dit verantwoord is, leggen we om dezelfde reden ook voor de complexere werkprocessen de verantwoordelijkheid zo laag mogelijk in de organisatie. Via themaonderzoeken en maandelijkse steekproefcontroles achteraf wordt de kwaliteit van de besluiten voortdurend gemonitord. Bij de kwaliteitsmedewerkers verschuift het accent van de werkzaamheden van controleactiviteiten naar ondersteunende activiteiten die zijn gericht op kwaliteitsverbetering. Scholing en training spelen in de kwaliteitsbewaking en verbetering een belangrijke rol. Aan de hand van de uitkomsten van onderzoeken naar kwaliteit en afspraken met afdelingshoofden zorgen we voor scholing en training (in groepsverband) en inhoudelijke coaching van individuele medewerkers. Door de omvang van WIL en de in de organisatie beschikbare expertise zijn we in veel gevallen in staat om de scholing door eigen medewerkers te laten verzorgen. Alleen wanneer die mogelijkheid ontbreekt, maken we gebruik van kennis van buiten. 4.7 | Communicatie 4.7.1 Externe communicatie Op het gebied van externe communicatie richt WIL zich op drie deelgebieden. Daarbij investeren we in 2014 in het compleet maken van de basis communicatiemiddelen voor deze gebieden en ontwikkelen we hier in de komende jaren op door. De deelgebieden zijn:
Klanten communicatie. Werkgevers communicatie. Corporate communicatie.
Klanten communicatie Duidelijkheid staat voorop in de communicatie naar klanten. Niet alleen zorgen we voor helder en begrijpelijk taalgebruik, ook verzorgen we een goed verwachtingenmanagement rondom onze dienstverlening. In alle communicatiemiddelen staat daarom de vraag centraal ‘Wat verwacht WIL van u en wat mag u van WIL verwachten?’. De klanten communicatie-inspanningen richten zich op:
‘WIL, stap voor stap’. We maken voor ieder hoofdproces (werk, inkomensondersteuning en schuldhulpverlening) een ‘stap-voor-stap’ beschrijving, die als basis dient voor de communicatie over deze processen en die we toepassen in alle middelen.
66
MEERJARENBELEIDSPLAN 2014 – 2018 versie 2.0
De website. www.wil-lekstroom.nl is een complete en actuele portal met informatie voor klanten van WIL. Duidelijkheid en toegankelijkheid van informatie is essentieel. We stimuleren de uitbreiding van het e-loket waarmee klanten een groot deel van hun WIL-zaken online kunnen regelen. (Digitale) folders. Voor een aantal hoofdthema’s (waarover de meeste klantvragen komen) ontwikkelen we heldere, eenvoudige folders. De folders zijn digitaal beschikbaar via de website. Ook plaatsen we ze bij de receptie, waar klanten aanwezig zijn. Nieuwsbrief. Met een duidelijke en aantrekkelijke nieuwsbrief informeren we klanten periodiek over onderwerpen en thema’s die voor hun relevant zijn. Bestaande voorlichtingsbijeenkomsten. We stroomlijnen bestaande voorlichtingsbijeenkomsten zodat ze goed aansluiten bij de behoefte van de klanten en WIL op de juiste manier bij hen profileren (o.a. WIL-huisstijl, WILprofilering).
Werkgevers communicatie Vanuit het Werkgeversservicepunt Lekstroom (WGSP) verzorgen we de communicatie richting werkgevers. Daarbij is het WGSP een dienst die verkocht moet worden aan werkgevers en benaderen we de communicatie vanuit een marketinggedachte. Wat gaan we daarvoor doen?
We evalueren en optimaliseren de website www.wgsp-lekstroom.nl, zodat dit een complete en actuele portal is die aansluit bij de wensen van de doelgroep. We voegen succesverhalen toe. We ontwikkelen folders en flyers die de meerwaarde van het WGSP presenteren en die de accountmanagers ze bij relaties kunnen achterlaten. We verzorgen een jaarprogramma van netwerkbijeenkomsten waarbij we ieder kwartaal een ontmoeting met ondernemers creëren: nieuwjaarsreceptie, werkcafé, lezingencarroussel. We gebruiken social media om aandacht te vragen voor bijeenkomsten en om successen te delen. Daarbij is een actieve rol van de accountmanagers nodig. We gaan een WIL/WGSP film (corporate video) produceren die een duidelijk en aantrekkelijk beeld geeft van de dienstverlening van WIL en WGSP. We maken op de juiste wijze gebruik van de WGSP huisstijl in alle uitingen.
Corporate communicatie In de corporate communicatie richten we ons op het profileren van WIL bij onze externe stakeholders en persrelaties. Hoofdgedachte hierbij is dat WIL een open en transparante organisatie is die als nieuwe, lerende organisatie een belangrijke speler in het regionale sociale domein is. De corporate communicatieinspanningen richten zich op:
De huisstijl. Het logo en het lettertype en de grootte van de letter zijn in een apart huisstijlhandboek vastgelegd. Team communicatie houdt de vinger aan de pols als het gaat om kennis en naleving van de afspraken, geeft zo nodig voorlichting en controleert de interne en externe middelen op toepassing van de huisstijl. Dit om eenduidige en professionele uitstraling van WIL te waarborgen. Het logo en de huisstijl van WGSP zijn gebaseerd op die van WIL. Het persbeleid. We hanteren een proactief persbeleid en brengen maandelijks een succesverhaal of ander positief verhaal over WIL naar buiten. Ook investeren we in de persoonlijke relatie met lokale journalisten. Waar mogelijk
67
MEERJARENBELEIDSPLAN 2014 – 2018 versie 2.0
en relevant voegen we bij persberichten ook altijd een mini CV van de klanten om ook vanuit communicatie bij te dragen aan de core business. Organisatierapportages. We stroomlijnen de organisatierapportage: kwartaalrapportage, begroting, jaarrekening, raadsbulletin en raadsinformatieavond. Door niet alleen functioneel te rapporteren over cijfers, maar ook aandacht te besteden aan uitstraling en succesverhalen, worden de rapportages een middel om onze doelgroep te enthousiasmeren. Daarbij maken we (waar mogelijk en relevant) gebruik van derden (enthousiaste klanten, werkgevers, partners) om het verhaal samen met ons te vertellen. Tevredenheidsonderzoeken. We adviseren mee in het opstellen van klant- en medewerkers tevredenheidsonderzoeken om te komen tot het meest volledige en bruikbare inzicht. Intergemeentelijk communicatieoverleg. In dit overleg stroomlijnen we de communicatie over WIL en werk- en inkomenszaken in de vijf deelnemende gemeenten. Ook bekijken we mogelijkheden om de regionale sociale kaart beter te bereiken en activeren, om samen te werken op het gebied van communicatie naar de klanten. Netwerkbijeenkomsten. We faciliteren netwerkbijeenkomsten waarbij we de rol van WIL als spin in het lokale sociale web profileren en versterken. Hierin nemen we natuurlijke momenten zoals de nieuwjaarsreceptie mee.
4.7.2 Interne communicatie In de interne communicatie staan de kernwaarden Meedoen, Ontwikkelen en Presteren centraal. Directie en management zorgen voor optimale en open communicatie met de medewerkers en hebben een voorbeeldfunctie als het gaat om gedrag, het nakomen van afspraken, integriteit, betrokkenheid en het afleggen van verantwoording. De interne communicatie-inspanningen richten zich op:
Intranet: we ontwikkelen een goed intranet waar we bedrijfsinformatie efficiënt delen met de medewerkers en de saamhorigheid van het personeel en het één gezicht en één stem van de organisatie kunnen versterken. WIL-college: we ontwikkelen een intern college dat het ‘leren van collega’s’ stimuleert en faciliteert.
4.8 | Administratieve organisatie De administratieve organisatie (AO) houdt zich bezig met het functioneren van de organisatie, de informatie die hieruit voortkomt en het complex van maatregelen om het functioneren en informeren naar wens te laten verlopen. Een deugdelijke administratieve organisatie is van belang om op de juiste wijze financiële verantwoording te kunnen afleggen en daardoor een goedkeurende controleverklaring (voorheen: accountantsverklaring) te verkrijgen. Een belangrijke taak binnen een organisatie als WIL is het actualiseren en documenteren van de werkprocessen en procedures. Dat is ten eerste van belang omdat de accountant, bij de controle op de uitvoering van de wet- en regelgeving en de jaarrekeningcontrole, een oordeel moet kunnen vormen over de rechtmatigheid. Dit maakt het noodzakelijk om na te gaan of de werkprocessen en procedures er in voorzien dat de naleving van wet- en regelgeving, voor wat betreft de financiële rechtmatigheid, gewaarborgd wordt. Een tweede reden voor de goede vastlegging ligt in de gewijzigde uitvoering door WIL, ten opzichte van de vroeger situaties bij
68
MEERJARENBELEIDSPLAN 2014 – 2018 versie 2.0
de individuele gemeenten. Die wijzigingen maken actualisatie en aanpassing van procesbeschrijvingen noodzakelijk. Een derde reden is het verbeterde inzicht in de werking van de organisatie, dat ontstaat door een goede beschrijving. In 2013 en 2014 is veel aandacht besteed aan de administratieve organisatie, omdat dat de eerste jaren waren dat WIL operationeel was. De beschrijvingen worden in de toekomst verder uitgebreid en natuurlijk ook onderhouden. Nieuwe wet- en regelgeving wordt eveneens in de administratieve organisatie verwerkt. 4.9 | Interne controle Het doel van interne controle is het tijdig kunnen verantwoorden over de kwaliteit van de organisatie. Dat betreft de uitvoering van wet- en regelgeving, maar bijvoorbeeld ook HR en ondersteunende processen. Door procescontroles wordt bijgedragen aan een goede werking van de administratieve organisatie. Uit die controles komen ook weer verbetervoorstellen voor de interne bedrijfsvoering voort. Interne controle bewaakt of (nieuwe) voorschriften aanwezig en geldig zijn en stelt vast of de formele bevoegdheden (goed) geregeld zijn. We streven ernaar om met minimale inspanningen en via steekproeven betrouwbare uitspraken te doen over de rechtmatigheid, doelmatigheid en doeltreffendheid van de uitvoering van wet- en regelgeving. Daarbij maken we gebruik van risicoanalyses en geautomatiseerde gegevens. Interne en externe controle raken steeds meer verweven. Afstemming tussen interne controle en externe controle (de accountant) wordt daarmee ook belangrijker. De accountant maakt bij de externe controle intensief gebruik van de resultaten die uit de interne controles voortkomen. Accenten worden daarbij steeds meer gelegd op procescontroles ter gedeeltelijke vervanging van individuele dossiercontroles. Die procescontroles zijn zowel op rechtmatigheid als doelmatigheid gericht en vinden doorlopend plaats. Deze aanpak vraagt een goed samenspel tussen alle relevante betrokken medewerkers. We zijn hier op de goede weg. 4.10 | Financiën We streven naar een efficiënte en effectieve bedrijfsvoering. Optimalisatie van werkprocessen en een voortdurende vernieuwing van de uitvoering staan daarin centraal. Onze ‘eigenaren’, de vijf gemeenten die deelnemen in de Gemeenschappelijke Regeling Werk en Inkomen Lekstroom, mogen er op rekenen dat wij ons hierover verantwoorden in onze kwartaalrapportages en het jaarverslag. Betrouwbaarheid en transparantie zijn belangrijke kernwaarden in ons financieel beheer. Daarbij doen we onze uiterste best de aan ons overgedragen en opgedragen taken uit te voeren binnen de daarvoor beschikbare budgetruimte. Wij voeren onze taken conform de daarvoor geldende wet- en regelgeving uit. Wij voeren interne controles uit om de rechtmatigheid en doelmatigheid van de uitvoering vast te stellen. Die interne controles zijn het fundament voor de externe accountantscontrole. Voor de accountantscontrole geldt bij geconstateerde fouten een tolerantiegrens van 1%. De middelen waarover WIL beschikt, bestaan voor een belangrijk deel uit de doeluitkeringen van het Rijk. De deelnemende gemeenten ontvangen die gelden op grond van beschikkingen en betalen die 1 op 1 door aan WIL voor zover het de taken van WIL betreft. De exacte budgetten waarover WIL kan beschikken, worden
69
MEERJARENBELEIDSPLAN 2014 – 2018 versie 2.0
geautoriseerd door de vijf colleges in de eigen jaarlijkse Programmabegroting en – waar aan de orde- in tussentijdse wijzigingen die daarop door de gemeenteraden worden doorgevoerd. Voorstellen tot wijziging van de begroting van WIL behoeven altijd de goedkeuring van het algemeen bestuur. De Programmabegroting van WIL laat zien over welke budgetten wij beschikken.
70
MEERJARENBELEIDSPLAN 2014 – 2018 versie 2.0
5 | TOT SLOT WIL is de regionale uitvoeringsorganisatie Werk en Inkomen van de gemeenten Houten, IJsselstein, Lopik, Nieuwegein en Vianen. Een dienst van en voor de vijf Lekstroom gemeenten. Een dienst die in positieve zin naam wil maken, een hoog ambitieniveau nastreeft en een aantal duidelijk doelen heeft. In samenspel met de Lekstroom gemeenten streven we naar een meer effectieve en minder kwetsbare uitvoering, een duurzaam efficiënte uitvoering en uitvoering en beleidsontwikkeling die er voor zorgt dat WIL toekomstbestendig is. Wij gaan door op de lijn die in 2013 en 2014 is ingezet, met inachtneming van de accentverschuivingen die wij in de voorgaande hoofdstukken hebben aangegeven. De jaren 2013 en 2014 stonden vooral in het teken van stabiliseren en continueren. In 2015 gaan we op basis van het fundament onze dienstverlening verder ontwikkelen en prioriteiten stellen waar dat nodig is. Prioriteiten in onze dienstverlening, onze inspanningen daarop en de kosten die daarmee gemoeid zijn. En tegelijk goed kijken naar wat slimmer, anders en beter kan; onze potenties optimaal benutten. Hoe onze prestaties zich duurzaam en over langere tijd gemeten verhouden tot die van andere sociale diensten, weten we pas medio 2015. Wij zijn zeer benieuwd, maar op basis van de huidige inzichten die we hebben hoopvol gestemd. Dan ontstaat ook een scherp beeld van de afstand die we (nog) moeten overbruggen om tot de betere sociale diensten van Nederland te behoren. We zijn ons er van bewust dat onze prestaties ook zonder die referentie al op een aantal punten kunnen worden verbeterd. Wij gaan daar zoals gezegd de komende tijd mee aan de slag, met in ons achterhoofd steeds de vraag of de meeropbrengsten die dit in maatschappelijk, financieel, menselijk of politiek-bestuurlijk opzicht opleveren onze (extra) inzet hierop rechtvaardigt. En met het besef dat WIL met publieke middelen gefinancierd wordt: en daarmee ook onze basisinzet al van voldoende rendement moet opleveren. Ook in 2015 werken we aan een toekomst waarin iedereen naar vermogen meedoet, ontwikkelt en presteert. En met iedereen bedoelen we inderdaad iedereen. Wij verwachten daarbij veel van onze klanten en relaties en nog een stapje meer van onszelf.
71
MEERJARENBELEIDSPLAN 2014 – 2018 versie 2.0
BIJLAGE 1 | INTERNE INVESTERINGSAGENDA WIL 2015 Beoogd resultaat
Beoogde investering
Toelichting
KPI wachttijden en doorlooptijd SHV: 100% binnen wettelijke termijnen
Extra uitvoeringscapaciteit schuldhulpverlening (consulenten schuldhulpverlening)
Op de ontwikkelagenda schuldhulpverlening staan o.a. het investeren in preventie (informatievoorziening, eigen kracht, e.d.), het optimaliseren van de werkprocessen, het innoveren van onze dienstverlening, het samenwerken in het aanvraagproces met derden (maatjesprojecten, e.d.) en het herijken van ons aanvraagproces (eerste gesprek en intake samenvoegen). Daarmee beogen we onze prestaties fors te verbeteren tot duurzaam 100% binnen de wettelijke termijnen (eerste gesprek binnen 4 weken, besluit binnen 8 weken daarna en plan binnen 120 dagen). Tegelijk willen we ook op korte termijn al onze prestaties aanzienlijk verbeteren. Met de bestaande capaciteit lukt ons dat niet tegelijk en binnen een kort tijdsbestek. Met tijdelijke extra uitvoeringscapaciteit kunnen we én onze prestaties snel opschroeven én een fundament leggen om ook duurzaam deze goede prestaties te borgen.
Extra uitvoeringscapaciteit Bijzondere regelingen (BR) (consulenten inkomensondersteu ning)
Op de ontwikkelagenda BR staan o.a. het investeren in het optimaliseren van de werkprocessen (via stoplichtenmodel en gebruik makend van informatie die we al hebben) en het innoveren van onze dienstverlening/aanvraagproces (via bv. snelbalie en meer digitale aanvraag). Daarmee beogen we onze prestaties fors te verbeteren tot duurzaam 100% binnen de wettelijke termijnen. Tegelijk willen we ook op korte termijn al onze prestaties aanzienlijk verbeteren. Met de bestaande capaciteit lukt ons dat niet tegelijk en binnen een kort tijdsbestek. Met tijdelijke extra uitvoeringscapaciteit kunnen we én onze prestaties snel opschroeven én een fundament leggen om ook duurzaam deze goede prestaties te borgen.
Extra uitvoeringscapaciteit Inkomen (consulenten inkomen)
Op de ontwikkelagenda Inkomen staan o.a. het optimaliseren van de werkprocessen (via invoeren stoplichtenmodel en meer gebruik maken van informatie die er al is), het herijken van de organisatie (door verbeteren samenspel met de Poort en beter positioneren van de consulenten inkomen in de Poort) en het herijken van ons aanvraagproces (meer digitaal en met minder 1-op-1 controles). Daarmee beogen we onze prestaties fors te verbeteren tot duurzaam 100% binnen de wettelijke termijnen. Tegelijk willen we ook op korte termijn al onze prestaties aanzienlijk verbeteren. Met de bestaande capaciteit lukt ons dat niet tegelijk en binnen een kort tijdsbestek. Met tijdelijke extra uitvoeringscapaciteit kunnen we én onze prestaties snel opschroeven én een fundament leggen om ook duurzaam deze goede prestaties te borgen.
Extra capaciteit Poort & Schouw (poortwachters)
Alle inzet op jongeren (naar werk, school of hulp) wordt op dit moment additioneel gefinancierd. In samenspel met het RMC en anderen willen we een structurele jongerenaanpak/jongerenloket neerzetten die start in de Poort; hieraan wordt momenteel al gewerkt. Binnen de reguliere formatie is dit nu niet mogelijk. Met een tijdelijke extra investering kunnen we onze dienstverlening zo inrichten dat vanuit de gerealiseerde schadelastbeperking zo min mogelijk jongeren in de uitkering komen
Fundament SHV op orde
KPI doorlooptijd aanvragen BR 100% binnen wettelijke termijnen; positieve ontwikkeling naar < 4 weken Fundament BR op orde
KPI doorlooptijd aanvragen levensonderhoud: duurzaam 100% binnen wettelijke termijnen; met een zeer stevige positieve ontwikkeling naar < 4 weken Fundament Inkomen op orde voor wat betreft de domeinen bestandsbeheer en uitkeringsadministratie Geen jongere in de uitkering
72
MEERJARENBELEIDSPLAN 2014 – 2018 versie 2.0
BIJLAGE 2 | EXTERNE INVESTERINGSAGENDA WIL 2015 Beoogd resultaat
Beoogde investering
Toelichting
WIL Participatiewet proof
Extra beleidscapaciteit (bovenal projectleider) en extra capaciteit inkomen (uitkeringsadminist ratie)
WIL heeft feitelijk maar 3,5 fte beleidscapaciteit (voor handhaving, inkomen, schuldhulpverlening, bijzondere regelingen en werk/participatie, maar ook voor verantwoording/monitoring). Opdracht implementatie P-wet is qua inhoud en proces dermate omvangrijk en complex dat extra strategische beleidscapaciteit nodig is. Capaciteit die intern wel aanwezig is wordt ingezet op ondersteuning projectleider en projectleiderschap deelprojecten (tegenprestatie en WWB maatregelen). Door de Participatiewet krijgt WIL een groep vaste klanten die deels een uitkering krijgen en deels een structurele loonkostensubsidie. De uitkeringsadministratie zal hierop moeten worden ingericht; dit vraagt tijdelijk extra capaciteit.
Extra uitvoeringscapaciteit schuldhulpverlenin g, inkomensonderste uning, inkomen, werkcoaches en poortwachters en extra beleidscapaciteit
Binnen het programma Interfaces is het de bedoeling de afgesproken pilots goed uit te voeren en waar nodig en zinvol te integreren binnen de reguliere dienstverlening van WIL, op maat en adequaat aan te haken op de lokale herstructurering van de het sociale domein (toegang, diagnosestelling en integrale dienstverlening) en samen met de gemeenten en lokale partners verder te investeren in het versterken van de eigen kracht en verantwoordelijkheid van burgers (preventie). Daarmee beogen we niet alleen een aantal maatschappelijke prestaties te realiseren, maar ook onze kwaliteit van dienstverlening te verbeteren en de inzet van onze dienstverlening te bepreken (qua schadelastbeperking, uitvoeringskosten, e.d.). De komende jaren zijn verder jaren waarin de meeste gemeenten sneller en intensiever dan voorheen willen en zullen schakelen; om daarin actief en effectief mee te kunnen denken, ontwikkelen en uitvoeren is voldoende strategische, tactische en operationele inzet vanuit WIL essentieel. De mensen die aan deze veldtafels aanschuiven kunnen minder productief worden ingezet. Gelet op de noodzaak maximaal productief te zijn, lukt ons dit met de bestaande capaciteit niet in voldoende mate. Vanuit het management kunnen we de gevraagde strategische inzet en behoefte aan key accounthouders afdekken, operationeel kunnen we dit niet. Beleidsmatig en coördinerend is nu maar alleen inzet door de kwartiermaker Interfaces geborgd. Met de tijdelijke extra capaciteit kunnen we goed en pro-actief mee met wat de gemeenten als hun ambities zien én een fundament leggen om ook duurzaam de interfaces goed neer te zetten en te borgen vanuit de reguliere formatie (of projectmatig en daarmee additioneel gefinancierd).
Implementatie Pwet conform opdracht gemeenten uitgevoerd
Interfaces goed ingeregeld per gemeente voor nu en komende jaren (qua werkprocessen, structuur/organisat ie, communicatie, ketensamenwerkin g, e.d.), KPI’s maatschappelijke prestaties gedefinieerd en gehaald
73
MEERJARENBELEIDSPLAN 2014 – 2018 versie 2.0
BIJLAGE 3 | OVERZICHT VAN DE MAJEURE WIJZIGINGEN IN VERSIE 2.0 t.o.v. VERSIE 1.0 Hoofdstuk
Onderwerp
Wijziging ten opzichte van versie 1.0
Voorwoord Voorwoord Voorwoord
Geactualiseerde versie Meerjarenbeleidsplan Onder “Invloed van buitenaf”
Voorwoord
Zienswijzen op versie 2.0
1.4
Ambities
2.3
Wet- en regelgeving
2.4
Wet sociale werkvoorziening
2.5
Tabel Re-integratiemiddelen
2.6
Lokale ontwikkelingen
2.7
Handen uit de mouwen
3.1
Inleiding over KPI’s en Divosa Benchmark
3.2.1
Werkgeversbenadering
3.2.1
Utrechtse Werktafel; figuur 3.2
3.2.1
Utrechtse Werktafel besluit niet!
3.2.1
Figuur 3.4
3.2.2 3.2.2 3.2.2
Figuur 3.5 Jongerenloket Studietoeslag
3.2.3
Figuur 3.6
3.2.3
Tekst bij vier bullits
3.2.3
Figuur 3.7
3.2.4
Figuur 3.8
3.2.4 3.2.5 3.2.6 3.2.7
Laatste alinea voor 3.2.5 Instrumentarium Tegenprestatie Berschut werk
3.3
Figuur 3.9
3.4
Figuur 3.11
3.5
Dienstverlening klantgroep 4
4.3
Figuur 4.3
4.5
Figuur 4.4
4.6
Kwaliteitsbeleid
Nieuwe tekst opgenomen Tekst over 3 transities geactualiseerd Herschreven in licht van huidige situatie (bijna 2015 en nieuwe zienswijzen op komst) Nieuwe tekst opgenomen Nieuwe tekst opgenomen over stopzetten verkiezing en alternatief in benchmark Nieuw tekstblok opgenomen over WIL en de Participatiewet Nieuwe paragraaf opgenomen met meest actuele stand van zaken Bedragen aangepast aan laatste beschikkingen Aangepast op actualiteit sociale wijkteams/loketten, tevens passage opgenomen op formalisering hiervan in DVO Interfaces Fors ingekort en aangepast op de actualiteit Herschreven in licht van deelname aan benchmark Nieuwe tekst in aanvang ingevoegd tot aan ‘Het WGSP is het centrale … “ Nieuwe figuur toegevoegd over focus Utrechtse Werktafel i.r.t. brede problematiek en werkterrein WIL Aansluitend nieuwe tekst ingevoegd over actuele stand van zaken Nieuwe figuur 3.2 ingevoegd over formele positie Utrechtse Werktafel met aansluitend actuelere teksten dan voorheen KPI’s programma Werk aangepast en aangescherpt Idem Oude test verwijderd en nieuwe ingevoegd Nieuwe tekst opgenomen KPI’s programma Werk aangepast en aangescherpt Tekst op een aantal posities aangescherpt en geactualiseerd Bedragen 2014 en 2015 aangepast en inleidende tekst aangepast Figuur klantgroepen geactualiseerd en uitgebreid Tekst over herverdeling middelen ingevoegd Nieuwe paragraaf opgenomen Nieuw paragraaf opgenomen Nieuwe paragraaf opgenomen KPI’s programma Inkomensondersteuning aangepast en aangescherpt KPI’s programma Inkomen aangepast en aangescherpt Tekst geactualiseerd KPI’s Ziekteverzuim en Werkomgeving geactualiseerd KPI’s aangepast, aangescherpt en uitgebreid Tekst derde alinea geactualiseerd en vierde alinea nieuw ingevoegd
Zienswijzen op versie 1.0
74