Meerdere instanties over de vloer
Hoe is het voor ouders om hulp van meerdere instanties te ontvangen? Waar is winst te halen in het licht van één gezin/kind, één plan, één regisseur?
Meerdere instanties over de vloer Hoe is het voor ouders om steun, hulp en interventie van meerdere instanties te ontvangen? Waar is winst te halen in het licht van ‘één gezin/kind, één plan, één regisseur’?
Je moet de hulpvrager ook de kans geven om samen met de hulpverlener te kijken naar wat er moet gebeuren. En niet dat de hulpverlener het maar gelijk overneemt. Je moet het in samenwerking doen met de cliënt, het gaat nota bene om zijn of haar leven! Als je het overneemt dan kan de cliënt ook denken: zie je wel, ik kan niks zelf. Dan krijg je alleen maar nog meer een minderwaardigheidscomplex... Gerrie
Colofon Het onderzoek ‘Meerdere instanties over de vloer’ is een uitgave van Partoer, en is gefinancierd door de provincie Fryslân. Auteurs Dr. Nienke Boomstra Dr. Truus de Witte Eindredactie Sonja Toonstra Leeuwarden, oktober 2014 Partoer, Fries bureau voor sociaal economische vraagstukken Postbus 298 8901 BB Leeuwarden T. (058) 234 85 00 F. (058) 234 85 01 E.
[email protected] I. www.partoer.nl
2
Samenvatting ‘Hoe ervaren gezinnen de ondersteuning, hulpverlening en interventie van meerdere instanties, wat gaat goed en waar is winst te halen in het kader van ‘één gezin/kind, één plan, één regisseur?’ is de centrale vraag in dit rapport. Vijf (anonieme) moeders die met verschillende instanties te maken hebben, komen aan het woord. Zij noemen positieve ervaringen: de hulpverleners bieden een luisterend oor, geven steun en bieden een positief contact en zorgen ervoor dat er iets leuks gebeurt. Ook negatieve ervaringen worden genoemd: het is erg druk met verschillende hulpverleners over de vloer, niet iedereen is eerlijk, sommige hulpverleners hebben een negatieve insteek en er gelden bij hulptraject-aanvragen vaak lange procedures. Als tip geven de geïnterviewden mee: werk meer samen. Als organisaties onderling, maar ook (en misschien wel vooral) de hulpverleners met de hulpvragers. De vijf moeders die in deze rapportage hun verhaal vertellen, vertegenwoordigen de verhalen achter de kale getallen. Om de omvang van de groep gezinnen die gebruik maken van voorzieningen in beeld te brengen, zijn Friese cijfers opgenomen. Cijfers zijn belangrijk, maar in het kader van transformeren, dus het actuele ombuigen van beleid en uitvoering naar zelf- en samenredzaamheid, is het ook belangrijk om te weten wat er op de werkvloer gebeurt, hoe dat door de gebruikers wordt ervaren, en waar aangrijpingspunten liggen voor de vergroting van eigen kracht. De geïnterviewden geven aan dat veel miscommunicatie was voorkomen als instanties meer samen hadden gewerkt. Ook waren er, door goede samenwerking en afstemming, minder afspraken nodig geweest en zou er dus minder tijd zijn verspild. Dit lijkt een prima betoog voor de invoering van één aanspreekpunt per gezin.
3
Inhoudsopgave 1. 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5 1.6
Inleiding Aanleiding Doel van het onderzoek Vraagstelling Onderzoeksmethode Verantwoording Leeswijzer
05 05 05 05 05 05 07
2. 2.1 2.2 2.3 2.4
Voorzieningen: gebruik en gebruikers Een nieuwe werkwijze Steunberen, kwetsbaren en uiterst kwetsbaren Bevolking in woord en beeld Voorzieningengebruik in woord en beeld
07 07 07 08 09
3. 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5
Gebruikers aan het woord Anke Sanne Annemarie Katja Gerrie
12 12 15 19 23 26
4. 4.1 4.2 4.3 4.4 4.5
Conclusies en aanbevelingen Hoeveel en welke instanties komen bij de geïnterviewden ‘over de vloer’? Hoe zijn ze met deze instanties in contact gekomen? Hoe ervaren ze de geboden hulp? Hoe ervaren ze de onderlinge afstemming tussen de instanties? Welke tips en aanbevelingen kunnen ze formuleren?
30 30 31 31 32 32
Bijlagen: 1. Interviewitems 2. Instanties
34 35
4
1. Inleiding 1.1 Aanleiding Gemeenten werken momenteel aan een nieuw stelsel van maatschappelijke ondersteuning. De Participatiewet, de Jeugdwet en de Nieuwe Wet maatschappelijke ontwikkeling (Wmo) geven gemeenten nieuwe taken en verantwoordelijk-heden, die met minder financiële middelen moeten worden uitgevoerd. Sociale wijkteams, ‘alles in één hand’, zelfredzaamheid, netwerkversterking en het ‘samen met de cliënt richting geven aan ondersteuning’ vormen belangrijke principes van het nieuwe stelsel van maatschappelijke ondersteuning. 1.2 Doel van het onderzoek Om meer zicht te krijgen op hoe ‘samen met de burgers richting gegeven kan worden aan ondersteuning’ gaf de provincie Fryslân in 2014 de ruimte aan Partoer om in gesprek te gaan met burgers die te maken hebben met ondersteuning, hulpverlening en/of interventie van maatschappelijke-, juridische- en/of hulpverleningsinstanties. Met andere woorden: hoe is het met burgers die ‘meerdere instanties over de vloer krijgen’? De Provincie wil enerzijds hun ervaringen, succesverhalen en aanbevelingen in beeld brengen, en wil hen anderzijds een stem geven in de actuele discussie die over hen gaat. In overleg met de Provincie is gekozen voor gezinnen die in eerste instantie te maken hebben met ondersteuners, hulpverleners en vormen van interventie op het domein Jeugd. Vaak vloeien daar in tweede instantie andere vormen van hulpverlening uit voort, bijvoorbeeld op het gebied van zorg en inkomen. 1.3 Vraagstelling De vraagstelling van het onderzoek luidt dan ook: ‘Hoe ervaren gezinnen de ondersteuning, hulpverlening en interventie van meerdere instanties, wat gaat goed en waar is winst te halen in het kader van ‘één gezin/kind, één plan, één regisseur’?’ Deze vraagstelling wordt onderverdeeld in de volgende subvragen: 1. Hoeveel en welke instanties komen bij de geïnterviewden over de vloer? 2. Hoe zijn zij met deze instanties in contact gekomen? 3. Hoe ervaren ze de geboden hulp? 4. Hoe ervaren ze de onderlinge afstemming tussen de instanties? 5. Welke tips en aanbevelingen kunnen ze formuleren? 1.4 Onderzoeksmethode Om een kader voor het onderzoek te schetsen worden eerst relevante demografische cijfers in beeld gebracht. Vervolgens worden cijfers over het gebruik en het gecumuleerde gebruik van voorzieningen op het gebied van inkomen, zorg en jeugd weergegeven. Om de onderzoeksvraag en subvragen te kunnen beantwoorden zijn gesprekken gevoerd met vijf ouders (moeders) die allen met meerdere instanties te maken hebben. Zij brengen de ervaringen van de gebruikers zélf in beeld. Zij zijn dus enkele van de mensen achter de cijfers. 1.5 Verantwoording De cijfers van de Monitor Fryslân zijn via de website www.monitorfryslan.nl openbaar te raadplegen. Voor het gebruik van de cijfers uit de Cumulatierapportages is toestemming verleend door de betrokken Friese gemeenten. Voor het opnemen van de geanonimiseerde egodocumenten in deze rapportage is toestemming gegeven door de geïnterviewden. De geïnterviewden zijn aangedragen door Humanitas, omdat deze instantie op de hoogte was van het feit dat de geïnterviewden te maken hadden met meerdere instanties naast de ondersteuning die zij ontvingen van een vrijwilliger van Humanitas. Humanitas heeft dan ook de introductie van de interviewer bij de gezinnen verzorgd. Het betreft (slechts) vijf geïnterviewden. De uitspraken kunnen daardoor niet gegeneraliseerd worden, maar dragen bij aan de discussie over het thema. Dit sluit overigens aan bij de uitspraak van Amaryllis: ‘Ieder verhaal is er één’. De gesprekken zijn verwerkt tot (geanonimiseerde) egodocumenten die door de betrokken ouders zijn gecontroleerd en goedgekeurd. Gekozen is voor het weergeven van de ervaringen in de ik-vorm, om de geïnterviewden het woord te geven, létterlijk. Uitspraken uit de egodocumenten zijn gecodeerd aan de hand van de onderzoeks-subvragen, en dienen ter beantwoording ervan.
5
Omdat het niet de bedoeling van dit onderzoek is om de afzonderlijke hulpverlenende instanties te evalueren door de ogen van de cliënten worden ook de instanties geanonimiseerd door ze met een willekeurige hoofdletter aan te duiden (A in het ene verhaal is dus niet dezelfde instantie als A in een ander verhaal). Het gaat immers om het onderzoeken van een al dan niet passende samenwerking en afstemming, niet om het eenzijdig ter discussie stellen van de integriteit van afzonderlijke instanties of medewerkers. Daarnaast moet voorkomen worden dat de cliënten hinder ondervinden van wat ze in vertrouwen over hun ervaringen met de instanties hebben verteld. De veertig instanties, waarmee de geïnterviewden te maken hebben (gehad), worden vermeld in bijlage 2. 1.6 Leeswijzer Hoofdstuk 2 brengt enkele cijfers in beeld over de Friese bevolkingssamenstelling en het gebruik van met name jeugdvoorzieningen in Fryslân. Dit biedt een bruikbaar kader als het gaat om voorzieningengebruik. Hoofdstuk 3 geeft het woord aan vijf burgers die meerdere ondersteuners, hulpverleners en vormen van interventie ontvangen. Hoofdstuk 4 formuleert conclusies en aanbevelingen aan de hand van de beantwoording van de onderzoeksvraag en subvragen. De interviewitems worden als bijlage 1 toegevoegd, de betrokken instanties als bijlage 2.
6
2. Voorzieningen: gebruik en gebruikers 2.1 Een nieuwe werkwijze Gemeenten krijgen per 2015 te maken met drie grote decentralisaties op het gebied van zorg, jeugd en inkomen: de overheveling van een aantal AWBZ-functies naar de Wmo (zorg), de transitie van de Jeugdzorg (jeugd) en de invoering van de Participatiewet (inkomen). Het Rijk heeft met deze decentralisaties een aantal doelen voor ogen: het tegengaan van de versnippering in het voorzieningenaanbod, het beperken van de omvang en de kosten van de verzorgingsstaat, en het leveren van een bijdrage aan de verdere ontwikkeling van de participatie van burgers in de samenleving. Dit vraagt een transformatie in werkwijze en houding van zowel cliënten, burgers, netwerken, professionals als overheden. Voor de realisatie van de doelen wordt van burgers gevraagd meer eigen verantwoordelijkheid te nemen en regie te voeren over hun eigen leven. Ze moeten zoveel mogelijk gebruik maken van hun eigen kracht en dat van hun eigen netwerk, waar nodig met lichte en gerichte ondersteuning van een professional of informele netwerken zoals vrijwilligersorganisaties. Als deze lichte ondersteuning geen soelaas biedt kan een beroep worden gedaan op zwaardere en meer specialistische ondersteuning. Landelijke en provinciale overheden en maatschappelijke instanties trachten burgers zoveel mogelijk bij de transitie van verzorgingsstaat naar participatiesamenleving te betrekken. Om enerzijds een zo breed mogelijk draagvlak te garanderen, en om anderzijds te leren van wat er speelt aan vaardigheden, wensen, beperkingen, verwachtingen, ervaringen en tips. Van instanties wordt meer afstemming en samenwerking gevraagd, ondersteuning bij de versterking van de nulde lijn (eigen netwerk van burgers, vrijwilligers, maatjes), versterking van eerste lijn (scholen, huisarts, welzijnswerk, sociaal werk, wijkteams, wijkverpleegkundige, consultatiebureaus) en terugdringing van de inzet vanuit de tweede lijn (specialistische voorzieningen, ingezet na doorverwijzing door eerste lijn of na indicering). Vooral ‘één kind, één dienstverlener, één plan’ en ‘hulp waar nodig, thuis waar mogelijk’ moeten versnippering en overbodige inzet tegengaan en efficiëntie én effectiviteit verhogen. Welzijn Nieuwe Stijl richt zich op de integrale aanpak door één hulpverlener in de eerste lijn. Wanneer specialistische hulp vanuit de tweede lijn nodig is doen ouders eenmaal hun verhaal, waarna aanbieders met elkaar werken in plaats van naast elkaar. Daarnaast wordt de hulpverlening aan kinderen afgestemd op die aan ouders. 2.2 Steunberen, kwetsbaren en uiterst kwetsbaren Het Rijk gaat ervan uit dat 80% van de Nederlandse burgers goed in staat is om zijn of haar problemen op te lossen en zelf hulp te zoeken in het eigen netwerk (familie- of vriendendienst) of markt (betaald). Deze groep burgers wordt de steunberen van de samenleving genoemd. Naast zelfredzaamheid is deze groep ook in staat om steun te bieden aan burgers die minder zelfredzaam zijn, en vormen zij het dus het (potentiële) netwerk voor de meer kwetsbare burgers. Vertaald naar het aantal Friese inwoners zou het gaan om ruim 517.000 steunbeer-burgers. Van de overige burgers is 15% kwetsbaar. Zij zijn voor kortere of langere tijd of zelfs semi-permanent aangewezen op ondersteuning of hulpverlening op het gebied van schulden, financiën, relatie-, persoonlijke- of geestelijke problemen, huisvesting of het ontbreken van een toereikend sociaal netwerk. Ze zijn weliswaar kwetsbaar, maar kunnen zich redden met passende steun. Problemen zijn op te lossen of hanteerbaar te maken als ze tijdig worden gesignaleerd. Vertaald naar het aantal Friese inwoners zou het gaan om een kleine 97.000 kwetsbare burgers. De overblijvende 5% betreft uiterst kwetsbare burgers. Zij zijn buitengesloten of sluiten zichzelf buiten de samenleving. Het gaat om burgers die al langer, vaak meerdere generaties, en op meerdere levensgebieden afhankelijk zijn van hulpverlening. Ze hebben dikwijls te maken met welzijns-, zorg- en rechterlijke instanties. Het gaat om probleemgezinnen waar schoolverzuim, beperkte verstandelijke vermogens, schulden, uitkeringsafhankelijkheid, geweld, intimidatie en overlast al generaties lang spelen, al dan niet gecombineerd met strafbare feiten, dak- en thuisloosheid en psychi(atri)sche problemen. Deze burgers zijn gebaat bij één plan en één coördinerende instantie of hulpverlener om de vicieuze cirkel te doorbreken, de negatieve spiraal om te buigen en verdere problemen te voorkomen. Vertaald naar het aantal Friese burgers zou het gaan om ruim 32.000 uiterst kwetsbare burgers.1 Figuur 2.1 brengt de aantallen van de drie genoemde percentagegroepen in beeld.
1
O. Herder, F. Vos, A. Geurden, A. van der Bij en S. Bruinsma: Welzijn Nieuwe Stijl & de 3D’s. Leeuwarden, 2011; O. Herder, F. Willemse, B. Wagenaar, M. Snakenborg en C. Kant: Welzijn Nieuwe Stijl in praktijk. Leeuwarden, 2012. 7
Figuur 2.1: Weerbaar of kwetsbaar? Het 80-15-5%-model vertaald naar aantallen Friese inwoners
32.315
96.948 Steunberen Kwetsbaren Uiterst kwetsbaren 517.054
Bron: Amaryllisgroep 2012 en Monitor Fryslân 2014
2.3 Bevolking in woord en beeld Hoeveel inwoners telt Fryslân? Hoe is de verdeling naar leeftijdsgroepen en huishoudsamenstelling? Fryslân telde 646.317 inwoners per 1 januari 2014. Op diezelfde peildatum telde Fryslân 136.769 jongeren tot 18 jaar, het gaat om 21,2% van de totale Friese bevolking. Het Nederlands percentage jongeren tot 18 jaar is 20,5%, Fryslân telt dus relatief meer jongeren dan het landelijk gemiddelde. Figuur 2.2: Leeftijdsopbouw provincie Fryslân in percentages
2% 6% 21%
11%
jonger dan 18 jaar 18 tot 45 jaar 45 tot 65 jaar 65 tot 75 jaar 75 tot 85 jaar 85 jaar of ouder
28% 32%
Bron: Monitor Fryslân 2014
Op 1 januari 2014 telde Fryslân 285.063 huishoudens (alleenstaanden, meerpersoonshuishoudens met of zonder kinderen, eenoudergezinnen). 17.353 (6,1%) van deze huishoudens betrof een eenoudergezin, 79.797 (28,0%) een meerpersoonshuishouden met kinderen. In 8,0% van de huishoudens ging het om alleenstaanden, 31,9% betrof meerpersoonshuishoudens zonder kinderen). Figuur 2.3 brengt deze verdeling in beeld. Nederland telde op dezelfde peildatum 521.578 eenoudergezinnen, 6,9% van alle huishoudens. Fryslân ligt onder dit gemiddelde. Figuur 2.3: Huishoudsamenstelling in Fryslân in aantallen
17.353
alleenstaanden
98.132
79.797
meerpersoonshuishoudens zonder kinderen meerpersoonshuishoudens met kinderen eenoudergezinnen 89.781
Bron: Monitor Fryslân 2014
8
2.4 Voorzieningengebruik in woord en beeld Hoeveel Friezen maken gebruik van voorzieningen op het gebied van jeugd, zorg en inkomen? Allereerst worden de AWBZ-indicaties gegeven en de aantallen besluiten die aan jeugdigen zijn verstrekt. Daarna volgen gegevens over schuldhulpverlening en minima. Tot slot volgt een weergave van gegevens die ontleend zijn aan onderzoeken die Partoer verrichtte over gestapeld voorzieningengebruik in enkele Friese gemeenten. In Fryslân hadden 36.205 burgers een geldig AWBZ-besluit per 1 januari 2014, 5,6% van de totale Friese bevolking. Van deze groep waren 2.310 geïndiceerden jonger dan 18 jaar.2 Het gaat dus om 6,4% van alle CIZ-geïndiceerden en 1,7% van alle Friese jongeren tot 18 jaar. Deze percentages liggen boven het landelijk gemiddelde. In Nederland waren 44.500 geïndiceerden jonger dan 18 jaar, 5,6% van alle geïndiceerden en 1,3% van alle Nederlandse jongeren tot 18 jaar. Figuur 2.5: Geldige indicaties per 1 januari 2014
2310
indicaties 18 jaar en ouder indicaties 17 jaar en jonger
33895
Bron: CIZ 2014
De indicatiebesluiten behelsden indicaties voor jeugdigen met een somatische aandoening of beperking, een verstandelijke-, zintuiglijke- of lichamelijke beperking. Het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) is niet bevoegd voor het afgeven van indicaties voor jeugdigen met een psychiatrische aandoening. Die indicaties worden verstrekt door Bureau Jeugdzorg.3 In 2013 meldden 2.362 nieuwe cliënten zich bij één van de zeventien Friese vestigingen van Algemeen Maatschappelijk Werk. Hoe zat het in Fryslân met schuldhulpverlening? In 2012 stroomden 2.103 Friese burgers in in een schuldhulpverleningstraject. Van hen stroomden dat jaar 1.107 weer uit, 622 succesvol en 512 niet succesvol. Voor 996 gebruikers werd de hulp gecontinueerd. Figuur 2.6 Instroom, uitstroom en continuering schuldhulp 2012 naar aantallen
622 uitstroom succesvol
996
uitstroom niet succesvol gecontinueerde hulp 512
Bron: Monitor Fryslân 2014
Nu volgen enkele gegevens over inkomensvoorzieningen en minima. In 2013 ontvingen 15.070 Friese burgers een Wwb-uitkering. In 2012 telde Fryslân 2.840 bijstandsouders (eenoudergezinnen) met één of meer kinderen. In verreweg de meeste gevallen ging het om bijstandsmoeders. In Nederland gaat het om 74.220 bijstandsouders.
2 3
CIZ, 2014. Partoer Startfoto Jeugd 2. Leeuwarden, 2012 9
In 2011 telde Fryslân 4.090 bijstandsgezinnen met kinderen jonger dan 18 jaar, in Nederland lag dat aantal in 2011 op 108.664. In de helft van de gezinnen betrof het een gezin met één kind, een kwart een gezin met twee kinderen. In totaal leefden 6.998 kinderen jonger dan 18 jaar in 2013 in een gezin dat Bijstand ontving, 5,1% van alle Friese kinderen tot 18 jaar. Figuur 2.4: Friese gezinnen met kinderen die in 2013 Bijstand ontvingen in aantallen
139
58
467 gezinnen met 1 kind gezinnen met 2 kinderen gezinnen met 3 kinderen
2.132
gezinnen met 4 kinderen
1.294
gezinnen met 5 of meer kinderen
Bron: Monitor Fryslân 2014
In 2011 leefde 9,4% van alle Friese huishoudens van een inkomen tot 105% van het sociaal minimum, in Nederland was dat dat jaar 9,2%. In 2011 leefde 16,2% van alle Friese huishoudens van een inkomen tot 120% van het sociaal minimum, in Nederland was dat dat jaar 15,1%. Beide percentages liggen in Fryslân hoger dan het landelijk gemiddelde. Figuur 2.7: Percentage Friese huishoudens met een inkomen tot 120% van het sociaal minimum
16% tot 120% van het sociaal minimum boven 120% van het sociaal minimum 84%
Bron: Monitor Fryslân 2014
In 2011 hadden 14.900 Friese kinderen jonger dan 18 jaar kans op armoede4, 10,9% van alle Friese kinderen. In Nederland ging het in 2011 om 407.500 kinderen jonger dan 18 jaar met kans op armoede, 11,3% van alle Nederlandse kinderen jonger dan 18 jaar. Het Friese percentage ligt op dit vlak onder het landelijk gemiddelde. In het voorjaar van 2014 heeft Partoer voor vijf Friese gemeenten in beeld gebracht wat het voorzieningengebruik was op het gebied van jeugd, inkomen en zorg.5 Tevens werd in beeld gebracht welk ‘gestapeld gebruik’ vooral voorkwam, dus het gebruik van meerdere voorzieningen. Uit de onderzoeken bleek dat in 2013 gemiddeld 5,6% van de meerpersoonshuishoudens met kinderen en eenoudergezinnen gebruik maakte van een of meerdere jeugdvoorzieningen: BJZ Jeugdreclassering, BJZ Onder Toezicht Stelling, BJZ Voogdij, BJZ Uithuisplaatsing, AWBZ functies jeugd, AWBZ ZZP jeugd. In de stedelijke gemeenten lag dit percentage hoger, rond 8,4%, in plattelandsgemeenten lager, rond 3,7%. Het meest werd gebruik gemaakt van AWBZ functies jeugd, AWBZ ZZP jeugd werd het minst vaak gebruikt.
4
Kinderen, opgroeiend in een meerpersoonshuishouden dat een inkomen heeft tot 120% van het sociaal minimum. Een grote stad, een middelgrote stad en drie plattelandsgemeenten. Het betrof zestien voorzieningen: Bijstand, Wsw, Bijzondere Bijstand, Schuldhulpverlening, Wmo Hulp bij Huishouden, Wmo Woningaanpassingen en Hulpmiddelen, Wmo Vervoer, AWBZ functies, AWBZ ZZP 1 t/m 4, OGGZ, BJZ Jeugdreclassering, BJZ Onder Toezicht Stelling, BJZ Voogdij, BJZ Uithuisplaatsing, AWBZ functies jeugd en AWBZ ZZP jeugd.
5
10
Van deze groep gebruikte 15,5% ook een zorgvoorziening: Wmo Hulp bij Huishouden, Wmo Woonvoorzieningen en Hulpmiddelen, Wmo Vervoer, AWBZ functies, AWBZ ZZP 1 t/m 4, OGGZ. En van deze groep gebruikte 18,7% ook een inkomensvoorziening: Bijstand, Wsw, Bijzondere Bijstand, Schuldhulpverlening. Er was dus sprake van overlap tussen het gebruik van een of meer jeugdvoorzieningen en het gebruik van een of meer inkomens- en zorgvoorzieningen. De meeste voorzieningengebruikende huishoudens (alle huishoudtypen6) gebruikten één voorziening waaronder mogelijk een jeugdvoorziening. Het betrof gemiddeld 15,7% van de huishoudens in de betrokken gemeenten. De meeste huishoudens, 72,7%, maakte van geen enkele van de zestien meegetelde voorzieningen gebruik op het gebied van inkomen, zorg en jeugd. Figuur 2.8: Gebruik van voorzieningen door huishoudens in 2013 in percentages
0,6
0,2
2,5 8,3
geen voorziening
15,7
gebruik één voorziening gebruik twee voorzieningen gebruik drie voorzieningen gebruik vier voorzieningen gebruik vijf of meer voorzieningen 72,7
Bron: Partoer Cumulatieonderzoeken 2014
Gemiddeld 27,3% van alle huishoudens in de betrokken gemeenten maakte gebruik van één of meerdere voorzieningen op het gebied van jeugd, inkomen of zorg. De overlap van gebruikers van een jeugdvoorziening met een zorg- en/of inkomensvoorziening was daarin het grootst. Vanuit de gebruikers van inkomens- en zorgvoorzieningen was er dus minder overlap met het gebruik van een jeugdvoorziening dan andersom.
6
Alleenstaanden, meerpersoonshuishoudens met en zonder kinderen, eenoudergezinnen. 11
3. Gebruikers aan het woord In hoofdstuk 2 werd onder andere in beeld gebracht dat gemiddeld 27,3% van de Friese huishoudens gebruik maakte van één of meer voorzieningen op het gebied van jeugd, inkomen en zorg. Het gaat daarbij, zoals al aangegeven, om zestien voorzieningen die in het onderzoek zijn verwerkt. Maatschappelijk Werk, ondersteuning door vrijwilligers en Advies & Meldpunt Kindermishandeling zijn bijvoorbeeld niet meegenomen in de onderzoeken, omdat er geen cijfers beschikbaar waren of omdat het publiceren ervan de privacy van de gebruikers in het geding zou brengen. Het percentage van 27,3% zou logischerwijs hoger uitpakken als ál het voorzieningengebruik zou zijn meegenomen. De cijfers laten zien dat 5,6% van de Friese meerpersoonshuishoudens met kinderen en eenoudergezinnen in 2013 gebruik maakte van een of meer jeugdvoorzieningen. Tevens kwam naar voren dat 18,7% van deze gebruikers ook een inkomensvoorziening gebruikte, en 15,5% ook een zorgvoorziening. Deze percentages geven een overlap weer, met andere woorden: er komen meerdere hulpverleners bij de gebruikers over de vloer. Hoe is dit voor hen? Hoe is het gekomen dat ze aanspraak moesten maken op de voorzieningen, en hoe is de overlap ontstaan? Welke belemmeringen en pluspunten ervaren ze? En welke tips kunnen ze geven in het kader van ‘één gezin/kind, één plan, één regisseur?’ Aan het woord komen vijf moeders: Anke, Sanne, Annemarie, Katja en Gerrie7. Zij laten zien wat het betekent om deel uit te maken van 27,3% voorzieningengebruikers of 5,6% jeugdvoorzieningengebruikers, en wat het betekent om te maken te hebben met meerdere voorzieningen en vormen van hulpverlening.8 3.1 Anke (42) Anke ontvangt een aantal jaren hulp. Ze kampt met een verwevenheid aan problemen: met haar ex-partner, met de opvoeding van de kinderen onder wie een ziek kind, het ontbreken van een netwerk, een oud huis in een dorp zonder voorzieningen, geen auto dus afhankelijk van haar expartner die wél een auto heeft, schulden, en een jeugd waarin ze veel heeft meegemaakt. Anke heeft drie kinderen en had of heeft met acht instanties of methoden te maken op het gebied van hulpverlening voor zichzelf, jeugdhulpverlening met diverse methodieken, schuldhulpverlening en opvoedingsondersteuning. “Ik woon samen met mijn drie kinderen in een klein dorpje met zo’n zeshonderd inwoners. Het ligt vrij ver van grotere plaatsen, daar moet je wel met de auto naar toe maar die heb ik zelf niet. Gelukkig is de school nog wel in het dorp, daar kan mijn oudste zo naar toe. Ik woon nu eigenlijk al te lang in dit huis, ik zou hier weg moeten en daar wordt ook wel aan gewerkt. Sinds een paar jaar heb ik hulp. Ik heb uit eigen beweging mensen in huis gehaald om mij te helpen met de drie kinderen. Ik heb het heel druk met ze, de jongens zijn vier en bijna drie en mijn meisje is anderhalf jaar oud, en ik sta er alleen voor. Hun vader is er wel, maar die doet weinig tot niks. We zijn gescheiden, dus hij woont hier ook niet. Ik heb gewoon vrijwillig hulp gevraagd omdat ik het niet zag zitten. Voortdurend was er strijd met de kids. Er was veel ruzie en de kinderen luisterden niet. Ik kan goed voor mezelf zorgen, maar het was gewoon de strijd met de kids. Het hield maar niet op. Toen dacht ik, ik moet er gewoon ritme in krijgen en hulp inschakelen. Daarom heb ik A ingeschakeld. Ik heb dat dus zelf opgezocht. Iedereen denkt dan meteen, A, dan wordt je kind toch bij je weggehaald, maar dat is helemaal niet zo. Je kan juist zelf aangeven wat je wil. Ik heb op internet gelezen wat zij voor mij konden doen. Toen zag ik dat zij ook tips konden geven om mij met de jongens te helpen. Nou, toen heb ik daar contact mee opgenomen. Vanuit A kwam er iemand één keer in de veertien dagen, in het begin zelfs één keer in de week. Nou, in het begin ging dat wel goed, maar op een gegeven moment werd het wat te eigen voor haar. Ik ben iemand, het gaat heel lang goed, maar als de bom barst, dan barst ‘ie ook goed. Ze begon over een methode om positief gedrag van de kinderen te belonen. Ik zou niet aardig genoeg zijn voor de kinderen. Ik zei tegen haar: ik ben keihard opgevoed vroeger. Mijn vader is overleden toen ik pas acht was. We waren met vijf kinde-
7
De namen zijn gefingeerd om de privacy van de moeders en hun gezin te beschermen. De instanties zijn met een hoofdletter aangegeven om hun integriteit te beschermen. Het gaat in dit onderzoek immers niet om een evaluatie van afzonderlijke instanties door de ogen van hun cliënten, maar om het signaal van samenwerking en afstemming van ‘meerdere instanties over de vloer’.
8
12
ren thuis, tussen de vier en tien jaar oud toen. Mijn moeder had haar handen vol. We zijn streng opgevoed, we moesten alles zelf doen. Overal mee helpen. Op jonge leeftijd heb ik al heel veel meegemaakt. Die vrouw van A had het er over dat ik heel erg opvliegerig ben, dat ik snel kwaad word. Dat is ook wel zo, soms word ik ook wel kwaad. Ik kan er niet tegen dat zij dan zo heel zacht tegen mijn kind doet. En toen kwam ze op een gegeven moment met die methode aan, toen kwam alles ineens naar mij toe. Dat ik de schuld kreeg. Nou, daar ben ik dus niet van gediend. Daar hebben we ruzie over gekregen en is ze een paar weken niet geweest. Ik was er even helemaal klaar mee. Mijn vragen die ik had, de redenen waarom ik A ingeschakeld had, waren toen ook al beantwoord. Ze begon zich ook met mij en de relatie tussen mijn ex en mij te bemoeien. Daar zat ik gewoon niet op te wachten. Ik heb haar toen ook gezegd: ik heb jullie hier gevraagd, niet mijn ex. Hij heeft allemaal dingen gedaan tijdens onze relatie, ging telkens vreemd, en dan wordt hij de hemel in geprezen. Dan ga je maar naar mijn ex toe om te praten, dan hoef je niet bij mij te komen. Toen heb ik het met haar van A ook vroegtijdig afgekapt. We hebben nog een afsluitingssessie gehad en toen was het klaar. Ik had daar ook helemaal geen zin meer in. Als ik het zelf aangevraagd heb mag ik het ook afkappen wanneer ik wil. Daar heb ik het ook met B over gehad. Dat ik er op die manier ook geen zin in had om haar van A over de vloer te krijgen. En met de vrijwilligster die me bij de opvoeding ondersteunt, heb ik het er ook over gehad, dat ik er mee zou stoppen. Maar, A heeft me wel geholpen met de kinderen. Want het is gewoon zwaar als je alles alleen moet doen. Het is al gauw half twaalf dat ik eens op bed lig. Ik heb eigenlijk geen tijd om even lekker te zitten. Ik ben altijd bezig. Soms denk ik ’s avonds wel: nog even een spelletje op de computer doen. Nog even Bingo doen. Dat vind ik leuk. Ze zeggen dan wel eens, je moet vroeger naar bed gaan. Ik ben wel vaak moe. Ja, dan moet ik zeker met de kinderen opstaan en tegelijk met hen weer naar bed gaan. Dat kan toch ook niet? Kijk, ik doe het vrijwillig, hulp vragen B is hier voor mezelf. Die heb ik ook zelf ingeschaen aannemen. Als je moet dan is het keld. Die had ik voor A al. B heb ik ingeschakeld een ander verhaal. vanwege mijn schulden. Toen we uit elkaar gingen kon ik de kosten niet allemaal meer opbrengen en heb ik daarvoor dus hulp gezocht. Zij heeft mij geholpen aan een bewindvoerder die alles op een rij heeft gezet. Kijk, overdag heb ik het te druk met de kinderen om ’s avonds goed met de rekeningen te zitten. Daar ben ik dan te moe voor en heb ik ook geen zin meer in. Maar net als de stookkosten, we zitten hier op de ruimte en je stookt je een tierelier. Ik wil hier ook wel graag weg, maar ja. Het zijn gewoon hoge kosten en toen kwam ik in de schulden. Toen heb ik alles bij de bewindvoerder gestopt en nou is het klaar, die regelt al mijn financiële zaken. Dat vind ik heerlijk, het scheelt mij een heel grote zorg. Met de bewindvoerder heb je verder geen contact. Ik ben daar één keer geweest, zij hier één keer voor de handtekeningen. Verder regelen zij alles zelf, soms bellen of mailen ze. Verder krijg ik gewoon leefgeld. Dit is ook niet een situatie die ik vervelend vind. Ik wil er niet per se van af, zoals het nu gaat is het prima. Ik heb gewoon te weinig geld en teveel drukte met de kinderen om het zelf te kunnen regelen. Ik krijg ook niet alimentatie, wel boodschappengeld. Dat hebben we zo afgesproken en zolang we nog zo’n contact hebben is dat ook wel goed. Maar, ik heb wel problemen met mijn ex. Dat bespreek ik dan ook wel met B. Met de vrijwilligster die me ondersteunt bij de opvoeding heb ik het er ook wel over. Met B heb ik het er ook wel eens over gehad om misschien tijdelijk in een opvanghuis te gaan. Af en toe is er een bedreigende situatie en word ik er gewoon flauw van. Mijn ex is zo wispelturig, van die stemmingswisselingen. Met B ben ik ook bezig met programma C dat me begeleidt bij financiën, in verband met mijn schulden. Ik zit hier heel geïsoleerd, qua huisvesting en zo. Dat is een bepaalde organisatie. Daar gaan we, dus ik samen met B, nu wat aanvragen. Om te kijken of zij nog wat weten. Ook qua woning. Het is hier gewoon niet gezond. De kinderen zijn altijd verkouden. De kleine meid helemaal. Die heeft een hartritmestoornis en is vaak ziek. Begin dit jaar nog, had ze het RS-virus9. Ze is toen in het ziekenhuis opgenomen en heeft een week aan de beademing gelegen. Ze pikt gewoon alles op omdat ze een hartpatiëntje is. En dan is het heel lastig om afhankelijk te zijn van een auto.
9
Dit is een (ernstig) verkoudheidsvirus bij jonge kinderen. Kinderen met aandoeningen zoals hartstoornissen lopen een groter risico op een ernstig verloop van het virus, met complicaties. 13
Het is wel lastig dat ik niet echt mensen ken waar ik de kinderen kan laten. De kinderen groeien zo ook geïsoleerd op. Ze zijn eigenlijk alleen maar hier in huis. Misschien kunnen ze het huis opknappen via dat begeleidingsprogramma C, of anders toch verhuizen. Hier is ook niks, geen winkel of wat dan ook. Dat is ook nog zoiets, hun pa heeft een auto, ik niet meer. Hij weet dat ik afhankelijk ben van die auto, dus ik raak nooit meer van hem af. Eigenlijk moet ik naar een plaats toe waar ik alles bij me heb, een winkel, een dokter. Dat ik mezelf kan redden. Dat ik niet van hem afhankelijk ben. Ik kan ook niet zomaar iemand anders uit de buurt vragen. Ik heb natuurlijk ook de kinderen, daar zou ik dan ook al oppas voor moeten hebben. Vooral de kleine meid, die kan ik niet zomaar uit handen geven omdat ze hartpatiënt is en soms ook wegvalt. Misschien heeft ze epilepsie. Nou ja, dus als er iets aan de hand is dan moet ik meteen de ambulance bellen. Als het kan komt hun pa dan op de jongens passen. Toevallig zei een buurvrouw laatst dat ik haar ook wel mocht vragen. Verder heb ik hier niet zoveel contacten. Tenminste, niet die vrij zijn om op te passen. De meeste mensen werken hier. Ja, verhuizen zou misschien het beste zijn. Maar de kinderen vinden het hier super, de speeltuin is vlakbij. Ik heb net bij D een programma gevolgd waarin een paar video-opnames werden gemaakt van hoe ik omga met de kids. En daar wordt dan met je over gepraat. Daar ben ik terechtgekomen via degene van A die hier kwam. In plaats van vragen te stellen, zie je dan zelf wat er gebeurt. Zij zei: misschien is dat wel wat voor jou. Die mevrouw van dat programma was gisteren voor het laatst, dat is nu afgerond. Zelf had ik niet een vraag die ik met dat programma wilde oplossen. Ik had er dan ook geen verwachtingen bij. Op het laatst vond ik het wel wat irritant worden. Toen had ik er ook geen zin meer in. Ik liep er tegenaan dat er steeds dezelfde opname gemaakt werd en dezelfde vraag werd gesteld. Ja op zich, de eerste keer dacht ik: ja, dan zie je hoe je kind reageert. Maar ik zie zo ook wel hoe een kind reageert. Daar heb ik geen opname voor nodig. En ik vond het ook teveel tijd kosten. Ik had op een gegeven moment elke dag wel iemand over de vloer. Ik was sowieso al drie ochtenden kwijt met mensen die langskwamen. Zij van dat videoprogramma heeft er ook voor gezorgd dat de jongens aangemeld worden voor E. Dat ze ook eens een weekend weg kunnen, eerst één keer in de twee weken. Misschien daarna eens per maand, als ze daar meer gewend zijn. Dan krijg ik wat meer rust. Dan krijgen zij ook de kans wat meer te zien, met andere kinderen om te gaan, andere dingen te leren. Ze gaan wel samen hoor, niet apart. De kleine meid hoeft van mij niet weg. En dat vind ik ook een beetje riskant, om haar weg te geven. Als de jongens een keer een weekend weg zijn, dat scheelt me al heel veel. Ze staan nu op de wachtlijst en dat kan wel een tijdje duren, maar ze heeft ze wel opgegeven. Het is voor mij lekker, maar de jongens zien ook eens wat anders. Eerder vond ik het wel druk. Dat kwam ook omdat de hulpverleners Ik geloof dat ik ook via A bij de vrijwilligster gekomen onderling niet met elkaar ben die me bij de opvoeding ondersteunt. Opvoedingsspraken. Dan moest ik mijn ondersteuning door vrijwilligers is wel een beetje verhaal steeds opnieuw doen. hulpverlening, maar toch anders. De hulpverleners, die drammen altijd zo door. Met de vrijwilligster praat ik toch heel anders. Ze komt een kop koffie drinken, we kwekken een paar uurtjes en klaar. Dat is op een andere manier, niet van ‘het moet zo en zo’. Ze is meer een vriendin. En ze is leuk met de kinderen. Het hoeft ook niet meteen over je verleden te gaan. Nou lag het er ook wel wat aan dat het niet klikte met de vrouw van A. Na de aanvaring met haar was ik er ook helemaal klaar mee. Zij dramde zo door. Bij B heb ik dat ook wel een beetje, maar die vraagt wel wat ik wil. Als ik het te ver vind gaan dan kap ik het af en dat snapt zij heel goed. Ik kan dat zelf aangeven. B probeert wel vaak in mijn verleden te graven, maar soms moet dat ook wel. Dat moet je alleen niet al te vaak doen. Je weet zelf ook wel waar je vast zit. Ik ben nog maar tweeënveertig, maar ik heb al een hoop meegemaakt. Bijvoorbeeld met het zorgen voor mijn moeder toen zij kanker kreeg. Alles wat er toen, en eerder, gebeurd is komt soms gewoon weer terug in mijn leven. Nou ja, toen mijn moeder overleed had ik ook niks meer. Mijn kids hebben geen opa’s en oma’s. Soms mis ik het zelf ook wel dat ik geen ouders of schoonouders meer heb om op terug te vallen. Dan is het wel fijn om met B of de vrijwilligster te praten, dat lucht dan wel even op. Zeker als er weer iets is met mijn ex. Maar goed, soms had ik daar wel graag met mijn moeder over willen praten. Ik vraag me soms ook wel af: hoe zou mijn moeder het vinden, zoals ik nu leef? Die gedachte krijg je gewoon. Met de rest van de familie heb ik weinig tot geen contact. Het is soms ook wel fijn om met B te praten, want dan weet je dat het niet verder verteld wordt.
14
Met familie wordt het soms zomaar doorgeklept, ook al vertel je iets in vertrouwen. Nou, en dan helemaal in zo’n klein dorp… Nee, maar verder red ik me prima met een beetje hulp. Met B kan ik het heel goed vinden. Echt een uitlaatklep voor mij. De vrijwilligster is hier nu, de kinderen zijn gek op haar. Dus het gaat allemaal wel goed. Hoe mijn ideale wereld er uit zou zien? Nou, dan woon ik hier niet meer. Dan woon ik in een dorp waar alles is, voor de kinderen ook. Een dierentuin, een winkel, een leuke school, en een dokter in de buurt voor mijn meisje. Misschien kan C wat opleveren om naar die ideale wereld toe te komen, vooral in Bij de peuterspeelplaats krijg ik te financieel opzicht, maar dat moeten we nog afwachten. horen dat ik het goed doe als Die formulieren heb ik gisteren pas ingevuld. Ik sta ook alleenstaande moeder van drie wel ingeschreven in een ander dorp voor een huis, maar kinderen. Een heleboel mensen in verband met de bewindvoering is dat lastig. Je mag hebben respect voor mij. van alles niet. Misschien is het dan toch een optie om in een opvanghuis te zitten voor een poosje. Dan ben ik ook van mijn schulden af. Nou ja, we moeten maar zien, ik wacht het rustig af. Qua hulpverlening vind ik het wel goed zo. Eerder vond ik het wel te druk. Dat kwam ook omdat de hulpverleners onderling niet met elkaar spraken. Dan moest ik mijn verhaal steeds opnieuw doen. Het was ook verwarrend en vermoeiend. Ik ben blij dat ik er nu twee kwijt ben, die van de dat videoprogramma en van A. Ik had elke dag wel iemand over de vloer. Dat was echt druk. Als ik dan eens tijd alleen met de kinderen had, dan was er vaak een hulpverlener bij en kon ik nog niet mijn aandacht aan het kind geven. En je hebt het elke keer over hetzelfde. Als er één iemand langs was gekomen uit naam van de vier organisaties dan was het beter geweest. Dan moeten ze natuurlijk onderling wel goed overleggen. Bij de peuterspeelzaal krijg ik te horen dat ik het goed doe als alleenstaande moeder van drie kinderen. Een heleboel mensen hebben respect voor mij. Bij de peuterspeelzaal kan ik ook terecht als ik de kinderen even extra wil brengen. Daar doen ze niet moeilijk over. Nou ja, en de kinderen doen het hartstikke goed. Kijk, ik doe het vrijwillig, die hulp vragen en aannemen. Als je moet dan is het een ander verhaal.” 3.2 Sanne (39) Sanne heeft sinds vier jaar hulp. Haar problemen bestaan uit een optelsom van scheiding, het verliezen van haar betaalde baan, fraude gepleegd door opvang F, schulden vanwege onder andere een extreem hoge belastingaanslag, het verliezen van een vertrouwd oppasadres en zwangerschap, waardoor ze alle grip op haar leven kwijt dreigde te raken. Sanne heeft zes kinderen en heeft of had te maken met meer dan twaalf instanties en methoden op het gebied van hulpverlening voor zichzelf, jeugdhulpverlening en schuldhulpverlening. “Ik woon in een wijk aan de rand van de stad. De afgelopen jaren is hier veel opgeknapt in de wijk en we hebben alles dichtbij. Ik heb zes kinderen, twee wonen niet thuis. Mijn ex is bijna vier jaar geleden weg gegaan. Mijn problemen begonnen door dingen waar ik niks aan kon doen. Ik denk dat het een jaar of vier terug is. Toen was ik nog samen met mijn ex. Hij werkte en ik werkte. Ik werkte via de gemeente, zesendertig uur in de week. De gemeente had gezegd: wij kennen een opvangvorm F waar je kinderen wel naartoe kunnen. Hier in de buurt woonde iemand die voor F werkte, ideaal. Dat ging allemaal prima. Maar van het ene moment op het andere… ik kom bij F en die vertelde me dat ze de kinderen niet meer kon opvangen omdat ze failliet waren. Dus ik zat ineens zonder oppas, maar ik had wel mijn werk. Ik heb toen eerst een paar dagen vrij genomen. Toen bleek dat ik niet meer terug kon naar het werk, want ik zat met de kinderen. Ik heb eerst een paar maanden zonder inkomen gezeten. Mijn ex betaalde niks voor mij, die had er ook nog een vriendinnetje naast. Zo is het allemaal begonnen. Even daarna kreeg ik een belastingaanslag van tussen de twintig- en vijfentwintigduizend euro! F was daarmee vandoor gegaan, die hebben mij opgelicht. Ik had drie maanden helemaal geen inkomen en toen heb ik huurschuld opgebouwd, ik was hoogzwanger van de jongste, alles stapelde zich op. Het huishouden lukte me niet meer. Ik was de grip kwijt. Zo ben ik bij G gekomen voor hulp. Die hebben gelukkig een regeling met de gemeente getroffen dat ik mijn huurachterstand kon betalen. In de tussentijd was ik ook nog bij de rechter geweest, voor de woningschuld. De rechter had bepaald dat ik mijn woning uit moest, maar gelukkig is dat dus door tussenkomst van G niet gebeurd. Dat kwam doordat ik 15
Bijzondere Bijstand kreeg. Op dat moment begon de uitkering ook eindelijk te lopen. Door de verschillende uitkeringen en mijn zwangerschapsverlof, dat daarna kwam, had ik nog geen stabiel inkomen. Ik kon alleen de vaste lasten betalen en meer geld had ik niet. Doordat ik bij de gemeente was aangemeld, zij hebben zo’n kringetje met politie en hulpverlening, met verplichte financiële hulpverlening, heb ik een gezinsbegeleider H gekregen. Heel vaak verscheen H niet op afspraken. Wat hij wel geregeld heeft is dat ik onder bewindvoering kwam. Hij heeft ook een melding bij J gedaan over kindermishandeling. Door die melding ben ik bij K terechtgekomen. Toen moest ik, vanwege die melding, voorkomen bij de kinderrechter. H zou Ik raakte mijn baan kwijt, mijn ex betaalde mij ophalen om mee te gaan naar de zitting. niets, ik zat een aantal maanden zonder Hij is helemaal niet op komen dagen, niet om inkomen en bouwde daardoor een huurschuld mij op te halen, maar ook niet om bij de zitop, ik kreeg een torenhoge belastingaanslag, ting te zijn. Maar hij had nog wel met J conik was zwanger... alles stapelde zich op. tact gehad dat hij er op stond dat alle kinderen uit huis werden geplaatst. Hij had ook doorgegeven dat ik nooit meewerkte, wat dus absoluut niet waar was. Ik heb hooguit drie keer een afspraak afgezegd met K, vanwege begrafenissen. De mevrouw van J had gevraagd of ik op de hoogte was van wat H aan de rechter doorgegeven had. H zei dat ik het wel wist, nou ik wist het dus niet. Na die tijd heb ik hem ook nooit weer gezien. We hebben ook niks afgesloten, helemaal niks. Toen is K er bij gekomen. Via hen kreeg ik een andere begeleider, die is hier een jaar geweest. Zij was op zich wel goed. Maar zij stopte, dus er moest een vervolg komen. Ondertoezichtstelling was inmiddels uitgesproken, over alle zes kinderen. Ik werkte gewoon met alles mee, omdat ik ook alles weer op de rit wou. L is er ook bij gekomen, voor begeleiding bij licht verstandelijk gehandicapten. Nou ja, ik heb gewoon heel veel wisselende hulpverlening gehad. Die van L kwam hier ook in huis. Diegene had nog nooit in zo’n situatie gewerkt, die deed altijd begeleid wonen. Ik had ook helemaal geen klik met haar. Ik heb toen meteen aangegeven: zij past hier niet. Na zes weken kwamen zij daar zelf ook achter… En ik heb ook heel lang hulp gehad van een vrijwilliger van M die me helpt bij de opvoeding en dat is helemaal top. Dat zijn mensen zonder oordeel en die vragen: wat wil jij, waar heb je hulp bij nodig? Niet van ‘je moet’. Dat is bij de gesubsidieerde hulpverlening allemaal wel, daar moet je van alles. Dat werkt dus niet. Maar aan M heb ik dus veel gehad, ook in de ondersteuning. Ik hoef geen praatgroep, ik heb ondersteunende en praktische hulp nodig. Dat heb ik heel vaak aangegeven, dat ik praktische ondersteunende hulp nodig heb. Iemand die me helpt met de voedselbank, of met het opknappen van het huis, dat soort dingen. Ik heb via N wel huishoudelijke hulp gehad, maar je kunt niet verwachten dat zoiets in een paar weken opgelost is. M heeft mij ook veel geholpen met praktische dingen, maar dat was op een gegeven moment ook afgelopen. Ik heb niks aan praathulp. Dat is ook wel vreemd hoor. Ze verwachten dat je je huis opknapt, maar dan zetten ze iemand in je huis die urenlang met je wil praten. Dat klopt toch niet? En ze denken ook niet na over wat ze zelf doen. De één-na-jongste kan niet tegen veranderingen, maar toch stonden ze een keer onverwacht op de stoep met een grote doos met speelgoed, terwijl wij net zouden gaan schaatsen. Dan is hij helemaal overstuur. Komt er in het rapport te staan dat hij agressief is. Ja dan denk ik ook: denk eens na. Het is dan net alsof ze het uitlokken. N kwam er op een gegeven moment ook bij en toen was mijn hoofd helemaal vol. Het huis was niet zoals het moest. Ik deed wat ik kon, maar als je er zelf helemaal doorheen zit en je hebt zes kinderen waarvan er één heel moeilijk is, dan lukt het ook allemaal niet meer zo. Door N is de één-najongste geplaatst in een speciale opvang O. Dat was op zich wel heel goed in het begin. Hij werd opgehaald met de taxi. De jongste is toen op sociale indicatie bij de crèche gekomen en de andere op de buitenschoolse opvang. Dat was wel even een stukje verlichting. Maar toen werd de taxi afgeschaft voor de één-na-jongste. N had gezegd: wij regelen wel weer dat je de taxi krijgt. Dus niet, daar zijn ze nooit achteraan geweest. Ik had ontiegelijk veel afspraken met alles en iedereen en nu moest ik de één-na-jongste ook nog naar O brengen. Op zich is dat best te doen, maar ze vergeten dat ik daar in totaal toch elke dag wel twee uren mee kwijt ben. Nou ja, dan kom je half tien thuis en dan moet je hier alles nog, alle afspraken en het huishouden. Ik zag op een gegeven moment door de bomen het bos niet meer. De jongste twee zijn uit huis geplaatst. De één-na-jongste, daar draaide alles om. Die heeft ook een hechtingsstoornis omdat zijn vader in één keer weg was. Die gaf hem de aandacht niet meer omdat 16
hij een ander vriendinnetje had. En ik was weg vanwege de bevalling, ik moest vijf dagen in het ziekenhuis blijven. Mijn ex is trouwens tussendoor wel weer teruggekomen. Maar die is door de politie weer weggehaald, omdat hij me in elkaar had geslagen. Toen de jongens nog thuis waren kwam N heel vaak onverwachts om te kijken hoe mijn huishouden er uit zag. Het was hier ook wel slonzig. En er moest nieuw behang komen, mijn kasten waren kapot, mijn bank was stuk. Maar ja, als Ik heb niks aan praathulp. Dat is ook je helemaal geen geld hebt dan kan je ook niks. Maar wel vreemd hoor. Ze verwachten dat daar werd ik dus wel op aangekeken. Ook een keer je je huis opknapt, maar dan zetten toen N onverwachts kwam, toen was ik net naar de ze iemand in je huis die urenlang met supermarkt. De meiden waren eventjes alleen thuis. je wil praten. Dat klopt toch niet? Ik vind dat geen probleem, maar N dus wel. Ze zochten ook gewoon dingen. N wist dat we geen geld hadden om spullen te kopen. M heeft geregeld dat we via stichting P geld kregen voor een nieuwe stofzuiger en nieuw behang en dat soort dingen. M doet dat dan ook écht, dat regelen. N zégt dat ze dingen regelen, maar er gebeurt niks. De mevrouw van M mocht ook nooit bij de evaluatie van N zijn, omdat zij maar een vrijwilliger was. Terwijl zij wel zag hoe het hier draaide. Alles wat N zag werd meteen negatief beoordeeld, terwijl ik vaak wel kon uitleggen waarom iets was zoals het was. Zo kwijlde de jongste erg, vanwege astma. Kwam in het rapport te staan dat hij niet schoon was, dat hij vaker moest douchen, terwijl hij wel elke dag douchte. Ook als er andere dingen waren. N wist dat ik er mee bezig was, dat ik er echt wel iets aan probeerde te doen, maar tóch schreven ze een negatieve beoordeling. Later kwam er een andere mevrouw van L. Dat klikte eerst ook niet zo. Ik merk gewoon, zij hebben de rapportages van de anderen gelezen en dan hebben ze al gelijk een beeld, zonder dat ze ons ooit gezien of gesproken hebben. Ze oordelen meteen. Na een paar maanden had die vrouw wel zoiets van: wat ik zie en wat in het rapport staat, dat sluit niet op elkaar aan. Dat zegt ze dan niet, maar ik merkte het wel. En zij zag ook hoe N werkte. Iedereen heeft wel zijn oordeel, maar ze weten helemaal niet hoe het is omdat ze er niet zelf in zitten. Het ging thuis echt wel de goeie kant op, stapje voor stapje. Dat zag de mevrouw van M ook. Je kunt ook niet verwachten dat het in één keer goed is. Het is een proces. Financieel gezien heb ik drie jaar onder het minimum geleefd. Op een gegeven moment hoor je dan ook: de kinderen lopen altijd in hetzelfde. Maar ja, als je niks hebt dan kan je ook niks. Ze hebben er op zich altijd wel goed bijgelopen hoor, ik had altijd wel hulp van anderen met kleding. Ik kreeg ook wel complimentjes dat de kinderen er altijd keurig bijliepen, maar dat wordt dan weer niet meegenomen. Het is alleen wat zij zien en wat hun oordeel is. Ook in de rapporten over hoe de kinderen zijn, staat van dat soort dingen. Van de oudste staat er dan in dat zij onzeker en naïef is. Dat is niet zo, maar ze zal niet zomaar op je afstappen en met je praten. Zo is ze gewoon niet, maar dan is ze nog niet onzeker. Ik geef zelf ook wel aan dat het anders zit. Net als met een van de jongens, daar ging het niet goed mee op school. Er is van alles geprobeerd, hij kreeg een rugzakje, maar niks werkte. Bleek dat hij gewoon niet op die school paste. Dat had ik al heel vaak gezegd, maar niemand die luisterde. Pas toen een testuitslag hetzelfde zei als ik, werd het overgenomen. Er worden veel te veel stickertjes op de kinderen geplakt. Als ik iets aangeef dan wordt het niet geloofd, er moeten eerst allemaal testjes gedaan worden. Ik hou daar ook helemaal niet van. Ieder kind is toch anders, ieder kind ontwikkelt op zijn eigen tempo. Maar toch moet er elke keer een stempel op gedrukt worden, ik heb daar zo’n bloedhekel aan. Vorig jaar moest ik plotseling op kantoor komen bij N. Ik Ik denk dan, als jullie mij nu echt dacht al, hier klopt iets niet, want ze komen altijd hier. gehoord hadden en de juiste Toen kreeg ik dus te horen dat de twee jongsten uit huis ondersteuning hadden gegeven, geplaatst werden omdat de situatie onveilig zou zijn. In dan had het niet zo ver hoeven te het rapport stonden heel rare doelen die ik moest halen komen. om de jongens weer in huis te krijgen. Volgens mij had ik die doelen allemaal al behaald, of er waren doelen waar ik al mee bezig was om die te behalen. Er stonden ook doelen in die ik echt wel al op orde had, zoals een vast dagritme, maar dat zagen ze niet. En er stond ook nog in dat ik moest zorgen voor een werkende wasmachine. Toen moest ik wel even lachen hoor. Mijn wasmachine was kapot gegaan, maar ik deed de was bij een vriendin van mij, hier een paar huizen verderop. En ze wisten dat ik al met de gemeente geregeld had dat ik een andere wasmachine zou krijgen, dus waarom staat zoiets er dan in? Het zijn gezochte doelen. Ik denk dan, als jullie mij nu echt gehoord hadden en de juiste ondersteuning hadden gegeven, dan had het niet zo ver hoeven te komen. Waarom de 17
jongste uit huis moest is voor iedereen een raadsel. De één-na-jongste, dat was wel duidelijk. Hoe hard ik ook mijn best deed, ik kon hem niet de één-op-één zorg bieden die hij nodig heeft. Maar over die doelen, die waren dus behaald, dat is ook zo uitgesproken. Maar toch is er bepaald dat de jongens tot hun achttiende uit huis blijven. Er wordt ook helemaal niet gesproken over dat ze zo nu en dan naar huis mogen om te wennen. Dat is ook raar, je moet gegronde redenen hebben om kinderen niet terug te plaatsen en die zijn er niet. Ze zeggen dan: ja, je kunt weer in zo’n situatie terechtkomen, maar dat is toch helemaal niet aan de orde? Ik heb er toch niet om gevraagd om opgelicht te worden door opvang F? Dat is zoeken om iets wat er niet is. Nu komen de mensen van N bijna nooit meer. Voor de uithuisplaatsing kwamen ze dus om de haverklap en nu bijna nooit. Ze doen niks voor de kinderen. Er is nu bepaald dat de ondertoezichtstelling van de twee oudsten komt te vervallen, maar dat wil ik eigenlijk ook voor de andere twee die nog thuis wonen. Als N toch niks doet, dan heeft de ondertoezichtstelling ook geen zin. Het pleeggezin waar de één-na-jongste in zit, daar heeft hij een heel goed plekje. Het is een stabiel gezin, ze zijn stevig. Maar N verwacht dat ik zeg dat hij daar tot zijn achttiende blijft wonen, dat zeg ik dus niet. Niemand kan mij of hem dat garanderen. De jongste had het minder getroffen in zijn pleeggezin. Er was daar iets gebeurd met het oudste pleegkind. Dat was een onveilige situatie. Als moeder zit je dan ook niet lekker. Die pleegouders worden nu waarschijnlijk ook uit hun pleegouderschap ontheven. Nu heeft hij wel een heel leuk, warm pleeggezin. Nadat hij in dat nieuwe gezin gekomen is, is de jongste veel vrolijker, hij ziet er verzorgder uit. In het verleden is er ook wel het één en ander misgegaan met de bezoekregelingen. Soms kwam de begeleider niet opdagen, of was de pleegouder het vergeten. Dat had ik eens moeten doen... Nu hoeft er geen begeleiding meer bij en kunnen we ook wel iets leuks doen. Laatst ben ik met de jongste naar de kinderboerderij geweest. Toen de één-na-jongste naar opvang O ging, dus nog voor de uithuisplaatsing, had ik wel wat meer tijd. Maar omdat ik zoveel afspraken met de hulpverlening had kwam ik thuis nog nergens aan toe. Ik was alleen maar aan het vliegen van de ene naar de andere afspraak. En dan verwachten ze ook nog dat je het thuis helemaal op orde hebt, maar wanneer dan? Op een gegeven moment was ik ook echt moe. Ik had ook allemaal verschillende hulpverlening, dus verschillende mensen, en dat wisselde ook nogal eens. Naast de hulpverlening die ik al noemde zijn er twee voogden die samen met mij het gezag hebben over de kinderen met ondertoezichtstelling. Voor de oudste is er een ambulant pedagogisch begeleider, maar die is niet voor het gezin, alleen voor haar. Zo al met al zijn er zeker tien mensen over de vloer geweest qua hulpverlening, dus dat is ontzettend veel. Het zou wel helpen als dat wat minder was geweest. Dan had ik het niet zo druk gehad met al die afspraken. Gelukkig heb ik nu van M een nieuw iemand toegewezen gekregen om me met de praktische dingen te helpen. Daar heb ik wel veel vertrouwen in. K en N werken uit boekjes. Ik heb al gezegd, dat is niet hoe de mensen leven. Je kunt niet verwachten dat mensen aan die regeltjes voldoen. Dat werkt niet. En dan de rapporten die er geschreven worden, van alle zes kinderen heb ik een heel boekwerk aan formulieren en verslagen. Zelf ben ik ook wel getest, ik moest van N een IQ-test doen. Ik had al aangegeven, ik ben meer van het doen en niet zo’n denker. De uitkomst van die test was iets van tachtig, net onder het gemiddelde. Dat vond ik niet zo’n verrassing, dat had ik zelf ook al aangegeven. En wat heeft het er mee te maken? Maar als N het zo in het hoofd heeft dan moet het zo gebeuren. Zoals N bij mij over de vloer is geweest is dat helemaal niet gericht geweest op wat ik nodig had. Ze geven wel aan verbetering te zien, maar in hun ogen niet snel genoeg. Dat kan je toch ook niet verwachten? Als je hoofd zo vol zit van alles, als je stress hebt, en denkt ‘hoe kom ik deze week nou weer rond?’, dan lukt dat andere niet. Dan ben je daar constant mee bezig, maar dat snappen ze niet, omdat ze nooit in zo’n situatie hebben gezeten. Ik zie het somber in, met de plannen die ze hebben om de regie van de hulp meer bij het gezin te leggen. Ze werken nu vanuit het idee ‘zo moet Ik heb liever een paar mensen om me het en niet anders’. Ook met die stempels. Ik heb heen waar ik echt wat aan heb. We aangegeven dat ik het niet prettig vind als mensen helpen elkaar allemaal op een ander zeggen dat mijn kinderen een beperking hebben. Het vlak. En ik vind ook niet dat ik van is veel belangrijker om te zien wat ze wel kunnen en alles van mijn netwerk kan waar ze wel goed in zijn. Ze doen alles vanuit het verwachten. negatieve. Ik denk veel meer van: ze kunnen alles, 18
als ze maar willen. Ik ben van het positieve: altijd proberen. Ook met de hulp, toen de jongens uit huis werden geplaatst, natuurlijk is dat niet leuk. Maar ik probeer dan het positieve eruit te halen. De uithuisplaatsing bracht wel de rust die ik nodig had om alle puntjes thuis op de i te zetten. Je kunt het zo zwaar maken als je zelf wilt. Binnenkort komt er weer een rechtszitting aan, over de ondertoezichtstellingen en de uithuisplaatsingen. Van de jongste wil ik het aanvechten. Dat is gewoon een heel makkelijk kind en kan ik prima in huis hebben. Van de één-na-jongste ga ik het nu niet aanvechten. N biedt mij toch ook niet de hulp die ik nodig heb als hij thuis komt. Ik heb gewoon wat ondersteunende hulp nodig zoals vervoer, en de aanpassingen die mijn kind nodig heeft. Iemand die kan zeggen: nee je kunt het beter zo doen. Het is niet dat ik het niet weet, maar het komt zo dicht bij je gevoel. Dan is consequent zijn heel moeilijk. Met dat stukje zou ik wel hulp kunnen gebruiken. In een ideale wereld zou ik daar hulp mee kunnen krijgen, zodat ieder kind thuis kan komen wonen. Pleeggezinnen, K en N krijgen zoveel geld per kind. Dan vraag ik me wel eens af, wat doen ze er mee? Voor mijn kinderen hebben ze weinig gedaan. Ik moet het maar doen met wat ik heb. Ik vind dat er ook een potje moet komen voor mensen zoals ik, die het financieel moeilijk hebben. Dat ze toch de basisdingen kunnen hebben. En ook de praktische dingen. De vrouw van M kwam binnen en die vroeg: wat wil jij? Echt wat ik dan wil. Ik denk dat je mensen daar veel meer mee helpt dan met: je moet dit en je moet dat. Dat werkt helemaal niet. Ook met de kinderen hoor, er is nooit een gesprek met hen geweest van: wat wil jij nou graag? Het werd allemaal voor hun beslist. De mevrouw van M ging wel met iedereen in gesprek. De kinderen waren ook altijd blij als zij kwam. Voor de rest heb ik ook wel hulp in mijn omgeving. Ik zit nooit zonder oppas. Een andere vriendin helpt weer met praktische dingen. N vond dat niet genoeg. Ik denk dan: moet ik iedereen in huis uitnodigen? Ik heb liever een paar mensen om me heen waar ik echt wat aan heb. We helpen elkaar allemaal op een ander vlak. En ik vind ook niet dat ik van alles van mijn netwerk kan verwachten, bijvoorbeeld dat ze elke keer meegaan naar de voedselbank, of dat ze me helpen met de papieren. Dat doe ik dan met de vrijwilligster van M.” 3.3 Annemarie (36) Annemarie kampte aanvankelijk met depressieve klachten, maar belandde na haar verhuizing in een ‘flipperkast’ van op elkaar volgende interventies, een door een hulpverlener geadviseerde scheiding, en een scala aan ongewilde conflicten, miscommunicatie en machtssituaties. Annemarie heeft drie kinderen en had of heeft te maken met meer dan veertien instanties en interventies op het gebied van hulpverlening. “Ik woon in één van de grootste plaatsen van Friesland, in een wijk met een speeltuin voor de deur. Ik heb drie kinderen, maar ze wonen op dit moment niet thuis. Het is ongeveer vijf jaar geleden dat ik in het hulpverleningstraject kwam. Het begon allemaal al toen we nog in Overijssel woonden. Ik voelde me niet goed, had last van depressieve klachten. Thuis liep het ook allemaal niet zo lekker, ik was moe en kon het thuis niet meer op orde houden. Toen kregen we daar al gezinsbegeleiding en dat ging heel goed. Het duurde alleen maar heel kort, want we stonden op het punt van verhuizen. Door mijn depressiviteit ging ik kijken van, waar komt het door? We hebben de keuze gemaakt om naar Friesland terug te verhuizen. Ik had heimwee naar Friesland. Daar ben ik van de derde bevallen. Omdat we al in het hulpverleningstraject zaten werd de hulp hier ook gelijk ingeschakeld. We kregen bezoek van Q en dan krijg je ook meteen R over de vloer. Die gesprekken gingen vooral over de relatie met mijn ex. Er werd geen hulp in de opvoeding gegeven, geen praktische hulp. Op een gegeven moment gaf R aan dat zij ons niet meer konden helpen. Ze wilden dat we naar Drenthe gingen voor gezinsbehandeling met opname. Dat zagen wij niet zitten, vader zat met zijn werk, we waren pas net verhuisd. Dat hebben ze teruggekoppeld naar S om daar een onderzoek naar te doen, en die waren van mening dat het helemaal niet verstandig was om met het gezin naar Drenthe te gaan, ook omdat er geen psychische omstandigheden waren waarom dat nodig zou zijn. Wat S wel heeft uitgesproken is dat zij het belangrijk vonden dat er een ondertoezichtstelling Ze staan niet naast je om je over alle drie kinderen uitgesproken zou worden en dat er te helpen bij de zorg voor je dan ook hulp in huis zou komen van een jeugdhulporganikind, ze staan tegenover je. satie. Dat is toen ook gebeurd. De ondertoezichtstelling lag bij Q en de uitvoer werd gedaan door instantie T.
19
In het begin dachten we nog: leuke, aardige mensen. Maar er zitten altijd addertjes onder het gras. Op een gegeven moment kregen we ook een medewerkster van T die het hele gezin zou begeleiden volgens programma U. Het merendeel dat ze deed was de laptop op tafel zetten, en maar zitten typen. Praktisch gezien had je er helemaal niks aan. Ik had juist behoefte aan praktische hulp, want ik was helemaal niet gezond. In oktober 2009 bleek dat ik galstenen had en een buikwandbreuk, waar ik aan geopereerd moest worden. In de wachttijd van die operatie, die uiteindelijk acht weken zou duren, voelde ik me helemaal niet fit, ik had veel pijn. Ik kreeg wel twee keer in de week huishoudelijke hulp, maar dat was niet genoeg om het gezin draaiende te houden. De huisarts heeft me wel medicijnen gegeven om de pijn wat aan te kunnen, maar aan het einde van de dag was ik helemaal op. Als vader thuis kwam van zijn werk ging ik naar boven. Ik had haar van U wel over de vloer, maar er gebeurde helemaal niks. Ze zagen wel dat ik niet goed was, maar ze zorgden er niet voor dat er meer hulp kwam. Ze deden gewoon helemaal niks. Na de operatie moest ik best lang herstellen. Ik wilde te snel en daardoor moest ik weer wat stappen achteruit zetten. In januari 2010 hadden we een gesprek met Q en U en daar werd keihard tegen mij gezegd dat de laatste maanden nog veel slechter waren gegaan. Zij hebben in die tijd niet meer hulp geboden, ze hebben het alleen maar vastgesteld. Ik ben het gesprek aangegaan en heb gevraagd of zij echt van mij verwacht hadden dat ik alles wel kon doen met mijn pijn. Zij kunnen zich gewoon niet verplaatsen in de cliënt. Het begrip en respect voor de ouder kan ik daar niet in terugvinden. Mijn zoon, de middelste, heeft een verstandelijke beperking. Tijdens de zwangerschap wisten we, door een nekplooimeting, al dat er een risico op beperkingen was. Al heel snel heb ik gesprekken gehad met organisatie V, die vroegtijdig hulp biedt bij ontwikkelproblemen van kinderen, om informatie in te winnen. Hoe gaat het bijvoorbeeld met zijn taal? Ik maakte me er toch wel zorgen om, moest hij bijvoorbeeld naar het speciaal onderwijs of kon hij naar een reguliere basisschool? Nou, het bleek toch wel verstandiger dat hij naar een speciale basisschool zou gaan. Als moeder hou je je kind dan toch in de gaten. Ook omdat ik wel signalen zag van ADHD, PDD-NOS (deze signalen werden later ook bevestigd door het opvanggezin W). In januari 2010 heb ik aangegeven dat ik hem wel graag wilde testen omdat ik merkte dat er wat aan de hand was. Toen werd er tegen mij gezegd dat er niks met het kind aan de hand was, maar dat alles aan mij lag, als moeder. Ik heb wel doorgezet, om hem toch te laten testen. Ik heb aangegeven dat ik een andere hulpverleningsinstantie wilde, die wel echt wat deed, want wat heb ik aan een hulpverlening die alleen maar gaat zitten typen? Dat ging niet gebeuren, en als ik iemand in zou schakelen dan zouden mijn kinderen uit huis geplaatst worden, dat zeiden ze bij T. Het was eigenlijk een bedreiging. Als ouder sta je op dat moment machteloos. Ze staan niet naast je om je te helpen bij de zorg voor je kind, ze staan tegenover je. In maart was hier thuis weer een gesprek met Q en U en toen werden er dingen gezegd over de oudste dochter, dat er dingen vanuit school zijn gezegd tegen de gezinsbegeleider. Bij navraag bleek dat helemaal niet waar te zijn. De begeleider zat hier bij mij aan tafel te liegen. Het ging sowieso helemaal mis met die gezinsbegeleider. Uiteindelijk hebben we een andere begeleider toegewezen gekregen na juni 2010. Mei 2010 is mijn ex, de vader van mijn kinderen, de deur uitgegaan. Dit op verzoek van de gezinsbegeleider van T omdat hij een ‘storingsfactor’ was in ons gezin. Ik stond er dus alleen voor. Ik voelde me in september 2010 ook helemaal niet lekker. De huisarts zei dat ik het maar even rustig aan moest doen. In de tussentijd had mijn zoon logopedie, wat De huisarts heeft de gezinsvoogd zelf in april 2010 al was opgestart omdat hij toch wat gebeld om aan te geven dat er echt moeite had met de taal. Mijn moeder woont in de extra hulp voor mij moest komen. straat van de logopediste, dus soms bracht ik mijn Tegen hem werd ook gezegd: dat kan zoon zondags naar mijn moeder toe en nam zij hem niet. maandag mee naar de logopedie. Dan haalde ik hem daarna op en bracht ik hem naar school. Dat had ik die gezinsbegeleider verteld, dat ik dat zo opgelost had. Een paar dagen later kreeg ik een brief van Q, dat ik zelf met mijn zoon naar de logopedie moest. Terwijl ik juist gehoor had gegeven aan het advies van de huisarts, dat ik het wat rustiger aan moest doen. Ik kon ook geen extra hulp vanuit de Wmo10 krijgen. Uiteindelijk liep het uit op een conflict tussen mij en Q en de gezinsbegeleiding. Dat heeft weer geleid tot een verergering van mijn gezondheidsklachten. Ik weer naar de huisarts, die zei dat ik het echt rustiger aan moest doen. De gezinsbegeleider vroeg aan mij hoe ik dat voor mij
10
Wet Maatschappelijke Ondersteuning, gemeenten kunnen onder deze wet mensen met problemen extra ondersteuning bieden. 20
zag. De huisarts heeft de gezinsbegeleider zelf gebeld om aan te geven dat er echt extra hulp voor mij moest komen. Tegen hem werd ook gezegd: dat kan niet. Ik dacht dat ik het goed had gedaan, ik had hulp uit mijn eigen omgeving, mijn netwerk ingeroepen. Dat werd dus niet gerespecteerd. Mijn moeder hielp wat mee in huis, ook dat werd niet geaccepteerd. En ook toen mijn vader een keer in de tuin bezig was, hij was aan het bestraten. Dat moest ik zelf ook maar doen. Je moet blijkbaar van alle markten thuis zijn. En zo waren er meer dingen, mijn moeder mocht mijn zoon niet helpen om het konijnenhok schoon te maken, ze mocht geen koffie en thee meer zetten, ze mocht de telefoon niet opnemen. Allemaal dingen die nergens op slaan, en niets met gezinsondersteuning te maken hebben. Na nog zo’n discussie zei de gezinsbegeleider dat ze niet meer wist of ze nog wel terug wilde komen. Zij is hier inderdaad niet meer geweest. Ze stond ook al niet achter me met de tests die ik voor mijn zoon wilde. Ik ben best bereid om dingen aan te nemen, maar als ik het ergens niet mee eens ben dan zeg ik dat ook. De gezinsbegeleider kon zich niet verplaatsen in mij. Nog een voorbeeld: als ik een dagschema had gemaakt, en ik ging toevallig op visite bij iemand, ja dan had ik dus niet alles in huis gedaan wat op dat schema stond. Niet zo’n probleem toch, dan kan je dat toch later doen? Voor de gezinsbegeleider was het wel een groot probleem. Het waren allemaal maar kleine dingen, en die hadden ook niets met de opvoeding te maken, maar het stapelde zich gewoon allemaal op. Op 14 oktober 2010 stond de politie voor de deur, samen met een andere gezinsvoogd van Q, om de kinderen uit huis te halen. De jongste hebben ze uit huis meegenomen, de andere twee hebben ze uit school gehaald. Dan zakt je wereld je onder je voeten vandaan. Dit is gebeurd naar aanleiding van een melding van de gezinsbegeleider die opgestapt was. De maandag daarvoor, 11 oktober 2010, had ik nog met mijn advocaat gesproken, want ik zag al aankomen dat het verkeerd zou gaan. Toen was nog het voorstel gedaan om om tafel te gaan zitten, met de gezinsvoogd erbij op diezelfde maandag. Daar was de gezinsbegeleider het mee eens. Die wilde ook graag mee om tafel, en toen gebeurde dus dit, de uithuisplaatsing. In dezelfde tijd voelde ik me ook helemaal niet goed, ik was vreselijk moe en had last van mijn spieren. Het bleek dat ik een behoorlijk gat in mijn hart had. Ik kon het thuis ook niet meer onderhouden, dus kreeg ik weer hulp vanuit de Wmo. In de tussentijd speelde dus de uithuisplaatsing van mijn kinderen. De advocaat heeft gevraagd waar ik aan moest voldoen om de kinderen weer thuis te krijgen. Dat was een psychologisch onderzoek en een onderzoek naar mijn opvoedvaardigheden. Daar wilde ik graag aan meewerken, nadat ik aan mijn hart geopereerd was. In januari 2011 ben ik geopereerd. Na een herstel- en revalidatieperiode volgde er een gesprek met een vertrouwenspersoon en de gezinsvoogd in februari 2011. De vertrouwenspersoon gaf aan dat het veel beter met mij ging en zei dat het nu vast mogelijk was dat de kinderen weer Q zei tegen de rechter dat de kinderen het zo naar huis konden komen. De gezinsbenaar hun zin hadden bij de pleeggezinnen, dat Q geleider ging helemaal door het lint, hoe eigenlijk de kinderen daar niet weg wilden halen. hadden wij dat kunnen denken, wat De rechter heeft toen duidelijk gezegd dat dat haalden wij in ons hoofd? Dat voelde al niet de bedoeling is van de uithuisplaatsing. heel gek, wat was hier aan de hand? Nou ja, tijdens mijn herstel heb ik me al aangemeld bij een instelling voor geestelijke gezondheidszorg X, voor onderzoek. In juni 2011 zou er een zitting zijn, maar die is aangehouden omdat de twee onderzoeken nog niet gedaan waren. Wel was doorgegeven dat de omstandigheden thuis, vanwege mijn betere gezondheid, veranderd waren. Maar goed, over die onderzoeken, daar moest Q medewerking aan verlenen. Q zei tegen de rechter dat de kinderen het zo naar hun zin hadden bij de pleeggezinnen, dat Q eigenlijk de kinderen daar niet weg wilden halen. De rechter heeft toen duidelijk gezegd dat dat niet de bedoeling is van de uithuisplaatsing. De onderzoeksvragen die Q wilde dat we zouden stellen hebben we aan X doorgegeven. Die zeiden dat zij dat niet konden doen, ook in verband met het juridisch kader. Zij zeiden dat Q ons moest aanmelden bij psychiatrisch instituut Y. Daar heeft Q ook een brief over gekregen, maar zij wilden mij daar niet aanmelden, zij wilden per se dat X het zou doen. De advocaat heeft ook nog bemiddeld. Die heeft aangegeven dat Q moest zorgen voor een opdracht bij het Y of moest komen met een alternatief. Beide oplossingen werden door Q afgewezen. Puntje bij paaltje kreeg ik in de volgende zitting de schuld in de schoenen geschoven. Ik zou niet meegewerkt hebben. Terwijl wij ze in alles op de hoogte hebben gehouden. Ik heb juist alles gedaan om mee te werken, want ik wil mijn kinderen gewoon thuis hebben.
21
Ik zei al dat mijn zoon logopedie kreeg. Nu bleek dat hij in de tijd vanaf de uithuisplaatsing in het pleeggezin helemaal geen individuele logopedie heeft gehad, alleen in taalgroepjes op school. Daar had hij niet genoeg aan en dat bleek ook uit de taalscores. Voor de uithuisplaatsing had hij een score van tweeënzeventig, tijdens een latere test in mei 2011 was het vijfenvijftig. Dat was dus dramatisch gezakt. In dat stukje heeft Q dus ook gefaald. Ze hebben ook gefaald vóór de uithuisplaatsing. Ik zat toen met die galstenen en heb ik niet de hulp gekregen die ik nodig had. Ook stonden zij niet achter mij toen ik mijn zoon wilde laten onderzoeken. Ze hebben gewoon op verschillende punten gefaald. Uit die onderzoeken, bij centrum Z voor kinderen met een verstandelijke beperking, bleek dat mijn zoon een verstandelijke beperking heeft. Hij heeft constant éénop-één aandacht nodig. Hij heeft waarschijnlijk een reactieve hechtingsstoornis die is ontstaan in zijn hersentjes tijdens de zwangerschap. Ook blijkt dat een signaal van een reactieve hechtingsstoornis een beginvorm kan zijn van ADHD en/of PDD-NOS. Het pleeggezin kon de zorg op dat moment niet meer aan. Ze hadden ook meer kinderen thuis, en liepen tegen dezelfde problemen aan als waar ik tegenaan liep. Toen is het besluit genomen om hem naar een meeleefgezin te laten gaan. Ze moeten veel meer communiceren Daarvoor is een CIZ-indicatie nodig. Die heeft de met ouders, en aanvragen opstellen gezinsbegeleider aangevraagd, zonder onze toemet ouders, dat gebeurde niet. Ze stemming. Dat was weer een falen van de Q. Samen negeren het gezag van de ouders. met mijn advocaat hebben we een bezwaar ingediend bij het CIZ. Zij hebben het onderzocht en kwamen erachter dat er gezagdragende ouders waren die niet mee hadden getekend en hebben met onmiddellijke ingang de indicatie weer ingetrokken. Het mooiste was nog dat ik, na een zitting waar ik en mijn advocaat op 16 april 2012 met Q om de tafel zouden over de aanvraag van de CIZ-indicatie, werd bedreigd door de gezinsbegeleider. Als ik niet mee zou werken om mijn handtekening te zetten op die CIZ-indicatie, dan zou ik uit het gezag ontzet worden. Dat, terwijl het hun fout was. Ik wilde heus wel tekenen, en heb dat later ook gedaan, maar ik heb het eerst mee naar huis genomen om goed door te lezen. Toen werd mij verweten dat ik voorbij ga aan het belang van het kind. Dat was niet zo, zij zijn voorbij gegaan aan de wetten die gelden en aan het gezag van de ouders. Ze moeten veel meer communiceren met ouders, en aanvragen opstellen met ouders, dat gebeurde niet. Ze negeren het gezag van de ouders. Uiteindelijk kwam het wel goed met die CIZ-indicatie en per juni 2012 zit mijn zoon in dat meeleefgezin. Nu krijgt hij pas echt de hulp die hij nodig heeft. Q heeft ook aangegeven dat hij niet de juiste zorg en hulp heeft gekregen voor hij in dat meeleefgezin kwam. Bij de ondertoezichtstelling is er expres gewerkt naar de uithuisplaatsing. En bij de uithuisplaatsing is er expres naar gewerkt om ons als ouders uit het gezag te ontheffen. Per 22 mei 2013 zijn we uit het gezag ontheven op valse gronden. In de omgang met ouders wordt geen respect en begrip getoond. Er wordt niet de juiste hulp op het juiste moment geboden. Als een huisarts zelfs al aangeeft dat er hulp nodig is, doe dat dan. En ga dan niet zeggen dat het niet kan, want dat is niet zo. Het kan wel als de gezinsvoogd het maar wil. Ze gaan meer tegenover dan achter de ouders staan. Het belang van het kind staat ook niet voorop, het gaat om het belang van de instelling. De hulpverleners zijn ook burgers, dat houdt in dat zij zich aan de wet moeten houden, daarnaast is Q een stichting. Ik heb gezien dat zij gewoon over de wetten heen lopen. Ze moeten open en eerlijk zijn naar de ouders toe, en vooral niet lopen te liegen. Als je een goede samenwerking wilt hebben, dan zijn dat punten waar je in ieder geval aan moet voldoen. Waar het ook misgaat is dat de mensen die beoordelen wat voor hulp er nodig is, nooit bij iemand thuis komen of de personen om wie het gaat hebben gezien en hebben gesproken. Zij vertrouwen volledig op de verslagen van de gezinsvoogd. De staf, die je dus nog nooit gezien hebt, schrijft dan het plan dat de gezinsvoogd weer uit moet voeren. Dat kan helemaal niet. Wat er verder misgaat, is dat de meeste gedragswetenschappers die bij T rondlopen niet geregistreerd zijn. Zij maken beslissingen over cliënten die zij niet mogen maken. Dat is gewoon strafbaar. Q zet ook vaak iets op papier over de psychische problematiek van ouders. Dat mogen zij niet doen, zij hebben dat onderzoek niet gedaan. Uit de psychologische test bleek dat ik niets mankeer. Ja, op dit moment dus wel. Ik heb paniekaanvallen en straatvrees, maar dat komt juist door Q. De liefde die ik aan mijn kinderen gaf is omgezet in angst. Je raakt het vertrouwen in de medemens kwijt waardoor je extra alert bent, ook op straat. Er wordt je zoveel onrecht aangedaan als ouder. Ik heb als ouder dus letterlijk schade opgelopen door Q. Ik ben veranderd van een vrouw die overal heen ging in een vrouw die letterlijk nu tussen de muren leeft mede doordat Q de kinderen bij me weg houdt. Q is een zorgaanbieder die juist zorg dient te geven, ook aan ouders. 22
Die tweede test die ik moest doen om ervoor te zorgen dat mijn kinderen teruggeplaatst konden worden dat was die over de opvoedvaardigheden. Omdat X dat niet kon doen ben ik zelf maar op zoek gegaan. Ik wilde wel meedoen aan een opvoedcursus, maar dan moet de gezinsbegeleider je aanmelden. Ik had het aangevraagd bij de gezinsbegeleider, maar die heeft het afgewezen. De reden was dat het perspectief van de kinderen bij de pleegzorg was. Dat komt ook door beschuldigingen die in de rechtbank gedaan zijn, over dat wij de kinderen zouden mishandelen. Daar is niks van waar, maar er wordt niet aan waarheidsvinding gedaan. Vanaf 2012 wordt er ook al gezegd: wij hebben geen zicht op de thuissituatie. Ik heb aangegeven: kom dan langs. Maar dat doen ze niet. Q is vanaf februari 2011 niet meer bij mij langs geweest. Wat ik verwacht van de hulpverlening is dat de medewerkers achter de ouders gaan staan en het eigen kracht netwerk van de ouders respecteren en accepteren. Als er dan een uithuisplaatsing is uitgesproken, dan verwacht ik ook dat de ouders hulp krijgen om er voor te zorgen dat alles in huis weer op orde komt zodat er naartoe gewerkt wordt dat het kind weer thuis kan wonen. Dat staat ook in methode A van gezinsbegeleiding. Bij T wordt daar echt niet naar gehandeld. Ze laten de ouders na de Waar het ook misgaat is dat de uithuisplaatsing als bakstenen vallen. Op zich sta ik mensen die beoordelen wat voor helemaal niet afwijzend tegenover hulp. Ik weet heel hulp er nodig is, nooit bij iemand goed dat als de twee meiden weer thuis zouden komen thuis komen of de personen om wonen er in ieder geval hulp achter de hand moet zijn. wie het gaat nooit hebben gezien Ze zijn bijna vier jaar uit huis, en wonen ook niet bij en hebben gesproken. Zij verelkaar, dus dat zal heus niet zo makkelijk gaan. Er is dan trouwen volledig op de verslagen sowieso hulp nodig. Er staat ook al een ambulante van de gezinsvoogd. hulporganisatie klaar voor als het zover is, dat is al geregeld. Ik heb ook contact met B. Die bieden gelijkwaardige gezinsondersteuning door je tijdelijk létterlijk heel dicht bij de ondersteuners te laten wonen. Die optie is er ook nog. Dat kan allemaal, dus waarom is het geen optie dat ze weer naar huis komen? Mijn zoon zit nu goed in het meeleefgezin. Het gaat goed met hem. Ik kan hem zelf niet de één-op-één begeleiding geven die hij nodig heeft, dus dit is een goede oplossing. Mochten wij wel bij B kunnen wonen, dan kunnen we altijd kijken hoe we dat met mijn zoon doen. Dan kan hij misschien wel in de weekends naar huis en dat je samen de zorg op je neemt. B is er dan altijd om op terug te vallen. Al mijn ervaringen kan ik gebruiken om anderen te helpen. Ik heb zelf een steunpunt opgericht, samen met andere netwerkorganisaties in het land, die als doelstelling heeft om ouders en kinderen die te maken hebben met de Q te helpen. Dat kunnen ook pleegouders zijn. Ik ben hier ongeveer een jaar geleden mee begonnen. Als ouder weet je niet waar je heen moet als je kinderen uit huis geplaatst worden. Wij geven tips en adviezen en proberen te helpen waar we kunnen. Wij proberen in kaart te brengen wat nou precies de punten zijn waarom een kind uit huis geplaatst wordt. We gaan ook in kaart brengen wat de klachten zijn van ouders en kinderen richting instanties als Q. Dit gebruiken wij om terug te kunnen koppelen naar hulpverleningsinstanties en gemeenten, om aan te geven waar iedereen tegenaan loopt. In de toekomst willen we ook bijeenkomsten organiseren om lotgenoten met elkaar in contact te brengen. We willen bijvoorbeeld ook workshops aanbieden, zoals: hoe ga je om met een gezinsbegeleider of gezinsvoogd? Op dit moment zijn we druk bezig om samen met andere organisaties te kijken wat wij voor de ouders kunnen doen. Het begint nu goed te lopen. Daar haal ik wel een stukje voldoening uit.” 3.4 Katja (23) Buren meldden overlast omdat Katja en haar inmiddels ex-partner woordenwisselingen hadden waarbij de ex-partner zijn stem nogal verhief. Omdat er kinderen in het spel waren, werd C ingeschakeld. Een ‘rondje’ langs contacten, zoals consultatiebureau, leverde geen kindsignaal op. Totdat Katja’s dochtertje in een onbewaakt ogenblik alleen de weg overstak naar het speeltuintje. Dat leverde een vierde melding op bij C. Katja heeft drie kinderen en had of heeft te maken met vier instanties en interventies op het gebied van hulpverlening. “Ik woon samen met mijn drie kinderen in een dorp met zo’n twaalfhonderd inwoners. Ik woon in een nieuwbouwhuis, met een mooi uitzicht over het weiland. Mijn kinderen kunnen daar vrij spelen. Zelf zou ik eigenlijk liever in de stad wonen. 23
Ik ben ongeveer vijf jaar geleden in aanraking gekomen met C. Dat was in de tijd dat ik samen was met mijn ex-vriend, dat is de vader van mijn drie kinderen. Mijn ex is Antilliaan, die praten gewoon ook al wat hard, maar als we ruzie hadden dan praatte hij nog luider. De buren waren dat niet gewend. Dat is zo’n drie keer voorgekomen, dat mensen vonden dat mijn ex heel luid praatte, schreeuwde eigenlijk. Dat was voor hen overlast. Zij hebben de politie gebeld en die kwam bij ons langs. Omdat die agenten zagen dat er kinderen in huis waren hebben zij C ingeschakeld. Op dat moment was alleen de oudste er nog. Mijn ex was al bekend bij politie, door dingen die vroeger waren gebeurd, dus daarom werd er nog sneller een melding gedaan. Toen kwamen er onderzoeken. C ging een rondje doen langs onze contacten, zoals de kinderopvang, het consultatiebureau, de huisarts. Uit het onderzoek is nooit een kindsignaal gekomen. De ruzie was altijd tussen ons, met de kinderen was nooit wat aan de hand. Ik heb verder geen contact gehad met C, alleen die gesprekken rondom de meldingen, maar verder niet. Op een gegeven moment ben ik naar de stad toe verhuisd. Mijn dochtertje was toen al gewend om lekker buiten te spelen in de tuin en met het buurmeisje en dat kon na de verhuizing niet meer. Het huis stond vlakbij een park waar ook een speeltuin was. Daar kon zij niet alleen naar toe, want er liep een weg tussen. Ik was de hele dag bezig geweest met de verhuizing. Mijn dochter wilde naar mij toe, die was eerst bij mijn zus, dat mocht wel. Terwijl ik in slaap gevallen ben, is zij naar buiten toe gegaan, naar de speeltuin. Dat kan iedereen overkomen, ik had het nog nooit eerder gehad. In één keer stonden er twee politieagenten voor de deur. Ik vond het ook niet leuk dat het gebeurde, maar het was per ongeluk. Zij maakten er ‘onvoldoende toezicht’ van, alsof ik niet goed opgelet had. Omdat wij al die andere meldingen hadden, kwam dit er nog bovenop. Er werd weer een ronde langs onze contacten gedaan. De gastouder had toen gezegd: ‘ja, dat mag niet gebeuren’. Nou ja, het kan toch iedereen wel eens overkomen, je bent toch geen superwoman? Dat was de vierde melding. Het was wel verspreid over vier jaren, maar het telt wel bij elkaar op. Eigenlijk was dit mijn eerste melding, want die anderen gingen over het harde geluid, daar kon ik niks aan doen. Dat wisten ze van C ook wel, dus daar zijn ze tegenover mij ook niet zo streng over geweest. C gaf ook aan dat zij er wel iets mee moesten doen omdat het wel een melding was. Ze hebben nog getwijfeld wat ze er verder mee zouden doen, maar het is niet voorgekomen bij D. Degene van C had ik al vanaf de eerste melding, dus die Je hebt het gevoel dat je constant kent mij vanaf dat ik achttien was tot nu ik drieëntwintig in de gaten wordt gehouden. Dat ben. Zij zag ook wel dat ik het goed doe. Toen was dat je alles perfect moet doen want ook weer klaar. Maar ja, het is wel altijd weer een extra anders staan ze weer voor de druk op je. Vooral met die dingen waar je eigenlijk niet deur. Dat vind ik wel een heel echt controle over hebt. Of je moet echt een robot zijn. vervelend gevoel. Het voelt dan alsof er maar iets hoeft te gebeuren en ze stappen wél naar D. Je hebt het gevoel dat je constant in de gaten wordt gehouden. Dat je alles perfect moet doen want anders staan ze weer voor de deur. Dat vind ik wel een heel vervelend gevoel. Op zich ben ik wel blij met de vrouw van C, dat zij ziet dat het wel goed gaat. Maar ze zijn ook wel nep. Ze was bijvoorbeeld een keer bij mij thuis en toen wilde ze even boven kijken. Zogenaamd omdat ze nieuwsgierig was hoe het huis er uit zag, maar toen kwam dus in het rapport te staan dat het boven wel schoon en fris was maar dat de bedjes wat smoezelig waren. Ik had toen geen wasmachine ik deed de was bij mijn moeder, dus misschien iets minder vaak, maar het was wel gewoon schoon genoeg. Ze was niet eerlijk. Ze hebben eigenlijk niks tegen je, maar ze gebruiken alles om je toch zwart te maken. Ze spelen geen open kaart tegen je, zo proberen ze achter dingen te komen. Ook met anderen is dat zo, niet alleen met C. Op de kinderopvang bijvoorbeeld, daar was het altijd heel leuk, maar dan lees je in het rapport dat ze hadden aangegeven dat het jasje van mijn dochter wel heel vaak vies was. Het was in de winter dus ik kon dat jasje niet uitwassen, dan had ze de volgende dag geen jas om aan te krijgen. De kinderopvang had ook een keer geschreven ‘moeder ruikt naar alcohol’. Ik dacht, oké ’s ochtends vroeg? Daar heb ik ’s ochtends niet eens tijd voor met drie kinderen! En dan laat je mij toch ook niet de kinderen meenemen? Zo kom je er achter hoe mensen echt over je denken. Toen had ik ook niet meer een prettig gevoel om de kinderen daar te laten. Ze hadden ook nooit iets tegen mij gezegd. Je voelt je dan onnozel en je bent zelf ook niet meer zo open in wat je zegt, je past wat meer op.
24
Na de gespreksrondes van C, en het besluit dat er geen melding bij D zou komen, is dat gedeelte afgesloten. Wel hebben zij afgesproken dat de vrouw van het consultatiebureau eens bij mij langs zou komen. Maar zij zei dat zij daar niet zoveel in zag. Zij kent mij al vanaf mijn achttiende en ze weet wel dat het goed gaat. Toen is het geregeld dat ik een vrijwilliger van E krijg die me bij de opvoeding ondersteunt. Dat is omdat ik van alles voor de kinderen koop om mee te spelen, maar binnen tien minuten zijn ze weer uitgespeeld. Ze vinden niks leuk en hangen maar wat bij mij rond. Die vrijwilliger kan mij dan helpen om iets leuks met de kinderen te doen, misschien heeft zij wel andere ideeën zodat ze zichzelf wat beter leren vermaken. Zij is ook een moeder en vangt thuis meer kinderen op. Het is niet een gespecialiseerd iemand. Het is dan maar net wat haar kinderen leuk vinden om te doen, misschien vinden die van mij dat dan weer net niet leuk. Misschien zou ik wel meer hebben aan een gespecialiseerd iemand omdat zij meer weten over elk kindtype. Maar ik weet ook niet of daar wel gespecialiseerde mensen voor zijn hoor. Ik vind het wel leuk, die hulp van E, maar ik heb het altijd al zo druk. Het is wel tweeënhalf uur elke week en ik weet niet altijd wat ik dan moet doen. Het is ook niet in mijn eigen ritme, ik moet mijn schema er op aanpassen. De afspraak volgt niet mijn schema. Je moet de afspraak er echt in proppen en vooral omdat het wekelijks is vind ik dat wel lastig. Deze vrijwilliger is nog maar één keer langs geweest. Misschien wordt het nog wel leuker hoor. Ik heb dit ook nog nooit eerder gehad en we moeten ook wat aan elkaar wennen. Ik denk dat het vooral heel leuk is als je verder geen vrienden hebt of zo, dan is het fijn dat er iemand langs komt. Maar ik heb wel vrienden. Misschien heeft de vrijwilliger ook wel tips, dat wil ik nog wel even afwachten. En we hebben het er ook al over gehad om samen leuke dingen te doen, of dat we samen een keer boodschappen gaan doen. We hebben nog maar één keer afgesproken, dus dat komt vast nog wel. Gelukkig heb ik verder geen hulpverlening. Ik heb ook geen behoefte aan hulp. Als ik iets wil weten dan kijk ik even op internet of ik bel even iemand. Om daar nou wekelijks een afspraak voor te hebben... Het is gewoon heel druk met drie kinderen en dan heb ik geen zin om ook nog een afspraak te hebben. Dan kan ik toch minder goed op de kinderen letten, ik kan niet achter ze aan en dan halen ze soms het hele huis overhoop. Ik ben ook niet alleen, ik heb twee zussen met kinderen en een ex-schoonzus met kinderen, en mijn moeder. Ik heb ook andere vriendinnen zonder kinderen maar die kunnen ook wel helpen. Ik ben niet iemand die voor persoonlijke dingen naar hulpverlening stapt. Elke situatie is weer anders. Dan heb ik liever hulp van iemand die mij kent en die weet wat er al is gebeurd. Ik ben ook wel voorzichtiger geworden door de gespreksrondes die er zijn geweest naar aanleiding van de meldingen. Je past toch Ik ben niet iemand die voor wel op wat je tegen wie zegt. Je vraagt je toch af wat ze persoonlijke dingen naar eigenlijk denken, wat er achter die glimlach zit. Het hulpverlening stapt. Elke situatie consultatiebureau is ook altijd heel behulpzaam. Daar is weer anders. Dan heb ik liever vraag ik eigenlijk altijd alles aan over dingen waar hulp van iemand die mij kent en anderen niets over kunnen weten. Maar dat hoeft ook die weet wat er al is gebeurd. zeker niet elke week. Ik wacht dan totdat ik een afspraak heb en ik heb ook haar telefoonnummer en e-mailadres. Maar eigenlijk heb ik nooit vragen hoor. Ik heb drie kinderen dus ik weet wel wat normaal is. Ik raak ook niet zomaar in de stress. Ik zou misschien wel hulp willen hebben om bij te staan in de drukte, maar ja, dat soort praktische hulp is er niet. De dagelijkse dingen zijn uitdagende, grote dingen voor mij. Met drie kinderen is boodschappen doen al een hele klus. De kinderen rennen dan alle kanten op of gillen en dat vind ik vervelend voor andere mensen. De kleine dingen die ik zelf moet doen dat is gewoon druk. Het is vooral wachten totdat ze allemaal naar school gaan en dan wordt het wel wat rustiger. Over ongeveer acht maanden ook al, als de jongste naar de peuterspeelzaal gaat, de middelste Ik zou misschien wel hulp willen hebben om gaat dan ook naar school en de oudste gaat me bij te staan in de drukte, maar ja, dat nu al naar school. soort praktische hulp is er niet. De dagelijkse dingen zijn uitdagende, grote dingen voor Ik ben nu bezig met de schuldsanering. Dat is mij. Met drie kinderen is boodschappen doen nog niet begonnen. De gemeente is nu nog al een hele klus. aan het beoordelen of ik er voor in aanmerking mag of kan komen. Als zij hun akkoord geven dan wordt het voortraject in gang gezet. Het duurt wel allemaal lang. Het akkoord voor de aanmelding was al in mei en nu is het juli. In de tussentijd heb ik niks gehoord. Ik heb gelezen dat 25
iedereen die een bijstandsuitkering heeft op 1 januari automatisch een gezinsvoogd krijgt, omdat je dan niet voor je kinderen kunt zorgen blijkbaar. Ik zit nu drie maanden in de bijstand omdat ik vanwege schulden bij de kinderopvang geen kinder-opvangtoeslag kan regelen. Zij hebben beslag gelegd op mijn geld waardoor ik niet meer naar school kan. Ik deed er alles aan om toch naar school te gaan, zelfs al heb ik drie kinderen, dat heb ik al die vijf jaar gedaan. Ik wil dat ook heel graag. Ik doe er alles aan om voor januari weer naar school te gaan want ik wil geen voogd. Hopelijk kan de schulpsanering ervoor zorgen dat ik toch weer naar school kan want ik hou er helemaal niet van om de hele dag thuis te zitten. Ik vind het fijn om de hele dag bezig te zijn. Voor de kinderen is het ook goed, die leren van alles op de opvang.” 3.5 Gerrie (41) Gerrie raakte in de financiële problemen nadat ze voor grote bedragen was opgelicht door haar inmiddels ex-vriend, die vervolgens met de noorderzon vertrok. Ze bleef met grote schulden achter en werd uit huis gezet. Vrienden, die ze vertrouwde, ontvreemden vervolgens spullen en geld. Ze raakte in een negatieve spiraal van spanningen en ellende. Achter haar rug om werden instanties ingeschakeld. Gerrie heeft twee kinderen en had en heeft te maken met een kleine twintig instanties en interventies op het gebied van hulpverlening. “Er is veel in mijn leven gebeurd, al vanaf dat ik zes was, maar daar wil ik het vandaag niet over hebben. Nu gaat het over wat er speelde vanaf 2011. Het begon met financiële problemen. Ik woonde toen in een grote stad hier niet ver vandaan en had verkeerde mensen om me heen. Ik ben in daar geboren en getogen. Op het moment van die financiële problemen waren mijn ex en ik al uit elkaar. Ik was toen alleen met mijn twee kinderen. Ik had wel een nieuwe relatie. Door hem kwamen die problemen. Door de problemen in 2011 kon ik mijn huur niet meer betalen. Ik liet alles maar voor wat het was, als mijn kinderen maar konden eten. Alles kwam tegelijk. Ik verloor mijn huis, ik kwam in de crisisopvang en mijn moeder lag op sterven. Het was een echte hel. Op een gegeven moment kwamen er ook andere rekeningen die ik Je wilt niet weten hoe druk ik het vorig jaar heb moest betalen, maar die herkende ik gehad. Gesprek hier, ziekenhuis daar, verwijzing helemaal niet. Het kwartje viel en ik ging zus, hulpverlening zo. Ik had elke dag een naar mijn toenmalige vriend, maar die afspraak. In de tijd van de crisisopvang ben ik was dus vertrokken. Hij is toen met de een soort detective geworden. Hoe kan ik alles noorderzon vertrokken, niemand weet regelen, wat heb ik daarvoor nodig? waar hij is. Omdat ik zijn echte naam ook niet weet komt alles op mij terecht, ik kan niks op hem verhalen. Ik ben opgelicht en moest er voor opdraaien met mijn kinderen. Toen kwam de uithuiszetting. Op 29 augustus 2012 werd mijn huis ontruimd. Ik heb er zelf voor gezorgd dat mijn spullen eerst veilig werden gesteld. Op 27 augustus heb ik er zelf voor gezorgd, met hulp van organisatie H en vrienden, dat mijn spullen met een vrachtwagen naar een opslag werden gebracht. Ik heb altijd gezegd: ze kunnen me alles afpakken, behalve mijn kinderen en mijn spullen. Helaas waren de mensen waar de spullen opgeslagen waren ook niet te vertrouwen. Toen ik dit huis kreeg en mijn spullen op ging halen bleek er van alles weg te zijn… Achteraf had ik misschien eerder naar het loket Z van de kredietbank moeten gaan, om me met de geldzaken te laten helpen, maar ik dacht: ik regel het allemaal zelf wel. Ik wilde ook niks te maken hebben met de schuldsanering. Ik heb nog wel dingen geprobeerd. Een ‘vriendin’ van mij heeft bankpasfraude gepleegd. Ze heeft een paar duizend euro opgenomen, zodat ik weer wat kon betalen, dat dacht ik tenminste. Dat geld heb ik niet gezien, dat heeft ze zelf in haar zak gestoken. H heeft er voor gezorgd dat we in de crisisopvang kwamen. Ik krijg het beeld niet uit mijn hoofd hoe mijn moeder zat te huilen toen ik naar de crisisopvang moest. We kwamen terecht in tehuis J met allemaal rare mensen en dronkenlappen. We hebben daar een maand gewoond. Daar kwam ook het gezeur van F. Dat ging allemaal via twee mensen die in de opvang woonden. Zij zijn niet te vertrouwen, ze hoppen van opvang naar opvang, door het hele land. Op de een of andere manier hebben zij het nummer van mijn ex-man uit mijn telefoon gehaald. Zij hebben allemaal leugens over mij aan mij ex verteld, bijvoorbeeld dat ik mijn kinderen mishandelde. Mijn zoon was naar een kamp geweest en daar had hij een heel vervelend ongeluk gehad waardoor hij een scheurtje in zijn arm had gekregen. Mijn ex heeft dat gehoord via die rare mensen die ook in tehuis J woonden, maar 26
die zeiden dat ik mijn zoon mishandeld zou hebben, terwijl hij toen helemaal niet bij mij was. Mijn ex heeft toen F ingeschakeld. Ik dacht: nou, dat kan er ook nog wel bij. Vanaf toen kwam F in de Hier heb ik een klein netwerk, met drie picture. Van G kwamen ze ook, omdat er dus een goeie vriendinnen. Dat is genoeg. We melding kindermishandeling gedaan was. Ik heb hebben respect voor elkaar. Als er iets is, hun gezegd dat ze mijn ex-man moesten aanpakof ik zit ergens mee, dan ga ik niet naar ken, hij keek niet naar zijn kinderen om. Met die hen toe. Ik ben zo gewend om het zelf op vrouw van de meldingen klikte het niet zo. Ik was te lossen. ook kwaad dat ik van mishandeling beschuldigd werd. Ik heb ook nooit ondertoezichtstelling gehad of zo. F is dus wel bij mij geweest toen ik in de opvang zat. Zij hebben een brief geschreven naar de woningbouw, dat ik een huis voor mijn gezin moest hebben. Ze hebben gezien dat ik hard vocht voor mijn kinderen. Die vrouw van F was een heel lief mens. Elke keer als er iets was nam ik contact op met haar. H was ook een fijne organisatie voor ons, om leuke dingen met de kinderen te doen. En de gezinscoach, dat was ook zo’n fijne vent, die was van programma R van de organisatie N. Die heb ik gekregen via F, die vrouw wist ook wie er bij mij zou passen. Met die gezinscoach hebben we een heel fijne tijd gehad. Hij regelde wel wat dingen, maar dan pakte ik het zelf op. Nadat we bij tehuis J weggingen woonden we zes maanden in de crisisopvang van K. Daar hadden we een appartement. Het was echt geen leuke tijd, vooral niet bij K. Zij deden niks voor je. Mijn hoofd was al zo moe, ik kon niet alles aan. Maar goed, dan deed ik het toch maar weer. Dat was een heel negatieve ervaring. Ik zeg mensen ook dat ze vooral niet daar naartoe moeten gaan. Ik vond het daar walgelijk. Op een gegeven moment kwam ik in aanmerking voor Bijzondere Bijstand, vanwege de reiskosten naar mijn moeder. K hielp daar helemaal niet bij, ik moest alles zelf doen. Ik heb zelf maar gebeld met de gemeente. Daar heb ik ook aangegeven dat de begeleiding daar zelf niet achteraan wilde. Het ging toen heel snel achteruit met mijn moeder. Ik zag het echt gebeuren dat het pas geregeld zou zijn als ze er niet meer was. Binnen twee dagen was het toen geregeld. Toen kon ik gewoon legaal reizen. Ik moest met de trein en de bus en was elke keer anderhalf uur onderweg. Bij K zeurden ze dan in de vakantie en in de weekenden dat ik zo laat thuis was. Ik heb hun aangegeven dat ik mijn eigen normen en waarden hanteer, ook al woonde ik toen bij hen. Dat mijn kinderen later op bed kwamen vond ik niet erg. Voor de kinderen was het ook echt geen leuke tijd, die waren hun vaste plek en hun school kwijt. Daar heb ik best wel veel schuldgevoelens over, dat ze uit hun veilige omgeving weggehaald werden, dat de kinderen dit mee moesten maken. Ze zijn door alles wat er gebeurd is ook veel te snel volwassen geworden. Gelukkig hebben zij hun plek hier wel gevonden. Als laatste opvang zaten we drie weken in opvang L, voordat we hier in dit huis kwamen wonen. Daar heb ik het wel als heel prettig ervaren. Heel aardige mensen daar. We zaten daar maar drie weken omdat ik toen dit huis kreeg. Dat is gelukt via de organisatie M, die me hielp met de eerste huur en de borg. Toen kwamen we dus hier in dit huis wonen, maar dacht je dat de problemen toen voorbij waren? Niet dus, het water was afgesloten vanwege betalingsachterstand van de vorige huurder, alle troep van de vorige bewoner stond hier nog en de buurvrouw heeft een anonieme melding gedaan dat ik mijn dochter zou hebben mishandeld. Het gaat maar door. S, die me met de bewindvoering zou bijstaan, heeft er ook een zootje van gemaakt. Die is nooit achter de beslaglegging aan gegaan. Daar is nog een rechtspraak over geweest. De rechter sprak uit dat ik geholpen moest worden en toen kwam ik bij de bewindvoering van K uit. Op zich Zodra er meerdere partijen betrokken zijn, gaat dat wel goed, maar het heeft allemaal moet er gewoon het gesprek worden wel heel lang geduurd. Je bent altijd zelf aangegaan. Dan moet de persoon waar het degene die alles moet oplossen. Net als toen over gaat er ook altijd bij zijn. Ook mag er ik een keer Bijzondere Bijstand voor mijn bril best wel wat vertrouwen zijn vanuit de aanvroeg. Ik had al gezegd, dat kan niet via hulpverlening. Natuurlijk zijn er mensen die de gemeente. Gaat de bewindvoering er toch liegen, maar niet iedereen. achteraan en blijkt het weken later dat ik dat niet krijg. Dat had ik dus zelf van tevoren al uitgezocht, maar dan toch gaan ze er achteraan.
27
Ik ben ook nog heel ziek geweest, heb op het randje van de dood gelegen. Ik kon niet gaan, ook niet vanwege mijn kinderen. En er is ook nog psychologisch onderzoek bij mij gedaan. Ik heb dus bij de U gelopen, ze hadden het over Borderline en ADHD. Tijdens de therapieën bleek dat die diagnoses niet klopten. Gesprekken om mijn verleden te verwerken hielpen al helemaal niet. Daardoor werd alles alleen maar herhaald en niet verwerkt. Bij een therapie waarbij ik in Jugendstil schilderde heb ik alles wel verwerkt. Ik heb ook veel antidepressiva geslikt. Op een gegeven moment ben ik daar helemaal mee gestopt. Ik ging de dingen toen anders zien. Ik ben ook veel gewicht kwijtgeraakt, het is allemaal troep dat je dan kwijtraakt. Nu gaat het veel beter met mij. Je wilt niet weten hoe druk ik het vorig jaar heb gehad. Gesprek hier, ziekenhuis daar, verwijzing zus, hulpverlening zo. Ik had elke dag een afspraak. In de tijd van de crisisopvang ben ik een soort detective geworden. Hoe kan ik alles regelen, wat heb ik daarvoor nodig? Daarmee kan ik nu andere mensen ook helpen. Van samenwerking tussen organisaties was eigenlijk geen sprake, dat ging vaak helemaal langs elkaar heen. Er was veel miscommunicatie. Ze hadden bij elkaar moeten gaan zitten en de taken moeten verdelen. Die plannen, dat er dan één iemand over de vloer komt als aanspreekpunt, dat hadden ze al veel eerder moeten doen. Tussen F en R was er wel dat overleg. Mijn zoon is nu twaalf en mijn dochter tien. Ik leef en ik vecht voor hen. Ik woon hier nu in deze stad omdat ik niet terug wilde naar mijn geboortestad. Daar wonen mensen waarvan ik twintig jaar lang dacht dat het mijn vrienden waren. Toen het zo slecht ging hebben ze me allemaal keihard laten barsten. Hier heb ik een klein netwerk, met drie goeie vriendinnen. Dat is genoeg. We hebben respect voor elkaar. Als er iets is, of ik zit ergens mee, dan ga ik niet naar hen toe. Ik ben zo gewend om het zelf op te lossen. Ik vraag niet graag om hulp. Ik probeer altijd eerst alles zelf op te lossen, als het dan niet gaat, oké, dan roep ik wel hulp in bij vrienden. Ik kan op niemand terugvallen. Wat dat betreft ben ik Remi. Dat is wel zwaar, hoor. Maar ik geef nooit op. Dat karakter heb ik van mijn mama. Dat emotionele, dat heb ik van mijn vader. Je leeft niet, je overleeft. Ieder ander had het al opgegeven, ik niet. Ik vecht ervoor om mijn gewone leven terug te krijgen. Mijn grootste verlies is mijn moeder. Op haar sterfbed heb ik beloofd dat ik mijn leven weer terug zou krijgen. Ik wou dat ze dit nog had kunnen zien. Dat ik nog even met haar kon praten. Ik heb nu alles wel op de rit, ik heb alleen de schuldsanering nog. Dat is ook niet leuk, want je moet altijd nee zeggen tegen je kinderen. Voor mezelf is het ook niet leuk, maar ik ben niet materialistisch ingesteld. Ik geniet van de kleine dingen in het leven. Op De hulpverlening moet meer samenwerken en dit moment krijg ik ook hulp van het wijkop één lijn zitten. Ze moeten luisteren naar team van deze buurt. Die zijn mijn stok de persoon die de hulpverlening nodig heeft. achter de deur. Zij helpen mij nu ook met Ik heb zelf die goeie communicatie echt het vinden van een betere woning. Ze heben gemist. Als hulpverlener moet je ook vragen: laatst ook geholpen met de aanvraag bij V hoe wil jij het? voor sport voor mijn kinderen. Ze helpen soms ook dat je net iets serieuzer genomen wordt in gesprekken met instanties, zoals nu met de woningbouwvereniging, om een gesprek aan te gaan over een nieuw huis. Via R ben ik vrijwilligerswerk gaan doen. Ik ben volledig afgekeurd, dus de kans op werk is nihil. Ik heb altijd gezegd: ik wil iets doen met waar ik zelf ook in heb gezeten. Toen kwam op een gegeven moment het project X van de organisatie W, waar vrijwilligers je gelijkwaardig bijstaan in de opvoeding van kleine kinderen én pubers. Ik kwam bij W en werd meteen aangenomen vanwege mijn eigen ervaring. Ik heb de cursus gedaan en een certificaat gehaald. Nu werk ik met één gezin, maar ik wil wel veel meer. Nu ik zelf als vrijwilliger werk, zorg ik ervoor dat ik samen met andere instanties en de vrouw, die ik begeleid, goed afstem wie wat doet. Als dat niet gebeurt ontstaat er dus die miscommunicatie. Dan gaat iedereen een andere kant op. Juist dit soort dingen moeten dezelfde richting uit lopen, anders gaat het sowieso mis. Zodra er meerdere partijen betrokken zijn, moet er gewoon het gesprek worden aangegaan. Dan moet de persoon waar het over gaat er ook altijd bij zijn. Ook mag er best wel wat vertrouwen zijn vanuit de hulpverlening. Natuurlijk zijn er mensen die liegen, maar niet iedereen. Soms gaan mensen gewoon inhumaan met je om, er is geen sprake van begrip of respect. De hulpverlening moet meer samenwerken en op één lijn zitten. Ze moeten luisteren naar de persoon die de hulpverlening nodig heeft. Ik heb zelf die goeie communicatie echt gemist. Als hulpverlener moet je ook vragen: hoe wil jij het? Wat moeten we doen en hoe kunnen we het doen? Je moet de hulpvrager ook de kans geven om samen met de 28
hulpverlener te kijken wat er moet gebeuren. En niet dat de hulpverlener het maar gelijk overneemt. Je moet het in samenwerking doen met de cliënt, het gaat nota bene om zijn of haar leven. Als je het overneemt dan kan de cliënt ook denken: zie je wel, ik kan niks zelf. Dan krijg je alleen maar nog meer een minderwaardigheidscomplex. Als er meerdere hulpverleners zijn, moeten ze dus de taken goed verdelen en dan ook weer voor feedback bij elkaar gaan zitten. Wat ging er goed en wat niet? Dat gebeurt dus helemaal niet. Je moet werken in de piramide. Jij zit helemaal bovenin, in het puntje, met je hulpvraag. Jij als cliënt moet ook boven blijven staan, want jij moet de regie in handen houden. Daaronder moet het bij elkaar Je moet de hulpvrager ook de kans geven om samen met blijven, samenwerken. Het moet de hulpverlener te kijken wat er moet gebeuren. En niet niet een kruis worden. In de dat de hulpverlener het maar gelijk overneemt. Je moet hulpverlening vind ik ook dat je het in samenwerking doen met de cliënt, het gaat nota iemand in zijn of haar waarde bene om zijn of haar leven. Als je het overneemt dan kan moet laten. Het is misschien wel de cliënt ook denken: zie je wel, ik kan niks zelf. Dan iemands eigen probleem, maar krijg je alleen maar nog meer een minderwaardigheidsdiegene is ook een slachtoffer complex. van zichzelf. Je zou kunnen denken dat het vrijwilligerswerk met mensen die in dezelfde situatie zitten als waar ik in zat heel confronterend is, maar dat is het juist niet. Ik heb alles achter me gelaten en ben verder gegaan. Ik wil op een gegeven moment ook lezingen gaan geven. Ik wil een voorbeeld voor anderen zijn. Misschien ben ik wel in het leven geroepen om andere mensen te helpen. Ik ben nu bezig met een boek over mijn leven. Iemand anders zal dat voor mij schrijven. Ik wil laten zien: dit heb ik meegemaakt, ik ben er nog steeds, ondanks alles.”
29
4. Conclusies en aanbevelingen In dit laatste hoofdstuk worden conclusies en aanbevelingen geformuleerd aan de hand van de onderzoeksvraagstelling ‘Hoe ervaren gezinnen de ondersteuning, hulpverlening en interventie, wat gaat goed en waar is winst te halen in het kader van ‘één gezin/kind, één plan, één regisseur’?’ Het antwoord op de onderzoeksvraag ligt in de antwoorden van de vijf subvragen. 4.1 Hoeveel en welke instanties komen bij de geïnterviewden ‘over de vloer’? De vijf geïnterviewde ouders noemen een scala aan instanties die ondersteuning of hulpverlening bieden vanuit de nulde, eerste en tweede (of derde) lijn: Anke ongeveer acht, Sanne twaalf, Annemarie veertien, Katja vier en Gerrie twintig instanties, programma’s of interventies. Om het verschil tussen de lijnen inzichtelijk te maken volgt nu een (niet uitputtende) opsomming, en wordt aangegeven van onder andere welke onderdelen de geïnterviewden gebruik maakten. De nulde lijn wordt gevormd door ondersteuning vanuit het eigen netwerk van burgers, mantelzorg, vrijwilligers en maatjes. Maar ook sportverenigingen, jeugdverenigingen, GGD, pastorale begeleiding, scholen en kinderopvang, hoewel de beide laatste voorzieningen ook wel tot de eerste lijn worden gerekend. Steun en hulp vanuit de nulde lijn kunnen door burgers zélf worden aangevraagd. De geïnterviewden noemden deelname aan ondersteuning door vrijwilligers (opvoedondersteuning, praktische hulp), steun door kinderopvang (gastouder, kinderopvang, buitenschoolse opvang, en steun van hun eigen netwerk van familie en vrienden. De eerste lijn wordt gevormd door welzijnswerk, sociaal werk, huisartsen, wijkteams, wijkverpleging, consultatiebureaus, Algemeen Maatschappelijk Werk, Bureau Jeugdzorg, Thuiszorg, GZ-psychologen, schoolmaatschappelijk werk, politie, Centra voor Jeugd en Gezin, voorzieningen voor advies en lichtpedagogische hulp, en instanties op het gebied van schuldhulpverlening. Ook de steun en hulp van de eerste lijn kunnen door burgers zelf worden gevraagd. De geïnterviewden noemden deelname aan hulpverlening van diverse instanties: Algemeen Maatschappelijk Werk, Bureau Jeugdzorg, Leger des Heils, Thuiszorg, wijkteam en schuldhulpverlening. De tweede lijnsinstanties worden ingeschakeld na doorverwijzing vanuit de eerste lijn of door indicatie (door CIZ of BJZ). Deze lijn wordt gevormd door ziekenhuizen, Riagg, GGZ-instellingen, gespecialiseerde jeugdhulp, jeugd-GGZ, jeugd-LVG, Jeugdbescherming, Jeugdreclassering, pleegzorg, crisisopvang, Advies & Meldpunt Kindermishandeling, gesloten jeugdzorg, justitiële jeugdinrichtingen, specialistische onderwijsvoorzieningen, Raad voor de Kinderbescherming en gezinsvoogdij. De geïnterviewden gaven aan te maken te hebben met gespecialiseerde jeugdhulp, jeugdLVG, GGZ-instellingen, Jeugdbescherming, pleegzorg, Advies & Meldpunt Kindermishandeling, specialistische onderwijsvoorzieningen, Raad voor de Kinderbescherming, crisisopvang en gezinsvoogdij. De derde lijn wordt gevormd door Academische Ziekenhuizen, specialistische centra, psychiaters, multidisciplinaire teams, dagbehandeling en nonverbale therapievormen. Deze instanties kunnen worden ingeschakeld door instanties die werken in de eerste en tweede lijn. Enkele geïnterviewden gaven aan behandeling vanuit de derde lijn te hebben ontvangen: dagbehandeling en specialistische centra. De geïnterviewden kregen samen te maken met veertig instanties, programma’s of interventies: Algemeen Maatschappelijk Werk (AMW), Talant, GGZ Friesland, Jeugdhulp, Bureau Jeugdzorg (BJZ), Video Home Training (methode), Ondertoezichtstelling (OTS), Uithuisplaatsing (UHP), Medisch Orthopedische Dagbehandeling (MOD), Buitenschoolse Opvang (BSO), Stichting Urgente Noden (SUN), Stoplicht (methode), Radar, Tjallingahiem (Reik), Voedselbank, Wmo Hulp bij Huishouden, Huisarts, Consultatiebureau, Leger des Heils Stabiel gezinsbegeleiding, Leger des Heils 10 voor Toekomst, Leger des Heils Jeugdzorg en Jeugdreclassering, Advies & Meldpunt Kindermishandeling (AMK), Gezinsbehandeling GGZ Drenthe, VTO-team, Meeleefgezin, In de Bres, Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie (NIFP), De Swaai, Twaspanhûzen, Bijstand, Bijzondere Bijstand, Bewindvoering CSI, Bewindvoering GKB, Ping, Limor Crisisopvang, Raad voor de Kinderbescherming, De Herberg Crisisopvang, Zienn Crisisopvang Blijenhof, Delta (methode bij OTS), Home Start en Doorstart en Triple-P.
30
4.2 Hoe zijn ze met deze instanties in contact gekomen? Anke heeft zelf hulp ingeroepen voor steun bij de opvoeding van haar kinderen. Ook heeft ze zelf hulp ingeroepen voor haar schulden. Deze hulpverleners schakelden vervolgens weer andere vormen van hulpverlening in (programma’s, instanties). Sanne heeft zelf hulp ingeroepen omdat ze door een optelsom van buiten haar schuld ontstane enorme financiële problemen alle grip op haar leven kwijt was. Door een ‘kring’ waaraan diverse partijen deelnamen werden weer andere instanties ingeschakeld, deels buiten Sannes medeweten. Annemarie werd begeleid vanwege depressieve klachten. Na haar verhuizing werd deze hulp in de nieuwe woonomgeving automatisch gecontinueerd. Van daaruit werden weer andere instanties en trajecten ingeschakeld, van een door de hulpverlening geadviseerde echtscheiding tot ondertoezichtstelling van al haar kinderen. Katja kwam met hulpverlening in aanraking doordat buren geluidsoverlast bij de politie hadden gemeld. Ze heeft zelf schuldhulpverlening aangevraagd. Gerrie raakte door ‘foute contacten’ in grote financiële problemen, raakte daardoor haar huis kwijt en kwam in de crisisopvang terecht. Van daaruit werden, deels buiten medeweten van Gerrie, verschillende andere instanties en interventies ingeschakeld. 4.3 Hoe ervaren ze de geboden hulp? De vijf geïnterviewden ervaren vormen van hulpverlening en de inzet van hulpverleners wisselend, en beschrijven zowel positieve als negatieve ervaringen. Als positieve ervaringen worden genoemd: Luisterend oor: • Met een vrijwilligster kan ik praten als met een vriendin. • Ik kan mijn verhaal kwijt. • De hulpverlener vroeg: ‘Wat wil jij?’ Steun en positief contact: • Ze nam de tijd om te zien hoe het hier draaide. • Ik kreeg steun van mijn netwerk. • Ik kreeg steun van lotgenoten. • Ik had goed contact met een groot aantal hulpverleners. • Ze zagen dat ik voor de kinderen ging, dat deed me goed. • Ze deden leuke dingen met mijn kinderen. • Ze namen de regie niet over. • Ze gingen met álle gezinsleden in gesprek. Activerend: • Ik heb veel tips en inzichten gekregen. • Ik kan mijn ervaringen omzetten in actie, en kan zo bijdragen aan hoe het beter kan voor zowel ouders, kinderen als hulpverleners. • Ze regelden dingen die ik zelf vervolgens kon oppakken. Vertrouwen: • Hulpverleners vertellen niets verder, in tegenstelling tot vrienden of buren. • Ze gingen uit van het positieve, van een goede opvoeding van de kinderen. Als negatieve ervaringen werden genoemd: Te weinig samenwerking: • Ik moet steeds opnieuw mijn verhaal vertellen aan weer nieuwe instanties. • Het is heel druk, al die mensen over de vloer, het vergt veel planning. • Ik had het zo druk met allerlei afspraken dat ik aan de gestelde doelen amper toekwam, zoals het huis schoon en op orde hebben. • Ik kreeg te maken met elkaar tegensprekende instanties. • Ik kreeg tegenstrijdige adviezen. • Ik stuitte op veel miscommunicatie. • Ik werd het slachtoffer van machtssituaties naar mij toe en tussen instanties.
31
Wantrouwen: • Sommige hulpverleners kwamen hun afspraken niet na. • Er werden dingen achter mijn rug om geregeld. • Ze legden me onhaalbare doelen op. • Ze namen stappen op grond van onjuiste informatie. • Ik kreeg zware beoordelingen zonder dat ze hier geweest waren om zélf te zien hoe het ging. • Ze waren niet open en eerlijk maar handelden achter mijn rug om. • Ik kreeg beoordelingen van niet-gekwalificeerde medewerkers. • Ik leef voortdurend in angst iets verkeerd te doen, wat bij de Raad gemeld wordt. • Ze speelden geen open kaart. • Achter mijn rug om is informatie over mij ingewonnen. • Ze waren op zoek naar negatieve punten om me op te kunnen beoordelen. • Ze stelden vragen vanuit een dubbele agenda. • Ik ben argwanend geworden doordat er zoveel achter mij om is doorgegeven, waar ik vervolgens de dupe van werd. Negatief contact • Ze zochten bevestiging van problemen, in plaats van dat ze zagen wat goed ging. • Ze oordeelden zonder goed te kijken hoe het echt zat. • Ze waren bevooroordeeld doordat ze de rapporten van andere instanties hadden gelezen zonder eerst zelf poolshoogte te hebben genomen. • Ik had meer aan praktische hulp gehad dan aan gepraat. • Ze dreigden met sancties. • De hulp vanuit mijn netwerk werd afgekeurd, ik moest alles zelf doen van de hulpverlener. • De aanvragen duren erg lang, terwijl de problemen nú spelen. 4.4 Hoe ervaren ze de onderlinge afstemming tussen de instanties? Als algemene klacht werd aangegeven dat het erg druk was om met meerdere hulpverleners te maken te hebben. Het vergde veel planning. De vele afspraken legden een grote druk op het dagelijkse leven en stonden een ontspannen gang van zaken zelfs in de weg. Qua afstemming werd het als vervelend ervaren dat steeds hetzelfde verhaal moest worden verteld, en dat de verschillende instanties hun inzet niet met elkaar bespraken en op elkaar afstemden. Aan de andere kant werd het ook als vervelend ervaren als instanties wél gebruik maakten van elkaars beoordelingen: het zou juist op prijs worden gesteld als nieuwe hulpverleners onbevangen en onbevooroordeeld poolshoogte kwamen nemen. Alle geïnterviewden gaven aan dat ze het als positief ervoeren als ze werden gehoord en bij de hulpverlening werden betrokken. En dat ze het als negatief ervoeren als instanties zaken achter hun rug om regelden of elkaar achter hun rug om inschakelden en informeerden. 4.5 Welke tips en aanbevelingen kunnen ze formuleren? De geïnterviewden brengen de volgende aanbevelingen onder woorden: Vertrouw • Wees open en eerlijk, lieg niet. • Kijk bij mensen thuis en oordeel niet op grond van rapporten van andere hulpverleners, vooral niet van die waarmee een conflict is ontstaan. • Heb vertrouwen in de ouders en de hulpvragers. Wees positief • Werk niet vanuit het negatieve maar vanuit het positieve. • Laat ouders vrijwillig meedoen, niet vanuit ‘moeten’. • Heb respect en begrip voor ouders en ga geen machtsspelletjes aan. Kijk naar de situatie, pas aan en voel in • Stel waarheidsvinding centraal. • Bied hulp die wérkelijk nodig is. • Verplaats je in de cliënt. • Werk niet vanuit boekjes maar kijk naar de situatie. • Kijk naar hoe allerlei problemen zijn ontstaan en hoe ze effect op elkaar hebben. 32
•
Luister naar de persoon die hulp nodig heeft en ontvangt.
En werk samen • Overleg met de ouders, betrek hen bij het zoeken van oplossingen. • Ga naast de ouders staan, niet tegenover hen. • Betrek ouders bij de hulpverlening. • Werk meer samen als hulpverleners en zit op één lijn. • Geef de hulpvrager de kans om samen te kijken naar wat er moet gebeuren. • Verdeel als hulpverleners de taken, stem af wie wat doet. • Laat zoveel mogelijk regie bij de hulpvragende ouder. • Neem het niet over van de hulpvrager, maar steun deze het zélf te doen. • Voorkom dat de cliënt voelt: ‘Zie je wel, ik kan het niet...’ • Zonder afstemming ontstaat miscommunicatie. • Zonder afstemming gaat iedereen een andere kant op. • Zodra er meerdere partijen betrokken zijn, moet er gewoon het gesprek worden aangegaan. Laat de persoon over wie het gaat daar altijd bij zijn.
Gerrie: Nu ik zelf als vrijwilliger werk zorg ik ervoor dat ik samen met andere instanties en de vrouw, die ik begeleid, goed afstem van wie wat doet. Als dat niet gebeurt ontstaat er dus die miscommunicatie. Dan gaat iedereen een andere kant op. Juist dit soort dingen moeten dezelfde richting uit lopen, anders gaat het sowieso mis. Zodra er meerdere partijen betrokken zijn, moet er gewoon het gesprek worden aangegaan. Dan moet de persoon waar het over gaat er ook altijd bij zijn. Ook mag er best wel wat vertrouwen zijn vanuit de hulpverlening. Natuurlijk zijn er mensen die liegen, maar niet iedereen. Soms gaan mensen gewoon inhumaan met je om, er is geen sprake van begrip of respect. De hulpverlening moet meer samenwerken en op één lijn zitten. Ze moeten luisteren naar de persoon die de hulpverlening nodig heeft. Ik heb zelf die goeie communicatie echt gemist. Als hulpverlener moet je ook vragen: hoe wil jij het? Wat moeten we doen en hoe kunnen we het doen?
33
Bijlage 1: interviewitems De items kwamen niet als ‘rijtje vragen’ aan de orde, maar speelden in het open gesprek over het onderzoeksthema. Na ieder interview werd nagegaan of alle items aan de orde waren geweest. Zo niet, dan werden ontbrekende punten alsnog aan de orde gesteld. 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10.
Hoe gaat het met u? Wat speelt er, waarom krijgt u hulp? Wie komt/komen er als interventie/steun/hulp over de vloer? Waarom en hoe vaak? Hoe is deze situatie voor u? Hoe ervaart u de samenwerking tussen de instanties? Wat vindt u strikt noodzakelijk wat betreft de hulp die u krijgt? Krijgt u de ruimte om aan te geven wat u wel of niet noodzakelijk vindt? In hoeverre past de hulpverlening die u nu krijgt bij u en uw gezin? Hebt u tips en aanbevelingen voor een zo passend mogelijke hulpverlening?
34
Bijlage 2: Instanties De geïnterviewden hebben hoofdzakelijk met de volgende instanties te maken (gehad): 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18. 19. 20. 21. 22. 23. 24. 25. 26. 27. 28. 29.
Algemeen Maatschappelijk Werk (AMW) Talant GGZ Friesland Jeugdhulp Bureau Jeugdzorg (BJZ) Video Home Training (methode) Ondertoezichtstelling (OTS) Uithuisplaatsing (UHP) Medisch Orthopedische Dagbehandeling (MOD) Buitenschoolse Opvang (BSO) Stichting Urgente Noden (SUN)11 Stoplicht (methode)12 Radar13 Tjallingahiem (Reik)14 Voedselbank Wmo Hulp bij Huishouden Huisarts Consultatiebureau Leger des Heils Stabiel gezinsbegeleiding15 Leger des Heils 10 voor Toekomst16 Leger des Heils Jeugdzorg en Jeugdreclassering Advies & Meldpunt Kindermishandeling (AMK) Gezinsbehandeling GGZ Drenthe17 VTO-team18 Meeleefgezin19 In de Bres20 Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie (NIFP) De Swaai21 Twaspanhûzen22
11
Stichting Urgente Noden lenigt materiële noden van personen of groepen van personen, met name in die gevallen waarin bestaande wettelijke regelingen daarin niet, niet afdoende of niet tijdig voorzien, alsmede het verrichten van alle verdere handelingen, die met vorenstaande in de ruimste zin verband houden of daartoe bevorderlijk kunnen zijn. http://www.sunfriesland.nl/ 12 Het Stoplicht is een methode die veelvuldig door kindercoaches gebruikt wordt, bij zowel ouders als kinderen. Met het stoplicht geef je aan welk gedrag je niet meer wilt (laten) zien (rood) en wat je wél wilt (groen). Het is te gebruiken bij bijvoorbeeld gedragsproblemen, boosheid en angst. De nadruk ligt altijd op het positieve, het groene. http://www.kindercoachingfriesland.nl/materiaal-voor-de-kindercoach 13 Radar is een organisatie die VIG (Voorwaardelijke Interventie Gezinnen) aanbiedt. Dit in het kader van Dwang en Drang. De gezinscoach van Radar heeft als primaire taak om de veiligheid voor de kinderen te waarborgen. De coaches worden ingezet als reguliere hulpverlening niet werkt. http://www.radar-groep.nl/producten/?item_id=86 14 Tjallingahiem is onderdeel van Reik. Dit is een organisatie die behandeling en begeleiding biedt voor mensen met een Licht Verstandelijke Beperking (LVB). 15 Stabiel is intensieve gezinsbegeleiding die door het Leger des Heils uitgevoerd wordt. Het heeft als doel om de situatie in een gezin te verbeteren en richt zich voornamelijk, maar niet exclusief, op de begeleiding en ondersteuning bij de opvoeding van de kinderen. http://goodwillcentra.legerdesheils.nl/voortgang-stabiel-0 16 10 voor Toekomst is een gezinsbegeleidingsprogramma van het Leger des Heils. Het richt zich op 10 verschillende leefgebieden van het gezin, zoals de opvoeding en financiële zaken. http://www.legerdesheils.nl/gezinsbegeleiding-bij-je-thuis 17 Gezinsbehandeling wordt door de GGZ Drenthe verzorgd. Gezinnen kunnen hiernaartoe verwezen worden als een gezin al langere tijd ernstige (psychiatrische) problemen heeft. https://www.ggzdrenthe.nl/centrum/gezinspsychiatrie/ 18 Integrale Vroeghulp (VTO-team) staat voor het vroegtijdig onderkennen van ontwikkelings- en/of gedragsproblematiek bij kinderen van 0-7 jaar en in een zo vroeg mogelijk stadium integraal hulp verlenen aan kind en ouder(s)/verzorgers. Integrale Vroeghulp is een eerste-lijnsvoorziening. Zowel ouders als professionals kunnen (kosteloos) hun vragen stellen aan dit team. http://www.integralevroeghulpfriesland.nl/web/index.php 19 Meeleefgezinnen bieden jonge kinderen van ouders met psychiatrische problemen opvang. Het gaat om een gelijkwaardige relatie waarin de meeleefouders en de ouders van het kind hun eigen verantwoordelijkheid houden. Een meeleefgezin biedt een veilige plek waar het jonge kind minimaal een dag(deel) per week en een weekend per maand wordt opgevangen. Voor meer informatie: http://www.meeleefgezin.nl/ 20 In de Bres is een Christelijke GGZ-instelling: http://ggzindebres.nl/ 21 De Swaai is een samenwerkingsverband tussen Talant en de GGZ Friesland. Het is een centrum voor verstandelijke beperking en psychiatrie. http://www.deswaai.nl/ 35
30. 31. 32. 33. 34. 35. 36. 37. 38. 39. 40.
Bijstand Bijzondere Bijstand Bewindvoering CSI23 Bewindvoering GKB24 Ping25 Limor Crisisopvang26 De Herberg Crisisopvang27 Zienn Crisisopvang Blijenhof28 Delta (methode bij OTS)29 Home Start30 en Doorstart31 Triple-P32
22
Twaspanhûzen zijn er voor gezinnen die meer nodig hebben dan hulp op vaste momenten. Door iemand zeer dichtbij (aanleunende woning) te hebben aan wie ze altijd hun vragen kunnen stellen blijft de regie bij het gezin zelf. Zie ook: http://www.reik.nl/hulpvormen/gezinshulpverlening/twaspanhuzen 23 CSI is een organisatie die o.a. bewindvoering verricht in het kader van Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen (WSNP). http://www.csibewindvoeringen.nl/index.html 24 De GKB is een overheidsinstelling voor hulp bij schulden, preventie van schulden, inkomensbeheer en sociale kredietverlening. De GKB werkt in 23 gemeenten in Noord-Nederland. https://www.degkb.nl/nl/ 25 Ping is een onderdeel van Kredietbank Nederland, zij geven antwoorden op financiële vragen: http://www.ping.nl/home.ashx 26 Limor Crisisopvang biedt een tijdelijk onderkomen aan mensen die door allerlei problemen niet langer thuis kunnen wonen of die door een noodsituatie geen onderdak hebben. De opvangcentra bieden een veilige en beschermende omgeving. http://www.limor.nl/content-I9/Crisisopvang.html 27 De Herberg is (Rooms Katholieke) crisisopvang met een inloophuis voor volwassenen. 28 Blijenhof is één van de crisisopvanghuizen van Zienn. www.zienn.nl 29 De Deltamethode is de werkwijze van de gezinsvoogdij bij de uitvoering van een Ondertoezichstelling: http://www.nji.nl/Deltamethode 30 Home Start is een programma waarbij speciaal getrainde vrijwilligers een aantal maanden een dagdeel meelopen met een ouder van jonge kinderen die om opvoedondersteuning vraagt. De vrijwilliger staat gelijkwaardig naast de ouder, gaat uit van de vragen en behoeften van de ouder, spreekt deze aan op eigen kracht en wat goed gaat, en neemt geen taken van haar of hem over. Netwerkversterking is een belangrijk doel van de bezoeken. Zie voor meer informatie: www.home-start.nl 31 Waar Home Start bedoeld is voor jonge kinderen, is Doorstart een specifiek project voor ouders van kinderen tussen de 7 en 14 jaar: http://www.humanitas.nl/project/doorstart-4 32 Triple-P is een methode waardoor ouders een positieve opvoedsstijl aanleren, waardoor kinderen minder gedragsproblemen kunnen vertonen. http://www.triplep-nederland.nl/nl-nl/home/
36
Partoer Westersingel 4 8913 CK Leeuwarden T (058) 234 85 00 www.partoer.nl