Meer weten? Klik hier!
Meer Weten? Klik Hier! Een onderzoek naar de toegankelijkheid van internetsites en studie-informatiesystemen in het hoger onderwijs Andrea Dekker
Stichting Bartiméus Accessibility Zeist, December 2006
In opdracht van: handicap + studie Federatie Slechtzienden- en Blindenbelang Chronisch zieken en Gehandicapten Raad Bartiméus
1
Meer Weten? Klik Hier! 2
Colofon December 2006 Auteur Andrea Dekker Eindredactie Eric Velleman Redactie Ron Beenen, José van den Berg, Sander Huiberts, Xavier Jeukens, Colin Meerveld, Iacobien Riezebosch, Danny Schuit, Jesse Tan, Richard van Tol Vormgeving & Concept Andrea Dekker, Sander Huiberts, Richard van Tol De richtlijnen en ijkpunten in dit rapport zijn overgenomen van de Web Content Accessibility Guidelines 1.0 (WCAG 1.0), http://www.w3.org/TR/WCAG10/, W3C Recommendation Wendy Chisholm, Gregg Vanderheiden, Ian Jacobs, EDS. Copyright © 1999 W3C MIT, INRIA, Keio, All rights reserved. W3C liability, trademark, document use and software licensing rules apply. http://www.w3.org/Consortium/Legal/2002/copyright-documents-20021231 ISBN 10: 90 808371 6 4 ISBN 13: 978 90 808371 6 4 Dislaimer Ondanks alle aan de samenstelling van de tekst bestede zorg, kan geen aansprakelijkheid worden aanvaard voor eventuele schade, die zou kunnen voortvloeien uit enige fout, die in deze uitgave zou kunnen voorkomen. Stichting Bartiméus Accessibility Utrechtseweg 84 3702 AD Zeist 030-698 2401
[email protected] www.accessibility.nl © Stichting Bartiméus Accessibility In opdracht van: handicap + studie Federatie Slechtzienden- en Blindenbelang Chronisch zieken en Gehandicapten Raad Nederland Bartiméus Sonneheerdt Dit onderzoek is mogelijk gemaakt door een financiële bijdrage van: Revalidatiefonds, Johanna Kinderfonds, VSB Fonds, SNS Bank en Tam Tam
Meer weten? Klik hier! 3
Voorwoord Met het van kracht worden van de ‘Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte’, eind 2003, is een krachtige impuls gegeven aan de bevordering van gelijke kansen van mensen met een functiebeperking binnen onze maatschappij, in wezen een aspect van onze beschaving. Daarmee is nog niet gezegd dat dit in ons huidige maatschappelijk bestel voor de hand liggende doel ook werkelijk al is bereikt. Uit allerlei onderzoeken naar de leefsituatie van degenen op wie de genoemde wet zich richt, valt af te leiden dat er op dit terrein nog veel dient te gebeuren. Het is in mijn ogen dan ook een goede zaak dat de situatie van mensen met een functiebeperking, welke dit ook is, in Europa de laatste jaren meer aandacht krijgt. En zelfs met de genoemde wet zelf zijn we er nog lang niet, want voorlopig vallen er nog belangrijke sectoren in de publieke voorzieningensfeer buiten deze wet (denk alleen maar eens aan huisvesting, transport, recreatie e.d.). Belangrijk is vooral dat het waar maar mogelijk wegnemen van alle voorkomende belemmeringen voor mensen met functiebeperkingen gemeengoed wordt en als een volstrekte vanzelfsprekendheid wordt aanvaard en toegepast door letterlijk iedereen. Elke activiteit die hiertoe bijdraagt, verdient naar mijn mening te worden toegejuicht. En elke bijdrage, hoe groot of klein ook (het zijn overigens vaak kleine dingen waar het op aan komt), is welkom. Daarom verheugt het me zeer een nieuwe invalshoek te mogen aankondigen: de Stichting Bartiméus Accessibility publiceert in dit rapport een onderzoek naar de toegankelijkheid van websites in het hoger onderwijs, een kwestie die handicap + studie, het Nederlandse expertisecentrum voor onderwijs en handicap, zeer ter harte gaat. Ik hoop dat dit onderzoek ertoe zal bijdragen dat binnen afzienbare tijd de digitale toegankelijkheid van de moderne universiteit en hogeschool voor iedereen optimaal wordt. Graag roep ik de onderwijsinstellingen op om ook zelf te doen wat zij verkopen: blijf leren. Rogier van der Wal, Directeur handicap + studie
Meer Weten? Klik Hier! 4
Voornaamste bevindingen 100% van de 59 onderzochte internetsites van alle Nederlandse openbare onderwijsinstellingen voor hoger onderwijs voldeed niet aan de algemeen geldende minimale toegankelijkheidseisen. 52% van deze internetsites voldeed slechts aan minder dan 12 van de 16 minimale toegankelijkheidseisen. 90% van de 49 respondenten uit dit onderzoek, bestaande uit Nederlandse openbare onderwijsinstellingen voor hoger onderwijs, geeft aan dat zij de meerderheid van de essentiële studie-informatie digitaal aan studenten beschikbaar stelt. 43% van alle respondenten geeft aan dat zij alle essentiële studie-informatie digitaal verstrekt en daarvoor geen alternatief biedt. 100% van de 45 onderzochte studie-informatiesystemen en elektronische leeromgevingen waarop essentiële studie-informatie wordt verstrekt in het hoger onderwijs voldeed niet aan de algemeen geldende minimale toegankelijkheidseisen. 56% van deze studie-informatiesystemen en elektronische leeromgevingen voldeed aan minder dan 13 van de 16 minimale toegankelijkheidseisen. 39% van de 59 onderzochte internetsites van alle Nederlandse openbare instellingen voor hoger onderwijs zou kunnen voldoen aan de minimale toegankelijkheidseisen als de verantwoordelijken inspanning zouden leveren om de 5 meest voorkomende soorten toegankelijkheidsproblemen te verhelpen. 47% van de 45 onderzochte studie-informatiesystemen en elektronische leeromgevingen waarop essentiële studie-informatie wordt verstrekt in het hoger onderwijs zou kunnen voldoen aan de minimale toegankelijkheidseisen als de verantwoordelijken inspanning zouden leveren om de 5 meest voorkomende soorten toegankelijkheidsproblemen te verhelpen.
Meer weten? Klik hier! 5
Samenvatting Steeds meer instellingen in het hoger onderwijs stellen studie-informatie beschikbaar via het internet of internet-gebaseerde systemen. Dit gebeurt via websites, studieinformatiesystemen (SIS) of elektronische leeromgevingen (ELO’s). De wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte uit 2003 verplicht onderwijsinstellingen tot een gelijke behandeling van studenten met een functiebeperking. In 2006 heeft Stichting Bartiméus Accessibility onderzoek gedaan naar de toegankelijkheid van de websites en informatiesystemen waarop studie-informatie wordt aangeboden. Hierbij is door middel van een indicatieve scan door experts de toegankelijkheid getoetst. De uitkomsten van deze scans zijn slecht te noemen. Geen van de 59 onderzochte websites en 45 informatiesystemen voldeed aan de internationale minimale eisen voor toegankelijkheid van het World Wide Web Consortium (W3C). Daarnaast heeft Accessibility onderzocht in welke mate studenten afhankelijk zijn van deze systemen en websites. Deze afhankelijkheid is groot; bijna 60% van de onderzochte hogescholen bijvoorbeeld biedt nieuwsberichten uitsluitend in elektronisch formaat aan. Het elektronisch aanbieden van informatie kan een grote stap voorwaarts betekenen voor studenten met een functiebeperking. Helaas blijkt uit het onderzoek dat de toegankelijkheid van de onderzochte systemen te wensen over laat. Het blijkt dat door ontwikkelaars vaak geen of niet voldoende rekening wordt gehouden met toegankelijkheid. Doordat de onderwijsinstelling als opdrachtgever vaak niet expliciet vraagt om toegankelijke systemen zal dit probleem naar verwachting alleen maar verergeren. Op veel plaatsen zou met beperkte inspanning relatief eenvoudig aan bepaalde ijkpunten kunnen worden voldaan. Een aantal onderwijsinstellingen en softwareontwikkelaars heeft in de afgelopen jaren maatregelen genomen om de digitale toegankelijkheid te verbeteren, maar structurele aandacht voor digitale toegankelijkheid binnen het hoger onderwijs ontbreekt op dit moment. Het onderzoek is uitgevoerd in opdracht van Handicap + Studie, Federatie Slechtzienden- en Blindenbelang, Chronisch zieken en Gehandicapten Raad, Bartiméus Sonneheerdt en mogelijk gemaakt door een financiële bijdrage van Revalidatiefonds, Johanna Kinderfonds, VSB Fonds, SNS Bank en Tam Tam.
Meer Weten? Klik Hier! 6
Inhoudsopgave Colofon
2
Voorwoord
3
Voornaamste bevindingen
4
Samenvatting
5
1
Inleiding
9
1.1
Achtergrond
10
1.2
Toegankelijkheid
11
1.3
Digitale voorzieningen in het hoger onderwijs
12
1.4
Studeren met een functiebeperking
12
1.5
Wet gelijke behandeling
14
1.6
Doelstelling
16
1.7
Leeswijzer
16
2
Onderzoeksopzet
19
2.1
Scope
19
2.2
Onderzoeksmethode
21
2.3
Begrenzingen
22
3
Toegankelijkheid internetsites
25
3.1
Algemeen oordeel
25
3.2
Minimale toegankelijkheidseisen
28
3.3
Extra onderzoeksvragen
30
3.4
Overige bevindingen
31
Meer weten? Klik hier! 7
4
Methodes informatievoorziening
33
4.1
Response
34
4.2
Methodes voor Informatievoorziening
34
4.3
Afhankelijkheid studie-informatiesystemen
36
4.4
Gevolgen afhankelijkheid
37
4.5
Gebruikte systemen
38
5
Toegankelijkheid studie-informatiesystemen
41
5.1
Algemeen oordeel
42
5.2
Minimale toegankelijkheidseisen
44
5.3
Extra onderzoeksvragen
46
5.4
Extern ontwikkeld
47
5.5
Reactie ontwikkelaars
51
• N@tschool
52
• Osiris
53
• ProgressWWW
54
5.6
Overige bevindingen
54
6
Conclusie en aanbevelingen
57
6.1
Conclusie
57
6.2
Aanbevelingen
59
• Beleidsmakers
59
• Docenten en begeleiders
60
• Studenten
61
• Ontwikkelaars intern
62
• Ontwikkelaars extern
63
I
Meer informatie
65
I.I
Eerdere onderzoeken
65
I.II
Toegankelijkheid
65
I.III
Gelieerde instanties
66
I.IV
Overige Informatie
67
Meer Weten? Klik Hier! 8
II
Over de cijfers in dit onderzoek
69
III
Resultaten indicatieve scans
71
IV
Vragenlijst
73
V
Minimale toegankelijkheidseisen
75
VI
Overige onderzochte criteria
77
VII
Over Stichting Bartiméus Accessibility
79
Meer weten? Klik hier! 9
1 Inleiding Internet is in onze samenleving haast niet meer weg te denken. Veel informatie is uitsluitend via dit medium beschikbaar. Daarnaast kunnen steeds meer zaken met behulp van internet worden geregeld; van het aanvragen van een vergunning en het doen van belastingaangifte tot het kopen van een product uit het zeer brede aanbod dat online beschikbaar is. Ook communicatie verloopt steeds vaker via internet. E-mail en diverse chat-programma’s hebben een belangrijk aandeel in de mate van bereikbaarheid van velen, zowel zakelijk als in de privé-sfeer. Deze toename van het internetgebruik is niet verrassend. Internet biedt veel voordelen ten opzichte van informatievoorziening via traditionele media zoals televisie, radio en papier. De informatie kan altijd en overal worden geraadpleegd en is gemakkelijk en zonder hoge kosten actueel te houden.
Meer Weten? Klik Hier! 10
1.1
Achtergrond
Door de toename van internetmogelijkheden via mobiele telefoons, laptops en dergelijke apparatuur en de opkomst van draadloos internet zijn internetgebruikers steeds beter in staat overal ter wereld zeer snel aan de gewenste informatie te komen. In 2005 beschikte 83% van de totale Nederlandse bevolking over een internetaansluiting en maakte gemiddeld 68% van de totale Nederlandse bevolking daar dagelijks gebruik van1. Het dagelijkse internetgebruik van ruim de helft van de Nederlandse bevolking schept verwachtingen vanuit verschillende hoeken van de samenleving. Omdat veel activiteiten gemakkelijk en zonder veel kosten via internet kunnen plaatsvinden en een groot deel van de bevolking daar gebruik van maakt, zijn er steeds minder alternatieven beschikbaar. Op deze manier ontstaat een steeds groter groeiende kloof tussen mensen die wel en geen toegang hebben tot informatie en diensten op internet. Onder deze laatste groep vallen ook veel mensen met een functiebeperking. Zij ondervinden vaak veel problemen met de toegankelijkheid van het internet. Wat men echter vaak vergeet is dat een groot deel van de mensen dat te maken heeft met een functiebeperking wél gebruik kan en wil maken van het internet. Velen van hen kunnen prima overweg met computers en internet, al dan niet met gebruik van beschikbare hulpmiddelen. Wanneer internetsites goed toegankelijk zouden zijn voor gebruikers met een functiebeperking, zouden zij zich dus prima kunnen aansluiten bij de grote groep frequente internetgebruikers. Eerdere onderzoeken naar de toegankelijkheid van internetsites wijzen echter op het tegendeel. Zo was in 2005 96% van de overheidssites niet volledig toegankelijk voor gebruikers met een functiebeperking2. Door het grote aantal ontoegankelijke internetsites geldt de ontstane kloof tussen internetgebruikers en mensen die geen toegang hebben tot internet ook voor veel gebruikers met een functiebeperking. Het betreft hier een groep van ruim 2 miljoen Nederlanders die in het verleden ook al te maken kreeg met de ontoegankelijkheid van van andere media zoals papier (ontoegankelijk voor veel visueel gehandicapten), radio (ontoegankelijk voor 1. CBS Statline – Onderzoek ICT-gebruik bij personen 2. Accessibility Monitor 2005
Meer weten? Klik hier! 11
veel auditief gehandicapten) en televisie (slecht toegankelijk voor visueel en auditief gehandicapten).
1.2
Toegankelijkheid
Om internetgebruik voor mensen met bepaalde functiebeperkingen mogelijk te maken, bestaan er hulpmiddelen die websites bijvoorbeeld kunnen omzetten naar vergrote weergave, spraak of braille. Dit betreft zowel hardwarematige hulpapparatuur als softwarematige hulpprogramma’s. Verschillende functiebeperkingen vragen om verschillende hulpmiddelen die informatie en interactie ieder op hun eigen manier verwerken en ondersteunen. Een gebruiker heeft zelf deze hulpmiddelen en is hiermee goed in staat een toegankelijke website te gebruiken. Om er zeker van te zijn dat hulpmiddelen en internetsites goed met elkaar kunnen communiceren, zijn een aantal richtlijnen opgesteld. Deze richtlijnen worden internationaal erkend en zijn mede opgesteld met overheden, belangenorganisaties en het bedrijfsleven. Wanneer webdesigners en de ontwikkelaars van hulpapparatuur zich aan de richtlijnen houden, kan worden gegarandeerd dat informatie op de juiste manier wordt verwerkt. Ze vormen overigens geen beperking voor de creativiteit, de dynamiek of de interactie van een website. Het zijn kwaliteitscriteria waaraan iedere website zou moeten voldoen en die in veel gevallen zelfs de kosten voor beheer en onderhoud aanzienlijk kunnen verlagen. De mate waarin aan deze richtlijnen wordt voldaan wordt de technische toegankelijkheid van een website genoemd. Wanneer de technische toegankelijkheid van een website optimaal is, levert dit niet alleen voordelen op voor gebruikers met een functiebeperking. Zoekmachines bijvoorbeeld, kunnen worden vergeleken met blinde gebruikers. Zij kunnen geen informatie uit afbeeldingen registreren, evenmin als informatie uit audio- of videomateriaal. Tekstequivalenten bieden hier de oplossing voor zowel gebruikers met een visuele beperking als zoekmachines. Daarnaast optimaliseren de toegankelijkheidsrichtlijnen ook de toegankelijkheid voor gebruikers zonder functiebeperking die gebruik maken van oudere browsers, bepaalde software of die plug-ins niet hebben geïnstalleerd of gebruik maken van lage schermresoluties (in opkomst vanwege het internetgebruik op mobiele telefoons).
Meer Weten? Klik Hier! 12
1.3
Digitale voorzieningen in het hoger onderwijs
De toename van de afhankelijkheid van internet is ook in het hoger onderwijs merkbaar. Steeds meer onderwijsinstellingen stellen studie-informatie beschikbaar via internet. Dit gebeurt via websites, studie-informatiesystemen (SIS) of elektronische leeromgevingen (ELO’s). Studie-informatiesystemen zijn ontwikkeld om informatie over studiezaken, zoals roosters, cijfers en tentameninformatie aan studenten beschikbaar te stellen. Vaak zijn deze systemen beveiligd. Iedere student heeft zijn of haar eigen combinatie van gebruikersnaam en wachtwoord om toegang te krijgen tot informatie die voor hem of haar van belang is. In deze rapportage vallen student-informatiesystemen (waarmee studenten de studie kunnen plannen en informatie over de eigen voortgang kunnen raadplegen) en studie-registratiesystemen (waarmee studenten zich kunnen inschrijven voor vakken en tentamens) ook onder de noemer studie-informatiesystemen. Elektronische leeromgevingen zijn digitale omgevingen waarbinnen allerlei zaken die rondom een opleiding of les kunnen spelen geregeld kunnen worden. Zo is het mogelijk om binnen een ELO te communiceren met docenten en medestudenten en kunnen toetsen, resultaten en lesmateriaal worden geplaatst. Voor de onderwijsinstellingen zelf biedt informatieverspreiding via het internet talloze voordelen, vooral wanneer de desbetreffende informatie voor alle studenten toegankelijk is. Veel administratieve werkzaamheden, zoals de verspreiding van roosters en cijferlijsten, kunnen grotendeels komen te vervallen als studenten deze informatie zelf kunnen raadplegen waar en wanneer zij dit wensen. Lesmateriaal kan, mits het digitaal wordt aangeboden, gemakkelijker worden gewijzigd dan wanneer dit bijvoorbeeld in papiervorm wordt aangeboden. De kosten die deze werkzaamheden normaal met zich meebrengen, evenals de kosten voor materiaal, kunnen dan deels worden beperkt.
1.4
Studeren met een functiebeperking
In 2005 had 13% van de totale Nederlandse bevolking een functiebeperking3. Diverse partijen zetten zich in om inclusie van deze groep van ruim 2 miljoen mensen te bewerkstelligen. Inclusie, met als hoofddoel een zoveel mogelijk geïntegreerd leven
Meer weten? Klik hier! 13
voor mensen met een functiebeperking, onder andere op het vlak van gezinsleven, onderwijs, arbeid en vrije tijd. Aparte diensten voor verschillende groepen mensen met een functiebeperking zijn in een volledig inclusieve samenleving niet nodig. Onderwijs vormt hierbij een belangrijke basis. Wanneer gehandicapten goed in staat zijn basis- en voortgezet onderwijs te volgen en desgewenst een beroepsopleiding kunnen afronden, krijgen zij de mogelijkheid een beroep uit te oefenen en zo zelfstandig deel te nemen aan de samenleving ondanks eventuele beperkingen. In 2002 toonde onderzoek in opdracht van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap aan dat het percentage studenten dat in de eerste twee jaar van hun studie deze staakt tweemaal zo hoog ligt onder studenten met een functiebeperking4. Volgens de rapportage “Studeren met een handicap in 2005” met betrekking tot het gelijknamige onderzoek van het Verwey-Jonker Instituut5 stonden in het studiejaar 2004 – 2005 ruim een half miljoen Nederlanders ingeschreven voor een opleiding in het hoger onderwijs. Het aantal studenten dat te maken heeft met een functiebeperking wordt geschat tussen de 60.000 en 75.000, 11 á 14 procent van de totale studentenpopulatie. Bij 55% van deze groep is de functiebeperking van invloed tijdens het volgen van een studie. Het voornaamste probleem dat door de respondenten van het onderzoek wordt genoemd heeft betrekking op het bestuderen van schriftelijk materiaal (54%). Ook het voorbereiden van tentamens en examens, het volgen van (hoor-)colleges en lessen, het maken van schriftelijke tentamens en het maken van werkstukken brengt voor bijna de helft van de studenten met een beperking problemen met zich mee. Voor alle studieonderdelen geldt dat er in de meeste gevallen geen oplossing voor de belemmering is gevonden. Het internet biedt hier vele mogelijkheden voor toegankelijkheid.
3 CBS: Gerapporteerde gezondheid en levensstijl 4 “Nadere analyses studentenmonitor 2002”, Stichting voor Economisch Onderzoek i.o.v. Ministerie OCW 5 “Studeren met een handicap in 2005”, Verwey & Jonker i.o.v. Expertisecentrum Handicap + Studie
Meer Weten? Klik Hier! 14
De meeste ondervraagde studenten uit het onderzoek melden dat medestudenten (68%) en docenten en medewerkers (62%) over het algemeen weinig tot geen inzicht hebben in wat het betekent om te studeren met een beperking. Een passage uit de onderzoeksrapportage schetst een beeld van de invloed van onbegrip op sommige studenten met een functiebeperking: “We hebben de studenten bevraagd op de gevolgen die ze ervaren van het gebrek aan inzicht van de buitenwereld in wat het betekent om te studeren met een handicap. Sommige respondenten zeggen dat ze zich meer terugtrekken, zich gefrustreerd voelen, er moe van worden dat ze steeds de omgeving moeten herinneren aan hun beperking, nog meer gemotiveerd worden of juist gedemotiveerd raken. Vanwege de reacties van de omgeving hebben sommige respondenten er bewust voor gekozen om hun beperking niet kenbaar te maken of er zo min mogelijk over te praten. Enkele studenten zeggen bij deze vraag overigens dat ze geen inzicht of begrip van anderen verwachten.” Veel van de genoemde problemen zouden met behulp van toegankelijke digitale voorzieningen kunnen worden verholpen. Omdat digitale informatie voor het merendeel van de studenten met een functiebeperking zo goed toegankelijk te maken is, zouden zij steeds beter in staat moeten zijn om zelfstandig een studie te volgen. Veel zaken waar zij nu nog begeleiding voor nodig hebben, zoals bij het bespreken van roosters of voor het omzetten van lesmateriaal, kunnen dan (indien toegankelijk) zelfstandig worden geregeld door de studenten zelf wanneer zij dit wensen. Daarnaast kunnen veel dingen op afstand worden geregeld, iets wat vooral studenten met motorische beperkingen veel tijd en moeite kan besparen.
1.5
Wet gelijke behandeling
In 2003 is in Nederland de Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte6 in werking getreden. Deze wet verbiedt o.a. het maken van onderscheid op grond van handicap of chronische ziekte. De wet moet bijdragen aan een inclusieve samenleving, waarin mensen met en zonder handicap of chronische ziekte op gelijke voet 6 Commissie Gelijke Behandeling, http://www.cgb.nl/cgb123.php
Meer weten? Klik hier! 15
aan het maatschappelijke leven kunnen deelnemen. De Wet gelijke behandeling verplicht ook onderwijsinstellingen tot het aanhouden van een gelijke behandeling voor studenten met een functiebeperking. Artikel 2 van de wet schrijft voor dat er aanpassingen dienen te worden gedaan wanneer daar behoefte aan is, tenzij deze een onevenredige belasting vormen. Het aanpassen van websites en informatiesystemen zal zelden of nooit als een onevenredige belasting aangemerkt kunnen worden. Ten gevolge van artikel 3 hoeven genoemde aanpassingen niet uitgevoerd te worden wanneer dit leidt tot een bevoorrechte positie voor personen met een handicap of chronische ziekte. Een dergelijke bevoorrechte positie zou kunnen ontstaan wanneer er alternatieve systemen ontwikkeld zouden moeten worden, maar dat is in het geval van websites of informatiesystemen niet nodig. Het toegankelijk maken van de bestaande systemen volstaat ook. Ingevolge artikel 6 is onderscheid voorts verboden bij: a. het verlenen van toegang tot en het geven van loopbaanoriëntatie en beroepskeuze voorlichting; b. het verlenen van toegang tot, het aanbieden van, het afnemen van toetsen tijdens en het afsluiten van onderwijs dat gericht is op toetreding tot en functioneren op de arbeidsmarkt. Deze vormen van informatievoorziening worden steeds vaker uitsluitend digitaal geregeld. Dat is op zich geen bezwaar, maar uit genoemd artikel volgt dan wel de verplichting om deze systemen voor iedereen toegankelijk te maken. Toegankelijkheid voor alle studenten inclusief studenten met een functiebeperking omvat dus meer dan alleen fysieke toegankelijkheid, zoals toegankelijke liften of aangepaste deuren. De toegankelijkheid van digitale informatievoorziening weegt volgens de wet even zwaar.
Meer Weten? Klik Hier! 16
1.6
Doelstelling
In deze rapportage vindt u de resultaten van 104 indicatieve scans naar 59 websites en 45 studie-informatiesystemen en elektronische leeromgevingen, allen gebruikt door onderwijsinstellingen voor hoger onderwijs. Met dit onderzoek hopen wij een beeld te geven van de huidige situatie. Hoe toegankelijk zijn de middelen, waarvan studenten steeds afhankelijker worden? In deze rapportage zal getracht worden een beeld te scheppen van de huidige staat van (on)toegankelijkheid van digitale informatievoorzieningen binnen het hoger onderwijs en van de belangrijkste problemen die kunnen voorkomen op de websites en informatiesystemen. Met deze rapportage hopen de opdrachtgevers bewustwording te creëren van het belang van toegankelijkheid van digitale middelen voor studenten met een functiebeperking. Daarnaast hoopt men dat de onderwijsinstellingen de resultaten en aanbevelingen zullen gebruiken om, wanneer nodig, de toegankelijkheid van hun websites en informatiesystemen te verbeteren en zo een stap te doen richting een beter toegankelijk hoger onderwijs voor studenten met een functiebeperking. Dit onderzoek richt zich op de onderwijsinstellingen voor hoger onderwijs, maar de resultaten en aanbevelingen kunnen ook worden betrokken op andere vormen van onderwijs. Zo wordt een aantal van de studie-informatiesystemen ook gebruikt in het voortgezet onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs.
1.7
Leeswijzer
In hoofdstuk 2 wordt de methode van dit onderzoek beschreven. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de onderzoeksvragen, waaronder ook de algemeen geldende toegankelijkheidsrichtlijnen. Hoofdstuk 3 bevat de resultaten van de 59 indicatieve scans die zijn uitgevoerd op de internetsites van alle openbare onderwijsinstellingen voor hoger onderwijs.
Meer weten? Klik hier! 17
In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op de antwoorden uit 49 vragenlijsten die door verschillende respondenten uit het hoger onderwijs zijn ingevuld. Deze antwoorden geven een beeld van de mate waarin informatie digitaal aan studenten wordt verstrekt met behulp van websites, informatiesystemen of leeromgevingen. Hoofdstuk 5 bevat de resultaten van de 45 indicatieve scans die zijn uitgevoerd op een aantal studie-informatiesystemen en leeromgevingen die gebruikt worden door de onderwijsinstellingen voor hoger onderwijs. In dit hoofdstuk leest u ook de reacties van een aantal ontwikkelaars van de onderzochte systemen en leeromgevingen. In hoofdstuk 6 volgen de conclusie en de aanbevelingen. In hoofdstuk 7 staan verwijzingen naar meer informatie over de onderwerpen die in dit rapport aan de orde komen. In de Bijlagen vindt u een lijst met de onderzochte onderwijsinstellingen, de individuele onderzoeksresultaten, een toelichting op de onderzochte ijkpunten en meer informatie over de Stichting Bartiméus Accessibility. Het achterblad van dit boekje is uitklapbaar en dient als ondersteunende toelichting op de onderzochte ijkpunten tijdens het lezen van deze rapportage. Het bevat de 16 minimale toegankelijkheidsijkpunten en de 11 overige onderzoekscriteria.
Meer Weten? Klik Hier! 18
Meer weten? Klik hier! 19
2 Onderzoeksopzet 2.1
Scope
In dit onderzoek is de toegankelijkheid van alle internetsites en een aanzienlijk deel van de studie-informatiesystemen en elektronische leeromgevingen van de openbare onderwijsinstellingen voor hoger onderwijs in Nederland getoetst. Via een indicatieve scan is van 59 internetsites en 45 studie-informatiesystemen onderzocht hoe toegankelijk ze zijn voor iedereen, inclusief mensen met een functiebeperking.
Meer Weten? Klik Hier! 20
Met deze indicatieve scans is getracht een antwoord te geven op de volgende vraag: ‘Hoe toegankelijk zijn de internetsites, studie–informatiesystemen en electronische leeromgevingen die worden gebruikt in het hoger onderwijs?’ De selectie van instellingen is gebaseerd op het Centraal Register Opleidingen Hoger Onderwijs (CROHO) van september 2005, welke bestaat uit 57 onderwijsinstellingen. Het CROHO is ondergebracht bij de IB-groep. Daarnaast zijn twee extra onderwijsinstellingen onderzocht, te weten de Johan Cruijff University en de Open Universiteit. De Johan Cruijff University heeft in het verleden meerdere initiatieven getoond met betrekking tot toegankelijkheid voor studenten met een functiebeperking. De Open Universiteit biedt opleidingen aan die grotendeels via internet kunnen worden gevolgd. De scans zijn gedaan volgens de richtlijnen die zijn opgesteld door het World Wide Web Consortium (W3C) . Dit consortium stelt richtlijnen op voor het internet en haar inhoud. Deze richtlijnen hebben als doel structuur aan te brengen in de immense zee van informatie die op dit medium beschikbaar is en deze bruikbaar en bereikbaar te maken voor alle mogelijke gebruikersgroepen. De gebruikte toegankelijkheidsrichtlijnen dragen als naam de ‘Web Content Accessibility Guidelines 1.0’ (WCAG 1.0). WCAG 1.0 bestaat uit 14 richtlijnen, welke betrekking hebben tot verschillende aspecten en onderdelen van webpagina’s. Deze 14 richtlijnen bevatten elk een aantal ijkpunten, waarmee kan worden gecontroleerd hoe toegankelijk een website is met betrekking tot deze richtlijn. De ijkpunten, 65 in totaal, zijn weer onderverdeeld op hoe belangrijk ze zijn. Zo zijn drie categorieën, Prioriteiten genaamd, ontstaan, te weten: Prioriteit 1: 16 toegankelijkheidsijkpunten voor minimale toegankelijkheid Prioriteit 2: 30 toegankelijkheidsijkpunten voor verbeterde toegankelijkheid Prioriteit 3: 19 toegankelijkheidsijkpunten voor optimale toegankelijkheid Ieder ijkpunt heeft een eigen nummer, dat bestaat uit twee cijfers die worden gescheiden door een punt (Bijvoorbeeld: 12.1) het eerste cijfer heeft betrekking op de richtlijn waar het ijkpunt toe behoord, het tweede cijfer heeft betrekking op het ijkpunt zelf.
Meer weten? Klik hier! 21
Voor dit onderzoek is gekeken naar de 16 ijkpunten uit de eerste Prioriteit, de zogenaamde minimale toegankelijkheidsijkpunten. Daarnaast is in de indicatieve scan gekeken naar een elftal criteria waarmee belangrijke overige toegankelijkheidsaspecten kunnen worden getoetst. Deze elf overige criteria zijn gebaseerd op ijkpunten uit de Prioriteiten 2 en 3 van WCAG 1.0. Ze zijn getoetst omdat Accessibility deze als belangrijk beschouwt en wanneer hieraan wordt voldaan dit veel voordelen op kan leveren voor bepaalde gebruikersgroepen. Ieder criterium is voorzien van de code ACC en een nummer. Meer informatie over de onderzochte toegankelijkheidsijkpunten van het W3C en de overige 11 onderzochte criteria is terug te vinden in Bijlage V en Bijlage VI. Bij het onderzoeken van de studie-informatiesystemen is niet alleen gelet op de toegankelijkheid, ook is gekeken naar de mate waarin studenten afhankelijk zijn van de systemen. Zo is nagegaan of de informatie die middels de systemen werd aangeboden ook via een niet-digitaal alternatief verkregen kon worden. Voorbeelden van informatie waarbij dit is onderzocht zijn de verspreiding van roosters, roosterwijzigingen, lesmateriaal, tentamenroosters, cijfers en nieuwsberichten. Verder is bekeken of het inschrijven voor tentamens alleen via de systemen mogelijk was, of ook met behulp van een niet-digitaal alternatief.
2.2
Onderzoeksmethode
Met dit onderzoek is getracht antwoord te geven op de volgende vragen: ‘Hoe toegankelijk zijn de websites van de 59 openbare onderwijsinstellingen voor hoger onderwijs, met daarop algemene informatie voor (toekomstige) studenten?’ ‘Hoe toegankelijk zijn de studie-informatiesystemen die worden gebruikt in het hoger onderwijs die essentiële studie-informatie bevatten?’ ‘Hoe afhankelijk zijn studenten van deze studie-informatiesystemen?’ Door middel van een indicatieve scan is gedurende een tijdsbestek van 30 minuten gekeken in welke mate een website of informatiesysteem voldoet aan de 16 minimale toegankelijkheidsijkpunten en de 11 overige criteria. Zodra een probleem werd ontdekt,
Meer Weten? Klik Hier! 22
werd het betreffende ijkpunt gemarkeerd als ‘voldoet niet’. Gevonden ijkpunten waaraan niet werd voldaan werden, eventueel voorzien van toelichting, genoteerd als ‘Nee’. Voldeed men wel aan een bepaald punt, dan werd dit met ‘Ja’ genoteerd. Wanneer een bepaald punt na 30 minuten niet van toepassing bleek te zijn, werd dit punt genoteerd als zijnde ‘Niet van toepassing’. De internetsites van alle onderwijsinstellingen zijn openbaar, waardoor de indicatieve scans zonder speciale toegang of maatregelen konden worden uitgevoerd. De studieinformatiesystemen waren vaak besloten: hiervoor was autorisatie nodig in de vorm van een inlogcode. Om een beter beeld te krijgen van de informatiesystemen die in het hoger onderwijs worden gebruikt, en van de mate waarin ze worden gebruikt, is aan alle instellingen gevraagd of zij in een vragenlijst konden aangeven hoe een zevental essentiële informatieonderdelen werd verstrekt. Wanneer bleek dat digitale studie-informatiesystemen werden gebruikt voor de verspreiding van bepaalde informatie, is gevraagd of deze systemen tijdelijk konden worden opengesteld voor een kort toegankelijkheidsonderzoek. Van de studie-informatiesystemen die door de meeste instellingen worden gebruikt zijn de resultaten van de scans voorgelegd aan de ontwikkelaars. Tevens is hen gevraagd of zij een reactie konden geven op de resultaten en waar mogelijk toezeggingen konden doen voor verbetering van de toegankelijkheid in de toekomst.
2.3 Begrenzingen Sinds de aanvang van het studiejaar 2005/2006 zijn er een aantal onderwijsinstellingen gefuseerd of opgeheven. Zo is de Hogeschool De Horst sinds aanvang van het studiejaar 2006/2007 onderdeel van de Hogeschool van Utrecht en is de Hogeschool voor Economische Studies Amsterdam onderdeel geworden van de Hogeschool van Amsterdam. Alle 59 onderwijsinstellingen hadden ten tijde van dit onderzoek wel een eigen website. De scans zijn gedaan in de periode maart tot en met augustus 2006. Vanwege de dynamiek van de aangeboden informatie op de websites kunnen sommige resultaten uit deze
Meer weten? Klik hier! 23
onderzoeken dus enigszins gedateerd zijn. De resultaten hebben alleen betrekking op de pagina’s die vallen onder het domein van de algemene website van de onderwijsinstelling. Een lijst van getoetste onderwijsinstellingen met verwijzingen is te vinden in Bijlage III. De resultaten van de 45 onderzochte studie-informatiesystemen geven een algemeen beeld van de toegankelijkheid van de onderzochte instanties. Dit beeld is niet per definitie volledig: bij veel onderwijsinstellingen zijn namelijk meerdere systemen in gebruik. Daarnaast varieert de inzet van de systemen: soms wordt een systeem gebruikt als volledige leeromgeving, soms ook alleen voor het publiceren van roosters. Een volledig toegankelijkheidsonderzoek neemt meestal minimaal een dag in beslag. Daarom is te verwachten dat een website of systeem bij de uitvoering van zo’n volledig onderzoek aan meerdere ijkpunten niet voldoet. Wanneer het onderzoek bij een systeem weinig problemen heeft blootgelegd, dient dit dus slechts als een indicatie gezien te worden. Wanneer bij een ijkpunt ‘nee’ genoteerd staat, betekent dit dat er op de website een probleem is aangetroffen aangaande dit ijkpunt. De website voldoet dan niet aan dit ijkpunt. Mocht het zo zijn dat een ijkpunt als ‘ja’ of als ‘niet van toepassing’ wordt genoteerd, dan betekent dit niet automatisch dat de hele website aan dit ijkpunt voldoet. Dit onderzoek is mede tot stand gekomen door de onderwijsinstellingen die toegang hebben verleend tot hun informatiesystemen. De resultaten van de toegankelijkheid van deze systemen zijn niet te herleiden naar de desbetreffende instellingen, omdat het vertrouwelijke informatie betreft die vrijwillig voor dit onderzoek is opengesteld. De onderwijsinstellingen ontvangen de onderzoeksresultaten van hun website en informatiesystemen individueel per post.
Meer Weten? Klik Hier! 24
Meer weten? Klik hier! 25
3 Toegankelijkheid Internetsites 3.1
Algemeen oordeel
Van de 59 onderzochte internetsites van alle Nederlandse openbare instellingen voor hoger onderwijs voldeed geen enkele website aan de 16 minimale toegankelijkheidseisen. Bij alle onderzochte websites werden toegankelijkheidsproblemen gevonden. Het aantal ijkpunten waaraan niet werd voldaan verschilde van 3 tot 8. De meeste websites (52% van het totaal) voldeden aan minder dan 12 van de 16 ijkpunten. De figuren op de volgende bladzijde hebben betrekking op de 16 minimale toegankelijkheidseisen. Het is zeer waarschijnlijk dat bij onderzoek naar de ijkpunten uit Prioriteit 2 en 3 meer problemen aan het licht komen.
Meer Weten? Klik Hier! 26
�������������������������������������������� ������������������������������������ ���������������������������������������������� �����������������������������������������
Figuur 1: Cirkeldiagram met het percentage websites dat ontoegankelijk blijkt te zijn (0%) en het percentage websites waarop geen fouten werden aangetroffen (100%). �
�� �� �� �� �� � �
�
�
�
�
�
�
�
�
�
�
�� �� �� �� �� �� �� ���������
Figuur 2: Grafiek met het percentage publieke sites en het aantal ijkpunten waaraan zij voldoen. De meerderheid van de websites voldoet aan minder dan 11 van de minimale toegankelijkheidseisen. Twee van de onderzochte ijkpunten, ijkpunt 1.2 en ijkpunt 11.4, waren op geen van de onderzochte websites van toepassing. Zo werden op geen van de onderzochte websites server side image maps aangetroffen. Ook zijn er geen websites aangetroffen met pagina’s die erg lastig toegankelijk te maken zouden zijn. Het taalgebruik op alle websites was conform met het niveau van studenten die in staat zijn om een studie aan het hoger onderwijs te volgen, waardoor alle websites voldeden aan ijkpunt 14.1. De 59 onderwijsinstellingen zijn onder te verdelen naar grootte: 23 grote, 23 middelgrote en 13 kleine instellingen. Deze verdeling in grootte is gedaan door handicap + studie voor de “handicap + studie Monitor 2006”7. De verschillen tussen de mate van toegankelijkheid
Meer weten? Klik hier! 27
van de websites van grote, middelgrote en kleine onderwijsinstellingen zijn in Figuur 3 uiteengezet: � ��
��
��
��
��
�
�����������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������
�����
������
���������
�����
Figuur 3: Grafiek met het percentage websites en het aantal ijkpunten waaraan zij voldoen, onderverdeeld naar grootte van de onderwijsinstelling. In Figuur 3 is te zien dat de websites van de kleine onderwijsinstellingen aan de meeste ijkpunten voldoen. Hierbij moet rekening worden gehouden met het feit dat deze onderwijsinstellingen vaak kleinere websites in gebruik hebben dan grote onderwijsinstellingen. De kans dat er ijkpunten niet van toepassing zijn is bij een kleine website vaak groter dan bij een grote, complexe website. Ondanks de korte duur van de indicatieve scans is het zo dat kleinere websites in tegenstelling tot grote websites vaak voor het grootste deel onderzocht konden worden. Bij grote websites is hierdoor de kans op niet gevonden problemen groter. Bij grotere instellingen is de organisatie vaak complex, waardoor het digitaal verspreiden van informatie meer voordelen biedt. Bij kleine instellingen kunnen zaken vaak mondeling worden geregeld. Studenten zijn bij grote instellingen dus vaker afhankelijk van digitale informatie. Daarnaast ontvangen grotere instellingen vaak meer subsidie, waardoor zij in staat zouden moeten zijn om problemen snel op te lossen. De huisstijlen en lay-outs van de internetsites worden waar mogelijk vaak ook bij de studie-informatiesystemen aangehouden zodat gebruikers sneller “bekend” raken met 7 “handicap + studie Monitor 2006”
Meer Weten? Klik Hier! 28
de systemen omdat het uiterlijk van de systemen direct wordt geassocieerd met de onderwijsinstelling. Wanneer studie-informatiesystemen door dezelfde verantwoordelijken zijn ontwikkeld, is de kans groot dat problemen die op de internetsites voorkomen ook terugkomen in deze systemen. Om deze reden is aan te nemen dat bepaalde ijkpunten waaraan de publieke websites niet voldoen, ook bij de studie-informatiesystemen naar voren komen.
3.2
Minimale toegankelijkheidseisen
In Figuur 2 is te zien dat 70% van alle publieke websites niet voldoet aan 3 tot 5 van de 16 minimale toegankelijkheidsijkpunten. De overige 30% bevatte meer dan 5 soorten toegankelijkheidsproblemen. De 5 meest voorkomende ijkpunten waaraan niet werd voldaan, waren de ijkpunten 1.1, 4.1, 6.3, 5.1 en 6.1, zowel bij de websites van de hogescholen als die van de universiteiten. Het totale percentage websites dat niet voldeed aan deze ijkpunten varieerde van 49% tot 95%. Aan het laatste ijkpunt, 6.1, werd bij de websites van de universiteiten net zo vaak niet voldaan als aan ijkpunt 2.1: 36% voldeed niet. Aan de overige ijkpunten werd op gemiddeld 10% van de websites niet voldaan.
WCAG 1.1 (95%) Lever een tekstequivalent voor elk niet-tekstueel element. Op slechts 5% van de onderzochte websites waren alle niet-tekstuele elementen, zoals afbeeldingen, voorzien van een goed tekstalternatief. De overige 95% voldeed niet aan dit ijkpunt. Dit varieerde van ontbrekende tekstequivalenten voor belangrijke afbeeldingen zoals menuknoppen en koppen van teksten tot decoratieve afbeeldingen. Blinden, slechtzienden en mensen met leesproblemen of cognitieve beperkingen kunnen met behulp van spraaksynthese toegang krijgen tot alle informatie op een webpagina, wanneer niet-tekstuele elementen zijn voorzien van een tekstequivalent. Doven, slechthorenden of mensen die moeite hebben om auditieve informatie te begrijpen kunnen de tekstuele weergave van de audio lezen, of laten omzetten door hulpapparatuur naar gebarentaal. Blinden of doofblinden kunnen de tekstequivalenten laten uitvoeren naar braille.
Meer weten? Klik hier! 29
WCAG 4.1 (83%) Geef duidelijk veranderingen aan in de natuurlijke taal van de documenttekst en van alle tekstequivalenten (bijvoorbeeld onderschriften). Ruim 83% van de onderzochte websites bevatte binnen pagina’s wisselingen van schrijftaal. Dit betrof vaak de titels van vakken of clusters, citaten en titels van boeken en lesmateriaal. In veel gevallen betrof het Engelse tekst binnen een Nederlandstalige pagina, of andersom. Deze wisselingen waren niet aangegeven, waardoor schermleesprogramma’s de anderstalige tekst niet op de juiste manier kunnen uitspreken.
WCAG 6.3 (76%) Zorg ervoor dat pagina’s bruikbaar zijn, als scripts, applets of andere programmaobjecten uitstaan of niet worden ondersteund. Op 3% van de onderzochte websites werden geen scripts aangetroffen. De overige 97% maakte wel gebruik van scripts en 76% van alle websites was niet volledig bruikbaar wanneer deze scripts niet werden ondersteund. Deze problemen varieerden van menu’s die volledig onbruikbaar werden tot kleinere functionaliteiten die niet meer beschikbaar waren. De overige 21% van de websites maakten wel gebruik van scripts, maar waren nog wel bruikbaar wanneer deze scripts niet konden worden uitgevoerd. Sommige mensen kunnen de plug-ins die nodig zijn om scripts en applets te kunnen uitvoeren niet downloaden of gebruiken browsers of hulpapparatuur die dergelijke toepassingen niet ondersteunen.
WCAG 5.1 (61%) Voor tabellen met data: geef rij- en kolom-headers aan. Slechts 5% van de onderzochte websites bevatte tabellen waarvan de rij- en kolomkoppen waren aangegeven. Maar liefst 61% van alle websites bevatte tabellen waarin deze niet werden aangegeven. Op de overige 34% van de websites werden geen tabellen aangetroffen. Door de juiste broncode te gebruiken in datatabellen worden de informatie en de structuur gescheiden van de presentatie. Het scheiden van informatie en structuur van presentatie maakt het mogelijk om informatie op alternatieve manieren te presenteren zonder verlies van informatie of structuur. De relatie van een datacel met meerdere niveaus van rij- of kolomkoppen kan bijvoorbeeld ook in spraak of in braille (tekst) gepresenteerd worden.
Meer Weten? Klik Hier! 30
WCAG 6.1 (49%) Organiseer documenten zo dat ze zonder style sheets gelezen kunnen worden. Alle onderzochte websites maakten gebruik van stylesheets. 49% was niet meer goed leesbaar na uitschakeling van deze sheets. De problemen varieerden van kleurcontrasten die wegvielen waardoor teksten onleesbaar werden tot de verschuiving van bepaalde elementen. Ondanks de voordelen van style sheets (de structuur wordt gescheiden van de presentatie) dient men er rekening mee te houden dat bepaalde browsers en hulpapparatuur geen style sheets ondersteunen. Bovendien willen sommige gebruikers gebruik kunnen maken van een eigen style sheet, bijvoorbeeld om het kleurgebruik naar eigen wensen in te stellen. Daarom dient de website ook goed leesbaar te zijn wanneer de bijbehorende style sheets niet worden gebruikt of ondersteund.
3.3
Extra onderzoeksvragen
Tijdens de indicatieve scans kwamen met betrekking tot de overige onderzoekscriteria de volgende problemen het meeste voor:
ACC 11 (100%) Bestaat de broncode uit geldige HTML of XHTML? Geen van de onderzochte websites bestond volledig uit valide HTML. Een aantal websites bevatte wel een aantal pagina’s die uit geldige HTML bestonden, maar ook veel pagina’s die niet valide waren. Valide code geeft meer zekerheid dat webpagina’s lees- en bruikbaar zijn op verschillende platformen, met verschillende browsers en met verschillende hulpapparatuur.
ACC 6 (93%) Is er een link aanwezig waarmee repeterende links kunnen worden overgeslagen? 5% Procent van de onderzochte websites werd opgebouwd uit frames, waardoor repeterende links konden worden overgeslagen als deze zich in een los frame bevonden. 93% bood geen link om repeterende links over te slaan. Gebruikers met visuele of motorische beperkingen kunnen niet altijd gebruik maken van een muis. Zij springen van element naar element. Bij de aanwezigheid van een link om repeterende links over te slaan kunnen zij veel tijd besparen, omdat zij anders op iedere pagina weer dezelfde links moeten doorlopen om bij de inhoud van een pagina te komen.
Meer weten? Klik hier! 31
ACC 7 (78%) Zijn gecompliceerde PDF-bestanden (bestaande uit verschillende kolommen, tabellen of grafieken) voorzien van een toegankelijk HTML alternatief? Op 85% van de onderzochte websites werden complexe PDF-bestanden aangetroffen. Op slechts 7% werd voor deze PDF-bestanden een toegankelijk HTML-alternatief geboden. De complexe elementen uit deze PDF-bestanden, zoals kolommen, tabellen en grafieken kunnen door hulpapparatuur niet altijd goed worden omgezet in leesbare tekst.
ACC 1 (73%) Wordt de gebruiker geïnformeerd alvorens een link in een nieuw venster wordt geopend of het actuele venster wordt veranderd? Bij 81% van de onderzochte websites opende een aantal links in een nieuw venster. Slechts op 10% van deze sites werd dit van tevoren aangegeven. Voor bijvoorbeeld gebruikers met een visuele beperking kan het veranderen van venster zonder dat dit wordt aangegeven verwarrend zijn.
ACC 5 (73%) Wordt er gebruik gemaakt van relatieve fontgroottes voor letters, wanneer in markuptalen waarden zijn toegekend aan attributen en eigenschappen in style sheets? Op slechts 27% van de onderzochte websites waren alle fontgroottes aangegeven in relatieve eenheden, waardoor de teksten schaalbaar waren. Slechtzienden en mensen met leesproblemen kunnen de teksten van een webpagina vergroot of verkleind weergeven, waardoor zij deze makkelijker kunnen lezen. Dit kan alleen als de fontgrootte in relatieve eenheden is aangegeven.
3.4
Overige bevindingen
De eerder genoemde meest voorkomende toegankelijkheidsproblemen kunnen vaak vrij snel worden verholpen. Afhankelijk van de frequentie waarmee het probleem voorkomt en hoe complex de website in elkaar zit, kunnen met een klein beetje inspanning al grote verbeteringen mogelijk gemaakt worden.
Meer Weten? Klik Hier! 32
In Figuur 4 is te zien dat, wanneer onderwijsinstellingen inspanningen doen om de vijf meest voorkomende ijkpunten waaraan niet wordt voldaan te verbeteren, 39% van de websites aan de minimale toegankelijkheidseisen zou kunnen voldoen. Dit heeft uiteraard alleen betrekking op de ijkpunten waar volgens de indicatieve scans niet aan werd voldaan. Er kunnen, zoals eerder beschreven, uiteraard nog problemen zijn die in deze scans niet naar voren zijn gekomen.
�������������������������������������������� ����������������������������������� ��������������������������������������� ���������������������������� ���������������������������������������������� �������������������������������������� ��������������������������������������� ����������������������������
Figuur 4: Cirkeldiagram met het percentage publieke sites dat toegankelijk kan worden gemaakt na verhelpen van de vijf meest voorkomende soorten toegankelijkheidsproblemen (39%) en het percentage publieke sites dat na verbetering van deze punten nog niet toegankelijk is (61%).
�
�� �� �� �� �� �� �� � �
�
�
�
�
�
�
�
�
�
�
�� �� �� �� �� �� �� ���������
Figuur 5: Grafiek met het percentage publieke sites en het aantal ijkpunten waaraan zij voldoen, wanneer alle onderwijsinstellingen de vijf meest voorkomende soorten toegankelijkheidsproblemen zouden verhelpen.
Meer weten? Klik hier! 33
4 Methodes informatievoorziening Studie-informatiesystemen verzorgen op een groot deel van de onderwijsinstellingen de informatievoorziening voor studenten. Zowel de informatie die via deze systemen wordt verspreid, als de systemen die daarvoor worden gebruikt, verschillen sterk. Zo worden verschillende soorten systemen gebruikt door de diverse onderwijsinstellingen, maar ook door faculteiten en docenten binnen een onderwijsinstelling. Om een beter beeld te krijgen van het gebruik van studie-informatiesystemen, is aan alle onderwijsinstellingen gevraagd hoe zij een zevental essentiële informatieonderdelen aan studenten verstrekken. In dit hoofdstuk zal worden ingegaan op de mate van gebruik van digitale informatiesystemen voor informatievoorziening, gebaseerd op de antwoorden van de responderende onderwijsinstellingen.
Meer Weten? Klik Hier! 34
4.1
Response
Van de 59 onderwijsinstellingen waren er 49 die antwoord hebben gegeven op de vragen betreffende de methodes voor informatievoorziening. Dit komt neer op een response van 83%. 66% Van alle onderwijsinstellingen heeft de toegestuurde vragenlijst ingevuld en teruggestuurd. 17% Van alle onderwijsinstellingen heeft de vragen uit de vragenlijst telefonisch of via e-mail beantwoord. 17% Van alle onderwijsinstellingen heeft de vragen niet beantwoord: 10% liet weten dat er geen digitale systemen in gebruik waren of dat de in gebruik zijnde systemen vernieuwd of vervangen werden, 7% wilde niet meewerken aan dit gedeelte van het onderzoek of heeft niet gereageerd. Bij grotere onderwijsinstellingen, waar het aanbod van opleidingen zeer breed is, verschilt de manier van informatievoorziening nog wel eens tussen afdelingen of faculteiten. Daarnaast kan de informatievoorziening, ook bij kleinere instellingen, per opleiding of zelfs per individueel vak verschillen. Omdat het lastig is voor iedere onderwijsinstelling om alle methodes van informatievoorziening te noemen, is aan alle onderwijsinstellingen gevraagd om de voornaamste manier van informatievoorziening te noemen. Wanneer dit niet mogelijk bleek, is gevraagd of men een bepaalde faculteit of opleiding kon selecteren en de vragenlijst daarvoor in wilde vullen. De antwoorden uit de vragenlijsten geven dan ook niet altijd een volledig beeld over de gehele onderwijsinstelling. Het merendeel van de geretourneerde vragenlijsten bevat echter wel antwoorden waarvan de respondent liet weten dat deze op de volledige onderwijsinstelling te betrekken waren. De resultaten geven daarom toch een goed beeld van de mate waarin studenten afhankelijk zijn van digitale systemen in het hoger onderwijs.
4.2
Methodes voor Informatievoorziening
Van de 49 respondenten maakt 98% gebruik van digitale studie-informatiesystemen voor de verspreiding van een of meerdere informatieonderdelen.
Meer weten? Klik hier! 35 ���������������������������������������� ������������� ������������������������������������������ ��������������������������������� ���������������������������������������� ���������������������������������� ���������������������������������������� ��������������
Figuur 6: Cirkeldiagram met het percentage respondenten dat informatieonderdelen digitaal aanbiedt. In Figuur 6 is te zien dat meer dan 90% van de respondenten meer dan de helft van de informatieonderdelen in digitale vorm aanbiedt. Dit betekent dat op al deze onderwijsinstellingen vier of meer informatieonderdelen via studie-informatiesystemen worden aangeboden en, mits toegankelijk, door alle studenten zelfstandig kunnen worden geraadpleegd. Dit is in tegenstelling tot de traditionele manieren van informatievoorziening zoals papier en telefoon, welke door studenten met een functiebeperking niet altijd zelfstandig kunnen worden geraadpleegd. Veel instellingen geven aan voor een aantal onderdelen ook alternatieven te bieden. De meest genoemde alternatieven uit de vragenlijsten waren: Papier Dit alternatief werd door gemiddeld 29% van de respondenten per informatieonderdeel aangegeven, vooral voor verspreiding van lesmateriaal maar ook voor (tentamen)roosters. Monitoren / borden Deze alternatieven werden door gemiddeld 11% van de respondenten per informatieonderdeel aangegeven, vooral voor verspreiding van roosterwijzigingen E-mail Dit alternatief werd door gemiddeld 9% respondenten per informatieonderdeel aangegeven, vooral voor verspreiding van roosterwijzigingen en nieuwsberichten.
Meer Weten? Klik Hier! 36
Het laatste alternatief, e-mail, is ook een digitale manier van informatievoorziening. Omdat dit onderzoek is gericht op websites en informatiesystemen wordt e-mail echter gezien als een alternatief daarvoor. In deze rapportage zullen alle alternatieven vaak onder de noemer niet-digitaal alternatief vallen, e-mail vormt hierop een uitzondering. Vaak is het zo dat studenten hun eigen e-mailsoftware kunnen gebruiken waarmee zij zelf al kunnen werken. De toegankelijkheid van e-mail is in dit onderzoek niet meegenomen en valt daarom onder “niet-digitaal alternatief”.
4.3
Afhankelijkheid studie-informatiesystemen
Wanneer we kijken naar de mate waarin respondenten informatie enkel digitaal aanbieden, dus wanneer zij geen alternatieve methodes van informatievoorziening hebben aangegeven, ontstaat het volgende diagram:
������������������������������������������� ����������������������� ������������������������������������������ ���������������������������������������������� ���������������������������������������� ���������������������������������������������� ������������������������������������������� �����������������������
Figuur 7: Cirkeldiagram met het percentage onderwijsinstellingen dat informatieonderdelen enkel digitaal aanbiedt. Zoals in Figuur 7 te zien is, biedt meer dan de helft van de respondenten vier of meer informatieonderdelen uitsluitend digitaal aan en biedt zelfs 20% alle informatieonderdelen uitsluitend digitaal aan. Deze resultaten verschillen licht tussen hogescholen en universiteiten. Zo zijn er meer universiteiten (17% van de universiteiten tegenover 11% van de hogescholen) die niets uitsluitend digitaal aanbieden, maar zijn er ook meer universiteiten (50% van de universiteiten tegenover 41% van de hogescholen) die meer dan 4 van de informatieonderdelen enkel digitaal aanbieden. Ten slotte zijn er meer hogescholen (24% tegenover 8% van de universiteiten) die alle informatieonderdelen enkel digitaal aanbieden.
Meer weten? Klik hier! 37
De keuze voor verspreiding van studie-informatie op een digitale of niet-digitale manier verschilt sterk per onderdeel. In onderstaande grafiek wordt de manier van verspreiding weergegeven, verdeeld onder de 7 informatieonderdelen uit de vragenlijst. �
��� �� �� ��
�������������������������� ����������
��
���������������
�������
����������������������
����������������
������������������
��������
������������
������������������������������ �������������������������������
�
Figuur 8: De 7 informatieonderdelen uit de vragenlijst en manier waarop ze worden verspreid in percentages van alle 49 respondenten. Uit Figuur 8 kan worden afgeleid dat roosters en cijfers de informatieonderdelen zijn die het vaakst uitsluitend digitaal worden verstrekt. Lesmateriaal wordt veruit in de meeste gevallen op beide manieren aangeboden. Wanneer we kijken naar welke onderdelen digitaal worden verspreid en de verschillen tussen hogescholen en universiteiten uitlichten, is te zien dat op hogescholen vooral roosters (73%) en cijfers (68%) digitaal worden verspreid. Bij de universiteiten worden echter vaker tentameninschrijvingen (75%) digitaal geregeld en roosters (67%) digitaal verstrekt. Opvallend is dat slechts 8% van de universiteiten de nieuwsberichten enkel digitaal verspreid, tegenover 59% van de hogescholen.
4.4
Gevolgen afhankelijkheid
Wanneer informatie digitaal wordt aangeboden, is dit vaak van invloed op de mate van zelfstandigheid van alle studenten. Wanneer studenten informatie zelf kunnen raadplegen, waar en wanneer zij maar willen, zal dit vaak de voorkeur krijgen boven andere middelen die meer tijd en moeite kosten. Om deze reden wordt door onderwijsinstellingen vaak aangenomen dat het merendeel van de studenten hun
Meer Weten? Klik Hier! 38
informatie digitaal raadpleegt. Niet alleen heeft dit invloed op de geboden alternatieven (die steeds beperkter aanwezig zullen zijn omdat de meerderheid ze niet gebruikt), ook worden studenten geacht zelf in staat te zijn informatie zoals roosterwijzigingen bij te houden en zichzelf te kunnen inschrijven voor vakken en voor tentamens. Wanneer systemen niet goed toegankelijk zijn kunnen studenten met een functiebeperking niet aan deze verwachtingen voldoen. Dit zorgt voor extra belasting bij het vragen van ondersteuning door deze groep studenten, omdat ze steeds meer een uitzondering vormen op de grote groep “zelfstandige” studenten. Om de onderdelen die niet digitaal worden aangeboden te kunnen raadplegen is een bepaalde groep studenten afhankelijk van begeleiding en/of aanpassingen. Dezelfde stappen, zoals het bespreken van roosters of het in braille laten omzetten van lesmateriaal, moeten keer op keer en vaak door iedere student afzonderlijk worden genomen. Wanneer informatie digitaal wordt aangeboden, hoeft men deze stappen maar een keer te doorlopen. De informatie is dan voor alle studenten beschikbaar en er hoeft vaak geen begeleiding aan te pas te komen.
4.5
Gebruikte systemen
Veel onderwijsinstellingen maken voor de verspreiding van bepaalde informatieonderdelen gebruik van informatiesystemen die door externe partijen zijn ontwikkeld. Het gaat hier vaak om systemen die te kostbaar en te complex zijn om intern te ontwikkelen. In de geretourneerde vragenlijsten werden een aantal extern ontwikkelde systemen meerdere malen genoemd. Het betreft de volgende systemen: Untis Dit systeem werd genoemd voor roosters. Osiris / 1-2-use / ProgressWWW Deze systemen werden genoemd voor cijfers en inschrijvingen voor tentamens, vakken en cursussen.
Meer weten? Klik hier! 39
Topshare / Sharepoint / Blackboard / N@tschool Deze systemen werden genoemd voor verspreiding van alle informatieonderdelen. Om uitspraken te kunnen doen over de toegankelijkheid van de studie-informatiesystemen die worden gebruikt in het hoger onderwijs is aan alle onderwijsinstellingen gevraagd of de in gebruik zijnde systemen tijdelijke konden worden opengesteld voor een indicatieve toegankelijkheidsscan. De resultaten van de onderzoeken naar de toegankelijkheid van deze tijdelijk opengestelde systemen komen aan bod in het volgende hoofdstuk.
Meer Weten? Klik Hier! 40
Meer weten? Klik hier! 41
5 Toegankelijkheid studie-informatiesystemen In het voorgaande hoofdstuk kwam al ter sprake dat veel onderwijsinstellingen gebruik maken van studie-informatiesystemen en elektronische leeromgevingen bij de verspreiding van informatie aan studenten. Omdat het hier informatie betreft die essentiëel is om zelfstandig een studie te kunnen volgen, vormt de toegankelijkheid van deze systemen de belangrijkste factor in de mate van toegankelijkheid van het hoger onderwijs. Studie-informatiesystemen en elektronische leeromgevingen kunnen veel voordelen opleveren voor gehandicapte studenten, maar kunnen indien ze niet goed toegankelijk zijn juist de grootste drempel vormen naar zelfstandig onderwijs.
Meer Weten? Klik Hier! 42
In dit hoofdstuk zal worden ingegaan op de onderzoeksresultaten van 45 onderzoeken naar zowel intern als extern ontwikkelde studie-informatiesystemen en elektronische leeromgevingen. Aan het einde van dit hoofdstuk zal een zestal systemen, dat door externe partijen ontwikkeld is, worden uitgelicht. Deze systemen kwamen uit de vragenlijsten naar voren als meest gebruikt door de onderwijsinstellingen. Deze systemen kunnen, indien toegankelijk, positieve invloed uitoefenen op de toegankelijkheid van meerdere onderwijsinstellingen tegelijk. Ook zal worden gekeken naar welke partijen deze aanpassingen kunnen bewerkstelligen: de ontwikkelaars, de onderwijsinstellingen of beide partijen. Indien beschikbaar zijn reacties van de ontwikkelaars opgenomen.
5.1
Algemeen oordeel
In totaal hebben 34 onderwijsinstellingen één of meerdere van de in gebruik zijnde systemen opengesteld voor een indicatieve scan. Daardoor konden in totaal 45 informatiesystemen worden onderzocht: 16 daarvan zijn door externe partijen ontwikkeld en worden door meerdere instellingen gebruikt, 29 informatiesystemen zijn door de onderwijsinstelling zelf ontwikkeld of worden slechts door enkele onderwijsinstellingen gebruikt. Hieronder vallen ook de systemen die in de vragenlijsten niet specifiek bij naam werden genoemd. De resultaten van de scans geven een aardig beeld van de toegankelijkheid van dit soort systemen in het algemeen. Van de 45 onderzochte studieinformatiesystemen die worden gebruikt in het hoger onderwijs voldeed geen enkel systeem aan de 16 minimale toegankelijkheidseisen.
����������������������������������������� ������������������������ ��������������������������� ���������������������������������������������� ������������������������ �����������������������������
Figuur 9: Cirkeldiagram met het percentage studie-informatiesystemen dat ontoegankelijk bleek te zijn (100%) en het percentage studie-informatiesystemen waarop geen fouten werden aangetroffen (0%).
Meer weten? Klik hier! 43
Het aantal ijkpunten per studie-informatiesysteem waar niet aan werd voldaan verschilde van drie tot acht. De meerderheid van de systemen (56%) voldeed slechts aan minder dan 13 van de 16 ijkpunten. �
�� �� �� �� �� � �
�
�
�
�
�
�
�
�
�
�
�� �� �� �� �� �� �� ���������
Figuur 10: Grafiek met het percentage studie-informatiesystemen en het aantal ijkpunten waaraan zij voldoen. De meerderheid van de systemen voldoet aan minder dan 13 van de 16 minimale toegankelijkheidseisen. Figuur 9 en Figuur 10 hebben betrekking op de set van 16 minimale toegankelijkheidseisen. Bij onderzoek naar de overige punten uit Prioriteit 2 en 3 zullen waarschijnlijk nog meer problemen worden ontdekt. Omdat een aantal extern ontwikkelde systemen, zoals Blackboard en N@tschool, op meerdere onderwijsinstellingen werd gebruikt, waren er meerdere van deze systemen beschikbaar voor een indicatieve scan. De toegankelijkheid van deze systemen kwam grotendeels overeen en kan daarom zowel positieve als negatieve invloed uitoefenen op het totaal van resultaten. Veel van de onderzochte systemen bevatten geen of slechts een deel van de werkelijk op het systeem aanwezige studie-informatie. Het kan daarom voorkomen dat er in de inhoud, die op een systeem wordt geplaatst, ook toegankelijkheidsproblemen voorkomen. Meer informatie over het toegankelijk maken van de op systemen te plaatsen inhoud is te vinden in de aanbevelingen achter in deze rapportage. 2 van de 16 onderzochte punten waren op geen van de onderzochte systemen van toepassing. Op geen van de onderzochte systemen werden server-side image maps
Meer Weten? Klik Hier! 44
aangetroffen en er werden geen systemen aangetroffen met pagina’s die lastig toegankelijk te maken zouden zijn. Daarom waren de punten 1.2 en 11.4 bij alle systemen niet van toepassing. Daarnaast was het taalgebruik op alle systemen op het niveau van studenten die in staat zijn een studie aan het hoger onderwijs te volgen en werd 1 clientside image map aangetroffen. Alle websites voldeden daarom aan de punten 9.1 en 14.1.
5.2
Minimale toegankelijkheidseisen
In Figuur 10 is te zien dat 89% van alle onderzochte studie-informatiesystemen niet voldeed aan 1 tot 5 van de 16 minimale toegankelijkheidsijkpunten. De overige 11% bevatte meer dan 5 soorten toegankelijkheidsproblemen. De 5 meest voorkomende ijkpunten waaraan niet werd voldaan, waren de ijkpunten 6.3, 4.1, 1.1, 5.1 en 12.1. Het totale percentage studie-informatiesystemen dat niet voldeed aan deze ijkpunten varieerde van 44% tot 82%. Aan de overige ijkpunten werd op gemiddeld 6% van de studieinformatiesystemen niet voldaan.
WCAG 6.3 (82%) Zorg ervoor dat pagina’s bruikbaar zijn, als scripts, applets of andere programmaobjecten uitstaan of niet worden ondersteund. Alle onderzochte studie-informatiesystemen maakten gebruik van scripts. 82% van alle systemen waren niet meer bruikbaar nadat deze werden uitgeschakeld. Slechts op 18% van de systemen was de functionaliteit van de scripts niet noodzakelijk voor het gebruik van de website, deze waren ook bruikbaar wanneer scripts niet werden ondersteund. Sommige mensen kunnen de plug-ins die nodig zijn om scripts en applets te kunnen uitvoeren niet downloaden of gebruiken browsers of hulpapparatuur die dergelijke toepassingen niet ondersteunen.
WCAG 4.1 (67%) Geef duidelijk veranderingen aan in de natuurlijke taal van de documenttekst en van alle tekstequivalenten (bijvoorbeeld onderschriften). 67% van alle onderzochte studie-informatiesystemen bevatte wisselingen van schrijftaal binnen een pagina . Dit betrof vaak de titels van vakken of clusters, citaten en titels van boeken en lesmateriaal. Deze wisselingen waren niet aangegeven, waardoor schermleesprogramma’s de anderstalige tekst niet op de juiste manier kunnen uitspreken.
Meer weten? Klik hier! 45
WCAG 1.1 (60%) Lever een tekstequivalent voor elk niet-tekstueel element. 60% van de onderzochte studie-informatiesystemen bevatte niet-tekstuele elementen die niet waren voorzien van een goed tekstequivalent. Het betrof hier in alle gevallen visuele elementen, zoals afbeeldingen. 33% van de onderzochte systemen had alle visuele elementen wel voorzien van duidelijke tekstequivalenten. Het betrof hier vaak symbolen: de tekstequivalenten dienden als omschrijving van het symbool en hadden daarom ook voor gebruikers zonder functiebeperking functionaliteit. Op de overige 7% van de onderzochte systemen werden geen niet-tekstuele elementen aangetroffen. Blinden, slechtzienden en mensen met leesproblemen of cognitieve beperkingen kunnen met behulp van spraaksynthese toegang krijgen tot alle informatie op een webpagina, wanneer niet-tekstuele elementen zijn voorzien van een tekstequivalent. Doven, slechthorenden of mensen die moeite hebben om auditieve informatie te begrijpen kunnen de tekstuele weergave van de audio lezen, of laten omzetten door hulpapparatuur naar gebarentaal. Blinden of doofblinden kunnen de tekstequivalenten laten uitvoeren naar braille.
WCAG 5.1 (56%) Voor tabellen met data: geef rij- en kolom-headers aan. Op 80% van de onderzochte studie-informatiesystemen werden tabellen aangetroffen. 56% van alle systemen bevatte tabellen waarin de rij- en kolomkoppen niet duidelijk waren aangegeven. Op de overige 24% van alle systemen waren alle aangetroffen tabellen voorzien van duidelijke rij- en kolomkoppen. Door de juiste broncode te gebruiken in datatabellen worden de informatie en de structuur gescheiden van de presentatie. Het scheiden van informatie en structuur van presentatie maakt het mogelijk om informatie op alternatieve manieren te presenteren zonder verlies van informatie of structuur. De relatie van een datacel met meerdere niveaus van rij- of kolomkoppen kan bijvoorbeeld ook in spraak of in braille (tekst) gepresenteerd worden.
WCAG 12.1 (44%) Geef elk frame een titel. 64% van de onderzochte systemen bevatte pagina’s welke waren opgedeeld in meerdere frames. Op 44% van alle onderzochte systemen waren de frames niet voorzien van een duidelijke titel. Duidelijke frametitels vergemakkelijken de navigatie tussen frames, en geven direct een beeld van de inhoud van de frames.
Meer Weten? Klik Hier! 46
5.3
Extra onderzoeksvragen
Tijdens de indicatieve scans kwamen met betrekking tot de overige onderzoekscriteria de volgende problemen het meeste voor:
ACC 11 (100%) Bestaat de broncode uit geldige HTML of XHTML? Geen van de onderzochte systemen bestond volledig uit valide HTML. Valide code geeft meer zekerheid dat webpagina’s lees- en bruikbaar zijn op verschillende platformen, met verschillende browsers en met verschillende hulpapparatuur.
ACC 3 (78%) Wordt er informatie gegeven over de algemene lay-out van de site? Op 78% van de onderzochte systemen werd geen informatie gegeven over de layout van het systeem. 16% van de onderzochte systemen gaf hier wel informatie over, door middel van een sitemap of help-functie. Op de overige 7% was dit ijkpunt niet van toepassing, omdat het slechts een enkele pagina betrof.
ACC 1 (71%) Wordt de gebruiker geïnformeerd alvorens een link in een nieuw venster wordt geopend of het actuele venster wordt veranderd? Bij 71% van de onderzochte studie-informatiesystemen opende een aantal links in een nieuw venster. Slechts op 7% van deze systemen werd dit van tevoren aangegeven. Voor gebruikers met een visuele beperking kan het veranderen van het actieve venster zonder dat dit wordt aangegeven verwarrend zijn.
ACC 6 (69%) Is er een link aanwezig met behulp waarvan repeterende links kunnen worden overgeslagen? Slechts 2% van alle onderzochte systemen bevatte een link waarmee repeterende links op een pagina konden worden overgeslagen. 69% bevatte een aantal links die op iedere pagina terugkwamen, maar waar geen link aanwezig was om deze links over te slaan. Gebruikers die geen muis gebruiken moeten dus eerst langs alle repeterende links om bij de inhoud van de pagina te komen. Op 29% van de onderzochte systemen was dit ijkpunt
Meer weten? Klik hier! 47
niet van toepassing, omdat de repeterende links zich in een frame bevonden welke, wanneer voorzien van een duidelijke titel, kon worden overgeslagen.
ACC 5 (62%) Wordt er gebruik gemaakt van relatieve fontgroottes voor letters, wanneer in markuptalen waarden zijn toegekend aan attributen en eigenschappen in style sheets? Op 68% van de onderzochte systemen waren teksten aanwezig waarvan de fontgroottes niet in relatieve eenheden waren aangegeven. Daarom waren deze teksten niet schaalbaar, terwijl dit voor gebruikers met een visuele of cognitieve handicap veel voordelen op kan leveren bij het lezen hiervan. Op de overige 38% van de systemen waren alle teksten wel schaalbaar.
5.4
Extern ontwikkeld
Voor dit onderzoek is een selectie gemaakt van een aantal extern ontwikkelde systemen, die door meerdere onderwijsinstellingen worden gebruikt. Het betreft hier de volgende 6 systemen, die uit de vragenlijsten naar voren kwamen als meest gebruikt: Blackboard Blackboard is een elektronische leeromgeving die door meer dan de helft van de openbare hoger onderwijsinstellingen in Nederland wordt gebruikt. Ook in de rest van de wereld wordt zeer veel gebruik gemaakt van deze omgeving, welke is ontwikkeld door het Amerikaanse Blackboard Inc. In het verleden zijn al verschillende initiatieven genomen om de toegankelijkheid van Blackboard te verbeteren. De leeromgeving voldoet bijna volledig aan de in Amerika geldende toegankelijkheidsrichtlijnen, Section 508 genaamd. Deze wijkt op slechts twee ijkpunten af van de internationale norm die ook door de Nederlandse overheid wordt gebruikt. N@tschool N@tschool is een elektronische leeromgeving die door een aantal hogescholen wordt gebruikt. Daarnaast wordt de omgeving ook gebruikt door veel mbo-instellingen en in diverse bedrijven. N@tschool is ontwikkeld door ThreeShips Enterprises, een bedrijf dat zich specialiseert in oplossingen voor het ondersteunen van leerprocessen in het onderwijs en bedrijfsleven.
Meer Weten? Klik Hier! 48
Osiris Osiris is een studie-informatiesysteem waarmee zaken als roosters, tentameninformatie en cijfers kunnen worden geraadpleegd en waarmee studenten zich kunnen inschrijven voor vakken en tentamens. Het systeem is ontwikkeld door PSB, een bedrijf dat zich specialiseert in analyse, bouw en onderhoud van hoogwaardige informatiesystemen. In het verleden zijn al verschillende initiatieven genomen om de toegankelijkheid van Osiris te verbeteren. ProgressWWW ProgressWWW is een internetapplicatie waarmee studenten onder andere cijfers kunnen raadplegen en zich in kunnen schrijven voor colleges en tentamens. De applicatie is ontwikkeld door het Universitair Onderwijscentrum Groningen (UOCG) van de Rijksuniversiteit Groningen en wordt tegenwoordig ook gebruikt door veel andere onderwijsinstellingen. In het verleden zijn al verschillende initiatieven genomen om de toegankelijkheid van ProgressWWW te verbeteren. 1-2-use 1-2-use is een studie-informatiesysteem waarmee onder andere cijfers kunnen worden geraadpleegd en inschrijvingen voor vakken en tentamens worden geregeld. Het product is ontwikkeld door Stoas, een bedrijf dat zich specialiseert in het ontwikkelen van producten en diensten die het leren, beheren en organiseren van onderwijsorganisaties versterken. Untis Untis is een softwarepakket waarmee roosters kunnen worden opgesteld. Het pakket is gericht op onderwijs en wordt door een aantal Nederlandse hogescholen gebruikt. Naast Nederland wordt het product in meer dan 80 landen uitgegeven. De roosters die met Untis worden opgesteld kunnen als HTML-pagina beschikbaar worden gesteld aan studenten en docenten. Het product is ontwikkeld door het Duitse Gruber & Petters, een bedrijf dat zich specialiseert in roosterprogramma’s. Bij het onderzoeken van deze systemen is niet alleen gelet op eventuele ijkpunten waaraan niet werd voldaan, maar ook op de oorzaak daarvan.
Meer weten? Klik hier! 49
Daarbij is onderzocht of de verantwoordelijkheid voor het niet voldoen aan een ijkpunt in het systeem zelf ligt, of in de content die hierop is geplaatst. In het eerste geval kan het zijn dat de oorzaak door de ontwikkelaar kan worden verholpen. In het laatste geval kan de verantwoordelijkheid ook liggen bij de onderwijsinstellingen die content op de systemen plaatsen. De bevindingen die tijdens de scans naar voren zijn gekomen zijn aan de ontwikkelaars voorgelegd. Daarbij is hen gevraagd of zij deze punten erkenden en of er in de toekomst aanpassingen kunnen worden gedaan om aan de ijkpunten te voldoen. Wanneer er ijkpunten zijn waarvoor de onderwijsinstellingen verantwoordelijk zijn, is gevraagd of er mogelijkheden zijn om de kans op op toegankelijkheidsproblemen in de te plaatsen content te verkleinen. 30 van de 49 respondenten gaven in de vragenlijst aan gebruik te maken van één of meerdere van de in deze paragraaf aan bod komende systemen. Mochten deze systemen (beter) toegankelijk worden gemaakt, dan heeft dat direct invloed op de toegankelijkheid van de informatievoorziening binnen deze instellingen. Drie van de benaderde ontwikkelaars hebben na het inzien van de resultaten concrete toezeggingen gedaan met betrekking tot verbeteringen in toekomstige versies of updates. Deze toezeggingen zijn, samen met de onderzoeksresultaten en achtergrondinformatie over de systemen en ontwikkelaars, te vinden in de komende subparagrafen.
Meer Weten? Klik Hier!
Totaal
Lesmateriaal
Overige ijkpunten
ProgressWWW
16 Minimale toegankelijkheidsijkpunten
Informatie / registratiesysteem
Nieuwsberichten
Osiris
Cijfers
Elektronische leeromgeving
8
Tentameninschrijvingen
N@tschool
4
Tentamenroosters
Elektronische leeromgeving
Roosterwijzigingen
Blackboard
Roosters
50
4
2
1
7
2
4
6
4 2
1
2
1
5
4
5
2
4
6
Informatie / registratiesysteem
7
8
4
3
7
1-2-use
Informatie / registratiesysteem
3
5
5
Untis
Roostersysteem
3
Tabel 1: Gebruik van studie-informatiesystemen voor verspreiding informatieonderdelen door aantal instellingen.
������������ ������
���������������������������������� ����������������� ���������� ��������� ������ ����������� ������� ����� �������
�������������������
������������
Figuur 11: Externe systemen en het aantal ijkpunten waaraan wordt voldaan. Links de 16 minimale toegankelijkheidsijkpunten, rechts de overige onderzochte ijkpunten.
Meer weten? Klik hier! 51
Tijdens dit onderzoek zijn 7 indicatieve scans uitgevoerd naar Blackboard. Het betreft hier verschillende versies, variërende tussen de versies 6 en 7. Een aantal van de ijkpunten waaraan niet werd voldaan kwam in ieder systeem naar voren. De algemene conclusies over de toegankelijkheid van Blackboard zijn dat deze voldoet aan 14 van de 16 minimale toegankelijkheidsijkpunten. Van de overige 11 criteria voldeed Blackboard er aan 7. In een aantal Blackboard systemen werden ook afbeeldingen zonder tekstueel alternatief aangetroffen (ijkpunt 1.1), evenals menu’s die niet goed leesbaar waren na uitschakeling van CSS (ijkpunt 6.1). Ook waren er systemen van Blackboard die niet goed leesbaar waren op een lage schermresolutie (criterium ACC 9). Deze punten hebben echter betrekking op aanpassingen door de onderwijsinstellingen zelf gedaan, of op content die op het systeem is geplaatst. Zij kunnen dus voorkomen, maar zijn niet vanzelfsprekend en vallen waarschijnlijk onder verantwoordelijkheid van de onderwijsinstelling zelf. De overige onderzochte systemen verschilden, wanneer er meerdere onderzocht werden, weinig van elkaar.
5.5
Reactie ontwikkelaars
Van de 6 benaderde ontwikkelaars hebben er 4 aangegeven de resultaten te zullen bekijken en na te gaan wat er kan worden gedaan om verbeteringen in de systemen aan te brengen. 3 daarvan hebben een concrete reactie gegeven en toezeggingen gedaan met betrekking op de verbetering van de toegankelijkheid in komende versies of updates. De ontwikkelaars van Blackboard, 1-2-use en Untis, respectievelijk het Amerikaanse Blackboard Inc, het Nederlandse Stoas en het Duitse Gruber & Petters, waren niet bereikbaar voor commentaar op de onderzoeksresultaten. Stoas heeft aangegeven de resultaten in ieder geval te zullen bekijken. De ontwikkelaars van N@tschool, Osiris en ProgressWWW hebben wel een reactie gegeven en toezeggingen voor verbetering van de toegankelijkheid gedaan. De ontwikkelaars van Osiris en ProgressWWW gaven beiden aan dat er vanuit verschillende partijen al eerder is aangegeven dat de toegankelijkheid van deze systemen van
Meer Weten? Klik Hier! 52
groot belang is en in het verleden zijn dan ook al een aantal aanpassingen gedaan. De ontwikkelaars van N@tschool gaven aan dat er in het verleden geen concrete verzoeken zijn geweest om de toegankelijkheid van N@tschool te verbeteren. Zij gaven ook aan dat, zolang deze verzoeken uitblijven, het lastig is om de middelen te vinden om aanpassingen te doen.
N@tschool De elektronische leeromgeving N@tschool is ontwikkeld door het Nederlandse Threeships. Threeships geeft aan het onderzoek zeer leerzaam te vinden en stelt dat een aantal van de resultaten dusdanig belangrijk zijn dat er op korte termijn aandacht aan zal worden besteed. N@tschool is gebaseerd op een aantal technologieën, zoals JavaScript en DHTML. Threeships ziet dit als de reden dat aan een aantal ijkpunten en criteria niet wordt voldaan, en hoopt op richtlijnen die meer ruimte bieden voor websites en systemen die op dergelijke technologiën zijn gebaseerd. Op het moment dat deze richtlijnen beschikbaar zijn zullen ze worden geïmplementeerd in N@tschool. Een aantal van de gevonden ijkpunten waaraan niet wordt voldaan kan echter al wel worden verholpen. Three Ships geeft aan ervoor te zorgen dat N@tschool voor aanvang van het schooljaar 2007/2008 zal voldoen aan de volgende ijkpunten: IJkpunt 1.1: Alle visuele elementen zullen worden voorzien van een tekstequivalent. IJkpunt 4.1: Taalwisselingen zullen worden aangegeven. IJkpunt 5.1: Rij- en kolomkoppen binnen tabellen zullen worden aangegeven. IJkpunt 12.1: De aanwezige frames zullen worden voorzien van een duidelijke titel. Criterium ACC 5: Alle teksten zullen schaalbaar worden gemaakt. Criterium ACC 6: Er zal een link worden geplaatst waarmee repeterende links kunnen worden overgeslagen. Criterium ACC 1: De gehele N@tschool-omgeving zal bereikbaar worden gemaakt voor het toetsenbord. Meer informatie over N@tschool en de vorderingen met betrekking op de verbeterde toegankelijkheid van deze leeromgeving is te vinden op www.threeships.nl.
Meer weten? Klik hier! 53
Osiris Osiris is ontwikkeld door het Nederlandse PSB. De webpagina’s van Osiris worden gegenereerd door Oracle, een applicatieserver ontwikkeld door het Amerikaanse Oracle Corporations. Dit bedrijf claimt te voldoen aan de Amerikaanse richtlijnen voor toegankelijkheid, Section 508 genaamd. PSB geeft aan verbetering van de gevonden ijkpunten te overleggen in de eerstvolgende gebruikersvergadering. Osiris zal ten tijde van een van de volgende releases aan de volgende ijkpunten voldoen: IJkpunt 4.1: Taalwisselingen zullen worden aangegeven. Criterium ACC 6: Er zal een link worden geplaatst waarmee repeterende links kunnen worden overgeslagen. Criterium ACC 3: Er zal een sitemap worden geplaatst. Daarnaast geeft PSB aan dat het volgende toegankelijkheidsprobleem zal worden verbeterd: IJkpunt 6.3: De afhankelijkheid van JavaScript zal worden beperkt door alternatieven te bieden voor JavaScript-functies wanneer dit niet wordt ondersteund. Meer informatie over Osiris en de vorderingen met betrekking op de verbeterde toegankelijkheid van dit systeem is te vinden op www.studentinformatiesysteem.nl.
Meer Weten? Klik Hier! 54
ProgressWWW ProgressWWW is ontwikkeld door het Universitair Onderwijscentrum Groningen. Het UOCG geeft aan dat de volgende toegankelijkheidsproblemen zullen worden verholpen in de release van november 2006: IJkpunt 1.1: Alle visuele elementen zullen worden voorzien van een tekstequivalent. IJkpunt 5.1: Rij- en kolomkoppen binnen tabellen zullen worden aangegeven. Criterium ACC 1: Wanneer een nieuw venster wordt geopend, wordt dit aan de gebruiker kenbaar gemaakt. Criterium ACC 6: Er zal een link worden geplaatst waarmee repeterende links kunnen worden overgeslagen. Daarnaast heeft het UOCG toegezegd dat verbeteringen zullen worden aangebracht betreffende de volgende ijkpunten: IJkpunt 4.1: Taalwisselingen zullen worden aangegeven. IJkpunt 6.3: De afhankelijkheid van JavaScript zal worden beperkt. Criterium ACC 11: De HTML-code zal zoveel mogelijk valide worden gemaakt. Voor aanvang van het schooljaar 2007/2008 zal een volledig vernieuwde versie van ProgressWWW in gebruik worden genomen. Het UOCG geeft aan dat in deze versie van begin af aan rekening zal worden gehouden met de toegankelijkheidsrichtlijnen. Meer informatie over ProgressWWW en de vorderingen met betrekking op de verbeterde toegankelijkheid van dit systeem is te vinden op www.progresswww.nl.
5.6
Overige bevindingen
Hoewel de meeste studie-informatiesystemen vaak complexer in elkaar zaten dan de onderzochte publieke websites, leken de meeste van de eerder genoemde toegankelijkheidsproblemen vaak vrij snel te verbeteren. Opvallend is dat 4 van de 5 meest voorkomende soorten toegankelijkheidsproblemen op de studie-informatiesystemen ook de meest voorkomende soorten toegankelijkheidsproblemen van de publieke websites zijn. Ook bij de overige onderzoekscriteria kwamen 4 van de 5 ijkpunten waaraan niet
Meer weten? Klik hier! 55
werd voldaan door de informatiesystemen ook het meeste voor bij de publieke websites. De criteria die bij de studie-informatiesystemen meer voorkwamen dan bij de publieke websites waren de punten 12.1 met betrekking tot duidelijke titels voor frames en ACC 3 met betrekking tot het plaatsen van informatie over de lay-out van het systeem. In Figuur 12 is te zien dat, wanneer onderwijsinstellingen en ontwikkelaars inspanningen doen om de vijf meest voorkomende soorten toegankelijkheidsproblemen te verhelpen, 47% van de systemen voldoet aan de minimale toegankelijkheidseisen. Hierin zijn ook de toezeggingen van de ontwikkelaars meegenomen. De ijkpunten waarvan de ontwikkelaars hebben aangegeven hier niet volledig aan te kunnen voldoen, zijn ook verwerkt. Dit heeft uiteraard alleen betrekking op de ijkpunten waar volgens de indicatieve scans niet aan werd voldaan. Er kunnen nog punten zijn die in deze scans niet naar voren zijn gekomen.
����������������������������������������� ������������������������������������������ ������������������������������������ ���������������������������������������� ���������������������������������������������� ������������������������������������������� ������������������������������������ ����������������������������������������
Figuur 12: Cirkeldiagram met het percentage studie-informatiesystemen dat toegankelijk kan worden gemaakt na verhelpen van de 5 meest voorkomende soorten toegankelijkheidsproblemen (47%) en het percentage publieke sites dat na verhelpen van deze punten nog niet toegankelijk is. (53%).
Meer Weten? Klik Hier! 56 �
�� �� �� �� �� �
�
�
�
�
�
�
�
�
�
�
�� �� �� �� �� �� �� ���������
Figuur 13: Grafiek met het percentage informatiesystemen en het aantal ijkpunten waaraan zij voldoen, wanneer alle onderwijsinstellingen en ontwikkelaars de 5 meest voorkomende soorten toegankelijkheidsproblemen zouden verhelpen. Hierin zijn ook de toezeggingen van de 3 ontwikkelaars meegenomen.
Meer weten? Klik hier! 57
6 Conclusie en aanbevelingen 6.1
Conclusie
De resultaten van dit onderzoek laten zien dat er nog een lange weg te gaan is om het Nederlandse hoger onderwijs goed toegankelijk te maken voor studenten met een functiebeperking. Dit vanwege de grote mate van afhankelijkheid van websites en online studie-informatiesystemen die niet goed toegankelijk zijn voor deze groep studenten. De resultaten van 59 indicatieve scans naar alle websites van de openbare onderwijsinstellingen voor hoger onderwijs in Nederland geven een goed beeld van de huidige situatie met betrekking tot toegankelijkheid van websites in het hoger
Meer Weten? Klik Hier! 58
onderwijs. Geen van de onderzochte internetsites bleek te voldoen aan de minimale toegankelijkheidseisen, noch aan de overige getoetste criteria ter bevordering van de toegankelijkheid. Al vanaf het moment van de studieoriëntatie en -keuze krijgt de student te maken met de websites van onderwijsinstellingen, met daarop de informatie die bij studiekeuze van belang is. Wanneer een studie is gekozen, blijkt vaak dat die afhankelijkheid van online informatie op het internet zich voortzet. Zo gaf ruim de helft van de respondenten in dit onderzoek aan de meerderheid van belangrijke studie-informatie enkel digitaal aan studenten aan te bieden. Geen van de 45 onderzochte studie-informatiesystemen, waarop belangrijke studieinformatie zoals roosters en cijfers worden geplaatst, voldeed na een indicatieve scan aan de minimale toegankelijkheidsrichtlijnen. Mits toegankelijk en al dan niet met tussenkomst van hulpmiddelen zouden veel studenten met een functiebeperking goed in staat moeten zijn digitale informatie te raadplegen. De resultaten van de indicatieve scans geven echter aan dat vanwege de ontoegankelijkheid de manier waarop deze informatie wordt aangeboden juist een struikelblok lijkt te vormen. Om deze redenen kan er een kloof ontstaan tussen studenten met en zonder functiebeperking, omdat de eerste groep de systemen en websites niet goed kan gebruiken en de informatie die hierop wordt aangeboden dus niet zelfstandig kan raadplegen. Doordat de meerderheid van de studenten zonder functiebeperking de systemen wel kan gebruiken worden de alternatieve methodes van informatievoorziening steeds schaarser. Uit contactmomenten met zowel contactpersonen afkomstig van de desbetreffende onderwijsinstellingen als de ontwikkelaars van studie-informatiesystemen blijkt dat dit komt omdat er geen rekening is gehouden met toegankelijkheid. Een aantal onderwijsinstellingen en ontwikkelaars hebben in de afgelopen jaren wel verschillende maatregelen genomen om de toegankelijkheid te verbeteren, maar toch voldoet geen enkele van de in totaal 104 onderzochte websites en systemen aan de minimale toegankelijkheidseisen. Ook is er geen structurele controle op de toegankelijkheid van huidige websites en systemen of bij aanschaf of ontwikkeling van nieuwe systemen. Dit
Meer weten? Klik hier! 59
is een gemiste kans: Op veel plaatsen zou met beperkte tijd en moeite eenvoudig aan bepaalde ijkpunten kunnen worden voldaan. Daarnaast benadrukken de resultaten in deze rapportage dat, wanneer men de problemen met de 5 meest voorkomende ijkpunten zou oplossen, de algemene situatie sterk zou verbeteren. De indicatieve scans in deze rapportage geven een momentopname, omdat zij betrekking hebben op websites, systemen en content die voortdurend aan verandering onderhevig is. Deze onderhevigheid levert een aanknopingspunt voor verbeteringen op korte termijn ter bevordering van de toegankelijkheid. Het is cruciaal om diegenen die verantwoordelijk zijn voor deze inhoud de middelen te leveren waarmee zij zelf de toegankelijkheid kunnen controleren en ze te leren hoe inhoud toegankelijk kan worden gemaakt. Door bewust rekening te houden met toegankelijkheid, kunnen toegankelijke systemen in de toekomst een grote bijdrage leveren aan de toegankelijkheid van het hoger onderwijs voor studenten met een functiebeperking.
6.2
Aanbevelingen
Omdat verschillende groepen verantwoordelijken op verschillende manieren kunnen bijdragen aan een beter toegankelijk hoger onderwijs, worden in de volgende subparagrafen aanbevelingen gedaan voor verschillende partijen: beleidsmakers, docenten, studenten en ontwikkelaars.
Beleidsmakers 1. Stel een duidelijk doel om de in gebruik zijnde websites voor aanvang van het schooljaar 2007/2008 te laten voldoen aan minimaal 14 van de 16 ijkpunten van Prioriteit 1. 2. Stel een duidelijk plan op waarmee systematisch op een periodieke basis de toegankelijkheid van de in gebruik zijnde websites wordt getoetst, om aan de ijkpunten waaraan al wordt voldaan te blijven voldoen.
Meer Weten? Klik Hier! 60
3. Stel voor ieder ijkpunt waaraan niet wordt voldaan een duidelijke periode vast waarbinnen aan dit ijkpunt moet worden voldaan, en evalueer regelmatig de vorderingen ten behoeve daarvan. Zorg ervoor dat na deze periode wordt getoetst of de maatregelen succesvol zijn geweest en neem het ijkpunt op in het plan van aanbeveling 2. 4. Stel een concrete lijst op met eisen, welke garanderen dat bij toekomstige ontwikkeling en aanschaf van websites, studie-informatiesystemen, elektronische leeromgevingen of andere digitale voorzieningen de toegankelijkheid in acht wordt genomen. 5. Zorg ervoor dat alle verantwoordelijken voor de in gebruik zijnde websites en de daarop geplaatste content de juiste training krijgen zodat zij weten welke toegankelijkheidseisen er worden gesteld aan de onderdelen waarvoor zij verantwoordelijk zijn en hoe aan deze eisen kan worden voldaan. 6. Stel, wanneer er sprake is van een grote hoeveelheid verschillende websites, per afdeling of faculteit één of meerdere personen aan die de toegankelijkheid van de bij deze afdeling of faculteit in gebruik zijnde websites in de gaten houden. Deze verantwoordelijken hebben een beter overzicht van de betrokken partijen en kunnen beter aanvoelen waar bepaalde problemen ontstaan. Dit in tegenstelling tot wanneer alle websites door één verantwoordelijke worden gecontroleerd.
Docenten en begeleiders 7. Digitaal aangeboden lesmateriaal is voor bijna alle studenten toegankelijk te maken, ongeacht eventuele functiebeperkingen. Door modulewijzers en ander materiaal, dat oorspronkelijk in papiervorm beschikbaar is, digitaal aan te bieden kunnen studenten deze in een voor hen waarneembare vorm omzetten en zo zelfstandig bestuderen. Ook het digitaal aanbieden van andere zaken zoals digitale presentaties kunnen veel voordelen opleveren voor bepaalde groepen studenten.
Meer weten? Klik hier! 61
8. Probeer zo min mogelijk onderscheid te maken tussen lesmateriaal voor studenten met en zonder functiebeperking. Wanneer rekening wordt gehouden met de toegankelijkheidsaspecten van digitaal materiaal kan men er vanuit gaan dat alle groepen studenten het materiaal op een voor hen gewenste manier kunnen raadplegen. 9. Lever voor ieder PDF-bestand waar complexe objecten in voorkomen, zoals tabellen of grafieken, indien mogelijk ook een toegankelijk HTML-alternatief. 10. Zorg ervoor dat, wanneer informatie met behulp van multimedia wordt overgebracht, er alternatieve methodes beschikbaar zijn om deze informatie over te brengen naar studenten die niet alle informatie in multimedia kunnen waarnemen. 11. Probeer studenten zo vroeg mogelijk in de studie bekend te laten raken met de beschikbare digitale methodes voor informatievoorziening. Op deze manier kunnen zij van begin af aan de weg leren te vinden naar de gewenste informatie.
Studenten 12. Geef problemen die je ondervindt bij het gebruik van de informatiesystemen die jouw onderwijsinstelling gebruikt duidelijk aan. De Wet gelijke behandeling verplicht onderwijsinstellingen om niet te discrimineren op grond van handicap of chronische ziekte. Wanneer bepaalde middelen worden aangeboden aan studenten, die voor jou niet toegankelijk zijn, is er sprake van discriminatie. Jij kan deze middelen immers niet gebruiken vanwege ontbrekende maatregelen van jouw instelling naar aanleiding van jouw functiebeperking. De Wet wordt echter pas van kracht wanneer jij zelf aangeeft welke problemen je ondervindt. Als er vervolgens geen oplossingen worden geboden, dan is jouw onderwijsinstelling strafbaar. Vaak zal het zo ver niet eens komen: door problemen die je hebt aan te geven, kun je de verantwoordelijken bewust maken van toegankelijkheidsproblemen waarvoor de oplossingen vaak snel en gemakkelijk voor handen zijn.
Meer Weten? Klik Hier! 62
Ontwikkelaars Algemeen 13. Maak op korte termijn plannen om de alle studie-informatiesystemen en elektronische leeromgevingen te laten voldoen aan de 16 minimale toegankelijkheidsijkpunten. 14. Stel voor ieder ijkpunt waaraan niet wordt voldaan een concreet plan op, waarin wordt aangegeven welke maatregelen binnen welk tijdsbestek kunnen worden genomen om aan dit ijkpunt te kunnen voldoen. 15. Probeer op lange termijn te voldoen aan zoveel mogelijk ijkpunten van Prioriteit 2. Door te voldoen aan beide Prioriteiten wordt het risico op toegankelijkheidsproblemen geminimaliseerd, waardoor het risico op extra aanpassingen in de toekomst afneemt. 16. Ontwikkel methodes om feedback van gebruikers over problemen te kunnen ontvangen. Op deze manier krijgen de bestaande problemen vorm en kunnen maatregelen worden genomen om deze te verhelpen. 17. Geef aan naar bestuur wat het belang van toegankelijkheid is. Gebruik hiervoor feedback die is ontvangen van studenten en lever een concrete planning voor het verhelpen van problemen genoemd in deze feedback. 18. Neem toegankelijkheid mee in alle toekomstige plannen voor de ontwikkeling van nieuwe websites, informatiesystemen of onderdelen daarvan. 19. Probeer in een zo vroeg mogelijk stadium zoveel mogelijk problemen te elimineren, die bij de plaatsing van content kunnen worden gemaakt. Geef toelichtingen om het belang van tekstequivalenten en dergelijke te benadrukken.
Meer weten? Klik hier! 63
20. Houd bij het ontwikkelen van producten waarmee HTML kan worden gegenereerd rekening met de toegankelijkheidsrichtlijnen voor dit soort producten: de Authoring Tool Accessibility Guidelines (ATAG 1.0)
Ontwikkelaars extern 21. Noem het belang van toegankelijkheid richting klanten/onderwijsinstellingen, om ze hiervan bewust te maken. Vaak worden toegankelijkheidseisen vergeten, terwijl men ze wel degelijk belangrijk vindt. 22. Stel concrete plannen op voor de verbetering van bepaalde ijkpunten welke op korte termijn kunnen worden verholpen en maak deze kenbaar aan klanten/ onderwijsinstellingen. De voordelen die deze ijkpunten meebrengen kunnen belangstelling wekken voor de punten die op lange termijn kunnen worden verbeterd. 23. Houd bij het ontwikkelen van informatiesystemen en andere digitale leermiddelen rekening met de toegankelijkheidsrichtlijnen.
Meer Weten? Klik Hier! 64
Meer weten? Klik hier! 65
I
Meer informatie
I.I
Eerdere onderzoeken
Accessibility Monitor 2005 ISBN-10: 908 083 715 6 ISBN-13: 978 908 083 7 157 Stichting Bartiméus Accessibility www.accessibility.nl
I.II
Toegankelijkheid
Artikelen Op de website van Stichting Accessibility treft u veel nuttige artikelen aan over toegankelijkheid. Zo staan er artikelen over de toegankelijkheid van AJAX, Flash, games en natuurlijk websites. www.accessibility.nl > Internet > Artikelen Tools Ook vindt u op deze website allerlei tools waarmee u websites kunt testen op kwaliteit en toegankelijkheid volgens de richtlijnen van het World Wide Web Consortium (WCAG1.0). Dit zijn internationaal erkende richtlijnen die zijn omarmd door de Europese Commissie en in veel buurlanden zijn opgenomen in wet- en regelgeving. U vindt hier bijvoorbeeld de Drempelvrij.nl toolbar. Dit is een handige toolbar waarmee u zelf kunt onderzoeken of een site toegankelijk is voor iedereen, inclusief mensen met een functiebeperking. De drempelvrij set bestaat uit een toolbar, een website met een stappenplan en een checklist. www.accessibility.nl > Internet > Tools W3C Validator Controleer de validiteit van gebruikte HTML of XHTML. validtor.w3.org
Meer Weten? Klik Hier! 66
I.III
Gelieerde instanties
Handicap + Studie Handicap + studie, expertisecentrum voor onderwijs en handicap, stimuleert dat jongeren met een functiebeperking succesvol kunnen studeren in de opleiding van hun keuze. www.handicap-studie.nl Federatie Slechtzienden- en Blindenbelang De Federatie Slechtzienden- en Blindenbelang is een overkoepelende organisatie voor mensen met een (dreigende) visuele functiebeperking. Zij is spreekbuis en belangenbehartiger van alle 625.000 slechtzienden en blinden in Nederland. De Federatie richt zich op het realiseren van concrete oplossingen voor slechtziende en blinde mensen in de samenleving. www.sb-belang.nl Bartiméus Sonneheerdt Bartiméus Sonneheerdt ondersteund slechtziende en blinde mensen op het gebied van leven, wonen, leren en werken. Dit strekt zich ook uit tot iedereen die vragen heeft over blind of slechtziend zijn. www.bartimeus.nl Revalidatiefonds Het Revalidatiefonds zet zich in om de positie van mensen met een lichamelijke handicap of chronische ziekte in de samenleving te verbeteren en initieert en financiert projecten op het gebied van revalidatie, preventie, maatschappelijke participatie en zelfredzaamheid. www.revalidatiefonds.nl
Meer weten? Klik hier! 67
Johanna Kinderfonds Zonder gerichte hulp leidt een permanente lichamelijke beperking tot een onherstelbare achterstand. Het Johanna Kinderfonds helpt die achterstand te voorkomen. Het fonds zoekt actief naar oplossingen voor problemen van kinderen en jongeren met een lichamelijke beperking. Daarbij zijn de wensen en behoeften van deze doelgroep het uitgangspunt. www.johannakinderfonds.nl VSB Fonds Het VSBfonds wil bijdragen aan het behoud en de verbetering van een leefbare Nederlandse samenleving, met het oog op een duurzame toekomst. Het VSBfonds doet dit door projecten te steunen die ervoor zorgen dat mensen kunnen deelnemen aan de samenleving en zich kunnen ontplooien. www.vsbfonds.nl SNS Bank www.snsbank.nl
I.IV
Overige informatie
Drempelvrij.nl Waarmerk voor toegankelijke websites. www.drempelvrij.nl Webrichtlijnen van de overheid www.webrichtlijnen.nl Tam Tam internetbedrijf www.tamtam.nl
Meer Weten? Klik Hier! 68
Meer weten? Klik hier! 69
II Over de cijfers in dit onderzoek Dit onderzoek bestaat uit 104 indicatieve scans naar 59 internetsites en 45 studieinformatiesystemen en elektronische leeromgevingen die in gebruik zijn op de openbare instellingen voor hoger onderwijs in Nederland. Hierbij is gekeken in welke mate deze websites en systemen voldoen aan de algemeen geldende toegankelijkheidseisen. Deze richtlijnen zijn gelijk aan de W3C Prioriteit 1 ijkpunten van de Richtlijnen voor de Toegankelijkheid van Web Content (WCAG 1.0). De cijfers zijn gebaseerd op problemen die binnen deze indicatieve scans zijn gevonden. Het is heel goed mogelijk dat niet alle problemen zijn gevonden binnen dit tijdsbestek. Uit het onderzoek is niet met zekerheid op te maken aan welke onderzochte ijkpunten de sites en systemen wél voldoen en welke ijkpunten niet van toepassing zijn.
Meer Weten? Klik Hier! 70
Meer weten? Klik hier! 71
III Resultaten indicatieve scans �����������
������������������������
������������ ������
����������������������������������
�����������������
�������������������������������������� �������������������������������� ���������������� ���������������������������������� ����������������������������������� ��������������������������� ��������������������������������� ���������������������������������� ���������������������������������� ������������������������ ������������������ ������������������������������� ������������������������ ������������������������������� ������������������������� ������������� ������������������� ������������������ ������������������ ���������������������� ������������������ �������������������� ���������������������������������� ��������������������� ����������������� �������������������� ������������������������ ��������������������������������� ������������������������������������������������ ���������������������� ���������������������������������� ����������������������������������� ������������������ ��������������� �������������������� ����������������������������� ����������������������� ���������������������� ������������������������������������ ��������������������������������� ����������������������������� ��������������������������������� ����������������� ���������������� ������������������ �������
�������������������
������������
Meer Weten? Klik Hier! 72
��������������
������������������������
������������ ������
����������������������������������
�����������������
������������������������������ ����������������� ����������������������������� ��������������������������� ����������������������������� ��������������������������������� ������������������� ����������������������� �������������������� ������������������� �������������������� �������������������������� ���������������������������� ����������������������� �������
�������������������
������������
Meer weten? Klik hier! 73
IV Vragenlijst Roosters / Roosterwijzigingen De roosters per periode worden aan de studenten beschikbaar gesteld via: Niet digitaal, maar via: Digitaal beschikbaar via: Wanneer er recente wijzigingen in de roosters plaatsvinden, bijvoorbeeld door ziekte of lokaalwijzigingen, worden deze aan de studenten beschikbaar gesteld via: Niet digitaal, maar via: Digitaal beschikbaar via:
Lesmateriaal Ondersteunend lesmateriaal, zoals presentaties, proeftentamens en dergelijke, worden voornamelijk beschikbaar gesteld via: Niet digitaal (voornamelijk uitgereikt in papiervorm tijdens lessen) Digitaal beschikbaar via persoonlijke website docent Digitaal beschikbaar via zogenaamde Electronische Leeromgeving (Bijvoorbeeld Blackboard, Teletop, N@tschool etc.). Digitaal beschikbaar via:
Tentamenroosters / Inschrijvingen Roosters van tentamens worden aan de studenten beschikbaar gesteld via: Niet digitaal, maar via: Digitaal beschikbaar via:
Meer Weten? Klik Hier! 74
Studenten kunnen zich inschrijven voor tentamens via: Niet digitaal, maar via: Digitaal, via:
Cijferinformatie De persoonlijke cijferlijsten worden aan de student beschikbaar gesteld via: Niet digitaal, maar via: Digitaal, via:
Nieuwsberichten Nieuwsberichten betreffende de opleiding, het cluster, de onderwijsinstelling en dergelijke worden aan de studenten beschikbaar gesteld via: Niet digitaal, maar via: Digitaal, via:
Besloten Omgeving Wanneer een of meerdere van bovenstaande URL’s zich bevinden achter een besloten omgeving, bestaat er een mogelijkheid dat wij (tijdelijk) toegang kunnen krijgen tot deze omgeving? Ja, via een tijdelijke account (hiervoor nemen wij telefonisch contact met u op) Ja, door middel van een bezoek aan onze onderwijsinstelling (hiervoor nemen wij telefonisch contact met u op) Nee, wij stellen onze besloten omgeving liever niet open voor dit onderzoek omdat:
Meer weten? Klik hier! 75
V Minimale toegankelijkheidseisen De volgende 16 ijkpunten vormen samen de eerste Prioriteit van de algemeen geldende to egankelijkheidsrichtlijnen die zijn opgesteld door het World Wide Web Consortium (W3C). Meer informatie over deze richtlijnen, WCAG 1.0 genaamd, is te vinden op www.w3c.org. 1.1 Lever een tekstequivalent voor elk niet-tekstueel element. 2.1 Zorg ervoor dat alle informatie die met behulp van kleur wordt overgebracht ook beschikbaar is zonder kleur, bijvoorbeeld uit de context of opmaak. 4.1 Geef duidelijk veranderingen aan in de natuurlijke taal van de documenttekst en van alle tekstequivalenten. 6.1 Organiseer documenten zo dat ze zonder style sheets gelezen kunnen worden. 6.2 Zorg ervoor dat equivalenten voor dynamische content worden geactualiseerd als de dynamische content verandert. 7.1 Geef het scherm geen gelegenheid tot flikkeren totdat user agents gebruikers in staat stellen om flikkering te sturen. 14.1 Geef de duidelijkste en eenvoudigste taal die zich leent voor de content van een website. 1.2 Lever tekstlinks voor ieder actief gebied van een server-side image map. 9.1 Lever client-side image maps in plaats van server-side image maps, behalve waar gebieden niet gedefinieerd kunnen worden met behulp van een beschikbaar geometrisch model. 5.1 Geef voor tabellen de rij- en kolomkoppen aan.
Meer Weten? Klik Hier! 76
5.2 Gebruik voor datatabellen met twee of meer logische niveaus van rij- of kolomheaders opmaak om data- en headercellen te associëren. 12.1 Geef elk frame een titel, zodat je de identificatie en navigatie van een frame vergemakkelijkt. 6.3 Zorg ervoor dat pagina’s bruikbaar zijn als scripts, applets of andere programmaobjecten niet worden ondersteund. 1.3 Totdat user agents automatisch de tekst van een beeldspoor hardop kunnen voorlezen, moet je een auditieve beschrijving geven van de belangrijke informatie van het beeldspoor van een multimediapresentatie. 1.4 Voor iedere tijdgerelateerde multimediapresentatie, bijvoorbeeld een (animatie)film, kan je equivalente alternatieven synchroniseren met de presentatie (bijvoorbeeld ondertitels of auditieve beschrijvingen van het beeldspoor). 11.4 Als u ondanks alle inspanningen geen toegankelijke pagina kan creëren, lever dan een link naar een alternatieve pagina die W3C technologieën gebruikt, toegankelijk is, equivalente informatie (of functionaliteit) heeft en even vaak wordt geactualiseerd als de ontoegankelijke (oorspronkelijke) pagina.
Meer weten? Klik hier! 77
VI Overige onderzochte criteria De volgende elf criteria zijn gebaseerd op ijkpunten uit de overige Prioriteiten van WCAG 1.0. Deze criteria zijn onderzocht omdat ze, wanneer er aan wordt voldaan, veel voordelen op kunnen leveren voor gebruikers met een functiebeperking. ACC 1 Totdat user agents gebruikers toestaan om het ongewild openen van nieuwe vensters uit te zetten, is het beter om geen pop-ups of andere vensters te laten verschijnen en het actuele venster niet te veranderen zonder de gebruiker daarover te informeren. ACC 2 Creëer geen periodiek zelf verversende pagina’s totdat user agents de mogelijkheid bieden die zelfverversing te stoppen. ACC 3 Geef informatie over de algemene lay-out van een site. ACC 4 Zorg ervoor dat combinaties van voorgrond- en achtergrondkleuren voldoende contrast geven, als ze gezien worden door iemand met kleurenblindheid of als ze op een monochroom beeldscherm te zien zijn. ACC 5 Gebruik een relatieve lettergrootte voor letters. Gebruik liever relatieve eenheden dan absolute eenheden als je in markuptalen waarden toekent aan attributen en eigenschappen in style sheets. ACC 6 Zorg voor een link met behulp waarvan de repeterende links kunnen worden overgeslagen. ACC 7 Gecompliceerde PDF-bestanden (bestaande uit verschillende kolommen, tabellen of grafieken) kunnen door de huidige hulpapparatuur niet goed worden omgezet in leesbare tekst. Deze PDF-bestanden dienen dan ook te worden voorzien van een toegankelijk HTML alternatief.
Meer Weten? Klik Hier! 78
ACC 8 Wanneer op de website gebruik wordt gemaakt van een pull-down menu waarbij de gebruiker een keuze kan maken uit een lijst met onderwerpen, dient te worden gezorgd voor een extra bevestiging alvorens de pagina met het gekozen onderwerp wordt geladen. De navigatie van het pull-down menu met behulp van het toetsenbord levert anders problemen op. ACC 9 Als op een website gebruik wordt gemaakt van frames dient de website bij een lage schermresolutie nog steeds leesbaar te zijn. Wanneer de scroll-optie is uitgeschakeld, kan de situatie zich voordoen dat bepaalde items bij een lage schermresolutie buiten het beeld vallen en daardoor niet kunnen worden gelezen of gebruikt. ACC 10 Toetsenbordtoegankelijkheid: Zijn menuitems, links en formulieren toegankelijk wanneer na het laden van de pagina uitsluitend het toetsenbord gebruikt wordt? ACC 11 Validatie: Bestaat de broncode uit geldige HTML of XHTML?
Meer weten? Klik hier! 79
VII Over Stichting Bartiméus Accessibility Stichting Bartiméus Accessibility is in 2001 opgericht en heeft zich tot doel gesteld om bedrijven en instellingen die op internet zijn vertegenwoordigd of dat willen worden te informeren en te enthousiasmeren om te werken aan toegankelijkheid van ICT voor iedereen, inclusief mensen met een functiebeperking. Accessibility toetst websites, geeft voorlichting voor het opzetten van websites, doet gebruikersonderzoek en organiseert trainingen ten aanzien van webtoegankelijkheid voor beleidsmakers, webbouwers en communicatiespecialisten. In samenwerking met Bartiméus en anderen organiseert de stichting ook trainingen voor gehandicapte internetgebruikers. Accessibility is niet alleen actief in Nederland. Zo is Accessibility onderdeel van het National Center of Excellence (onderdeel van het European Design for all network van de Europese Commissie), betrokken bij activiteiten van NEN ten aanzien van toegankelijkheid en lid van de eAccessibility Expert interim Group van de EU. Verder is de stichting mede oprichter en bestuurder van het toonaangevende EuroAccessibility Consortium organisaties uit 12 Europese landen meewerken aan de harmonisatie van de richtlijnen en de evaluatie van websites (ONCE, RNIB, W3C, France Telecom etc.). Tevens leidt Accessibility een cluster van drie Europese projecten (24 internationale partners) dat zich richt op harmonisatie van evaluatie richtlijnen en is het partner in een project gericht op een Europees Waarmerk voor Toegankelijkheid.
Meer Weten? Klik Hier! 80