Medische procedure en EMI-voorzorgsmaatregelen Voor implanteerbare cardioverter defibrillatoren en defibrillatoren met cardialeresynchronisatietherapie
Handleiding voor medisch personeel 0123
In de onderstaande lijst staan de gedeponeerde of geregistreerde handelsmerken van Medtronic in de Verenigde Staten en mogelijk in andere landen. Alle andere handelsmerken zijn het eigendom van de desbetreffende eigenaar. Medtronic, TUNA
1 Medische procedures en EMI-voorzorgsmaatregelen 1.1 Inleiding Deze handleiding is bedoeld voor artsen en ander medisch personeel die patiënten behandelen na de implantatie van een cardioverter defibrillator (ICD) of een defibrillator met cardialeresynchronisatietherapie (CRT-D). Als u deze handleiding online wilt inzien, downloaden of de nieuwste lijst wilt weergeven van de apparaatmodellen waarop deze handleiding van toepassing is, raadpleegt u de handleidingenbibliotheek van Medtronic (http://manuals.Medtronic.com). Sectie 1.2 van dit document is nuttig voor medisch personeel dat medische procedures uitvoert bij patiënten bij wie een Medtronic-hartapparaatsysteem is geïmplanteerd en die de cardiologen van deze patiënten om advies vragen. Sectie 1.2 bevat waarschuwingen, voorzorgsmaatregelen en richtlijnen betreffende medische therapieën en diagnostische procedures waardoor ernstig letsel bij patiënten kan ontstaan, en die de werking van het geïmplanteerde Medtronic-hartapparaatsysteem kunnen verstoren of die het systeem permanent kunnen beschadigen. Bepaalde veelgebruikte medische procedures die geen risico vormen, worden ook aangegeven. Sectie 1.3 van dit document bevat voorzorgsmaatregelen en andere informatie met betrekking tot elektromagnetische interferentie (EMI) die van belang kan zijn voor patiënten in hun dagelijkse leven. Medisch personeel kan deze informatie met hun patiënten delen en gebruiken als referentie bij afspraken na de implantatie. Als u zich zorgen maakt over ongewone of nieuwe medische procedures of potentiële EMI-scenario’s die niet in deze handleiding worden besproken, kunt u contact opnemen met Medtronic.
1.2 Waarschuwingen, voorzorgsmaatregelen en richtlijnen voor zorgverleners die medische procedures uitvoeren bij patiënten met een hartapparaat Ablatie is een chirurgische techniek waarbij RF-energie of microgolfenergie wordt gebruikt om cellen te vernietigen door middel van warmte. Als ablatie wordt gebruikt bij patiënten bij wie een hartapparaat is geïmplanteerd, kunnen onder andere ventriculaire tachycardieën, oversensing, onbedoelde weefselbeschadiging, beschadiging aan apparaten of defecten bij apparaten optreden. Ablatiesystemen die gebruikmaken van pulsmodulatie verhogen het risico op geïnduceerde ventriculaire tachycardieën. Medtronic-hartapparaten zijn ontworpen met het oog op blootstelling aan ablatie-energie. Beperk de risico’s tot een minimum door het volgende te doen: ● Houd tijdelijke stimulatie- en defibrillatie-apparatuur beschikbaar. ● Vermijd direct contact tussen de ablatiekatheter en het geïmplanteerde systeem. ● Plaats de retourelektrodepatch zo dat het elektrische stroomcircuit niet over of dicht bij het apparaat en het geleidingsdraadsysteem passeert. ● Bewaak de patiënt tijdens de ablatie altijd met behulp van minimaal twee verschillende methoden, bijvoorbeeld arteriële drukmeting, ECG, handmatige bewaking van de polsslag van de patiënt of bewaking met een andere methode, zoals oor- of vingerpulsoxymetrie of Doppler-pulsdetectie. Om oversensing te voorkomen of de effecten ervan te beperken, kunt u de volgende voorzorgsmaatregelen overwegen: ● Onderbreek tachycardiedetectie met behulp van een magneet of programmeerapparaat. Als een programmeerapparaat wordt gebruikt en de ablatie een apparaatreset veroorzaakt, wordt de detectie door het hartapparaat hervat. Na de ablatieprocedure verwijdert u de magneet of herstelt u de apparaatparameters. ● Als dit van toepassing is voor de patiënt, kunt u het apparaat programmeren op een asynchrone stimulatiemodus (bijvoorbeeld DOO). Herstel na de ablatieprocedure de apparaatparameters. Capsule-endoscopie, pH-capsuleprocedures – Capsule-endoscopie is een procedure waarbij de patiënt een capsule met een kleine camera doorslikt, zodat foto’s van het spijsverteringskanaal kunnen worden gemaakt. Capsule-endoscopie en pH-capsuleprocedures geven normaal geen risico’s op elektromagnetische storingen. 3
Tandheelkundige procedures – Tandheelkundige apparatuur zoals ultrasone scalers, boren en pulpatesters, geeft normaal geen risico’s op elektromagnetische storingen. Houd tussen hartapparaten en magneten, zoals die bijvoorbeeld worden gebruikt in de hoofdsteunen van tandartsstoelen, een afstand van minimaal 15 cm aan. Diagnostische radiologie (CT-scans, fluoroscopie, mammogrammen, röntgenstraling) – Diagnostische radiologie heeft betrekking op de volgende medische procedures: ● Gecomputeriseerde axiale tomografie (CT- of CAT-scan) ● Fluoroscopie (een röntgenprocedure waarmee een videobeeld van de interne organen in beweging kan worden gemaakt) ● Mammogrammen ● Röntgenstraling (radiografie, bijvoorbeeld van de borstkas) Normaal is de cumulatieve dosis die wordt ontvangen bij diagnostische radiologie, niet voldoende om het apparaat te beschadigen. Als het apparaat niet rechtstreeks aan de stralingsbundel wordt blootgesteld, is er geen risico op storingen bij de apparaatwerking. Als het apparaat zich echter rechtstreeks in een CT-scanbundel bevindt, moet u de voorzorgsmaatregelen opvolgen in de sectie “CT-scan” hieronder. Vergelijkbare storingen kunnen worden waargenomen bij bepaalde vormen van fluoroscopie waarbij krachtige stralingsbundels gebruikt worden. CT-scan – Een CT-scan is een gecomputeriseerd proces waarbij tweedimensionale röntgenfoto’s worden gebruikt om een driedimensionaal röntgenbeeld samen te stellen. Als het apparaat zich niet direct in de stralingsbundel van de CT-scan bevindt, heeft dit geen nadelige gevolgen voor het apparaat. Als het apparaat zich wel direct in de stralingsbundel van de CT-scan bevindt, kan er oversensing optreden gedurende de tijd dat het apparaat zich in de stralingsbundel bevindt. Als het apparaat zich meer dan 4 s in de straal zal bevinden, kunt u de volgende voorzorgsmaatregelen overwegen om oversensing te voorkomen of de effecten ervan te beperken: ● Onderbreek tachycardiedetectie met behulp van een magneet of programmeerapparaat. Als de CT-scan is voltooid, verwijdert u de magneet of herstelt u de apparaatparameters. ● Als dit van toepassing is voor de patiënt, kunt u het apparaat programmeren op een asynchrone stimulatiemodus (bijvoorbeeld DOO). Herstel de apparaatparameters als de CT-scan beëindigd is. Diagnostische echografie – Diagnostische echografie is een beeldvormingstechniek die gebruikt wordt voor de visualisatie van spieren en interne organen, hun grootte, structuren en beweging, en eventuele pathologische laesies. Deze methode wordt ook gebruikt voor foetale bewaking en voor de detectie en meting van de bloedstroom. Diagnostische echografie, zoals gebruikt voor echocardiogrammen, geeft geen risico’s op elektromagnetische interferentie. Zie “Diathermiebehandeling (inclusief therapeutische echografie)” voor informatie over de voorzorgsmaatregelen bij therapeutische echografie. Diathermiebehandeling (inclusief therapeutische echografie) – Diathermie is een behandeling waarbij lichaamsweefsels therapeutisch worden verwarmd. Bij diathermiebehandelingen wordt gebruikgemaakt van hoogfrequente, kortegolf, microgolf en therapeutische echografie. Behalve therapeutische echografie, mogen er geen diathermiebehandelingen plaatsvinden bij patiënten met een hartapparaat. Diathermiebehandelingen kunnen ernstig letsel of schade aan het geïmplanteerde apparaat en de geleidingsdraden veroorzaken. Therapeutische echografie is het gebruik van echografie met hogere energie dan diagnostische echografie om het lichaam te verwarmen of te agiteren. Therapeutische echografie is acceptabel als bij de behandeling een afstand van minimaal 15 cm wordt aangehouden tussen de applicator en het geïmplanteerde apparaat en de geleidingsdraden. Elektrolyse – Elektrolyse is het permanent verwijderen van haren door middel van een onder stroom staande naald (wisselstroom of gelijkstroom) die in het haarzakje wordt ingebracht. Bij elektrolyse wordt een elektrische stroom in het lichaam opgewekt, waardoor oversensing kan worden veroorzaakt. Evalueer de mogelijke risico’s van oversensing voor de medische toestand van de patiënt. Om oversensing te voorkomen of de effecten ervan te beperken, kunt u de volgende voorzorgsmaatregelen overwegen: ● Onderbreek tachycardiedetectie met behulp van een magneet of programmeerapparaat. Als de elektrolyse voltooid is, verwijdert u de magneet of herstelt u de apparaatparameters. ● Als dit van toepassing is voor de patiënt, kunt u het apparaat programmeren op een asynchrone stimulatiemodus (bijvoorbeeld DOO). Herstel de apparaatparameters als de elektrolyse beëindigd is. 4
Elektrochirurgie – Elektrochirurgie (inclusief elektrocauterisatie, elektrochirurgische cauterisatie en Advanced Energy chirurgische incisietechnologie van Medtronic) is een proces waarbij een elektrische sonde wordt gebruikt om bloedingen onder controle te brengen, in weefsel te snijden of ongewenst weefsel te verwijderen. Als elektrochirurgie wordt gebruikt bij patiënten bij wie een hartapparaat is geïmplanteerd, kunnen onder andere oversensing, onbedoelde weefselbeschadiging, tachycardieën, beschadiging aan apparaat of defecten bij apparaat optreden. Neem de volgende voorzorgsmaatregelen als elektrochirurgie onvermijdelijk is: ● Houd tijdelijke stimulatie- en defibrillatie-apparatuur beschikbaar. ● Gebruik zo mogelijk een bipolair elektrochirurgiesysteem of Advanced Energy chirurgische incisietechnologie van Medtronic. Als unipolaire elektrochirurgie wordt toegepast, moet de retourelektrodepatch zo worden geplaatst dat de elektrische stroom niet over of binnen een afstand van 15 cm van het apparaat en de geleidingsdraden loopt. ● Pas unipolaire elektrochirurgie niet toe binnen een afstand van 15 cm van het apparaat en de geleidingsdraden. ● Gebruik korte, onderbroken en onregelmatige Bursts op het laagst mogelijke klinisch aanvaardbare energieniveau. ● De patiënt moet altijd worden bewaakt tijdens elektrochirurgie. Als de ECG-curve onduidelijk is door interferentie, kunt u de patiënt op een andere manier bewaken, bijvoorbeeld via handmatige bewaking van de polsslag van de patiënt, oor- of vingerpulsoxymetrie, Doppler-pulsdetectie of arteriële drukmeting. Om oversensing te voorkomen of de effecten ervan te beperken, kunt u de volgende voorzorgsmaatregelen overwegen: ● Onderbreek tachycardiedetectie met behulp van een magneet of programmeerapparaat. Als een programmeerapparaat wordt gebruikt en de elektrochirurgie een apparaatreset veroorzaakt, wordt de detectie door het hartapparaat hervat. Als de elektrochirurgie voltooid is, verwijdert u de magneet of herstelt u de apparaatparameters. ● Als dit van toepassing is voor de patiënt, kunt u het apparaat programmeren op een asynchrone stimulatiemodus (bijvoorbeeld DOO). Herstel de apparaatparameters als de elektrochirurgie beëindigd is. Externe defibrillatie en cardioversie – Externe defibrillatie en cardioversie zijn therapieën waarbij een elektrische schok aan het hart wordt afgegeven om een abnormaal hartritme om te zetten in een normaal ritme. Hartapparaten van Medtronic zijn ontworpen met het oog op blootstelling aan externe defibrillatie en cardioversie. Externe schokken beschadigen het geïmplanteerde apparaat maar zelden, maar de kans op beschadiging wordt groter bij hogere energieniveaus. Bij gebruikmaking van deze procedures kunnen de stimulatiedrempels ook tijdelijk of blijvend worden verhoogd of kan tijdelijke of blijvende schade aan het myocard ontstaan. Neem de volgende voorzorgsmaatregelen als externe defibrillatie of cardioversie noodzakelijk is: ● Gebruik de laagst mogelijke, klinisch aanvaardbare energie. ● Plaats de defibrillatiepatches of -peddels minimaal 15 cm van het apparaat vandaan. ● Plaats de defibrillatiepatches of -peddels loodrecht op het apparaat en het geleidingsdraadsysteem. ● Als een externe defibrillatie of cardioversie is afgegeven binnen 15 cm van het apparaat, gebruikt u een programmeerapparaat van Medtronic om het apparaat en de geleidingsdraden te evalueren. Hyperbare therapie (inclusief hyperbare zuurstoftherapie, HBOT) – Hyperbare therapie is het medische gebruik van lucht of 100% zuurstof bij een druk die hoger is dan de atmosferische druk. Hyperbare therapieën waarbij de druk hoger is dan 4,0 atmosfeer, ongeveer 30 m zeewater, kunnen de functie van het apparaat beïnvloeden of het apparaat beschadigen. Om de risico’s te vermijden of te beperken mogen geïmplanteerde apparaten niet worden blootgesteld aan een druk van meer dan 4,0 atmosfeer. Lithotripsie – Lithotripsie is een medische procedure waarbij mechanische schokgolven worden gebruikt om nier- of galstenen te verbrijzelen. Lithotripsie kan het geïmplanteerde apparaat permanent beschadigen als het apparaat zich in het brandpunt van de lithotripsiebundel bevindt. Als lithotripsie noodzakelijk is, moet het brandpunt van de lithotripsiebundel ten minste 2,5 cm van het apparaat verwijderd blijven. Om oversensing te voorkomen of de effecten ervan te beperken, kunt u de volgende voorzorgsmaatregelen overwegen: ● Onderbreek tachycardiedetectie met behulp van een magneet of programmeerapparaat. Als de lithotripsiebehandeling voltooid is, verwijdert u de magneet of herstelt u de apparaatparameters.
5
●
Als dit van toepassing is voor de patiënt, kunt u het apparaat programmeren op een asynchrone stimulatiemodus (bijvoorbeeld DOO). Herstel de apparaatparameters als de lithotripsiebehandeling beëindigd is.
Magnetic resonance imaging (MRI) – MRI is een soort medische scan waarbij gebruikgemaakt wordt van magnetische velden om een beeld te creëren van het binnenste van het lichaam. MRI-scans zijn gecontra-indiceerd voor de apparaten waarop deze handleiding betrekking heeft. MRI-scans kunnen ernstig letsel of schade aan het geïmplanteerde apparaat veroorzaken. Radiotherapie – Radiotherapie is een kankerbehandeling waarbij de celgroei onder controle wordt gebracht door middel van straling. Wanneer radiotherapie wordt uitgevoerd, moet u voorzorgsmaatregelen nemen om oversensing, schade aan het apparaat en apparaatfouten te voorkomen. Dit wordt beschreven in de volgende secties: ● Oversensing – Als de patiënt radiotherapie ondergaat en het gemiddelde dosistempo bij het apparaat is meer dan 1 cGy/min, kan het apparaat tijdens de procedure onterecht directe of verstrooide straling waarnemen als hartactiviteit. Om oversensing te voorkomen of de effecten ervan te beperken, kunt u de volgende voorzorgsmaatregelen overwegen: – Onderbreek tachycardiedetectie met behulp van een magneet of programmeerapparaat. Als de radiotherapiebehandeling voltooid is, verwijdert u de magneet of herstelt u de apparaatparameters. – Als dit van toepassing is voor de patiënt, kunt u het apparaat programmeren op een asynchrone stimulatiemodus (bijvoorbeeld DOO). Herstel de apparaatparameters als de radiotherapiebehandeling beëindigd is. ● Beschadiging van het apparaat – Als het apparaat wordt blootgesteld aan hoge doses directe of verstrooide straling (afkomstig uit wat voor bron dan ook) waarbij een cumulatieve dosis van meer dan 500 cGy optreedt, kan het apparaat worden beschadigd. De schade is mogelijk niet direct zichtbaar. Als een patiënt stralingstherapie uit welke bron dan ook nodig heeft, mag het apparaat niet worden blootgesteld aan een cumulatieve dosis van meer dan 500 cGy. Gebruik een geschikte afscherming of andere maatregelen om de blootstelling van het apparaat aan de straling te beperken. Houd voor de berekening van de cumulatieve dosis bij patiënten die vaker stralingstherapie ondergaan, rekening met eerdere bestralingen. Opmerking: Normaal is de cumulatieve dosis die wordt ontvangen bij diagnostische radiologie, niet voldoende om het apparaat te beschadigen. Zie “Diagnostische radiologie” voor informatie over de voorzorgsmaatregelen. ● Apparaatfouten – Als het apparaat wordt blootgesteld aan verstrooide neutronen, kan er een elektrische apparaatreset optreden. Ook kunnen er fouten optreden bij de functionaliteit van het apparaat of kunnen de diagnostische gegevens fouten bevatten of verloren gaan. Om het risico op een elektrische reset van het apparaat als gevolg van blootstelling aan neutronen te helpen beperken, moet de energie van de fotonenstraal bij de radiotherapiebehandeling 10 MV of minder zijn. Een conventionele röntgenstalingsafscherming tijdens radiotherapie beschermt het apparaat niet tegen de effecten van de neutronen. Als de energie van de fotonenstraal groter is dan 10 MV, raadt Medtronic u aan het apparaat direct na de radiotherapie uit te lezen. Als er een elektrische reset optreedt, moeten de apparaatparameters opnieuw worden geprogrammeerd. Bij behandelingen met elektronenstraling waarbij geen neutronen vrijkomen, kan geen elektrische apparaatreset worden veroorzaakt. Stereotaxie – Stereotaxie is een navigatiemethode voor katheters, waarmee artsen kathetergebaseerde diagnostische en therapeutische apparaten door het lichaam kunnen sturen door middel van magnetische navigatie. Tijdens een stereotaxieprocedure kan het magnetische veld de magneetdetectiesensor in het geïmplanteerde apparaat activeren, zodat de tachycardiedetectie wordt onderbroken. Na de procedure wordt de normale geprogrammeerde werking hervat. TENS (transcutane elektrische zenuwstimulatie) – TENS (inclusief neuromusculaire elektrische stimulatie [NMES]) is een pijnbestrijdingsmethode waarbij elektrische impulsen door de huid worden gestuurd om zenuwen te stimuleren. Vanwege het risico op oversensing, onjuiste therapieafgifte of inhibitie van de stimulatie wordt afgeraden patiënten met een geïmplanteerd hartapparaat thuis een TENS-apparaat te laten gebruiken. Als een TENS-apparaat medisch noodzakelijk is, kunt u contact opnemen met Medtronic voor meer informatie. Transurethrale naaldablatie (TUNA-therapie van Medtronic) – Transurethrale naaldablatie is een chirurgische procedure voor de behandeling van goedaardige prostaatvergroting (BPH) waarbij heel nauwkeurig 6
gefocuste geleide radiofrequente energie wordt gebruikt voor de ablatie van prostaatweefsel. Patiënten met een geïmplanteerd hartapparaat kunnen onder bepaalde voorwaarden procedures met het TUNA-systeem van Medtronic ondergaan. Om te voorkomen dat de werking van het hartapparaat wordt beïnvloed tijdens de TUNA-procedure, plaatst u de retourelektrode op de onderrug of de onderste ledematen, minimaal 15 cm verwijderd van het geïmplanteerde apparaat en de geleidingsdraden.
1.3 Waarschuwingen, voorzorgsmaatregelen en richtlijnen met betrekking tot EMI (elektromagnetische interferentie) bij patiënten met een hartapparaat Veel patiënten bij wie een hartapparaat is geïmplanteerd, hervatten hun normale dagelijkse activiteiten nadat ze volledig van de operatie zijn hersteld. Er kunnen echter bepaalde situaties zijn die deze patiënten moeten vermijden. Aangezien een hartapparaat is ontworpen om de elektrische activiteit van het hart waar te nemen, kunnen sterke elektromagnetische velden buiten het lichaam worden waargenomen, waarna een therapie kan worden afgegeven die niet nodig is of een noodzakelijke therapie kan worden tegengehouden. De volgende secties bevatten belangrijke informatie over elektrische apparatuur en omgevingen die storingen bij geïmplanteerde hartapparatuur kunnen veroorzaken. U kunt deze informatie delen met uw patiënten. Als u vragen heeft over EMI of zich zorgen maakt over bepaalde zaken, kunt u contact opnemen met Medtronic. Algemene EMI-richtlijnen voor patiënten – Patiënten dienen zich aan de volgende algemene richtlijnen met betrekking tot EMI te houden: ● Verboden ruimte/gebied – Als u een ruimte wilt binnengaan waarbij wordt aangegeven dat deze niet toegankelijk is voor personen met een geïmplanteerd hartapparaat, bijvoorbeeld een pacemaker of ICD, moet u eerst uw arts raadplegen. ● Symptomen van EMI – Als u duizelig wordt, last heeft van een snelle of onregelmatige hartslag of een schok krijgt terwijl u een elektrisch apparaat hanteert, laat u alles los en verwijdert u zich van het desbetreffende voorwerp. De normale werking van het hartapparaat moet dan direct worden hervat. Als het apparaat een therapeutische schok afgeeft of als uw symptomen niet beter worden wanneer u zich van het desbetreffende voorwerp verwijdert, moet u uw arts raadplegen. ● Correcte aarding van elektrische apparaten – Om storingen te vermijden door elektrische stromen die weglekken uit onvoldoende geaarde elektrische apparaten en daarbij door het lichaam lopen, moet u de volgende voorzorgsmaatregelen treffen: – Zorg dat alle elektrische apparaten correct bedraad en geaard zijn. – Zorg dat netsnoeren van zwembaden en hottubs correct geïnstalleerd en geaard zijn, en dat de regelgeving voor elektrische installaties hierbij is gevolgd. Apparaten met draadloze communicatie – Apparaten met draadloze communicatie zijn onder andere zenders die hartapparaten kunnen storen. Als u apparaten met draadloze communicatie gebruikt, moet u tussen deze apparaten en uw hartapparaat een afstand van minimaal 15 cm aanhouden. Voorbeelden van zulke apparaten zijn: ● Mobiele en draagbare draadloze telefoons, tweewegpiepers, PDA’s (personal digital assistants), smartphones en mobiele e-mailapparaten ● Draadloze apparaten zoals laptops, notebooks en tabletcomputers, netwerkrouters, MP3-spelers, e-readers, gameconsoles, tv-toestellen, dvd-spelers en headsets ● Draadloze autosleutels en autostarters Het gebruik van draadloze telefoons – Hartapparaten zijn getest met allerlei soorten draadlozetelefoontechnologieën, om er zeker van te zijn dat ze correct werken als een draadloze telefoon wordt gebruikt. Zorg ervoor dat er tussen het hartapparaat en de antenne van een draadloze telefoon een afstand van minimaal 15 cm wordt aangehouden (bijvoorbeeld door de telefoon bij het oor te houden dat het verst verwijderd is van het hartapparaat. Draag de telefoon niet in een zak die zich voor het apparaat bevindt, of een schoudertas in de buurt van het apparaat. Huishoudelijke en hobbyapparatuur die motoren of magneten bevatten, en andere apparatuur die EMI kan veroorzaken – Huishoudelijke en hobbyapparatuur met motoren of magneten die elektromagnetische
7
velden produceren, kunnen hartapparaten storen. Houd een afstand van ten minste 15 cm aan tussen het hartapparaat en de volgende apparaten: ● Draagbare keukenapparatuur zoals elektrische mixers ● Naai- en lockmachines ● Apparaten voor persoonlijke verzorging met een netsnoer zoals haardrogers, elektrische scheerapparaten, elektrische of ultrasone tandenborstels (oplader) of rugmassage-apparaten ● Voorwerpen die magneten bevatten, zoals stereoluidsprekers, magnetische staven die worden gebruikt bij het bingospel of om metalen deeltjes uit motoren te halen, magnetische armbanden, magnetische klemmen of magnetische stoelkussens ● Afstandsbediening van radiogestuurd speelgoed ● Tweeweg walkietalkies (minder dan 3 W) In de volgende secties worden enkele huishoudelijke en hobbyapparaten beschreven waarbij speciale voorzorgen nodig zijn: ● Magnetische onderdekens of kussens – Voorwerpen met magneten kunnen de normale werking van een hartapparaat verstoren als de afstand tot het hartapparaat minder dan 15 cm is. Het is aan te raden geen magnetische onderdekens of kussens te gebruiken, omdat het bij gebruik hiervan lastig is voldoende afstand tot het hartapparaat te houden. ● Inductiekookplaten – Een inductiekookplaat gebruikt een wisselend magnetisch veld om warmte te produceren. Houd ten minste 60 cm afstand tussen het hartapparaat en de warmtezone van de inductiekookplaat als deze in gebruik is. ● Personenweegschaal met elektronische vetmeting – Het is voor patiënten met een geïmplanteerd hartapparaat niet aan te raden gebruik te maken van dergelijke personenweegschalen, omdat deze een elektrische stroom door het lichaam sturen die de werking van het apparaat kan verstoren. ● Noodstroomvoorziening (UPS) tot 200 A – Houd een afstand van ten minste 30 cm aan tussen het hartapparaat en een noodstroomvoorziening. Als de noodstroomvoorziening werkt met een accu, moet u afstand van ten minste 45 cm met het hartapparaat aanhouden. ● Elektronische dierenafrasteringen en onzichtbare afrasteringen – Houd een afstand van minimaal 30 cm aan tussen het hartapparaat en de begraven draad en de binnenhuisantenne van elektronische dierenafrasteringen en onzichtbare afrasteringen. ● Keramiekoven – Houd een afstand van ten minste 60 cm aan tussen het hartapparaat en een keramiekoven. ● Draagbare metaaldetectoren – Houd een afstand van ten minste 60 cm aan tussen het hartapparaat en het detectoruiteinde. ● Bootmotoren – Houd een afstand van ten minste 30 cm aan tussen het hartapparaat en een bootmotor (elektrische of brandstofmotor). ● Draagbare elektrische generatoren van maximaal 20 kW – Houd een afstand van ten minste 30 cm aan tussen het hartapparaat en draagbare elektrische generatoren. Elektrisch gereedschap – Het meeste elektrische gereedschap dat thuis wordt gebruikt, zal niet van invloed zijn op hartapparaten. Houd u aan de volgende richtlijnen: ● Zorg dat alle apparaten correct functioneren, om het risico op elektrische schokken te beperken. ● Zorg dat gereedschap dat op netstroom worden aangesloten, correct geaard (of dubbel geïsoleerd) is. Het is aan te raden gebruik te maken van een aardonderbreker. Dit goedkope apparaatje voorkomt een langdurige elektrische schok. Bepaald elektrisch gereedschap dat thuis worden gebruikt, kan mogelijk van invloed zijn op een hartapparaat. Houd u aan de volgende richtlijnen om de kans op storingen te beperken: ● Elektrisch tuingereedschap en draagbaar gereedschap (draadloos en met snoer) – Houd een afstand van ten minste 15 cm aan tussen het hartapparaat en dergelijk gereedschap. ● Soldeerpistolen en demagnetiseerders – Houd een afstand van ten minste 30 cm aan tussen het hartapparaat en dit gereedschap. ● Gereedschap (ook voor de tuin) dat op benzine werkt – Houd een afstand van ten minste 30 cm aan tussen het hartapparaat en onderdelen van het ontstekingssysteem. Zet de motor uit voordat u aanpassingen uitvoert.
8
●
Reparatie van automotoren – Zet de motor uit voordat u aanpassingen uitvoert. Als de motor loopt, moet u een afstand van ten minste 30 cm aanhouden tussen het hartapparaat en de onderdelen van het ontstekingssysteem.
Industriële apparatuur – Nadat u hersteld bent van de implantatie, zult u waarschijnlijk gewoon in staat zijn terug te gaan naar uw werk, school of uw dagelijkse routine. Als u echter gebruik zult maken van of in de aanwezigheid zult zijn van hoogspanningsapparatuur, krachtige elektriciteitsbronnen, magnetische velden of andere EMI-bronnen die de werking van het apparaat kunnen beïnvloeden, moet u uw arts raadplegen. Mogelijk zult u niet kunnen werken met of in de buurt van de volgende soorten industriële apparaten: ● Elektrische ovens die worden gebruikt voor de fabricage van staal ● Inductieverwarmingsapparatuur en inductieovens ● Industriële magneten of andere grote magneten, zoals die bijvoorbeeld worden gebruikt bij oppervlakteslijpmachines en elektromagnetische hijskranen ● Diëlektrische verwarmingsapparaten die bij de fabricage van meubilair worden gebruikt om plastic en droge lijm te verhitten ● Apparatuur voor elektrisch booglassen en weerstandslassen ● Zendantennes van AM-, FM-, kortegolfradio- en tv-stations ● Microgolfzenders. Het is onwaarschijnlijk dat magnetronovens van invloed zullen zijn op cardiale apparaten. ● Energiecentrales, grote generatoren en elektriciteitsleidingen. Het is onwaarschijnlijk dat laagspanningsverdeelleidingen voor huizen en bedrijven van invloed zullen zijn op cardiale apparaten. Radiozenders – Het bepalen van een veilige afstand tussen de antenne van een radiozender en de hartmonitor is van vele factoren afhankelijk, waaronder de sterkte van de zender, de frequentie en het type antenne. Als het een krachtige zender is of als het onmogelijk is de antenne weg te richten van het hartapparaat, moet u mogelijk op grotere afstand van de antenne blijven. Raadpleeg de volgende richtlijnen voor informatie over de verschillende typen radiozenders: ● Tweeweg radiozender (minder dan 3 W) – Houd een afstand van ten minste 15 cm aan tussen het hartapparaat en de antenne. ● Draagbare zender (3 tot 15 W) – Houd een afstand van ten minste 30 cm aan tussen het hartapparaat en de antenne. ● Commerciële zenders en regeringszenders die op voertuigen zijn gemonteerd (15 tot 30 W) – Houd een afstand van ten minste 60 cm aan tussen het hartapparaat en de antenne. ● Andere zenders (125 tot 250 W) – Houd een afstand van ten minste 2,75 m aan tussen het hartapparaat en de antenne. Als het gaat om zenders met een vermogen van meer dan 250 W, neem dan contact op met Medtronic voor meer informatie. Beveiligingssystemen – Als u een beveiligingssysteem passeert, moet u de volgende voorzorgen in acht nemen: ● Elektronische antidiefstalsystemen, zoals die worden gebruikt in winkels of bibliotheken, en toegangscontrolesystemen die gebruikmaken van poorten of lezers met radiofrequente identificatieapparatuur – Normaal gesproken storen deze systemen een hartapparaat niet, maar blijf uit voorzorg niet in de buurt van dergelijke systemen en leun er niet tegenaan. Loop er in een normaal tempo doorheen. Als u in de buurt van een elektronisch antidiefstalsysteem of toegangscontrolesysteem bent en last krijgt van problemen, moet u zo snel mogelijk weggaan bij het desbetreffende systeem. Als u weg bij het systeem bent gegaan, wordt de normale werking van het hartapparaat hervat. ● Veiligheidssystemen in luchthavens, rechtbanken en gevangenissen – Gezien de korte duur van deze veiligheidscontroles is het onwaarschijnlijk dat metaaldetectors (detectiepoortjes en draagbare detectiestaven) en full-bodyscanners (millimetergolfscanners of 3D-scanners) in luchthavens, rechtbanken en gevangenissen een hartapparaat zullen storen. Als u een dergelijk beveiligingssysteem passeert, moet u de volgende voorzorgen in acht nemen: – Zorg dat u altijd de ID-kaart van het hartapparaat bij de hand heeft. Als een hartapparaat een metaaldetector of beveiligingssysteem activeert, kunt u de beveiligingsbeambte uw ID-kaart laten zien. – U kunt het risico op tijdelijke storing van uw hartapparaat, terwijl u de beveiligingscontrole passeert, minimaliseren door geen metalen oppervlakken om de beveiligingsapparatuur aan te raken. 9
– Stop of treuzel niet in een detectiepoort, maar loop met normale snelheid door de poort. – Als de beveiligingsbeambte een draagbare detectiestaaf gebruikt, kunt u hem of haar vragen deze niet boven uw hartapparaat te houden of erboven heen en weer te zwaaien. – Als u zich zorgen maakt over beveiligingsmethoden, kunt u de beveiligingsbeambte de ID-kaart van uw hartapparaat laten zien en vragen om een alternatieve controle. Volg dan de aanwijzingen van de beveiligingsbeambte.
10
Medtronic, Inc. 710 Medtronic Parkway Minneapolis, MN 55432 Verenigde Staten www.medtronic.com +1 763 514 4000 Geautoriseerd vertegenwoordiger in de Europese Gemeenschap Medtronic B.V. Earl Bakkenstraat 10 6422 PJ Heerlen Nederland +31 45 566 8000 Europa/Midden-Oosten/Afrika Medtronic International Trading Sàrl Route du Molliau 31 Case Postale 84 CH-1131 Tolochenaz Zwitserland +41 21 802 7000
© Medtronic, Inc. 2014 M955782A006A 2014-02-06
*M955782A006*
Australië Medtronic Australasia Pty Ltd 97 Waterloo Road North Ryde, NSW 2113 Australië Canada Medtronic of Canada Ltd 99 Hereford Street Brampton, Ontario L6Y 0R3 Canada +1 905 460 3800 Technische handleidingen www.medtronic.com/manuals