Interventie
M@ZL: Medische Advisering Ziek gemelde Leerling
Samenvatting Doel Het doel van M@ZL (Medische Advisering Ziek gemelde Leerling) is het terugdringen van ziekteverzuim en voortijdig schoolverlaten op het Voorbereidend Middelbaar Beroepsonderwijs (VMBO). Doelgroep Tot de doelgroep behoort de leerling (en zijn/haar ouders) van klas 1 tot en met 4 van het VMBO, die voldoet aan één van de aanmeldcriteria voor M@ZL: ziekteverzuim van meer dan 6 aaneengesloten schooldagen of meer dan 16 (min of meer losse) uren gedurende de 4 laatste weken. Aanpak M@ZL is een gestructureerde aanpak van signaleren, bereiken, adviseren en begeleiden van de ziek gemelde leerling, waarbij de school, de afdeling jeugdgezondheidszorg (JGZ) van de Gemeentelijke Gezondheidsdienst (GGD) en de afdeling leerplichtzaken (LPZ) van de gemeente intensief samenwerken. De school signaleert, de jeugdarts adviseert, de leerplichtambtenaar handhaaft. Er wordt een convenant gesloten tussen de drie partijen waarin de onderlinge afspraken en verplichtingen staan beschreven. De school neemt het ziekteverzuimbeleid volgens M@ZL op in het schoolreglement. In dit reglement wordt het bezoek aan de jeugdarts door de school verplicht gesteld. Aan de hand van vaste criteria voor ziekteverzuim wordt de leerling door de school aangemeld bij de jeugdarts. De jeugdarts roept de leerling met zijn/haar ouders op voor een consult. De jeugdarts bepaalt op basis daarvan of de leerling al dan niet (volledig) kan deelnemen aan het lesprogramma. Ook stelt deze, indien nodig, een re-integratieplan op. Dit wordt als advies teruggekoppeld aan de school. Als de ouders en leerling niet verschijnen op het consult of niet willen meewerken, adviseert de jeugdarts de school om de leerplichtambtenaar in te schakelen. Ook bij aanhoudend ziekteverzuim, niet in overeenstemming met het advies van de jeugdarts, meldt de school de leerling aan bij de leerplichtambtenaar. De leerplichtambtenaar heeft vervolgens een gesprek met de leerling en onderneemt daarop (indien nodig sanctionerende) actie. Indien de leerling niet wil meewerken kan de leerplichtambtenaar een advies vragen bij een onafhankelijk medisch adviseur van de GGD 'de zorgrelatie voorbij'. Hierdoor is de zorgrelatie van de jeugdarts met de leerling geborgd. Materiaal Op de website van de GGD West-Brabant ( www.ggdwestbrabant.nl ) is informatie te vinden over deze methodiek: een korte beschrijving van de methodiek, een samenvatting van de belangrijkste evaluatieresultaten, informatie over de fasering van implementatie en een contactpersoon. Bij deze contactpersoon is het evaluatierapport op te vragen, evenals de werk-instructie en procesbeschrijving van M@ZL (inclusief productenkaart van de GGD, projectplan implementatie, informatiefolders, schoolgidsartikel, handleiding met bijbehorende correspondentiebrieven, voorbeeldconvenant, flowschema), een PowerPoint presentatie en een workshopaanbod. Onderzoek effectiviteit Er zijn geen (inter)nationale studies voorhanden naar het effect van ziekteverzuimbegeleiding van leerlingen
door de jeugdgezondheidszorg. In West-Brabant is onderzoek gedaan naar processen en uitkomsten van de interventie. De conclusies uit dit onderzoek zijn: l l l l l l
M@ZL bereikt de groep leerlingen met structureel ziekteverzuim. Ziekteverzuim blijkt een belangrijk signaal van psychosociale proble-matiek. Er is een afname van het ziekteverzuim na invoering van M@ZL. M@ZL draagt bij aan het voorkomen van voortijdig schoolverlaten. De methodiek blijkt overdraagbaar en implementeerbaar. Door de positionering van de drie partijen volgens M@ZL en de mogelijkheid voor de leerplichtambtenaar om een onafhankelijk sociaal medisch advies aan te vragen is de zorgrelatie van de 'eigen' jeugdarts van de school geborgd.
Ontwikkeld door GGD West Brabant Doornboslaan 225-227 4816 CZ Breda E-mail: Telefoon: 076-52 82 000 Contactpersoon: Yvonne Vanneste E-mail:
[email protected] Erkenning Erkend door Deelcommissie jeugdgezondheidszorg, preventie en gezondheidsbevordering d.d 09-11-2010 Oordeel: Goed onderbouwd Toelichting: De commissie vindt M@ZL voldoende onderbouwd, systematisch ontwikkeld en met een duidelijke lijn en visie. De referentie naar dit document is: Yvonne Vanneste (September 2010). Databank effectieve jeugdinterventies: beschrijving 'M@ZL: Medische Advisering Ziek gemelde Leerling'.Utrecht: Nederlands Jeugdinstituut. Gedownload van www.nji.nl/jeugdinterventies
1. Toelichting naam van de interventie M@ZL: Medische Advisering van de Ziek gemelde Leerling.De naam is zelf verzonnen, met een knipoog naar de digitalisering van onze samenwerking.
2. Risico en/of probleem waar de interventie zich op richt Het probleem voortijdig schoolverlaten (VSV) Sinds de jaren '90 wordt voortijdig schoolverlaten (VSV), zowel nationaal als internationaal, gezien als een groot maatschappelijk probleem dat veel geld kost (Jaarrapport Integratie 2008; Rapportage jeugd 1997; Jaarrapport landelijke jeugdmonitor 2009; Russel 2001; Thurlow 2004; Steeg 2006). Het terugdringen van VSV heeft hoge prioriteit op de politieke agenda. De hoge kosten zijn het gevolg van uitkeringen vanwege ziekte, arbeidsongeschiktheid of werkeloosheid, gezondheidsproblemen en criminaliteit (Russel 2001; Jaarrapport landelijke jeugdmonitor 2009; WRR 2009; Herweijer 2008). In Nederland was in schooljaar 2008-2009 het aantal nieuwe VSV-ers 42.600; 3,2% op het totaal aantal onderwijsdeelnemers (www.vsvverkenner.nl). Het VSV doet zich vooral voor op het (V)MBO (Feiten en cijfers voortijdig schoolverlaten, Ministerie OC&W). Evidente relatie tussen ziekteverzuim, psychosociale problemen en VSV De groep jongeren waarbij langdurig en/of veelvuldig schoolverzuim speelt blijkt een risicogroep te zijn voor voortijdig schoolverlaten: het percentage VSV is met 30% erg hoog in deze groep (Eckstein 1999; Michaud 1998b; Nieuwenhuijsen 2008; NIPO 2002; Rapportage jeugd 1997; Theil 2007; Thurlow 2004). Psychosociale problemen bij adolescenten leiden steeds vaker tot lichamelijke en psychische klachten (Michaud 2003; Michaud 2006; Millstein 1993; Nieuwenhuijsen 2008; Rapportage jeugd 1997; Freudenberg 2007). Deze
klachten leiden vervolgens tot ziekteverzuim. Het totale schoolverzuimpercentage bedraagt 7,9 %. Bijna de helft (49%) van het verzuim blijkt ziekteverzuim (NIPO 2002). Ziekteverzuim doet zich vooral voor in de laagste klassen van het voortgezet onderwijs (NIPO 2002) en in klas 3 (Van Bergen 2005) en vertoont een dalende lijn naarmate er sprake is van een hoger onderwijstype. Het verzuimpercentage (zowel ziekteverzuim- als totale schoolverzuimpercentage) onder de vrouwelijke leerlingen is hoger dan onder de mannelijke (respectievelijk 8,4% en 7,5%). Etnische verschillen worden niet gevonden. Bij 41% speelt achterliggende psychosociale problematiek een rol (Van Bergen 2005). Er zijn aanwijzingen dat gemiddeld 8% van de totale leerlingpopulatie voldoet aan 'zorgwekkend ziekteverzuim' (Van Bergen 2005). School heeft zieke leerling onvoldoende in beeldIn de praktijk blijkt dat de ziek gemelde leerling vaak te laat en onvolledig in beeld is bij de school en de leerplichtambtenaar. Dit vanwege het feit dat ziekteverzuim geoorloofd verzuim is en het de school en leerplichtambtenaar ontbreekt aan medische kennis om het ziekteverzuim te duiden en de leerling snel en goed weer terug naar school te begeleiden.
3. Doel van de interventie Het doel van M@ZL is om na 1 jaar implementatie: l l
het aantal voortijdig ongediplomeerde schoolverlaters terug te dringen met 10% en de omvang van het ziekteverzuim te reduceren met 15%
door het opsporen en bereiken van 90% van de jongeren die zich frequent of langdurig ziek melden.
4. Doelgroep van de interventie Voor wie is de interventie bedoeld De doelgroep van deze interventie is de groep leerlingen van klas 1 tot en met 4 van het VMBO, die voldoet aan één van de aanmeldcriteria voor ziekteverzuimbegeleiding van M@ZL. De ouders worden altijd betrokken bij het gesprek over het ziekteverzuim van hun kind.De interventie maakt deel uit van de zorgstructuur van de school. Intermediaire doelgroepen zijn de zorgcoördinatoren van de school, die de zorgstructuur ondersteunen, en de leerplichtambtenaren, waarmee in het kader van deze methodiek bindende afspraken worden gemaakt. Indicatie- en contra-indicatiecriteria De indicatiecriteria voor aanmelding van de leerling door de school bij de jeugdarts zijn: l l
ziekteverzuim van meer dan 6 aaneengesloten schooldagen of ziekteverzuim van gemiddeld meer dan 16 (min of meer) losse lesuren per 4 weken over de laatste 3 maanden.
Het bij de school bekend zijn van de reden van het ziekteverzuim is geen contra-indicatie. In alle gevallen mist school de medische kennis om een juiste inschatting te maken over de gevolgen van de ziekte, klachten en/of problemen voor het (op termijn) al dan niet kunnen volgen van het lesprogramma. Toepassing bij migranten De interventie is niet speciaal ontwikkeld voor migrantengroepen. Alle leerlingen doen mee. De jeugdarts is bekend met de diversiteit van de doelgroep.
5. Aanpak Opzet van de interventie Een gestructureerde aanpak aan de hand van vaste criteria, positionering van de jeugdarts, een intensieve samenwerking tussen alle betrokken partijen en inbedding in de zorgstructuur van de school geven inhoud en vorm aan de ziekteverzuimbegeleiding van jongeren volgens de methode M@ZL. De interventie heeft de volgende stappen : 1 De school meldt de leerling aan bij de jeugdarts als de omvang van het ziekteverzuim voldoet aan de aanmeldcriteria voor M@ZL. 2 De JGZ nodigt de leerling en zijn/haar ouders binnen 10 werkdagen uit voor een consult bij de jeugdarts,
op de GGD-locatie. 3a. De leerling en zijn/haar ouders verschijnen op het spreekuur.Het gesprek tussen ouder(s), kind en de jeugdarts is vertrouwelijk en vindt plaats om meer zicht te krijgen op de (achterliggende) reden van de ziekmelding. De jeugdarts maakt samen met hen een probleemanalyse en een vertaalslag van ziekte of klachten naar mogelijkheden. De jeugdarts bespreekt aan het eind van het consult met de ouder(s) en de leerling de inhoud van de terugkoppeling aan de school en de leerplichtambtenaar. De jeugdarts doet minstens een uitspraak over de consequenties van de ziekte en/of de klachten voor deelname aan de lessen. Met betrekking tot de terugkoppeling zijn de volgende opties mogelijk: l
De leerling kan niet (volledig) deelnemen aan de lessen
Er is 'wel reden voor ziekteverzuim': de leerling kan niet (volledig) deelnemen aan de lessen. Een reintegratieplan wordt samen met de ouders en de leerling opgesteld. Dit wordt op procesniveau met de school kortgesloten. Ook eventuele door de school te initiëren begeleidingstrajecten voor de leerling worden benoemd. Het advies van de jeugdarts wordt meegenomen in het begeleidingstraject vanuit de school. De jeugdarts voert het re-integratieplan uit, samen met de leerling, de ouders en eventueel de school.Met toestemming van de leerling en zijn/haar ouders kan ook inhoudelijke informatie, indien wenselijk, doorgegeven worden aan school. De leerplichtambtenaar wordt over het re-integratieplan geïnformeerd. l
De leerling kan volledig deelnemen aan de lessen
Er is 'geen reden voor ziekteverzuim': de leerling kan volledig deelnemen aan de lessen. Er wordt door de jeugdarts zo nodig begeleiding gestart. De school wordt geadviseerd bij aanhouden van het ziekteverzuim direct de leerplichtambtenaar in te schakelen. l
Ouders werken niet mee
Wanneer de ouders geen informatie willen verschaffen of niet mee willen werken aan het oplossen / terugdringen van het verzuim, adviseert de jeugdarts de school om de leerplichtambtenaar in te schakelen. De jeugdarts stelt de ouders en de leerling daarvan op de hoogte. 3b. De leerling en zijn / haar ouders verschijnen zonder afmelding niet op het spreekuur. De jeugdarts adviseert de school het ziekteverzuim om te zetten in 'mogelijk ongeoorloofd verzuim' en de leerling aan te melden bij de leerplichtambtenaar. De school meldt de leerling aan bij de leerplichtambtenaar. De leerplichtambtenaar koppelt vervolgens terug aan de school. 3c. De leerling verschijnt op het spreekuur zonder ouders. De jeugdarts neemt altijd (telefonisch) contact op met de ouder(s). 4. De school wordt geadviseerd de leerplichtambtenaar direct te consulteren als: l l
l
De leerling (te veel) blijft verzuimen (wegens ziekte). De ouders/verzorgers het advies van de jeugdarts niet opvolgen, bijvoorbeeld met betrekking tot doorverwijzing naar interne deskundigen, en het schoolverzuim blijft voortbestaan. Er wederom sprake is van ziekteverzuim en eerdere interventie door jeugdarts en leerplichtambtenaar dus geen afdoend resultaat heeft gehad.
5. De leerplichtambtenaar neemt op verzoek van de school contact op met de ouders en de leerling.Hij/zij kan een consult bij de jeugdarts aanvragen indien ouders (alsnog) bereid zijn mee te werken. Indien nodig, als het ziekteverzuim niet stopt, kan de leerplichtambtenaar een waarschuwing geven, een proces-verbaal opmaken of een Sociaal Medisch Advies Leerplichtzaken (SMA-LPZ) aanvragen (zie uitleg in paragraaf 4.2) bij de GGD. De SMA-arts doet een uitspraak ten aanzien van de legitimering van het ziekteverzuim en maakt een plan van aanpak. De SMA-arts koppelt terug aan de leerplichtambtenaar. Inhoud van de interventie De school, de jeugdgezondheidszorg en de leerplichtambtenaar hebben elk een onderscheiden verantwoordelijkheid en taak bij de uitvoering. School De school neemt het ziekteverzuimbeleid volgens M@ZL op in het schoolreglement en communiceert hierover zowel intern als extern. De GGD stelt hiervoor een voorbeeld schoolgidsartikel/brief beschikbaar. Daarin staat dat:
l
alle leerlingen die te veel of te vaak verzuimen vanwege ziekte op verzoek van de school worden uitgenodigd door de jeugdarts voor een consult en dat de school dit consult verplicht stelt: 'In het geval van ziekte doet u als ouder een 'beroep op vrijstelling wegens ziekte' van het volgen van het lesprogramma voor uw kind. Bij frequent of langdurig ziekteverzuim willen wij ons als school laten adviseren door een jeugdarts. Dit gebeurt met zorg voor en in het belang van de leerling'
l l
het doel van het consult is: de zorg rondom de ziek gemelde leerling te optimaliseren de jeugdarts terugkoppelt aan de school en een uitspraak doet over de consequenties van de ziekte of de klachten voor het volgen van de lessen
l
het consult vertrouwelijk is, de arts heeft immers een beroepsgeheim de leerplichtambtenaar vanaf het begin van de aanmelding bij de jeugdarts op de hoogte wordt gebracht:
l
alle (niet-medisch inhoudelijke) correspondentie tussen de school en de jeugdarts gaat in kopie aan de leerplichtambtenaar als ouders en leerlingen niet meewerken aan het onderzoek het ziekteverzuim zal worden benoemd als
l
'mogelijk ongeoorloofd' en zal worden voorgelegd aan de leerplichtambtenaar in verband met zijn/haar taak van handhaving van de leerplichtwet l
er met betrekking tot ziekteverzuimbegeleiding bindende afspraken zijn gemaakt met zowel de afdeling JGZ van de GGD als de afdeling LPZ van de gemeente.
De school registreert de ziekmeldingen en meldt de leerlingen die voldoen aan een van de criteria voor M@ZL aan bij de jeugdarts van de school. De school stelt de ouders en leerling op de hoogte van de aanmelding bij de jeugdarts middels een brief, met daaraan toegevoegd de verzuimstatus van hun zoon/dochter. De school voorziet de jeugdarts van de op school bekende informatie, onder andere met betrekking tot het functioneren van de leerling op school en reeds ondernomen acties, voor zover relevant voor de beoordeling van het ziekteverzuim. Meestal kiest de school ervoor om de verantwoordelijkheid voor het aanmelden van de leerlingen bij een verzuimcoördinator en de verantwoordelijkheid voor het verstrekken van informatie bij de zorgcoördinator te leggen. De school volgt het advies, dat de jeugdarts terugkoppelt, op. Beiden bespreken zo nodig het advies in het ZAT. Jeugdgezondheidszorg In een vertrouwelijk gesprek tussen de jeugdarts en de leerling en zijn/haar ouders wordt ingegaan op de reden van de ziekmelding en de ernst van de klachten in relatie tot het verzuim. De jeugdarts maakt een probleemanalyse en een vertaalslag van ziekte naar mogelijkheden: hij/zij doet een uitspraak over de 'mogelijkheid om al dan niet (volledig) deel te kunnen nemen aan de lessen', vanaf het moment van het consult. De jeugdarts stelt zo nodig een re-integratieplan op samen met de ouders en de leerling. Gewenste begeleiding of acties vanuit de school kunnen onderdeel zijn van dit re-integratieplan. Indien gewenst begeleidt de jeugdarts de leerling en zijn/haar ouders. Overige bevindingen koppelt hij/zij alleen met toestemming van de ouders en leerling terug aan de school. De terugkoppeling gaat in kopie aan de leerplichtambtenaar. De jeugdarts kan op verschillende manieren interveniëren, afhankelijk van de problematiek: 1 De leerling heeft een gediagnosticeerde ziekte: de leerling lijdt aan een (vaak chronische) ziekte waarvoor hij/zij behandeld wordt. Vaak is de behandelend arts niet op de hoogte van de mate van verzuim. In overleg kan de behandeling geoptimaliseerd worden waardoor het ziekteverzuim afneemt. 2 De leerling heeft onbegrepen lichamelijke klachten. De jeugdarts kan deze leerling verwijzen naar de huisarts voor diagnostiek. De leerling met onbegrepen lichamelijke klachten consulteert de huisarts vaak niet (Theil 2007). 3 Er is sprake van achterliggende (psychosociale) problematiek. De jeugdarts helpt mee met het zoeken van adequate ondersteuning of zorg. Indien de leerling bovendien lichamelijke klachten heeft, kan de jeugdarts het verband tussen de lichamelijke klachten, ziekteverzuim en de problematiek voor de leerling en zijn/haar ouders verduidelijken. 4 De leerling heeft een risicovolle leefstijl. De jeugdarts geeft inzicht, voorlichting en psycho-educatie. 5 De leerling is niet ziek. Er is sprake van bijvoorbeeld overbezorgdheid bij de ouders of een autoriteitsprobleem. De leerling gebruikt ziekmelding om spijbelen te legitimeren. Leerplicht Indien de leerling en zijn/haar ouders zonder bericht niet verschijnen op het consult van de jeugdarts neemt de leerplichtambtenaar, door middel van een gesprek of brief, contact op met hen en biedt hen opnieuw een
consult bij de jeugdarts aan. Na uitleg over de procedure en meerwaarde van een bezoek aan de jeugdarts zijn zij soms alsnog bereid gehoor te geven aan de oproep. Het is vrij aan de ouders en de leerling hiervan gebruik te maken. Echter als het ziekteverzuim niet stopt volgen er sancties, bijvoorbeeld een waarschuwing of proces-verbaal. Blijft het verzuim aanhouden en hiermee ook de zorg met betrekking tot de leerling, dan kan de leerplichtambtenaar een onafhankelijk sociaal medisch advies aanvragen, het SMA-LPZ, de 'zorgrelatie voorbij'. Een SMA-LPZ wordt uitgevoerd door een onafhankelijk arts van het medisch adviesteam van de GGD. De jeugdarts die dit consult uitvoert is niet verbonden aan de school en heeft daardoor geen zorgrelatie met de betreffende leerling. De leerplichtambtenaar stelt het bezoek aan de arts verplicht en sanctioneert zo nodig. Deze aanvraag is daardoor niet vrijblijvend en dwingender dan de oproep voor een consult bij de eigen jeugdarts. De SMA-arts doet uitspraken over de oorzaak van het ziekteverzuim, de achterliggende problematiek, het hulpaanbod en de legitimering van het verzuim. Dit wordt op schrift gesteld en met toestemming van de ouders verstuurd aan de leerplichtambtenaar. De leerplichtambtenaar sluit de strekking van een SMA kort met de school en onderneemt op basis van de uitkomst actie. De leerplichtambtenaar kan het advies ook richting justitie gebruiken. De te leveren zorg wordt door de jeugdarts overgenomen. Hiervoor vindt ook, met toestemming van de ouders, terugkoppeling over het SMA door de leerplichtambtenaar aan de jeugdarts van de school plaats. Follow up De school is de spil in de aanpak. Los van het feit dat elke discipline zijn/haar eigen verantwoordelijkheid heeft met betrekking tot het volgen van de leerling, wordt aan school expliciet gevraagd de leerling die in het verzuimtraject komt te volgen door bijvoorbeeld na 2 maanden na te gaan hoe het met de leerling gaat, bij voorkeur in de vorm van een gesprek: heeft de hulp of ondersteuning daadwerkelijk plaatsgevonden, is het verzuim verminderd en is de achterliggende problematiek verbeterd? Enkele voorbeelden uit de praktijk van M@ZL
l
De behandeling van de jongen met astma wordt, na overleg met de huisarts geoptimaliseerd. Het meisje met slaapproblemen en hoofdpijnklachten blijkt verwerkingsproblemen te hebben van een
l
jeugdtrauma. Ze wordt geadviseerd hulp te zoeken. De jeugdarts helpt ouders en leerling hierbij. Tijden het gesprek wordt duidelijk dat de ruzies thuis tussen de ouders en de leerling debet zijn aan de
l
buikklachten, waarvoor de leerling zich de laatste tijd steeds vaker ziek meldt. De achterliggende gezinsproblematiek wordt in een aantal vervolggesprekken verhelderd. De ouders besluiten hulp te zoeken. l
l
De jongen die vaak hoofdpijn heeft blijkt uren lang achter de pc door te brengen en veel te weinig te slapen. Hij en zijn ouders worden hierop aangesproken. Afgesproken wordt dat ziekteverzuim vanaf nu om die reden niet meer geaccepteerd wordt. Dit wordt met de school en de leerplichtambtenaar kortgesloten. In het gesprek wordt duidelijk dat het meisje gepest wordt op school. Ze heeft daar last van, ook in de zin van lichamelijke spanningsklachten. In overleg wordt besloten schoolmaatschappelijk werk in te schakelen.
6. Materialen en links Op de website van de GGD West-Brabant (www.ggdwestbrabant.nl ) is informatie te vinden over de methodiek. Een korte beschrijving van de methodiek, een samenvatting van de belangrijkste resultaten van de evaluatiestudie, informatie met betrekking tot de fasering van implementatie en de contactpersoon voor meer informatie. Bij deze contactpersoon is het uitgebreidere evaluatierapport op te vragen, evenals de werkinstructie en procesbeschrijving van M@ZL (inclusief een productenkaart van de GGD, een projectplan 'Implementatie van M@ZL op een school', informatiefolders voor school en gemeente, schoolgidsartikel, een handleiding met bijbehoren correspondentiebrieven, voorbeeld van een convenant, flowschema), een PowerPoint presentatie en een workshopaanbod.
7. Verantwoording van de doelen, de doelgroep en de aanpak Schoolverzuim is een belangrijke voorloper van voortijdig schoolverlaten. Ziekte is de meest voorkomende reden van het geoorloofde verzuim (49%) (NIPO 2002). Er is geen onderzoek bekend naar de risicofactoren van ziekteverzuim op het VMBO. Wèl zijn er diverse onderzoeken gedaan naar risico- en beschermende factoren van schoolverzuim en voortijdig schoolverlaten. Hieruit is gebleken dat het risico op schoolverzuim en voortijdig schoolverlaten samenhangt met zowel
individuele kenmerken van het kind als met omgevingskenmerken. Bij individuele kindkenmerken gaat het onder meer om sekse (jongens vallen vaker uit dan meisjes, Traag & Van der Velden 2008) en slechte schoolprestaties (slechte schoolprestaties zijn de duidelijkste voorbode van voortijdig schoolverlaten, BattinPearson et al 2000). Omgevingskenmerken die een rol spelen zijn gezinskenmerken, leeftijdgenoten en de schoolkenmerken. Zo blijkt dat leerlingen die van hun ouders geen aanmoediging en ondersteuning krijgen, 50% meer kans op schooluitval hebben dan jongeren die dat wel krijgen (Traag & Van der Velden 2008). Hoewel de geïdentificeerde risicofactoren wellicht niet zonder meer ook gelden voor ziekteverzuim, kan verondersteld worden dat een deel ervan ook van toepassing is bij deze specifieke reden van schoolverzuim en voortijdig schoolverlaten. Uit praktijkervaringen en initiële evaluaties van ziekteverzuimbegeleiding door de jeugdarts (Van Bergen 2005, Helsloot ea 2007, Dijkmans 2002) is gebleken dat een hoog ziekteverzuim samenhangt met achterliggende psychosociale problematiek. Een goede signalering en begeleiding van deze achterliggende oorzaken van het ziekteverzuim, kan het ziekteverzuim terugdringen en de schoolprestaties verbeteren. De gezondheidsklachten kunnen worden gebruikt als opstap om over de achterliggende problematiek in gesprek te komen. In de huidige zorgstructuur is dit echter moeilijk te realiseren. De oorzaken hiervan zijn de volgende: l
l l
de positionering van de jeugdarts is te vrijblijvend en de sociaal-medische expertise van de jeugdarts wordt weinig benut de afspraken rond overmatig ziekteverzuim binnen de school zijn weinig uitgewerkt en niet transparant de leerplichtambtenaar heeft geen wettelijke taak bij 'geoorloofd' ziekteverzuim en mist de medische kennis om het door de school aangemerkte 'mogelijk ongeoorloofd (ziekte)verzuim' te duiden.
Door deze factoren komt een risicogroep voor voortijdig schoolverlaten laat en onvolledig in beeld en worden kansen voor vroegtijdige interventies gemist. De interventie grijpt in op het verbeteren van de zorgstructuur voor het terugdringen van het ziekteverzuim. Dit wordt bereikt door een intensieve en transparante samenwerking tussen de JGZ, de school en leerplicht. Er wordt geïntervenieerd op twee niveaus, namelijk het niveau van de school en het niveau van de leerling met een hoog ziekteverzuim en zijn/haar ouders. Dit sluit aan bij de niveaus waarop de risicofactoren zich voordoen. De verbetering van de zorgstructuur houdt het volgende in: l
Parallel aan de werkwijze in de bedrijfsgeneeskunde, wordt de jeugdarts gepositioneerd als 'medisch adviseur' van de school met betrekking tot overmatig ziekteverzuim van leerlingen. Er komt daardoor zicht op de redenen van verzuim dat door de school is aangemerkt als 'mogelijk ongeoorloofd ziekteverzuim'. Op basis hiervan adviseert de jeugdarts de school over de consequenties voor het volgen van het lesprogramma. De inhoud van het gesprek tussen de jeugdarts en de leerling blijft vertrouwelijk, zodat de zorgrelatie gewaarborgd blijft. De jeugdarts neemt deel aan het Zorg Advies Team (ZAT), waardoor hij/zij toegang heeft tot de bij de school bekende, relevante gegevens over de leerling en de voortgang van het gehele proces van ziekteverzuimbegeleiding wordt bewaakt en teruggekoppeld.
l
l
l
De school werkt met vaste aanmeldcriteria voor een gesprek met de jeugdarts en stelt het bezoek aan de jeugdarts verplicht. De aanmeldcriteria en deze verplichting worden regelmatig gecommuniceerd naar alle betrokkenen binnen en buiten de school. De ouders worden altijd uitgenodigd bij het gesprek met de jeugdarts. De school laat daarmee zien ook de ouders in deze serieus te nemen. Voor de jeugdarts is het betrekken van de ouders nodig om zicht te krijgen op de reden van ziekmelding, gedragsverandering bij de leerlingen te bewerkstelligen en toestemming voor rapportage aan school te verkrijgen. De duiding van de redenen van het mogelijk ongeoorloofde verzuim door de jeugdarts en de mogelijkheid van een SMA-LPZ maakt het voor de leerplichtambtenaar mogelijk gericht te handhaven.
De afspraken tussen alle drie de partijen worden in een convenant vastgelegd en de school neemt ziekteverzuimbegeleiding volgens de methode M@ZL op in het schoolreglement. De school zegt hiermee zich bewust te zijn van het probleem en zorg en aandacht te hebben voor deze groep leerlingen. De rechten en plichten voor de ouders en de leerlingen inzake het ziekteverzuimbeleid worden helder gecommuniceerd, zowel intern als extern. In de literatuur over interventies om schoolverzuim te voorkomen en te verminderen wordt aanbevolen de problematiek op meerdere niveaus aan te pakken (Smink en Reimer 2005). Dit betreft enerzijds preventieve interventies op school- en gemeenschapsniveau, zoals vernieuwing van de schoolorganisatie, samenwerking
tussen de school en de zorg, en het stimuleren van de betrokkenheid van de ouders. Anderzijds betreft het interventies die specifiek gericht zijn op de leerling die overmatig verzuimt, met als doel bestaand verzuim te verminderen. De methode M@ZL is gebaseerd op deze integrale aanpak. De veronderstelde werkzame factoren zijn: l
de aandacht en de zorg van de school voor de problematiek van ziekteverzuim en de inbedding van het ziekteverzuimbeleid in de zorgstructuur van de school. Hiervan gaat een algemene, preventieve werking uit (Haak van der 2005; Boland 2008).
l l l
de multidisciplinaire samenwerking tussen de jeugdarts, de school en leerplicht de betrokkenheid van de ouders de inzet van de sociaal-medische expertise van de jeugdarts. Bij ziekte of achterliggende psychosociale problematiek optimaliseert de jeugdarts de zorg voor de leerling. Via het opstellen van een reintegratieplan wordt de leerling weer terug naar school begeleid en neemt het ziekteverzuim af.
8. Samenvatting van de onderbouwing Leerlingen met een hoog ziekteverzuim vormen een belangrijke risicogroep die nog niet goed wordt bereikt. M@ZL biedt een gestructureerde aanpak van ziekteverzuimbegeleiding waarbij de school, de jeugdarts en de leer-plichtambtenaar intensief samenwerken. De ziek gemelde leerling wordt bereikt, de zorg geoptimaliseerd en de terugkeer naar school bewerkstelligd. Het 'ongeoorloofde' ziekteverzuim en ziekteverzuim ten gevolge van een ongezonde leefstijl worden begrensd.
9. Randvoorwaarden voor uitvoering en kwaliteitsbewaking Eisen ten aanzien van opleiding Eisen ten aanzien van de uitvoerend jeugdartsen Een geregistreerd jeugdarts voldoet aan de benodigde competenties en kan deze interventie uitvoeren. In de toekomst is ontwikkeling van expertise op het gebied van het opstellen van re-integratieplannen zoals toegepast in de bedrijfsgeneeskunde gewenst in het licht van kwaliteitsbevordering, bij voorkeur op landelijk niveau. De competenties van de jeugdartsen zijn als volgt te specificeren: l
hij/zij kan de leerling en zijn/haar ouders helpen bij het duiden van medische klachten, het inventariseren en analyseren van de problemen die (mede) leiden tot ziekteverzuim, het duiden van de relatie tussen lichamelijke klachten en psychosociale problemen en het differentiëren met betrekking tot de ernst en aanwezigheid van andere relevante ziekten of aandoeningen (comorbiditeit).
l l
l
hij/zij kan in goed overleg treden met behandelaars. hij/zij kan een vertaalslag maken van ziekte/klachten naar mogelijkheden en in het verlengde hiervan een re-integratieplan opstellen. hij/zij kan een eventueel noodzakelijk hulpverleningstraject uitzetten en de leerling en ouders begeleiden richting de juiste zorg.
De afdeling jeugdgezondheidszorg behoeft instructie, zowel het planbureau met betrekking tot de planning en de te gebruiken correspondentie, als de jeugdartsen en de onafhankelijk medisch adviseurs van de GGD met betrekking tot het doel en de uitvoering van het consult. Eisen ten aanzien van de GGD l
de leerlingen kunnen binnen 10 werkdagen na aanmelding opgeroepen worden op de GGD-locatie
l
er is de mogelijkheid van een onafhankelijk medisch advies
l
er is een goed registratiesysteem waardoor de acties, ondernomen door de jeugdarts, geregistreerd worden.
Eisen ten aanzien van de school: l
het hanteren van een goede verzuimregistratie
l
het gestructureerd aanmelden volgens de criteria
l l
het aanstellen van een verzuimcoördinator op de school: dit is geen eis maar wordt wel aanbevolen de school stelt het bezoek aan de jeugdarts verplicht en communiceert hierover zowel intern als extern, ook over de motivatie hiervan, namelijk zorg voor de ziek gemelde leerling
Eisen ten aanzien van de gemeente waartoe de leerlingen die de school bezoeken behoren: l
de leerplichtambtenaren krijgen de gelegenheid en zijn bereid mee te werken aan de uitvoering van de methodiek M@ZL volgens de onderling gemaakte afspraken, te weten:
l
ze hebben aandacht voor de ziek gemelde leerling die niet bij de jeugdarts verschijnt
l
ze zijn bereid zo nodig te sanctioneren of vervolgstappen te zetten.
Alle samenwerkingspartners behoeven uitleg en instructie over het doel en de werkwijze. Deze instructie wordt standaard aangeboden door de GGD. Protocol / handleiding De interventie wordt volgens protocol geïmplementeerd, hiervoor is een handleiding beschikbaar, inclusief formats: l
Er wordt een convenant gesloten tussen de school, de afdeling JGZ van de GGD en de afdeling LPZ van de
l
gemeente, waarin de onderlinge afspraken en verplichtingen staan beschreven. De school neemt het ziekteverzuimbeleid volgens M@ZL op in het schoolreglement en communiceert hierover.
l
De jeugdarts neemt deel aan het ZAT van de school en heeft als deelnemer van het ZAT toegang tot de op school bekende informatie rondom de leerling vanuit de leerlingbegeleiding en het ZAT en kan de terugkoppeling na consult bespreken.
De interventie heeft algemene uitgangspunten en is in die zin overdraagbaar op alle typen onderwijs en scholen, van primair onderwijs tot middelbaar beroepson-derwijs en speciaal onderwijs, van Praktijkonderwijs tot Gymnasium. Momenteel wordt in de regio West-Brabant de interventie geïmplementeerd op acht scholen, waarin alle schooltypen vertegenwoordigd zijn.Het grootste struikelblok blijkt het hanteren van het criterium voor frequent ziek-teverzuim. Het criterium beoogt een groep leerlingen in beeld te krijgen die frequent losse uren verzuimen wegens ziekte. Het criterium 'signaalverzuim' is ver-laten: het blijkt geen goed en betrouwbaar criterium te zijn. Eisen ten aanzien van kwaliteitsbewaking De GGD; l
verzorgt alle instructiebijeenkomsten voor zowel de scholen, als de leer-plichtambtenaren als de jeugdartsen en planbureau intern, waardoor uniforme protocollering bevorderd wordt.
l
richt op bestuurlijk niveau een externe klankbordgroep op, waarin de school, leerplichtambtenaren en GGD vertegenwoordigd zijn. Deze projectgroep creeert draagvlak, stelt het convenant op en signaleert
l
knelpunten. richt een interne projectgroep op, die de voortgang bewaakt op uitvoerend niveau
o tweemaandelijkse projectgroepoverleggen;o evaluatie aan de hand van uitdraai van het registratiesysteem met alle door de jeugdarts ondernomen acties. l
richt een helpdesk op voor het beantwoorden van vragen.
Kosten De school maakt middelen vrij, zowel menskracht intern voor de administratieve afhandeling van de aanmelding als extern voor het inkopen van M@ZL. De interventie wordt gefinancierd door de school. Cofinanciering door de gemeente kan gezocht worden. De kosten zijn als volgt opgebouwd: l
verzuimcoördinator: dagelijks (1 à 2 uren) verzuimregistraties invoeren en bekijken. Dit gebeurt al omdat de scholen sinds dit schooljaar verplicht zijn ongeoorloofd verzuim te melden aan 'Het verzuimloket'. Er worden extra kosten gemaakt voor het administratief afhandelen van de aanmelding bij de jeugdarts. De kosten hiervoor vallen onder het reguliere budget.
l
l
instructiebijeenkomsten: er vindt bij herhaling (2 keer per jaar) een instructie-bijeenkomst (duur: 2 uren) plaats voor de school en de leerplichtambtenaar. consulten jeugdarts: voor de tijdsinvestering door de jeugdarts wordt 60 minuten per aangemelde leerling gerekend. Dit is voor het gesprek, de acties die daaruit voortkomen (denk aan overleg met derden en
vervolgcontacten met de leerling en zijn/haar ouders) en de administratie. Er wordt uitgegaan van aanmelding van 10% van de totale schoolpopulatie per schooljaar (Van Ber-gen, 2005). l
implementatieactiviteiten: het oprichten van een klankbordgroep, projectgroep en helpdesk.
l
evaluatieverslag: aan het eind van het schooljaar wordt door de GGD een kort verslag gemaakt, waarin een aantal voor school relevante cijfers aan school wordt teruggekoppeld (aantal aangemelde leerlingen, opkomst, acties, gevonden problematiek). Hiervoor worden ook kosten in rekening gebracht: voor het verwerken en interpreteren van de gegevens en het schrijven van het verslag.
De kosten voor alle bovengenoemde activiteiten (inzet jeugdartsen, projectorganisatie en evaluatie) zijn omgerekend naar een bedrag van 13 euro per op een school ingeschreven leerling en komen voor rekening van de school. Het SMA-LPZ wordt op verrichtingenbasis gefinancierd en door de gemeente betaald.
10. Onderzoek naar de uitvoering van de interventies Implementatie van M@ZL vond plaats in het schooljaar 2007-2008 op een school voor VMBO. Er heeft observationeel evaluatieonderzoek plaatsgevonden op het niveau van proces en effect (Kolkman, 2009). De vraagstellingen van het evaluatieonderzoek waren: l
Is de interventie uitgevoerd zoals van te voren bedoeld? Waarom wel of niet?
l
Wat is het bereik van de interventie en wat kenmerkt de bereikte doelgroep?
l
Welke acties zijn ingezet door de jeugdarts en de leerplichtambtenaar?
l
Hoe tevreden zijn de jongeren en hun ouders over het consult van de jeugdarts?
l
Is het ziekteverzuim afgenomen en voortijdig schoolverlaten voorkomen?
Er werden diverse onderzoeksmethoden gebruikt. Om inzicht te krijgen in het verloop van het project en de voorwaardenscheppende factoren werden semigestructureerde interviews gehouden met de jeugdarts, de schoolmedewerker, de leerplichtambtenaar en met de ontwikkelaar van de pilot (tevens onafhankelijk arts). Verder werd van elke bereikte leerling een registratie bijgehouden. Bij de school en de leerplichtambtenaar werden de benodigde gegevens van de groep leerlingen achteraf opgevraagd. De bereikte ouders en leerlingen vulden een klanttevredenheidsvragenlijst in, bestaande uit een aantal stellingen (respons 50%). Om de omvang van het ziekteverzuim op schoolniveau te berekenen zijn bij zowel de pilotschool als een controleschool (een VMBO-school in een vergelijkbaar gebied waar geen ziekteverzuimbegeleiding plaatsvond), het aantal uren ziekmelding van alle leerlingen over het schooljaar 2006-2007 (het schooljaar voorafgaand aan de invoer van de interventie, de nulmeting) en het schooljaar 2008-2009 (het schooljaar volgend op de start van de interventie) achteraf opgevraagd. Om na te gaan in hoeverre het ziekteverzuim is afgenomen bij de individuele leerlingen die ziekteverzuimbegeleiding ontvingen, is nagegaan of het ziekteverzuim twee maanden en vier maanden na het starten van het traject voldoet aan één van de criteria voor ziekteverzuimbegeleiding volgens de interventie M@ZL. Tot slot is nagegaan hoeveel leerlingen na afloop van het schooljaar 2007/2008 de school voortijdig ongediplomeerd heeft verlaten. Aan de hand van een scoringslijst (20-signalenlijst) selecteert de school aan het begin van het schooljaar van de derdeklassers de potentiële voortijdig schoolverlaters. Vervolgens is nagegaan hoeveel van deze leerlingen in het traject M@ZL zijn terecht gekomen. Vervolgens is nagegaan hoeveel van deze 'M@ZL-leerlingen' aan het eind van het schooljaar nog op school zitten (d.w.z. nog in een traject voor het behalen van een startkwalificatie zitten). Resultaten Uitvoering interventie De pilot M@ZL wordt door alle actoren positief gewaardeerd. De terugkoppeling door de jeugdarts is bruikbaar voor de school en de leerplichtambtenaar. De terugkoppeling levert voor de school niet alleen duidelijkheid op over de mogelijkheid van deelname aan de lessen en eventuele begeleiding maar ook over hoe te handelen bij onterecht verzuim. De interventie geeft ook zicht op '(mogelijk) ongeoorloofd ziekteverzuim', waardoor de leerplichtambtenaar ook bij ziekteverzuim kan ingrijpen. Dit biedt toegevoegde waarde aan de taken van de leerplichtambtenaar. Door de mogelijkheid van het aanvragen van een SMA-LPZ door de leerplichtambtenaar kan hij/zij ook ondersteund worden met een sociaal medisch advies bij de verzuimende leerling en de ouder(s) die niet mee willen werken aan het begeleidingstraject van de jeugdarts. De zorgrelatie die de jeugdarts heeft met de leerling blijft geborgd.
De meeste werkafspraken werden gerealiseerd. Voor de school is het consequent hanteren van de aanmeldcriteria een aandachtspunt. Bereik en ingezette acties Van de totale schoolpopulatie kwam 6,3% van de leerlingen in het traject voor ziekteverzuimbegeleiding. Bijna alle leerlingen die door de school werden aangemeld werden daadwerkelijk bereikt door de jeugdarts (78%) of door de leerplichtambtenaar (19%). Een lichamelijk gezondheidsprobleem wordt vaak aangegeven maar blijkt lang niet altijd de meest belangrijke reden van het ziekteverzuim te zijn. In 59% van de oproepen wordt door de jeugdarts een niet-lichamelijk gezondheidsprobleem als belangrijkste oorzaak voor het ziekteverzuim aangegeven. Deze redenen betreffen vooral problemen in de thuissituatie, internaliserende gedragsproblemen en autoriteitsproblemen in de opvoedingssituatie. Aan de school werd teruggekoppeld dat de meeste leerlingen (87%) in staat zijn vanaf het moment van het consult deel te nemen aan het lesprogramma. De leerplichtambtenaar heeft in totaal contact gehad met 41 van de 66 jongeren (62%). Ingezette acties van de leerplichtambtenaar waren: een waarschuwing (83%), een SMA-LPZ (22%) en een proces-verbaal (22%). Klanttevredenheid Vier van de vijf ouders/leerlingen geeft aan neutraal tot zeer tevreden te zijn over het consult door de jeugdarts. Aandacht voor ziekteverzuimbegeleiding door de school wordt zeer belangrijk. De rol die de jeugdarts daarin kan spelen blijkt voor de ouders lang niet altijd duidelijk. Verloop van het ziekteverzuim Op schoolniveau werd een afname van het ziekteverzuim gemeten van 0.6% (van 8.0 naar 6.9 ziektedagen per leerling). Bij de controleschool werd een lichte toename van het verzuim gemeten (van 8,0 naar 8,1). Van de leerlingen die bereikt werden met de interventie verzuimt 63% vier maanden na de start van het traject niet meer volgens de aanmeldcriteria van M@ZL. Preventie van voortijdig schoolverlaten10 van de 40 (25%) leerlingen die door school worden aangeduid als potentiële voortijdige ongediplomeerde schoolverlater kwamen door M@ZL vroeg in het schooljaar in beeld. Doordat contact werd gelegd met de leerling werd begeleiding mogelijk en vsv voorkomen.
11. Nederlandse effectstudies Studies naar de effectiviteit van de interventie in Nederland Er is geen goed wetenschappelijk onderbouwd en gepubliceerd Nederlands onderzoek naar de effectiviteit van de interventie.
12. Buitenlandse effectstudies Er zijn geen internationale studies voorhanden naar het effect van ziekteverzuimbegeleiding van leerlingen door de jeugdgezondheidszorg / Public Health.
13. Uitvoering van de interventies De interventie is uitgevoerd en geëvalueerd op een VMBO school met zorglocatie. Momenteel wordt de interventie geïmplementeerd op 8 vo-scholen in de regio West-Brabant (scholen hebben eigen geld vrijgemaakt en worden daarnaast gesubsidieerd vanuit VSV-gelden) en op 34 vo-scholen in de gemeente Amsterdam (gemeente Amsterdam betaalt de interventie). Er wordt intensief samengewerkt met de zorgcoördinator van de school en de leerplichtambtenaar van de gemeente.
14. Overeenkomsten met andere interventies Er zijn door meerdere GGD-en (GGD Amsterdam; GGD Gooi en vechtstreek; GGD IJsselland; GG&GD Utrecht; GGD West Brabant) rapporten opgemaakt van de pilots rondom ziekteverzuimbegeleiding door de jeugdarts / verpleegkundige en het evaluatieonderzoek ervan. De onderzoeksopzet, onderzoeksmethoden en effectmetingen van deze onderzoeken door de GGD-en verschillen dusdanig dat vergelijkend onderzoek niet goed mogelijk is.
Bij vergelijking van de vier projecten van de GGD-en vallen wel een aantal verschillen op (Kolkman, 2009): l
Allen bevelen het werken met vaste criteria aan, echter de criteria verschillen onderling. Vaak wordt wel, na selectie met behulp van de criteria, aan de school overgelaten om dan al de leerling aan te melden Er wordt een selectie-rol weggelegd bij de mentor (2x) of een verzuimcoördinator (1x). Bij M@ZL wordt de school geadviseerd geen selectie te laten plaatsvinden door de mentor/verzuimcoördinator vanwege de willekeur die daardoor ontstaat en het feit dat de school niet altijd in staat is het ziekteverzuim juist te duiden.
l
De jeugdarts of jeugdverpleegkundige wordt ingeschakeld voor de beoordeling van de ziekteverzuimmelding. De interventie waarbij de jeugdarts wordt ingeschakeld wordt door alle actoren positiever beoordeeld.
l
l
l
Bij alle interventies worden ook de ouders uitgenodigd voor het gesprek. De opkomst van de ouders is 5060%, bij M@ZL is het opkomstpercentage van de ouders 90% Er wordt samengewerkt met de leerplichtambtenaar, maar de communicatie met de leerplichtambtenaar is niet opgenomen in het proces. Bij M@ZL is dit laatste wel gebeurd en treedt de leerplichtambtenaar beduidend vaker op. Het bereik van de leerlingen door de jeugdarts is hoger. Alleen binnen M@ZL is er voor de leerplichtambtenaar de mogelijkheid om een onafhankelijk medisch advies aan te vragen. Daardoor wordt ook 'de zorgrelatie voorbij' met leerlingen en hun ouders contact gelegd en wordt ook dan de leerplichtambtenaar ondersteund door medische expertise.
Vergelijking met de internationale interventies, de benadering ven het probleem VSV vanuit Public Health, levert op dat de methodiek M@ZL, anders dan bij de interventieprogramma's gebaseerd op groepsgerichte gezondheidsvoorlichting, een Public Health benadering is met aandacht voor het individuele kind
15. Lijst met aangehaalde literatuur Battin-Pearson et al.(2000). Predictors of early high school dropout: A test of five theories. Journal of Educational Psychology; 92(3):568-582. Beker, M. & Maas, C.J., m.m.v. J. Boelhouwer en S.J.M. Hoff (1998). Rapportage jeugd 1997. Rijswijk: Sociaal en Cultureel Planbureau. Bergen, A. van (2005). Evaluatie Brede implementatie ziekteverzuimbegeleiding Utrechtse VMBO scholen 2001-2004. Utrecht: GG&GD. Boegschoten, O. (2007). Gezondheidscentrum 'De Brug.' Verslag onderzoek verzuim. Utrecht: GG&GD. Boland (2008). Ziekteverzuim van scholieren op het VMBO en voortijdig schoolverlaten. Module opdracht in het kader van de Sociaalgeneeskundige Basismodulen jeugdgezondheidszorg. www.ggdkennisnet.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (2008). Jaarrapport Integratie 2008. Den Haag/Heerlen: CBS. Centraal Bureau voor de Statistiek (2009). Jaarrapport 2009 Landelijke Jeugdmonitor. Den Haag/Heerlen: CBS. Christenson, T. & Thurlow, M.L.. (2004). School Dropouts: Prevention, Considerations, Interventions and Challenges. Current Directions in Psychological Science, 13, 1, 36-39. Dijkmans, I. e.a. (2002). Ziekteverzuimbegeleidingsproject 200-2001. West-Brabant: GGD. Eckstein, Z. and Kenneth, I. W. (1999). Why youths drop out of high school: the impact of preferences, opportunities, and abilities. Econometric; 67: 61295-1339 Freudenberg N en Ruglis J. (2007). Reframing School Dropout as a Public Health Issue. Prev Chronic Dis; 4(4) GGD Amsterdam - de Meerlanden, Y Helsloot e.a: Evaluatie project 'Begeleiding Ziekteverzuim in het Voortgezet Onderwijs' , Scholengemeenschap Thamen, Uithoorn. Schooljaar 2005/2006 en 2006/2007 GGD Gooi en Vechtstreek. 'Ziekteverzuim als signaal' protocol begeleiding. GGD IJsselland (2006). Pilotproject ZAS (Ziekteverzuim als signaal). Haak, M van der (2005). Dit werkt samen! Amersfoort: CPS. Herweijer, L. (2008). Gestruikeld voor de start. De school verlaten zonder startkwalificatie. Kolkman S. (2009). Begeleiden van leerlingen met langdurig ziekteverzuim in het voortgezet onderwijs door jeugdarts of jeugdverpleegkundige. Twente: Universiteit Twente. Michaud, P.A., Delbos-Piot, I., & Narring, F. ( 1998b). Silent dropouts in health surveys: Are nonrespondent absent teenagers different from those who participate in school-based health surveys? Journal of Adolescent Health; 22: 326-333 Michaud, P.A. (2003). Prevention and health promotion in school and community settings: A commentary on the international perspective. Journal of Adolescent Health; 33: 219- 225 Michaud, P., Chossis, I., & Suris, J. (2006). Health-related behaviour: Current situation, trends, and prevention. In S. Jackson & L. Goossens (Eds.), Handbook of Adolescent Development. New York: Psychology
Press; 284-300 Millstein, S., Petersen, A., & Nightingale, E. (1993). Promoting the health of adolescents: new directions for the twenty-first century. Oxford: Oxford University Press. Nieuwenhuijsen-Manders HMT, Mudde A en Bakker E. (2008). Verschillen tussen Adolescenten en Emerging Adults met betrekking tot Schoolgerelateerde Risicofactoren, Lichamelijke Klachten en Voortijdig Schoolverlaten. Heerlen: Open Universiteit Nederland. NIPO (2002). Schoolverzuim in het voortgezet onderwijs. Amsterdam: NIPO Site: www.tns-nipo.com/pages/persvannipo/pdf/schoolverzuim03.pdf Rumberger, R.W. (2001) Why Students Drop Out of School and What Can be Done. University of California, Santa Barbara Revised Paper Smink, J., Reimer, M.S. (2005). Fifteen Effective Strategies for Improving Student Attendance and Truancy Prevention. www.dropoutprevention.org. Steeg, M. van der en Webbink, D.(2006). Voortijdig schoolverlaten in Nederland. Omvang, beleid en resultaten. Den Haag: Centraal Planbureau. Theil A.C., Verkerk P.H. en Buiting E. (2007). Snel terug naar school. Medisch Contact; 31/32: 1322 - 1323 Traag, T. en Van der Velden, R.K.W.(2008). Early school-leaving in the Netherlands. The role of student-, family- and school factors for early school-leaving in lower secondary education. Maastricht: Research Centre for Education and the Labour Market.WRR (2009). Vertrouwen in de school. Over de uitval van 'overbelaste' jongeren.
Deze informatie is op 28 juni 2016 gedownload van www.nji.nl.
Samenwerking erkenningstraject Het erkenningstraject wordt in samenwerking uitgevoerd door het Nederlands Jeugdinstituut (NJi), het RIVM Centrum Gezond Leven (CGL), het Nederlands Centrum Jeugdgezondheid (NCJ), het Nederlands Instituut voor Sport en Bewegen (NISB) en MOVISIE. Door samen te werken aan het beoordelen van interventies volgens eenduidige criteria streven wij naar kwaliteitsverbetering in de betrokken werkvelden.