MEDISCH OFFICIEEL O R G A A N V A N DE K O N I N K L I J K E NEDERLANOSCHE MAATSCHAPPIJ T O T BEVORDERING DER GENEESKUNST
HET VERPUCHT OVERLEG Op 11 december aanstaande zai een Algemene Vergadering van de Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst plaatsvinden te Utrecht. De lezer zaI zich wellicht afvragen waarom wij te dezer plaatse hiervan melding maken. Daar is echter een goede reden voor. Aan deze Algemene Vergadering zaI namelijk ter goedkeuring worden voorgeiegd een reeks artikelen, die zullen worden opgenomen in het huishoudelijk regle-
I N H O U
D
20e JAARGANG — 12 NOVEMBER 1965 — No. 45 Het verpllidlit overleg
937
Sodiale zekerheid
939
Noors gezondiheidscentrum
941
In memoriam Prof. Dr. J. Mulder
944
Veranderenid getij
945
Geneeskurrdige verzofging defensi©
946
Nieuw paviljoen van de Heideheuvel geopend
947
Functiekeuze
van te Nijmegen
afgestudeer-
den
948
D e eigen levensverzekeringsmaatschappij ... Stijgend
ziekteverzuim
In Nederlandse
949
be-
drijven Kunstmatige inseminatle bij de mens Van het Hoofdbestuur Kort vers'lag H.B.-vergadering .,. Van de L.H.V. Zevende lijst van apotheekrijpe gebieden . Ledenvergaderlng op 26 november 1965 ...
954 955 959 959 959
Van de S.R.C. Nieuwe Insohrijvingen
960
Ult de afdelingen
961
Personalia
962
Ingezonden
963
Varia
963
Hoofdredacteur: C. L. van Woelderen, Redaotie-secretaris; I. J. van Mechelen. Colofoon op biz. 963.
ment van de Maatschappij en die regelen bevatten omtrent ,,het verpllcht overieg" in het kader van de Wet op de Arbeidsongeschlktheidsverzekering (W.A.O.). Met het opnemen van deze artikelen in het H.R. zaI een einde komen aan een lange weg van overleg binnen de Maatschappij en tussen de Maatschappij en het departement van Sociale Zaken en Volksgezondheid. Toen het ontwerp van deze wet ten departemente nog in de wikkelen lag — een wet waarin onder andere de Ongevallenwet en de Invaliditeitswet zullen opgaan — kwam a! in een vroeg stadium de vraag naar voren of het mogelijk zou zijn in deze nieuwe wet een opiossing te vinden voor een door zeer velen gevoeld bezwaar tegen de huidige gang van zaken bij de uitvoering van de Ongevallenwet. Deze bezwaren zijn gericht tegen het zogenaamde ,,ingrijpen in de behandeling" door het uitvoeringsorgaan (de S.V.B.), in die gevallen, waarin het meent dat de behandeling niet optimaal geschiedt. Uit de, op verschiilende niveaus gevoerde, gedachtenwisselingen ontsproot tenslotte de gedachte van het ,,verplicht overleg", weike verplichting met goedvinden van de minister zaI worden vastgelegd en omschreven in het H.R. van de Maatschappij. De minister heeft echter aan zijn goedkeuring van deze procedure een voorwaarde verbonden. Hij wil met deze regeling weliswaar in zee gaan, maar heeft uitdrukkelijk gesteld, dat hij na een proeftijd van enige jaren zich het recht voorbehoudt terug te komen op zijn thans gegeven goedkeuring, indien zou blijken, dat de praktijk van de nu aanvaarde regeling niet aan de verwachtingen zou voldoen. Het lijkt dus van groot belang dat alle leden van de Maatschappij grondig kennis nemen van de op te nemen artikelen (zie M.C. No. 40, biz. 828 e.v.) om tot een verantwoorde oordeelsvorming te geraken en om beslagen ten ijs te komen op de aanstaande Algemene Vergadering. Uit de kring der lezers werden wij er op attent 937
gemaakt, dat de lengte van het gepubliceerde stuk met de artikelen en de daarbij gegeven toelichtingen niet tot lezen noodt. Statutair is het hoofdbestuur echter verplicht tot publikatie in deze vorm. Ten gerieve van de gehaaste lezer en ter tegemoetkoming aan de geuite bezwaren zullen wij trachten een kort resume te geven, waarmede wlj echter tevens de hoop koesteren een prikkel te geven tot woordelijke kennisname van de publikatie van het hoofdbestuur. Het betreft een zaak die ons alien aangaat. * ** In het zestal artikelen wordt in de eerste plaats aangegeven wanneer het „verplicht overleg" in werking treedt, namelijk wanneer er een verschil van mening bestaat tussen een behandelend arts en een geneeskundige van een der organen, belast met de uitvoering van de W.A.O. en/of de Ziektewet, omtrent de behandeling van een verzekerde, waarbij in gewoon overleg geen overeenstemming kon worden bereikt. Het door een der partijen aangevraagde „verplicht overleg" kan siechts worden gevoerd door artsen, die de patient hebben onderzocht of behandeld en staat onder leiding van een gespreksleider (arts, liefst niet meer praktizerend) bijgestaand door een secretaris, die geen medicus behoeft te zijn. Voor het geval dat een der partijen zonder geldige redenen niet gehoor zou geven aan de oproep voor een gesprek, wordt in de voorgestelde artikelen
Medische informatiekaart Het is voor patiSnten, die daarvoor in aanmerking komen, van groot belang dat zij een medisciie informatiekaart bij zich dragen. De arts, die incldenteel aan zodanige patienten hulp moet verlenen, is er — en de patient zelf vooral — ten zeerste mee gebaat wanneer liij door midde! van deze medische Informatiekaart onmiddellijk kan vaststellen van weike medlcijnen degeen, die acuut medische hulp behoeft, gebruik maakt en tot weike behandelende huisarts of familieleden van de betrokkene hij zich kan wenden. De medische informatiekaart van de Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst — een herzlene ultgave van de vroegere „Medlcamentenkaart voor noodgevallen" — is blj het Bureau der Maatschappij verkrijgbaar tegen kostprijs. De prijs is vastgesteld op f 0,20 per stuk bij aflevering in plastic hoesje; de verzendkosten zijn hierbij inbegrepen. Grotere hoeveelheden van deze medische informatiekaarten kunnen ook worden afgenomen zonder plastic hoesje a f 0,10 per stuk, eveneens verzendkosten inbegrepen.
aangegeven weike tuchtmaatregelen alsdan op de nalatige kunnen worden toegepast. Nader worden dan regels gesteld omtrent de benoeming van gespreksleiders per district, na overleg met het overkoepelend orgaan der ultvoeringsorganen, en een, ook in overleg, vast te stellen reglement van uitvoering over de procedure van het verplicht overleg. Tevens wordt uitdrukkelijk gewezen op de plicht van de gespreksleiders en hun secretarissen tot geheimhoudlng. * ** Gaarne nemen wij tenslotte hier een deel van de preambule tot het reglement van uitvoering over, waaruit duidelijk naar voren teerdt wat wel en niet de bedoeling is van het verplicht overleg. ,,Het verplicht overleg heeft de bedoeling dat in vertrouwelijk beraad de geneeskundigen, tussen wie een verschil van mening omtrent de geneeskundige behandeling van de belanghebbende bestaat, hun standpunten en inzichten uiteen kunnen zetten teneinde zo mogelijk tot een gemeenschappelijk standpunt te komen over de te volgen behandeling. Het hoofdbestuur wil er met nadruk op wljzen dat het verplicht overleg geenszins de bedoeling heeft de behandelend geneeskundige ter verantwoording te roepen over de door hem toegepaste behandeling en evenmin dat het verschil van mening tussen hem en de geneeskundige van het uitvoeringsorgaan door arbitrage zai worden beslecht. Voorts kan het verplicht overleg nimmer tengevolge hebben dat aan de behandelend geneeskundige wordt opgelegd een andere behandeling toe te passen. Het staat de behandelend geneeskundige vanzelfsprekend vrij zijn opvatting omtrent de behandeling te herzien, maar hij is daartoe niet verplicht. De rechten van de belanghebbende kunnen evenmin worden aangetast. Blijft de behandelend geneeskundige op zijn standpunt staan, dan heeft de belanghebbende het recht diens advies te blijven volgen en zullen zijn rechten niet worden gekort. Tegenover de in deze regeling vervatte garantie dat de rechten van de patient en van de behandelend arts gewaarborgd zijn staat — het zij hier met nadruk vermeld — dat de behandelend arts de voile verantwoordelijkheld voor zijn beslissing op zich neemt." De besluitvorming op de aanstaande Algemene Vergadering is, naar onze mening, van hlstorische betekenls. Deze historische besluitvorming behoort te worden onderlijnd I B I door een grondige kennisname van de I^M materie door alle leden van de MaatM(jM
schappij. 938
WMA
SOCIALE ZEKERHEID
Op
13
Koninklijke
november
1965 zai een door de
Nederlandsche
Maatschappij
bevordering der Geneeskunst
tot
georganiseerd
internationaal congres plaats hebben over so-
PROF. P. MUNTENDAM
ciale zekerheid. Het leek ons passend in verband met dit initiatief van de Maatschappij een korte beschouwing in Medisch Contact te wijden aan de ontwikkeling van dit begrip, dat zozeer ingang in de Nederlandse taal heeft gevonden.
,,Sociale Zekerheid is het wachtwoord van onze tijd, waarmede men de poorten naar een betere toekomst hoopt te openen. In deze jaren van gisting, waarin zoveel waarden zijn verschoven, zoveel bekende bakens uitgedoofd, zoveel verwachtingen in rook zijn opgegaan, is Sociale Zekerheid het vaste punt, waarnaar allerwege vertangend de handen worden uitgestrekt". Deze woorden leest men in het in 1945 uitgeibrachte driedelige rapport van de Commissie, die in 1943 door de minister van Sociale Za'ken in Engeland was ingesteld en onder voorzitterschap stond van Dr. A. A. van Rhijn, de latere staatssecretaris van Sociale Zaken in Nederland. Het was voor de eerste maal in een officieel Nederlands document dat het begrip Sociale Zekerheid tot ons kwam. Toch vinden wij reeds voor de tweede wereldoorlog het begrip in de buitenlandse wetgeving verankerd, zoals in de Social Security Act van 1935 in de Verenigde Staten en van 1938 in Nieuw-Zeeland. Waren in de Amerikaanse wet sledhts beperkte voorzieningen igeregeld, met name ten aanzien van ouderdom en werkloosh^id, de Nreuwzeelandse wet daarentegen voorzag in een meer omvattende regaling met betrekking tot sociale verzekering en verzorging. Het zou ook deze wet meer in het bijzonder zijn, weike Beveridge voor ogen stond bij de ontwikkeling van het begrip sociale zekerheid in zijn rapport. De oorlogsjaren zouden, met name in Anglo-Amerikaanse landen, dit ibegrip meer ingang doen vinden. Op 14 augustus 1941 ondertekenden President Rooseveilt en Churchill het Atlantic Charter, waarin de vrijwaring van gebrek, de ,.freedom from want", als een van de pijiers voor welvaart en vrede wordt beschouwd: ,,to bring about the fullest collaboration between all nations in the economic field, with the object of
securing for all improved la'bour standards, economic advancement, and social security." Het jaar 1942 zou voor de internationale ontwikkeling van het begrip en voor het gebruik van de woorden sociale zekerheid van grote betekenis worden. Onder de titel ,,Social Insurance and Allied Services" werd het rapport van Sir WilMam Beveridge gepubliceerd en wij Willen zijn omsohrijving van sociale zekerheid hier geven. ,,The term ,,social security" is read here to denote the securing of an Income to take the place of earnings when they are interrupted by unemployment, sickness, or accident, to provide for retirement through age, to provide against loss of support by the death of another person, and to meet exeptional expenditures, such as those connected v\/ith birth, death and marriage. Primarily social security means security of income up to a maximum but the provision of an income should be associated with treatment designed to bring the interruption of earnings to an end as soon as possible." Zou het bij oppervlakkrge kennisneming van het rapport de indruk wekken of in het begrip sociale zekerheid van Beveridge de geneeskundige zorg slechts wordt geintroduceerd om de periode van loonderving zo kort mogelijk te laten duren, elders in het rapport wordt het duidelijk, dat Beveridge voor de vormgeving van het begrip ..social security" de noodzaak ziet voor het tot stand brengen van een ,,oom'preihensive national service for the prevention and the cure of disease and disability." Hij wil, dat deze geneeskundige zorg beschikbaar komt „ . . . for every citizen . . . whatever medical treat939
ment he requires, in whatever form he requires it, domiciliary or institutional, general, specialist or consultant..." Het Beveridge-rapport zou een belangrijke bijdrage Wijken te leveren in de verdere ontwikkeling tot de National Health Service. Duidelijk was het, dat in het begrip van de sociale zekerheid ook de gezondheidszorg was opgenomen. Het was dit rapport op grond waarvan Ohurchill verklaarde, dat hij voorstander was van de zekerheid „van de wieg tot het graf". Het jaar 1942 was nog in ander opzicht bepalend voor de vormgeving van het begrip sociale zekerheid. In een publikatle van de International Labour Organization, getiteld ,,Approaches to Social Security", wordt uitgewerkt hoe het begrip sociale zekerheid rust op twee pljlers, sociale verzekering en sociale verzorglng. Nog een ander feit ult de oorlogsjaren vraagt onze aandacht. Voortbouwende op de ontwikkeling van de gezondheidszorg binnen het begrip sociale zekerheid, werd op de Internationale Arbeidsconferentie te Philadelphia in 1944, een resolutie aangenomen inzake de organisatie van de geneeskundlge zorg, die, in de vorm van een dienst of van verzekering gegoten, aan iedere inwoner ten goede zou moeten komen. En tenslotte willen wij deze periode van de oorlogsjaren en de hierop aanslultende jaren afsluiten met de tekst van de in artikel 25 van de Universal Declaration of Human Rights, vastgesteld door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties in 1948: „Everyone has the right to a standard of living adequate for the health of well being of himself and of his family, including food, clothing, housing and medical care and necessary social services and the right to security in the event of unemployment, sickness, disability, widowhood, oldage or other lack of livelihood in circumstances beyond his control."
Keren wij na deze filisofie over het begrip sociale zekerhei'd terug tot de inhoud van het begrip, dan bemerken wij, dat dan pas de moeilijkheden beginnen, ja dat wij, bij wijze van spreken, niet twee dezelfde begripsomsdhrijvlngen vinden. Geconfronteerd aan de praktijk van het dageilijks leven stellen wij vast, dat aan het begrip geen absolute inhoud kan worden gegeven, dooh dat het afhankelijk is van historische en culturele ontwikkeling, van religieuze levensbeschouwing, van de economische toestand en, niet in het minst, van politieke situaties van het ogenblik. De Engelse Arbeiderspartij bracht een gezondheidsdienst zonder bijbetalingen tot stand, de conservatieven voerden de bijbetaling op het recept in, het huidige Labourgovernment besluit de bijbetalingen weer af te schaffeni Ook het rapport Van Rhijn zelf geeft weinig houvast omtrent het begrip. In plaats van een definltie geeft het rapport ons een omschrijving van hetgeen onder sociale zekerheidsmaatregelen moet worden 940
verstaan, namelijk: dat complex van regelingen, weike beogen: a. het geheel of gedeeltelijk vergoeden van het verlies van inkomsten, voortvloeiende uit bepaalde nader te omschrijven noden, zoals ouderdom, ziekte enz. en b. het verstrekken van geneeskundlge verzorging en verpleging en van de gelegenheid tot rehabllitatie. Als de sterkste emoties van oorlog en bevrijding, van vernietiging en herstel voorbij zijn komt de nuohterheid, vooral in Nederland weer te boven. De realiteit keert weer en de begrenzing van het begrip sociale zekerheid wordt aangepast aan nationale beschouwingen en maatschappelijke ontwikkelingen. Minister Suurhoff schrijft in 1952 in de Memorie van Antwoord op zijn begroting voor 1953: „Het is verre van de ondergetekende te willen suggereren, dat het oolt mogelijk zou zijn, een volledige materieJe bestaanszekerheid te garanderen... Sociale Zekerheid van de wieg tot het graf, zoals dat wel heet, is geen leuze, weIke men de ondergetekende ooit zai horen aanheffen. Dat kan alleen een totalitaire staat, die tot alles dwingen kan, voorsplegelen." Het Sociaal Maandbiad tekent bij deze woorden, getuigend van realiteitszin, aan, dat de exclamatie over sociale zekerheid, zijnde het wachtwoord van deze tijd, typerend is voor de ,,overspannen" betekenis, weIke aan deze leuze tijdens de oorlog en na de bevrijding werd toegekend. De huidige bewindsman op ihet ministerie van Sociale Zaken en Volksgezondheid, Dr. Veldkamp, ziet in die dagen zekere schakeringen in het begrip sociale zekerheid, waarin hij collectlvistlsche, individualistische en neosolidarlstische tendensen herkent. Ook kan hij de beschouwing alsof sociale zekerheid als de integratie van sociale verzekering en maatschappelijke zorg is te beschouwen, niet tot de zijne maken en ziet hij, vanuit zijn levensbeschouwing, de eer&te als christelijke reohtvaardlgheid, de laatste als christelijke caritas. christelijke reohtvaardlgheid, de laatste als christelijke caritas. Bestaat er derhalve binnen de landsgrenzen geen eenheid van opvattingen over het begrip sociale zekerheid, hoe dit in de zes landen van de E.E.G. is, moge blijken uit een recent rapport van een commissie uit deze organisatie, waarin wordt gesteld: „Wanneer er dus wordt gesproken over sociale zekerheid legt ieder dit begrrp uit aan de hand van de hem bekende opvattingen en formules, zonder zich ervan bewust te zijn dat deze fumdamenteel verschillen van die der nabuurlanden."
Bepalen wij ons tot eigen land en tot de twintig
j a r e n , die sinds de bevrijding verstreken. Het werd duidelijk hoezeer de geneeskundige v e r z o r g h g van de bevoiking als onderdeel van de sociale zekerheid een verworven goed was, waaraan het sociale-verzekeringskarakter na de oorlog niet weer kon w/orden ontnomen. Het zou in strijd zijn geweest met de mondiale ontwikkeling, indien na de bevrijding weer was teru'ggekeerd tot de vrijwillige ziekenfondsverzekering van de jaren v66r 1941. Het zou odk in strijd zijn geweest met de stelling, dat het recht op gezondheidsz'org een van de sociale grondrechten van de mens is. D i t reoht, dat de Nederlander geldend kan maken door middel van het ziekenfondswezen, dat een van de krachtige pijlers vormt van de sociale zekerheid in ons land.
de Wet op de Arbeidsongesohiktheidsverzekering en een Wet op de zware ge-neeskundige risico's, waarvan de indiening van het wetsoritwerp naar wij hopen spoedig tegemoet kan worden gezien. Een goede bouwmeester zorgt voor verrassingen. Vol verwachting zien w i j de ontwikkeling van zijn verdere programma tegemoet, de blauwdrukken bevinden zich nog in zijn atelier. W i j zullen ons hiervan 'niet door braak trachten meester te maken doch w i j beiden onze tijd en stellen vast, dat terec'ht op het door de Maatschappij georganiseerde Internationale congres over sociale zekerheid onze minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid als eerste het w o o r d zaI voeren, waar makende datgene, wat hij mij o p 30 September 1964 tot afscheid sohreef:
De Commissie Van Rhijn gaf in haar rapport in grote lijnen de toekomstige ontwikkeling van de sociale zekerheid in Nederland aan. Zonder de voorgangers te kort te koen, zai niemand mij bestrljden als ik na Talma, een halve eeuw geleden, nu aan V e l d kamp de titel van bouwmeester der sociale zekerheid
het Beleid Sociale Zekerheid en Beleid Volksgezondheid . . . dat dit onlosmakelijk verband het uitgangspunt en de kern blijft van ons politiek beleid." Moge de Maatsohappij er morgen, 13 november, in slagen opnieuw duidelijk te maken, dat w i j de sociale zekerheid be'hoeven als grondslag voor onze gezondheidszorg, dat de gezondheid op haar beurt het fundament v o o r de sociale zekerheid vormt.
NOORS GEZONDHEIDSCENTRUM Regering weerlegt bedenkingen tegen de vestiging Versc'henen is de Memorie van Antwoord op het Verslag van de Vaste Commissie voor Volksgezondheid der Tweede Kamer inzake het wetsontwerp tot toelating van de vestiging van een Noors Gezondheidscentrum te Rotterdam.* Naar aanleiding daarvan delen de minister en de staatssecretaris van Sociale Zaken en Volksgezondheid en de minister van Bultenlandse Zaken mede, dat de Noorse ambassiade te 's-Gravenihage, rta informeie polsingen in 1961 en 1962, op 11 februari 1963 het rninisterie van Bultenlandse Zaken officieel op de hoogte heeft g e 'bracht van het bij de Noorse Regering levende verlangen, een Noors Gezondheidscentrum voor opvarenden van Noorse schepen te Rotterdam te vestigen. De Koninklij'ke Nederlandse Maatsohappij tot Bevordering der Geneeskunst, de Nederlandse Maatschappij tot Bevordering der Tandheeikunde en de Koninklijke Nederlandsche Maatsohappij tot Bevordering d e r Pharmacle zijn op 4 September 1963 in * Zie voor het wetsontwerp M.C. no. 13/1965 bladeijde 240, voor het Voorlbpig Verslag der Tweede Kamer M.C. no. 17/1965 biadzijde 324, voor een redactionele besdhouwing over het Noors geziondherdscentrum M.C. no. 18/1965 biadzijde 347.
kennis gesteld van het Noorse voornemen. O p dit schrijven w e r d s'lechts gereageerd door de Koninklijke Nederlandse Maatsohappij tot Bevordering d e r Geneeskunst, hetgeen geschiedde bij schrijven van 9 oktober 1963. De strekking van dJt schrijven was, dat genoemde maatschappij zich toen niet verzette tegen de oprichting van een Noors Gezondheidscentrum te Rotterdam, met dJen verstande, d a t aan enige praktische bezwaren tegemoet gekomen diende te worden wanneer toestemming zou w o r d e n gegeven tot oprichting van dit gezondheidscentrum. In het bijzonder zou met de uitstekend Noors sprekende artsen die tot nu toe de Noorse zeelieden behandelen en voor wie dit een niet onbelangrijk deel van hun praktijk is, overeenstemming dienen te w o r den bereikt. Ook zou duidelijk vast moeten komen
** De vraag luMde: „Wel'ke is de zienswijze van de regertmg ten aanzien van de opvatting van het dagelijks bestuur van de Konlnkljjke Nederlandsdh© Maatsohappij tot Bevordering der Geneeskunst, irthouderade, dat althane aan enkele in die kring gevoelde bezwaren tegemoet zou kunnen worden gekomen, indien de werkzaamiheden van het Noorse centrum beperkt zouden blijven tot de werkzaamheden van de bedrijfsgeneeskundiige diensten?"
941
te staan, dat de eventueel in dit centrum werkende Noorse artsen niet buiten het centrum, ook niet in de in Rotterdam aanwezige Noorse kolonie, zouden gaan w e r k e n . Het oordeel van het gemeentebestuur van Rotterdam hebben de bewindslieden niet gevraagd. Het Is hun echter bekend, dat vanwege de Noorse ambassade ter zake contact is opgenomen met de voormalige burgemeester van Rotterdam en dat deze, blijkens ontvangen inlioiitingen, tegen vestiging van een gezondheidscentrum als bedoeld geen bezwaren had. Ten aanz'ien van de in de derde en vierde vraag van het Voorlopig Verslag bedoelde opvatting van het dagelijks bestuur van de Koninkiijke Nederlandse Maatschappij tot Bevordering der Geneeskunst** delen de bewindslieden mede, dat deze opvatting niet tot uitdrukking v\^erd gebracht in de bovenaangehaalde brief van de maatschappij en eerst te hunner kennis kwam, nadat de notawisseling tussen de Noorse en de Nederlandse Regering op 17 november 1964 had plaatsgehad. De werkzaamheden
van het
centrum
Zij merken inmiddels op, dat de werkzaamheden van het Noorse centrum en d e werkzaamheden van de bedrijfsgeneeskundige diensten als bedoeld in de w e t van 19 februari 1959 zowel overeenkomsten als verschillen vertonen. Eensdeels zullen de werkzaamheden van het centrum uitgebreider zijn dan die van een bedrijfsgeneeskundige dienst, anderzijds dragen zlj een beperkter karakter. De werkzaamheden van het centrum omvatten: 1. het regelmatig aan een geneeskundig onderzoek onderwerpen van zeelieden v o o r hun aanmonstering op Noorse schepen,2. het houden van aantekeningen inzake d e gezondheidstoestand van Noorse zeel'ieden die tijdens hun verblijf in Nederland w e r k zoeken; 3. het uitoefenen van de preventieve gezondheidszorg met betrekking t o t Noorse zeelieden die tijdens hun verblijf In Nederland w e r k zoeken, alsmede met betrekking t o t zeelieden die op in Nederland liggende Noorse schepen werkzaam zijn; 4. het verlenen aan onder 3 genoemde zeelieden van de nodige geneeskundlge en tandheelkundige hulp, welke van beperkte omvang zai zijn, alsmede het hun voorschrijven van de nodige geneesmiddelen. De bewindslieden zijn van oordeel dat het centrum als zodanig niet kan vallen onder de wettelijke regelingen ten aanzien van de bedrijfsgeneeskundige diensten, aangezlen de Veillgheldswet noch de S t u wadoorswet op het centrum van toepassing is. Voorts zeggen zlj dat aan de onderhavige overeenkomst geen andere betekenis dient te worden toegekend dan dat door het uitoefenen van de preventieve
942
gezondheidszorg door Noorse artsen het w e l b e v i n den der betrokken zeelieden in het algemeen gestimuleerd zaI worden. Vervolgens merken zij o p dat zlj niet hebben gesteld, dat zlj de overtuiging zijn toegedaan dat de zeer vele niet-Noorse schepelingen op Noorse schepen beter geneeskundig verzorgd zouden worden dan thans het geval is. Z l j verwachten echter evenmin, dat deze geneeskundige verzorging op een lager pell zou I'iggen dan thans het geval Is.
* ** Ten antwoord op een daartoe gestelde vraag delen zij mede, dat zlj ervan uitgaan, dat de Noorse artsen, die aan het gezondheidscentrum worden verbonden, ervaring heibben in de diagnostiek en d e behandeling van tropisdhe ziekten. De behandeling door het centrum zal overigens geen ziekenhuisbehandeling zijn. Niet uit het oog dient te w o r d e n verloren dat de Noorse schepen alle zeeen bevaren, hetgeen met zich medebrengt, dat van Noorse geneeskundigen, die betrokken zijn bij de geneeskundlge verzorging van schepelingen, deskundigheid op dit terrein mag worden verwacht. Het belang van de Noorse Regering brengt met zich, dat zlj alleen artsen bij het centrum zal aanstellen, die d e vereiste ervaring en deskundigheid bezitten. Behandeling ook van geslachtsziekten zal niet plaats vinden in het centrum, Indien verdere behandeling niet door het centrum kan w o r d e n verschaft. Aangezien zowel Noorwegen als Nederland is toegetreden tot de Conventie van Brussel zullen daarvoor in aanmer'king komende gevallen de zeelieden zeker verwezen worden naar het door bemiddeling van de Nederlandse regering overeenkomstig de regels van de Conventie van Brussel ingerichte centrum v o o r behandeling van aan geslachtsziekten 'lljdende zeelieden, i.e. het Havenziekenhu'is. De bewindslieden zullen erop toezien, dat ook bij een eventuele uitbreiding, w e l k e uitbrelding zlj op dit ogenblik overigens niet voorzien, van het aantal nationale gezondheidscentra gewaarborgd zal zijn, dat de belangen in Nederland bijvoorbeeld ten aanzien van de geslaohtsziekten voldoende ku'nnen worden behartigd. Aan de bewindslieden is niets bekend omtrent een standpunt van de W e r e l d Gezondheidsorganisatie ten aanzien van de wenselijkheid van het vestlgen van nationale gezondheidscentra voor zeelieden in andere landen ten behoeve van zeelieden van de elgen natlonal'iteit, respeotievelljk zeelieden, varend op elgen sdhepen. Het is hun evenmin bekend, dat men in de V.H.O. van mening zou zijn, dat decentralisatie slechts ten nadele kan zijn van de algemene medisch-hygienische verzorging van de zeelieden in de betreffende haven. Het overzioht zal In het onderhavige geval niet verioren gaan, aangezien het in het voornemen van de Noorse Regering ligt, intensief contact te doen
onderhouden tussen het centrum en de autoriteiten en deskundigen, die bij de medisch-hygienische verzorging van zeelieden in de haven van Rotterdam zijn betrokken. Zij zuHen zulk contact bevorderen, voor zover d'it nog nodi'g mooht zijn. Medische diensten van andere nationaliteiten De bewindslieden wijzen er op, dat zij n'iet gekozen hebben voor het systeem dat iedere nationaliteit haar eigen medische dienst in een Nederlands havengebied kan openen. Het gaat in het onderhavige geval om het honoreren van een op zich zelf begrijpelijk verzoek, waarbij bedaoht dient te worden, dat om der wille van goede Internationale betrekkingen nietinwiiliging van een zodanig verzoek alleen dan ware te overwegen, indien daarvoor gegronde redenen zouden kunnen worden aangevoerd. Het verzoek heeft overigens een beperkte strekking, terwiji waarborgen zijn geschapen voor een goede gang van zaken voor wat betreft de volksgezondheid, Zij zouden in dat verband naar de overeenkomst witlen verwijzen, in het bijzonder naar artikel 2. Het medisch centrum zai immers gehouden zijn de in Nederland van kracht zijnde wetten en voorschriften in acht te nemen en rekening te houden met de internationaie verplichtingen van Nederland ten aanzien van de Internationale Sanitaire Regelingen van de Wereld Gezondheidsorganisatie en met andere internationaie voorschriften, terwiji het centrum ten nauwste dient samen te werken met de Nederlandse autoriteiten, die te alien tijde toegang tot het centrum zullen hebben. Het verlenen van vergunningen aan Noorse artsen en tandartsen voor het uitoefenen van hun beroep in het centrum kan niet anders dan in overeenstemming met de bepalingen van de wet van 27 September 1962 geschieden. De Nederlandse autoriteiten, die met de toepassing van deze wet zullen worden belast, behouden voldoende vrijiheid van oordeel, wanneer deze overeenkomst in werking treedt. Uit overleg met de Noorse ambassade te 's-Gravenhage is gebleken dat de bepalingen van de Noorse wetgeving, die van toepassing zouden zijn op het te vestigen Noorse centrum, niet Indruisen tegen de bepalingen van de Nederlandse wetgeving. Naar het oordeel van de bewindslieden zou trouwens, moohten er verschillen bestaan, hieruit geen bezwaar kunnen voortkomen met het oog op de samenwerking tussen het centrum en de overige medische Instanties in Rotterdam, omdat het medische centrum zonder meer verplicbt is ten nauwste samen te werken met de Nederlandse autoriteiten. Het vrije verkeer van artsen in E.E.G.-verband draagt een totaal ander karakter dan het toelaten van Noorse artsen tot een zeer beperkte praktijk in het centrum. Het Verdrag van Rome voorziet In de mogelijkheid van een toelating van artsen tot het vrijelijk uitoefenen van de praktijk, hetgeen met zich brengt, dat de zioh hier vrij vestigende arts zich de hier geldende gewoonten en voorschriften, inclus'ief de taal, geheel eigen moet maken. In ver'band daarmede dient
een zekere aanpassingsperiode te worden voorgesc'hreven. Noorse artsen onderworpen aan medisch tuchtrecht Toelating van Noorse artsen en tandartsen tot de u'itoefening van de praktijk (onder door de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid te stellen beperkingen) brengt met zich mede, dat deze Noren (binnen de beperkingen waaronder zij zijn toegelaten tot de uitoefening van hun beroep) onderworpen zijn aan de wettelijke regelingen, weike van toepassing zijn op artsen en tandartsen en mitsdien aan de bepalingen van de Medische Tuchtwet. De bewindslieden geven de categorische verzekering, dat de artsen en tandartsen, verbonden aan het Noorse centrum, geen hulp zullen verlenen aan in Rotterdam woonachtige Noren. Dit verbod geldt a fortiori voor Noren die buiten Rotterdam wonen. Er mag van worden uitgegaan dat een aan het centrum verbonden medicus inderdaad overeenkomstig het bepaalde in de onderhavige overeenkomst zaI weigeren een hier te lande woonachtige landgenoot, die zijn bulp inroept, te behandelen Het is de bewindslieden bekend dat de Noorse regerinig in New Yor'k, 'in Londen en in Antwerpen eigen gezondheidscentra voor zeelieden heeft gevestigd. De moeilijkheden, die zich in Antwerpen hebben voorgedaan, hadden betrekking op een aan het aldaar gevestigd Noorse gezondheidscentrum verbonden tandarts, die zijn bevoegdheden te buiten ging. Omtrent de ervaringen met soortgelijke centra in andere landen is hun niets ongunstigs bekend. Geen precedent Het vestigen van een Noors gezondheidscentrum te Rotterdam behoeft geen precedent te vormen. Het is niet bekend of andere zeevarende naties in andere landen gezondheidscentra hebben gevestigd of voornemens zijn dit te doen. Eventuele verzoeken van andere landen zullen ieder op zioh zelf worden besohouwd. Een ongelinviteerde toeneming van het aantal dergelijke centra lijkt op het eerste gezicht wel minder wenselijk. We'inig landen 'hebben echter een zo groot scheepvaartverkeer op Rotterdam als Noorwegen. Niet uit het oog dient te worden verloren, dat het tegemoetkomen aan 'het Noorse verlangen ten slotte een ander karakter draagt dan het tegemoetkomen aan een eventueel verzoek tot het vestigen van een gezondheidscentrum door een Nederlandse of buitenlandse rederij. Voor zover de bewindslieden bekend is, behoeft geen Rotterdamse arts belangrijke financiele schade te ondervinden van het oprichten van dit centrum, Het figt in het voornemen van de bevoegde Noorse autoriteiten om thans met de zorg voor Noorse zeelieden belaste artsen bij de werkzaamheden van het Noorse centrum in te schakelen. Voordat de overeenkomst van kraoht is, kan daar echter niet verder over worden gesproken. 943
In memoriam Prof. Dr. J. Mulder 5 mei 1 9 0 1 - 1 oktober 1965 Toen op de eerste okto'ber, 's morgens om acht uur, de vlag van het Academisch Ziekenihuis halfstok werd gehesen, wisten de ingewijden, dat de hoogleraar in de Inwendige Geneeskunde, Dr. J. Mulder, in zijn eigen kflniek was overleden. Weldra was een ieder op de hoogte. Een indrukwekkender getuigenis dan de bijeenkomsten, wei'ke op die dag in de twee collegezalen van de Afdelingen voor Inwendige Geneeskunde werden gehouden, kan men zich moeilij'k voorstellen. Beide zaien waren te 4.30 uur tot de -nok toe gevuld met alle medewerkers. Na enkele woorden gewijd aan de overledene, werd hij In diepe stilte herdacht op de plaats, waar zijn sprankelende geest zo vaak de aandacht had geboe'id. De her^denking toonde door het iaantal der aanweii'gen op treffende wijze, wat er na zijn 'komst 'm 1946 tot stand was geibraoht. De grote kamer boven de ingang van de kliniek was getuige geweest van een werkkraoht, die aan het ongelooflijke grensde. Vrijwel eike avond brandde het licht, dat meestal pas na m'iddernacht werd gedoofd. Ook overdag was de bewoner steeds te bereiken voor al zijn stafleden, voor zijn patienten en Wie hem maar nodig mocht hebben. Professor Mulder was in de eerste plaats een voortreffelijk geneesheer. In die hoedanigheid kwamen zijn gaven het volst tot hun recht: het scherpzinn'ige verstand, het enorme geheugen, de snelle associatie, de vaardige hand, het evenwidhtige oordeel, de durf, de voorzichtighe'id, het doorzettingsvermogen, tezamen met een groot medegevoel voor zijn patienten. In diagnostiek en therapie was hij een meester. Hij kon genezen als geen ander, maar ook onder alle omstandigheden troosten en hoop geven. Het onderwijs zat hem in het bloed. Hij was een voortreffelijk didact, ook zonder hulpmiddelen. Hij is ons alien in het toepassen van de tiedendaagse mogelijkheden van de tedhniek niettemin voorgegaan. De opdracht, onderwijs te geven, beperkte zich aan de universiteit tot 'het onderwijs aan studenten. Reeds in de eerste officiele briefwisselingen en in de intree-rede werd een uitgebreide opvatting van deze taak aangekondigd. Klinische oonferenties (de ,,vrijdagmiddag"), klinisc'h-pathologisohe oonferenties samen met de Afdeling Pathologie en didactische cursussen voor de staf, maar ook voor andere belangstellenden, werden ingesteld om de toe'komstige specialisten te vormen. Reeds vijf jaar na zijn komst wist Prof. Mulder de afdeling gereed om in juli 1951 ook de eerste ,,Boerhaave-cursus voor specialisten" te geven en wel een in ,,Influenza en influenza-virus-tech944
niek". Het aantai deelnemers was tot vijf beperkt. Een week later volgde de cursus „Gastrosoopie en gastrobiopsie". Het waren de eerste twee van een lange en succesvolle reeks, waaraan weldra het ge'hele Boerhaavekwartier deelnam. Soms zuiver het onderwijs dienende, d'roegen veie oursussen tevens het karakter van een bijeentomst van deskundigen. Professor Mulder is tot zijn dood de voorzitter gebleven van de commiissie die deze oursussen organiseerde en stimuleerde. Hij heeft voor Leiden een instituut geschapen, waarvoor velen hem dankbaar zijn en dat tot ver over de grenzen bekendheid heeft verworven. Hij genoot tevens van het informele gesprek, waarvoor naast het officiele programma steeds gelegenheid werd gesohapen. Naast het onderwijs is de taak van de hoogleraar het beoefenen van de wetenschap. De studies over de infecties van de luohtwegen en in het bijzonder over de ,,Haemophilus Influenze" en het 'influenzavirus bezorgden hem een plaats onder de bekende ,,exp3rimentele patho-genetici". Meesterlijk werd ook de pandemie van 1957, een door de natuur geboden experiment, uitgebuit. Met grote energie streed Prof. Mulder voor de ontwikkeiing van de inwendige geneeskunde in al haar schakeringen. Alle mogelijkheden werden benut en met niet aflatende volharding wist hij het merendeel van zijn plannen door te zetten, steeds anderen een stap voor, vaak geremd door het onvermijdelijke gebrek aan de nodige middelen, maar zelden tegengehouden. Kieine werkgroepjes groeiden uit tot afdelingen met eigen verantwoordeiijkheid, eigen patienten en soms eigen gebouwen. Hij was van mening, dat zonder zelfstandigheid geen vrucihtbare ontplooiing was te verwachten. Wel heeft de steeds groter wordende onderlinge afstand van de deelspecialismen hem zorg gebaard. De verhouding tussen de algemene specialist en de orgaan-specialist is eohter, afgezien van de vergaande specialisatie die juist in Leiden is ontwikkeld, een algemeen en klemmend probleem. Deze gewijzigde structuur vroeg een nieuwe ruimtelijke ordening. Het klinische en bovenal het poliklinisdhe werk vroegen naast onderwijs en wetenschap nieuwe ruimten en nieuwe middelen. De helft van het bouwplan hiervoor is nog tijdens zijn leven gereed gekomen. Zijn visie heeft hij neergelegd in de rede, die hij heeft uitgesproken op de ,,Wetenschappelijke stafdag van de werkgroepen der Interne Geneeskunde", op 22 mei 1965. Aan alien, die zioh over de
verdere ontwikkeltng van de geneeskunde beraden, is de lezing van deze in druk versdhenen rede warm aan te bevelen, evenals zijn visie op het deelspeciaIfsme, waarover een studie verscheen in ..Universiteit en Hogeschool", mei 1964. Naast de nieuwe polikliniek had thans een nieuwe kl'inie'k moeten staan. Zelfs de plannen hiervoor zijn helaas nog niet in een vaste vorm gegoten. De kans, nog zelf in dit geibouw te 'kunnen werken, was vervlogen. Hij hoopte, dat een plan verwezenlijkt zou kunnen worden, dat in de structuur de integrate zou herwinnen, wellicht ook met andere speoialismen en niet allieen binnen de interne geneeskunde. Een hoop, die destijds ook geleefd had toen de eerste plannen voor de 'nieuwe pollkJiiniek werden voorgesteld. Op het laatst van zijn leven onUving Prof. Mulder de officiele bewijzen van waardering. Hij wend dit jaar benoemd tot Bidder in de Orde van de Nederlandse Leeuw. Dat de uitreiking van de ondersc'heiding per-
soonlij'k igeschiedde in het Dep'artement voor Sociale Zaken en Vol'ksgezondheld was voor hem een grote voldoening. Ook het toekennen vanuit Groningen, waar hij de basis had gelegd van zijn wetenschappelijk werk, van de Ubbo Emmius-medaille en de toekenning van de Hijmans van den Bergh-medaiJIe, heeft hem een groot genoegen gedaan. Want, weinig vragend voor zichzelf, wenste hij wel anderen de eer te geven, die hun naar zijn mening toe'kwam, en eerde hij bovena'l de grote voorgangers in de geneeskunde: Hi'ppocr'ates, de clinious bij uitnemendheid; Boerhaave, de aizijdige, de grote didact, die de basis-wetens'chappen aan de kli^niek I'iet voorafgaan. Zo iemarid, dan had Mulder het rec'ht, zich een navolger van Hippocrates te noemen. De leerstoel van B'oerhaave heeft 'hij met ere bekleed. 3 november 1965. L. KUENEN
VERANDEREND GETIJ In het oktobernummer van „Katholieke gezondheidszorg" zet M(ertens) zijn besohouwing voort over ,,Veranderend getij". Wij veroorloven ons een uStvoerig citaat uit dat artikel dat aldus aanvangt: ,,Misschien minder geprononceerd en niet als mening van de hele groep, maar todh in termen die typerend zijn voor een kentering in van ouds bestaande opvattingen en standpunten, zijn ook in andere sectoren van de maatschappelijke gezondheidszorg, m.n. in de wereld der geneeskundigen, geluiden en teke'nen waar te nemen, die, evenzeer als in de kruiswereld het geval is, wijzen op een veranderend getij. Ook daar wordt gedacht over verzetten van de bakens bij de constatering van alles wat zich voltrekt aan veranderingen in de praktijk, in de ziekenhu'iswereld, in het verpleegstersberoep, in de sociale gezondheidszorg. Was het niet Dr. C. L. C. van Nieuwenhuizen, die als voorzitter van de Europese verenigirig voor Slafartsen als zijn mening uitsprak, dat de explosieve ontwikkeling in deze sectoren alleen in goede banen kan worden gekanaliseerd door bundeling van gelijk gerichte krachten en belangen in groter en kleiner verband en ,,een berziening van onze Innerlijke standpuntsbepaling t.o.v. de vele ons omringende probiemen in de artsenwereld en het zich uitbreidende veld van de volksgezortdhe'idsaorg"*. Een zinsnede weike door de redactie van M.C. wordt becommentarieerd met de vraag of artsen ,,niet vaak innerlijk eigenlijk een uitgesproken autocratisChe Instelling 'hebben weike moeilijk tegenspraak duldt en sleohts noodge* Medlsdh Contact no. 11/1965, bladzijde 199.
dwongen zich laat ombuigen; een instelling ook weIke eerst onder de drang der omstandigheden zich laat verlelden tot samenwerking con amore". Hoewel niet zo geprononceerd geformuleerd en omzichtiger uitgedrukt, komt eenzelfde teneur tot ulting in een recent redactioneel artikel in het Tijdschrift voor Sociale Geneeskunde (24 sept, j.l.) blijkens de beide voigende citaten: ,,1'n sociaal-geneeskundige activiteiten rondom individu of groep speelt de inbreng van andere disciplines in meerdere gevalien een relatief veej belangrijker rol dan in de persooniijke geneeskunde, iherh'aaldelijk zelfs een gelijkwaardige rol". Na adstruering van deze — overigens weinig revolution a ire — mening, aan de hand van enkele reeds lang bestaande sociaal-geneeskundige voorzieningen concludeert schrijver: ,,in het sociaal-geneeskundig vlak is dus vaak de unieke posltie van de arts verdwerien. Dit is geen verliespunt". Zou hier niet liever pos'itief van een winstpunt gesproken moeten worden sinds het standpunt todh wel algemeen aanvaard is, dat de sociaal-geneeskundige zorg een muiti-disciplinaire dient te zijn vanwege haar multidimensionale problematiek? Een nog duidelijker uiting in deze geest bood M.C. in een redactioneel artikel** naar aanleiding van een landelijke bijeenkomst van verplegenden in Nijmegen (in mei j.l.). De sdhrijver citeert met kennelijke instemming de z.i. ,,nogal frappante uitspraken" die een ,,ziekenbuisdiredteur uit het westen des lands" als inleider over de beroepsverantwoordelijkheid van de verpleegsters op dat oongres zijn auditorium voorhield, waarin deze z.i. ,,de vinger gelegd heeft op een ** Medisoh Contact no. 24/1965, bladzijde 483. 945
voor de verplegenden kardinaal punt, toen hij er op wees dat ,,de arts uit zijn ivoren toren dient te komen" ook en m.n. in zijn verhouding t.o.v. de verpleegster ,,nu haar status een andere is geworden door hear degelijker en meer wetenschappelijke opieiding, waardoor ze in een totaal andere posi'tie Is komen te verkeren tegenover de z'ieike en de arts." De consequentie van de plaats gehad hebbende ontwi'kkeling — aldus vervoigt schrijver — waardoor de m'oederlijke, troostende en verzorgende taak van de verpleegster van weleer, grotendeels naar de achtergrond is gedrongen om plaats te maken voor een meer teohnisch-verpleeg'kundige taak, v\/aarin nog versohillende specialisaties imogelijk zijn, moet dan ook we'l deze zijn, „dat de verhouding arts-verple©gster in het ziekenhuis — en daarbuiten — een verandering moet ondergaan en in feite reeds heeft ondergaan; waarblj de arts, onder erkenning van de gespecialiseerde vakbekwaamheid van een verpleegster, in de verplegenden een medeweHkersgroep gaat zien en deze als zodanig tegemoettreedt". „De ivoren-toren-arts is een anaohronisme geworden" — aldus de mening van de M.C. redactie — en zai binnenkort h'istorie zijn geworden. Hij z'al deze toren moeten verlaten ware het sleohts uit zelfbehoud"! Al werden deze beschouwingen gehouden in het kader van een bepaalde bijeenkomst en gezien vanuit het thema van de juridische en medisc'he beroepsverantwoordelijkheid van de verplegenden, en al kan men zich indenken dat een ziekenhuisdirecteur op de eerste plaats de zieken'huissituatie op het oog heeft, is het toch nauwelijks denkbaar dat deze ,,frappante uitspraken" niet evenzeer van toepassing zouden zijn op de situatie buiten hetziekerthuis. Trouwens ,,ook dear buiten" werd er nadrukkelljk bij betrokken, zodat men er vanuit mag gaan, dat ook voor de functie en de relatie met de verplegenden buiten het ziekenhuis — 'in de wijk, in het district dus en In de sociaal-geneeskundlge diensten — op deze arts-verpleegster relatle dezelfde vernieuwde vrsie van toepassing Is. Eigenlijk is dit ook vanzelfsprekend, zelfs a fortiori, omdat deze relatle niet zo gereglementeerd is als de intra-muraie en veel meer berust op een persoonlijke basis en op de team-gedachte, wa'arin de ivoren-toren-houding niet in te passen is. En ook wat het thema van de beroepsverantwoordelljkheid van de verplegenden betreft en het daaromtrent verdedigde standpunt ,,dat de arts niet meer de verantwoordelljkheid kan dragen voor alles wat de verpleegster doet" ligt deze problematiek in de wijk in felte nog evidenter dan in het ziekenhuis. Weliswaar is het werk in het ziekenhuis meer ged'ifferentieerd en m>eer teohnisch gespecialiseerd, maar ook In de wijk moet de arts evenzeer er op kunnen rekenen dat wat hij aan de wijk- of de distrlctsverpleegster overlaat of opdraagt, voor honderd procent verantwoord gebeurt, of dat nu in het tech946
GENEESKUNDIGE VERZORGING DEFENSIE In het voorlopig verslag van de vaste oommissle voor Defensie der Tweede Kamer worden met betrekking tot de paragraaf geneeskundige verzorging in de rijksbegroting Defensie voor 1966 de volgende vragen gesteld: Bepaald onbevredlgend achtten vele leden de zeer trage werkwijze en het povere resultaat van de oommissle mil'ltair geneeskundige diiensten, de z.g. commissie-Drljber. Het felt dat deze oommissle nog geen advies heeft kunnen uitbrengen over de reeds jaren hangende kwestie van de vrije artsenkeuze c.q. de vrlje ziekenhu'iskeuze voor beroepspersoneel — laat staan over de kwestie van de militaire geneeskundige diensten als zodanig — was voor deze leden teleurstellend. Kan de minister mededelen of de commis•sie-Drijber aan een tijdslimiet is gebonden voor het uitbrengen van de gevraagde adviezen? Zo neen, is de minister dan bereid alsnog een korte tijdslimiet te slellen voor het eindadvies? Blljft, indien op grote schaal het burger geneesku'nd'ig potentieel wor^dt Ingeschakeld de m'iliitalre geneeskundige verzorging in oorlogstijd voldoende gewaarborgd? Is een overzlcht te geven van het aantal bedden in de versohillende ziekeninridhtingen, die voor land- en luchtmacht en marine ter besohikking staan? Kan de minister het bezeWlngspercentag* van leder dezer inrichtingen gedurende b.v. de laatste vljf jaar mededelen? Hoeveel bedragen de jaarlljkse kosten van de militaire geneeskundige diensten en van de ziekeninrichtingen (incl. exploitatielasten)? Wat zijn de kosten per bed van leder der versohillende ziekenjnrlohtingen, waarover de landmacht, de ludhtmacht en de marine besohikken? Hoe Hggen deze kosten ten opziohte van andere ziekenhuizen met een z.g. all-in tarief?
nisoh-verplegende vlak is dan wel In het sociaal-geneeskundlge. Vandaar ook — en terecht — de nadruk op de deskundi-gheid van de verplegenden als uitgangspunt van de gehouden beschouwingen; vandaar ook de nadruk die gelegd moet blijven worden op de voortdurende aanpassing van die deskundigheid aan de eisen van nu; en dus op de opvoering van het pell van de opieidingen en op regelmatige bijscholing. Valt deze pijler weg, dat stort het hele gebouw, waarop al de beschouwingen op dat congres gebaseerd waren, in elkaar."
NIEUW PAVILJOEN VAN HEIDEHEUVEL GEOPEND Onderzoek naar het ontstaan van cara
Dr. R. J. H. Kruisinga had vrijdag 29 oktober de prettige taak in Hilversum het nieuwe paviljoen te openen van het astmacentrum Heideheuvel, waarin het internaat van dit centrum is ondergeibraoht. De directeur-'generaal van de Volksgezondheid prees de le'iding van de Heideiheuvel om haar streven het i
ten met het opgeven van sputum en bij 16 procent benauwdheidsklachten. Dr. Kruisinga legde er de nadruk op, dat bij de onderzoekingen die thans naar de oara^prdblematiek worden ingesteld, ook aan de somatische factoren de voile aandacht moet worden geschonken. Bij het onderzoek dat de gezondheidsorganjsatie T.N.O. nu gaat uitvoeren om een beter fniidht te verkrijgen i'n de factoren die een rol spelen bij het ontstaan van cara behoort ook bet onderzoek naar de rol die de verontreiniging van de atmosfeer hierbij speelt. De direoteur-genenaal was de mening toegedaan dat ook bij de behandeiing en de bestrijding van astma een aantal traiditionele scheidslijnen die bij de uitvoering van het werk op het terrein van de volksgezondheid nog aanwezig zijn, moeten worden doorbroken. De betrokken problematiek zai volgens Dr. KruiSinga, alleen goed kunnen worden benaderd, indien de preventieve en de curatieve sector in een zelfde kader samenwerken en indien het intramurale en het extramurale werk vanuit dezeJfde visie geschiedt. In d'at lioht is de opening van een polikliniek voor kinderen met astma en ohronlsche bronchitis door Heideiheuvel en Bosdh en Heide van bijzondere betekenis, aldus de directeur-generaal.
Het nieuwe gedeelte van het Hilversumse Astmacentrum dat Dr. Kruisinga vrijdag 29 oktober jl. officieel t)eeft geopend.
947
FUNCTIEKEUZE VAN TE NIJMEGEN AFGESTUDEERDEN In 'het oktobemummer van het Katholiek Artsenblad sohrijven Prof. Dr. A. Mertens en Drs. J. Persoon een artikel over de functiekeuze van de in Nijmegen afgestudeerde artsen in relatie met hun stage bij de huisarts. Ter inleiding delen de auteurs mede: ,,Daar er allerwege gesproken werd van een steeds toenemend huisartsentekort en om een indruk te krijgen van de waarde, die de afgestudeerden toekenden aan de stage sociale geneeskunde, zoals die in Nijmegen gelopen werd, heeft de medische faculteit onI'angs een enquete gehouden onder degenen, die in Nijmegen afgestudeerd v^aren nadat zij hier liun studie van 'het begin tot en met het artsenexamen hadden gedaan. Niet geenqueteerd werden due degenen, die gedurende hun studie naar elders vertrokken v^^aren (ook niet reiinisten die na hun doctoraal examen hun studie elders voortzetten) en evenmn zij, die aan een andere universiteit hun studie begonnen waren en ze hier afgemaakt hadden. Van oktober 1958, op weike datum de eerste drie artsdiploma's v/erden uitgereikt, tot 1 juni 1965 hebben er 251 studenten in Nijmegen met succes hun artsexamen gedaan. Van dezen hebben er 245 hun gehele studie te Nijmegen verricht. Van deze 245 artsen werden er 16 (12 mannelijke en 4 vrouwelijke) niet geenqueteerd. 1 was overleden, 15 werkten buiten Europa: 1 zeevarend, 5 in Suriname, 9 in ontwikkelingslanden (5 mannelijke en 4 vrouwelijke artsen, van weIke laatsten er 3 als religieuzen in hun geboorteland). Alle 229 geenqueteerde artsen beantwoordden de gestelde vragen, zij het enkelen pas na herhaald verzoek. Van deze 229 artsen waren er 202 (88,2%) mannen, 27 (11,6%) vrouwen. Aan deze artsen was gevraagd weIke functie zij
POLIKLINISCHE BEHANDELING ACADEMISCHE ZIEKENHUIZEN In het verslag van de vaste commissie voor de rijksuitgaven inzake het verslag van de Algemene Rekenkamer over 1964, schrijft deze commissie: „De commissie is met de Rekenkamer van oordeel, dat het teleurstellend is dat het vooroverleg inzake het in rekening brengen van rechtens aan de academische ziekenhuizen toebehorende vergoedingen zoveel tijd vergt. Kan de minister van Onderwijs en Wetenschappen mededelen, of bij het academisch ziekenhuis te Leiden inmiddels een tartef voor de vergoeding van enkele vormen van poliklinische hulp is ingevoerd?"
948
thans uitoefenden, of zij van plan waren binnenkort een andere functie te aanvaarden en zo ja welke." De uitkomsten van deze vragen hebben de auteurs vooreerst samengebracht in een tabel, waaruit blijkt dat van de Nijmeegse afgestudeerden 45% huisarts is, van de mannelijke afgestudeerden zelfs 49,5%. Deze tabel, waarin mannelijke en vrouwelijke artsen zijn verdeeld naar hun huidige functie, geeft het volgende beeld: Mainneni abs. o/jj
huisarts speciafist soc. geneesk. mi'litair geen med. functie
100 49,5 93 46,0 7 3,5 2 1,0
totaal
202 100,0
— —
Vrouwen abs. %
Totaal abs, %
3 11,1 16 59,3 6 22,2 7,4
103 45,0 109 47,6 13 5,7 2 0,9 2 0,9
27 100,0
229 100,1
— — 2
Wanneer men deze cijfers vergelijkt, aldus de auteurs, met de alarmerende berichten over een dreigend huisartsentekort, zijn zij nogal geruststellend. Na soortge'lijke cijfers te hebben gegeven over een onderzoek in Amerika wijzen zij er voorts op, dat voor Nederland tot voor 'kort sleohts een cijfer bekend was en wel van de Leidse universiteit. Bij een onderzoek door Hennink en Willemsen, in 1961 gepubliceerd en om andere redenen ingesteld, bleek van de tussen 1953 tot en met 1957 afgestudeerden nog geen 20% als huisarts werkzaam te zijn. De Ziekenfondsraad deelde in 1961 mede, zo betogen de auteurs voorts, dat van de in Nedertand in de periode van 1955 t/m 1957 afgestudeerd en er 23,1% als ziekenfondshuisarts was ingeschreven en zij zeggen dat, wanneer men daarmee de Nijmeegse cijfers vergelijkt, wel bedac'ht moet worden dat van d'eze 45% 'hu'isartsen secundair nog een klein aantal 2al gaan specialiseren en een groter aantal socJiaal-geneeskundige zai worden, terwiji het slechts zelden voorkomt, dat een spedialist of een sodiaal-geneeskundige per seoundam huisarts wordt. Gezien het allerwege gevreesde huisartsenteikort noemen zij de keuze der in Nijmegen afgestudeerde artsen geruststellend doc'h stellen daarbij vast dat niet te zeggen Is in hoeverre deze keuze representatief is voor de aan alle Nederlandse universiteiten in de laatste tien jaar afgestudeerde artsen. De auteurs brengen in hun besohouwing, waarnaar voor het ver^dere moge worden verwezen, enkele mogelijke verkiaringen naar voren voor het feit, dat van de te Nijmegen afgestudeerde artsen er relatief meer huisarts woPden. Zij gaan ook in op de actuele vragen omtrent de artsenopleiding, de invloed van stages, en geven daar'blj een aantal tabellen, waarin onder andere met betrekking tot de mening der geenqu@teerden over co-assistentschappen, de uitkomsten zijn neergelegd.
DE EIGEN LEVENSVERZEKERINGSMAATSCHAPPIJ door Drs P. Brandes
In de Algemene Vergadeririig van 30 januari 1965 werd besloten, een eigen levensverzekeringsmaatsohappij op te riohten. Een commissie-Ouded'agsvoor2iening werd ingestefd, om het plan uit te werken. leder heeft natuurlijk beseft, dat een organisatie, waarin miljoenen guldens zullen omgaan, niet In een hand'omdraalen tot stand kan worden geibracht. Bij de voorberei'dlng moeten tal van deskundlgen worden ingesohakelid. De keuze over beJei'dsaangelegenheden berust na oommssoriale bestu'dering bij de diverse bij deze materie betrokken besturen. Een samenspel van vele personen is noodzakelljk, die alien deze arbeid naast hun andere werkzaamheden verrichten. De wens, snel tot resultaten te komen mag niet ten koste gaan van een solide, organisatorisoh verantwoorde opbouw. Het is begrijpelijk, dat reeds vele malen de vraag werd gesteld, wanneer met het afsluiten van verzekeringen bij de eigen maatschappij zou kunnen worden begonnen. De ultzending van de nota's aan de leden van de L.H.V. en de L.S.V. inzake de extra contr^ibutie ter bijeenbrenging van het wettelijk voorgeschreven aangekondigd, vanaf weike in 1966 verzekeringen bij waar
* **
De voorgangster van de commiss'ie-Oudedagsvoorziening droeg de naam: Commissie-Pensioenfondsvoor-Artsen. Zij stefde het rapport samen, dat ten grondslag diende van het in de aanhef vermelde besluit der Algemene Vergadering. De woorden ,,pensioen", ,,pensioenfonds", ,,pensioenvoorzieningen" hebben rn de jareniange voorgeschiedenis van de bemoeienissen der Maatschappij met betrekking tot het vraagstuk der oudedagsvoorzlen'ing een betekenis gekregen, welke van het gangbare spraakgebruik af-
wijkt. Van „pensioen" in eigenlijke zin is sprake binnen de verhouding van werkgever en werknemer. De artsen in dienstver^band ontvangen pensioen. De huid'ige plannen zijn in de eerste plaats gericht op zelfstandig gevestigde artsen en dan kan het woord pensioen m'isverstand wekken. Herhaal'delijk stellen ou'dere artsen de vraag, of ook zij nog voor de ,,pens'ioenvoorzening" in aanmerking komen. Het antwoord dient dan te zijn, dat een eigen Jevensverzekeringsmaatschappij wordt opgericht. Het afsluiten van verzekeringen gesdhieot op vrijwil|iige basis. Of oudere artsen daartoe zullen overgaan, hangt van hun eigen behoeften af. Zijn zij van mening, dat hun oudedag nog onvoldoende door verzekeringen wordt gedekt, dan zuilen zij bij de eigen verzekertngsmaatsdhappij verzekeringen kunnen afsluiten op gunstiger voorwaarden dan bij de overige maatschappijen op dit gebied.
* **
Twee van de door de A.V. genomen besluiten betreffen de reohtsvorm en de bestuursvorm van de op te riohten verzekeringsmaatschappij. Het H.B. werd gemaohtigd een keuze te doen ten aanzien van de rechtsvorm. Het werd tevens gemadhtigd in overleg met de centrale besturen van de L.H.V. en de L.S.V. een nadere beslissing te nemen over de bestuursvorm. Met betrekking tot de bestuursvorm is het van doorslaggevend beteng, of men de e'igen verzekeringsmaatschappij wil zien als een orgaan van de verzekerden of dat men haar wil zien als een orgaan van de georganiseerde artsenmaatsohappij. In het laatstgenoemde geval worden de belangen van de verzekerde artsen behartigd via de bestaande bestuursorganen van de eigen beroepsorganisatie, die dus voor deze belangen opkomen op dezelfde wijze als zij voor de belangen van huteartsen, keurende artsen, diverse specialismen, sohoolartsen, enzovoort opkomen. In het eerstgenoemde geval dient een apart orgaan van verzekerden tot stand te worden gebraoht. Alleen op papier lijkt de invloed van de verzekeringnemers het grootst, als zij rechtstreeks voor hun eigen denkbeelden kunnen opkomen in een afzonderlijke vergadering. Wie heeft, als hij enigszins verderaf woont, de gelegenheid, zulk een in Amsterdam of Utrecht te houden vergadering te bezoeken? In fe'ite biedt de getrapte vertegenwoordiging via de bestaande kanalen een veel reefer mogelijkheid om de gang van zaken te beinvloeden. Bij de gekozen rechtsvorm van een onderlinge waariborgmaatschappij kunnen de artsen zowel langs de weg der afdel'ingen en landelijke besturen als door 949
bezoek aan een ledenvergadering van verzeikeringnemers hun stem doen horen. De concept-statuten van de onderlinge waar^borgmaatsohappij zijn inmMdels onder gewaardeerde medewenk'ing van mr. Jolles, opgesteid. Zij zijn (hans ter beooPdeling voorgelegd aan de Maatsdhappij en aan de maatsohappelijke verenigingen. Zij bevatten onder meer 'de naam van de eigen verzekeringsmaatsohappij. Nu de keuze is u'itgeva'llen ten gunste van een onderlinge waarborgmaatschappij kon de naam luiden: Onderlinge Levensverz^ker'iin'g Maatscteppij voor Artsen, afgekort met de initialen OLMA. Voorts wordt in (deze statuten voorgesteld, dat de dagelijkse l^iding toe valt aan een d'irecteur, en de algemene leiding zai geschieden door een Read van Comm'is'sarissen, waarin de iViaatsohappij, de L.H.V. en de L.S.V. door twee personen en de L.A.D. door een persoon zulien zijn verteigenwoord'igd. Deze concept-statuten bevatten de mogelijkheid tot aanwijzing van gede'legeerde commissarissen, die een nauwer contact met de direoteur kunnen onderhouden dan een college van zeven personen, dat uiteraard niet zeer frequent bij elkaar zaI kunnen komen. In de maand no-
vember zu'llen, naar mag worden verwacht, de vier genoemde bestuursorganen tot een besliss'ing komen, waarna de opridhting van de OLMA tot stand zaI kumnen worden g^braoht en aan de Veraekeringskamer de vereiste goedkeuring van de verzekeringsteohn'ische opzet officieel kan worden gevraagd. Informeel contact vindt intussen reeds plaats.
* De wet schrijft voor, dat een onderlinge waarborgmaatschappij of een naamloze vennootsohap alleen dan het levensverzekeringsbedrijf mag uitoefenen, indien een kapitaal ter bescihikking staat van teminste een miljoen gulden. Het is n'iet noodzakelijk, dat dit kapitaal onmiddellijk in voile omvang wordt gestort. Ind'ien voldoende kapitaalkradhtige geldgevers aanwezig zijn, kan worden volstaan met een storting van 10% of meer. Zij moeten echter in staat zijn, om de rest 20 modig bij te storten. De ledenvergaderingen van de L.H.V. en de L.S.V. hebben de opriohting van een eigen verzekeringsmaatsdhappij van zodanig groot belang geaoht, dat
Reeds in 1965 fiscale^aftrek van lijfrentepremie mogelijic Op grond van de mieuwe wet op de inkomstenbelasting zijn voor de eerste maal in 1965 lijfrenteprem'ies tot een totaalbedrag van f 5000,— fiscaal aftrekbaar en niet, zoals voordien, tot /^3600,—. Vele artsen hebben, in afwachting van de opridhting van de eigen levensverzekeringsmaatschappij, rtog geen gevolg gegeven aan hun voornemen, van deze verruimiing der frscaie faciliteiten gebruik te maken. Nu de Onderlinge Levensverzekering Maatsohappij voor Artsen (OLMA) dit jaar nog niet met haar werkzaamheden zaI kunnen beg'innen, heeft de Commlssie-Oudedagsvoorziiening naar wegen gezooht, waar'bij artsen, die t\ch bij de eigen maatsohappij willen verzekeren, toch reeds in het belastingjaar 1965 van de fiscale aftrek kunnen profiteren. Een weg is voor de hand liggend. De arts kan het bedrag van f 1400,— (of een anderbij zijn omstandig'heden passend befdrag) gebru'iken als koopsom van een lijfrente bij een der bestaande levensverzekeringsmaatschappijen. Hij sluit dan niet een polis af met een jaarlijkse verpliohting tot premiebetal'ing. Het bedrag wordt sleohts eenmaal op de aangegeven wijze besteed, zodat in de komende jaren deze som besohrkbaar is voor premiiebetali'ng bij de OLMA. Uiteraard kan met zu'lk een eenmallge storting geen grote lijfrente worden verkregen. Het is een overgangsvoorziening, die in 1966 gevo'lgd zaf worden door een verzekering op de gunstige voorwaarden bij de OLMA. Dan zaI men in het a'Igemeen een voUe'dige verzekering wilJen afsluiten, die ook een weduwe- en wezenVoorzierting omvat; bij de eenmallge voorziening Kgt het voor de hand alleen een van het eigen leven afhankelijke ouderdomsrente te verzekeren. 950
Hieronder volgen enkele gegevens, waaru'it kan worden opgemaakt weike rente bij versichillende leeftijden voor fHOO,— kan worden verkregen en weIke fi'scale voordelen daaraan zijn verbonden. Inzaike een tweeide weg, idle ertoe leidt dat het in 1965 betaalde bedrag van f1400,— bij de OLMA wordt ondergebracht, bevindt zioh het onderzoek in een vergevonderd stadium, zodat daarover in het laatste nummer van november of het eerste nummer van december mededel'ing kan wohden geidaan. Daarbij verleent de Maatsohappij adminiistratieve medewerking door eensdeels een lijfrente toe te zeggen en anderdeels de verpiichting op zioh te nemen, deze toezegigiing voor 1 januari 1967 onder te brengen bij de OLMA (of, ingeval van onverwaohte ontwifkkelingen, bij een levensverzekeringsmaatschappij). De volgende cijfers geven een indruk van bet fiscale voordeel, te verkrijgen bij een betaling van f 1400,— door degenen die in tariefgroep III vallen en fisoaal drie kinderen hebben. Wanneer het belastbaar inkomen (dus na aftr^k van reeds bestaande iijfrentepremies en andere aftrekposten) f 25.000,— bedraagt, wordt van de koops'om ± 43% op de fiscus afgewenteld. Dit percentage bedraagt bij een belastbaar inkomen van 30, 40, 50 of 60 duizend gulden respectievelijk ± 48, ± 54, ± 58 en ± 60. Voor f 1400,— kan een op 65-jarige leeftijd ingaande lijfrente woriden verkregen, inden men 30, 40, 50 of 60 jaar is van respectievelijk ongeveer f 294, f 242, f 173 o f f 144 per jaar. Bij de OLMA zijn hogere uitkeringen te verwachten. De Coimm'issie-Oudedagsvoorzieniing zou de artsen willen aanbevelen, hun besl'issing eerst in december te nemen.
zij besloten hebben het miljoen door middel van extracontnibuties bijeen te brengen ©n wel in zodanige vorm, dat toekomsti'ge besturen zioh niet voor de noodziaak van bijistorting gesteld zouden kunnen zien. Bij ide keuze van deze vorm van financiering he eft mede de overweging ee-n rol gespeeJd, dat verenigingscortributies kunnen worden besohouwd als beroepsonkosten. Fisoaal vormen zij dus een aftrekpost. De fiscus draagt du® in feite, doord'at de weg van een verplichte contributiebetal'ing werd gekozen, in zeer belangrijke mate bij tot het bijeenbrengen van het wettelijk vereiste waariborgkap'itaal. Het spreeikt vanzelf, dat de commissie-Oudedagsvoorziening met grote voldoening kennis heeft genomen van bet be&luit der genoemde maatsc'happe'lijke verertigingen. Langs deze weg krijgt de OLIVIA van meet af een kraohtige financiel'e basis. De alternat*ieve mogelijkheden om bet aanvangskapitaal bijeen te krijgen zondier kostbare tijd verloren te hebben doen gaan. Ook is het voor de oommissie bij de te voeren besprekingen ean grote steun, ervan te kunnen gewagen, dat de zelfs'taindige artsen in hun totaliteit zieh belangrijke offers Wiilen getroosten om een op de behoeften van de artsenstand afgestemde, op moderne leest gesdhoeide eigen levensverzekeringsmaatsobappij tot stand te brengen. De oomimissie wadkt er uiteraard voor, dat hear werkzaamheden van voorbereidende aard blijven en zij niet op de stoel van de te vormen bestuursorganen van de OLMA gaat bitten.
* Zai de OLMA de arisen meer kunnen bieden dan wat zij elders kunnen krijgen? Nog steeds zijn de gangbare tarieven voor individuele verzekeriingen gebaseerd op een rentevoet van 3%. Het is dudeilij'k, dat thans een vee'l hogere rente wordt gemaakt. Bij verze'ker'ingsmaatsdbappijen met wlnstdelingsregettngen wordt slechts een gedeelte van de rentewinst doorgegeven aan de verzekeringnemers. Naast het IndiViduele tarief kennen de verzekeringsmaarscbappijen wel is waar een gunstiger collectief tarief, dat bij verzekeringen van werknemers wordt toegepast. Een onderneming behoeft niet meer dan vijf ar^be'iders in dienst te hebben.-vom van dit oollectieve tarief gebruik te kunnen maken. De onderlinge afspraken verhinderen eohter, dat aan de duizenden arilsen eenze'lfde faciliteit wordt geboden. Aan het gangbiare collectieve tarief ligt een rentevoet van 3'/4% ten gro'ndslag. Mede daardoor kan de te verzekeren oudendomsrente, als op 35-jarige leeftijd met de verzekering wordt begonnen, 20% hoger zijn dan bij het individuele tarief. Bij op hogere leeftijd begonnen verzekeringen is het versohil tussen individ'ueel en colleotief tarief minder groot, omdat de rentefactor vooral op de lange termijn belangrijk Is. Toch kan ook een eerst op 55 jaar begonnen verzekering bij een rentevoet van 3%% tot 10% gunstiger uitkeringen leid'en.
De OLMA zaI de artsen in de gelegenheid stellen, verzekeringen af te s'lu'iten tegen bet lagere oo'llectieve tarief. Daarbij moet worden bedadht, dat binnen de opzet van de OLMA, die geen guldenstoezeggingen doet maar een fractiesysteem toepast, de tarieven slechts een eerste benadering vormen van de te verwaohten uitkeringen. De verzekerden zuMen volledig delen in de bedrijfsu'itkomsten op gebieid van rente, beleggingen, sterfte en kosten. Aan de collectieve tarieven liigt niet alleen de zeer veilige veronderstelI'ing ten grondslag, diat 3%% rente zaI worden gemaakt. Er zit een belangrijke kostenopslag in verwerkt, die eveneens uitzi'dht op extra-voor^delen biedt, aangezien de OLMA geen gebru'ik zaI maken van het bestaande agentertkorps en dus de hun toevallende provis'ie bespaart, zoals zij ook gerfngere reclamekosten zaI hebben. Het tarief is dus niet het enige en zelfs n'iet het voornaamste gegeven, waaruit kan worden opgemaakt, dat de OLMA meer kan bieden dan elders kan worden verkregen. Oaarbij komt het uitzicbt op hogere uitkeringen dan in bet tarief worden genoemd. De OLMA zaI op grond van duskundige adviezen een belegglngsbe'le
Deze uiteenzetting wil een beeld geven van de huidige stand van za'ken en de voortgang met betrekking tot de oprichOi'ng van de eigen levensverzekeri'ngsmaatsdhappij. Enkele onderwerpen, weike thans in het centrum van de aandaoht staan van degenen, die belast zijn met de taak, de eigen verzekeringsmaatscbappij in een veilige haven te brengen, zijn in het voorgaande reeds vermeid. Zij mogen, tezamen met de overige thans actuele werkzaamheden, in het kort worden gerecapituleerd. De imomentopname, die op het tijdstip van pubhkatie van dit artikel reeds zaI zijn verouderd, vertoont het vo'lgertde beeld. In de volgende commissievergadering wordt de taatste band gelegd aan de statuten van de OLMA. Reeds werden de besturen van de Maatsohappij, L.H.V., L.S.V. en L.A.O. uiitgenodigd, in hun in november te houden vergadering een bestissing over deze aangelegenbeid te nemen. Zij werden tevens uitgeno951
digd, de door hen te benoemen commissarissen aan te wijzen. Weldra zai dus de opriohting van de OLMA een feJt kunnen zij^n, waama de outiilage kan worden opgebouwd om verzeikertngen af te sluiten. Natuurlijk kan van het bestaande reeds zwaar belaste bureau van de Maatsdhappij niet worden verwaoht, dat het tevens de zorg voor een eigen verzeker'ingsmaarsehappij op zidh zaI nemen. Er dienen afzortderilijke funotionarissen, die op dit terreHn reeds ervaring heibben verworven, in dienst te worden genomen. Reeds he'bben de sottioitanten naar de funotie van directeur van de OLMA de met de voorselectie belaste delegatie van de comimissle, die daarbij wordt geh'olpen door een psychoioog, gepasseerd, zodat op korte termijn een besl'issing kan worden genomen. De actuariele adviseur van de comrnissie, wiens voorsteJien reeds tot een uitspraaik der commissie inra'ke de grondslagen der tariefstel'ling 'h'ebben geled, laat thans de concrete beretenlngen maken, weike voor een tarievertboekje nodig zijn. Tevens zai hij weldra ontwerp-polissen in de commissie ter tafel brengen.
Expirerende kapitaalverzekeringen en lijfrenteverzekeringen in verband met praktijkoverdracht Herhaaldelijk wordt het secretariaat van de commissie benaderd door art-sen, die overwegen hun verzekeringen uit te breiden. Inzake de gewone lijfrenteverzekeringen wordt op een andere plaats in dit nummer een advies gegeven. Met ingang van dit jaar is Inet mogeiijk geworden, de opbrengst van de praktijkoverdnacht geheei of ten dele buiten de inkomstenbeiasting te iaten vallen door m«it dit bedrag een lijfrenteverzekering af te sluiten. Over de bijzonderheden dezer regeting doet ieder er goed aan zijn eigen belastingconsulent te raadplegen. In verband met de vraag, of deze verzekering bij de OLMA zou kunnen worden afgesloten is de wettelijke bepaiing van belang, dat de lijfrenteverzekering niet onmiddellijk na het neerleggen van de praktijk bdhoeft te worden afgesloten, doch dat men er zes maanden tijd voor heeft. Een andere gerezen vraag betrof een arts, wiens kapitaalverzekering met lijfremteclausule binnenkort zou expireren. Het is in zulke gevallen niet noodzakelijk, de lijfrenteverzekering bij dezellfde maatschappij af te sluiten. Wei moel de verzekering aansluiten bij de kapitaalverzekering. Het uit te keren kapitaal mag niet tijdelijk aan het vermogen van de verzekerde worden toegevoegd. Aangezien de expiratie reeds in 1965 rou plaats vinden, kan aan de wens van de betrokkene, bij de OLMA de 'lijfrente onder te brengen, niet worden voldaan. Hem werd geadviseerd te overwegen of het bij zijn persoonlijke omstandig'heden zou passen, de verzekering om te zetten in een kapitaalverzekering, weike op 66-jarige leeftijd expireert.
952
Het bijeen te brengen kapitaal zaI in twee etappes vronden verkregen. Reeds werd het grootste deel van de eerste etappe ontvangen. Voor de opzet van de admlnistratie der OLMA is de hulp van een aocountant nod'ig. Op de agenda van de volgende oommissievergadermg staat een voorstel inzake het aan te wijzen accountantsibureau. Da fisca'le adviseur heeft zijn mening kenbaar gemaakt over de algemene opzet der OLMA en studeert thans op een aantal detaiipunten. Over de prob'lematiek inzake m'oderne belegg'ingsmethoden hebben reeds in een eerder stadium met op dit gebied gespeciaHlseeride adviseurs besprekingen plaatsgevonden. Zij zullen weldra, nu ter nadere conoretisering, worden voortgezet. In het gebouw der Maatsdhappij is ruimte vrljgemaakt voor het personeel der OLMA. Van herverze'keraars worden offertes ingewaoht ter dekkSng van het risico van voortljd'ig overlijden, dat de OLMA uiteraard niet zelve geheel zaI mogen dragen. De benoeming van een med'isch adviseur wordt voorbereid. Bespreklngen zijn gaande over het vraagstuk van de praiktljkfln'anciering. Het spreekt vanzelf, dat de werkzaamheden der commissie n'iet geheel aan de aandacht van het levensverze'keri'ngsbedrijf zijn onlgaan. Dat heeft tot bepaalde contacten geleid, zowel met de op dit gebied werkzame ondernemersorganisatie als met individuele ondernemingen. De oommiissie heeft gemeenid, open te moeten staan voor aanbiedingen van het bestaande levensverzeikeringsbedrljf. Zij werden wel in uitzicht gesteld, maar zijn nog niet ontvangen. Als laatste punt van deze onvoliedige opsomm'ing zij nog vermeld, dat de commiissie haar gedaohten heeft Iaten gaan over de voorlidhting aan de leden. U'iteraard zal eerst in een latere fase een concrete voorlidhting, die van invulformuiieren vergezeld gaat, ku'nnen wofden gegeven. Op de Algemene Vergaderlng hebben de voorzitters der commiissles telkens een overzicht van de voortgang verschaft. Het is begrijpedjk, dat op d'it terrein, dat grote belangen buiten de kring der artsen raakt, voorzichtigheid geboden was. Naarmate het moment naderbij komt, waarop de OLMA naar buiten zal optreden, kunnen ruimere inlichtingen worden geigeven, zoals uit het onderhavlge artike! blijkt.
* ** Dit infonmatieve artikel beihoefit niet uit te lopen in een opwekking aan het adres der artsen, hun verzekertngsbeiled thans zodanig te dirigeren, dat er ruimte over^blijft voor bij de OLMA af te sluiten pollssen. Natuurlijk is de comm'i'ss'le er ten voile van overtuigd, dat de artsen bij de OLMA beter dan elders terecht kunnen. De propaganda beihoort eohter niet tot de (aak der vooribereidiingscommlssie, die weldra, als de Raad van Commissarissen benoemid zal zijn, de verdere werkzaamheden aan dit college zal kunnen overdragen.
S Tijdelijke of blijvende arbeidsongeschiktheid door ziekteof ongeval heeftflnanciele gevolgen. Wanneer U zich daartegen verzekert, doe dat dan goed. Zoek zekerheid met een daguitkering tot 65-jarige leeftijd bij ziekte en tot 70-jarlge leeftijd bij ongeval. De IVI.O.V.I.R., Onderlinge IVIaatschappij voor Arisen, Tandartsen en Dierenartsen, bestuurd door Uw collegae, kan U deze zekerheid bieden.
Onderlinge Verzekering voor Artsen, Tandartsen en Dierenartsen 7
PRINS HENDRIKLAAN 11, 2EIST,
POSTBUS 88,
TEL (03404 -12508)
STIJGEND ZIEKTEVERZUIM IN NEDERLANDSE BEDRIJVEN Onderzoek wijst uit: moreel niet gedaald
Een onderzoek door hat Sociologisch Instituut van de Rijksuniversiteit te Groningen, in samenwerking met de gezondheidsorganisatie T.N.O., naar het ziekteverzuim in Nederlandse bedrijven, heeft uitgewezen dat in ons land een voortduren'de stijging aan de gang is van het percentage verliesdagen door ziekte van manneiijke arbeidskraohten. Bij het onderzoek, dat onder leiding vari Prof. Dr. i. Gadourek, hoogleraardirecteur van het Groningse Sociologisch Instituut heeft plaatsgevonden, waren 2.209 arbeiders betrokken. De resultaten zijn bekendgemaakt in het in de Engelse taal geschreven boekwerk ,,Absences and well-being of workers" dat bij Van Gorcum te Assen is versohenen. Het percentage verliesdagen door ziekte van manneiijke ar'beidskraohten is gestegen van vier procent in 1950 tot 5,3 procent in 1960. Ook het aantal malen ;/erzuim steeg aanzienlijk, namelijk van 1,8 procent in 1950 tot 2,7 procent aan nieuwe gevallen per week in 1960. Van de versdhillende theorieen over de oorzaken van het stijgende ziekteverzuim is door de recente onderzoekingen een zeer zeker ontzenuwd, namelijk deze dat het moreel der werknemers lager is geworden en dat zij — mede door de socials zekerheden — sneller en gemakkelijker op 'hun werk verzuimen. Het is ook n1et juist dat minder loyale werkers en diegenen die minder bevrediging vinden in het werk, meer verzuimen dan anderen. In het onderzoek, dat zich uitstrekte over 21 bedrijven, is daarvan niets gebleken. De aard van het a*eidsproces en de industriele structuur zijn van grotere invloed op het welzijn van de werknemers dan de pers'oonlijke kenmerken en de spec'ifieke trekken van de arbeidsgrioeperingen. Zo is komen vast te staan dat aHerlei organisatorische factoren van invloed zijn op het werkverzuim. Tariefwerk bijvoo^eeld, wer^kt verzuim in de hand. Ook ploegenahbeid oefent een nadelige invloed uit op het verzuim. Verder wordt — uiteraard — het ontstaan van ziekte in de hand gewerkt door het werken met g'iftige stoffen, sleohte fysieke omstandigheden en zware ar'beld. Werknemers staan liever onder een van elders gekomen werkbaas dan die uit eigen kring is voortgekomen. In het laalste geval hebben zij van zichzelf een tamelijk hoge dunk en nemen zij gemakkelijker de vrijheid om thuis te blijven. Bewezen is voorts dat het verband tussen moeheid en werkelijke werkbelasting maar heel zwak is. Moeheid bangt meer af van psychisohe en sociale factoren dan van 954
rechtstreekse fysieke werkomstandigheden. Gebleken is ook, dat het werkverzuim toeneemt naarmate de afstand van de woning tot de fabriek groter is. Van invloed is hier wellioht het ,,te laat komen", want dat betekent voor een arbeider, die ver van zijn werk woont een dag verzuim. Hij is dan geneigd om maar een paar dagen in huis te blijven wegens ziekte. We/ onverschilliger De sociale voorzieningen maken de mensen doorgaans wel wat onverschilliger. Ook is van invloed op het werkverzuim de krapte op de arbeidsmarkt. In grotere mate dan voorheen zijn namelijk mensen met dhronische ziekten, en mensen die slordiger zijn of labieler, in het arbeidsproces ingesohakeld. Uit niets is gebleken, dat jeugdige arbeidskracihten vaker verzuimen dan ouderen. Mannen, die zich bezorgd maken over het behoud van hun goede baan, missen minder vaak de ploeg dan degenen, die zich zeker voelen van hun baan. Wel vertoonden de eerstgenoemden meer symiptomen van psycho-somatisohe aanleg. Gevoel van moeheid, onzekerheid in de baan, de onbelangrijkheid van de taak in de onderneming blijken het plezier in het werk en het gevoel van tevredenbeid te bederven. Kritiek op de leiding tiert dan welig. Ook arbeidskrachten die zich sterk gecontroleerd weten zijn vatbaar voor kritiek. Bezorgdheid over het tarief wordt uiteraard het sterkst gevoeld onder ongesc'hoolde arbeiders. Ze zijn sneller vermoeid en gejaagd; en onzeker van hun bestaan. Ze uiten zich n&gatief jegens de leiding en zijn vaker afwezig. Er is geen verband tussen godsdienst en hoger of lager ziekteverzuim. Maar wel kwam toevallig aan het licht dat katholieke arbeiders — als groep — meer klagen over zich ziek-voelen dan protestantschristelijke. Wellicht, aldus Prof. Gadourek, hangt d'it samen met het vers6hil in levenspatroon in het zuiden van het land, waar men meer van bet leven ,,geniet" en waar — onder andere — straffere drinkgewoonten beersen. Mensen zonder religieuze binding of leden van Kerken met losse organisatorische structuur voelen zich intensiever betrokken tot de afdellng waar ze werken. De band met de afdeling, waar ze werken, kon wel eens dienen ter vervanging van de ontbrekende religieuze banden. Dit zai echter nader onderzocht moeten worden.
KUNSTMATrCE INSEMINATIE BIJ DE MENS RAPPORT GEZONDHEIDSRAAD Tegelijk met het rapport van de Commissie, 'ingesteld door de M'in'ister van Justitie, is thans gepubliceend het in 1960 uitgebrachte rapport van een Commfesie uit de Gezondheidsraad, waarin speciaal de medische en medisdh-ethisciieaspecten van hetvraagstuk der kunstmatige inseminatie (K.I.) bij de mens worden bdhartdeld. I'n het rapport worden vier vragen, d'ie dooT de minister van Socia'le Za'ken en Vo'lksgezondheid aan de Commissie waren gesteld, beantvifoord, en verder wordt de u'its-lag vermeld van een enquete onder de Nederlandse gynaecologen over tie toepass'ing van de K.I. hier te lande. De eerste vraag lu'idt; „Welke directe consequenties voor de lichamelijke en geestelijke gezondheid kan de kunstmatige inseminatie voor de daarbij betrokkenen hebben?" Daarop antwoordt de Commissie dat biJ goede techniek geen 'schadelijke gevolgen voor de lidbameilj'ke gezondheid gevreesd behoeven te worden: het risico voor de vrouw en het 'kind overtreft niet dat van een natuurlijke inseminatie met eventueel daarop volgende zwangersc'hap. Wat betreft de gevolgen voor de geestelijke gezondheid maakt de Comimiss'ie ondersoheSd tussen de inseminatie met semen van de echtgenoot (K.I.E.) en die met semen van een andere man, m dit geval genaamd de donor (K.I.D.). De oonsequentj'es voor de geestelijke gezondheid der direct betrokkenen aCht de Commissie ingeval van K.I.E. op zijn m'inst aanvaar'dbaar en op zijn hoogst zeer gunstig. Zij heeft echter respect voor zekere bedenkingen van R.K.-zljde, waar men hoogstens de zogenaamde ..'geassisteerde niatuuriijke tnsem'inatie" geoorioofd acht. Anders staat het met de gevolgen voor de geestelij'ke gezonidheid van de direct betrokkenen bij toepas'sing van de K.I.D. Deze zijn nog niet te overzien; votooend gefundeerde wetensdhappelljke gegevens onfbreken vooralsnog. Dit 'is op zichzelf reeds een reden tot terughoudend'heiid. De Commissie meende edhter dat zij deze zaak ook in w/ijder ver^band diende te zien, omdat hier grotere belangen op het spel staan d'an atleen de geestelijke gezondheid van de direct betrokkenen (in dit geval de beide edhtgenoten, de donor en het kind). Zij heeft zich afgevraagd of er sohadelijke gevolgen voor de algemene geestelijke volksgezondheid te vrezen zouden zijn indien de K.I.D. algemene toepassing zou vinden in kinderloze huwelijken waarin de oorzaak van de onvrudhtbaanheid bij de mian I'igt. Deze gevolgen kunnen edhter niet zuiver medisch worden beste'houwd; men kan nieit vermijden, ze te toetsen aan bepaalde ievensbeschouwelijke en ethisdhe normen. De meeste leden der Comm'is'sie wijzen op grond van deze normen de
K.I.D. af; sleohts enkelen zouden een mogeiljkheid daartoe open willen houden op beperkte indioatie. De tweede vraag iuidt: „Zijn er bezwaren van medisch-ethische aard aan de kunstmatige inseminate verbonden?" Hier wordt dus aan de Commissie verzocht, regels aan te geven, welke de arts bij de toepassing der K.I. in adht moet nemen. Voor een belangrijk aantal artsen vormt dit nauwelijks een probieem omdat zij reeds op grond van hun levensovertuiging de K.I. afwijzen of zlich althans aan sterke beperkingen gebonden adhten. Er zijn er echter ook velen voor wie dit a priori niet geidt en die ongetwijfeid in de praktijk met deze vraag geconfronteerd worden; in de eerste plaats gynaeco'logen, maar ook menigie huisarts. De Commissie komt dien aangaande tot de voigende condlusies: Zij ziet geen bezwaren van specifiek medi'sdh-ethische aand tegen de toepassing van K.I.E., mits er bij de indicatiestel'ling grote zorgvuWigheid wordt betradht, en daaraan een consult van de tiuisarts met tenminste twee spedialisten voorafgaat. Wat betreft de toepassimg der K.I.D. is de overgrote meerder
K.I. bij de ongehuwde vrouw wordt door de Commissi e afgewezen. ENQUETE De enquete onder de gynaecotogen leverde de vofgende gegevens op: 214 van de 234 aangeschrevenen beantwoordden de vragenlijst. Ongeveer 2/j van hen had er geen principieie bezwaren tegen. Geen van hen paste K.I. toe bIj de ongehuwde vrouw. 5 pasten K.I.D. toe bij de gehuwde vrouw, en nog 7 meldden dat ze daartegen geen principiiele of andere bezwaren hadden maar er nog niet aan toe kwamen. De overgrote meeriderheid stond dus afwijzend tegen de K.I.D., en we! voornameLijk op grond van godsd'ienstige, levensbesohouwelijke of algemeen ethische motieven. Het rapport bevat bovendien nog een overzicht over de OTitwi!l
-STANDPUNT VAN DE MAATSCHAPPIJ In de 137ste Algemene Vergadering, gehouden op zaterdag Idecember 1962 te Utrecht, heeft de Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot Bevordering der Geneeskunst, de volgende conclusies met betrekking tot de kunstmatige insemlnatie bij de mens, aanvaard: 1. Kunstmatige inseminatie bij de mens is een medische handeling, welke ultsluitend door een arts mag worden verrlcht en waarvoor alleen een arts de verantwoordelijkheid kan dragen. 2. Kunstmatige inseminatie bij een ongehuwde vrouw is in strijd met de maatschappelijke orde en ook medisch-ethisch ontoelaatbaar. 3. Grote groeperingen van het Nederlandse volk en ook vele artsen staan afwijzend tegenover kunstmatige inseminatie, zeker tegenover heterologe toepassing daarvan. 4. Van een arts, die niettemin toepassing van kunstmatige Insemlnatie overweegt, mag worden verlangd dat hij, alvorens daartoe te besluiten, zljn verantwoordelijkheid toetst aan de hoogst denkbare normen en daartoe bijvoorbeeld overleg pleegt met collegae, op onderscheldene medische gebleden gespecialiseerd, en zo mogelijk en nodig met deskundigen op ander dan medisch gebied. Bij dit overleg dienen alle aspcten van de casus te worden betrokken, opdat de arts zljn persoonlijke verantwoordelijkheid aan de in casu te stellen normen zai kunnen afwegen.
RAPPORT COMMISSIE VERVEEN Het rapport van de zo-genaamde commissie Verveen, in 1962 ingesteld door de m'in'ister van Justitie en Sociale Zaken en Volksgezondheid en in februari jl. aan deze bewindslieden aange^boden, be'helst een O'nderzoe'k naar de vraag of er omtrent de kunstmatige insemlnatie bij de mens we'tteiijke voorzieningen behoren te worden getroffen, en zo ja, welke. De Comm'iss'ie is op de ethische aspecten ingegaan, omdat ook daarmede rekening moet worden gehouden bij het ontwerpen van jurldisohe maatregelen. De 'meerideriheid van de Commissie z'iet in de toepassing van de K.I. een hulpmidd^l, dat met op de enkeJe grond van afwijking van de normale wijze waarop de voortplanting gescihiedt be'hoeft te worden verworpen. Deze leden menen dat het zedelljk oordeel over de K.I. behoort te worden bepaald met het oog op de omstandtghe^den, waaronder zij gesohiedt. Hun bezwaren richten z'ich niet zozeer tegen de K.I.E. (insemiinatie binnen het huwelijk), als wel tegen de K.I.D. (donorinsemiinatie). De bezwaren van principieie aard, In de Commiisse tegen de K.I.D. ontwi'kkeld, zijn: De K.I.O. tast de eenheid van het huwelijk als levensgemeenschap aan; de vrouw wordt moeder, maar de man wordt geen vader; de K.I.D. doet wezenlijk teikort aan het kind; ze onthoudt het namelijk de levensgemeenschap met hen, aan wie het ontsproten is; de K.I.D. brengt het kind in een dubbelzinnige positie. 956
Wat betreft het psychologische aspect ondersoheidt de Commissie een aantal motieven waarom eohtparen tot toepassing van K.I. kunnen overgaan (onder andere verlangen naar zwangerschap, naar een erfgenaam of opvolger in de zaak, het voorkomen van een wegens kinderlooshe'id dreigertde scfheiding). Een andere vraag is, aldus de Commiss'ie, hoe de eohtgenoten een eenmaal met resultaat verrichte K.I. en met name K.I.D. zullen verwerken (bijvoorbeeld minderwaardigheidsgevoelens bij de man, voorde man kan het kind een indriirtger zijn, de figuur van de donor kan aanleiding tot conflicten worden). Juridische beschouwingen De Commissie brengt ook een aantal vragen op het gebied van het strafrecht en het burgerlijk recht ter spra'ke. Zij is eenstemmig van oordeel dat K.I.E. niet strafbaar behoort te worden gesteld: het betreft hier een handeling, die voornamelijk de ouders raakt, de plaats van het huwelijk m ons rechtsibestel niet aantast, de huwelijkseemheid niet verbreekt en het kind niet van zijn vader berooft. Wel adhten enige leden de K.I.E. zedelljk niet geoorloofd. Tegen toepassing van de K.I.D. heeft de overgrote meerderheid der Commissie zeer ernstige bezwaren. Maar afkeuriing van de K.I.D. hoeft nog n1et te leiden tot strafbaarstelling. Hoe meer het afkeuringswaardige zioh voordoet in de sfeer van de persoonlijke en
intieme betrekkirrgen, des te minder korrvt het in aanmei^kiing voor strafreohtelijke repressie. De meerder•heid van de Comimissie meent, dat de K.I.D. ais een geriingere aantasting van het huwelijk moet worden 'besoiiouwd dan overspel of ontucht. Zij meent ook, dat een wetteiljk verbod het belang van het kind meer sohade dan voordee! zou brengen; bij een strafprocedure zou het kind zeif immers In een uiterst pijnlijke p'ositie worden gebraoht. Zij verwadht ook niet veel van een prevenWeve en zedevormerrde werking van een strafrechteiij'k v e * o d . De conclusie van de Commissie is, dat zij, na afweging van alle reJevante aspecten, een strafrechteiijk ver
tot natuurlijke vader heeft. In geval van K.I.D. gaat de bevoegdiheid daarentegen niet ver genoeg; daardoor kan immers de man een kind worden opgedrongen, dat het zijne niet is. Met het oog op de K.I.D. rijst de vraag of de donor kan worden besohouWd als „vader" in de zin van de ondersoheiden wetsbepalingen betreffervde levensonderhoud. De Commissie meent dat het oordeel over deze vraag in voorikomende gevallen behoort te worden overgelaten aan de reohter, en dat voor een speoiale wettelijke regeling geen aanleiding is. Ook wat betreft het erfrecht ziet de Commissie geen reden tot wetswijziging. Tenslotte de kwestie van de wettelijke aansprakelljkheid van de arts. Afs deze bij K.l. onzorgvuldig handelt, adht de Commiss'ie de gewone regels omtrent aansprakelijkheid voor wanprestatie of onreohtmatige dead geldig.
SUGGESTIE VOOR RONDSCHRiJVEN AAN ARTSEN Aan het rapport van de Commiss'ie Verveen is als bijiage toegevoegd een nota van het oommissieJid Dr. F. N. Sickenga, die hierin stelt, dat wanneer de ministers het advies van de commissie om het verriohten of doen verridhten van een donor-inseminatie door een medlcus niet strafbaar te stellen, o-pvolgt, dat dan de voile verantwoordelijiklhe'id voor het waken tegen misbruiken op dit gebied (althans voor zover de toepassing door medici betreft) op de Nederlandse artsenstand komt te liggen. Dr. Sickenga zegt voorts dat het goed zou zijn dat de artsen officieel op deze sftuatie en de consequenties daarvan gewezen werden, bijvoorbeeld door m'iddel van een •ronds'c'hrijven van de geneeskundig Hoofdinspecteur van de Volksgezondheid, waarin riohtlijnen worden gegeven. Dr. Sidkenga voegt aan zijn suggesitie meteen maar een ontwerp voor de inihoud van een dergelijk rondschrijven toe en sohrijft: Aan de Nederlandse artsen De mirtister van Justitie heeft, na advies ingewonnen te hebben van een commissie bestaande u'it jur^isten, theologen, artsen, psyohologen en een socioloog — mensen van uiteenlopende levensovertuiging — besloten geen wetsontwerp in te dienen tot strafbaarstelliing van de donor-inseminiatie door medici. Dit betekent geensz'ins, dat de mirtister of de commissie voorstanders van deze ingreep zijn, maar wel dat zij een wettelijk verbod niet het meest gesohikte middel aohten om de toepassing daarvan tegen te gaan. Een deel der commissie stelde z'ioh bovendien op het, mede door de Konimklijke Nederlandsohe Maatsohappij tot Bevordering der Geneeskunst ingenomen, standpunt, dat heit n'iet redelijk is, een arts die naar eer en geweten overtuigd is, deze ingreep onder de nodige voorzorgen te moeten toepassen. 957
wettelijik stnafbaar te stellen, met artdere woorden dat aan de artsen een zekere vrijhe'id tot eigen beslissing in deze ge'iaten moet worden Ik moge er ec'hter uitdrakkelijk op wijzen, dat door dit besluit van de minister de voile verantwoordelijkheid voor het waken tegen misbruiken op dit gebied op de Nederlandse artsenstand gelegd wordt, althans voor zover het de toepassing der donor-inseminatie door medioi betreft. Dit heeft bepaalde consequenties, die tk gaane met u onder de ogen zou willen zien. I'k meen op goede gronden te mogen aannemen dat de grote meerderheid der praktizerende arisen de donor-inseminatie op prinCiplele of andere gronden afwijst, en ook riiet bereid zai zijn, inzien hen een verzoek daartoe van een patient bereikt, deze naar een collega te verwijzen, die de ingreep wel toepast. Aan deze artsen zou ik de volgende aanbevelingen willen geven: Indien u een verzoek tot het verridhten van een donor-'insemiinatle bij een getrouwde vrouw bere'ikt, en het blijkt bij steriliteitsonderzoek, dat de oorzaak der sterliteit inderdaad uitsluitend bij de man gelegen is, laat het dan niet bij een weigering zonder meer. Besef dat hier van een reele psychische nood sprake is, en tracht deze te verzacbten. Probeer in een rustig ges'prek de mensen te brengen tot het aanvaarden van bun kinderloosheid, of roep daartoe de hulp van een geestelij'k raadsman in. Ook kunt gij eventueel het echtpaar wijzen op de mogelijkheid van het aannemen van een of meer pleegkinderen, met uitzioht op adoptie. Ontd^kt gij neurotische symptomen, dan kan een psyohiati'isoh advies gewenst zijn. Aldus zult gij vanuit uw vertrouwenspoditie nuttig werk kunnen doen. Aan de artsen, die geen princlpiele of andere bezwaren tegen het verriohten of het doen verrichten van een donor-inseminatie hebben, zou ik het volgende ter overdenking willen geven:
2.
3.
4.
5.
6.
7. 1. Bedenk dat gij met het verriohten van een donorinseminatie een grote verantwoordelijkheid op u laadt, zowel tegenover het te verwekken kind als tegenover het edhtpaar en de donor. Wanneer gij
8.
9.
de inseminatie door een andere collega iaat 'uitvoeren, deelt gij met hem de verantwoordelijkheid. Gij verricht hiermee een bandeling die valt buitert hetgeen tot nog toe als de taak van een medicus werd beschouwd. Het gaat hier niet om het behoud van bestaand leven maar om het soheppen van nieuw leven. Gij neemt daarvoor met de echtgenoten een deel van de verantwoordelijkheid op u. Gij kunt de gevolgen van uw ingreep op psychisch gebied niet overzien; vooral de gedwongen geihermhouding in een gezin met een donor-kind kan wellicht moeilijkheden soheppen. De aanvankeiijke indruk is veelal gunstig, maar er is nog nauwelijks ervaring over donor-kinderen die de puberteit en de volwassenheid hebben bereikt. Er zijn slechts twee i^ndicaties waarbij de donorinseminatie bij een eohtpaar eventueel in aanmerking komt nl. a. volledige sterfliteit of zeer sterk verminderde vruchtbaarheiid bij de man bij afwezigheid van aandoeningen van de vrouw die steriliteit zouden kunnen veroorzaken; b. het bestaan van een dominant of geslachtsgebonden erfelijke ziekte bij de man. Stel de indioalie nooit zonder overleg met collegae, met name met een gynaeoolioog en een psychiater; ingeval van een eugenetische indicatie b'ovendien met een anthropogeneticus. Bij nieteugeneti&che indicaitie dient er steeds een deskundig onderzoek van het sperma van de echtgenoot vooraf te zijn gegaan. Wanneer de ind'ioatie aan de gestelde eisen voldoet, ga dan niet meteen over tot het uitvoeren van de donor-inseminatie, maar stel een wachttijd in; gedurende weike de echtgenoten hun voornemen nog eens rijpe'lijk kunnen overwegen. Wijs hen ook op andere mogelljkheden tot verwei^king van hun moeilijkheden. Verlang de uitdrukkelijke toestemmlng van beide echtgenoten. Wees uSterst zorgvuldig in de donor-keuze en maakt zo min mogelijk bij herhaling van dezelfde donor gebrulk. Bedenk, dat gij door het verriohten of doen verridhteri van een donor-inseminatie weliswaar geen wettelijk strafbaar feit pleegt, maar dat gij wel aan het mefdisCh tuchtreoht onderworpen zijt. Indien een van de betrokkenen een klaoht bij een medisch tuohco'llege zou indienen, en het zou blijken dat gij niet met de vereiste zorgvuldigheid te werk zijt gegaan, zou dit tuChtcollege ongetwijfeld reden hebben, u in gebreke te steHen. Ook een Inspecteur van de Volksgezondheid kan ambtshalve een klacht bij een medisch tuchtoollege indienen.
Wanneer gij, na dit alles overwogen te hebben, meent naar eer en geweten verantwoord te zijn, een donor-inseminatie toe te passen, zaI niemand u dit beletten. Bedenk eohter wei, dat, zo ergens, op dit gebied het adagium geldt: „ln dubio abstine". 958
MC
V A N HET HOOFDBESTUUR
Kort verslag H.B.-vergadering Kort verslag van de vergadering van het hoofdbestuur gehouden op zaterdag 2 oktober 1965 in het gebouw van de MaatschappiJ, Keizersgracht 327, Amsterdam-C.
Inzake de door de Centrale Raad voor de Volksgezondheiid aan te brengen wijzigingen in het rapport over de medisChe facetten van de revalidatie-inriohtingen worden mededelingen gedaan. Besloten wordt collega Hammfinga te berbenoemen tot bestuurslid van de Stichting tot Opieiding Sociale Geneeskunde. De voorzitter sluit te 18.30 uur de vergadering.
Voorzitter: P. J. Kaiser. Nadat de voorzitter de vergadering te 13.30 uur heeft geopend, worden de notuien van de vergadering dd. 4 September 1965 goedgekeurd en vastgesteld. De gewijzigde voorstellen inzake het verpiicht overleg 'in het kader van de wettelijke arbeidsongeschiktheidsverzekering, weike zullen worden voorgelegd aan de Algemene Vergadering te houden op 11 december 1965, worden goedgekeurd. Deze zullen voor eventuele opmerkingen ook ter kennis worden gebracht van het Ministerie van Sociale Zaken en Volksgezondheid. Er wordt verslag uitg^bracht van het W.M.A.-congres te Londen. Over de beraadstegingen tijdens de ledenvergadering van de L.H.V. d.d. 1 oktober 1965 aangaande de particul'iere tarieven en enkele punten van de ziekenfondshonorertng, met name de vergoeding voor assistentie en de verhoging van de abonnementshonorering, worden mededelingen gedaan. Uitvoerig wordt gediscussleerd over het door de commissie organisatievraagstukken opgestelde interimrapport, waarin belangrijke vraagstukken ten aanzien van de structuur van de Maatsohappij worden behandeld. Bestoten wordt het voorstel van de commfes'ie om per 1 januari 1966 een proef te nemen met de instelling van 3 secties over te nemen. Medede'lingen worden verstre'kt over het bereikte resultaat bij de onderhandeling van de L.S.V. en de zietenfondsorganisaties over de honorering 1966. De nota van de directeur van het S.E.B. inzake de vaststelling van de loongrens per 1 januari 1966 voor de ^i^kenfondsverzekering en het daaromtrent in te nemen standpunt van de MaatschappiJ Cfp de vergadering van de Contactoommissie medewerkersorganisaties worden ter bespreking gesteld. Na bespreking van een schrijven van de commissie ter bestudering van de opieiding van de huisarts naar aanleiding van de reacties van de medische facultelten op het door de commissie u'itgebrachte interimrapport wordt besloten de commissie onder dankzegging voor de verrichte werkzaamheden op te heffen. De desbetreffende reacties zullen als studiemateriaal worden gezonden aan de mlnisteriele commissi e-Muntendam. De begroting voor het jaar 1966 van de L.S.V. wordt gunstig geadviseerd.
MC
V A N HET CENTRAAL BESTUUR L.H.V.
Zevende lijst van apotheekrijpe gebieden Bij beschikking van de staatssecretaris van Sociale Zaken en Volksgezondheid zijn met ingang van 27 oktober 1965 voor de zevende maal apotheekrijpe gebieden aangewezen, gebieden dus als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Wet op de Geneesmiddelenvoorz'iening. Het betreft in deze beschikking de volgende gemeenten en gedeelten van gemeenten: a. het hierna omschreven gedeelte van de gemeente Gemert: de plaats Gemert met het omiiggende gebied, tezamen vormende het gedeelte van de gemeente Gemert, gelegen ten westen, ondersoheidenlijk ten zuiden van een op de topografische kaart van Nederland, schaal 1 : 50.000, bladen 51 cost en 52 west, getrokken denkbeeldige lijn, lopende van punt 1757.3995 aan de Landmeersohe Loop, langs de Boekeloseweg naar Doon'heide, punt 1758.3976, vandaar langs de weg via de punten 1769.3975 — 1787.3976 — 1797.3963 — 1795.3956 tot punt 1803.3942 aan de gemeentegrens: b. de hierna omschreven gedeelten van de gemeenten Wildervank, Nieuwe Pekela en Onstwedde: de plaats Stadskanaal met het omiiggende gebied, begrensd door een op de topografische kaart van Nederland, schaal 1 : 50.000, bladen 12 oost en 13, getrOkken denkbeeldige lijn, lopende vanaf punt 2563.5601 aan de provinciegrens naar punt 2577.5631 aan de grens tussen de gemeenten Veendam en Nieuwe Pekela en vandaar naar punt 2650.5553, vervolgens naar punt 2620.5532 aan de provinciegrens en langs deze grens tot punt 2563.5601; c. de gemeente Geldermalsen met inbegrip van het aangrenzende gedeelte van de gemeente Buurmalsen, gelegen ten zuiden van een op de topografische kaart van Nederland, schaal 1 : 50.000, blad 39 west, getrokken denkbeeldige lijn, overeenkomende met de coordinaat 435. 0. VAN DER MAREL, arts, voorzitter Apotheekcommissie L.H.V. Ledenvergadering op 26 november 1965 Onder verwijzing naar de convocatie in Medisch Contact d.d. 24 September jl., no. 38, pagina 787/8 voor de ledenvergadering op vrijdagavond 26 no959
vember a.s. te Utrecht in Cafe-Restaurant „Esplanade" aan het Luoas Boitwerk no. 24 (tel. 030-26088), weike aanvangt om zeven uur n.m., volgt hieronder de agenda v o o r 'bedoelde vergafdering.
1. Opening. 2. Mededelingen. 3. Verkiezing van de voorziitter. Het Centraal Bestuur stelt voor de periodiek aftredende voorz'itter coHega H. Frese te herkiezen. 4. Verkiezing van drie bestu'ursleden. Het Centraal Bestuur stelt voor de periodiek aftredende bestuursleiden, ooHega F. A. Bol en J. F. van dier VHet te her'kiezen. Net Centraal Bestuur sslelt vender v o o r in de plaats van het eveneens periodiek aftredende bestuurslid collega M. C. Polderman, die zic'h niiet herkiesbaar heeft gesteild, te kiezen oollega Dr. H. Roelink, apotheekhoudende arts te Rheden. 5. VaststelHng van d e begroting en oontributie voor 1966. Het h'ierop betrekking hebbende voor&tel zai nader in Med is oh Contadt word en gepubliceerd. 6. Ziekenfonddhonoraria 1966. D e stand van zaken bij d e inog iopende onderhandelingen over dit onderwerp laten nog geen geformuleerd voorstel toe. Zodra mogeJijk zaI d i t aan aHe leden der Veren'iging sdhriftelijk worden toegezjonden. 7. Rondvraag.
8. Slutting. L. J. Degenaar, arts, seoretaris i . H . V .
MC
V A N DE S.R.C.
N i e u w e inschrijvingen De Specialisten Registratie Commissie der Koninklijke Nederlandsche Maatscliappij tot Bevordering der Geneeskunst heelt over de periode 1 jut 1965 tot en met 30 September 1965 de volgende specialisten ingesohreven: Anaesthesia: J. T. Bosker, Burg. Knopperslaarii 18, Meppel, per 1.8.1965. Mej. J. M. W. Coolen, Einsleinstraat 53, Nijmegen, per 1.8.1965 A. P. A. Hoornweg, Academisdh Ziekenhuis, Leiden, per 1.9.1965. Cardiologie: Dr. F. G. Schlessinger, Israelslaan 3, Utrecht, per 1.9.1965. Hiermede is de imschrljving voor Inwendrge Geneeskunde + de aant^keniing Rontgenologie,
H. L. de Smet, Boerhaavestraat 78, Tilburg, per 1.8.1965. Baden Soemedl, Mathljsenlaan 45, Eindlhoven, per 1.9.1965. Dermato/og/e: A. G S. van Ramsihorts, Va'leriuspad 3, Rotterdam, per 1.7.1965. Inwendige geneeskunde: A Bartelinck, Gorechtkade 1, fiat 9, Groningen, per 1.8.1965. A. van der Borden, Ziekenhuis Dijkzigt, Rotterdam, per 6.6.1965. Dr. J. Bruins Slot, Mozartstraat 69, Leiden, per 1.1.1965. Dr. J. H. Dijkmian, Ranonkelstraat 52, Gronlingen, per 1.8.1965. H. Fluks, Oudeweg 23, Westerbroek, per 1.9.1965. Mej M. P. J. Hagenaars, J M v Nassaustraat 41, Tilburg, per 1.8.1965. O. J. A. Th. Meuwissen, de Sitterlaan 7, Utrecht, per 1.7.1965. Mevr. M. E. Smorenberg-Schoori, Rokin 42, Amsterdam, per 1.6.1965. J. J. Stroer, Ziekerihuis Dijkzigt, Rotterdam, per 1.6.1965. Keel-, neus- en oorheelkunde J. B. H. Anker, Ziekenhuis Dijkzigt, Rotterdam, per 1.9.1965. Dr. F. L. van Buchem, Biesbos 24, Amstelveen, per 15.9.1965. W. Fontein, Singei 280, Dordrecht, per 1.7.1965 P. C. de Jong, B. L. Rottekade 33, Rotlerd'am, per 1.7.1965. Dr D. W. Odenthal, Laan van Meerdervoort 1797, Den Haag, per 1.9.1965. J. Sdhuringa, Lammenschansplein 13, Leiden, per 1.9.1965. Laboratorium onderzoek: F Eulderink, S. M. Hugo van Gijnweg 169, DordreCht, per 1.8.1965, fhoofdvak: Path, anatomie). Dr J. H. E Th Meuwissen, Dingostraat 58, Nijmegen, per 22.7.1965. (hoofdvak: Bacteriologie). Longz/ekfen en tubercu/ose; J. L. de Graaff, Verlengde Hereweg 119b, Groningen, per 1.9.1965. F. Haasbeek, Beethovenlaan 34, Enschede, per 1.9.1965. H. R. Verwers, Aquamarijnilaan 214, Utrecht, per 1.9.1965 Oogheelkunde: Drs. I. Butler, Noordeinde 15, Delft, per 1.9.1965. Orthopedie: W. Fontijne, van Hamelstraat 48, Groningen, per 1.9.1965. H. Joanknecht, Coornhertstraat 9-11, Vlaardingen, per 1.7.1965. H. R. Klazes, A. G. Hofkerlaan 2, Velp, per 15.8.1965 B. E. E. M. J. Veraart, Ingenhouszstraat 16, Nijmegen per 1.7.1965. Plastische chirurgie: Th J. B. de Goede, Romulu^laan 3, Eindhoven, per 1.9.1965. P. Lichtveld, Courbetstraat 2, Amsterdam, per 15.8.1965. Radioiogie: J. G. van Amdel, Witte de Withsitraat 6, Hendrik Ido Ambacht, per 1.9.1965. P. A. G. M. Beelen, Beekmansdallseweg 3, Nijmegen, per 1.8.1965 F G. A. Huber, Burg. Caan van Necklaan 259, Leidschemdam, per 1.7.1965. H. Jongmans, Nieuwe Spiegelstraat 67, Amsterdam, per 1.9.1965. H. G. E. van Leersum, Entrepotstraat 30, Rotterdam, per 1.3.1965. S. H. van Minden, Ghtsebrecht Bokellaan 11, Rotterdam, per 1.3.1965 W. J. Overbeek, Huygensstraat 5, Groningen, per 1.7.1965. R. Steinmetz, Valkenstein 64, Amsterdam, per 15.8.1965. Dr. C. J. P. Thijn, Sieedoorn 63, Emmen, per 1.7.1965. Revalidatie: Mej. G. A. Menalda, Weverstraat, 159, Oosterbeek, per 1.7.1965. J .J. Viai, Amersfoortsestraat 115, SoesteAerg, per 1.9.1965.
Verloskunde en gynaecologie: Mej J. C. Been, Sdhepenensftraat 61, Nijmegen, per 8.7.1965. C. W. J. BeWer, Ruysdadtean 17, Geleen, per 1.7.1965. Dr. T. Eskes, Hatertseweg 105, Nijmegen, per 15.8.1965. K. Hamersma, Claes de Vrieglaan 53b, RotfterdBm, per 1.7. 1965. Dr R. J. J. L. Knipscheer, Olympialaan 116, Eindhoven, per 2.9.1965. J. Kremer, Parkla'an 16, Groningen, per 1.9.1965 P. E. Treffers, Willy Sluiterstraat 28, Amsterdani, per 1.7.1965. Zenuvv- en zielsziekten: MeJ. H. M. C. A. Bausch, Zenuwarts, van Sdhaick •Mathonsingel, Nijmegen, per 15.9.1965 met aantekening elektrogncefalografie J. S. M. Beerepoot, Zenuwarts, Schoonenburg, Overasselt, per 15.8.1965, met aantekening elektroencefalografie. F. J. Brocker, Anna van Burenstraat 25, Leiderdorp, per
15.8.1965. C. H. M. Brunia, Zenuwarts, Hazekampseweg 261, Nijmegen, per 15.9.1965, met aantekening ellektroencefa'lografie. Dr. H. van Crevel, Ramlehstraat 24, Rotterdam, per 15.9.1965. K. W. Engelbraoht, Postbus 19, Heemskerk, per 15.9.1965, met aantekening elektroencefalografie. Mevr. C. Hemker-Boer, Herengracht 71, Leiden, per 1.8.1965. J. P. Kuyven'hoven, van Heemstralaan 52, Arnhem, per 1.7.1965. A. Pen, Verzetstrijderslaan 66, Groningen, per 1.7.1965. W. Roesdi, Europalaan 485, Tilburg, per 1.9.1965. F. J. van Rootselaar, Snelliusstraat 164, Groningen, per 1.9.1965. H. J. Spruijt, Insulindeweg 25, Delft, per 1.7.1965. Oh J. T. N. Veraart, Zenuwarts, Bossoheweg 8, Berkel-Enschot, per 1.9.1965, met aantekening elektroencefalografie. A. H. J. Visch, Dignaiand 41, Den Haag, per 1.9.1965. D. J. van der Voort, Dr. A. Kuyperlaan 3, Amersfoort, per 1.9.1965, met aantekening elektroencefatografie. B. F. Vos, Zuid-Hollandstraat 150, Amsterdam, per 1.7.1965. Mevr. M. M. Werlemann-Sdhoonhoven, Zeemanlaan 94, Utrecht, per 1.8.1965. Afgevoerd als anaethesist: J. J. A. Rijnenbrug, Haagweg 10, Breida, per 1.9.1965.
MC
van A. A. Koopai door het bestuur is benoemd P. D. van Leeuwen, directeur van de G.G. en G.D. te Utrecht. Alkmaar en omstreken. ,,Verspreiding van salmonellosen Via vieesv/aren" was de titel van een v o o r de vergadering van 29 oktober aanigekondigde voordracht van Dr. P. Guinee van het Rijks Instituut v o o r de Volksgezond'heid te Utrecht. In een volgen'de vergadering komt aan de orde de verkiezing van een voorzltter der afdeling in de plaats van H. d e Langen, die reglementair niet herkiesbaar is. Deventer en omstreken. De agenda voor de v e r g a dering van 27 oktober vermeldde een voordracht van mevr. Dr. J. G. Kapsenberg over virologlsche inzichten In waterpokken en gordelroos. in de in november te houden afdellngsvergadering zullen bestuursverkiezingen gesohieden. Aan d e b e u r t van aftreden zijn C. A. de Reede, Dr. R. J. Warringa en P. J. Woortman, die alien herkiesbaar zijn. Assen en omstreken. ,,lntestinale insufflclentie" was het onderwerp van een voordracht, gehouden door W . Veeger, wetenschappelijk hoofdambtenaar v o o r de gastroenterologie aan de Rijksuniversiteit te Groningen. Walcheren. D e agenda voor de o p 20 oktober gehouden vergadering In het Middelburgse Gasthuis vermeldde onder andere een klinlsche demonstratie, gevolgd door een voordracht van coliega H. A. Roebers: ,,Evaluatie der behandeling van spastische kind e r e n " . Hlerbij is ter verduidelijking van een en ander een film vertoond. Wageningen en Omstreken. „Afdelingsvergadering met echtgenoten" vermeldde de convocatle dezer afdellng, weJke werd gehouden op donderdag 21 oktober te Veenendaal. Een trio, gevormd door J. van der Drift, viola da gamba, F. Almeklnders, fiuit en B. W . A. Lucas, cello, oogstte met zijn optreden bijzonder veel succes en oo'k met de voordracht van de heer O. D. Dicke (illustrator), getlteld ,.Japans reisverhaal", legde de afdeling veel eer In.
U I T DE AFDELINGEN
Heerenveen en omstreken. In de op 28 oktober gehouden vergadering heeft Dr. J. M. L. Phaff, geneeskundig inspecteur voor Friesland, een met projecties geil'lustreerde voordracht gehouden over de huisarts adhter het Ijzeren gordijn.
Zwolle en Omstreken. In het Statlsziekenhuis ,,Engelenbergstichting" te Kampen hield de afdeting o p 21 c k t o b e r een vergadering waarop een tien punten tellende agenda werd afgewerkt. Met veel aandacht is geluisterd near de voordrachten van A. G. F. de Pagter te Ijsselmuiden: Een zeldzaamhei'd bij RhesusIncompabiliteit, H. K. Muller te Kampen: Dooihof der psychopharmaca, A. M. Kaptijn te Kampen: Mucoviscoidosis en van het ,,driem'anschap" F. Lankhof, M. J. Kamermans en M. J. Sorgedrager: Een zeldzaam geval van anaemie.
Utrecht. In de aan d e leden regelmatig toegezonden ,,Mededel'ingen" stond vermeld, dat de beer W. A. H. W. M. Jansen, directeur van de Gemeentelijke Bouw- en Woningdienst te Utrecht, In de voor 29 oktober geconvoceerde vergadering een voordracht zou houden, aan de hand van dia's, over „Japan vakantieiand?". Er stond tevens in ,,Mededelingen" vermeld dat als afdeijings-ver'trouwensarts in de plaats
Rotterdam en Omstreken. D e afdeling heeft een omvangrijke „ M e d i s c h e A g e n d a " samengesteid waarop als eerste datum v o o r k o m t 6 oktober met een (Poll-)Klinische patientendemonstratle Zuiderziekenhuis. O p 12 oktober is een klinisohe avond gehouden In het Bergwegziekenhuis, o p 15 oktober gevolgd d o o r een (Poli-)Klinische patientendemonstratie In Dijkzigt. Dit laatste herhaalde zich op 20 oktober in het Zuider-
Voordrachten O p de agenda's voor de afdelingsvergaderlngen werden de volgende voordrachten v e r m e l d :
961
ziekenhuis, waarbij op dezelfde dag een ledenvergadering in D i j k z i g t w e r d gehouden. Voor 27 en 28 oktober vermeldt de „Medisc'he A g e n d a " dan nog: Non Semper Curantes (Havenziekenhuis) en Klinisch Genootschap (Dijkzigt). Zwolle en Omstreken. De Vereniging van Artsenvrouwen u'it de afdeling heeft op 21 oktober een bijeenkomst ge'houden, samen met ,,Arbeid A d e i t " . Mevr. F. A. Bok-Von Weiler ult Dordrecht hield een causerie over „ V a n letterdoek t o t t e k e n l a p " . Gouda en omstreken. De agenda v o o r de vergadering van 21 o'ktober, waarin w e r d aangekondlgd een voordracht van Dr. R. Voof^horts allergoloog te Leiden, over het atopisdhe syndroom, stelde in 'het voorultzidlit dat 'In d e november-vergadering moet worden vooralen 'In 'de bestuursvacature, we'lke ontstaat door het aftreden van J. N. B. v. d. Grient en dat J. A. Ensing zlch bereid heeft verklaard het penningmeestersdhap van v. d. Grient over te nemen. Ook w e r d aangekondlgd dat op aandrang van vele leden der afdeling w e e r een jaarlijks artsendiner zai w o r d e n gehouden en wel op 13 november, op welk diner de volgende jubilarlssen der afdeling w o r d e n verwacht: S. J. Hage (40 jaar arts), Dr. E. Grendel (40 jaar apotheker), mej. Dr. M. E. Kortenoever, mej. F. G. Bakker en K. J. MiJhring, alien 25 jaar arts. Amsterdam. De agenda v o o r de vergadering van 26 o'ktdber vermeldde een opdracht v a n Dr. J. J. G. Prick over enkele aspecten van de pathologie van het parkins'onisme en van aanverwante afwijkingen, mede in verband met de stereotactische bevrlezingsoperatle van de dorsale thalamus, toegelidht met film. In de in november te houden vergadering komt de verkleziing van een M van de afdeilngsraad aan de orde. Aftredend Is Dr. P. G. Hoorweg, die herklesbaar is. Het bestuur heeft het volgende tweetal kandidaat gesteld: 1 Dr. P. G. Hoorweg, 2 Dr. E. A. van Slooten. Namen van 'eventuele andere kandidaten kunnen tot 3 november w o r d e n ingeidiend. Helmond en omstreken. In de gehoorzaal van het Lambertus-ziekenhuis heeft Prof. Dr. W . Brinkman, keel-, neus- en oorarts te Nijmegen, een voordracht gebouden voor de afdeling 'over de problematiek rond het sieohthorende kind. Noord-Limburg. V o o r donderdag 21 oktober had d e afdeling een bultengewone vergader-ing belegd in hotel Kissels te Roermond v o o r artsen, tandartsen en veeartsen, Deze laatsten waren ultgenodigd in verband met het agendapunt: ,,Een des'kundlge van het belegglngsfonds v o o r medlcl zaI een uiteenzetting geven over de s t a i d van za'ken van de beleggingen etc." Zuid- en Noord-Beveland. Te Goes hield Dr. A. Haak uit Leiden op 22 oktdber een boelende inlelding over ,,De samenstelling van het 'menselijk lidhaam." Tilburg en Omstreken. Met d e gedadhte meer aan een nascholingscursus dan aan louter een reeks van voordrachten heeft de afdeling de medische faculteit van de Rijksunlversiteit te Utrecht bereid gevonden
962
de wetenschappelijke Inleidingen te verzorgen. De eerste voordrachten zljn op donderdag 28 oktober ge'houden in d e Katholleke H o g e s c h o o l . Als sprekers traden op leden van de studiegroep voor maag- en darmziekten van d e linterne kllnieik. De echtgenoten van d e leden d e r afdeling h^bben dezelfde avond genot'en van een lezing (met dia's) over Madame de Pompadour. Meppel en Omstreken. In hotel Homan te Hoogeveen sprak Dr. H. W. ten Gate, uroloog te Amsterdam, op vrijdag 29 oktober, over niertumoren. Den Helder. „lndlcaties v o o r poliklinlsohe en v o o r klinische psydhotherapie" was de titel van de Inleidlng die collega Dr. M. L. J. Vaessen, arts v o o r psychotheraple te St. Willibrord, op 26 o'ktober voor de afdeling hleW. Midden Twente. 'Met veel interesse hebben de leden 'donderdag 28 oktober gelulsterd naar Mr. P. J. Jebbink, die sprak over ,,Oe publiekrechtelijke organisatle van het vrije b e r o e p " . Mr. Jebbink gaf bierin een uiteenzetting over de publiekrechtelijke organisatie van de Orde van Advokaten en besprak vervolgens de consequenties van een publiekrechtelijke ordening van het 'medisdhe beroep. De vergadering w e r d ge'houden in hotel ,,'t Lansink" te Hengelo. 's-Graven/iage en Omstreken. Een aantrekkelijke agenda was samengesteld v o o r d e op 21 oktober gehouden vergader'ing, waarin Dr. R. S. ten Gate enkele ,,actuele kanttekeningen" plaatste bij het probleem spraakspreekuren. Dr. P. van Leeuwen, maag-darmarts, hield vervolgens een voordracht over ,,De nachtelijke maagzuursecretie". Op 18 november komt d e afdeling w e d e r o m bijeen, dan in een gecombineerde vergadering met het departement 's-Gravenhage van de Konlnklijke Ne'derlandse Maatsohapplj ter bevordering van de Pharmaoie. Prof. Dr. M. Tausk zaI dan spreken over ,,Een nieuwe tak van de geneeskunde: de piharmacologle van de vruchtbaarheid".
MC
PERSONALIA
Nieuwe leden: B. I. Agostan, Heidebloemstraat 119, Nijmegen E. J. Anema, Dulvelandselaan 103, Amstelveen R. Besan?on, Boerhaavelaan 180, Leiden M. van Blankenstein, Leiielaan 39, Oegstgeest W. B. Blokhuis, OudeVest 11, Leiden W. M. Blom, Weterinigsingel 9, Krimpen a.d. IJssel F. Driessen, Sportlaan 174, Amstelveen A. l-i. A. M. van der Eerden, Schepenenstraat 43, Nijmegen M. R. den Hartog, Okapistraat 44, Nijmegen B. Hoencamp, Peppelweg 17 B, Rotterdam H. N. B. M. Kemme, Heidevenstraat 112, Nijmegen Mej. J. J. I. van der Klei, Rijssenseweg 12, Enter H. J. Knops, Stijn Buysstraat 66, Nijmegen R. van Leusen, Raedeckersingel 62, Reeuwijk biJ Gouda J. A. A. van der Linden, Zandstraat 9, Doetlnchem A. H. J. van Loenen Martinet, C. N. A. Looslaan 56, Rotterdam-13
MC
INGEZONDEN
Plaatsing van ingezonden stukken houdt niet in dat de redactie de daarin weergegeven zienswijze onderschrijft. ENQUETET
Het artfkel van oollega De Vries u-it Haarlem noopt mij, ondanks de suggestie van de redaotie M.C., tot het maken van enkele opmer*ki'ngen. (Jit de sedert |uli van dit jaar ingezonden stukken en uit gesprekken met oollegae meen lik te mogen opmaken, dat er bij v^le huisartsen (en Riet bij een kleine minderheid, zoals oodeiga De Vries suggereert) ontevredenheid heerst over onze huidige positie. Een zekere controverse tussen redactie M.C. en vele inzenders is duideiijk gebleken. Naar mijn oordeeil is hei ter verbetering van ons 'ar'beldteklimaat ten zeerste gewenst, dat aan deze ontevredenheid een einde wordt gemaakt. Hetvorenaangehaalde artikel van collega De Vries faalt naar mijn mening op dit punt. De aangewezen weg (en ^Inierover verneem ik gaarne het oordeel van de redacBie) is naar mijn opvattimg het irtstdlen van een enquete ond©r alle huisartsen. Alleen op deze wijze lijkt het mij mogelijk de omsitreden problemen in hun juiste proporties te Zien, waarna, mede gezien het te verwachten huisartsentekort zo spoedig mogellljk naar een oplossing zai moeten worden gezocht. Leldsdhend'am, 1 november 1965 J. J. 'Grobben Naschrift. Collega De Vries heeft in zijn besohouWing gezegd ,,zioh nIet te kunnen onttrekken aan de indruk dat het bijna steeds de kritisoh gezinden en sterker nog jUrst de onbevredigden zijn, die het eerst en het sneist hun meriing naar buiten brengen, terwiji daarnaast een grote groep artsen bestaat, die oo'k dagelijks het beroep beltevende, zeker niet kritiekloos en zeker niet zonder open oog voor de verandertngen, die zicih voltrekken, we! met bevrediging zijn arbeid verricht". Tegenover deze door inzender als suggestie aangemerkte duidelijk als persoonllijke indru'k geformuleerde mededeling, staat dan de mening, weike inzender baseert op een aantal 'ingezonden stukken en gesprekken met oollegae. De redactie ver'klaart openhartig voorshands geen oordeel te kunnen hebben over het nut van een enquete, als door Inzender bedoeld. De moeilijkheid zail zijn, zo komt het haar voor, de bij een dergelijke enquete te Stellen vragen goed en objectief te formuleren. Zou men daarin slagen, dani zaI de uitkomst van zo'n
enquete natuurlijk in belangrijk© mate afharikelijk zijn van de mate, waarin zij wordt beantwoord. De klacht is wel geboord dat de artsen reeds te veel worden geenqueteei
MC
VARIA
Het Westdurtse artsenblad ,,Selecta" neemt in het nummer van 25 oktober jl. een bericht over uit de Oldenburgische Volkszeitung, handelende over de ,,30jahrlge niederlandische Medizinstudent Bart Huges" — een beridht waarboven de redactie heeft gezet: ,,Loch im Kopf" — en commentarieert dit met: „Dass die Deutsche Presse^Agentur auf einen Schizophrenen hereinfallt, ist mindestens ebenso kurios wie der Tatbestand selbst. Nach dreiwochiger psychiatrischer Untersuehung wurde Bart Huges angeblich mit der Diagnose ,,volkommen normal" entlassen, ,,mit Ausnahme dessen, was sie meine Selbsttausohung nannten" wie er nach dem Verlassen der Klinik erklarte. Nun, mit dieser kleinen Ausnahme ist fast jeder Paranolker geistig kerngesund . . . " •
MC
•
Het Finse directoraat van de Volksgezondheid heeft onlangs bekend genaakt dat van de jongens en meisjes die thans de „volksscholten" bezoeken er 20.000 zullen sterven aan longkanker voor hun zeventigste jaar. Deze mededeling is gebaseerd op een onderzoek dat z!ich uitstrekte over zes scholen in Helsinki. Van de leer'lingen uit de derde tot de vijfde klas bleken 18 procent zo nu en dan en 17,2 procent regelmatig te roken. De percentages op meisjesscholen bleken respectievelijk 17,6 en 7,3 te zijn. Vastgesteld werd dat de kinderen reeds in de laagste klassen beginnen met roken. Op de middelbare scholfen rookt een van de drie leerlingen, velen hunner regelmatig. De jongens steken hun eerste sigaret op, zo op de leeftijd van zeven tot twaalf jaar; de meisjes wachten iets langer: zij beginnen tussen elf en veertien jaar. Verder bleek uit het
HEDISCH C O N T A C T Verschtjnt wekelljks Abonnementen niet-leden f 20,—. Losse nummers f 0,50. Bestuur: K. Vaandrager, Deventer, vooraltter; Prof. Dr. A. Kummer, Amsterdam, vice-voorzltter; Dr. C. de Groot, Onderweg 12. Arkel, socretaris; Dr. M. van der Stoel, Voorschoten, penningmeester; A. Tamlnlau, Tllburg. Redactie: Keizersgracht 327, Amsterdam-C. Telefoon 020-24 25 35. Adressen van de MaatschapplJ en haar organen: Keizersgracht 327, Amsterdam-C, telefoon 02024 25 35; hoofdbestuur, dagelijks bestuur, boekhouding, bureau voor Waarneming en Vestiging 8.30-17 uur (na 18 uur en zondags tei.: 79 89 84} - Landelijke Huisartsen Verenlging - Landelijke Speclallsten Verenlging - Landelijke Verenlging van Artsen in Dlenstverband - Speclalisten Reglstratie Commlssie. Raad van Beroep: secretaris Dr. H. Navis, Sonsbeekweg 6, Am-
hem. Ondersteuningsfonds weduwen en wezen: postgiro 111950, Keizersgracht 327, Amsterdam-C. Secretaris F. Wetjnen, Vljverweg 14, Sittard, telefoon 04490-33 63. Advertentfes en abonnementen: UitgeversmiJ. J. H. Kruyt, Groot Hertoglnnelaan 28, Bussum, telefoon 02959-1 61 55. Advertentles behoeven de goedkeuring der redactie en kunnen zonder opgaaf van redenen worden gewelgerd. Opgave van adreswijzlging ten dienste van de toezending van Medlsch Contact ultsluitend biJ het Bureau der MaatschapplJ, Keizersgracht 327, Amsterdam-C. Brieven op advertentles onder nummer ultsluitend naar UitgeversmiJ. J. H. Kruyt, Groot Hertoglnnelaan 28, Bussum. Druk: Verweij - MlJdrecht. Opiage: 13.820.
963
onderzoek nog dat kinderen iJit gezimen waarvan beide ouders roken, daar ook eerder toe overgaan dan kinderen uit gezinnen waar niet wordt gerookt. • MC • In West-Duitsland dreigt suikerzlekte de nieuwe „Volkskrankhelt" te worden. Tot deze conclusie Is men b!j onze oosterburen gekomen nadat de ultslag bekend was geworden van de ..FriJherkunnurvg&aktlon" in het laatste kwartaa) van vorig jaar. Zoals eerder reeds in deze kolommen gemeld, zljn toen 27.000 diabetic! ontdekt, die zlch nIet bewust waren ziek te zijn. Er wordt thans rekening mee gehouden dat iedere vijftigste burger van de BondsrepubHiek suikerziek is. Slechts ongeveer d« helft van de patifenten staat onder medische behandeling, de arderen weten van niets en gaan door verkeerd voedsel te eten, alcohol te drinken en alle mogelijke andere genotsmiddelen te consumeren die de welvaart de Duitsers (en niet alleen hen) verschaft. MC •
In hoger beroep is op 11 oktober jl. de „wonderdokter" Gaston Naessens wegens het onbevoegd uitoefenen der geneeskunst en farmacie veroordeeld tot een boete van 18.000 NF, dat Is ongeveer f 13.500,—, waarmee het eerder uitgesproken vonnis werd bevestigd. Bo-
vendien echter — en dat zai de heer en coordineren van dergelijk onderzoek. Naessens bijzonder zijn tegengevallen De stichting zelf verricht geen onderzoek; — vorderde de rechter inbeslagname zlj adviseert de ministers van onderwijs van alle „spullen" die de kwakzalver en weter>schappen en van landbouw en gebruikte-om leukamie-patiSnten t e — visserlj (voor wat betreft het landbouwwat hij noemde — genezen. onderwijs) ten aanzien van het onderzoek. Het binnenkort te benoemen bestuur Het goedje dat hij transformeerde tot zaI uit dertien leden bestaan, onder wie het mlddel: An-ablast bleek na weteneen vertegenwoordiger van ieder der voschappelijk onderzoek volslagen waarrengenoemde ministers. De andere lede/oos te zijni zodat het geen wonder den, onder wie de voorzltter, worden bemag heten dat onder anderen de vele noemd door de minister van onderwijs kinderen die Naessens met dit Anablast en wetenschappen. Van drie leden gebehandelde geenszlns genazen en schiedt de benoeming na overleg met sledhts met ijdele hoop — zo goed als de landeiyke overkoepelende organlsahun ouders — werden vervuld. ties op het terrein van het sohoolwezen. Aan de stichting zaI subsidie uit 's Rijks • MC • kas beschikbaar worden gesteld. De bestedlng van deze getden is gebonden aan Onlangs is namens de minister van een jaarlijks door beide ministers goed Onderwijs en Wetenschappen opgericht te keuren begrotlng, weike vergezeld de „Stichting voor onderzoek van het dent te zijn van een met redenen omonderwijs". kleed voorstel omtrent de hoofdpunten Deze stichting is het resultaat van een van het in de komende jaren te voeren uitvoerig overleg, dat heeft ptaatsgebeleid en de werkzaamheden, die de vonden met de daarvoor in aanmerking stichting voornemens is te ondernemen komende organlsaties en instellingen, die of te steunen. zich op het gebied van de onderwijsresearch bewegen. Aanleiding tot dit overleg was de algemeen gevoelde behoef• MC • te aan een beter gecodrdlneerde opzet van het onderzoek op het terrein van het De generaal-majoor-arts Dr. H. J. van onderwijs. der Giessen heeft met ingang van 1 noDe stichtirjg heeft ten doel het bevorvember jl. zijn functie als Inspecteur van deren van wetenschappelijk onderzoek de Milltair Geneeskundlge Dienst neermet betrekking tot het onderwijs door gelegd. In zijn plaats is benoemd brlgamlddel van het steunen, doen uitvoeren de-generaal-arts W. P. Blokpoel.
MC
CONTACTEN
m Het Bestuur van het Publiekrechtelijk
Lichaam
Ket Streekziekenhuis Gorinchem roept sollicitan-
assistentgeneesheer
ten op voor de functie van
ANAESTHESIST per 1 januari 1966.
Sollicitaties te richten aan en inlichtingen te verkrijgen bij Directeur-Geneesheer, Gorinchem.
Op de POLIKLINIEK VOOR INTERNE GENEESKUNDE kan worden geplaatst een
Postbus 90 te
bIj voorkeur met ervaring in de interne geneeskunde. Voor hen, die gedurende 1 jaar in het instituut werkzaam zljn, geldt deze periode als z.g. vrij jaar voor de opielding tot internist. Voor gehuwde asslstenten Is een woning beschikbaar. Schriftelljke sollicitaties te richten aan de direkteurgeneesheer van het
ROHERDAHSCH RADIO-THERAPEUTISCHINSTITUUT Greene Hilladijk 297. Rott*nlam, tol.0t0-277«30
iMiiiBiiiiiiaiiiiiiiiiiii^^