6
Overzichtsartikelen
Medisch belangrijke arbovirusinfecties voor internationale reizigers Clinically important arboviruses for global travelers Dit artikel is een Nederlandse bewerking van: Cleton N, Koopmans M, Reimerink J, Godeke GJ, Reusken C. Come fly with me: review of clinically important arboviruses for global travelers. J Clin Virol. 2012 Nov;55(3):191-203
N.B. Cleton1, dr. M.P.G. Koopmans2, dr. C.B.E.M. Reusken3 Samenvatting Westerse toeristen reizen in toenemende mate naar exotische locaties, die vaak gelegen zijn in (sub)tropische regio’s. Vanwege de omvang van internationale reizen en de dynamiek van arbovirus-gerelateerde ziekten wereldwijd is recente informatie nodig met betrekking tot arbovirus-gerelateerde bedreigingen voor reizigers en de landen die zij bezoeken. In dit artikel is de meest recente kennis met betrekking tot die dreigingen voor wereldreizigers samengevat en geprioriteerd per regio. Als de tot nu toe bekende arbovirussen gecategoriseerd worden op basis van de meest algemene klinische syndromen kunnen diagnostische algoritmen ontwikkeld worden, en kan diagnostiek beleid ondersteund worden. Dit artikel geeft de huidige kennis op het gebied van medisch relevante reis-gerelateerde arbovirussen weer en laat de noodzaak zien van een gedetailleerde patiëntgeschiedenis (reisgeschiedenis, symptomen inclusief aanvang, vaccinatiegeschiedenis, ondernomen activiteiten, teken- of muggenbeet en gebruik van insectenwerend middel) om de diagnostiek te ondersteunen. (Tijdschr Infect 2013;8(6):185-196)
Summary Western tourists are increasingly traveling to exotic locations often located in tropical or subtropical regions of the world. The magnitude of international travel and the constantly changing dynamics of arbovirus diseases across the globe demand up-to-date information about arbovirus threats to travelers and the countries they visit. In this review, the current knowledge on arbovirus threats to global travelers is summarized and prioritized per region. Based on most common clinical syndromes, currently known arboviruses can be grouped to develop diagnostic algorithms to support decision-making in diagnostics. This review systematically combines and structures the current knowledge on medically important travelrelated arboviruses and illustrates the necessity of a detailed patient history (travel history, symptoms experienced, vaccination history, engaged activities, tick or mosquito bite and use of repellent and onset of symptoms), to guide the diagnosis.
dierenarts-onderzoeker in opleiding, afdeling zeldzame en emerging virale infectieziekten en response, Rijksinstituut voor Volksgezondheid en
1
Milieu; afdeling viroscience, Erasmus Medisch Centrum Rotterrdam 2dierenarts-viroloog, afdeling virologie, Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu; afdeling viroscience Erasmus Medisch Centrum Rotterdam 3viroloog, afdeling zeldzame en emerging virale infectieziekten en response, Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu. Correspondentie graag richten aan: mw. N.B. Cleton, dierenarts-onderzoeker in opleiding, Centrum voor infectieziektebestrijding, Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Postbus 1, 3720 BA, Bilthoven. Tel: + 31 30 274 7521; Fax: + 31 30 274 4418, e-mailadres:
[email protected]. Belangenconflict: geen gemeld. Financiële ondersteuning: geen gemeld. Trefwoorden: arbovirussen, reizigers. Keywords: arboviruses, travelers. Ontvangen 30 september 2013, geaccepteerd 20 november 2013.
Tijdschrif t voor Infectieziek ten
vol 8 - nr. 6 - 2013
18 5
Overzichtsartikelen Inleiding Westerse toeristen reizen in toenemende mate naar exotische, medisch risicovolle locaties in ontwikkelingslanden of opkomende economieën, zoals China en India, vaak in (sub)tropische regio’s.1 Wereldwijd is het jaarlijkse aantal reizigers gestegen van 450 miljoen in 1990 tot bijna 950 miljoen in 2010.1 Vijf tot tien procent van de reizigers meldt zich na afloop met gezondheidsklachten bij een arts.2 Hierdoor worden artsen in toenemende mate geconfronteerd met reis-gerelateerde, exotische ziekten. Hoewel de malariaparasiet de belangrijkste oorzaak is voor systemische, met koorts gepaard gaande ziektes in reizigers, behoren arbovirusinfecties tot de differentiaaldiagnose.3 Een toenemend aantal reizigers wordt gediagnosticeerd met een exotische arbovirale infectie zoals chikungunyavirus of denguevirus. Denguevirus is na malaria, de belangrijkste veroorzaker van koorts in terugkerende reizigers.4-7 De hoge aantallen internationale reizen en de voortdurend veranderende epidemiologie van arbovirussen vereisen van artsen een actuele kennis van arbovirusgerelateerde bedreigingen wereldwijd. Voor een goede differentiaaldiagnose is kennis van het ziekteverloop, de geografische verspreiding, mogelijke blootstellingsroutes en eigenschappen van diagnostische testen voor specifieke pathogenen noodzakelijk. Dit artikel geeft een overzicht van de huidige literatuur met betrekking tot het risico op arbovirale infecties in reizigers, waarbij de medisch belangrijkste virussen gerangschikt zijn per syndroom en geprioriteerd zijn per regio. Arbovirussen (zie Tabel 1 en 2) Arbovirussen maken gebruik van arthropoden (geleedpotigen) als voornaamste transmissieroute. De naam ARthropod-BOrne virussen refereert naar deze afkomst. Teken, muggen, knutten en zandvliegen zijn bekende virusverspreidende arthropoden, ook wel vectoren genoemd. De meerderheid van de arbovirussen behoort tot de Flaviviridae- (genus flavivirus), Bunyaviridae- (genera orthobunyavirus en phlebovirus) of Togaviridae- (genus alphavirus) families, een klein aantal tot de Reoviridae- en Orthomyxoviridae-families (zie Tabel 1 en 2, pagina 188).8,9 Arbovirussen handhaven zich in een transmissiecyclus tussen vectoren en reservoirs, met gewervelden als voornaamste amplificerende gastheren (zie Tabel 1). Mensen raken geïnfecteerd in ‘spill-over events’ en zijn vaak ‘deadend’ gastheer, omdat zij niet voldoende viremie ontwikkelen om arthropoden tijdens een beet te infecteren.8 Slechts enkele virussen, zoals gelekoortsvirus, chikungunyavirus en denguevirus, hebben zich volledig aangepast aan de mens als amplificerende gastheer.10 Arbovirussen
18 6
Tijdschrif t voor Infectieziek ten
kunnen ook direct overgedragen worden via bloed van viremische patiënten, hetgeen een specifiek aandachtspunt is voor de bloedvoorziening in endemische gebieden, bloeddonaties door reizigers terugkerend uit endemische gebieden en bij de verzorging van patiënten met hemorragische koorts.11-14 Gevallen van mens-op-menstransmissie van het westnijlvirus door bloedtransfusie en orgaantransplantatie zijn beschreven, maar alle arbovirussen die viremie produceren in mensen worden gezien als een potentieel risico (zie Tabel 2, pagina 188).12,15-18 Klinische manifestaties (zie Tabel 2) Arbovirusinfecties kunnen leiden tot een variatie aan en combinatie van symptomen die niet altijd goed van elkaar te onderscheiden zijn (zie Tabel 2). Arbovirussen die zich klinisch manifesteren veroorzaken vaak voorbijgaande milde of ernstige febriele symptomen (FS), naast koorts doorgaans bestaande uit hoofdpijn, retro-orbitale pijn, spierpijn en algehele malaise. Naast FS ontwikkelen patiënten vaak één of een combinatie van drie andere syndromen waarin de klinische symptomen van arbovirale infecties gecategoriseerd kunnen worden: a) neurologisch syndroom bestaande uit myelitis, meningitis en/of encefalitis (NS),19-21 b) huiduitslag zoals exantheem of maculopapulaire uitslag en/of arthralgie, poly-arthralgie en poly-artritis (AR), neurologisch syndroom bestaande uit myelitis, meningitis en/of encefalitis (NS), en c) hemorragisch syndroom bestaande uit petechiën, spontane of aanhoudende bloedingen en/of shock (HS).19-28 Daarnaast zijn voor individuele virussen specifiekere symptomen zoals hepatitis, gastro-abdominale pijn, bronchopneumonia en conjunctivitis beschreven. Arbovirusssen die neurologische klachten (NS) veroorzaken (zie Figuur 1) Encefalitis, meningitis en/of myelitis kunnen veroorzaakt worden door virussen uit de Flaviviridae-, Togaviridae-, Reoviridae- en Bunyaviridae-families. De meeste virussen die NS veroorzaken zijn te vinden in het genus flavivirus binnen de Flaviviridae-familie. De meeste flavivirusinfecties zijn asymptomatisch en leiden in maar 1-10% van de gevallen tot klinische symptomen in de vorm van FS, wat enkele dagen tot weken kan aanhouden. Van de patiënten die FS ontwikkelen zal maar 1-10% zich verder ontwikkelen tot levensbedreigende NS waarbij de mortaliteit kan oplopen tot 30%.20,29-31 Virussen die tot de Japanse-encefalitisserogroep behoren (West-Nijl-virus, Japanse-encefalitisvirus, St.-Louis-encefalitisvirus) geven vergelijkbare symptomen en veel kruisreactiviteit binnen de serodiagnostiek. Kennis van reishistorie kan dan mede
vol 8 - nr. 6 - 2013
Tijdschrif t voor Infectieziek ten
vol 8 - nr. 6 - 2013
Barmah-Forest-virus Oostelijk equine-encefalitisvirus Chikungunya virus Mayarovirus O’Nyongnyong-virus Ross-River-virus Sindbisvirus
Barmah Forest Oostelijk equine-encefalitis Semliki Forest
BFV EEEV CHIKV MAYV ONNV RRV SINV
CTFV BANV
SLEV MVEV KFDV AHFV TBEV POWV ILHV ZIKV YFV
St.-Louis-encefalitisvirus Murray-Valley-virus Kyasanur-Forest-virus Alkhurma-hemorragischekoortsvirus Tekenencefalitisvirus Powassan-virus Ilheus-virus Zika-virus Gelekoortsvirus
Colorado-tekenencefalitisvirus Banna-virus
DENV JEV WNV
BWAV BUNV ILEV NRIV LCV GROV TAHV OROV TATV TOSV SFV RVFV
CCHFV
Afkorting
Denguevirus Japanse-encefalitisvirus West-Nijl-virus
Crimean-Congo hemorragischekoortsvirus Bwamba-virus Bunyamwera Ilesha-virus Ngari-virus La Crosse-virus Guaroa-virus Tahyna-virus Oropouche-virus Tataguine-virus Toscanavirus Napels/Siciliaans zandvliegkoortsvirus Rift-Valley-koortsvirus
Colorado tekenencefalitis Bunna
Ntaya-virus Swondiwei-virus Gele koorts
Tekenoverdraagbare virusgroep
Denguevirus Japanse encefalitis
Simbu Ongegroepeerde virussen Phlebovirus koorts
California encefalitis
Crimean-Congo hemorragische koorts Bwamba Bunyamwera
Virus
Westelijk equine-encefalitis (Sindbis-achtig) Westelijk equine-encefalitis Westelijk equine-encefalitisvirus WEEV (recombinant) Venezolaans equine-encefalitis Venezolaans equine-encefalitisvirus VEEV * = Occurrence: En= Endemisch, Ep = Epidemisch, Sp = Sporadisch
Reoviridae Coltivirus Seadornavirus Togaviridae Alphavirus
Flaviviridea Flavivirus
Phlebovirus
Orthobunyavirus
Bunyaviridae Nairovirus
Serogroep
wilde vogels, buideldieren watervogels, kleine zoogdieren, buideldieren primaten, mens primaten vogels, mens primaten, mens buideldieren, zoogdieren vogels vogels, kleine zoogdieren kleine zoogdieren
mug mug
kleine zoogdieren onbekend
vogels primaten, mens primaten, mens
kleine zoog- en knaagdieren
vogels ardeid vogels kleine zoogdieren, mens kleine zoogdieren kleine zoogdieren, vogels
primaten, mens ardeid vogels, varkens vogels
gedomesticeerde en wilde dieren, vogels, kleine zoogdieren onbekend mogelijk knaagdieren onbekend onbekend kleine zoogdieren onbekend konijnen, hazen en kleine zoogdieren mens, luiaard (mogelijk primaten, vogels) onbekend mens, vleermuizen mens, knaagdieren knaagdieren, vleermuizen, vee
Gastheer
mug mug mug mug mug mug mug
teek mug
mug mug teek teek teek teek mug mug mug
mug mug mug
mug mug mug mug mug mug mug knut mug zandvlieg zandvlieg mug
teek
Vector
187
Amerika
Amerika
Australië Amerika Afrika, Azië Zuid-Amerika Sub-Sahara Afrika Oceanië Noord-Europa, Azië, Afrika, Oceanië
Noord-Amerika Azië
Azië, Afrika, Amerika Zuid- en Zuidoost-Azië, Oceanië Noord- en Zuid-Amerika, Zuid- en Oost-Europa, Zuidoost-Azië, Oceanië Amerika Oceanië Zuidoost- en West-Azië West-Azië Midden-, Noord- en Oost-Europa, Azië Noord-Amerika, Rusland Midden- en Zuid-Amerika Afrika, Azië Sub-Sahara Afrika en Zuid-Amerika
Zuidoost- en Oost-Europa, Afrika, Azië Sub-Sahara Afrika Sub-Sahara Afrika Sub-Sahara Afrika Sub-Sahara Afrika Noord-Amerika Midden- en Zuid-Amerika Europa, Azië, Afrika Midden- en Zuid-Amerika Sub-Sahara Afrika Zuid-Europa Zuid-Europa, Noord-Afrika, Azië Afrika, West-Azië
Geografische distributie
Tabel 1. Samenvatting van de taxonomie en essentiële ecologie van klinisch belangrijke reis-gerelateerde arbovirussen.
Familie Genus
En en Ep
Sp
Ep en Sp Ep en Sp En en Ep En En en Ep Ep Ep
Sp En
En en Sp En Ep Ep En Sp En En En en Ep
En en Ep En en Ep En en Ep
En En En En En En En En En En En En en Ep
Sp
Voorkomen
6
Tabel 2. Samenvatting van beschikbare informatie over impact op volksgezondheid van arbovirussen uit Tabel 1. Familie Genus Bunyaviridae Nairovirus Orthobunyavirus
Phlebovirus
Flaviviridea Flavivirus
Virus
Symptomen*
Incubatie periode Vaccinatie Circulatie**
Crimean-Congohemorragischekoortsvirus Bwamba-virus Bunyamwera-virus Guaroa-virus Ilesha-virus Ngari-virus
FS, HS, (NS)
1-3 (1-9)
nee
L
FS, AR, (NS) FS, AR, (NS) FS, AR
1-14 onbekend onbekend onbekend onbekend
nee nee nee nee nee
L L L L (S) L
FS, AR (NS, HS) FS, AR, HS
La-Crosse-virus Tahyna-virus
FS, NS FS, AR, (NS) conjunctivitis, bronchopneumie
5-15 3-7
nee nee
L S
Oropouche-virus Tataguine-virus
FS, AR, (NS) FS, AR
4-8 onbekend
nee nee
L, S L
Toscanavirus FS, NS, (AR) 2-14 Napels/Siciliaans-zandvliegkoortsvirus FS 2-14 Rift-Valley-koortsvirus FS, HS, NS, hepatitis 1-7
nee nee nee
L L L
Denguevirus Japanse-encefalitisvirus
FS, HS, AR FS, NS
4-7 (3-14) 5-14
nee ja
L, S L, S
West-Nijl-virus
FS, NS, (AR)
3-5 (2-14)
nee
L, S
2-21 1-28 3-8
nee nee ja
L, S L L
3-12 7-14
nee ja
L L
nee
St.-Louis-encefalitisvirus Murray-Valley-virus Kyasanur-Forest-ziektevirus
FS, NS FS, NS FS, HS, conjunctivitis, pneumonie Alkhurma-hemorrhagischekoortsvirus FS, HS Tekenencefalitisvirus FS, NS, (HS)
Reoviridae Coltivirus Seadornavirus Togaviridae Alphavirus
Ilheus-virus Zika-virus Wesselsbron-virus Gelekoortsvirus
FS, NS onbekend FS, AR, conjunctivitis onbekend FS 1-4 FS, HS, hepatitis 3-6
nee nee ja
L L, S L L, S
Colorado-tekenencefalitisvirus Banna-virus
FS, NS, AR, HS FS, AR, NS
3-5 (0-20) onbekend
nee nee
L L
Barmah-Forest-virus
FS, AR
7-9 (5-2)
nee
L, S
Oostelijk equine-encefalitisvirus Chikungunyavirus
FS, NS FS, AR, (HS, NS) conjunctivitis FS, AR, (HS) FS, AR FS, AR, (HS)
3-10 3-7 (1-12)
nee nee
L L, S
6-12 (3-12) >8 7-9 (3-21)
nee nee nee
L, S L, S L, S
1-7 2-10 <1-5
nee nee nee
L L L
Mayaro-virus O’Nyongnyong-virus Ross-River-virus
Sindbisvirus FS, AR Westelijk equine-encefalitisvirus FS, NS Venezolaans equine-encefalitisvirus FS, NS
18 8
Tijdschrif t voor Infectieziek ten
vol 8 - nr. 6 - 2013
6 Tabel 2. Samenvatting van beschikbare informatie over impact op volksgezondheid van arbovirussen uit Tabel 1, vervolg. Familie Genus Bunyaviridae Nairovirus Orthobunyavirus
Gerapporteerd in reizigers
Gerapporteerde seroprevalentie in lokale populatie***
Beschikbare achtergrond informatie
Mens-op-mens transmissie gerapporteerd
ja
hoog: 5-13%
ja
ja
nee nee nee ja nee
hoog: 2,6-80% hoog: tot 100% hoog: 13-18% hoog: 38-54% onbekend: in recente RVFV-uitbraak bleek 27% van infecties NRIV te zijn hoog: 2-13% hoog: 60-80%
weinig weinig weinig weinig weinig
nee nee nee nee nee
ja weinig
nee nee
hoog: 15-60% hoog: één van de vijf meest geïsoleerde virussen in West-Afrika in mensen hoog: 5-51% hoog: 3-36% hoog: 2-14%
ja weinig
nee nee
ja ja ja
nee nee ja (contact met dierprodukten)
nee nee nee nee Phlebovirus
Flaviviridea Flavivirus
ja ja ja
ja, 3-8% reizigers met FS ja, 1:1000000 (S) of 1: 20.000 (L) ja
hoog: meest gediagnosticeerde arbovirus wereldwijd ja hoog: jaarlijks >45.000 patiënten wereldwijd ja
ja nee
hoog: één van de meeste voorkomende arbovirussen wereldwijd hoog: 3-13% hoog: tot 40% onbekend: lokale apenpopulatie 18-50% positief
ja
nee
ja ja ja
nee nee nee
laag: 1,3% hoog: incidentie van 0,1 tot >5: 100.000 in endemische landen hoog: 3,4-26% hoog 13-40%
ja ja
nee ja
hoog: jaarlijks 200.000 wereldwijd
weinig weinig weinig ja
nee ja nee ja
ja nee
onbekend: jaarlijks 200-400 gerapporteerde patiënten onbekend
ja weinig
ja nee
nee
hoog: incidentie van 4 tot 40:100.000; ja jaarlijks 500-800 casussen onbekend: jaarlijks 3-21 casussen in de Verenigde Staten weinig hoog: tot 75% ja
nee nee nee
hoog: 5-60% hoog: 31-68% hoog: 8-65%
ja weinig ja
nee nee nee
hoog: 5-27% ja onbekend: jaarlijks <10 gerapporteerde casussen in VS. weinig hoog: 30-50% tijdens uitbraken en 23% buiten weinig uitbraken om. Tot 10% van de denguecasussen zijn verdacht voor VEEV-patiënten in Amerika.
nee nee nee
nee ja nee ja ja, 1:10.000 man/maand nee ja nee ja, 1:280 Afrika 1:2800 Zuid-Amerika Reoviridae Coltivirus Seadornavirus Togaviridae Alphavirus
ja ja ja nee ja, 100 per jaar naar Nieuw Zeeland ja nee nee
*: FS=Febriele symptomen, AR=Artralgie, huiduitslag en Artritis, HS=hemorragisch symptomen, NS=Neurologische symptomen **: L = Landelijk, S=Stedelijk ***: RVFV=Rift-Valley-koortsvirus (‘Rift Valley Fever Virus), NRIV=Ngari-virus, VEEV=Venezolaans equine-encefalitisvirus
Tijdschrif t voor Infectieziek ten
vol 8 - nr. 6 - 2013
18 9
Overzichtsartikelen KAART 1: NEUROINVASIEVE ARBOVIRUSSEN Geografisch overzicht van medisch belangrijke arbovirussen die NS veroorzaken gebaseerd op tabel 1 en 2
WNV ILHV POWV
1
bepalend zijn voor vaststelling van de etiologie, ook al zal dit niet altijd doorslaggevend zijn wegens overlappende geografische verspreiding van West-Nijl-virus en St.-encefalitisvirus maar ook van West-Nijl-virus en Japanse-encefalitisvirus. Onderscheidend voor tekenoverdraagbare encefalitis is het bifasisch verloop van de febriele fase voordat NS begint.31,32 De tweede groep virussen die NS veroorzaakt zijn de equine-encefalitisvirussen, behorende tot het genus alphavirus in de familie van de Togaviridae. Alle equinevirusinfecties waarbij patiënten klinische symptomen ontwikkelen, ontwikkelen eerst FS. Bijna alle Venezolaanse equine-encefalitisinfecties leiden tot klinische manifestaties in de vorm van FS. Daarentegen ontwikkelen patiënten met westelijk en oostelijk equine-encefalitisvirusinfecties maar in 0,1%-5% van de gevallen klinische symptomen. Oostelijk equine-encefalitisvirusinfecties worden gezien als de meest ernstige van de equine-encefalitisvirussen omdat bijna alle patiënten met FS ook ernstige NS ontwikkelen. Bij Venezolaans en westelijk equine-encefalitisvirus-geïnfecteerde patiënten is dit percentage juist erg klein.21 Patiënten met NS hebben een slechte prognose, met een mortaliteit van 30-50%. Overlevenden hebben levenslange neurologische schade. Venezolaans equine-encefalitis is een vaak voorkomende infectie vooral in Zuid-Amerika. Westerse en oosterse equine-encefalitis komen minder vaak maar zijn wel gediagnostiseerd in reizigers.
19 0
Tijdschrif t voor Infectieziek ten
Binnen de Bunyaviridae zijn er twee voor reizigersdiagnostiek belangrijke arbovirussen die NS veroorzaken, virussen in de zandvliegkoorts-groep, behorende tot het Phlebovirus genus, en het La Crosse-virus, behorende tot het Orthobunyavirus genus. De morbiditeit van bunyavirussen is niet goed vastgesteld, maar de meeste infecties worden beschouwd als asymptomatisch. Zandvliegkoortsvirus is een verzamelnaam voor een grote groep virussen die allemaal endemisch voorkomen in Europa, het Midden-Oosten en noordelijk Afrika. Ze veroorzaken voorbijgaande FS. De drie meest voorkomende virussen binnen deze groep in Europa zijn Siciliaans-zandvliegkoorts, Napels-zandvliegkoorts en Toscaans-zandvliegkoorts. Het enige virus binnen deze groep waarvan bekend is dat deze NS veroorzaakt, is Toscaans-zandvliegkoortsvirus. La-Crosse-virus was vóór de introductie van West-Nijl-virus de belangrijkste veroorzaker van arbovirale encefalitis in de Verenigde Staten. Het komt nog steeds regelmatig voor en veroorzaakt NS vooral in jonge kinderen. Binnen de Reoviridae kunnen zowel Bannavirus als Colorado-tekenoverdraagbare-encefalitisvirus zich manifesteren als FS en NS.33-35 Colorado-tekenoverdraagbare-encefalitis heeft een zeer specifieke geografische verspreiding in Noord-Amerika en het aantal bevestigde gevallen is laag.34,35 De geografische verspreiding van Bannavirus is onduidelijk, maar wordt veronder-
vol 8 - nr. 6 - 2013
6 KAART 2: ARBOVIRUSSEN DIE HEMORRAGISCHE SYMPTOMEN VEROORZAKEN Geografisch overzicht van medisch belangrijke arbovirussen die HS veroorzaken gebaseerd op tabel 1 en 2
2
steld overeen te komen met de geografische verspreiding van Japanse encefalitis en is er klinisch niet van te onderscheiden.33 Arbovirusssen die huiduitslag, artritis en/of artralgie (AR) veroorzaken (zie Figuur 2) Huiduitslag, poly-arthralgie en poly-artritis kunnen veroorzaakt worden door virussen uit de Flaviviridae-, Togaviridae- en Bunyavirida- families. Binnen de Bunyaviridae-familie zijn orthobunyavirussen de belangrijkste arbovirussen die AR veroorzaken in mensen (zie Tabel 2). Een groot aantal virussen uit dit genus die zijn aangetroffen in midden en zuidelijk Afrika en Zuid-Amerika presenteren zich als FS, en eventueel met AR.36-44 Dit maakt ze klinisch niet te onderscheiden van andere infecties zoals malaria, gele koorts, dengue- en chikungunyavirus. Infecties die zich uiten in FS en AR zijn vaak zelf limiterend waardoor er niet veel informatie beschikbaar is over deze virussen. De hoeveelheid asymptomatische infecties is onbekend maar verwacht wordt dat dit percentage hoog is gezien de grote circulatie en lage klinische impact die gemeld wordt. Denguevirus, een flavivirus, veroorzaakt AR en is de belangrijkste arbovirale infectie wereldwijd en in reizigers. Het kent vier verschillende serotypes die vergelijkbare symptomen veroorzaken. Klinische manifestatie vindt plaats in <10% van geïnfecteerde personen in de vorm van FS eventueel met AR wat enkele dagen tot weken
Tijdschrif t voor Infectieziek ten
kan aanhouden. In <0,1 tot 5% van de gevallen kan FS zich verder ontwikkelen tot ernstige HS en shock. Infectie met één serotype biedt bescherming tegen overige serotypes tot maximaal zes maanden na infectie. Daarna kan infectie met een heterogeen serotype juist de kans vergroten op mogelijk ernstige complicaties als HS en shock. Complicaties kunnen ook sneller optreden bij baby’s die nog maternale antistoffen tegen een heterogeen serotype bij zich dragen. Bij een primaire infectie met sommige serotypes (serotype 2) en bepaalde genotypes is de kans ook groter op het ontwikkelen van HS en shock. Daarnaast circuleren steeds vaker meerdere serotypes tegelijk, wat mogelijk een rol speelt bij de geconstateerde toename van het aantal ernstige vormen van dengue.45-48 Chikungunyavirus, een alphavirus, is naast denguevirus ook een belangrijke oorzaak van AR in reizigers. Alphavirussen die AR veroorzaken hebben met klinische manifestatie in 50-85% van de infecties een hoge klinische ‘attack rate’.22-24,49,50 De enige uitzondering is sindbisvirus, met 0,1%-5% symptomatische infecties. Veel van deze virussen hebben niet alleen overlappende symptomen maar ook overlappende geografische verspreidingsgebieden, zoals chikungunya en O’Nyongnyong-virus, Barmah-Forest-virus en Ross-River-virus. Dit maakt klinische en laboratoriumdiagnostiek moeilijk. Daarnaast zijn deze infecties bij individuele reizigers ook moeilijk te onderscheiden van denguevirusinfecties. Typisch voor AR veroorzaakt door alphavirussen zijn de
vol 8 - nr. 6 - 2013
191
Overzichtsartikelen KAART 3: ARBOVIRUSSEN DIE ARTRALGIE , ARTERITIS EN HUIDUITSLAG KUNNEN VEROORZAKEN Geografisch overzicht van medisch belangrijke arbovirussen die AR veroorzaken gebaseerd op tabel 1 en 2
KAART 3: ARBOVIRUSSEN DIE ARTRALGIE , ARTERITIS EN HUIDUITSLAG KUNNEN VEROORZAKEN Geografisch overzicht van medisch belangrijke arbovirussen die AR veroorzaken gebaseerd op tabel 1 en 2
3
aanhoudende symptomen van artritis en arthralgie, die maanden tot jaren na de infectie kunnen aanhouden.51 Arbovirussen die hemorragische symptomen (HS) veroorzaken (zie Figuur 3) Arbovirusssen waarvan de klinische manifestatie gekenmerkt wordt door hemorragische symptomen behoren tot de Flaviviridae en Bunyaviridae families. Enkele Toga- en Reovirussen zoals Colorado-tekenoverdraagbare-encefalitis en Mayarovirus kunnen incidenteel ook HS veroorzaken. Bunyavirusinfecties presenteren zich over het algemeen als FS, maar sommigen kunnen zich ontwikkelen tot meer ernstige vormen van HS zoals Krim-Congo-hemorragischekoortsvirus en Rift-Valley-koortsvirus.27 KrimCongo-hemorragischekoortsvirus is symptomatisch in respectievelijk 25% van de geïnfecteerden.27 De hoogste mortaliteit wordt gevonden bij gevallen die zich ontwikkelen tot HS. Deze kan oplopen tot 30% bij KrimCongo-hemorragischekoortsvirusinfecties.26,27,52 Binnen de Flaviviridae zijn dengue en gelekoortsvirus de belangrijkste veroorzakers van HS. De mortaliteit van HS door flavivirussen kan oplopen tot 30%.48,53 Bij gele koorts ontwikkelt tot 50% van de geïnfecteerde personen klinische symptomen.55,56 Binnen de door teken overdraagbare flavivirussen staan virussen uit het MiddenOosten en Azië, zoals het Alkhurmavirus, bekend als veroorzakers van HS.31,32,57,58
192
Tijdschrif t voor Infectieziek ten
Behandeling (zie Tabel 2) Zoals hierboven beschreven kunnen verschillende complicaties ontstaan wanneer ziekten veroorzaakt door een arbovirale infectie zich verder ontwikkelen na de koortsfase. Er zijn geen effectieve antivirale behandelingen voor deze infecties. Behandeling berust op ondersteunende zorg, zoals vloeistof- en elektrolytmanagement.30 Tijdige herkenning en vaststelling van de etiologie van de ziekte maakt het mogelijk ondersteunende zorg vooraf op een verscheidenheid aan specifieke complicaties af te stemmen, waardoor de overlevingskansen substantieel kunnen toenemen. Voor flavivirussen zijn er een aantal antivirale therapieën in ontwikkeling die gebruik maken van monoklonale antilichamen en inhibitoren die virusbinding blokkeren en de virusreplicatiecyclus op verschillende niveaus verstoren. Daarnaast worden klassieke antivirale middelen als ribavirine en interferon toegepast met wisselende resultaten.59-61 Specifiek onderzoek naar het gebruik van minocycline en curcumin als middelen tegen het ontwikkelen van neuro-invasiviteit tijdens een Japanseencefalitisvirusinfectie is gaande en laat ook positieve resultaten zien.62-64 Preventie Er zijn slechts tegen enkele arbovirussen vaccins beschikbaar waarvan het merendeel tegen flavirussen (zie Tabel 2). Momenteel zijn er twee vaccins op de markt die bescher-
vol 8 - nr. 6 - 2013
6 ming bieden tegen Japanse encefalitis, beide gebaseerd op geïnactiveerd virus; Ixiaro (Intercell Biomedical, Livingston, UK) en JEV-vaccinatie (GCVC, Korea). Voor Kyasanur Forest Disease is alleen in India een formaline-geïnactiveerd vaccin geregistreerd. Voor tekenoverdraagbare-encefalitisvirusinfecties is een aantal verschillende vaccins beschikbaar in Europa, Rusland en China, gebaseerd op geïnactiveerde virussen.65,66 Een aantal gele koorts levend-geattenueerde-17D vaccins is beschikbaar van verschillende producenten over de hele wereld.67 In Oost-Europa en India is een geïnactiveerd Krim-Congo-hemorragischekoortsvaccin beschikbaar. Dit vaccin is wegens het gelimiteerde onderzoek en de potentiële ernstige bijwerkingen niet algemeen beschikbaar.68 Tegen chikungunyavirus is er tot op heden nog geen humaan vaccin beschikbaar maar een op envelopeiwit gebaseerd DNA-vaccin is in een ver stadium van ontwikkeling.69 Er zijn een groot aantal vaccins in ontwikkeling tegen denguevirus maar de ontwikkeling hiervan wordt bemoeilijkt door de kans op het ontwikkelen van ernstige bijwerkingen wegens het moeten vaccineren tegen meerdere heterogene denguevirussen tegelijk.70 Naast humane vaccins zijn er ook een aantal veterinaire vaccins beschikbaar (Rift-Valley-Fever-virus, westelijk-, oostelijk- en Venezolaans-equine-encefalitis, West-Nijlvirus) die in potentie een basis kunnen vormen voor de ontwikkeling van humane vaccins of in uitzonderlijke gevallen al humaan worden toegepast.19,71-74 Preventie van arbovirusinfecties bij reizigers bestaat uit het gebruik van insectenwerende middelen, fijnmazige muskietennetten al dan niet behandeld met insectenwerend middel, en gedragsaspecten zoals regelmatige controle op teken en het dragen van lange mouwen en broeken, met name in de schemering. Risico’s voor reizigers (zie Tabel 2) Voor enkele arbovirussen bestaan specifieke inschattingen van het risico op het oplopen van een infectie door reizigers. Ross-River-virusinfecties bij reizigers zijn regelmatig gedocumenteerd en grote uitbraken in het zuidelijke Stille Oceaangebied worden toegeschreven aan viremische reizigers terugkerend uit Australië.75-78 Nieuw-Zeeland schat dat jaarlijks 100 viremische reizigers huiswaarts keren uit Australië.24,76 Dengue is veruit het meest gediagnosticeerde arbovirus bij reizigers.53,70,79-82 Drie tot acht procent van de reizigers met een met koorts gepaard gaand ziektebeeld is serologie-positief voor een recente denguevirusinfectie.3,7,79,83,84 Het risico op het oplopen van een Japanse-encefalitisinfectie in Azië bij een verblijf van >1 maand wordt geschat op 1:1.000.000 per verblijfsweek voor reizigers naar urbane gebieden, en
Tijdschrif t voor Infectieziek ten
op 1:20.000 voor reizigers naar rurale gebieden waaronder de niet-urbane toeristische trekpleisters zoals de vakantieoorden rond de Golf van Thailand.85 Het risico op een gelekoortsinfectie voor ongevaccineerde reizigers naar Afrika en Zuid-Amerika wordt geschat op 1:280 in endemische en 1:2800 in de epidemische gebieden.56 In endemische gebieden is het infectierisico ongeveer twintig keer lager. Het risico op een klinische tekenencefalitisvirus (‘tick-borne encephalitis virus’, TBEV) -infectie bij reizigers naar Oostenrijk, één van de voornaamste endemische landen, wordt geschat op 1:10.000 mensen per verblijfsmaand in risico-hoge gebieden.86,87 Als een specifieke risicoschatting ontbreekt, kunnen sommige algemene factoren gebruikt worden om infectierisico’s in te schatten voor patiënten. Gedacht kan worden aan activiteiten die patiënten hebben uitgevoerd, of deze in landelijke of stedelijke gebieden hebben plaats gevonden, de verblijf omstandigheden, etc. (zie Tabel 2) Diagnostiek van arbovirusinfectie Laboratoriumdiagnostiek van arbovirusinfecties is gebaseerd op de detectie van het virus via reverse-transcriptase polymerase kettingreactie (‘reverse transcription polymerase chain reaction’, RT-PCR) of virusisolatie (VI), virale antigenen of virus-specifieke antilichamen. Bij neurologische klachten dient cerebrospinaal vloeistof (‘cerebrspinal fluid’, CSF) afgenomen te worden. De geprefereerde diagnostische methode hangt af van het moment van monstername ten opzichte van de eerste ziektedag, de dynamiek van de viremie en immunologische respons. Virus- en virale antigendetectie zijn de meest specifieke methode om arbovirusinfectie vast te stellen. Beschikbare methoden zijn RT-PCR en VI op serum, weefsel of CSF. Een alternatief hiervoor zijn denguevirus-kits, beschikbaar van verschillende fabrikanten, voor detectie van het met acute infectie geassocieerde NS1-eiwit.88,89 Een typische infectie met onder andere zandvliegkoorts en oostelijk equine-encefalitisvirus produceert een korte en lage viremie. Symptomen ontwikkelen zich na deze viremische fase, hetgeen de relatief lage sensitiviteit van PCR-gebaseerde diagnostiek voor deze virussen verklaart.90,91 Bij reizigers wordt de acute fase van de ziekte vaak gemist, omdat patiënten pas medische hulp zoeken na thuiskomst en bij aanhoudende symptomen of verslechtering na de koortsfase. Serologie is daarom de meest gebruikte diagnostische methode voor arbovirusinfecties. Voor serodiagnostiek zijn een acuut en een convalescent serum die minimaal
vol 8 - nr. 6 - 2013
193
Overzichtsartikelen 14 dagen van elkaar afgenomen zijn wenselijk om seroconversie aan te tonen. Commercieel beschikbare en/of in-house IgG/IgM ‘enzyme-linked immunosorbent assay’ (ELISA) -its, haemaglutinatie inhibitie (HI), immunofluorescence assays (IFA) en virusneutralisatie (VNT) assays worden gebruikt.88 IgM-antilichamen ontstaan doorgaans binnen enkele dagen na infectie en kunnen meestal gedetecteerd worden tot drie maanden na infectie. IgG-antilichamen ontstaan doorgaans enkele dagen later dan IgM en kunnen maanden tot jaren na infectie gedetecteerd worden. IgM-antilichamen kunnen in sommige gevallen (met name bij flavivirussen) langere perioden aanhouden en de diagnostiek van een acute infectie bemoeilijken.92,93 Via de bepaling van IgM- en IgG-antilichaamtiters in gepaarde sera kan onderscheid gemaakt worden tussen oude en recente infecties, indien de sera met een interval van 10-14 dagen worden verzameld. Een seroconversie of een minimaal viervoudige toename in titer is vereist voor vaststelling.88 De detectie van IgM-antilichamen in de CSF wijst ook op recente infectie mits de bloed-hersenbarrière intact is. Infecties met kruisreagerende virussen, doorgemaakte infecties of vaccinaties (flavivirussen) kunnen foutpositieve testuitslagen geven. Dit is vooral een probleem tussen en binnen flavivirusserogroepen, maar ook alphavirussen en bunyavirussen kunnen kruisreageren binnen serogroepen. Dit vormt vooral voor de interpretatie van IgG een groot probleem, maar het voorkomen van kruisreactie bij IgM moet niet worden onderschat.94,95 Het is daarom van belang kruisreagerende virussen parallel te testen. De virusneutralisatietest (VNT) geldt als gouden standaardmethode voor serologische bevestiging van een infectie. Bij secundaire flavivirusinfecties is ook deze methode niet specifiek. Interpretatie van de resultaten vereist naast gepaarde sera daarom ook kennis van de gebruikte methode en achtergrond van de patiënt, zoals reis- en vaccinatiegeschiedenis. Gevalideerde diagnostische testen zijn beschikbaar voor de meest voorkomende virussen. Verwijzing naar een in arbovirussen gespecialiseerd laboratorium kan nodig zijn voor diagnostiek van meer zeldzame arbovirale infecties. Via het Europese netwerk voor geïmporteerde virale ziekten (‘Eurpean Network for Diagnostics of Imported Viral Diseases’, ENIVD), waarbij zowel het Rijksinstituut voor Volksgezondheid (RIVM) als het Erasmus Medisch Centrum aangesloten zijn, is diagnostiek van een zeer uitgebreid scala aan arbovirussen beschikbaar.96 De problemen met foutpositieve diagnostische resultaten, beschikbaarheid van testen en kosten van meervoudige testen, illustreren dat gebruik van serologie voor diag-
194
Tijdschrif t voor Infectieziek ten
nostiek van reis-gerelateerde virale infecties een zorgvuldige interpretatie vereist alsmede een gedetailleerde anamnese die meegeleverd wordt met de diagnostische aanvraag. Deze omvat reisgeschiedenis, vaccinatiegeschiedenis en contact met of bescherming tegen specifieke vectoren in combinatie met klinische symptomen en tijd van aanvang van de symptomen.3 Conclusie Met koorts gepaard gaande ziekten bij reizigers hebben een lange en gecompliceerde differentiaaldiagnostiek, die zowel wereldwijd veel voorkomende infecties als ook relatief onbekende exotische ziekten omvat. Diagnostische handvatten kunnen clinici en diagnostici helpen bij het opstellen van een adequate differentiaaldiagnostiek. Er bestaan enkele (commercieel beschikbare) databases, die de differentiaaldiagnostiek kunnen ondersteunen met betrekking tot infectieziekten in het algemeen.97,98 Veel arbovirusfamilies vertonen echter een grote mate van kruisreactiviteit in diagnostische testen. Dit, gecombineerd met een grote overlap in klinische syndromen en geografische regio’s, bemoeilijkt het opstellen van een goed gedefinieerde differentiaaldiagnostiek. Deze complexe factoren worden niet meegenomen in automatisch gegenereerde lijsten van differentiaaldiagnostiek met een ranglijst gebaseerd op onbekende achtergrondinformatie en veronderstellingen.98 Dit artikel omvat niet alle potentieel belangrijke reisgerelateerde ziekten, maar richt zich specifiek op alle klinisch relevante arbovirusinfecties bij reizigers, waarbij rekening is gehouden met de complexiteit van diagnostische testinterpretatie. De hier gepresenteerde gedetailleerde wereldkaarten, tabellen en ondersteunende achtergrondinformatie geven overzichten van mogelijke arbovirusinfecties per regio. In dit artikel wordt de huidige kennis per regio, per klinisch syndroom, per potentieel blootstellingsrisico en per diagnostische familie samengevat en gestructureerd. Daarnaast identificeert dit artikel pathogenen, waarvan de huidige kennis in bepaalde geografische regio’s ontoereikend is om ze uit te kunnen sluiten in de differentiaaldiagnostiek. Hiermee denken we te voorzien in ondersteuning aan diagnostici en clinici wanneer arbovirusinfectie wordt overwogen bij een reiziger na thuiskomst. Referenties 1. UNWTO. UNWTO World Tourism Barometer, Interim Update, August 2011. [cited 2011 November 11]; Available from: http://dtxtq4w60xqpw.cloudfront.net/ sites/all/files/pdf/unwto_barom11_iu_aug_en.pdf. 2. Freedman DO, et al. Spectrum of disease and relation to place of exposure among ill returned travelers. N Engl J Med 2006;354(2):119-30.
vol 8 - nr. 6 - 2013
6 3. Wilson ME, et al. Fever in returned travelers: results from the GeoSentinel
rism-associated agents. 2003 [cited 2011 December 12]; Available from:
Surveillance Network. Clin Infect Dis 2007;44(12):1560-8.
http://www.cdc.gov/epo/dphsi/syndromic/framework.htm.
4. Nicoletti L, et al. Chikungunya and dengue viruses in travelers. Emerg Infec-
29. Lindquist L, et al. Tick-borne encephalitis. The Lancet. 2008;371(9627):1861-71.
tious Dis 2008 Jan;14(1):177-8.
30. Solomon T, et al. Arthropod-borne viral encephalitides. In: Scheld WM,
5. Chen LH, et al. Dengue and chikungunya infections in travelers. Curr Opin
Whitley RJ, Marra CM, editors. Infections of the central nervous system. Third
Infect Dis 2010 Oct;23(5):438-44.
edition ed. Philidelphia: Lippincott Williams and Wilkins; 2004. p. 205-30.
6. Allwinn R. Significant increase in travel-associated dengue fever in Germany.
31. Gunther G, et al. Tick-borne encephalopathies : epidemiology, diagnosis,
Med Microbiol Immunol 2011;200(3):155-9.
treatment and prevention. CNS Drugs 2005;19(12):1009-32.
7. Allwinn R, et al. Dengue in travellers is still underestimated. Intervirology
32. Pugliese A, et al. Emerging and re-emerging viral infections in Europe. Cell
2008;51(2):96-100.
Biochem Funct 2007;25(1):1-13.
8. Gubler DJ. Human arbovirus infections worldwide. Ann N Y Acad Sci
33. Liu H, et al. Banna virus, China, 1987-2007. Emerg Infect Dis 2010;16(3):514-7.
2001;951:13-24.
34. Calisher CH. Medically important arboviruses of the United States and
9. Dobler G. Arboviruses causing neurological disorders in the central nervous
Canada. Clin Microbiol Rev 1994;7(1):89.
system. Archives of virology Supplementum 1996;11:33.
35. Romero JR, et al. Powassan encephalitis and Colorado tick fever. Infect Dis
10. Weaver SC, et al. Transmission cycles, host range, evolution and emer-
Clin North Am 2008;22(3):545-59.
gence of arboviral disease. Nat Rev Microbiol 2004;2(10):789-801.
36. Aguilar PV, et al. Guaroa virus infection among humans in Bolivia and Peru.
11. Aradaib IE, et al. Nosocomial outbreak of Crimean-Congo hemorrhagic
American J Trop Med Hyg 2010;83(3):714-21.
fever, Sudan. Emerg Infect Dis 2010;16(5):837.
37. Da Silva Azevedo RS, et al. Reemergence of Oropouche fever, northern
12. Biggerstaff BJ, et al. Estimated risk of transmission of the West Nile virus
Brazil. Emerg Infect Dis 2007;13(6):912.
through blood transfusion in the US, 2002. Transfusion 2003;43(8):1007-17.
38. Aguilar PV, et al. Iquitos Virus: A Novel Reassortant Orthobunyavirus Asso-
13. Chamberland ME, et al. Emerging infectious disease issues in blood safety.
ciated with Human Illness in Peru. PLoS Negl Trop Dis 2011;5(9):e1315.
Emerg Infectious Dis 2001;7(3 Suppl):552.
39. Forshey BM, et al. Arboviral etiologies of acute febrile illnesses in Western
14. Harxhi A, et al. Crimean–Congo hemorrhagic fever: a case of nosocomial
South America, 2000-2007. PLoS Negl Trop Dis. 2010;4(8):e787.
transmission. Infection 2005;33(4):295-96.
40. Lutwama JJ, et al. Isolations of Bwamba virus from south central Uganda
15. Iwamoto M, et al. Transmission of West Nile virus from an organ donor to four
and north eastern Tanzania. Afr Health Sci 2003;2(1):24-28.
transplant recipients. N Engl J Med 2003;348(22):2196-203.
41. Morvan JM, et al. Ilesha virus: a new aetiological agent of haemorrhagic
16. Stanley E, et al. West Nile virus transmission via organ transplantation and
fever in Madagascar. Trans R Soc Trop Med Hyg 1994;88(2):205-05.
blood transfusion-Louisiana, 2008. Morbidity and Mortality Weekly Report.
42. Tesh RB, Vasconcelos PFC. Sandfly Fever, Oropouche Fever, and Other Bun-
2009;58(45):1263-7.
yavirus Infections. In: Guerrant RL, Walker DH, Weller PF, editors. Tropical Infectious
17. Stramer SL, et al. West Nile virus among blood donors in the United States,
Diseases: Principles, Pathogens and Practice. Philadelphia, PA: Elsevier; 2011.
2003 and 2004. N Engl J Med 2005;353(5):451-9.
43. Fagbami A, et al. Tataguine virus isolations from humans in Nigeria, 1971-
18. Petersen L, et al. Transfusion-transmitted arboviruses. Vox sanguinis
1975. Trans R Soc Trop Med Hyg 1981;75(6):788.
2010;98(4):495-503.
44. Hayes EB. Zika virus outside Africa. Emerging infectious diseases. Emerg
19. Zacks MA, Paessler S. Encephalitic alphaviruses. Vet Microbiol.
Infect Dis 2009;15(9):1347-50.
2010;140(3-4):281-6.
45. Vaughn DW, et al. Dengue viremia titer, antibody response pattern, and virus
20. Solomon T. Flavivirus encephalitis. N Engl J Med 2004;351(4):370-8.
serotype correlate with disease severity. J Infect Dis 2000;181(1):2.
21. Solomon T, et al. Viral encephalitis: a clinician’s guide. Pract Neurol 2007;7(5):288.
46. Weaver SC, et al. Molecular evolution of dengue viruses: contributions of
22. Franssila R, et al. Viral causes of arthritis. Best Practice & Research Clinical
phylogenetics to understanding the history and epidemiology of the preeminent
Rheumatology 2006;20(6):1139-57.
arboviral disease. Infect Genet Evol 2009;9(4):523-40.
23. Suhrbier A, et al. Clinical and pathologic aspects of arthritis due to Ross River
47. Kliks SC, et al. Antibody-dependent enhancement of dengue virus growth in
virus and other alphaviruses. Current Opinion in Rheumatology. 2004;16(4):374.
human monocytes as a risk factor for dengue hemorrhagic fever. Am J Trop
24. Toivanen A. Alphaviruses: an emerging cause of arthritis? Current Opinion
Med Hyg 1989;40(4):444-51.
in Rheumatology. 2008;20(4):486.
48. Halstead SB. Dengue. Curr Opin Infect Dis 2002;15(5):471.
25. Suhrbier A, et al. Arthritogenic alphaviruses-an overview. Nat Rev Rheumatol.
49. Tesh RB, et al. Mayaro virus disease: an emerging mosquito-borne zoonosis
2012 May 8.
in tropical South America. Clin Infect Dis 1999;28(1):67.
26. Isaäcson M. Viral hemorrhagic fever hazards for travelers in Africa. Clin Infect
50. Pialoux G, et al. Chikungunya, an epidemic arbovirosis. Lancet Infect Dis
Dis 2001;33(10):1707-12.
2007;7(5):319-27.
27. Ergonul O. Clinical and Pathologic Features of Crimean-Congo Hemorrhagic
51. Kurkela S, et al. Arthritis and arthralgia three years after Sindbis virus infection:
Fever In: Ergonul O, Whitehouse CA, editors. Crimean-Congo Hemorrhagic
clinical follow-up of a cohort of 49 patients. ScandJ Infect Dis 2008;40(2):167-73.
Fever: A Global Perspective. Dordrecht, The Netherlands: Springer; 2007.
52. Whitehouse CA. Crimean-Congo hemorrhagic fever. Antiviral Research.
28. CDC. Syndrome definitions for diseases associated with critical bioterro-
2004;64(3):145-60.
Tijdschrif t voor Infectieziek ten
vol 8 - nr. 6 - 2013
19 5
Overzichtsartikelen 53. Kyle JL, et al. Global spread and persistence of dengue. Annu Rev Microbiol
J Virol [Research Support, N.I.H., Extramural]. 2006;80(6):2784-96.
2008;62:71-92.
74. Wang E, et al. Chimeric Sindbis/eastern equine encephalitis vaccine candi-
54. Fried JR, et al. Serotype-specific differences in the risk of dengue hemorr-
dates are highly attenuated and immunogenic in mice. Vaccine [Research Sup-
hagic fever: an analysis of data collected in Bangkok, Thailand from 1994 to
port, N.I.H., Extramural Research Support, Non-U.S. Gov’t] 2007;25(43):7573-81.
2006. PLoS Negl Trop Dis 2010;4(3):e617.
75. Harley D, Sleigh A, Ritchie S. Ross River virus transmission, infection, and
55. Barrett AD, et al. Yellow fever: a disease that has yet to be conquered. Annu
disease: a cross-disciplinary review. Clin Microbiol Rev 2001;14(4):909-32.
Rev Entomol 2007(52):209-29.
76. Maguire T. Do Ross River and dengue viruses pose a threat to New
56. Mirzaian E, et al. Mosquito-borne illnesses in travelers: a review of risk and
Zealand?N Z Med J 1994;107(989):448.
prevention. Pharmacotherapy 2010 Oct;30(10):1031-43.
77. Hueston L, et al. Ross River virus in a joint military exercise. Commun Dis
57. Maltezou HC, et al. Crimean-Congo hemorr-hagic fever in Europe: current
Intell 1997;21:194-202.
situation calls for preparedness. Euro Surveill 2010;15(10):19504.
78. Pröll S, et al. Persistent arthralgias in Ross-River-Virus disease after travel to
58. Mackenzie JS, et al. The zoonotic flaviviruses of southern, south-eastern
the South Pacific]. Dtsch Med Wochenschr (1946) 1999;124(24):759.
and eastern Asia, and Australasia: the potential for emergent viruses. Zoonoses
79. Ryan ET, et al. Illness after international travel. N Engl J Med 2002;347(7):505-16.
Public Health 2009;56(6-7):338-56.
80. Jelinek T. Trends in the epidemiology of dengue fever and their relevance for
59. Thompson BS, et al. A Therapeutic Antibody against West Nile Virus Neutralizes
importation to Europe. Euro Surveill 2009;14:25.
Infection by Blocking Fusion within Endosomes. PLoS Pathog 2009;5(5):e1000453.
81. International travel and health 2011; Available from: http://www.who.int/ith/
60. Levi ME, et al. Impact of rituximab-associated B-cell defects on West Nile
en/index.html.
virus meningoencephalitis in solid organ transplant recipients. Clin Transplant.
82. Vasilakis N, et al. The history and evolution of human dengue emergence.
[Case Reports] 2010;24(2):223-8.
Adv Virus Res 2008;72:1-76.
61. Haddow AD, et al. The use of oral ribavirin in the management of La Crosse
83. Jelinek T. Dengue fever in international travelers. Clin Infect Dis
viral infections. Med Hypotheses 2009;72(2):190-92.
2000;31(1):144-47.
62. Richardson-Burns SM, et al. Minocycline delays disease onset and mortality
84. Wilder-Smith A, et al. Dengue in travelers. N Engl J Med 2005;353(9):924-32.
in reovirus encephalitis. Exp Neurol. [Comparative Study Research Support, U.S.
85. Hills SL, et al. Japanese encephalitis in travelers from non-endemic countries,
Gov’t, Non-P.H.S. Research Support, U.S. Gov’t, P.H.S.]. 2005;192(2):331-9.
1973-2008. Am J Trop Med Hyg. 2010;82(5):930.
63. Mishra MK, et al. Minocycline neuroprotects, reduces microglial activation,
86. Rendi Wagner P. Risk and Prevention of Tick borne Encephalitis in Travelers.
inhibits caspase 3 induction, and viral replication following Japanese encepha-
J Travel Med 2004;11(5):307-12.
litis. J Neurochem. [Comparative Study Research Support, Non-U.S. Gov’t].
87. Reusken C, et al. Case report: Tick-borne encephalitis in two Dutch travellers
2008;105(5):1582-95.
returning from Austria, Netherlands, July and August 2011. Euro surveillance.
64. Dutta K, et al. Curcumin Protects Neuronal Cells from Japanese Encephalitis
2011;16(44).
Virus-Mediated Cell Death and also Inhibits Infective Viral Particle Formation by Dysre-
88. WHO. Laboratory diagnosis and diagnostic tests. In: WHO, editor. Dengue:
gulation of Ubiquitin-Proteasome System. J Neuroimm Pharmacol 2009;4(3):328-37.
guidelines for diagnosis, treatment, prevention and control. France: World
65. Loew-Baselli A, et al. Prevention of tick-borne encephalitis by FSME-IMMUN vac-
Health Organization; 2009. p. 91-109.
cines: Review of a clinical development programme. Vaccine 2011;29(43):7307-19.
89. Shu PY, et al. Current advances in dengue diagnosis. Clin Diagn Lab
66. WHO. Vaccines against tick-borne encephalitis (TBE). Grading of scientific
Immunol 2004;11(4):642-50.
evidence in support of key recommendations. 10 June, 2011 [cited 2012 March 1];
90. Valassina M, et al. A Mediterranean arbovirus: the Toscana virus. J Neurovirol
Available from: http://www.who.int/immunization/TBE_duration_protection.pdf.
2003;9(6):577-83.
67. Monath TP. Yellow fever vaccine. Expert Rev Vaccines 2005;4(4):553-74.
91. Campbell GL, et al. West Nile virus. Lancet Infect Dis 2002;2(9):519-29.
68. Keshtkar-Jahromi M, et al. Crimean-Congo hemorrhagic fever: current and
92. Kuno G. Persistence of arboviruses and antiviral antibodies in vertebrate
future prospects of vaccines and therapies. Antiviral Res [Research Support, U.S.
hosts: its occurrence and impacts. Rev Med Virol 2001;11(3):165-90.
Gov’t, Non-P.H.S. Research Support, U.S. Gov’t, P.H.S. Review] 2011;90(2):85-92.
93. Roehrig JT, et al. Persistence of virus-reactive serum immunoglobulin m antibody
69. Thiboutot MM, et al. Chikungunya: a potentially emerging epidemic? PLoS
in confirmed west nile virus encephalitis cases. Emerg Infect Dis 2003;9(3):376-9.
Negl Trop Dis. [Research Support, Non-U.S. Gov’t Review] 2010;4(4):e623.
94. Mansfield KL, et al. Flavivirus-induced antibody cross-reactivity. J Gen Virol
70. Murrell S,et al. M. Review of dengue virus and the development of a vaccine.
2011;92(12):2821-9.
Biotechnol Adv 2011;29(2):239-47.
95. Smith DW, et al. Togaviruses Causing Rash and Fever. In: Mahy BWJ, Regenmortel
71. Morrill JC, et al. Safety and efficacy of a mutagen-attenuated Rift Valley fever
MHVv, editors. Encyclopedia of Virology. 3rd ed. Oxford: Academic Press; 2008.
virus vaccine in cattle. Am J Vet Res. [Clinical Trial Controlled Clinical Trial].
96. ENIVD. European Network for Diagnostics of Imported Viral Diseases. [cited
1997;58(10):1104-9.
2011]; Available from: http://www.enivd.de/index.htm.
72. Morrill JC, et al. Pathogenicity and neurovirulence of a mutagen-attenuated Rift
97. GIDEON. GIDEON Informatics Inc. 2012 [cited 2012 June 18]; Available
Valley fever vaccine in rhesus monkeys. Vaccine 2003;21(21-22):2994-3002.
from: http://www.gideononline.com/.
73. Paessler S, et al. Replication and clearance of Venezuelan equine encepha-
98. CDC. IDdx: Infectious Disease Queries. 2012 [cited 2012 June 18]; Available
litis virus from the brains of animals vaccinated with chimeric SIN/VEE viruses.
from: http://www.iddx.info/iddxhome.html.
®
196
Tijdschrif t voor Infectieziek ten
vol 8 - nr. 6 - 2013