2015
Medeplegen & medeplichtigheid van verkrachting
Casus: een donderdagnacht in Groningen Nicolette Ruth Drenth
18-3-2015
Inhoud 1. Inleiding .............................................................................................................................................. 2 2. Bestanddelen van artikel 242 Wetboek van Strafrecht ........................................................................ 2 3. Medeplegen in het algemeen ............................................................................................................... 3 4. Medeplegen van verkrachting ............................................................................................................. 4 5. Medeplichtigheid in het algemeen....................................................................................................... 5 6. Medeplichtigheid aan verkrachting ..................................................................................................... 5 7. Argumenten officier van justitie voor medeplegen ............................................................................. 5 8. Argumenten advocaat voor medeplichtigheid ..................................................................................... 6 9. Conclusie: casusoplossing ................................................................................................................... 7 Literatuurlijst ........................................................................................................................................... 8
Bijlage: casus ‘Een donderdagnacht in Groningen’. Bijlage: overzichtslijst argumenten
1
1. Inleiding De casus ‘Een donderdagnacht in Groningen’ die in dit essay wordt behandeld, gaat over twee verdachten, te weten Coen en Jasper. Zij zijn betrokken in een verkrachtingszaak. Jasper heeft inlichtingen over het slachtoffer aan Coen gegeven en zijn studentenkamer beschikbaar gesteld. In Jasper zijn kamer is het slachtoffer verkracht door Coen. Jasper was niet bij de verkrachting aanwezig maar heeft wel het slachtoffer horen gillen en heeft niet ingegrepen. De probleemstelling is of deze gedragingen van Jasper te kwalificeren zijn als medeplegen of medeplichtigheid van verkrachting; artikel 242 jo. 47 en 48 Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr). Om tot een antwoord te komen, moet deze vraag worden opgedeeld in diverse deelvragen. In paragraaf 2 wordt ingegaan op de vraag wat verkrachting juridisch inhoudt. Wat zijn de bestanddelen van artikel 242 Sr? En wat valt onder het ‘seksueel binnendringen van het lichaam’? Paragraaf 3 zet kort het leerstuk van medeplegen uiteen. De vraag wat medeplegen van verkrachting inhoudt wordt vervolgens in paragraaf 4 behandeld. Kan een verdachte strafbaar zijn aan het medeplegen van verkrachting zonder dat hij seksueel een lichaam binnendringt? Waar bestaat een bewuste en nauwe samenwerking bij verkrachting uit? Paragraaf 5 zet ook kort het leerstuk van medeplichtigheid uiteen. Welke vormen van medeplichtigheid bestaan er? Welke gedragingen bevorderen een misdrijf? In paragraaf 6 komt dan de rechtsvraag wat medeplichtigheid aan verkrachting inhoudt aan bod. Valt bijvoorbeeld het verstrekken van een condoom onder het bevorderen van verkrachting? Vervolgens wordt deze informatie toegepast op de casus. Welke argumenten pleiten voor medeplegen door Jasper van verkrachting komen aan bod in paragraaf 7. Dit zijn de argumenten die de officier van justitie kan gebruiken om medeplegen te bewijzen. De argumenten waarom kan worden gesteld dat hij medeplichtig is aan verkrachting worden behandeld in paragraaf 8. Deze argumenten zijn voor de advocaat. In paragraaf 9 wordt er vervolgens, in de conclusie, antwoord gegeven op de probleemstelling: is Jasper schuldig aan medeplegen of medeplichtigheid van verkrachting? 2. Bestanddelen van artikel 242 Wetboek van Strafrecht De bestanddelen van het huidige artikel 242 Sr bestaan uit: hij die 1) door geweld of een andere feitelijkheid of, 2) door bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, een ander, 3) dwingt tot het ondergaan van handelingen die bestaan uit of mede bestaan uit, 4) het seksueel binnendringen van het lichaam. Het bestanddeel ‘seksueel binnendringen van het lichaam’ omvat het binnendringen van de natuurlijke lichaamsholtes: oraal, anaal en vaginaal.1 Niet vereist is dat dit binnendringen gebeurt door een mannelijk geslachtsorgaan. Ook met een voorwerp of dier binnendringen van een lichaamsopening geldt ook als verkrachting.2 Verder volgt uit het arrest van de Hoge Raad uit 2010 dat ook het wrijven tussen de schaamlippen gekwalificeerd wordt als het seksueel binnendringen van het lichaam, evenals het likken van de vagina.3 Het binnendringen van de mondholte door een ongewenste tongzoen, wordt door de Hoge Raad tegenwoordig niet meer gekwalificeerd als verkrachting.4
1
Kool, in: T&C Strafrecht 2014, art. 242 Sr, onder 9.d (online, laatst bijgewerkt op 1 januari 2015). HR 2 mei 1995, NJ 1995, 583 r.o. 2 en 5.1 en HR 20 januari 1998, NJ 1998, 337. 3 HR 18 mei 2010, ECLI:NL:HR:2010:BK6910 r.o. 2.3.2. en 2.4. 4 HR 12 maart 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ2653 r.o. 2.6 en 2.7. 2
2
Het bestanddeel ‘door geweld of een andere feitelijkheid’ houdt in dat het geweld van voldoende gewicht moet zijn dat het slachtoffer geen weerstand kan bieden, dat de weerstand van het slachtoffer gebroken wordt of dat niet van het slachtoffer kan worden gevergd dat hij of zij weerstand biedt. Het slachtoffer hoeft dus niet geheel weerloos te zijn geworden door het geweld.5 Minder ernstig geweld, bijvoorbeeld simpele fysieke druk die het slachtoffer belet te ontsnappen of het afsluiten van een ruimte waarin het slachtoffer zich bevindt, kan ‘een andere feitelijkheid’ constitueren.6 Bij het bestanddeel ‘een andere feitelijkheid’ moet ook gedacht worden aan psychische druk7, overmacht, chantage of misleiding.8 Volgens een uitspraak van de Hoge Raad uit 2004 kan het van de eigenschappen en het karakter van het slachtoffer afhangen of iets als geweld of als een feitelijkheid moet worden gekwalificeerd.9 De advocaat-generaal Machielse stelde zelfs dat er voor “een andere feitelijkheid” niet altijd sprake hoeft te zijn van een bedreigende situatie.10 Van ‘bedreiging’, eventueel met geweld, kan sprake zijn als de dader een dermate dreigende situatie heeft gecreëerd dat de angst van het slachtoffer voor geweld gerechtvaardigd is.11 Van het bestanddeel ‘dwingen tot het ondergaan…’is sprake wanneer het slachtoffer iets toelaat dat hij of zij niet zou hebben toegelaten als er geen dwang zou zijn geweest. Bepalend hierbij is de samenhang in tijd en de uitgeoefende dwang die hierbij gepaard is gegaan.12 Van dwang is ook sprake als niet het slachtoffer bedreigd wordt maar iemand anders. Uit het bestanddeel ‘dwingen’ volgt verder dat (voorwaardelijk) opzet noodzakelijk is bij de dader.13 Ook is vereist dat de persoon die ‘dwingt’ zelf seksuele handelingen verricht heeft.14 3. Medeplegen in het algemeen Medeplegen is een deelnemingsvorm. Van het medeplegen van een strafbaar feit is sprake als twee of meer daders bewust en nauw samenwerken.15 De bijdrage van de medepleger moet substantieel zijn en meer omvatten dan enkel hulpverlening.16 De wetsgeschiedenis geeft geen duidelijk criterium voor de invulling van medeplegen.17 Het criterium van een bewuste en nauwe samenwerking eiste vanouds een gezamenlijk uitvoering. De eis van een gezamenlijke uitvoering is in de rechtspraak steeds ruimer toegepast. Het gaat meer om het gezamenlijk beraden van het plan.18 Er is niet meer vereist dat dat de medepleger bij de uitvoeringshandelingen, van het misdrijf, aanwezig is.19
5
Machielse, in: Wetboek van Strafrecht 2014, art. 242 Sr, onder 1 (online, laatst bijgewerkt op 24 april 2014). HR 29 november 1994, NJ 1995, 201. 7 HR 18 februari 1997, NJ 1997, 485 en HR 20 april 1999, NJ 1999, 512. 8 Politieacademie, ‘Syllabus Zedelijkheidswetgeving’, 1 augustus 2014. Geraadpleegd op 1 maart 2014, op https://zeden.politieacademie.nl/docs/Syllabus-Zedelijkheidswetgeving-08-2014.pdf. 9 HR 16 november 2004, ECLI:NL:HR:2004:AR3040 r.o. 3.2 en 3.3. 10 HR 31 oktober 2000, ECLI:NL:PHR:2000:ZE0139 (concl. A-G A.J.M. Machielse). 11 HR 28 maart 1995, NJ 1995, 454. 12 HR 31 maart 2009, ECLI:NL:HR:2009:BH1436 r.o. 3.5. 13 Kool, in: T&C Strafrecht 2014, art. 242 Sr, onder 8 (online, laatst bijgewerkt op 1 januari 2015). 14 Hof ’s-Gravenhage 09 december 2011, ECLI:NL:GHSGR:2011:BV8955. 15 Dolman, in: T&C Strafrecht 2014, art. 47 Sr, onder 7.a/b (online, laatst bijgewerkt op 1 juli 2014). 16 HR 29 oktober 1934, NJ 1934, 1673. 17 De Hullu 2012, p. 435. 18 Van Bemmelen e.a. 2003, p. 228-229 19 HR 17 november 1981, NJ 1983, 742. 6
3
Medeplegen heeft in de jurisprudentie een ruim bereik en wordt door de rechter vaak betrekkelijk snel aangenomen.20 Hierdoor kwam in 2014 kwam de Hoge Raad (opnieuw) met handvatten voor de strafrechtelijke beoordeling van medeplegen: de substantiële bijdrage moet zien op een voldoende gewichtige intellectuele en/of materiële bijdrage aan het delict.21 4. Medeplegen van verkrachting De bestanddelen van artikel 242 Sr kunnen over de medeplegers worden verdeeld. De medepleger hoeft dus niet zelf alle handelingen te hebben verricht. Hij kan dus medeplegen zonder zelf ‘seksueel binnen te treden’.22 Ook is niet vereist dat de verdachte op de hoogte is van de precieze gedragingen van zijn mededader(s).23 Wel moet er bij de medepleger opzet zijn op het gronddelict verricht door de andere (mede)pleger(s). Er moet wel altijd sprake zijn van een bewuste en nauwe samenwerking tussen de daders. Om een bewuste en nauwe samenwerking bij verkrachting te kunnen aannemen, moet er sprake zijn van een substantiële bijdrage van de medepleger aan de verkrachting. Deze bijdrage moet verder gaan dan hulp bij of bevordering van het delict.24 Of er sprake is van een substantiële bijdrage hangt af van de feitelijke kwalificatie en de omstandigheden van het geval. Het accent ligt vooral op de bijdrage aan de samenwerking en minder op wie de feitelijke handelingen heeft verricht.25 Uit de jurisprudentie blijkt dat er geen duidelijke antwoord is op de vraag wanneer er kan worden gesproken van het medeplegen van een verkrachting. Steeds gaat het om de vraag of er sprake is van een bewuste en nauwe samenwerking. Of er echter sprake is van een dergelijk samenwerkingsverband, hangt af van de omstandigheden van het geval en wat de verdachte feitelijk heeft gedaan. Het Hof Arnhem-Leeuwarden achtte het medeplegen van verkrachting bewezen nu de verdachte verkeerde informatie over het slachtoffer gaf, daarbij aanzette tot seksuele handelingen en hij vervolgens niet ingreep toen het slachtoffer duidelijk maakte niet in te stemmen met de seksuele handelingen. Deze seksuele handelingen werden verricht door de andere dader.26 Het weerloos maken van het slachtoffer en het zich daarbij niet distantiëren van de seksuele handelingen verricht door een andere dader, levert volgens de Hoge Raad op zichzelf nog geen medeplegen van verkrachting op.27 De Hoge Raad tilt niet zwaar eraan als een verdachte slechts heeft nagelaten zich te distantiëren zonder nadere omstandigheden en/of gedragingen.28 Het gaat er steeds om dat de verdachte een wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het delict.29 In paragraaf 3 is kort aangestipt dat de Hoge Raad in zijn uitspraak30 van 2014 handvaten heeft gegeven voor de strafrechtelijke beoordeling van medeplegen. De Hoge Raad stelde in deze uitspraak daarnaast ook dat een summiere rol of het ontbreken van enige rol in de uitvoering van het delict in uitzonderlijke gevallen nog wel als medeplegen gekwalificeerd kan worden. In dergelijke gevallen moet dit wel worden gecompenseerd, bijvoorbeeld door een grote(re) rol in de voorbereiding. Ook moet dit medeplegen door feitenrechters nauwkeurig worden gemotiveerd als de gedragingen bestaan uit typische 20
De Hullu 2012, p. 436. HR 02 december 2014, ECLI:NL:HR:2014:3474 r.o. 3.1 en 3.2.1. 22 Machielse, in: Wetboek van Strafrecht 2014, art. 242 Sr, onder 3 (online, laats bijgewerkt op 24 april 2014). 23 HR 10 april 2007, ECLI:NL:HR:2007:AZ5713 r.o. 3.3. 24 HR 24 mei 2011, ECLI:NL:HR:2011:BP6581. 25 HR 6 juli 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO9905 r.o. 3.3 en 3.4. 26 Hof Arnhem-Leeuwarden 30 september 2014, ECLI:NL:GHARL:2014:8584. 27 HR 05 juni 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA1765 r.o. 3.4 en 3.5. 28 HR 02 december 2014, ECLI:NL:HR:2014:3474 r.o. 3.2.2. 29 HR 22 december 2009, ECLI:NL:HR:2009:BK3356 r.o. 2.3 en HR 3 juni 2014, ECLI:NL: HR:2014:1307. 30 HR 02 december 2014, ECLI:NL:HR:2014:3474. 21
4
medeplichtigheidshandelingen. Deze extra motivering geldt ook indien de bijdrage bestaat uit handelingen die voorafgaand aan het delict zijn verricht. 5. Medeplichtigheid in het algemeen Bij medeplichtigheid gaat het om het bevorderen en/of vergemakkelijken van een door een ander begaan misdrijf.31 Medeplichtigheid onderscheidt zich in voorafgaande of gelijktijdige hulp.32 Voorafgaande medeplichtigheid ziet op gedragingen zoals het bieden van gelegenheid en het verstrekken van informatie of middelen zodat de misdaad bevorderd of vergemakkelijkt wordt.33 Medeplichtigheid tijdens het misdrijf is een open begrip maar ziet voornamelijk op typische gedragingen zoals op de uitkijk staan, raad verstrekken en niet ingrijpen om erger leed te voorkomen.34 Typische medeplichtigheidshandelingen kunnen, mits er sprake was van bewuste samenwerking, ook als medeplegen worden gekwalificeerd.35 6. Medeplichtigheid aan verkrachting In de rechtspraak wordt bij verkrachting vaak medeplegen aangenomen en medeplichtigheid afgewezen. De kritiek bij het algemene leerstuk van medeplegen versus medeplichtigheid is dat medeplegen vaak en onterecht wordt aangenomen.36 Er is weinig jurisprudentie over medeplichtigheid van verkrachting te vinden. Hierdoor is het lastig om tot een duidelijke afbakening te komen welke gedragingen zijn te kwalificeren als medeplichtigheid. Begin 2015 stelde het Hof Arnhem-Leeuwarden in zijn uitspraak37dat enkel het geven van een condoom aan de pleger nog niet per definitie het bevorderen van verkrachting is. Bij medeplichtigheid is het geen voorwaarde dat de hulp die geleverd wordt ook noodzakelijk is voor de verwezenlijking van het misdrijf. Wel moet de hulp van enige relevantie zijn voor de andere dader. Met andere woorden, de hulp moet het plegen van het misdrijf dus bevorderen of vergemakkelijken. In de betreffende zaak was het enkel verschaffen van een condoom naar het oordeel van het hof onvoldoende en uit het dossier in deze zaak bleek niet dat er andere omstandigheden waren om medeplichtigheid aan te nemen. De redenering van het Hof kan zijn geweest dat de dader het slachtoffer ook had kunnen verkrachten zonder condoom en dat het overhandigen van een condoom dus het misdrijf niet bevorderd heeft. Op de vraag welke gedragingen wel of niet onder het bevorderen van verkrachting vallen is geen eenduidig antwoord mogelijk. Duidelijk is wel dat het misdrijf bevorderd en/of vergemakkelijkt moet zijn. Deze kwalificatie hangt ook hier af van de omstandigheden van het geval en van hetgeen er feitelijk is gebeurd. 7. Argumenten officier van justitie voor medeplegen Zoals blijkt uit paragraaf 4 hoeft iemand niet zelf het slachtoffer te hebben verkracht om voor medeplegen veroordeeld te worden. In onze casus moet Jasper dan wel een substantiële bijdrage hebben geleverd om van een nauwe samenwerking te kunnen spreken. De bijdrage van Jasper bestaat uit een complex van gedragingen en kan worden gevat onder het bestanddeel ‘een andere feitelijkheid’ van artikel 242 Sr. Jasper wist van Coen zijn plan af om 31
Artikel 48 Wetboek van Strafrecht. Dolman, in: T&C Strafrecht 2014, art. 48 Sr, onder 1.c (online, laatst bijgewerkt op 1 juli 2014). 33 De Hullu 2012, p. 471. 34 De Hullu 2012, p. 471. 35 De Hullu 2012, p. 477. 36 “Anker 2015’’ (2015, 06 maart). ‘bewijs medeplegen munitie voor strafpleiters’. Geraadpleegd op 10 maart 2015, op www.ankerenanker.nl/nieuws/589_hans-anker-bewijs-medeplegen-munitie-voor-strafpleiters. 37 Hof Arnhem-Leeuwarden 05 februari 2015, ECLI:NL:GHARL:2015:870. 32
5
het slachtoffer te verkrachten. Ze hebben dit plan samen besproken. Jasper besloot daarop zelfs zijn kamer beschikbaar te stellen en maakte daarmee de verkrachting mogelijk. Dit kan worden opgevat als het aanzetten tot seksuele handelingen.38 Daarnaast heeft Jasper ervoor gezorgd dat Coen en het slachtoffer alleen waren door aan het slachtoffer te vragen om samen met Coen uit zijn kamer drank op te gaan halen. Hij heeft zo gelegenheid geboden dat Coen met het slachtoffer alleen in een ruimte was waarvan Coen de sleutel in zijn bezit had. Jasper heeft op deze manier het slachtoffer weerloos gemaakt tegenover Coen. Deze bovenstaande gedragingen samen met het feit dat Jasper zich niet van de verkrachting heeft gedistantieerd en hij heeft nagelaten om in te grijpen maakt dat hij bewust en nauw met Coen heeft samengewerkt. De officier van justitie kan met deze argumenten proberen medeplegen te bewijzen. 8. Argumenten advocaat voor medeplichtigheid Zouden Jaspers gedragingen (ook) medeplichtigheid kunnen opleveren? Het initiatief en het idee tot de verkrachting waren afkomstig van Coen. Het voorstel aan het slachtoffer om drank op te halen uit zijn kamer was wel van Jasper afkomstig. Echter, Jasper stond niet op de uitkijk en bij de uitvoering van het misdrijf was hij niet aanwezig. Jasper heeft dus niet meegekeken en is geen getuige geweest van de verkrachting. Kortom, van medeplichtigheid tijdens kan geen sprake zijn. Omdat Jasper niet aanwezig was bij de verkrachting is medeplegen lastiger te bewijzen. Als een rol tijdens de uitvoering van het misdrijf ontbreekt dan moet, om medeplegen aan te kunnen nemen, dit worden gecompenseerd met een grote(re) rol in de voorbereiding.39 Van een grote(re) rol in de voorbereiding was in deze casus geen sprake. Jasper zijn rol in de voorbereiding bestond uit het verschaffen van de feitelijke toegang tot zijn kamer. Dit is een typische medeplichtigheidsgedraging voorafgaand aan het misdrijf. Jasper hoorde toen hij naar de wc ging gegil uit zijn kamer komen. Omdat dit gegil verschillende dingen kon betekenen, had hij na moeten gaan of het slachtoffer verkracht werd. Hij keerde echter terug naar het feest. Uit het gegil had Jasper op kunnen en moeten maken dat er een grote kans was dat het slachtoffer verkracht werd, en hij had toen moeten ingrijpen. Aan het gegeven dat Jasper zich niet van het misdrijf distantieerde, hecht de Hoge Raad, op zichzelf niet veel waarde.40 Jasper kan dus niet veroordeeld worden voor medeplegen omdat hij medeplichtigheidsgedragingen heeft verricht en niet voldoende nauw en bewust heeft samengewerkt met Coen. Toch heeft Jasper wel voldoende andere (typische) medeplichtigheidsgedragingen verricht die gekwalificeerd kunnen worden als het bevorderen en/of vergemakkelijken van een door een ander begaan misdrijf. Het gaat om het beschikbaar stellen van zijn kamer en de sleutel, het verschaffen van informatie en het voorstel aan het slachtoffer om drank uit zijn kamer te gaan halen. Jaspers rol in de voorbereiding is niet substantieel, maar kan wel worden gekwalificeerd als de bevordering en/of vergemakkelijking van het misdrijf verkrachting. De advocaat kan met deze argumenten proberen de rechter te overtuigen van medeplichtigheid i.p.v. medeplegen.
38
Hof Arnhem-Leeuwarden 30 september 2014, ECLI:NL:GHARL:2014:8584. HR 2 december 2014, ECLI:NL:HR:2014:3474 r.o. 3.2.3. 40 HR 22 december 2009, ECLI:NL:HR:2009:BK3356, HR 3 juni 2014, ECLI:NL: HR:2014:1307 en HR 2 december 2014, ECLI:NL:HR:2014:3474. 39
6
9. Conclusie: casusoplossing In deze casus liggen medeplichtigheid en medeplegen van verkrachting dicht bij elkaar. Er zijn argumenten uiteengezet die pleiten voor medeplegen en voor medeplichtigheid. De grens tussen medeplegen en medeplichtigheid is erg dun. In deze casus is het idee en plan van Coen afkomstig. Coen is het ‘brein’ van het delict. Jasper is daarnaast niet bij de verkrachting aanwezig. Deze twee omstandigheden geven de doorslag en maken mijns inziens dat medeplegen niet kan worden aangenomen. Jasper heeft dus net te weinig gedragingen verricht om van een nauwe samenwerking te spreken. Dit was misschien anders geweest als Jasper bijvoorbeeld de deur van zijn kamer op slot had gedaan om te voorkomen dat het slachtoffer zou vluchten. 41 Jasper heeft dus medeplichtigheidsgedragingen verricht die gekwalificeerd kunnen worden als het bevorderen en/of vergemakkelijken van een door een ander begaan misdrijf. Het gaat hier onder meer om het beschikbaar stellen van zijn kamer en de sleutel, informatieverschaffing, het doen van een voorstel aan het slachtoffer en dat hij zich niet van de verkrachting heeft gedistantieerd. Dit maakt dat de rechter de subsidiair tenlastegelegde medeplichtigheid artikel 48 jo. artikel 242 Sr moet aannemen als hij niet tot een bewezenverklaring van medeplegen komt.
41
HR 26 december 2006, ECLI:NL:HR:2006:AX9405 r.o. 3.4 en 3.5 en HR 29 november 1994, NJ 1995, 201 r.o. 6.2.
7
Literatuurlijst Anker 2015 H. Anker 2015, ‘Bewijs medeplegen munitie voor strafpleiters’, 6 maart 2015, beschikbaar via www.ankerenanker.nl/nieuws/589_hans-anker-bewijs-medeplegen-munitie-voor-strafpleiters. van Bemmelen e.a. 2003 J.M. van Bemmelen e.a , Ons strafrecht: het materiele strafrecht, Deventer: Kluwer 2003. Dolman 2014, art. 47 Sr C.P.M. Cleiren, J.H. Crijns & M.J.M. Verpalen, Tekst en Commentaar strafrecht, Deventer: Kluwer 2014. Dolman 2014, art. 48 Sr C.P.M. Cleiren, J.H. Crijns & M.J.M. Verpalen, Tekst en Commentaar strafrecht, Deventer: Kluwer 2014. Hullu 2012 J. de Hullu, Materieel strafrecht, Deventer: Kluwer 2012. Kool 2014, art. 242 Sr C.P.M. Cleiren, J.H. Crijns & M.J.M. Verpalen, Tekst en Commentaar strafrecht, Deventer: Kluwer 2014. Machielse 2014, art. 242 Sr T.J. Noyon, G.E. Langemeijer & J. Remmelink, Het Wetboek van Strafrecht, Deventer: Kluwer 2014. Syllabus Zedelijkheidswetgeving Politieacademie, ‘Syllabus Zedelijkheidswetgeving’, 1 augustus 2014, beschikbaar via https://zeden.politieacademie.nl/docs/Syllabus-Zedelijkheidswetgeving-08-2014.pdf.
8
Casus ‘Een donderdagnacht in Groningen’ Coen Vorst en Jasper Bijleveldt gaan op donderdagavond 19 februari 2015 stappen in Groningen. Beide zijn studenten en al jaren bevriend met elkaar. Voorafgaande aan een feest in het studentenhuis van Jasper, ontmoeten Coen en Jasper elkaar in een Groningse café. Onder het genot van enkele biertjes vertelt Coen aan Jasper dat hij al maanden verliefd is op een gezamenlijke studiegenote, Milou. Hij fantaseert al tijden over een wilde nacht met Milou en vertelt dit aan Jasper. Jasper, die Milou van zijn studie kent, weet dat Milou een vriend heeft en vertelt Coen dat Milou niet geïnteresseerd is in andere mannen. Coen laat zich echter niet van zijn fantasie afbrengen en antwoordt Jasper dat hij Milou wel zou willen dwingen tot seks. Jasper gniffelt wat en geeft aan dat hij zijn kamer daarvoor wel beschikbaar zou willen stellen die avond. Milou zal later die avond ook aanwezig zijn op het feest, dat plaatsvindt in de gezamenlijk woonkamer van het huis. En zo geschiedde: Jasper geeft de sleutel van zijn kamer aan Coen. Na een tijdje stelt Jasper voor aan Coen en Milou om even wat drank en glazen op te halen uit zijn kamer. Jasper knipoogt hierbij even naar Coen. Vervolgens gaan Coen en Milou gaan samen naar Jasper zijn kamer en Jasper blijft achter op het feest. Na 15 minuten tijd moet Jasper naar de wc en hoort hij vanuit zijn kamer gegil komen. Hij keert snel terug naar het feest. Milou weet uiteindelijk te ontspannen na de verkrachting en doet dezelfde nacht nog aangifte van verkrachting door Coen. De politie treft DNA van Coen aan in het lichaam van Milou. De officier van justitie besluit Jasper te vervolgen voor primair medeplegen van verkrachting krachtens artikel 47 jo. artikel 242 Sr en subsidiair medeplichtigheid van verkrachting krachtens artikel 48 jo. artikel 242 Sr NB: Een zedenzaak leent zich minder voor de studentenrechtbank.
9
10