Mechelen (Kazerne Dossin), 27 januari 2015
Toelichting bij de “Gemeenschappelijke engagementsverklaring inzake aandacht voor ‘genocide(s) en misdaden tegen de menselijkheid tijdens de Tweede Wereldoorlog’ in het curriculum van het gewoon secundair onderwijs”
‘Genocide(s) en misdaden tegen de menselijkheid’ De term ‘genocide’ werd in 1944 geïntroduceerd door jurist Raphael Lemkin1 om te verwijzen naar de opzettelijke vernietiging van nationale groepen op basis van hun collectieve identiteit. Lemkin wilde aan de hand van die term een internationaal rechtskader opzetten voor het voorkomen en bestraffen van wat de Britse premier Winston Churchill “a Crime Without a Name” had genoemd. Het lobbywerk van Lemkin bleek in 1948 succesvol met de opstelling van het ‘Verdrag inzake de voorkoming en bestraffing van genocide’ door de Verenigde Naties. Artikel II van dit verdrag geeft de, vooralsnog enige, internationale juridische definitie van de misdaad van genocide:
In dit verdrag wordt onder genocide verstaan één van de volgende handelingen, gepleegd met het opzet om een nationale, etnische of godsdienstige groep, dan wel een groep, behorende tot een bepaald ras, geheel of gedeeltelijk als zodanig te vernietigen:
(a) het doden van leden van de groep; (b) het toebrengen van ernstig lichamelijk of geestelijk letsel aan leden van de groep; (c) het opzettelijk aan de groep opleggen van levensvoorwaarden die gericht zijn op haar gehele of gedeeltelijke lichamelijke vernietiging; (d) het nemen van maatregelen, bedoeld om geboorten binnen de groep te voorkomen; (e) het gewelddadig overbrengen van kinderen van de groep naar een andere groep.
Velen hebben het moeilijk met de definitie door de beperkte lijst van potentiële slachtoffergroepen (waarin politieke groepen bijvoorbeeld ontbreken) en/of de eis dat bewijs van opzet moet worden geleverd.2
1
Lemkin, Raphael. Axis Rule in Occupied Europe: Laws of Occupation, Analysis of Government, Proposals for Redress. Washington: Carnegie Endowment for International Peace, Division of International Law, 1944. 2 Voor meer info omtrent wetenschappelijke definities van genocide: Jones, Adam. Genocide: A Comprehensive Introduction. New York: Routledge, 2010.
1
‘Misdaden tegen de menselijkheid/mensheid’3 zijn wijdverbreide en systematische gewelddadige handelingen (het kan gaan om moord, uitroeiing, deportatie, foltering, slavernij, verkrachting en andere onmenselijke daden) die gepleegd worden tegenover de burgerbevolking, in vredestijd of oorlogstijd, ongeacht het motief voor de handelingen. In het internationaal recht is het begrip met andere woorden een overkoepelende categorie die zowel ‘oorlogsmisdaden’ als ‘genocide’ omvat.
‘Genocide(s) en misdaden tegen de menselijkheid tijdens de Tweede Wereldoorlog’
De Tweede Wereldoorlog vormt een fundamentele breuklijn (sociaal, cultureel, politiek, economisch) in de twintigste eeuw. De genocide(s) en misdaden tegen de menselijkheid die toen plaatsvonden zijn moeilijk te vatten.
Voor het eerst in de geschiedenis werden industriële methoden gebruikt voor de massale uitroeiing van een volk. Ongeveer zes miljoen Joden, waaronder 1.500.000 kinderen, werden tussen 1933 en 1945 het slachtoffer van een door nazi-Duitsland en zijn collaborateurs uitgevoerde systematische vervolging en vernietiging. Na een periode van overwegend stilzwijgen heeft deze verschrikking in de loop van de jaren verschillende namen gekregen. Grote publieke aandacht kwam er onder andere door de tv-serie The Holocaust (1978). Het begrip ‘Holocaust’ (Grieks voor ‘brandoffer’) kwam al eerder voor, maar werd vanaf dat moment internationaal gebruikt om de tragedie van de moord op de Joden aan te duiden. Anderen, met name Joden zelf, vinden de naam minder geschikt en spreken liever over de ‘Sjoa’, het Hebreeuwse woord voor catastrofe. ‘Endlösung der Judenfrage’ en ‘Judeocide’ zijn andere veel gebruikte termen voor de systematische genocide van nazi-Duitsland op het Joodse volk in Europa.
Niet enkel het Joodse volk werd slachtoffer van het Nazi-regime. Miljoenen anderen waaronder Sinti en Roma, mensen met een lichamelijke of geestelijke handicap, Polen, Jehova’s getuigen, Russische krijgsgevangenen, vakbondsleden, politieke dissidenten, gewetensbezwaarden en homoseksuelen leden onder de zware oppressie van het nazibewind. Ze werden massaal onderdrukt, vermoord of uitgeroeid om raciale, religieuze, etnische, politieke of nationale redenen.
Op 24 januari 2013 is in de Senaat een resolutie gestemd waarin wordt erkend dat Belgische overheden op cruciale vlakken gecollaboreerd hebben met de Duitse bezetter op een voor een democratie onwaardige manier en dat dat dramatische gevolgen had voor de Joodse bevolking 3
De uitdrukking komt voor het eerst voor in het Handvest van het Internationaal Militair Tribunaal in Nürnberg. Nadien in ‘het Statuut van Rome’, het verdrag dat ten grondslag ligt aan het Internationaal Strafhof (2002).
2
(zowel van Belgische als van buitenlandse nationaliteit).4 Die zwarte bladzijde in de mondiale en Belgische geschiedenis mag niet vergeten worden. Niet enkel vanwege het verleden, maar ook omwille van de toekomst.
In 2012 nam België het voorzitterschap waar van het International Holocaust Remembrance Alliance (IHRA). Het voorzitterschap bood de mogelijkheid om de Belgische ervaring in onderwijs, herinnering en onderzoek te delen op internationaal niveau en om het belang ervan – zeker voor de toekomst – te benadrukken.5 Een verdere verankering van de herinneringsplicht werd door het voorzitterschap mogelijk gemaakt. Het is niet meer dan vanzelfsprekend dat ook onderwijs aan die herinnering bijdraagt.
4
Voorstel van resolutie strekkende om de verantwoordelijkheid van de Belgische overheid te erkennen voor de Jodenvervolging in België, Tekst aangenomen door de commissie voor de institutionele aangelegenheden, Belgische Senaat, 24 januari 2013. 5 Brochure ‘Na de Holocaust - Recente Belgische initiatieven’(2012), op initiatief van de FOD Kanselarij van de Eerste Minister, in samenwerking met de FOD Buitenlandse zaken, het Instituut voor Veteranen (NIODD) en de Gemeenschappen.
3
Engagementsverklaring ter verankering in het curriculum voor alle leerlingen van het gewoon secundair onderwijs
De ondertekenaars van de gemeenschappelijke verklaring nemen een engagement op om via gerichte acties alle leerlingen in het secundair onderwijs op een duurzame manier inzicht te laten verwerven in de mechanismen van genocide(s) en misdaden tegen de menselijkheid tijdens de Tweede Wereldoorlog.
Actie 1: Een gerichte communicatie van het engagement door de onderwijsverstrekkers aan de schoolbesturen
De rol van de Vlaamse overheid is gericht op het garanderen van kwaliteitsvol onderwijs in Vlaanderen. Eén van de opdrachten is het bepalen van een kerncurriculum, bestaande uit eindtermen en/of ontwikkelingsdoelen voor ‘basisvorming’ in het leerplichtonderwijs. Scholen genieten de pedagogische vrijheid om hun eigen beleid te voeren, het onderwijsaanbod te organiseren en verdere concrete inhoud te geven. Dat gebeurt onder andere aan de hand van leerplannen. De schoolbesturen, netten of koepels kunnen leerplannen indienen waarin ze minstens de minimumdoelen van de overheid verwerken.6
In het kerncurriculum van het gewoon secundair onderwijs zijn er heel wat aanknopingspunten te vinden voor het thema ‘genocide(s) en misdaden tegen de menselijkheid tijdens de Tweede Wereldoorlog’.
In eerste instantie denken we aan de eindtermen van het vak geschiedenis in het aso, tso en kso waarin het ontwikkelen van een historische attitude centraal staat: de leerlingen bouwen een historisch referentiekader op en verwerven historische vaardigheden. De eindtermen leggen de te behandelen historische werkelijkheid niet vast, maar stellen een aantal criteria voorop waaraan moet worden voldaan. Er is dus geen expliciete vermelding van ‘genocide(s) en misdaden tegen de menselijkheid tijdens de Tweede Wereldoorlog’. Ook in de leerplannen is dat niet altijd het geval, want afhankelijk van koepel of net wordt soms gewerkt met (half)open leerplannen waarbij de leerkracht leerinhouden moet kiezen. Toch zijn alle onderwijsverstrekkers ervan overtuigd dat in de
6
Voor alle regelgeving, inclusief afwijkingsprocedure: Codex secundair onderwijs, Afdeling 3: Eindtermen, ontwikkelingsdoelen en leerplannen
4
geschiedenislessen (aso, kso en tso) ‘genocide(s) en misdaden tegen de menselijkheid tijdens de Tweede Wereldoorlog’ aan bod komen. 7
Voor leerlingen uit het (deeltijds) beroepssecundair onderwijs lijkt dat minder vanzelfsprekend. De historische component kan geïntegreerd worden onder "project algemene vakken" (PAV), waarbij de huidige eindtermen en leerplannen PAV op dit moment geen garantie bieden dat er voldoende aandacht gaat naar ‘genocide(s) en misdaden tegen de menselijkheid tijdens de Tweede Wereldoorlog’. Dat maakt dat de behandeling ervan leraar-afhankelijk is.
In de vakoverschrijdende eindtermen wordt in ‘context 7: socioculturele samenleving’ het thema herinneringseducatie naar voor geschoven als middel om te leren hoe het met de samenleving verder moet vanuit een leerzaam omzien naar negatieve en positieve gebeurtenissen uit het eigen verleden en dat van samenlevingen elders in Europa of de wereld. Het is duidelijk dat ‘genocide(s) en misdaden tegen de menselijkheid tijdens de Tweede Wereldoorlog’ een aanleiding kunnen vormen voor de twee eindtermen gelinkt aan herinneringseducatie: “De leerlingen trekken lessen uit historische en actuele voorbeelden van onverdraagzaamheid, racisme en xenofobie;” “De leerlingen geven voorbeelden van de potentieel constructieve en destructieve rol van conflicten;”
Verwante thema’s als verdraagzaamheid, mensenrechten, kenmerken en werking van een democratie … treffen we aan in ‘context 5: politiek-juridische samenleving’.
De vakoverschrijdende eindtermen zijn ruim opgevat waardoor er geen expliciete garantie is dat de ‘genocide(s) en misdaden tegen de menselijkheid tijdens de Tweede Wereldoorlog’ deel uitmaken van het curriculum voor elke leerling.
Actie 2: Binnen het geheel van het curriculum voor alle leerlingen van het secundair onderwijs expliciet een plaats geven aan het verwerven van inzicht in de mechanismen van ‘genocide(s) en misdaden tegen de menselijkheid’ tijdens de Tweede Wereldoorlog door hieraan bij de herziening van de betrokken leerplannen aandacht te besteden
7
De Tweede Wereldoorlog vormt (in Europa) een ontegensprekelijke fundamentele breuklijn in de 20ste eeuw. Alle leerplannen (of bijgevoegde visieteksten) schenken hier de nodige aandacht aan.
5
De ondertekenaars beogen dat de invulling van de engagementsverklaring doordringt tot op het klasniveau. Dat is essentieel om te kunnen garanderen dat alle leerlingen in het gewoon secundair onderwijs bereikt worden.
Lesgeven over ‘genocide(s) en misdaden tegen de menselijkheid tijdens de Tweede Wereldoorlog’ is allesbehalve een gemakkelijke opdracht. Het betreft niet enkel het overdragen van historische kennis over het verleden, maar ook inzicht verwerven in de maatschappelijke en culturele processen die op lange en korte termijn genocide(s) en misdaden tegen de menselijkheid mogelijk hebben gemaakt. Aandacht en respect voor de historische context zijn daarbij cruciaal.
Verder dient er aandacht te gaan naar de impact op de hedendaagse samenleving. De leerlingen dienen inzicht te krijgen in hoe mensen kunnen samenleven in een multiculturele en democratische samenleving, in bestaande inspraakprocedures, in de fundamentele rechten en vrijheden en de werking van een democratie. De ‘genocide(s) en misdaden tegen de menselijkheid tijdens de Tweede Wereldoorlog’ vormen hierin een tragisch voorbeeld van het menselijk falen.
De leerkracht dient er zich bewust van te zijn dat een zelfde conflict andere herinneringen oproept bij verschillende culturen of groepen leerlingen. De diversiteit van een klasgroep kan ook een aanleiding zijn om andere genocide(s) en misdaden tegen de menselijkheid – het bredere perspectief van herinneringseducatie - ter sprake te brengen. Zo leven er bijvoorbeeld in de diverse Romagemeenschap en bij de Sinti heel wat taboes en frustraties over hun donkerste historische ervaringen, wat vaak een stilzwijgen in de hand werkt. Waar liggen de mogelijkheden om die gevoelige materies om te buigen tot gesprekken die ieders opinie aanscherpen? Er lijkt een gebrek te zijn aan leermiddelen en werkvormen die aan specifieke doelgroepen en omstandigheden zijn aangepast. Hoe pak je die thema’s bijvoorbeeld aan in het beroepssecundair onderwijs? Het is daardoor van groot belang dat scholen, vakgroepen en leerkrachten ondersteund worden met aanbodgerichte nascholingsactiviteiten en didactisch materiaal.
Actie 3: Initiatieven nemen ter ondersteuning van scholen, vakgroepen en leerkrachten inzake het thema ‘genocide(s) en misdaden tegen de menselijkheid tijdens de Tweede Wereldoorlog’ en de actualisering en historisering ervan Expertiseopbouw en expertisedeling is geen eenrichtingsverkeer, maar krijgt vorm door een gerichte samenwerking met verschillende partners.
6
In eerste instantie denken we daarbij aan de expertise van betrokken leraren(verenigingen). In Vlaanderen zijn ook enkele uitgeverijen actief die leermiddelen ontwikkelen en daardoor doordringen tot op de klasvloer. En uiteraard zijn er de leerlingen zelf die betrokken kunnen worden.
Sinds het schooljaar 2008-2009 ontvangt het Bijzonder Comité Herinneringseducatie (BCH) financiële ondersteuning van het Ministerie Onderwijs en Vorming met het oog op het vergroten van de transparantie en de kwaliteit van het herinneringseducatieve aanbod8. Het BCH is opgericht in de schoot van de vzw Kazerne Dossin. Het Comité is samengesteld uit belangrijke actoren die actief zijn op het vlak van herinneringseducatie: het In Flanders Fields Museum, Oorlog en Vrede in de Westhoek, Kazerne Dossin, Stichting Auschwitz, Nationaal Gedenkteken van het Fort van Breendonk, het Instituut voor Veteranen (IV-NIOOO) en Tumult. Ook de pedagogische begeleidingsdiensten van de onderwijsnetten zijn betrokken.
De voorbije jaren heeft het BCH zich -
in samenspraak met academici, leerkrachten en
lerarenopleiders - sterk toegelegd op de ontwikkeling van een toetssteen voor kwaliteitsvolle herinneringseducatie. Die toetssteen is een reflectie-instrument waarmee iedereen die aan herinneringseducatie doet (schoolteams, individuele leraren, lerarenopleiders, begeleiders of educatieve medewerkers in organisaties) de eigen projecten en het eigen materiaal kan toetsen en evalueren. In samenwerking met de Stichting Vredeseducatie te Utrecht is het instrument in 2012 vertaald naar een online tool: ‘Start to Remember’.
Binnen het Interfacultair Departement Lerarenopleiding (IDLO) van de Vrije Universiteit Brussel loopt momenteel een verkennend onderzoek naar de perceptie door leraren geschiedenis, cultuurwetenschappen en PAV van de realisatievoorwaarden van de vakoverschrijdende eindterm: “de leerlingen trekken lessen uit historische en actuele voorbeelden van onverdraagzaamheid, racisme en xenofobie”. Daarbij staat een analyse van herinneringseducatie in schoolverband centraal. De resultaten van het onderzoek worden gepubliceerd in juni 2016. 9
8
De site www.herinneringseducatie.be biedt leraren, begeleiders en lerarenopleiders inzicht in het ruime aanbod aan herinneringseducatie in België. Om het bereik van het BCH te vergroten, heeft het BCH een samenwerkingsverband opgezet met het platform KlasCement (www.klascement.net/herinneringseducatie). 9 Het betreft 2 artikels (vooralsnog niet duidelijk in welk(e) tijdschrift(en) ze zullen verschijnen): Vaesen, Kavadias en Van Looy. War over the Past? Expert Perceptions of Remembrance Education in Flanders; Vaesen, Kavadias en Van Looy. From 'Servant-Maid of Lobbyists' to 'Indispensable Multiannual Learning Programs'. Teacher Perceptions of Remembrance Education in Flanders.
7
In 2013 heeft het Vlaams Parlement een resolutie goedgekeurd die het stimuleren van een bezoek aan de Kazerne Dossin, Memoriaal, Museum en Documentatiecentrum over Holocaust en Mensenrechten beoogt. De educatieve dienst van Kazerne Dossin biedt een voorbereidend lessenpakket aan ter voorbereiding van een actiever en gerichter bezoek. Ook het Nationaal Gedenkteken van het Fort van Breendonk biedt een pedagogisch dossier aan.
Actie 4: Samenwerken met partners (zoals het Bijzonder Comité voor Herinneringseducatie, lerarenopleidingen, representatieve instellingen die werken rond het thema, uitgeverijen, lerarenverenigingen, leerlingen, …) met het oog op efficiënte expertisedeling zodat het thema op een duurzame manier aandacht blijft krijgen in het gewoon secundair onderwijs
De ondertekenaars engageren zich er toe voorgaande acties ter harte te nemen en deze jaarlijks te evalueren.
Actie 5: Jaarlijks op 27 januari een gezamenlijk opvolgingsverslag bezorgen aan de Vlaams minister van Onderwijs.
De engagementsverklaring werd officieel bekrachtigd op 27 januari 2015 te Mechelen (Kazerne Dossin) met als bevoorrechte getuige mevr. Hilde CREVITS, viceminister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Onderwijs
8
Viceminister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Onderwijs, mevr. Hilde CREVITS
het Vlaams Secretariaat van het Katholiek Onderwijs, vertegenwoordigd door: dhr. Lieven BOEVE, directeur-generaal
het GO! onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap, vertegenwoordigd door: mevr. Raymonda VERDYCK, afgevaardigd bestuurder
het Onderwijssecretariaat van de Steden en Gemeenten van de Vlaamse Gemeenschap, vertegenwoordigd door: dhr. Patriek DELBAERE, algemeen directeur
het Provinciaal Onderwijs Vlaanderen, vertegenwoordigd door: dhr. Patrick WEYN, directeur
het Overleg Kleine Onderwijsverstrekkers, vertegenwoordigd door: dhr. Paul Buyck, afgevaardigde Secundair Onderwijs
9