De lange weg van Westfalen tot heden Mijlpalen in de ontwikkeling van de notie ‘Misdaden tegen de mensheid’ Geoffrey Robertson1
Inleiding In deze bijdrage wil ik het erover hebben hoe de notie ‘misdaden tegen de mensheid’ het het internationaal recht de mogelijkheid geboden heeft om het schild van de staatssoevereiniteit te doorbreken. Dat schild heeft staatshoofden en al wie namens hen optrad, lange tijd bescherming geboden tegen bestraffing voor genocide op hun eigen volk. Op heel korte tijd werd op dit gebied heel wat vooruitgang geboekt. In 1994 werd in Sarajevo nog volgende grap verteld: ‘Wat doe je met iemand die een ander vermoord heeft?’ ‘Je steekt hem in de gevangenis’. ‘Wat doe je met iemand die vijfentwintig mensen heeft vermoord heeft?’ ‘Je laat hem opsluiten in een instelling voor geestesgestoorden tot hij weer normaal is’. ‘Wat doe je met iemand die tweehonderdvijftig mensen vermoord heeft?’ ‘Je stuurt hem naar een luxehotel in Genève voor vredesonderhandelingen.’ Deze cynische grap ging over Slobodan Milosevic, die nu in Den Haag terecht staat voor massamoord. In de volgende jaren nam het cynisme nog toe. Maar sinds 1 juli 2002 is het Internationaal Strafhof een feit. Het Hof is bevoegd voor misdaden tegen de mensheid, waar ter wereld die ook worden gepleegd. Er zijn natuurlijk nog heel wat reserves te maken in verband met het Hof. Daarover zal ik het verder in dit artikel hebben. Wij zijn geleidelijk aan geëvolueerd naar een situatie waarin geen enkele enkele staat het zich nog kan veroorloven ten oorlog kan trekken, tenzij hij er absoluut zeker van is dat hij niet alleen op het slagveld de strijd zal winnen, maar ook achteraf in de rechtszaal. Zelfs de Verenigde Staten – een land dat over het algemeen positief staat tegenover internationaal recht zolang het maar niet toepasselijk is op Amerikanen – zijn van plan om Saddam Hoessein te berechten in plaats van hem op te sluiten op Guantanamo Bay of te verbannen naar Sint Helena, zoals Napoleon overkwam. Er is dus reden tot optimisme. Anderzijds is het zo dat de snelheid waarmee de strijd voor wereldwijde rechtvaardigheid gevoerd wordt en het ijltempo waarin internationale tribunalen worden opgericht, ook voor problemen zorgen. De strijd is nog lang niet gewonnen: de afdwingingsmechanismen zijn nog heel rudimentair en er zijn enkele foute wegen ingeslagen. De houding van de Verenigde Staten ten opzichte van internationaal strafrecht zorgt voor heel wat moeilijkheden, er zijn problemen met de Veiligheidsraad én er zijn veel te veel machtige politici en diplomaten tegenstander van internationaal strafrecht. Deze problemen kunnen we niet uit de weg gaan. Ik kom er verder nog op terug
1
Geoffrey Robertson, QC Londen, is president van het Speciaal Tribunaal van de Verenigde Naties voor Sierra Leone.
1
Van opportunische vredespolitiek naar rechtvaardige internationale relaties Een eerste stap op deze lange weg was het Verdrag van Westfalen van 1648, dat formeel de soevereiniteit van staten erkende. Ook al waren staten soeverein, al hadden koningen een goddelijke status en waren prinsen immuun, toch werd er erkend dat staten zichzelf konden binden door een verdrag. In het specifieke geval van Westfalen ging het verdrag over de bescherming van religieuze minderheden. Een essentieel kenmerk van het Westfaals denken en van het denken over internationaal recht tot diep in de twintigste eeuw was dat verdragsrecht, dat de basis is van internationaal recht, uitsluitend betrekking had op staten en enkel gold in hun verhoudingen tot elkaar. Het verdrag creëerde zeker geen afdwingbare rechten voor individuen en kon individuen in geen geval treffen door hen in de beklaagdenbank te zetten. Soevereinen, staatshoofden en al wie in hun naam handelden, waren immuun voor elk internationaal optreden. Als een vorst besliste een verdrag te schenden en een religieuze minderheid te folteren, dan hadden de slachtoffers geen enkel recht. Staten konden niet optreden tegen de vorst of de folteraar. In die periode, en in de eeuwen die volgden, had het internationaal recht geen enkele uitwerking op individuen. . In 1649, een jaar na het Verdrag van Westfalen, gebeurde er iets buitengewoon in Engeland, dat toen nog geen deel uitmaakte van Europa. Charles I stond op zijn goddelijk recht om zonder parlement te regeren. Na een lange strijd tussen de koning en het parlement werd de koning gevangengenomen en voor een wat we nu een ad hoc tribunaal zouden noemen, gebracht Dat berechtte hem voor tirannie. Daarbij werden er bewijzen geleverd dat Charles I wat we nu oorlogsmisdaden noemen, begaan had en dat hij aangezet had tot het folteren van krijgsgevangenen. Net als Milosevic nu, erkende de koning het gezag van de rechtbank niet en weigerde hij zich te verdedigen. Hij zei dat het om een ad hoc- rechtbank ging. Bovendien was hij de koning en bijgevolg immuun voor elke strafrechtelijke vervolging. Ook al was de uitspraak van het Hof in overeenstemming met het toenmalige Britse recht, toch maakte het de fout om het stilzwijgen van de koning te beschouwen als een schuldbekentenis. Hij werd schuldig bevonden en korte tijd later geëxecuteerd. Dat het oordeel van het Hof verkeerd uitpakte zou spoedig duidelijk worden. Al snel werd de koning gezien als een heilige martelaar. Dat leidde ertoe dat zijn zoon, Charles II, in 1660 triomfantelijk werd ingehaald. Slechts tien jaar nadat de Engelsen zich van hun koning hadden ontdaan en de republiek hadden uitgeroepen, keerden ze terug naar de monarchie. Vreemd volk, toch! Het eerste tijdperk van mensenrechten – Het vonnis tegen een staatshoofd voor oorlogsmisdaden en misdaden tegen de eigen onderdanen, had hoe dan ook een enorme invloed op filosofen en historici. Heel wat filosofische werken werden erdoor geïnspireerd: Hobbes schreef zijn Leviathan in 1651, van John Locke verscheen in 1690 Fragments on Governments. Montesquieu en Rousseau volgden iets later. Deze filosofen argumenteerden dat er situaties waren waarin het volk het recht had zijn vorst van de troon te stoten. Voor het eerst in de moderne geschiedenis ontstond er een besef – toch in het filosofisch denken – dat heersers zelf bepaalde regels dienen na te leven. Deze belangrijke idee heeft een grote invloed gehad op de twee grote revoluties van de achttiende eeuw, de Déclaration des Droits de l’Homme et du Citoyen voortbracht en later de United States Declaration of Independence. Deze periode zou ik het eerste tijdperk van mensenrechten noemen, omdat hier de rechten van de mens voor het eerst werden neergeschreven en afgekondigd. De Franse Déclaration was niet afdwingbaar in rechte. De inroepbaarheid van de Amerikaanse Declaration werd in 1803 erkend door de Supreme Court in de zaak Marbury t./ Madison. In het Britse recht beperkte de Habeas Corpus Act van 1679 de macht van de staat over zijn onderdanen en kende hun zelfs rechten toe. 2
Deze eerste periode van mensenrechten kampte met het probleem dat de rechten gebaseerd waren op wat de ‘natuurlijke rechten’ van mensen genoemd werd. Grote denkers van de negentiende eeuw waren daar niet zo gelukkig mee. Eén van hen was de liberaal Jeremy Bentham. Hij analyseerde het concept ‘natuurlijke rechten’ en kwam tot het besluit dat dit nonsens was. ‘Natuurlijke rechten’ bestaan gewoonweg niet. Ook Karl Marx analyseerde het concept. Hij kwam tot de slotsom dat het ging om bourgeoisrechten. Aan zulke rechten had het proletariaat helemaal geen boodschap. De idee van natuurlijke rechten, die de basis vormde voor de prille mensenrechten, kwam van alle zijden onder vuur te liggen. In de hele negentiende eeuw was er in het internationaal recht dan ook geen enkele vooruitgang met betrekking tot mensenrechten te bespeuren. In 1912 stond er nog in een destijds gezaghebbend handboek1 het volgende te lezen ‘Mocht de staat zijn eigen onderdanen op een zo wrede wijze behandelen dat de mensheid ervan gechoqueerd zou zijn en de publieke opinie om interventie zou roepen, dan nog zou tussenkomst slechts te verdedigen zijn vanuit christelijke naastenliefde, maar zeker niet vanuit het internationale recht.’ Dit was de algemeen aanvaarde visie tot voor de Eerste Wereldoorlog. Staten konden de meest weerzinwekkende misdaden tegen de mensheid begaan, genocide plegen of folteren zonder dat andere staten konden tussenkomen, toch niet volgens het internationaal recht. Het kon natuurlijk wel zo erg worden dat zij het op de duur toch zouden doen uit christelijke naastenliefde. Nochtans mag de negentiende eeuw wat betreft de mensenrechten niet totaal worden afgeschreven. Er waren wel degelijk twee heel interessante ontwikkelingen. Eerst en vooral werden er uitzonderingen aanvaard op de regel dat internationaal recht alleen relaties tussen staten betrof. De eerste uitzondering, die eigenlijk geen echte uitzondering is, betrof piraterij. Sinds de zeventiende eeuw werden piraten beschouwd als vijanden van de mensheid, die op zee gevangen genomen mochten worden door om het even welke staat binnen wiens bereik ze kwamen. Dit was niet zozeer ingegeven wegens de wreedheid van piraterij of omdat piraterij beschouwd werd als een afschuwelijke misdaad. Het ging eerder om het feit dat piraten opereerden in volle zee en dus buiten de territoriale wateren van een staat vielen; daarom mocht eender welke staat die hen gevangen nam hen straffen. Het Israëlische Opperste Gerechtshof beriep zich in de zaak-Eichmann op piraterij om zichzelf rechtsmacht te geven nadat ze Eichmann gevangen genomen had. Zelf vind ik dat geen deugdelijke basis. De tweede uitzondering, die wél een echte uitzondering is, heeft betrekking op de toenemende misdaad van slavenhandel. Het begon met de Britse afwijzing van slavernij in de vroege negentiende eeuw en met de patrouilles langs de Afrikaanse kust. Omdat de Britten slavernij zo verwerpelijk vonden, kenden zij zich het recht toe om slaven te bevrijden en te installeren in streken als Sierra Leone. Na de Amerikaanse burgeroorlog werden de Britten gevolgd door Amerika en tijdens het Congres van Berlijn van 1885, werden de Europese naties het erover eens dat slavernij een misdaad is of minstens toch een praktijk waartegen elke staat actie mocht ondernemen. Dat is een uitzondering op de regel dat het internationaal recht enkel geldt tussen staten. Omdat slavernij als onaanvaardbaar beschouwd werd, kenden staten zichzelf universele jurisdictie toe als ze wilden optreden tegen slavenhandelaars. De andere ontwikkeling die in de negentiende eeuw plaats vond, situeert zich op het vlak van het internationaal humanitair recht. Het oorlogsrecht ontstond niet uit bekommernis voor de mensen. Het Rode Kruis, dat in 1863 door Henri Dunant werd gesticht, is van een andere orde. De conferenties van Petersburg van 1886 en die van Den Haag van 1899 en 1907 werden geïnspireerd door de prijs van oorlog. Staten die elkaar maar al te graag zouden bevechten, beslisten samen te gaan zitten om de enorme 3
kost aan soldaten te beperken. Deze conferenties legden een rem op de ontwikkeling van gifgas en dumdum-kogels. Dit is het begin van internationaal humanitair recht. Zoals blijkt uit aangehaalde citaat uit het handboek van 1912, was er toen nog geen regel dat staten het recht hebben om genocide te stoppen. Van misdaden tegen de mensheid was absoluut nog geen sprake. Het optreden tegen slavernij was de enige uitzondering.. Toen brak de Eerste Wereldoorlog uit, waarbij zes miljoen mensen stierven. De Britten gingen naar Versailles, vastberaden dat de Duitse keizer moest hangen. De aanklacht berustte op twee misdaden. De eerste was de invasie van België, wat een daad van agressie was. De tweede was het toestaan van een ongelimiteerde duikbotenoorlog. In feite luidde de aanklacht ‘misdaden tegen de mensheid’, ook al werden ze omschreven als daden van agressie en oorlogsmisdaden. De Britten vonden dat het Duitse Kaiser vervolgd moest worden en geen immuniteit mocht genieten. Bovendien wilden ze ook de bevelhebbers van de duikboten vervolgen omdat deze niet boven water gekomen waren om de drenkelingen van de getorpedeerde schepen ter hulp te komen. De Britten werden echter stokken in de wielen gestoken door de Amerikaanse president Wilson, die niet wilde dat er er afbreuk gedaan zou worden aan het principe van immuniteit van staatshoofden en van wie namens hen handelden. Wilson was geobsedeerd door de gedachte dat Duitsland lid moest worden van de Volkerenbond. Als er internationale vervolgingen zouden komen, dan zou dat niet lukken. Daarom drong Amerika aan op een strikte toepassing van het internationaal recht zoals dat toen bestond. Ook al kregen de Britten het gedaan dat er een artikel in het Verdrag van Versailles opgenomen werd dat vervolging van de Duitse keizer toeliet, toch kon deze rustig in Nederland blijven tot aan zijn dood in 1941. Er kwam geen vervolging, en hij werd niet opgehangen. Er waren een negenhonderdtal aanklachten tegen Duitse oorlogsmisdadigers, die vreemd genoeg in handen gegeven werden van de Duitse overheid. Dit is het eerste voorbeeld van rechtspraak die aan de verliezende partij toevertrouwd werd. Deze oorlogsmisdadigers werden berecht in Leipzig. Er waren 901 beschuldigden, van wie er 888 werden vrijgesproken. De rest ontsnapte, of kreeg de lichtst mogelijke straf. De rechtsspraak was een farce en een bewijs dat vervolging van en door eigen mensen geen goede procedure is. Ondertussen was er ook nog de Armeense genocide. In 1915 hadden de Turkse officieren hun toestemming gegeven voor de massamoord op honderdduizenden Armeense mannen, vrouwen en kinderen. Hier moet een historische noot worden vermeld. De drie staten die bij het conflict betrokken waren – Rusland, Frankrijk en Groot-Brittannië – gaven een communiqué uit in een poging de genocide te stoppen. Ze zegden dat ze de leden van de Ottomaanse regering persoonlijk verantwoordelijk hielden ‘for crimes committed by Turkey against Christianity’. De Russische delegatie zei dat dit niet de juiste formulering was; de Moslims zouden zich hierover opwinden. Daarom suggereerde de Russische Minister van Buitenlandse Zaken om de tekst te veranderen in ‘for crimes committed by Turkey against humanity’. Dit is de eerste referentie ooit naar het concept van misdaden tegen de mensheid, maar ze werd totaal vergeten. Turkije daagde na de oorlog wel enkele van de jonge Turken voor het gerecht, maar de processen werden al snel afgevoerd, omdat ze onpopulair waren. Er kwam nooit enige vergelding voor die zo vreselijke genocide. De geschiedenis neemt soms rare bochten. Tot aan het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog, in 1939, bestond het concept ‘afdwingbare mensenrechten’ niet. De uitdrukking werd nooit gebruikt door de Volkerenbond of door het Permanent Internationaal Hof van Justitie en evenmin door Europese intellectuelen en denkers uit die periode. Het was nochtans een periode waarin joden ernstig en voortdurend gediscrimineerd werden in Duitsland. 4
Een uitzonderlijk document dat einde 1939 begin 1940 verscheen, bracht daarin verandering. Het werd opgesteld door een aantal Engelse schrijvers en denkers, bijna als een laatste poging om de catastrofe af te wenden. Tot de voornaamste auteurs behoorden H.G. Wells, maar ook G.B. Priestley en A.A. Milne, de schrijver van Winnie de Poeh. Zij stelden de eerste universele verklaring op van de rechten van de mens, die toen gepubliceerd werd in een speciale uitgave van Penguin. Het leek het erop dat de tijd rijp was voor de idee van afdwingbare universele mensenrechten, want de tekst werd onmiddellijk vertaald in dertig talen. De Britten zorgden voor de Duitse vertaling en dropten duizenden exemplaren op de Duitse tanks toen die hun offensief inzetten en naar België en Frankrijk oprukten. De Duitsers stopten natuurlijk niet om de tekst te lezen. Belangrijker is dat Wells, de voorzitter van het schrijverscomité, een vriend van Roosevelt was. Zo kwam het document tot bij de Amerikaanse president, die het gebruikte in zijn bekende vier-vrijheden-toespraak na Pearl Harbour: ‘We vechten voor een wereld van vrijheid van meningsuiting, religie, vrijheid van honger en vrees.’ Op 1 januari 1942 maakten de geallieerde mogendheden formeel bekend waar het in deze oorlog om ging: het verzekeren van de mensenrechten in Europa. Wells en de groep rondom hem zorgden ervoor dat deze aspiratie van de geallieerden ook heel grote weerklank vond. Om de mensenrechten te vrijwaren, was het natuurlijk vereist dat diegenen die de mensenrechten in Europa bedreigd hadden, gestraft zouden worden. Dus rees de vraag wat er met de Nazi-leiders moest gebeuren. De meningsverschillen rond hoe de zaak moest worden aangepakt waren van cruciaal belang. Zij hebben een beslissende invloed gehad die tot op de dag van vandaag nog steeds doorwerkt. Churchill besliste – na vele discussies binnen de Britse regering – dat er geen proces zou komen. Er zou een lijst worden opgesteld met de honderd belangrijkste Nazi’s die dan gezocht en binnen de zes uur na hun aanhouding, geëxecuteerd zouden worden. Dit was een weldoordachte positie van de Britten. Ze waren er als de dood voor dat een proces Hitler de gedroomde gelegenheid zou bieden om vanaf de beklaagdenbank zijn ideeën nog eens met veel brio te verkondigen. De Britten vonden een proces dus contraproductief. Zij wilden daarom slechts de honderd belangrijkste Nazi’s vermoorden en het daarbij laten. Truman, die net Roosevelt opgevolgd had, was het daar helemaal niet mee eens. Als antwoord op het Britse standpunt, hadden de Amerikanen ook hun weldoordacht antwoord klaar. Het antwoord werd ingegeven door Robert Jackson, een rechter in de Supreme Court en een goede vriend van Truman. Het is zeker de moeite waard om het hier te citeren: ‘To free them without trial would mock the dead and make cynics of the living and we could execute them without a hearing but undiscriminating executions or punishments without definite findings of guilt fairly arrived at would violate pledges repeatedly given and would not sit easily on the American conscience or be remembered by our children with pride. The only other course is to determine the innocence or guilt of the accused after a hearing as dispassionate as the times and horrors we deal with will permit and upon a record that will leave our motives clear.’ Dit waren de stellingen in de grote discussie of er al dan niet een proces moest komen van de Nazi-top. Groot-Brittannië was radicaal tegen, Amerika was volledig voor. De beslissende stem ging naar Stalin. Stalin hield van schijnprocessen, op voorwaarde natuurlijk dat iedereen op het einde doodgeschoten werd. Dat is de reden waarom hij instemde met Truman en dat er uiteindelijk een Neurenberg kwam. Stalins stem leidde tot de creatie van het Neurenberg-tribunaal en het Handvest van Neurenberg. In artikel 6 (c) van het Neurenberg-charter voor het tribunaal vinden we voor het eerst de definitie van misdaden tegen de mensheid. Ze werden als volgt gedefinieerd ‘moord, uitroeiing, slavernij, deportatie en andere onmenselijke daden, begaan tegen een
5
burgerlijke bevolking voor of tijdens de oorlog of vervolgingen op basis van ras, politieke of religieuze overtuiging’. Hier passen twee opmerkingen. Vooreerst vervolgde het artikel: ‘Leiders, organisatoren, aanstekers en medeplichtigen die meegewerkt hebben in het formuleren of uitvoeren van een gemeenschappelijk plan of samenzwering om een van bovenvermelde misdaden te begaan, zijn verantwoordelijk voor alle daden begaan in uitvoering van dat plan.’ Er werd een soort van verantwoordelijkheid van wie de bevelen geeft opgelegd. De bevelhebber is verantwoordelijk voor de misdaden waarvan hij weet dat zijn ondergeschikte ze begaat. Het Neurenberg-handvest ging verder en ontzegde de Duitse leiders elke mogelijke aanspraak op staatsimmuniteit, die hun vervolging onmogelijk maakte.. Artikel 6 (c) werd geïnterpreteerd en de beslissing in Neurenberg geeft aan dat ‘misdaden tegen de mensheid’ misdaden zijn die begaan werden tijdens of in voorbereiding van een oorlog. Wel moet worden gezegd dat ‘misdaden tegen de mensheid’ eerst niet als een onafhankelijke misdaad beschouwd werd, maar als een misdaad verbonden met oorlog en internationaal conflict. Pas de voorbije jaren, dankzij de rechtspraak van professor Cassese en het tribunaal in Den Haag, werden misdaden tegen de mensheid afgesplitst van oorlogsmisdaden en vormen zij een afzonderlijke categorie. De categorie ‘Misdaden tegen de mensheid’ laat nu toe een ‘gat’ in de bestraffing van misdaden te dichten. De categorie ‘oorlogsmisdaden’ was niet waterdicht. Dat wat deels te wijten aan de historische ontwikkeling, maar vooral omdat recente regeringen het er maar niet over eens werden om ook het gebruik van of het opslagen van nucleaire wapens als oorlogsmisdaden te beschouwen. Het is ironisch dat het vandaag een oorlogsmisdaad is om dumdumkogels te gebruiken, maar niet om nucleaire wapens in te zetten. Daarom is het concept van ‘misdaden tegen de mensheid’ hoogst bevredigend, veel eerlijker ook dan dat van ‘oorlogsmisdaden’. Op Neurenberg kwam veel kritiek omdat het de gerechtigheid van de overwinnaars bracht. Maar de overwinning schonk in elk geval de mogelijkheid om diegenen te berechten die zich ongetwijfeld hadden schuldig gemaakt aan genocide en andere misdaden. De bewijsvoering tijdens het proces van Nuerenberg was bijzonder gemakkelijk. De Nazi’s waren ongelooflijke bureaucraten en hadden alles neergeschreven. De ‘Nacht und Nebel’-bevelen waren zelfs ondertekend. Bovendien stond Duitsland onder bezetting van de geallieerden. Het was dus heel gemakkelijk om er een tribunaal op te richten. Er was geen recht op hoger beroep en de doodstraf behoorde tot de mogelijkheden. Het is niet iets om fier op te zijn dat de eerste internationale rechtspraak erop uitliep dat de zeventien veroordeelde lichamen in een verbrandingsoven werden gestopt en dan in de rivier werden gegooid, omdat de geallieerden niet wilden dat de graven bedevaartsoorden zouden worden. Dat was de donkere kant van Neurenberg. Toch leverde Nuerenberg een onweerlegbare historische getuigenis die latere ontkenningen van de holocaust onmogelijk maakte. Het tribunaal van Neurenberg heeft een redelijk oordeel geveld. De uitspraak werd gezien als fair: drie beklaagden werden vrijgesproken, waarschijnlijk kregen ze het voordeel van de twijfel. Bovendien leverde het proces effectieve rechtspraak op. Dat was zeker het geval voor de daaropvolgende Neurenberg-tribunalen. Er zijn dus ook argumenten die in het voordeel pleiten voor oorlogstribunalen. Het is interessant om een tegensprekelijk systeem aan het werk te zien. Toen de Nazileiders de eerste maal voorkwamen, waren de Britten in dit stadium natuurlijk al rustiger. Hitler had zelfmoord gepleegd. Ze hoefden er dus niet meer bang voor te zijn dat hij op het proces ronkende tirades zou houden. Goering riep alle beschuldigde kopstukken samen en zei dat ze niet zouden meedoen aan die farce. Als hun iets gevraagd werd 6
zouden zij antwoorden met een zinnetje van een van Goethes oorlogshelden. Ze zouden tegen de rechter zeggen – en dit is een gekuiste versie – dat hij de boom in kon met zijn proces. Het is fascinerend om te zien hoe Goering en de Nazi’s reeds maanden voor het begin van het proces opgingen in het spelen van het gerechtigheidsspel. Dat was nieuw voor hen, want de Nazi-tribunalen kenden geen gerechtigheid. De politici beslisten wat de straf zou zijn en de rechtersspraken ze uit. Nu zouden ze de gelegenheid krijgen om grootse verklaringen af te leggenvoor het nageslacht. Ze konden proberen het bewijsmateriaal te ontkrachten. Een tegensprekelijke procedure leent zich daar ook uitstekend toe. Langzamerhand werden de Nazi-leiders gefascineerd door het gerechtigheidsspel en ze werden er ook heel bedreven in. Toen Goering plaatsnam in de getuigenbank, vloerde hij Jackson, zijn Amerikaanse ondervrager. Het was pas toen de Fransen hem confronteerden met zijn handtekening op de ‘Nacht und Nebe’l-bevelen dat hij begon te begeven. In feite past Milosevic vandaag dezelfde tactiek toe. Hij zegt dat hij niet berecht kan worden omdat het Hof geen bevoegdheid heeft. De rechtbank zal met hem geen spelletje spelen zoals destijds met Charles I. Maar in plaats van tactisch de beste zet te doen en zijn recht op te eisen om in zijn cel te blijven zodat een echt proces niet mogelijk is, geraakt hij toch gefascineerd door het gerechtigheidsspel. Hij neemt zelf energiek kruisverhoren af. Door de verhitte openingsuiteenzetting, die er naar mijn mening niet had mogen komen – niet van de kant van de aanklager en niet van de kant van de beklaagde – kreeg Milosevic in zekere zin een forum. Dat is iets wat bij volgende processen vermeden dient te worden. De tweede grote periode in de ontstaansgeschiedenis van de mensenrechten – In elk geval waren de Neurenberg-processen effectief om de boven vermelde redenen. Het bewijs in Neurenberg ging naar de comités van de Verenigde Naties. In 1948 en 1949 zagen drie grote documenten het licht: de Universele Verklaring voor de Rechten van de Mens, het Genocideverdrag, dat voorzag in een internationaal Hof dat bevoegd was om daders van genocide te berechten, en de Conventies van Genève, die voorzagen in de bescherming van krijgsgevangenen en burgers. Na de verklaringen uit de achttiende eeuw hebben we nu het grote trio van mensenrechtenregels als rechtstreeks gevolg van de holocaust. Ze werden nog aangevuld door een enorm aantal conventies. Er was de Apartheid Conventie, die opnieuw voorzag in een internationaal Hof, de Conventie tegen Racisme, en een Conventie ter bescherming van de rechten van het kind. In 1976 traden eindelijk de tweelingbroertjes van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens in werking: het Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten en het Verdrag inzake Economische, Sociale en Culturele Rechten. Tijdens de periode van meer dan vijftig jaar Koude Oorlog waren er geen afdwingingsmechanismen verbonden aan deze verdragen. Het waren zogenaamde ‘goede’ verdragen die nooit meer waarde hadden dan een propaganda-stunt. Iemand zei ooit, kijkend naar de slagvelden in Rwanda, ‘de weg naar de hel lijkt geplaveid met goede verdragen.’ Een voorbeeld, maar dan het slechts mogelijke voorbeeld, zijn de processen van Tokio, die gelijktijdig met Neurenberg plaatshadden. Deze processen kwamen er op bevel van Generaal MacArthur. MacArthur was geobsedeerd door het communisme. Hij was er erg bang voor dat als hij de keizer voor de rechtbank zou brengen – wat zeker gemoeten had – hij dan Japan zou destabiliseren en dat het communisme dan zou kunnen slagen. De Australische voorzitter van het proces en de Franse rechter verklaarden dat de rechtbank vernederd werd omdat getuigen alles in het werk stelden om Hirohito te beschermen en te doen alsof hij voor een aantal misdaden geen toestemming gegeven had, terwijl dat wel degelijk het geval was geweest. Eén getuige viel door de mand toen MacArthur hem in de getuigenbank deed plaatsnemen en hij het tijdens het kruisverhoor begaf. Alle andere beklaagden bleven trouw aan de keizer 7
en vastbesloten zijn misdaden toe te dekken. Nu zijn er massas’s boeken die uitleggen hoe Hirohito zelf de aanval op Pearl Harbour, het misbruik van de Conventies van Genève, het neerschieten van gevangenen en nog vele andere oorlogsmisdaden bevolen heeft. Na de oorlog verkozen we dat te vergeten en mocht de keizer de wereld rond reizen als een nederige marinebioloog. In de jaren zeventig ging hij naar Engeland, waar hij de koningin ontmoette. Later ging hij naar Washington waar hij een afspraak had met Dr. Kissinger en daarna naar Disneyland waar hij Mickey Mouse leerde kennen. Er kwam geen protest, er was geen gevoel dat de grootste oorlogsmisdadiger de dans ontsprong. Zo is er nog een hele waslijst van plegers van misdaden tegen de mensheid die nooit voor een rechtbank verschenen: Stalin, Pinochet, Pol Pot, alle dictators van LatiijnsAmerika, Baby Doc, Mengistu, Idi Amin enzovoort. In de tweede periode van de goede, maar niet afdwingbare verdragen, viel er geen enkele ontwikkeling in verband met de mensenrechten te melden. Dan kwam het inferno van Rwanda, waar de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk in de Veiligheidsraad zo een roemloze rol gespeeld hebben. Zij beweerden dat de gebeurtenissen geen genocide waren, want als ze dat zouden toegeven, hadden ze de verplichting onder international recht om het moorden te stoppen. De moorden eisten over een periode van drie maanden een tol van negenhonderdduizend levens. De Belgische regering heeft in deze zaak een smadelijke en laffe rol gespeeld. Zij had toen strijdkrachten in Rwanda, die instonden voor de bescherming van duizenden Tutsi’s. Nadat tien Belgische para’s waren vermoord, trok de regering de Belgische troepenmacht terug – tegen het advies in van haar generaals ter plaatse. Als direct gevolg daarvan werden duizenden Tutsi’s afgeslacht. De Belgische regering had moeten weten dat dit zou gebeuren. Minstens even erg is de Franse reactie op Rwanda. De Fransen trokken het land met geweld binnen om Franse burgers en hun huisdieren te evacueren, terwijl hun Tutsi-bedienden achtergelaten werden op het vliegveld, waar ze afgeslacht werden. Enkele jaren later vloog Clinton naar Rwanda om zich te verontschuldigen. Wat de pers niet berichtte, is dat de motoren van het presidentiële vliegtuig bleven draaien tijdens Clintons toespraak. Eens hij zijn toespraak voor de camera’s had gehouden, stapte de president in zijn vliegtuig en steeg op. Rwanda was het absolute dieptepunt. Deze genocide was de negatie zelf van het erfgoed van Neurenberg. Omdat de soevereine immuniteit behouden bleef, sloten diplomaten altijd akkoorden met de folteraars. Ze mochten het grondgebied verlaten, met de Zwitserse bankrekening intact en de vrijgeleide in de achterzak. In de laatste achttien maanden van de twintigste eeuw deden er zich zes werkelijk uitzonderlijke gebeurtenissen voor, die verandering in de situatie brachten. In de eerste plaats ontmoetten honderdtwintig landen elkaar in Rome in juni-juli 1998 voor besprekingen over het Internationaal Strafhof. Vele landen deden hieraan mee, omdat diplomaten ervan overtuigd waren dat de oprichting nog een tien- of twintigtal jaar op zich zou laten wachten. Tot ieders verbazing werden de vereiste zestig ratificaties al in 2002 gehaald, binnen de vier jaar na de aanneming van het Statuut van Rome. Het Hof heeft jurisdictie over misdaden die na 1 juli 2002 begaan werden. Dan waren er de gebeurtenissen rond Pinochet. Generaal Pinochet ging regelmatig naar Londen, om er te genieten van de restaurants, om er thee – kwatongen beweren whisky – te drinken met Thatcher, en om zijn rug te laten onderzoeken. Toen hij dit keer toekwam voor een geplande operatie, werd het aanhoudingsbevel dat de Spaanse onderzoeksrechter Baltazar Garzón uitgevaardigd had, tot ieders verbazing effectief uitgevoerd door Schotland Yard. Pinochet werd onder huisarrest geplaatst voor de volgende achttien maanden. Toen begon de zaak haar tocht langs de rechtbanken. Groot-Brittannië’s meest vooraanstaande rechters haalden een hele reeks niet altijd even 8
consistente argumenten aan om de immuniteit van voormalige staatshoofden op te heffen als ze misdaden tegen de mensheid begaan hadden. Voor sommige van de rechters moest dat ook het geval zijn als kon worden aangetoond dat ze het Folterverdrag geschonden hadden of ervan verdacht werden dat gedaan te hebben. De uiteindelijke beslissing in de zaak Pinochet – een eerdere beslissing werd nietig verklaard omdat Pinochet bezwaar had tegen om het even welke rechter die banden had met Amnesty International – was heel merkwaardig omdat de rechters in die zaak rechters waren die in de verste verte niet met mensenrechten te maken hadden. Ze hadden zich hun hele leven beziggehouden met handelscontracten. Het Folterverdrag is een van de goede verdragen, dat in 1999 ondertekend en geratificeerd werd door Thatcher, maar ook door Pinochet en heel wat andere folteraars. Op dat ogenblik betekende dit soort verdragen natuurlijk niets en het was ook niet de bedoeling dat ze iets zouden betekenen. In het Folterverdrag stond een clausule dat immuniteit niet gold, dat folteren een misdaad was en dat de beschuldige uitgeleverd moest worden. Het verdrag was een staaltje van goede P.R., maar ook niets meer dan dat. Tot een paar naïeve Engelse rechters het Folterverdrag lazen alsof het een contract was. Zij oordeelden dat het verdrag, dat ondertekend was door Margareth Thatcher en Generaal Pinochet, nageleefd moest worden en dat elke staat de plicht had een van foltering verdacht persoon te berechten of uit te leveren – in dit geval aan Spanje. De derde gebeurtenis was de oorlog boven Kosovo. Deze oorlog werd uitgevochten op een hoogte van 4500 meter. De landen die bereid waren om te moorden voor mensenrechten, waren niet bereid om zelf te seneuvelen in de strijd. Toch mag deze oorlog met recht de eerste oorlog genoemd worden die gestreden werd enkel en alleen omwille van de mensenrechten. De NAVO had er geen enkel voordeel bij. We zijn van het standpunt uit het handboek in 1912 geëvolueerd naar een punt waar de NAVO een discussie voert over de plicht die op de internationale gemeenschap rust om bij misdaden tegen de mensheid tussen te komen en de daders te berechten. De oorlog was gerechtvaardigd door de etnische zuiveringen die plaatsgrepen in Kosovo. Het vierde grote evenement was een kleine oorlog in Oost-Timor, waar zowel de Australiërs, die de leiding hadden, als de Britten bereid waren om te doden, maar ook om gedood te worden voor mensenrechten. Na het referendum, dat met de steun van de VN georganiseerd werd, werden duizenden mensen die voor onafhankelijkheid hadden gestemd, vermoord. De Indonesische regering wou geen enkele interventie toelaten, waardoor de slachtingen tien dagen lang konden doorgaan. China dreigde ermee zijn veto te gebruiken om eender welke interventie tegen te gaan, maar uiteindelijk tekende president Suharto zijn politiek doodsvonnis door de VN-krijgsmacht toe te laten. Er werd verwacht dat er veel slachtoffers zouden vallen, maar het was een mirakel dat de moordenaars zonder verder verzet over de grens naar West-Timor verdwenen en er geen enkele dode viel. Democratie en mensenrechten wegen dus wel degelijk zo zwaar door dat de internationale gemeenschap bereid is mensenlevens op te offeren om ze te verdedigen. Dat is een groot verschil met wat het Mogadishu-effect heet. Toen wilden de Amerikanen niet tussenkomen uit vrees dat een aantal soldaten in lijkzakken zouden terugkomen. De vijfde positieve ontwikkeling was het Tribunaal in Den Haag. Dit werd in feit reeds in 1993 opgericht, maar niemand nam het ernstig. Mladic, Karadzic en hun companen waren er heel even beducht voor, maar daarna werd het een lachertje omdat het nooit iets gedaan kreeg. Er was maar één beklaagde, Tadic. Het was een typische VN-operatie. Totdat Richard Goldstone als Openbaar Aanklager aangesteld werd, gebeurde er praktisch niets. In Groot-Brittannië kwam de regering-Blair aan de macht en toen werden er bevelen gegeven, ten minste aan de Britse troepen binnen de NATO, om over te gaan tot de arrestatie van enkele kopstukken. In 1998 en 1999 werden enkele generaals en commandanten van krijgsgevangenenkampen gearresteerd en naar Den 9
Haag gebracht. Een instelling die eerst heel cynisch als vijgenblad gediend had om het falen van de V.N. in Bosnia in 1993 en1994 te verbergen en door de diplomaten alleen als een P.R.-stunt opgezet was, begon goed werk te leveren en belangrijke mensen werden opgepakt. De rechtszaak naar aanleiding van het vliegtuig dat door agenten van Khadafi boven Lockerbie was opgeblazen, was het zesde positieve feit. De familieleden van de slachtoffers hadden tien jaar lang gevochten voor een of andere vorm van gerechtigheid. Niemand had verwacht dat ze die ooit nog zouden krijgen. Op het einde van de eeuw kwam er overeenstemming over het proces en werden de verdachten overgedragen. Er kwam een proces op een Amerikaanse luchtmachtbasis in Nederland, voorgezeten door Schotse rechters. Deze zes gunstige ontwikkelingen tonen de verdienste van het project van international recht. Dat project zal zichzelf moeten waar maken, niet alleen op basis van verdragen, maar ook door de manier waarop de staten de verdragen implementeren. De dageraad van de afdwingbare mensenrechten – We komen langzaam op het einde van de twintigste eeuw, een eeuw waarin honderdzestig miljoen mensen vermoord werden tijdens oorlogen of genocides. Langzaam zien we de dageraad van de derde periode van mensenrechten, de periode waarin ze afdwingbaar worden. Zijn de zes verbazingwekkende momenten van vooruitgang simpelweg pogingen van de twintigste eeuw om het te laten voorkomen dat de eenentwintigste anders zou zijn? Of gaat men echt proberen het schild van de soevereiniteit te doorbreken? Zijn we op weg naar universele jurisdictie op grond van het concept van misdaden tegen de mensheid? Wij bevinden ons nog in een rudimentair stadium en de beweging voor universele jurisdictie over misdaden tegen de mensheid heeft met veel moeilijkheden te kampen. Na zoveel jaren stilzitten hebben we de voorbije jaren zo snel zo veel vooruitgang geboekt, dat men zich kan afvragen of sommige van de goedbedoelde voorstellen en daden het juiste pad zijn om te bewandelen. Het Internationaal Strafhof kampt met het probleem dat Amerika zich ertegen verzet. Toen Clinton nog aan de macht was, was er een moeizame zesweekse conferentie waarin het onduidelijk was welk standpunt de regering-Clinton zou innemen. De houding van de regering Bush is al te duidelijk, maar het is niet alleen een probleem van de regering Bush of van Jesse Helms, de toenmalige voorzitter van de Commissie Buitenlandse Zaken van de Amerikaanse Senaat. Op dit moment is er geen enkele belangrijke figuur in de Amerikaanse politiek voorstander van een Amerikaanse ratificatie van het statuut van het Internationaal Strafhof, niettegenstaande de brede steun van de orde van advocaten en academici. Dit zal waarschijnlijk een blijvend probleem zijn, mede door het feit dat het Hof een laatste toevluchtsoord is, gebaseerd op het beginsel van complementariteit. Dat is een totaal ander principe dan datgene waarop het Tribunaal in Den Haag is gebaseerd. Dat Hof kan rechtsmacht overnemen van nationale rechtbanken, wat het ook gedaan heeft in de zaak-Tadic. Het Internationaal Strafhof kan enkel optreden in heel beperkte omstandigheden, tenzij het de goedkeuring krijgt van de Veiligheidsraad. Als het Internationaal Strafhof in zijn huidige vorm een toekomst heeft, dan zal het een Hof zijn dat inspeelt op de richtlijnen van de Veiligheidsraad in gevallen waarin recht en orde totaal verdwenen zijn. Het zal een soort ad hoc-rechtbank worden, omdat het Hof grotendeels onderworpen zal zijn aan de Veiligheidsraad. De Veiligheidsraad kan elk onderzoek jaar na jaar stilleggen. Zijn afhankelijkheid van de Veiligheidsraad, wat vitaal is voor effectieve werking, staat ter discussie. Er zijn problemen en het zou verkeerd zijn te denken dat het Strafhof, in de vorm zoals het voortgekomen is uit de compromissen in Rome, noodzakelijk het beste is.
10
De ad hoc tribunalen van Den Haag en Rwanda zijn geen onverdeelde successen. Ongetwijfeld is het feit dat Milosevic terechtstaat heel positief en andere hooggeplaatste figuren zullen nog dezelfde weg opgaan. Maar Mladic en Karadic zijn nog steeds op vrije voeten omdat de NAVO vele jaren lang niet de moed of de wil had om hen te arresteren. Het oorspronkelijk standpunt was dat het de moeite niet waard was om er het bloed van ook maar één NAVO-soldaat voor te vergieten. Wat steeds hachelijker wordt, is de kostprijs van deze tribunalen. Ze hebben duizend of meer advocaten en onderzoekers, torenhoge kosten en zelfs de lengte van de processen en de vertragingen zijn symptomatisch voor internationale tribunalen. Het Arusha-tribunaal in het bijzonder heeft slechts acht processen afgehandeld sinds het in 1994 werd ingericht. Dat is een schande. Er is in Arusha sprake geweest van corruptie en de griffier werd ervan beschuldigd een politiek van afrikanisering te voeren: de rechters waren Afrikanen en de aanklager was een Afrikaan. Als deze beschuldigingen waar zouden zijn, dan is dat zeker een vreemde politiek voor een internationaal Hof en loopt Arusha het gevaar dezelfde weg op te gaan als andere instellingen in Afrika. Het Hof kampt ook met het probleem dat de Rwandese regering zich ertegen verzet deels omdat er geen doodstraffen zijn, maar ook omdat de Rwandese regering honderdtwintigduizend Hutu-verdachten in gevangenissen heeft, die berecht zullen worden in dorpsrechtbanken. Het Hof in Sierra Leona is opgezet met veel steun van Amerika. Het is het soort Hof dat Amerika wil steunen, omdat het een combinatie is van de Verenigde Naties en de regering van Sierra Leone. Het omzeilt het probleem van soevereiniteit omdat het zowel de steun van de lokale regering als van de V.N. heeft . Het Hof heeft rechters van de Verenigde Naties én lokale rechters; het heeft een openbare aanklager van de Verenigde Naties èn een lokale openbare aanklager. Het heeft een mandaat voor drie jaar en binnen die tijdsperiode moet worden geprobeerd om zo veel mogelijk gerechtigheid te brengen in het belang van de slachtoffers. In het geval van Sierra Leone gaat het niet zozeer om slachtoffers van massamoord, maar van massale verminkingen. Het R.U.F (Revolutionary United Front) heeft een bijzondere bijdrage geleverd aan het arsenaal van misdaden tegen de mensheid: het concept van ‘verminking’. De soldaten van het R.U.F. vroegen aan iedereen die gestemd had in de verkiezingen met welke hand ze dat gedaan hadden en die hand werd afgehakt. Het Hof in Sierra Leone zou wel eens het model kunnen zijn, als het werkt natuurlijk, voor Cambodja, waar Pol Pot’s luitenanten leven en min of meer gelukkig zijn. De Verenigde Naties moeten hen nog steeds berechten. Er is natuurlijk een alternatief voor internationale tribunalen: universele jurisdictie in nationale rechtbanken. België heeft hier een pioniersrol gespeeld. De veroordeling van twee Hutu-zusters niettegenstaande het verzet van het Vaticaan, was een voorbeeld van goede rechtspraak. Die zusters hadden olie gekocht en die olie gebruikt om de Tutsi’s die ze bescherming in hun kerk hadden aangeboden, in brand te stekken. De zaak in het Internationaal Gerechtshof die op 14 februari 2002 werd beslecht, stelt grenzen aan de universele jurisdictie. Het Internationaal Gerechtshof was niet unaniem en dat laat ruimte voor interpretatie. Opmerkelijk was dat het Hof niet betwistte dat België het recht had om een onderdaan van Kongo te berechten voor gruwelijke misdaden, begaan in Kongo. Verder viel op dat drie zeer gerespecteerde rechters – Rosalyn Higgins, Pieter Kooijmans en Thomas Buergenthal – een gemeenschappelijke oordeel velden, dat schoolmakend zal zijn. Zij bevestigden het principe van universele jurisdictie als een middel om de staatsimmuniteit te doorbreken. Ze verbonden er vijf, niet onredelijke, voowaarden aan. Ten eerste moet universele jurisdictie aan de staat, waarvan de vermoedelijke dader onderdaan is, de kans geven om hem te berechten. Ten tweede moet de staat verzekeren dat de vervolging zal gebeuren door een openbare aanklager die onafhankelijk is van de regering. Ten derde 11
moeten er speciale omstandigheden zijn die het uitoefenen van internationale jurisdictie rechtvaardigen. Dat kan de onmogelijkheid zijn om het proces in andere landen te voeren of het feit dat de getuigen zich al bevinden in de staat die universele jurisdictie uitoefent. De aanklacht moet, ten vierde, beperkt zijn tot de meest gruwelijke internationale misdaden, bijvoorbeeld oorlogsmisdaden en misdaden tegen de mensheid. Ten vijfde moet de vervolging het verdrags- en gewoonterecht respecteren. Het uitoefenen van universele jurisdictie door nationale rechtbanken met de opgesomde beperkingen lijkt aanvaardbaar te zijn. Natuurlijk zal het vaak duur zijn. In Amerika zijn de mogelijkheden tot burgerlijke-partijstelling met schadevergoeding onder de Alien Tort Claims Act heel goed gekend. Individuen als Kradic bijvoorbeeld moeten er heel goed op hun tellen passen. Mugabe wordt er vervolgd en slachtoffers van folterpraktijken kregen dikwijls forse bedragen toegekend. Het probleem met burgerlijk recht is dat de veroordeelden natuurlijk niet in het land zitten te wachten om de schadevergoedingen te betalen. Toen Mugabe en de Chinese president lazen dat de U.N. plannen in hun richting had, verdwenen ze – met de hulp van de portier van hun hotel. Het enige succes in deze burgerlijke processen was de zaak-Marcos. De slachtoffers van foltering onder zijn regime kregen samen een schadevergoeding van honderd miljoen dollars van zijn Zwitserse bankrekening. Dat was een uitzonderlijke zaak. Marcos had domweg zijn toevlucht had gezocht in de Verenigde Staten, maar de Amerikaanse regering had er geen belang bij hem in bescherming te nemen. Het lijdt geen twijfel dat het vooruitzicht van universele jurisdictie van deze Hoven over misdaden tegen de mensheid een drastische invloed heeft op de reisplannen van heel wat mensen. President Suharto van Indonesië, die in Duitsland een hartoperatie moest ondergaan, moest de Duitse chirurgen laten overvliegen omdat hij bang was naar Europa te gaan. Mengistu van Ethiopië, die beschermd wordt door Robert Mugabe, had openhartchirurgie nodig en vloog naar Kaapstad. Van het moment dat de kranten ruchtbaarheid gaven aan zijn aanwezigheid in het land, vluchtte hij onmiddellijk naar een ziekenhuis in Zimbabwe. Dr. Kissinger gaat niet naar een aantal landen, waaronder België en Spanje. Er wordt ongetwijfeld vooruitgang geboekt, maar het is nog vroeg dag.
Besluit Ik wil deze bijdrage graag afronden met een woordje over 11 september. De aanslagen kwamen als een donderslag bij een helderblauwe hemel, op een ogenblik dat het leek dat we vooruitgang boekten in de strijd tegen straffeloosheid. Hoe past de oorlog tegen het terrorisme, die een gevolg was van de gebeurtenissen van 11 september, in dit verhaal over mensenrechten? Als reactie op 11 september riepen de Verenigde Staten artikel 51 van het Handvest van de Verenigde Naties – het recht op zelfverdediging – in om Bin Ladens commandocentra in Afghanistan te bombarderen. Het recht op zelfverdediging houdt in dat een staat de actie mag ondernemen die nodig is om zichzelf te beschermen in geval van een gewapende aanval. Wat toen gebeurde had niets te maken met zelfverdediging. De Amerikanen wierpen het Taliban-regime omver. Ze wierpen de regering van een soevereine staat omver, die geen onmiddellijke dreiging vormde. Aan de voorwaarden voor zelfverdediging was niet voldaan. Het prachtige van internationaal recht is dat je de precedenten op verschillende manieren kan duiden en dat die manieren niet noodzakelijk dezelfde moeten zijn als die waaraan de staten dachten op het ogenblik van de feiten. 11 september wordt terecht beschouwd als een misdaad tegen de mensheid. Academici en praktijkjuristen zijn het er nog niet over eens of enkel staten een misdaad tegen de mensheid kunnen begaan. Als 12
een soevereine staat een misdaad tegen de mensheid begaat, lijkt dit de misdaad nog groter te maken. Dat was enkele jaren geleden ongetwijfeld de heersende opvatting. Maar als je een terroristische organisatie zo groot als Al-Qaeda ziet, of een terroristische organisatie als de IRA of het ANC toen het de regering nog bevocht, dan is die opvatting aan herziening toe. Waarom zou niet elke terreurorganisatie aan dezelfde wet onderworpen worden? Of groeperingen die aanslagen plegen nu terroristen of vrijheidsstrijders worden genoemd, doet er niet toe. De principes van internationaal recht moeten door iedereen worden gerespecteerd. Artikel 7, §1 van het Statuut van Rome omschrijft een misdaad tegen de mensheid als ‘een van de volgende handelingen, indien gepleegd als onderdeel van een wijdverbreide of stelselmatige aanval gericht tegen een burgerbevolking, met kennis van de aanval: moord, uitroeiing, slavernij, deportatie of gedwongen overbrenging van de bevolking, marteling, verkrachting, seksuele slavernij, gedwongen zwangerschap, vervolging van een identificeerbare groep of collectiviteit op politieke, nationale of etnische gronden, gedwongen verdwijning, apartheid, of elke andere onmenselijke handeling van vergelijkbare aard, waardoor opzettelijk lijden wordt veroorzaakt.’ § 2 vervolgt: ‘voor de toepassing van het eerste punt wordt verstaan onder aanval gericht tegen een burgerbevolking: een wijze van optreden die het meermalen plegen van in het eerste punt bedoelde handelingen tegen een burgerbevolking met zich brengt ter uitvoering of met het oog op de voortzetting van het beleid van een staat of organisatie (eigen cursiviering) tot het plegen van een dergelijke aanval.’ Terroristische organisaties kunnen wijdverbreide en stelselmatige aanvallen gericht tegen een burgerbevolking begaan. Op grond van de definitie van misdaden tegen de mensheid kan men terecht zeggen dat Al-Qaeda misdaden tegen de mensheid begaat. De organisatie voert een beleid in de zin van § 2. De aanslagen van Al-Qaeda waren gericht tegen Amerikanen en tegen iedereen die in de weg stond. Sinds 1992 worden de aanslagen alsmaar gewelddadiger en racistischer tegenover de Amerikanen: van de aanslagen op de ambassades in Afrika waarbij in Tanzania tweehonderd Afrikanen en een tiental Amerikanen werden gedood tot 11 september. Er is sprake van een misdaad tegen de mensheid, omdat de misdaden op een wijdverspreide en systematische basis worden begaan. Moeten de daders berecht worden voor een internationaal Hof? Wat zijn de alternatieven? Een proces met een jury in New York, met twaalf – letterlijk – boze mensen? Niemand zou dat eerlijk vinden. Als de leiders van de Taliban of Bin Laden morgen gevangen genomen worden, zal niemand een jury-proces in New York eerlijk vinden. Of moeten zij voor een van Bush’s militaire rechtbanken verschijnen, die in het geheim zullen zetelen en de doodstraf zullen uitspreken? Op dit moment is dat het vuurpeloton. Natuurlijk zullen de rechters niet onafhankelijk zijn, want legerofficieren worden betaald door het Pentagon, dat het vervolgend bureau is. Men kan ze ook in Guantanamo Bay opsluiten voor de rest van hun leven. We zien dat Amerika sommige zogenaamde ‘onwettige strijders’ vrijlaat uit Guantanamo Bay. Diegenen die ouder dan zeventig zijn, worden eerst vrijgelaten. Het debat over al dan niet een proces voert ons terug naar het menigsverschil tussen Churchill en Truman. Neem je het risico dat je AlQaeda een forum geeft of hoop je dat ze in de ogen van hun volgelingen hun mythische proporties zullen verliezen, eens ze in de beklaagdenbank zitten en al dan niet antwoorden geven op het bewijs dat tegen hen wordt aangevoerd?. Churchill maakte er zich zorgen over dat de beschuldigden in Nuerenberg van de beklaagdenbank een tribune in plaats van een tribunaal zouden maken. We hebben het in het begin van dit artikel even over Irak gehad. Het voornemen van de Verenigde Staten om Saddam voor de rechtbank te brengen is aanvaardbaar als hij vervolgd zou worden voor genocide onder het Genocideverdrag, namelijk voor het vergassen van duizenden Koerden in Halabja in 1988. Dat is een onvergeeflijke misdaad, een misdaad 13
tegen de mensheid. Het moet dan wel een proces zijn waarin de Amerikaanse president niet tegelijkertijd de politieman, de arresterende officier, de rechter, de jury en de gevangenisdirecteur is. In mensentaal omgezet houdt de definitie van misdaden tegen de mensheid in dat het gaat om misdaden die zo gruwelijk zijn dat het simpele feit dat een medemens in staat is om ze te begaan of te bevelen, ons allen als mensen naar beneden haalt. We hebben de juiste middelen om deze misdaden te bestraffen nog niet volledig uitgewerkt en de strijd voor universele gerechtigheid duurt voort, maar de instellingen staan in de steigers. Voor het eerst in de geschiedenis wordt ons de kans geboden om de daders van misdaden tegen de mensheid ter verantwoording te roepen en te bestraffen. Laten wij onze verantwoordelijkheid opnemen. 1
. L. OPPENHEIM (Ed.), International Law: A Treatise, 1912, paragraaf 292, aangehaald in G. ROBERTSON, Crimes Against Humanity. The Struggle for Global Justice, Londen, Penguin Books, 2002, 2de uitgave, p. 14-15
14