MECENAATSFONDS ING IN BELGIË
Vijf jaar steun aan opleidingsprojecten voor jongeren
{
Inleiding Sinds haar creatie in 2005, heeft het Mecenaatsfonds ING in België haar filantropisch actiedomein gericht op jongeren die schoolmoeilijkheden ondervinden. De invalshoek hierbij is dat op deze leeftijd de school een betrouwbare getuige is van het welbevinden van de jongeren en hun ontwikkeling in onze samenleving. Door projecten te ondersteunen die toelaten aan deze jongeren om via andere wegen toch kennis en vaardigheden te verwerven, hoopt het Mecenaatsfonds ING hun herintegratie op school en hun volle participatie in de samenleving te vergemakkelijken. Het Mecenaatsfonds ING is zich bewust van de noodzaak om vroeg te reageren inzake de materie van schoolafhaking. Het Mecenaatsfonds ING richt zich dan ook zowel tot projecten die een antwoord bieden aan jongeren die zich reeds in deze situatie bevinden als tot preventie projecten. Het is ook vanuit de wil om meer preventief op te treden dat het Fonds sinds 2009 ook een specifieke projectoproep richt naar huiswerkscholen, om zo vanaf jonge leeftijd de problematiek aan te pakken en te proberen voorkomen. De grote verscheidenheid in methodieken die gehanteerd worden door verenigingen en instellingen actief in het domein, vormen een bewijs van de problemen en verwachtingen die bestaan bij de jongeren geconfronteerd met schoolafhaking. Het Mecenaatsfonds ING verleent sinds vijf jaar dan ook haar steun aan de actoren op het terrein. Op basis van de reacties van de gesteunde organisaties, kan er gezegd worden dat het vaak de steun van het Mecenaatsfonds ING is die toegelaten heeft om nieuwe projecten op te starten, een vernieuwende methode toe te passen of belangrijke investeringen te realiseren voor de omkadering van de jongeren. Deze brochure geeft een overzicht van de realisaties van de projecten in het domein van schoolafhaking. Naast de wil om met deze publicatie de impact van de toegekende steun nog te vergroten, is het de bedoeling dat deze publicatie vooral een werkdocument vormt voor professionelen actief met jongeren in schoolmoeilijkheden, waaruit ze ideeën kunnen putten uit de goede praktijken ervaren door gesteunde projecten.
Deze folder bestaat ook in het Frans. Hoewel sommige delen in beide talen gemeenschappelijk zijn, toch is de inhoudelijke analyse verschillend. De eigenheden van de Nederlandstalige en de Franstalige Gemeenschap zijn bepalend voor zowel het institutionele kader als de antwoorden geboden door de actoren op het terrein inzake de materie van schoolafhakende jongeren.
2
{
Cijfermatig overzicht. 1. Algemeen Sinds haar start in 2005 heeft het Mecenaatsfonds ING de steun die ze jaarlijks toekent aan projecten inzake jongeren van 12 tot 18 jaar die schoolmoeilijkheden ondervinden bijna verdubbeld. Sinds midden 2009 wordt het jaarbudget van 300.000€ ook gedeeld met een nieuwe doelgroep, namelijk ‘naschoolse begeleiding’ voor kinderen tussen 6 en 12 jaar. Er bestaat geen vooraf bepaalde verdeelsleutel tussen beide doelgroepen. In 2009 werd 217.940€ steun verleend aan jongeren tussen 12 en 18 jaar, in 2010 bedroeg dit 167.600€. Het saldo werd besteed aan projecten in het kader van de oproep ‘naschoolse begeleiding’.
Oproep ‘Opleidingsprojecten voor jongeren’ en ‘Naschoolse begeleiding’
2005
2006
2007
2008
2009
2010*
170.000€
230.000€
230.000€
250.000€
300.000€
300.000€
0€
35.117€
98.667€
101.576€
0€
0€
Totaal budget
170.000€
265.117€
328.667€
351.576€
300.000€
300.000€
Totaal uitgaven (projecten)
134.883€
166.450€
227.091€
285.305€
296.051€
301.379€
35.117€
98.667€
101.576€
66.271€
3.949€
-1.379€
Jaarbudget Overgedragen saldo vorig jaar
Saldo *
de totale uitgaven zijn inclusief 10.000€ uitzonderlijke kosten
3
Evolutie in het aantal ingediende en weerhouden dossiers tussen 2007 en 2010
Aantal ingediende dossiers
Aantal afgekeurde dossiers
Aantal goedgekeurde dossiers
2. Toegekende steun Het bestuurscomité beslist op basis van de kwaliteit en de potentiële slagkracht en ongeacht de geografisch ligging van het project of een project al dan niet gesteund wordt , en dit ongeacht de geografische ligging van het project. Sinds haar oprichting in 2005 werd ca. 573.000 € steun toegekend aan Nederlandstalige projecten en ca. 626.000 € aan Franstalige projecten. Toch is er geografisch een opvallende evolutie, namelijk het toenemend aantal gesteunde projecten in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (46% in 2010 vgl. 28% in 2007 van het totaal aantal gesteunde projecten). Vandaag vertegenwoordigt Vlaanderen 25%, Wallonië ongeveer 30% van de projecten.
4
Aantal projecten Toegekende steun per project
2005
2006
2007
2008
2009
2010
>0€-2500€
3
0
3
3
0
1
>2500€-5000€
0
2
4
1
4
0
>5000€-7500€
0
1
5
2
1
2
>7500€-10000€
12
8
14
26
19
13
>10000€
1
6
3
0
0
1
Totaal aantal gesteunde projecten
16
17
29
32
24
17
Een analyse van de actiedomeinen bleek weinig relevant door het feit dat veel projecten in meerdere domeinen actief zijn. Toch kan er gesteld worden dat de Nederlandstalige projecten zich vooral concentreren op werkervaring en psycho-sociale begeleiding. Aan Franstalige kant is er een grotere verscheidenheid in benadering.
3. Resultaten Het belangrijkste resultaat dat bereikt werd door deze projectoproep is de positieve impact voor de jongeren. Ongeacht het aantal jongeren dat deelneemt aan een project, gemiddeld 75% van de jongeren die deelnemen aan een gesteunde project beleven het op een heel positieve manier. Niet alleen de jongere geniet van het bereikte resultaat, maar ook zijn of haar directe omgeving (de schoolomgeving - leerkrachten en medeleerlingen -, alsook de directe familie van de jongere).
5
{
Het Mecenaatsfonds ING geeft nieuwe kans aan leerlingen met problemen 1. Belang van de gesteunde projecten Het Mecenaatsfonds ING steunt sedert 2005 projecten die willen vermijden dat jongeren hun schoolloopbaan voortijdig en zonder diploma afbreken. Het Fonds bouwt voort op de resultaten van de projectoproep “Samenwerkingsinitiatieven tegen antisociaal gedrag bij leerlingen” die de Koning Boudewijnstichting eind 1999 lanceerde. Dat vertelt Nicole Vettenburg (docent UGent, Vakgroep Sociale Agogiek), die nu als onafhankelijke expert meewerkt bij de selectie van de projecten die het Mecenaatsfonds ING steunt, maar die er toen ook al bij was. Een van de belangrijkste lessen uit dit initiatief luidde dat leerlingen die hun schoolopleiding niet afmaken hun persoonlijke en maatschappelijke toekomst op het spel zetten. In de huidige kennismaatschappij bepaalt het onderwijsniveau immers in grote mate onze plaats op de maatschappelijke ladder. De maatschappij verwacht steeds meer van de school die op haar beurt steeds meer druk legt op de leerlingen. Sommige leerlingen kunnen die extra druk niet aan. Meestal hebben ze het ook al op andere manieren moeilijk op school of daarbuiten. Als het te gortig wordt en de school alle middelen heeft uitgeput zit er vaak niets anders op dan de leerlingen naar een andere school te sturen. Maar dat blijft meestal een zwaktebod. Om leerlingen met problemen terug op het goede spoor te zetten, zowel persoonlijk als maatschappelijk, blijken specifieke projecten veel effectiever. Ze dragen bij tot het ‘gelijke kansenbeleid’ in het onderwijs en tot een daadwerkelijke jeugdbescherming. Dat bleek uit de KBS-projecten. Sinds 2006 beschikt de Vlaamse overheid over een ‘Spijbelactieplan’. De KBS-projecten vallen daar onder ‘Actie 9’: Projecten op maat bij ernstige problemen. In dit kader kunnen organisaties trouwens ook meedoen aan projectoproepen van de Vlaamse overheid. Het Mecenaatsfonds ING gaat verder op de door de Koning Boudewijn Stichting ingeslagen weg. Via het steunen van projecten helpt het leerlingen met problemen vooruit en levert het input voor nieuwe beleidsinitiatieven. Na vijf jaar projectoproepen is het tijd voor een terugblik. “Wat werkt bij die jongeren en wat niet?”, zoals Laurent Thijs, voorzitter Netwerk Leerrecht, het kernachtig uitdrukte. De experts die betrokken zijn bij de selectie van de projecten én een schriftelijke enquête bij een 18-tal projectverantwoordelijken geven ons een beeld van de kracht van de projecten.
6
2. Wat betekenen de projecten voor de doelgroep? Leerrecht waarborgen! Volgens het Ministerie van Onderwijs en Vorming waren er in het schooljaar 2009-2010 5478 hardnekkige spijbelaars in het secundair onderwijs. Dat is ongeveer 1 procent van de leerlingen. “Uit onderzoek blijkt dat de meeste jongeren graag naar school gaan”, beklemtoont Nicole Vettenburg. Blijkt wel dat het niet noodzakelijk omwille van de leerstof is, maar zeker wel uit sociale overwegingen dat jongeren die uitspraak doen. Maar wat moet er gebeuren met de leerlingen die zich eenzaam voelen, gepest worden of zich om andere redenen niet goed voelen op school? De leerplicht dient immers ook hun leerrecht te garanderen. Het onderwijs moet alle jonge mensen de kans geven om hun eigen persoonlijkheid zo goed mogelijk te ontwikkelen, op basis van een brede vorming. Bij leerlingen die probleemgedrag vertonen is dat soms een zware opdracht. Dergelijke leerlingen komen volgens het Ministerie trouwens voor in alle studierichtingen: ASO, TSO, BSO, BUSO, Deeltijds Onderwijs en Syntra-opleidingen. Doorgaans gaat men er echter vanuit dat schoolmoeheid meer voorkomt bij maatschappelijk kwetsbare leerlingen. Dat blijkt bijvoorbeeld uit analyses van de afwezigheidsgegevens op school. We kunnen vermoeden dat de projecten die het ING Mecenaatsfonds steunt, zich ook meer tot die groep leerlingen richt, maar de schriftelijke enquête bij de projectverantwoordelijken geeft daarover geen uitsluitsel. Wat we wel leren is dat een project gemiddeld zo’n 80 leerlingen helpt (1400 leerlingen voor 18 projecten), maar er zijn veel projecten die maar enkele leerlingen begeleiden, terwijl er maar enkele zijn die er meer dan honderd bereiken. De meeste van deze jongeren (74%) zouden wel hun doel bereiken, dit wil zeggen: ze gaan terug naar school, gaan over naar een hoger jaar, starten met een vernieuwd persoonlijk traject of kiezen een andere oriëntatie. Een mooi palmares omdat het gaat om jongeren die op een bepaald moment definitief dreigen af te haken, om jongeren waarvoor de school en het CLB al alles hebben geprobeerd om het tij te keren en om jongeren die het zo bont maken in de klas dat een interventie noodzakelijk is. Een veelbetekenende vaststelling vindt Laurent Thijs: “Het bewijst dat er uit deze jongeren nog iets positiefs kan komen en ook dat de schoollogica van leren niet aanslaat bij veel leerlingen”. An Leus, coördinator van het vormingscentrum Arktos in Antwerpen, treedt hem daarin bij: “In de volksmond heeft men het vaak over onhandelbare jongeren. Ik heb het moeilijk met die term. In mijn ervaring zijn de jongeren zeer handelbaar, enkel de (onderwijs) situaties maken het soms moeilijk”.
7
Het verhaal van leerling I., 18 jaar, laat zien hoe dat er in de praktijk aan toe gaat en hoe snel een leerling kan bijdraaien. In 2009 neemt hij als leerling Mechaniek van het Centrum voor Deeltijds Onderwijs (CDO) in Brussel deel aan het project ‘Buddy ondernemer aan het werk!’ van het Network For Training Entrepreneurship (NFTE). In een NFTE-cursus ontwikkelen leerlingen een eigen bedrijfsproject via contacten met bedrijfsmensen en NFTE-alumni. De cursus is erg praktisch en kort (60 uur). De deelnemers leren er werken met moderne bedrijfstechnieken en met een laptop. Aan het einde stellen de leerlingen hun project publiekelijk voor. Zo ook leerling I...
Leerling I. is bijna 18 en schoolmoe. Om zijn diploma te halen zou hij nog 2 jaar moeten doen, maar hij denkt eraan te stoppen als hij 18 is. Hij heeft geen goed contact met zijn ouders, wel met zijn oudere zus die ook geen diploma heeft, maar wel een stabiele relatie en een man die werkt. Zij verdient wat bij in het zwart. I. is onzeker, voelt zich een mislukkeling en doet overdreven stoer als hij zwakkere medeleerlingen te hulp schiet. In zijn ogen kan de NFTE-cursus alleen maar uitdraaien op een nieuwe mislukking. Na de eerste trainingsdag bleek I. echter al duidelijk geboeid: hij droomde er al lang van om op eigen benen staan, geld te verdienen en weg te raken uit een context van werkloosheid en uitzichtloosheid. Door in de fictieve schoenen van een ondernemer te gaan staan, begreep hij dat NFTE zijn toegangspoort was om op eigen benen te staan. Na de cursus wou I. eerst werkervaring opdoen in een garage om later een eigen zaak voor auto-onderdelen te kunnen starten. Met de hulp van zijn begeleiders vond hij een halftijdse arbeidsovereenkomst waarmee hij zijn lespakket binnen het CDO kon vervolledigen. In tegenstelling tot vóór de cursus kwam hij nu elke dag op tijd en nam hij niet voortdurend rookpauzes, wat werd gewaardeerd door de oudere werknemers in de garage. Vandaag werkt hij daar nog steeds en studeert hij verder omdat hij weet dat kwalificatie belangrijk is om later een eigen zaak te beginnen. NFTE speelde in op zijn overlevermentaliteit en boekte zo succes. (Network For Training Entrepreneurship Belgium, Brussel)
Ook Jean-Pierre Van Hee, projectleider Integrale jeugdhulp bij de Vlaamse overheid, vindt dat educatieve praktijken die niet echt schools zijn meer erkenning verdienen. Naar analogie van ‘Accent op talent’ pleit hij voor een actie ‘Ook geleerd buiten de lijnen’: “De portfolio van de leerlingen moet niet alleen een overzicht geven van wat ze geleerd hebben op school, maar ook van wat ze kunnen. Dat past in het kader van levenslang en levensbreed leren”. In 2007 organiseerde het Centrum voor Deeltijds Onderwijs (CDO) zo’n specifiek project rond het opbouwen van een portfolio. Via zinvolle, tewerkstellingsgerichte activiteiten werden niet-werkende leerlingen geholpen om een job te vinden. De methode heeft naar verluidt zeker bijgedragen tot een versterking van de communicatieve vaardigheden van de leerlingen bij sollicitaties.
8
Maar hoe mooi een project ook in elkaar zit, als de leerlingen er geen interesse voor hebben en zich vastklampen aan hun eigen leefwereld dan wordt het wel heel moeilijk. Dat ervoer het KTA Leerwerkcentrum uit Oostende toen het in 2008 een project opzette voor de begeleiding van tienermama’s bij hun zwangerschap en na de geboorte van hun kind. Verschillende partners stonden beurtelings in voor de begeleiding en de activiteiten van de tieners: in de eerste plaats het Inloopteam Viertorre en vormingswerkers van het JAC/ Passe Partout, maar ook Kind en Gezin, leerlingen van het laatste jaar Kinderverzorging van het Vesaliusinstituut en Kraamzorg. In de loop van het project werd het netwerk van partners nog verder uitgebreid met VTI-CDO, het LOP (lokaal Overleg Platform), en Vorming+ om in een vervolgproject naast het openbaar onderwijs ook het vrij onderwijs te bereiken. Ondanks al deze inspanningen bleek dat schoolherstel voor deze meisjes helemaal niet vanzelfsprekend was. Uiteindelijk bleek het project succesvol voor de helft van de leerlingen.
3. Succesvolste methodieken: geïntegreerd leren en time-out In de voorbije vijf jaar steunde het ING Mecenaatsfonds in Vlaanderen vooral projecten in het domein van het geïntegreerd leren en de time-out. Blijkbaar geven deze projecten de leerlingen sneller het gevoel dat ze zinvol bezig zijn. a. Geïntegreerd lesgeven: Ruwbouwproject Een knappe illustratie hiervan is het project ‘Leren in levensechte contexten: aannemen van ruwbouwconstructies voor non-profitorganisaties’ dat uitgaat van de Technische Scholen Mechelen en in 2008 werd gesteund door het Mecenaatsfonds ING. Leerlingen van de afdeling Ruwbouw van het beroepssecundair onderwijs en van het specialisatiejaar Renovatie bouwden in het kader van dit project een scoutslokaal in Boortmeerbeek. Gekoppeld aan de uitvoering van het bouwproject werd er geïntegreerd lesgegeven. De leerlingen berekenden de kostprijs van het bouwproject, stelden een planning op en bestudeerden de technische voorschriften. Zowel op uitvoerings- als het technisch niveau hebben de projectverantwoordelijken aldus een levensechte en geïntegreerde leercontext kunnen aanbieden die aansluit op het latere beroepsleven. De jongeren zelf vonden het een erg positieve ervaring. Ze leerden veel bij op professioneel vlak, maar ook qua teamspirit, sociale vaardigheden enz. De leerlingen zijn echt fier op hun werk, ze voelden zich ook betrokken bij het project en namen hun verantwoordelijkheid op. Ze vergaten soms “dat ze op school zaten”: sommigen bleven langer op het werk tot hun opdracht voor die dag volledig af was. De scouts waren uiteraard blij met het nieuwe lokaal en het project creëerde ook een sneeuwbaleffect: er werd al gestart met een tweede project in dezelfde lijn.
Een leerling vatte het mooi samen: “Het scoutsproject vond ik een goede leerwijze van de bouw, je moest niet op school muurtjes metselen die achteraf moesten worden afgebroken. De scoutslokalen blijven staan. Ik heb veel bijgeleerd. Nu zie je die lokalen staan en kunnen we zeggen: wij hebben ze vanaf de vloerplaat tot de welfsels en het dak gemetseld.” (Technische Scholen Mechelen, Mechelen)
9
b. De Mobiele werkplaats Geïntegreerd leren kan ook via een Mobiele Werkplaats. Arktos, een centrum dat op verschillende plaatsen in Vlaanderen vormingsprojecten voor jongeren met moeilijkheden opzet en sociaal begeleidt, startte in 2009 met een Mobiele werkplaats voor dergelijke jongeren. Via het aanleren van technische vaardigheden wou het centrum een aantal van hen opnieuw op het juiste spoor te zetten. De werkplaats biedt plaats aan gereedschappen en machines om laagdrempelige opdrachten uit te voeren die in het interesseveld liggen van de betrokken jongeren en nauw aansluiten bij hun opleiding: lasopdrachten, houtbewerking, schilderopdrachten, decoratie enz. In een eerste fase werden de jongeren geactiveerd en gemotiveerd bij het uitdenken en bouwen van de mobiele werkplaats. Deze fase werd afgerond met een toonmoment. De jongeren leidden de uitgenodigde partners en hun ouders rond in de Mobiele Werkplaats, die ze hadden omgedoopt tot ‘Onze Koe’, en gaven aan wat hun eigen bijdrage was: een afsluitende succeservaring! In een latere fase werd ook het huisje van een bejaarde man opgeknapt alsook een noodwoning van het OCMW van Beerse. Dat is een van de partners, naast het OCMW en de Stad Turnhout, vormen alle CDO’s en CLB’s uit de regio allemaal potentiële opdrachtgevers. De middelen van het Mecenaatsfonds ING werden vooral gebruikt voor de aanschaf van het materieel voor de werfwagen. Het project zal echter ook in de toekomst extra financiële middelen nodig hebben omdat de werkingsmiddelen niet volstaan om de kosten te dekken. De Mobiele Werkplaats toont alvast aan dat een nietschoolse aanpak wonderen kan doen zonder dat het doel van de schoolloopbaan in het gedrang komt. c. Time-out en psychosociale begeleiding: Zorgboerderij Op een zorgboerderij ligt de klemtoon helemaal op een alternatieve psychosociale begeleiding en het herstel van het zelfvertrouwen. De kracht van een zorgboerderij kan worden samengevat in vier punten: (1) buiten bezig zijn met fysieke activiteiten i.p.v. praten over, waardoor de energie van de jongeren op een positieve manier kan worden aangewend, (2) de leerlingen worden ernstig genomen: contact met de zorgboer/in op voet van gelijkheid en weg van de structuur van de klasgroep, (3) contact met dieren: is gemakkelijker dan met mensen en biedt kansen om opnieuw vertrouwen op te bouwen met mensen, (4) de kracht van het gewone leven: de zorgboer en zijn vrouw zijn geen professionele hulpverleners, ze aanvaarden de jongere zoals hij is. In 2009 steunde het Mecenaatsfonds ING een zorgboerderijproject van het Steunpunt Welzijn Groene Zorg Oost-Vlaanderen, uit Aalst. Het richtte zich tot 31 Buso-leerlingen die hun schoolopleiding definitief wilden afbreken: 18 jongeren kwamen door het project tot andere gedachten, 7 leerlingen gingen niet terug naar school, en over de overige 7 beschikt de projectverantwoordelijke over geen informatie. Het falen heeft meestal te maken met vier redenen: een ernstige psychiatrische problematiek, time-out na een schorsing (dus niet preventief), ouders staan er niet achter, time-out onvoldoende voorbereid.
10
Net als in andere time-outprojecten biedt een zorgboerderij aan leerlingen, die een grondig verstoorde relatie met de school hebben, de mogelijkheid om hun leertijd voor een afgebakende periode buiten de school door te brengen. Het is de bedoeling om de leerling weer terug op school te krijgen. Zowel de leerling als de school krijgen een adempauze. Als het goed is, bloeit de jongere open en komt hij tijdens een time-out volledig tot rust. Doorgaans is dat het geval bij meer dan de helft van de leerlingen met problemen. De experts beklemtonen dan ook dat schoolmoeheid bij velen een tijdelijk fenomeen is: “Wie op 16 jaar wil afhaken en dankzij een time-out toch heeft doorgezet, is op 18 jaar vaak des te gelukkiger met het behaalde diploma”.
Een BUSO-leerling van 14 jaar heeft ADHD en een hechtingsstoornis. De ouders zijn gescheiden, de jongere zit op internaat. Op school zette de leerling de klas op stelten en genomen tuchtmaatregelen hielpen niet. Hierop besloot de school hem een voltijdse time-out op te leggen, weg van de school. Uit gesprekken met de jongere bleek dat hij op maandag geen medicatie innam en daardoor veel drukker was. Hij voelde zich niet goed in de leefgroep en voelde zich niet aanvaard door bepaalde leerkrachten Zijn klasgenoten zetten hem aan tot grensoverschrijdend gedrag. De jongere was echter wel gemotiveerd om metser te worden. Door middel van het natuurproject werd hem geleerd om rustig te worden via mindfulness. Na verloop van tijd was een deeltijdse herintrede in de klas mogelijk, startend met vakken waar het goed liep. Via terugkoppeling naar time-out werd het proces geëvalueerd. Ook klasgesprekken vonden plaats tussen time-outbegeleider en leerlingenbegeleider in verband met de verantwoordelijkheden tegenover de jongere, alsook een herstelgesprek met een leerkracht waarmee het minder goed liep. Voortaan zouden de ADHD-medicijnen ingenomen worden op school zodat dit niet vergeten werd. Er kwamen ook gesprekken met het internaat: hoe hij zich voelde in de leefgroep. Na afloop van de wachttijd meldde hij zich aan in de kinderpsychiatrie voor verder onderzoek om hem te begeleiden. Nadien kwam dan de voltijdse herinstap op school. Nu volgt de jongere het tweede jaar Bouwkunde. Hij heeft soms nog moeilijke momenten, maar hij heeft ermee leren omgaan. Schooluitval werd voorkomen. (Maatwerk, Secundaire scholen Sint-Ferdinand, Lummen)
d. De ervaringen inzake ‘Service d’Accrochage Scolaire’ in de Franstalige Gemeenschap Ook in de Franstalige Gemeenschap is een gelijkaardig concept van ‘time-out’ in volle expansie onder de noemer van ‘Service d’Acchrochage Scolaire’ (SAS/Dienst voor Schoolherstel). In Bergen probeert SAS jongeren af te helpen van hun schoolmoeheid via een verrijkende ervaring in de natuur. De projectjongeren werkten in 2009 samen met de beheerscomités van de natuurgebieden in de Hainevallei. De actieve participatie van de jongeren aan dit verantwoord project van openbaar nut bevorderde hun schoolherstel. Het schoolgedeelte werd eveneens benaderd via een informaticaworkshop en een fotoworkshop waar de jongeren didactische informatieborden voor de natuurgebieden maakten. Met de medewerking van de natuurvereniging Natagora droegen ze ook bij aan een beheersplan voor de algemene bescherming van de natuurgebieden in de vallei en tot het gedeeltelijk toegankelijk maken van het natuurgebied van Marionville voor minder mobiele personen. Het project bood de jongeren een projectdynamiek aan waarin ze als actor actief concrete werkzaamheden uitvoeren. De verworven vaardigheden zijn nuttig om hun schoolloopbaan terug op de sporen te zetten.
11
4. Aanpak op maat: natuurprojecten In het algemeen proberen de projecten die worden gesteund door het Mecenaatsfonds ING zoveel mogelijk in te spelen op de noden van hun doelgroep. Meestal wordt er daarom gewerkt rond vier vaardigheden: existentiële competenties, sociale vaardigheden, technische kennis en vaardigheden, schoolvakken. De klemtonen verschillen sterk. Ook de pedagogische benadering is zeer gevarieerd. Naast werkervaring, psychosociale begeleiding en schoolherstel, wordt ook gewerkt via educatie voor duurzame ontwikkeling en projectwerking, praktijklessen met zinvolle opdrachten, zelfstandig ondernemen, leren leren, de impact van zorgboerderijen, de werking van inloopteams, mindfulness, integrale aanpak, ervaringsleren. Veel conclusies kunnen hier niet worden uitgetrokken, tenzij misschien dat de aanpak vaak zo verscheiden is dat enkel het label ‘op maat’ erbij past. Bij het overlopen van de projecten valt het wel op dat niet alle projecten mikken op schoolherstel. Vaak vinden projectverantwoordelijken hun project volledig geslaagd als de leerlingen na afloop starten met een vernieuwd persoonlijk traject of kiezen voor een andere oriëntatie. Soms hebben jongeren niet alleen een afkoelingsperiode nodig buiten de school, maar is terug naar school gaan niet echt een optie. Vaak kiest men hiervoor natuurprojecten. Een voorbeeld: Sint-Ferdinand, een school voor buitengewoon onderwijs (BUSO), begeleidde op drie jaar tijd 31 leerlingen via natuurprojecten. Drie van hen haakten af wegens fysieke agressie naar begeleiders, druggebruik, ongeïnteresseerde ouders, een ernstige psychiatrische problematiek. Het gaat om jongeren die vastlopen op school en reeds op een wachtlijst staan voor deeltijds onderwijs of externe, intensieve residentiële kinder- en jeugdpsychiatrie. Omwille van de lange wachtlijsten worden deze jongeren soms bedreigd met schoolval: ze blijven thuis omdat ze de schoolse druk niet aankunnen of ze dreigen geschorst te worden en vinden moeizaam een nieuwe school. Door met deze jongeren de natuur in te trekken en groenwerken uit te voeren, wordt de wachtperiode op een zinvolle manier overbrugd: de jongeren blijven dichtbij de school, maar zijn rustiger. Ze worden ook beter voorbereid om in te stappen in de externe hulpverlening of in een nieuwe setting waarvoor ze aangemeld zijn. De jongeren zien hun toekomst met minder angst tegemoet. Ook hun directe omgeving kan meer tot rust komen: de ouders kunnen opgelucht ademhalen, medeleerlingen en leerkrachten genieten van een rustiger sfeer in klas. De hulpverleningspartners komen tot een betere samenwerking en afstemming omtrent het traject van de jongeren. De pedagogische benadering beklemtoont drie zaken: mindfulness/autoritatief werken vanuit binding; praten over problemen terwijl er gewerkt wordt in de natuur, stimuleren van binding met de school vanuit de jongere en vanuit de school. Steeds vaker gewaagt men in dit verband ook van time-outprojecten, maar de experts zijn daar niet gelukkig mee. An Leus: “Al sinds de start in 1998 mikt time-out op projecten die met een bepaalde methodiek werken rond bepaalde doelstellingen: een jongere kortstondig uit het lesgebeuren halen om met hem te werken aan persoonlijke doelstellingen om definitieve schooluitval te voorkomen en met als doel om in dezelfde richting, klas en school terug te stromen”. Bea Vandewiele, een gedetacheerde leerkracht, sluit zich hierbij aan: “Het concept time-out moet naar mijn mening zorgvuldig bewaakt worden: een reïntegratie in het onderwijs moet de doelstelling blijven”.
12
5. Structurele inbedding en evaluatie van projecten a. Geen eenmalige projecten Het Mecenaatsfonds ING steunt aan de ene kant geen eenmalige projecten, maar aan de andere kant loopt de steun in de regel niet langer dan een jaar. Is dat geen contradictie? Toch niet, zeggen de onafhankelijke experts: “Het gaat meestal om kleine projecten die al ingebed zijn in de structurele werking van een organisatie, maar ze hebben extra financiële input nodig om op eigen kracht verder te kunnen”. Zo ontving het Jongerencentrum CIDAR in 2007 10.000 euro om een tijdschrift (Radick) te publiceren en multimediale projecten uit te voeren. 66 jongeren werkten mee aan het project. De steun van het Fonds werd gebruikt om het lokaal operationeel en gezellig te maken en om materiaal aan te kopen. Bea Vandewiele: “De infrastructuur mooier maken en de werkervaring die de leerlingen opdeden, zaten niet in de reguliere financiering. Dankzij de steun van het Mecenaatsfonds ING kreeg het project de kans om iets nieuws uit te proberen en om zijn voorbestaan te verzekeren”. In afwachting van structurele inbedding organiseert vzw Green al sedert 2004 geregeld ‘Mission 21’. Green geeft maatschappelijk kwetsbare jongeren daarbij de kans om zelf een vormingstraject op te zetten over duurzame ontwikkeling. Alle jongeren die deelnamen aan Mission 21 in 2004 en in 2006 maakten hun middelbare school af en behaalden hun diploma! Mission 21 draagt bij aan de sociale en emotionele omstandigheden. Hun welbevinden neemt toe en ook hun maatschappelijke betrokkenheid wordt aangewakkerd. Ze leren duurzaam leven. In de toekomst wil Green de specifieke werking voor kwetsbare jongeren structureel integreren in haar gewone werking. In 2008 leverde het project een spectaculaire case op: D. is geplaatst in een jeugdinstelling en is ongelukkig op school. Hij doorliep het hele traject en nam daarnaast als enige BSO-leerling deel aan het Schelde Jongerenparlement. D. koos vervolgens samen met Green een andere school, richting Bouwkunde en werkte daar een project rond duurzame straatverlichting uit. (vzw Green, Elsene)
Vanuit de bijzondere jeugdzorg wordt het structurele element echter gerelativeerd. JeanPierre Van Hee, projectleider Integrale Jeugdhulp bij de Vlaamse overheid, vindt de structurele component niet noodzakelijk: “Zien dat probleemjongeren die het op school echt niet meer zien zitten, enthousiast zijn over artistieke projecten is op zich al belangrijk”. Op dat moment is de projectsteun dus al goed besteed.
13
b. Leerlingen en partners betrekken bij de evaluatie Voor Van Hee is er naast het proces dat jongeren doormaken tijdens een project nog een tweede criterium erg belangrijk: elk project moet gekoppeld zijn aan een vorm van evaluatie en zelfreflectie. Ook de jongeren zelf moeten daarbij betrokken zijn: “Kan deze aanpak dienen voor volgende keer. Hoe? Waarom maken we een film?” Dat past in een professionele aanpak. Dan kan er ook adequaat bijgestuurd worden. En voor de leerlingen betekent het tevens zowel tijdens als na het project een erkenning van hun prestaties. In ‘Schone Mensen - Lichtjes in de ogen’ (2009) van het CLW Trefpunt, een filmproject om leerlingen succeservaringen te laten opdoen, mondden de evaluatiesessies met de leerlingen geregeld uit in diepgaande gesprekken. De jongeren zelf hechtten ook veel belang aan het schriftelijk evaluatieverslag dat ze meekregen na afloop. Koppel daaraan het feit dat de opkomst heel hoog zat ondanks tal van hardnekkige spijbelaars die deel uitmaakten van de groep. Resultaat: 48 van 56 de deelnemers rondden het project succesvol af. Conclusie van het CLW Trefpunt: een goede groepsdynamiek is een ideaal oefenterrein voor sociale vaardigheden. Als er verschillende partners baat hebben bij een project, weegt het eindresultaat nog zwaarder door. Dat bleek duidelijk bij een buddyproject (2009) in Dendermonde waarbij studenten uit het hoger onderwijs leerlingen in de eerste graad van het secundair onderwijs begeleidden bij hun huiswerk. Drie partijen hadden baat bij deze ‘huiswerkschool’: (1) de 27 leerlingen uit 3 verschillende scholen, die extra ondersteuning hebben gekregen bij hun taken en lessen (op het vlak van studiemethode, verantwoordelijkheden nemen, leren leren en op het vlak van timemanagement); (2) de leerkrachten van het secundair onderwijs hebben extra ondersteuning gekregen bij hun pedagogische en motiverende opdracht inzake leerlingen met problemen; (3) de studenten hebben als toekomstige leerkracht kennis gemaakt met diversiteit in het onderwijs. Zij hebben ervaringen opgedaan met betrekking tot leerzorg in het onderwijs. Het is voor hen een toegevoegde waarde aan hun opleiding tot leerkracht en het is een verrijking voor hen als persoon. De experts beklemtonen ook dat de evaluatie van de projecten erg belangrijk is voor het formuleren van beleidsaanbevelingen. Ook na vijf jaar werking van het Mecenaatsfonds blijft dit aspect erg belangrijk. An Leus: “Naar mijn ervaring gaapt er een steeds grotere kloof tussen wat het beleid denkt, doet en betaalt, en wat er nodig is voor de meest kwetsbare jongeren. Wat de fondsen dan opvangen met hun projectsteun. Onder meer rond een breed uitvalpreventieactieplan moet er blijvend worden teruggekoppeld en beïnvloed”.
6. Algemeen besluit Dit korte overzicht geeft een beeld van de problematiek van jongeren die het op een bepaald moment niet meer zien zitten op school én van de antwoorden die Vlaanderen daar met de steun van het Mecenaatsfonds ING tracht op te geven. Er zijn nog tal van andere projecten zoals opleiding via sport, informatica, individuele psychosociale begeleiding… en zovele andere initiatieven die de verscheidenheid en de zinvolheid van het Fonds illustreren. Maar hoe moet het nu verder? Kan het Mecenaatsfonds ING het verschil maken door te blijven voort werken op het elan dat gedurende vijf jaar werd opgebouwd of moeten er nieuwe experimenten worden opgezet?
14
In het algemeen vinden de experts dat de bestaande lijn moet worden doorgetrokken: een tijdelijk alternatief bieden aan jongeren die het op school en vaak ook daarbuiten niet meer zien zitten. Als de pedagogische middelen op het niveau van de school uitgeput zijn, kan de meerwaarde van het Mecenaatsfonds ING het grootst zijn. Zoiets is natuurlijk gemakkelijker gezegd dan gedaan. In de praktijk moet het Mecenaatsfonds ING bij de selectie van de projecten voortdurend op zoek gaan naar het juiste evenwicht tussen preventie, genezen en opnieuw instappen in de schoolloopbaan, en het moet keuzes maken tussen projecten van ervaren spelers en die van kleine verenigingen op het terrein, tussen de goeddraaiende, klassieke projecten en meer gedurfde, vernieuwende, maar ook meer risicovolle initiatieven. Het belangrijkste is dat jongeren met moeilijkheden terug op het juiste spoor geraken. Nog twee andere selectiecriteria zijn belangrijk: de participatiegraad van de jongeren en een invalshoek die eerder gericht is op de jongere dan op het klassieke schoolprogramma. Niemand twijfelt eraan dat jongeren maar kunnen slagen als ze beschikken over een aantal basisvaardigheden: zelfvertrouwen, uitdrukkingsvermogen, respect voor de ander, begrip en respect voor de richtlijnen – en, maar bovenal, de zin om te leren. Volgens de experts is een steunbedrag dat kan oplopen tot 10.000 euro in overstemming met de opdracht van het Mecenaatsfonds ING. Nicole Vettenburg beklemtoont dat “projectaanvragers dat bedrag doorgaans positief waarderen”. De lonen van projectmedewerkers kunnen daarmee uiteraard niet worden betaald, maar er is niemand die dat verwacht van het Mecenaatsfonds ING. De experts zijn wel van mening dat het Ministerie van Onderwijs meer kan en zou moeten doen voor kwetsbare jongeren die dreigen af te haken op school. Het beleid zou bijvoorbeeld kunnen zorgen voor een betere financiële verankering van de bestaande projecten. Maar veel illusies maken ze zich niet, want op dit ogenblik ziet het er in Vlaanderen qua subsidiëring helemaal niet goed uit op dit vlak. Hoewel alle secundaire scholen sinds vorig jaar een beroep kunnen doen op time-outprojecten als een vorm van hulpverlening, loopt het immers toch mis. Vorig jaar subsidieerde het Ministerie van Onderwijs 182 lange en 654 korte timeoutprojecten. Probleem: er waren 398 lange en 924 korte time-outprojecten aangevraagd. Tweede probleem: naast de reguliere time-outprojecten die in aanmerking komen voor overheidssteun zijn er nog altijd alternatieve projecten die een gebrek hebben aan financieringsbronnen. En ondertussen blijft de niet-gekwalificeerde uitstroom maar stijgen! Scholen blijven dus aangewezen op creatieve oplossingen en steun zoals die van het Mecenaatsfonds ING.
Dank aan de personen die bijgedragen hebben tot de realisatie van deze brochure De experten die deel uit maken van de selectie jury en die zich bereid getoond hebben om deze brochure te realiseren zijn: An Leus (Stedelijk Vormingscentrum Arktos Antwerpen Stad), Laurent Thijs (Netwerk leerrecht), Jean-Pierre Van Hee (Integrale Jeugdhulp), Bea Vandewiele (Germaniste, lerares) en Nicole Vettenburg (UGent – Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen). We danken hen van harte voor hun medewerking, alsook alle projectverantwoordelijken van wie we de projectverslagen konden inkijken.
15
Ideeënbus
Hierbij voegen we nog enkele denkpistes die de verenigingen/instellingen gesteund door het Mecenaatsfonds ING met succes hebben gevolgd in hun acties gericht op de jongeren die ze begeleiden. Aarzel niet om hieruit inspiratie te putten ! 1. Zo vroeg mogelijk reageren bij kinderen die schoolmoeilijkheden ondervinden laat toe om die kinderen, die juist nood hebben aan bepaalde pedagogische begeleiding of nood hebben aan een omkadering door een passende vertrouwenspersoon, terug op het goede spoor te zetten. 2. Preventie kan ook helpen om kinderen in moeilijkheden en hun ouders – die vaak even verloren zijn – te oriënteren naar gespecialiseerde diensten voor problemen los van de school, dit alvorens de situatie verergert. 3. Door de band te behouden met de school, laten de projecten aan de jongeren de mogelijkheid om het vertrouwen in hun schoolloopbaan te herwinnen. De school heeft voor de jongeren van deze leeftijdscategorie een belangrijke plaats in hun sociaal leven en blijft de belangrijkste plaats om te leren. 4. De verenigingen en instellingen hebben een uiterst belangrijke overgangsrol: ze laten toe om een dialoog te verzekeren tussen de school en de familie, maar tegelijk blijven ze buitenstaander ten opzichte van deze twee partijen met wie de jongere zich in een conflictsituatie bevindt. 5. De verdere ontwikkeling van de sociale vaardigheden kan een niet-verwaarloosbare impact hebben op het gedrag in de klas en erbuiten. Het leren respect tonen voor anderen en het ontwikkelen van zelfrespect en zelfstandigheid hebben een positieve invloed die voelbaar is in het dagdagelijkse leven van de jongere en zijn omgeving. 6. Geen angst hebben om schoolvakken en techniek te benaderen via creativiteit, sport en plezier. Voor jongeren die helemaal geen aansluiting meer vinden bij de school, is enkel nog de zin om te leren belangrijk. Om dit terug te stimuleren moet er soms naar de minder conventionele methodes gegrepen worden. 7. Het letterlijk of figuurlijk verlaten van de schoolomgeving waar de jongere gefaald heeft en het voorstellen van een positief model kan de jongere helpen om zich te investeren in een concreet en meer herwaarderend project (organiseren van een eindejaarsconcert, opnemen van een video, een sociaal project, …). Het zal de jongere helpen om opnieuw in een positieve spiraal te treden. 8. Een project moet gekoppeld worden aan een vorm van evaluatie en zelfreflectie. Op deze manier kunnen projecten eventueel bijgestuurd worden maar voor de leerling zelf betekent het op de eerste plaats een erkenning van zijn prestatie zowel tijdens als na het project.
Brederodestraat 21 • 1000 Brussel Tel.: 02-511 18 40 • Fax: 02-511 52 21 •
[email protected] BANK VAN DE POST IBAN: 10 0000 0000 0404 BIC: BPOTBEB1
Copyright foto’s: © Outward Bound België VZW, © AISPIX, © Monkey Business, © Yuriy Zhuravov, © Vlavetal, © Schola ULB, © Andresr, © Tyler Olson, © David Stuart, © Photobank.ch, © Lee Prince, © CDBSO-VTI Dendermonde, © AFS - Joke Dujardin