MASTERTHESE Impliciete en expliciete attitudes over roken van kinderen uit groep 6 en groep 8 van de basisschool
Abstract. Roken is zeer schadelijk voor de gezondheid en ernstig verslavend. In dit onderzoek werden impliciete (onbewuste) en expliciete (bewuste) attitudes over roken gemeten bij kinderen in groep 6 en in groep 8 van de basisschool met twee variaties van de Implicit Association Test, de Single Catagory Association Test (SCIAT) en de Brief Implicit Association Test (BIAT). Bij de ouders werd het rookgedrag, de huisregels over roken en de interactie met het kind gemeten. Een lagere correlatie tussen impliciete en expliciete attitude werd verwacht in groep 8 dan in groep 6. Geen significant verschil werd verwacht tussen de impliciete attitudes van kinderen uit groep 6 en groep 8. Onderzocht werd of het rookgedrag van de ouders, de huisregels over roken en de interactie tussen ouders en kind een voorspeller zijn voor de impliciete en de expliciete attitude over roken. Kinderen in groep 6 en in groep 8 bleken vergelijkbare impliciete en expliciete attitudes te hebben. De uitkomsten van de SCIAT en BIAT verschilden niet significant tussen groep 6 en groep 8. De SCIAT bleek een valide instrument om de impliciete attitude te meten bij kinderen van deze leeftijdscategorie. De BIAT bleek in mindere mate geschikt op grond van de testresultaten en de uitvoering van de test. Er zijn geen voorspellers gevonden voor de impliciete en expliciete attitude over roken.
Universiteit van Amsterdam Faculteit der Maatschappij- en gedragswetenschappen Afdeling Psychologie Vakgroep Cursus Datum Student Studentnr Begeleiders
: Ontwikkelingspsychologie : Masterthese : 2 Mei 2012 : Peter Verschoor : 9752811 : W.J. Boendermaker MSc., Prof. dr. R.W.H.J. Wiers
1
INHOUD
Inleiding
3
Methode
7
Resultaten
11
Discussie
15
Literatuur
18
Bijlagen
1 Implementatie SCIAT / BIAT
22
2 Gevolgde route om D-waarden te berekenen
24
3 Uitwerking van een syntax om d-waarden te berekenen
26
4 Frequenties
31
5 Scholen
33
6 Vragenlijsten
41
7 Testopstelling
46
8 Leuke en stomme plaatjes
46
2
INLEIDING
Roken Volgens Stivoro (http://www.stivoro.nl) is roken een van de belangrijkste oorzaken voor ziekte en sterfte wereldwijd. Per jaar overlijden in Nederland bijna 20.000 mensen door een aan roken gerelateerde ziekte. Roken is verantwoordelijk voor 85% van de sterfte aan longkanker, 78% van de COPD-prevalentie en ongeveer 80% van diverse vormen van kanker in het hoofdhalsgebied. Daarnaast is circa 21% van de sterfte aan coronaire hartziekten, 14% van de sterfte aan beroerte en 10% van de sterfte aan hartfalen te wijten aan roken. Roken is nog steeds de belangrijkste vermijdbare risicofactor van voortijdig overlijden aan COPD, hart- en vaatziekten en kanker (CBS Doodsoorzakenstatistiek; http://www.cbs.nl). Rokers hebben een grotere kans op postoperatieve complicaties. Verder is bij rokers het risico groter op allerlei luchtwegklachten, zoals respiratoire symptomen (hoesten, slijm, ademnood), vroege achteruitgang in longfunctie en aan astma gerelateerde symptomen. Roken gaat gepaard met een slechtere kwaliteit van leven, meer ziekteverzuim en een hoger zorggebruik (http://www.surgeongeneral.gov/library/smokingconsequences). Maar ook meeroken leidt tot gezondheidsschade en voortijdige sterfte. Zo verdubbelt de kans op wiegendood en zijn er aanwijzingen dat zowel prenatale als postnatale blootstelling aan rook bepaalde cognitieve vaardigheden en gedragskenmerken van kinderen, zoals activiteit en concentratievermogen negatief beïnvloedt (Gezondheidsraad, 2003). Rook bevat een aantal giftige stoffen zoals nicotine, aceton, arsenicum, butaan, cyanide, tolueen, cadmium en benzeen. De nicotine in tabak is verantwoordelijk voor de typische kenmerken van een verslavende stof: sensitisatie, tolerantie, fysieke afhankelijkheid en euforie. Roken is dan ook hardnekkig verslavend (Baker, Brandon, & Chassin, 2004), de hoge kosten van rookwaren ten spijt. Naast het aanmoedigen om te stoppen met roken wordt er veel inspanning verricht om te voorkomen dat jongeren gaan roken. De adolescentie is een kwetsbare periode voor roken en afhankelijkheid van roken (Baker et al., 2004). Al decennialang wordt er onderzoek gedaan naar het rookgedrag van jongeren en hun ouders. Onderzoek laat een relatie zien tussen rookgedrag van ouders en het beginnend rookgedrag van hun kinderen. Otten, Engels, Van de Ven, en Bricker (2007) vonden steun voor de 'delayed modeling hypothesis' die zegt dat roken van ouders de kans vergroot dat hun kinderen gaan roken, ook wanneer de ouders jaren ervoor zijn gestopt. De kans dat kinderen gaan roken is het kleinst als de ouders nooit gerookt hebben of gestopt zijn vóór de geboorte van hun kinderen. Adolescenten met rokende ouders hebben het grootste risico rokers te worden. Naast de modeling kan een mogelijke verklaring zijn dat ouders die roken of gerookt hebben toleranter zijn naar hun rokende tieners. Ook maakt het deze ouders minder geloofwaardig als ze het roken van hun tieners ontmoedigen. 3
Attitude Aan elk gedrag, ook rookgedrag, gaat een aangeleerde intentie vooraf, die we attitude noemen (Ryckman & Ryckman, 1996). Een attitude helpt ons in ons dagelijkse leven om de objecten die we tegenkomen te evalueren en te associëren met goed of slecht, maar hoeft niet tot gedrag te leiden. Het bepaalt de innerlijke beweging die we maken, naar een object toe of ervan af. Vrijwel gedachteloos doet een attitude ons naderen tot een object dat we probalistisch evalueren als plezierig en ons verwijderen van een object dat waarschijnlijk onplezierig zal zijn (Fazio, 2007). In het 'Dual Attitude Model' van Wilson, Lyndsey en Schooler (2000) wordt onderscheid gemaakt tussen impliciete attitudes en expliciete attitudes. Wanneer iemand zich niet bewust is van een eigen oordeel of evaluatie spreken Greenwald, McGhee en Schwartz (1998) van impliciete attitudes. Impliciete attitudes zijn van onbekende herkomst, worden automatisch geactiveerd en beïnvloeden het gedrag onbewust omdat ze niet gezien worden als expressie van een attitude. Impliciete attitudes zijn associatieve processen die automatisch geactiveerd worden en consistent zijn. Een jong kind dat zijn ouders ziet roken evalueert dat onbewust als positief gedrag en zal een positieve associatie met roken behouden in de vorm van een positieve impliciete attitude over roken. Expliciete attitudes vereisen cognitieve capaciteit en motivatie voor bewustwording. Expliciete attitudes worden afgeleid van propositionele processen die het gevolg zijn van bestaande associaties en veranderen vrij gemakkelijk (Ratliff & Nosek, 2010). Expliciete attitudes over roken vinden hun oorsprong in recente ervaringen met rookgedrag en zijn cognitief toegankelijk (Rudman, Phelan, & Heppen, 2011). Adolescenten hebben bijvoorbeeld geleerd dat roken schadelijk is voor de gezondheid, maar die associatie kan teniet gedaan worden door een sociale omgeving waaraan deelname als belangrijk ervaren wordt en waarin roken als positief gedrag gezien wordt. Volgens Rudman (2004) is aannemelijk dat impliciete en expliciete attitudes van verschillende oorsprong zijn en daarom distincte constructen. Impliciete attitudes kunnen door expliciete attitudes overstemd worden, maar zullen daardoor niet verdwijnen. Dat is belangrijk voor programma's die tot doel hebben attitudes over roken te beïnvloeden, omdat zij doorgaans alleen de expliciete attitudes veranderen, maar in mindere mate de impliciete attitudes (Wilson et al., 2000). Omdat impliciete attitudes een grotere invloed hebben op startend rookgedrag van adolescenten dan expliciete attitudes, is het van belang rookpreventieprogramma's te evalueren met instrumenten die impliciete en expliciete attitudes kunnen meten (Andrews, Hampson, Greenwald, Gordon, & Widdop, 2010).
Attitude meten Om zoveel mogelijk jongeren ervan af te houden te gaan roken, is het van belang vóór die levensfase attitudes over roken te meten en te beginnen met voorlichting over de risico’s van ver4
slaving en gezondheidsrisico’s. De verslavingsrisico’s, de risico’s voor de gezondheid en de sociale omgeving zijn de drie risicofactoren van beginnend rookgedrag in de adolescentie (Andrews et al., 2010). Volgens Slovic (2000) worden de verslavings- en gezondheidsrisico’s door adolescenten onderschat, omdat zij slechts naar de kortetermijn risico’s kijken en niet naar de risico’s op langetermijn. Uit onderzoek komt naar voren dat de kans dat adolescenten gaan roken significant kleiner is als de ouders nooit gerookt hebben of vóór of kort na de geboorte van hun kind zijn gestopt met roken (Otten et al., 2007; Den Exter Blokland, Engels, Hale III, Meeus, & Willemsen, 2004). Als de ouders stoppen met roken als het kind 10 jaar is, is een positieve impliciete attitude over roken blijkbaar al gevormd. Impliciete attitudes voorspellen verslavingsgedrag beter dan expliciete attitudes (Thush & Wiers, 2007). Als we willen dat minder adolescenten gaan roken is onderzoek nodig naar de invloed die rookpreventieprogramma’s kunnen hebben op impliciete en expliciete attitudes over roken. Voor onderzoek naar de invloed op en van deze attitudes kunnen ze het best worden gemeten op verschillende momenten vóór en tijdens de adolescentie. In dit onderzoek is gekozen voor kinderen uit groep 6 en groep 8 van de basisschool. In 1930 vond LaPiere (1934) geen samenhang tussen gemeten attitude en overt gedrag. Zijn ervaringen tijden een rondreis met een Chinees paar langs hotels en restaurants in de Verenigde Staten kwamen geenszins overeen met de resultaten van een later gehouden enquête onder de eigenaren van de etablissementen over hun attitude over Chinezen. Thush en Wiers (2007) vonden dat impliciete attitudes gedrag beter voorspellen dan expliciete attitudes. Het lijkt aannemelijk dat het overte gedrag van de uitbaters gestuurd werd vanuit hun impliciete attitudes en hun antwoorden op de enquête door hun expliciete attitudes, gevormd door de toenmalige negatieve berichtgeving in de media over Chinezen. Expliciete attitudes worden sinds lange tijd gemeten met interviews en vragenlijsten. Vooral bij controversiële (bv. rookgedrag) en immorele (bv. fraude) onderwerpen treden meetfouten op als gevolg van 'response bias' zoals sociaal wenselijke antwoorden. Gemeten expliciete attitudes kunnen de ontwikkelaar van een preventieprogramma om die reden op het verkeerde been zetten. Voor de meting van impliciete attitudes bij volwassenen en kinderen is in ruime mate steun gevonden voor de validiteit van de IAT (Greenwald et al., 1998; Andrews et al., 2010). De IAT meet impliciete attitudes door het bepalen van de sterkte van mentale associaties tussen twee doelconcepten (bijvoorbeeld bloemen en insecten) en twee attributies (bijvoorbeeld goed en slecht). De IAT maakt gebruik van complementaire paren van concepten en attributies en kan daarom slechts de relatieve sterkte meten van paren van associaties en niet de absolute sterkte van enkelvoudige associaties (Karpinsky & Steinman, 2006). Veel concepten hebben een complement zoals manvrouw, passief-actief, zwak-sterk, enz. Voor een concept als 'roken' is dit lastiger. Gezond eten is 5
bijvoorbeeld geen goed complementair concept van roken, omdat verschillend gedacht wordt over de gezondheid van diverse voedingsmiddelen en zelfs van roken. IAT-concepten kunnen ambigue geïnterpreteerd worden (Karpinsky & Steinman, 2006). Bovendien is het lastig om stimuli te bedenken die geassocieerd kunnen worden met ‘niet-roken’. In dit onderzoek werden de metingen van impliciete attitudes uitgevoerd met twee variaties van de IAT, de Single Catagory IAT (SCIAT; Karpinsky & Steinman, 2006) en de Brief IAT (BIAT; Sriram & Greenwald, 2009). De SCIAT maakt geen gebruik van een complementair doelconcept. De SCIAT is ontworpen door Karpinsky en Steinman (2006) om de impliciete attitudes te meten over één enkel concept en bevat hetzelfde aantal blokken en trials als de IAT. Hun bevindingen gaven een sterke evidentie voor de betrouwbaarheid en validiteit van de SCIAT bij het meten van impliciete sociale cognitie. Er is nog geen onderzoek gedaan naar het meten van impliciete attitudes over roken met de SCIAT en dit onderzoek wil daar een bijdrage aan leveren. In dit onderzoek heeft de SCIAT één oefenblok van 24 trials en twee testblokken van elk 48 trials. Sriram en Greenwald (2009) ontwikkelden de Brief IAT (BIAT). De impliciete attitudes werden in hun onderzoek gemeten in twee blokken met in totaal 40 tot 64 trials. De BIAT heeft in vergelijking met de IAT sterk vereenvoudigde instructies. Verwacht wordt dat minder sprake zal zijn van variaties in responsstrategieën van de proefpersonen. Evenals de IAT kent de BIAT vier categorieën, maar de focus is op twee daarvan. De validiteit van de BIAT is vergelijkbaar met die van de IAT en daarmee is de BIAT een goed alternatief voor het meten van impliciete attitudes (Sriram & Greenwald; Rothermund & Wentura, 2010). In dit onderzoek heeft de BIAT vijf oefenblokken met 16 trials en twee testblokken met 32 trials. De expliciete attitude van de kinderen over roken werd gemeten met een vragenlijst die werd afgeleid van de vragenlijst zoals gebruikt door Andrews et al. (2010). De ouders kregen een vragenlijst over hun rookgedrag en de test van Fagerström. Met de test van Fagerström (Fagerström, 1978) werd de mate van nicotine-afhankelijkheid gemeten. Exploratief werd bij de ouders de interactie met hun kind gemeten. Uit onderzoek komt naar voren dat modeling door de ouders een belangrijke rol speelt voor het rookgedrag van adolescenten (Jackson & Henriksen, 1997). Gezinscohesie lijkt weliswaar een indirecte, maar toch een significante voorspeller te zijn (Cohen, Richardson, & Labree, 1994; Doherty & Allen, 1994; Harakeh, Scholte, Vermulst, De Vries, & Engels, 2004; Tilson, MCBride, Lipkus, & Catalano, 2004). Voor toekomstige rookpreventieprogramma’s kan het van belang zijn om de samenhang te kennen tussen de interactie tussen ouder en kind en de impliciete en expliciete attitudes over roken van de kinderen. Met deze kennis kunnen die programma’s worden aangepast.
6
Verwachtingen. In dit onderzoek werd verwacht dat er een lagere correlatie zou zijn tussen impliciete en expliciete attitudes in groep 8 dan in groep 6. Immers, de kans dat al geëxperimenteerd wordt met sigaretten in groep 8 lijkt groter dan in groep 6. Verwacht werd dat er geen significant verschil zou zijn tussen de impliciete attitude van kinderen uit groep 6 en die van kinderen uit groep 8. Impliciete attitudes worden gevormd in de eerste jaren van de jeugd en zijn resistent tegen veranderingen. Als laatste werd onderzocht of het rookgedrag van de ouders, de huisregels over roken en de interactie tussen ouders en kind een voorspeller zijn voor de impliciete en de expliciete attitude over roken. Ook werd gekeken naar de geschiktheid van de SCIAT en de BIAT om de impliciete attitude te meten bij kinderen van deze leeftijdscategorie.
Methode Deelnemers Het onderzoek werd verricht bij kinderen uit groep 6 en groep 8 van drie basisscholen, en hun ouders/verzorgers. Scholen in Amsterdam-Noord, Oostzaan en Wormer werden bereid gevonden mee te werken. De medewerking van elke school werd beloond met drie vlaaien voor de leerkrachten en een fles wijn voor de contactpersoon. Elk kind kreeg een KLM-pen. Aan de ouders/verzorgers van 152 jongens en 157 meisjes werd een informatiebrief verstuurd met daarin de mogelijkheid om deelname van hun kind te weigeren. De ouders/verzorgers van 19 kinderen gaven geen toestemming voor de deelname van hun kind aan het onderzoek. Van 17 kinderen werden geen data gevonden in de testresultaten. Waarschijnlijk is de zo nu en dan slechte internetverbinding tijdens het testen hieraan debet geweest. Eén kind was wegens ziekte niet aanwezig. De uiteindelijke verdeling over SCIAT en BIAT werd als volgt: Tabel 1 Toewijzing SCIAT en BIAT jongens
meisjes
groep 6
groep 8
groep 6
groep 8
SCIAT
30
40
31
39
BIAT
28
40
31
34
Materiaal Meten impliciete attitude. De BIAT en SCIAT werden in Flash geprogrammeerd en waren conceptueel identiek aan de SCIAT zoals ontwikkeld door Karpinsky en Steinman (2006) en de BIAT zoals ontwikkeld door Sriram en Greenwald (2009). De stimuli waren leuke en stomme plaatjes, 7
plaatjes met sigaretten en, bij de BIAT, plaatjes van schrijfgerei als neutrale stimuli. Om ambigue beoordeling van leuke en stomme plaatjes te voorkomen, konden de kinderen voor aanvang van de test de vier leukste en vier stomste plaatjes kiezen uit een serie van negen (zie bijlage 8). De stimuli waren 5,5 cm x 8 cm kleurenfoto’s met een 0,6 cm witte omranding, geprojecteerd in het midden van het scherm. De achtergrond van het scherm was zwart. Bij de SCIAT werden de attributies ‘leuk’ en ‘stom’ in witte tekst links- en rechtsboven weergegeven. Het doelconcept ‘roken’ werd daaronder weergegeven in één van de twee testblokken in random volgorde. Als de foto bij één van de concepten linksboven hoorde, moest de proefpersoon op de ‘d’-toets drukken, bij rechtsboven op de ‘k’-toets. De SCIAT bestond uit één oefenblok en twee testblokken. In het oefenblok werd geoefend met de concepten ‘leuk’ en ‘stom’. In de blokken 2 en 3 stond het woord ‘roken’ onder ‘leuk’ of ‘stom’. De volgorde waarin ‘leuk’ en ‘stom’ links of rechts stonden (counterBalLR) en de volgorde waarin ‘roken’ links of rechts stond (counterBalAttrib) was gerandomiseerd (zie Bijlage 1). Blok 1 had 24 trials, blokken 2 en 3 elk 48 trials. De BIAT bestond uit zeven blokken. Blokken 1, 2, 3, 5 en 6 waren oefenblokken met elk 16 trials, blokken 4 en 7 waren testblokken met elk 32 trials. De volgorde van de labels ‘wel erbij’ en ‘niet erbij’ en de volgorde van de stimuli ‘leuk’, ‘stom’, ‘roken’ en ‘schrijfgerei’ werden gerandomiseerd (zie Bijlage 1).
SCIAT
BIAT
De proefpersoon werd gevraagd de 'd'-toets in te drukken als de stimulus geassocieerd werd met het woord of de woorden midden-boven in het scherm en de 'k'-toets in alle andere gevallen. Scoringsprocedure. De door Greenwald, Nosek en Banaji (2003) aanbevolen scoringsprocedure werd gebruikt om de zogenoemde d-waarde te berekenen. Greenwald et al. toonden aan dat deze berekening psychometrisch correct is. De d-waarde is het gemiddelde verschil van de responstijden tussen de complementaire blokken gedeeld door de standaarddeviatie van de responstijden in beide blokken. Voor de SCIAT is dat het verschil tussen blok 2 en blok 3 en voor de BIAT tussen blok 3 en blok 6 en tussen blok 4 en blok 7. Blokken 3 en 6 zijn weliswaar oefenblokken, maar worden in 8
de aanbevolen scoringsprocedure meegenomen in de berekening van de d-waarde omdat ze een goede IAT-maat bleken, vergelijkbaar met blokken 4 en 7 (Greenwald et al.). Trials met een responstijd groter dan 10,000 ms werden verwijderd. Proefpersonen waarvan meer dan 10% van de trials een responstijd had van minder dan 300 ms kwamen in dit onderzoek niet voor. De richting van het verschil is zo berekend dat een hogere d-waarde een negatievere impliciete attitude over roken betekent. Na een foute toetsaanslag moesten de proefpersonen de correcte toets alsnog indrukken voordat de volgende trial begon. Deze responstijden werden niet meegenomen in de berekening en moesten worden verwijderd. Vervolgens werden de stappen gevolgd zoals beschreven door Greenwald et al.:
Tabel 2 Berekening van d-waarde BIAT
SCIAT
a)
bereken het gemiddelde van de correcte responstijden van elk blok (3, 6, 4 en 7)
bereken het gemiddelde van de correcte responstijden van elk blok (2 en 3)
b)
bereken de standaarddeviatie van blokken 3 en 6 samen en van blokken 4 en 7 samen
bereken de standaarddeviatie van blokken 2 en 3 samen
c)
vervang de responstijd van foute aanslagen door het resultaat van stap a) + 600 ms
vervang de responstijd van foute aanslagen door het resultaat van stap a) + 600 ms
d)
bereken het gemiddelde van de resulterende responstijden van elk blok
bereken het gemiddelde van de resulterende responstijden van elk blok
e)
bereken de verschillen B6-B3 en B7-B4 of B3-B6 en B4-B7 afhankelijk van counterBalAttr
bereken het verschil B3-B2 of B2-B3 afhankelijk van counterBalAttr en counterBalLR
f)
deel de verschillen door de standaarddeviatie berekend in stap b)
deel het verschil door de standaarddeviatie berekend in stap b)
g)
bereken het gemiddelde van de twee quotiënten van stap f)
De richting van het verschil in stap e) werd als volgt bepaald: Tabel 3 Invloed van balattr en ballr op de richting van het verschil tussen de blokken balattr = 0
balattr = 1
ballr = 0
d blok 3 – blok 2
d blok 2 – blok 3
ballr = 1
d blok 2 – blok 3
d blok 3 – blok 2
ballr = 0
d blok 7(6) – blok 4(3)
d blok 4(3) – blok 7(6)
ballr = 1
d blok 7(6) – blok 4(3)
d blok 4(3) – blok 7(6)
SCIAT
BIAT
9
Meten expliciete attitude. De expliciete attitude werd gemeten met een papieren vragenlijst waarop aangegeven kon worden op een 5-punts Likertschaal wat de proefpersonen vonden van kinderen die roken. Van de vijf attributies “populair”, “dom”, “cool”, “stoer” en “ziet er niet uit” konden de kinderen aankruisen of ze dat “heel erg”, “een beetje”, “soms wel”, “soms niet”, “meestal niet” of “helemaal niet” vonden. Als laatste werd gevraagd of het kind dacht te gaan roken en dat kon aangegeven worden met “ja”, “misschien wel”, “weet ik niet”, “waarschijnlijk niet” en “nee” (zie bijlage 6).
Vragenlijsten ouders/verzorgers. Alle ouders/verzorgers van de kinderen kregen vier vragenlijsten thuisgestuurd (zie bijlage 6). De “Vragenlijst rookgedrag ouders” vroeg naar het rookgedrag van de ouders. Aangegeven kon worden of men nooit gerookt had, ooit een sigaret geprobeerd had, of men de laatste vijf jaar gerookt had, of men gestopt was met roken vóór of na de geboorte van hun kind en of men meer of minder dan vijf sigaretten per dag rookte. De vragenlijst van Fagerström (Fagerström, 1978) mat de afhankelijkheid van nicotine. De “Vragenlijst over roken van kinderen” vroeg naar de huisregels over roken. De lijst is gemaakt ten behoeve van dit onderzoek en de betrouwbaarheid en validiteit zijn niet onderzocht. Op een vijf-punts Likertschaal kon aangegeven worden in hoeverre de ouders grenzen stelden aan het roken van de kinderen. De ouders konden aangeven of de acht stellingen helemaal, grotendeels, enigszins, nauwelijks of helemaal niet van toepassing waren. De “Vragenlijst voor de ouders” mat de interactie tussen de ouders en het kind. De vragen zijn afkomstig uit de Ouder-Kind Interactie Vragenlijst Revised (OKIV-R, Lange, Evers, Jansen, & Dolan, 2002). De OKIV-R is een zelfbeoordelingsvragenlijst waarmee de verhoudingen tussen ouders en kinderen gemeten kan worden. De lijst kent twee subschalen, conflicthantering en acceptatie. Uit elke subschaal werden de vijf items met de hoogste factorlading genomen voor de vragenlijst van dit onderzoek.
Procedure De metingen werden verricht op drie basisscholen in Amsterdam-Noord, Oostzaan en Wormer. De kinderen werden individueel getest. Op twee scholen werd de test afgenomen in een open en toegankelijke ruimte waar nu en dan rumoerige kinderen langs liepen. De concentratie van de kinderen leek daar niet onder te lijden. Op de school in Amsterdam-Noord kon de docentenkamer gebruikt worden, een veel rustigere werkomgeving. De SCIAT en BIAT werden geactiveerd met een internetverbinding naar ‘UvA TOP test site’ vanaf een Lenovo T410 laptop. De kinderen hadden voor de uitvoering van de test de beschikking over een eigen 17 inch scherm, toetsenbord en muis welke gekoppeld waren aan de laptop (zie bijlage 7). De keuze voor een target werd gemaakt met de d- of de k-toets die met blauwe plakkertjes met een ‘D’ en ‘K’ erop duidelijk te onderscheiden was van 10
de andere toetsen. Voor aanvang van de testen werd in de klas door de proefleider een korte uitleg gegeven over het onderzoek. Als de kinderen de instructies op het scherm niet begrepen, kregen ze uitleg van de proefleider. Dit was in groep 6 het geval bij ongeveer de helft van de kinderen, in groep 8 bij ongeveer 10%.
Resultaten SCIAT/BIAT. Proefpersonen kregen om en om de SCIAT of de BIAT toegewezen. De d-waarde werd zo berekend dat een hogere waarde een negatievere attitude over roken betekende. In een voorbereidende analyse werd één uitbijter (pp 183) verwijderd. De gemiddelde d-waarde van de SCIAT was 0.34 en geeft daarmee een gemiddelde negatieve impliciete attitude over roken aan. Uit een ‘single sample t-test’ met gemiddelde nul bleek een significant SCIAT-effect, t(139) = 13.50, p < .001. De BIAT had een gemiddelde d-waarde van 0.08. en er was geen significant BIAT-effect t(131) = 1.89, p = .06. Beide testen bleken een normale verdeling te hebben, ook als gecontroleerd werd voor school, sekse of groep (zie bijlage 5). De uitkomsten van SCIAT en BIAT verschillen significant, zowel in groep 6 (t = -3.478, df = 118, p = .001, d = .62) als in groep 8 (t = -3.989, df = 150, p < .001, d = .60). De uitkomsten van de SCIAT en BIAT verschilden niet significant tussen groep 6 en groep 8, tussen jongens en meisjes en tussen scholen (zie tabel 4). Tabel 4 Verschillen tussen groepen, sekse en scholen groep t = -0.891 SCIAT sekse t = -0.746 groep t = -0.399 BIAT sekse t = -0.560 SCIAT school F(2,138) = 2.652 BIAT school F(2,132) = 0.308
df = 138 df = 138 df = 130 df = 130
p = 0.374 p = 0.457 p = 0.690 p = 0.577 p = 0.074 p = 0.735
Noot. **=Correlatie is significant op het 0.01 niveau (2-tailed), *=Correlatie is significant op het 0.05 niveau (2-tailed)
Als meer dan 10,000 ms verstreken voordat de proefpersoon op een toets drukte, werd in een instructie op het scherm alsnog gevraagd de goede toets in te drukken. Dat gold ook als op de verkeerde toets werd gedrukt. Tabel 5 geeft aan hoe vaak dat gebeurde. Het is mogelijk dat de lastiger begrepen instructies van de BIAT (“wel erbij” en “niet erbij”) bijgedragen hebben aan het hogere percentage foute toetsaanslagen.
11
Tabel 5 Te lange responstijden en foute toetsaanslagen.
SCIAT BIAT
aantal
percentage
30
0.16 %
1582
8.48 %
61
0.27 %
2702
12.17 %
te lang gewacht foute toets te lang gewacht foute toets
Vragenlijsten. De vragenlijsten werden door 106 ouders/verzorgers gezamenlijk ingevuld en teruggestuurd, 25 maal door alleen de moeder en 4 maal door alleen de vader. In 2 casussen waren de verzorgers van gelijke sekse. Naar schatting een kwart van de teruggestuurde vragenlijsten werd ontvangen nadat de kinderen na de meting een herinneringsbrief voor de ouders hadden meegekregen. Met uitzondering van de vragenlijsten van Fagerström en over interactie, zijn de vragenlijsten door de onderzoeker ontworpen en niet onderzocht op betrouwbaarheid en validiteit. De gepiektheid (kurtosis) van de vragenlijst over huisregels is extreem hoog (Tabel 6). Redenen hiervoor kunnen zijn a) de lijst heeft een te laag onderscheidend vermogen, b) de criteriumvaliditeit is laag of c) verreweg de meeste ouders zijn zeer strikt als het huisregels over roken betreft. De interne consistentie (Cronbach’s alpha) is voor alle vragenlijsten voldoende (zie tabel 6).
Tabel 6 Eigenschappen vragenlijsten expliciete attitude
moeder huisregels
moeder interactie
vader huisregels
vader interactie
mean
4.46
4.90
4.45
4.86
4.40
std. deviation
0.68
0.29
0.39
0.44
0.43
-1.48
-4.48
-0.75
-5.60
-1.13
kurtosis
1.63
24.9
0.50
39.37
2.86
Cronbach’s alpha
0.74
0.76
0.77
0.92
0.78
skewness
Correlaties en causaliteit. Voor beide testen is geen correlatie gevonden tussen impliciete en expliciete attitude, noch in groep 6, noch in groep 8:
12
Tabel 7 Correlaties tussen impliciete en expliciete attitude SCIAT BIAT
groep 6
rho = 0.123
N = 61
p = 0.345
groep 8
rho = 0.153
N = 79
p = 0.179
groep 6
rho = -0.225
N = 59
p = 0.087
groep 8
rho = -0.148
N = 73
p = 0.211
Noot. **=Correlatie is significant op het 0.01 niveau (2-tailed), *=Correlatie is significant op het 0.05 niveau (2-tailed)
Er zijn geen verbanden gevonden tussen de ouder-kind interactie en impliciete of expliciete attitude van het kind of het rookgedrag van de ouder (zie tabel 8 ). Tabel 8 Correlaties tussen interactie en impliciete attitude, expliciete attitude en rookgedrag ouder-kind interactie moeder SCIAT ouder-kind interactie vader ouder-kind interactie moeder BIAT ouder-kind interactie vader
impliciete attitude
rho = 0.024
N = 58
p = 0.859
expliciete attitude
rho = 0.071
N = 62
p = 0.582
rookgedrag moeder
rho = 0.113
N = 63
p = 0.376
impliciete attitude
rho = 0.064
N = 48
p = 0.664
expliciete attitude
rho = -0.100
N = 51
p = 0.487
rookgedrag vader
rho = 0.053
N = 51
p = 0.710
impliciete attitude
rho = 0.044
N = 74
p = 0.710
expliciete attitude
rho = 0.198
N = 79
p = 0.800
rookgedrag moeder
rho = -0.038
N = 79
p = 0.739
impliciete attitude
rho = 0.114
N = 63
p = 0.372
expliciete attitude
rho = 0.099
N = 68
p = 0.420
rookgedrag vader
rho = 0.099
N = 68
p = 0.420
Noot. **=Correlatie is significant op het 0.01 niveau (2-tailed), *=Correlatie is significant op het 0.05 niveau (2-tailed)
Tussen de vragenlijsten werden de volgende significante correlaties gevonden: Tabel 9 Significante correlaties tussen vragenlijsten expliciete attitude
ga je roken?
rho = 0.232**
N = 288
p < 0.001
expliciete attitude
Fagerström moeder
rho = 0.652**
N = 12
p = 0.022
*
N = 140
p = 0.041
moeder rookgedrag
ga je roken?
rho = 0.173
moeder rookgedrag
vader rookgedrag
rho = 0.184*
moeder huisregels moeder huisregels moeder interactie
moeder interactie vader huisregels vader interactie
rho = 0.219
N = 116
p = 0.048
**
N = 140
p = 0.009
*
N = 113
p = 0.015
**
N = 115
p < 0.001
**
rho = 0.229 rho = 0.531
vader huisregels
ga je roken?
rho = 0.287
N = 117
p = 0.002
vader interactie
vader huisregels
rho = 0.232*
N = 117
p = 0.012
*
N = 118
p = 0.049
vader interactie
ga je roken?
rho = 0.182
Noot. **=Correlatie is significant op het 0.01 niveau (2-tailed), *=Correlatie is significant op het 0.05 niveau (2-tailed)
13
In een lineaire regressieanalyse werd bij toepassing van de ‘enter’ methode gezocht naar een hierarchisch regressiemodel voor de voorspelling van impliciete en expliciete attitude. Bij meting met de SCIAT werd geen significant model gevonden (F8,38 = 0.589, p = 0.781) voor voorspelling van de impliciete attitude (tabel 10). SCIAT Tabel 10 Hiërarchisch regressiemodel voor de voorspelling van impliciete attitude Model B STD groep -.082 .121 sexe .012 .103 moeder rookgedrag -.004 .027 moeder huisregels -.228 .270 moeder interactie -.063 .199 vader rookgedrag .031 .025 vader huisregels -.118 .114 vader interactie .106 .170 afhankelijke variabele: impliciete attitude
Beta -.113 .019 -.025 -.142 -.081 .218 -.221 .172
t -.679 .118 -.150 -.847 -.317 1.254 -1.035 .623
Sig. .501 .907 .881 .403 .753 .217 .307 .537
Noot. **=Correlatie is significant op het 0.01 niveau (2-tailed), *=Correlatie is significant op het 0.05 niveau (2-tailed)
Bij meting met de BIAT werd geen significant model gevonden (F8,48 = 0.813, p = 0.595) voor voorspelling van de impliciete attitude (tabel 11). BIAT Tabel 11 Hiërarchisch regressiemodel voor de voorspelling van impliciete attitude Model B STD groep .042 .139 sexe -.094 .144 moeder rookgedrag .013 .035 moeder huisregels -.160 .176 moeder interactie .153 .223 vader rookgedrag -.054 .030 vader huisregels .148 .208 vader interactie .177 .193 afhankelijke variabele: impliciete attitude
Beta .043 -.095 .053 -.130 .104 -.258 .098 .133
t .304 -.656 .372 -.909 .687 -1.775 .711 .918
Sig. .763 .515 .712 .368 .495 .082 .480 .363
Noot. **=Correlatie is significant op het 0.01 niveau (2-tailed), *=Correlatie is significant op het 0.05 niveau (2-tailed)
Er werd geen significant model gevonden (F8,103 = 0.548, p = 0.818) voor voorspelling van de expliciete attitude (tabel 12).
14
ALL CASES Tabel 12 Hiërarchisch regressiemodel voor de voorspelling van expliciete attitude Model B STD
Beta
t
Sig.
groep
-.055
.139
-.040
-.395
.694
sekse
.018
.136
.013
.132
.895
moeder rookgedrag
.041
.035
.119
1.179
.241
moeder huisregels
-.014
.219
-.006
-.063
.950
moeder interactie
.238
.223
.128
1.067
.288
vader rookgedrag
-.002
.029
-.007
-.071
.943
vader huisregels
-.156
.163
-.103
-.958
.340
vader interactie
-.047
.198
-.030
-.238
.813
afhankelijke variabele: expliciete attitude Noot. **=Correlatie is significant op het 0.01 niveau (2-tailed), *=Correlatie is significant op het 0.05 niveau (2-tailed)
Discussie In deze studie werden de impliciete en expliciete attitude over roken van basisschoolkinderen uit groep 6 en groep 8 onderzocht en de relatie met het rookgedrag van de ouders, de huisregels over roken van de ouders en de interactie tussen ouders en kind. De verwachte lagere correlatie tussen impliciete en expliciete attitude in groep 8 dan in groep 6 kon niet worden aangetoond, omdat geen significante correlaties werden gevonden. De resultaten bevestigen de verwachting dat tussen groep 6 en groep 8 geen significant verschil is in impliciete attitude over roken en in het algemeen dat impliciete attitude stabiel is (zie tabel 4). Deze conclusie lijkt robuust, omdat in dit onderzoek de SCIAT naar voren komt als een valide meetinstrument. Er kon geen model gevonden worden waarin de impliciete of expliciete attitude over roken voorspeld werd door een of meerdere van de overige variabelen. 106 van de 143 moeders en 76 van de 120 vaders hadden aangegeven nooit gerookt te hebben, ooit een sigaret geprobeerd te hebben of gestopt te zijn vóór de geboorte van hun kind. Van de 288 kinderen gaven 223 aan nooit te zullen gaan roken en het gemiddelde van de gemeten expliciete attitude van de kinderen was 4.46 (maximale score was 5). De gemiddelde score van de vragenlijst over huisregels over roken was 4.88 (maximale score 5). Op grond van deze resultaten kon op face validity worden verwacht dat de resultaten van SCIAT en BIAT positief zouden zijn. Dat was het geval voor de SCIAT, voor de BIAT niet. Bovendien was er een significant SCIAT-effect en geen significant BIAT-effect. Aangezien aangenomen mag worden dat beide taakversies hetzelfde zou15
den moeten meten lijkt de BIAT niet geschikt om impliciete attitude te meten bij kinderen van deze leeftijd. Deze voorzichtige conclusie werd gesteund door de praktijk van de metingen. Voor de meeste kinderen waren de instructies voor de BIAT op het scherm niet voldoende en moest er mondeling toegelicht worden om de relatief complexe werking van de taak duidelijk te maken. Ook daarna had naar schatting de helft van de kinderen moeite met de begrippen ‘hoort erbij’ en ‘hoort niet erbij’. Opvallend was dat in een aantal gevallen tijdens de test herhaald uitleg gegeven moest worden. Het is lastig om te schatten wat de invloed hiervan is geweest op de uitslag van de test, maar aannemelijk is dat een deel van de cognitieve aandacht daarvoor gebruikt is. Als de aandacht voornamelijk gericht is geweest op het volgens de instructies goed uitvoeren van de test, is het waarschijnlijk dat de impliciete attitude minder invloed heeft gehad op de uitslag van de BIAT-test dan een goede meting daarvan wenselijk heeft gemaakt. Een laatste indicatie dat de BIAT minder geschikt is voor deze leeftijdscategorie was het aantal responstijden langer dan 10.000 ms (0.16% voor de SCIAT en 0.27% voor de BIAT) en het aantal incorrecte responsen (8.48% voor de SCIAT en 12.17% voor de BIAT; zie tabel 5). Doordat de kinderen hun aandacht vooral op de monitor richtten, werd nogal eens op de verkeerde toets gedrukt. Het zou daarom goed zijn gebruik te maken van twee aparte grote knoppen, los van het toetsenbord (Baron & Banaji, 2011). De complexiteit van de taak zal daardoor niet verminderen, maar de verstoring door het drukken op de verkeerde toets zal niet meer plaatsvinden en de proefpersoon niet meer uit de concentratie halen. Het is niet ondenkbaar dat het werken met twee grote knoppen ook andere ongewenste onafhankelijke variabelen zullen uitsluiten. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan verschillen in afmeting van de hand/vinger en verschillen in de ontwikkeling in motorische vaardigheid. Het meten van de expliciete attitude van de kinderen over roken werd gedaan met een ten behoeve van dit onderzoek gemaakte vragenlijst. Deze vragenlijst is gemaakt met zorgvuldige kennisname van de literatuur over testleer en testconstructie, maar een onderzoek naar validatie is niet gedaan. Het kan zijn dat het optimisme over de psychometrische kwaliteit te groot is geweest. In dit onderzoek is een spss-syntax gemaakt voor de berekening van de d-waarde (bijlage 3). Daarbij werden de stappen gevolgd zoals beschreven door Greenwald, Nosek en Banaji (2003). Er is een aantal redenen waarom de resultaten van dit onderzoek met voorzichtigheid geïnterpreteerd moet worden. Ten eerste was het binnen de grenzen (tijd, doel, kosten) van een masterthese niet mogelijk om gevalideerde vragenlijsten te ontwikkelen. Ten tweede was het niet mogelijk om, binnen diezelfde grenzen, de kinderen te blijven volgen. In een volgend, minder begrensd, en longitudinaal onderzoek is het mogelijk hun toekomstige keuze om wel of niet te gaan roken te relateren aan hun huidige impliciete en expliciete attitude.
16
Het aantal proefpersonen in dit onderzoek had, achteraf bezien, gevalideerde vragenlijsten gerechtvaardigd. Dan was wellicht meer samenhang gevonden met de resultaten van de SCIAT en de BIAT. Voor het meten van de interactie tussen ouder en kind zijn een aantal vragen geselecteerd uit een bestaande vragenlijst, de OKIV-R. In tegenstelling tot de vragenlijst over huisregels, is er sprake van een normale verdeling. Het is waarschijnlijk dat de constructvaliditeit van de vragenlijst over de interactie beduidend groter is dan die over huisregels. Toch is er geen correlatie met impliciete en expliciete attitude van de kinderen. Chassin et al. (2005) vonden in hun onderzoek dat, meer dan de rapportage door de ouder, de perceptie van het kind over de opvoedingsstijl van de ouder van belang is voor de invloed die de ouder heeft op het voorkomen dat het kind gaat roken, ook als de ouders roken. Tilson, MCBride, Lipkus, en Catalano (2004) vonden een hoge correlatie tussen door de kinderen gerapporteerde verbondenheid met de ouders en het rookgedrag van de kinderen. Het is dan ook een aanbeveling om in een volgend onderzoek de interactie tussen de ouders en het kind ook te meten bij de kinderen. Daarnaast bleek uit hun onderzoek een significante invloed van het rookgedrag van de ouders op het rookgedrag van hun kinderen. Doherty en Allen (1994) vonden dat lage gezinscohesie een voorspeller is voor afwijkend gedrag van een adolescent, zoals roken. Dat er in dit onderzoek desondanks geen verband gevonden is tussen de interactie tussen ouder en kind en impliciete en expliciete attitude van de kinderen kan een gevolg zijn van een te lage constructvaliditeit van de interactiemeting en/of van de SCIAT en de BIAT. Maar het is ook mogelijk dat er geen significante correlatie is tussen aan de ene kant impliciete attitude en expliciete attitude over roken bij het kind en aan de andere kant de interactie tussen ouder en kind in de perceptie van de ouder. Het is heel goed mogelijk dat die correlatie er wel is, wanneer gekeken wordt naar de perceptie van het kind (Chassin et al.). Rookverslaving, zoals elke verslaving, is een psychische stoornis en een inbreuk op ons autonome denken en handelen van binnenuit. Volgens Laor (1982) is autonomie een centraal concept in ontwikkelings- en klinische psychologie. Psychische stoornissen kunnen opgevat worden als een specifieke variant van autonomie-inperking. Volgens DiFranza et al. (2002) is afhankelijkheid van nicotine een gevolg van verlies van autonomie. In een volgend onderzoek zou autonomie en gehechtheid gemeten kunnen worden met de Autonomie-Gehechtheidsschaal (AGS30; Bekker, 1993). De AGS30 is een lijst van dertig vragen die autonomie en gehechtheid meet, met drie subschalen: zelfbewustzijn, gerichtheid op anderen en het vermogen om nieuwe situaties aan te gaan. De correlatie tussen attitudes van de ouders over roken en de resultaten van de AGS30, kan van belang zijn voor het samenstellen van programma's die hulp bieden bij het stoppen met roken. De SCIAT en BIAT werden op twee scholen afgenomen in een open ruimte, soms een gang, soms een nis. Tijdens het afnemen van de testen liepen nu en dan groepen luidruchtige leerlingen langs, maar slechts enkele leerlingen leken zich daar door uit hun concentratie te laten halen. Het is 17
niet duidelijk of dit de resultaten beïnvloed heeft. Op de school in Amsterdam-Noord werden de testen afgenomen in de docentenkamer, waar het vrijwel altijd rustig was, wat uiteraard te prefereren is. Ten behoeve van de kwaliteit van de testafname is het van belang voldoende tijd te steken in het overleg met de leerkrachten om een goede ruimte te vinden voor de testafname. Op elke school is voorafgaand aan het testen van de leerlingen om een vertrouwenspersoon gevraagd. In twee gevallen is dat zeer nuttig geweest door de bevestiging dat er van alles aan de hand was met het betreffende kind door ernstige mistoestanden in het gezin. Het was indrukwekkend om te zien hoe de meeste kinderen bruisten van het leven, maar een aantal kinderen al zichtbaar door het leven beschadigd waren. Voor dit onderzoek zijn 2880 vragenlijsten geprint. Aanbevolen wordt de vragenlijsten via internet te laten invullen, waarbij ook de impliciete attitude van de ouders gemeten kan worden. Een volgend, vergelijkbaar onderzoek zou een langere voorbereiding moeten hebben en door meerdere onderzoekers moeten worden uitgevoerd. Onderling overleg zou de planning, uitvoering en verwerking van het onderzoek zeer ten goede zijn gekomen. Het meten van het rookgedrag op 18-jarige leeftijd van deze kinderen zou een belangrijke variabele toevoegen aan de resultaten.
Literatuur Andrews, J. A., Hampson, S. E., Greenwald, A. G., Gordon, J., & Widdop, C. (2010). Using the Implicit Association Test to Assess Children's Implicit Attitudes toward Smoking. Journal of Applied Social Psychology, 40(9), 2387-2406. Ary, D. V., & Biglan, A. (1988). Longitudinal changes in adolescent cigarette smoking behavior: onset and cessation. Journal of Behavioral Medicine, 11(4), 361-382. Baker, T. B., Brandon, T. H., & Chassin, L. (2004). Motivational influences on cigarette smoking. Annual Revue Psychology, 55, 463-491. Baron, A. S., & Banaji, M. R. (2006). The development of implicit attitudes. Evidence of race evaluations from ages 6 and 10 and adulthood. Psychological Science, 17(1), 53-58. Brink, W. P. v. d., Mellenbergh, G. J. (1998). Testleer en testconstructie. Amsterdam: Boom. Bush, P. J., & Iannotti, R. J. (1992). Elementary schoolchildren's use of alcohol, cigarettes and marijuana and classmates' attribution of socialization. Drug and Alcohol Dependence, 30(3), 275-287. Chabrol, H., Niezborala, M., Chastan, E., Montastruc, J. L., & Mullet, E. (2003). A study of the psychometric properties of the Fagestrom Test for Nicotine Dependence. Addictive Behaviors, 28(8), 1441-1445. Chassin, L., Presson, C., Rose, J., Sherman, S. J., & Prost, J. (2002). Parental smoking cessation and adolescent smoking. Journal of Pediatric Psychology, 27(6), 485-496. Chassin, L., Presson, C. C., Rose, J., Sherman, S. J., Davis, M. J., & Gonzalez, J. L. (2005). Parenting style and smoking-specific parenting practices as predictors of adolescent smoking onset. Journal of Pediatric Psychology, 30(4), 333-344. Cohen, D. A., Richardson, J., & Labree, L. (1994). Parenting Behaviors and the Onset of Smoking and Alcohol Use: A Longitudinal Study. Pediatrics, 94(3), 368-375. den Exter Blokland, E. A., Engels, R. C., Hale, W. W., 3rd, Meeus, W., & Willemsen, M. C. (2004). Lifetime parental smoking history and cessation and early adolescent smoking beha18
vior. Preventive Medicine, 38(3), 359-368. DiFranza, J. R., Savageau, J. A., Fletcher, K., Ockene, J. K., Rigotti, N. A., McNeill, A. D., Coleman, M., & Wood, C. (2002). Measuring the Loss of Autonomy over Nicotine Use in Adolescents. Archive Pedriatic Adolescent Medicine, 156(4), 397-403. Dinh, K. T., Sarason, I. G., Peterson, A. V., & Onstad, L. E. (1995). Children's perceptions of smokers and nonsmokers: a longitudinal study. Health Psychology, 14(1), 32-40. Doherty, W., & Allen, W. (1994). Family Functioning and Parental Smoking as Predictors of Adolescent Cigarette Use: A Six-Year Prospective Study. Journal of Family Psychology, 8(3), 347-353. Dunham, Y., Baron, A. S., & Banaji, M. R. (2006). From American city to Japanese village: a cross-cultural investigation of implicit race attitudes. Child Development, 77(5), 1268-1281. Engels, R. C. M. E., Finkenauer, C., Kerr, M., & Stattin, H. (2005). Illusions of Parental Control: Parenting and Smoking Onset in Dutch and Swedish Adolescents. Journal of Applied Social Psychology, 35(9), 1912-1935. Fagerstrom, K. (2003). Time to first cigarette; the best single indicator of tobacco dependence? Monaldi Archives for Chest Disease, 59(1), 91-94. Fagerstrom, K. O. (1978). Measuring degree of physical dependence to tobacco smoking with reference to individualization of treatment. Addictive Behaviors, 3(3-4), 235-241. Faul, F., Erdfelder, E., Lang, A. G., & Buchner, A. (2007). G*Power 3: a flexible statistical power analysis program for the social, behavioral, and biomedical sciences. Behavior Research Methods, 39(2), 175-191. Fazio, R. H. (2007). Attitudes as Object-Evaluation Associations of Varying Strength. Social Cognitive and Affective Neuroscience, 25(5), 603-637. Friedman, L. S., Lichtenstein, E., & Biglan, A. (1985). Smoking onset among teens: an empirical analysis of initial situations. Addictive Behaviors, 10(1), 1-13. Friese, M., & Fiedler, K. (2010). Being on the lookout for validity: comment on Sriram and Greenwald (2009). Journal of Experimental Psychology, 57(3), 228-232. Gezondheidsraad. (2003). Volksgezondheidsschade door passief roken, nr. 2003/21 (herziene versie). Greenwald, A. G., & Banaji, M. R. (1995). Implicit social cognition: attitudes, self-esteem, and stereotypes. Psychological Revue, 102(1), 4-27. Greenwald, A. G., McGhee, D. E., & Schwartz, J. L. (1998). Measuring individual differences in implicit cognition: the implicit association test. Journal of Personality and Social Psychology, 74(6), 1464-1480. Greenwald, A. G., Nosek, B. A., & Banaji, M. R. (2003). Understanding and using the implicit association test: I. An improved scoring algorithm. Journal of Personality and Social Psychology, 85(2), 197-216. Greenwald, A. G., Poehlman, T. A., Uhlmann, E. L., & Banaji, M. R. (2009). Understanding and using the Implicit Association Test: III. Meta-analysis of predictive validity. Journal of Personality and Social Psychology, 97(1), 17-41. Harakeh, Z., Scholte, R. H., Vermulst, A. A., de Vries, H., & Engels, R. C. (2004). Parental factors and adolescents' smoking behavior: an extension of The theory of planned behavior. Preventive Medicine, 39(5), 951-961. Houben, K., Nosek, B. A., & Wiers, R. W. (2010). Seeing the forest through the trees: a comparison of different IAT variants measuring implicit alcohol associations. Drug and Alcohol Dependence, 106(2-3), 204-211. Houben, K., & Wiers, R. W. (2007). Are drinkers implicitly positive about drinking alcohol? Personalizing the alcohol-IAT to reduce negative extrapersonal contamination. Alcohol and Alcoholism, 42(4), 301-307. Houben, K., & Wiers, R. W. (2007). Personalizing the alcohol-IAT with individualized stimuli: relationship with drinking behavior and drinking-related problems. Addictive Behaviors, 32(12), 2852-2864. 19
Huijding, J., & de Jong, P. J. (2006). Automatic associations with the sensory aspects of smoking: positive in habitual smokers but negative in non-smokers. Addictive Behaviors, 31(1), 182186. Jackson, C., & Henriksen, L. (1997). Do as I say: Parent smoking, antismoking socialization, and smoking onset among children. Addictive Behaviors, 22(1), 107-114. Karpinski, A., & Steinman, R. B. (2006). The single category implicit association test as a measure of implicit social cognition. Journal of Personality and Social Psychology, 91(1), 16-32. Lange, A., Blonk, R., & Wiers, R. W. (1998). Assessment: The Parent-Child Interaction Questionnaire, PACHIQ. Clinical Psychology and Psychotherapy, 5, 187-198. Lange, A., Evers, A., Jansen, H., & Dolan, C. (2002). PACHIQ-R: the Parent-Child Interaction Questionnaire--revised. Fam Process, 41(4), 709-722. Laor, N. (1982). Old whig psychiatry: the Szaszian variant. Israel Journal of Psychiatry and Related Sciences, 19(3), 215-227. Lapiere, R. T. (1934). Attitudes vs. Actions. Social Forces, 13(2), 230-237. Mackinnon, K., Newman-Taylor, K., & Stopa, L. (2011). Persecutory delusions and the self: An investigation of implicit and explicit self-esteem. Journal of Behavior Therapy and Experimental Psychiatry, 42(1), 54-64. McAlister, A. L., Perry, C., & Maccoby, N. (1979). Adolescent smoking: onset and prevention. Pediatrics, 63(4), 650-658. Mierke, J., & Klauer, K. C. (2003). Method-specific variance in the implicit association test. Journal of Personality and Social Psychology, 85(6), 1180-1192. Mittelmark, M. B., Murray, D. M., Luepker, R. V., Pechacek, T. F., Pirie, P. L., & Pallonen, U. E. (1987). Predicting experimentation with cigarettes: the childhood antecedents of smoking study (CASS). American Journal of Public Health, 77(2), 206-208. Nosek, B. A., Greenwald, A. G., & Banaji, M. R. (2007). The Implicit Association at Age 7: A Methodolical Test and Conceptual Review. In J. A. Bargh (Ed.), Automatic Processes in social thinking and behavior. New York: Psychology Press. Nosek, B. A. (2007). Understanding the individual implicity and explicity. International Journal of Psychology, 42(3), 184-188. Nosek, B. A., Banaji, M. R., & Greenwald, A. G. (2002). Math = male, me = female, therefore math not = me. Journal of Personality and Social Psychology, 83(1), 44-59. Nosek, B. A., Greenwald, A. G., & Banaji, M. R. (2005). Understanding and using the Implicit Association Test: II. Method variables and construct validity. Personality and Social Psychology Bulletin, 31(2), 166-180. Nosek, B. A., & Smyth, F. L. (2007). A multitrait-multimethod validation of the Implicit Association Test: implicit and explicit attitudes are related but distinct constructs. Experimental Psychology, 54(1), 14-29. Olson, M. A., & Fazio, R. H. (2004). Reducing the influence of extrapersonal associations on the Implicit Association Test: personalizing the IAT. Journal of Personality and Social Psychology, 86(5), 653-667. Otten, R., Engels, R. C., van de Ven, M. O., & Bricker, J. B. (2007). Parental smoking and adolescent smoking stages: the role of parents' current and former smoking, and family structure. Journal of Behavioral Medicine, 30(2), 143-154. Ranganath, K. A., & Nosek, B. A. (2008). Implicit attitude generalization occurs immediately; explicit attitude generalization takes time. Psychological Science, 19(3), 249-254. Ratliff, K. A., & Nosek, B. A. (2010). Creating distinct implicit and explicit attitudes with an illusory correlation paradigm. Journal of Experimental Social Psychology, 46, 721-228. Roefs, A., Huijding, J., Smulders, F. T., MacLeod, C. M., de Jong, P. J., Wiers, R. W., et al. (2011). Implicit measures of association in psychopathology research. Psychological Bulletin, 137(1), 149-193. Rothermund, K., & Wentura, D. (2010). It's brief but is it better? An evaluation of the Brief Implicit Association Test. Experimental Psychology, 57(3), 233-237. 20
Rudman, A. (2004). Sources of Implicit Attitudes. Current Directions in Psychological Science, 13(2), 79-82. Rudman, L. A., Phelan, J. E., & Heppen, J. B. (2007). Developmental sources of implicit attitudes. Personality and Social Psychology Bulletin, 33(12), 1700-1713. Sherman, S. J., Chassin, L., Presson, C., Seo, D. C., & Macy, J. T. (2009). The Intergenerational Transmission of Implicit and Explicit Attitudes Toward Smoking. Journal of Experimental and Social Psychology, 45(2), 313. Slovic, P. (2000). What does it mean to know a cumulative risk? Adolescents’ perceptions of shortterm and long-term consequences of smoking. Journal of Behavioral Decision Making, 13(2), 259-266. Sriram, N., & Greenwald, A. G. (2009). The Brief Implicit Association Test. Experimental Psychology, 56(4), 283-294. Thush, C., & Wiers, R. W. (2007). Explicit and implicit alcohol-related cognitions and the prediction of future drinking in adolescents. Addictive Behaviors, 32(7), 1367-1383. Thush, C., Wiers, R. W., Ames, S. L., Grenard, J. L., Sussman, S., & Stacy, A. W. (2007). Apples and oranges? Comparing indirect measures of alcohol-related cognition predicting alcohol use in at-risk adolescents. Psychology of Addictive Behaviors, 21(4), 587-591. Tilson, E. C., McBride, C. M., Lipkus, I. M., & Catalano, R. F. (2003). Testing the Interaction between Parent-Child Relationship Factors and Parent Smoking to Predict Youth Smoking. Journal of Adolescent Health, 35(3), 182-189. Wiers, R. W., Rinck, M., Kordts, R., Houben, K., & Strack, F. (2010). Retraining automatic actiontendencies to approach alcohol in hazardous drinkers. Addiction, 105(2), 279-287. Wilson, T. D., Lindsey, S., & Schooler, T. Y. (2000). A model of dual attitudes. Psychology Revue, 107(1), 101-126. Wyszynski, C. M., Bricker, J. B., & Comstock, B. A. (2011). Parental smoking cessation and child daily smoking: A 9-year longitudinal study of mediation by child cognitions about smoking. Health Psychology, 30(2), 171-176.
21
BIJLAGE 1 IMPLEMENTATIE SCIAT / BIAT BIAT niet erbij links wel erbij rechts wel erbij links 1 niet erbij rechts 0 counterBalLR . Block 1 2 3 4 5 6 7
counterBalAttrib = 0 T A1 T+A1 T+A1 A2 T+A2 T+A2
counterBalAttrib =1 T A2 T+A2 T+A2 A1 T+A1 T+A1
SCIAT counterBalLR
counterBalAttrib 0
0 1
0 1 1
Attributie categorie Target categorie
Blok 1 2 3 1 2 3 1 2 3 1 2 3
L A1 A1+T A1 A1 A1 A1+T A2 A2+T A2 A2 A2 A2+T
A1 = leuk A2 = stom T = roken
22
R A2 A2 A2+T A2 A2+T A2 A1 A1 A1+T A1 A1+T A1
BIAT balattr = 0
balattr = 1
ballr = 0
d blok 4(3) – blok 7(6)
d blok 7(6) – blok 4(3)
ballr = 1
d blok 4(3) – blok 7(6)
d blok 7(6) – blok 4(3)
balattr = 0
balattr = 1
ballr = 0
d blok 2 – blok 3
d blok 3 – blok 2
ballr = 1
d blok 3 – blok 2
d blok 2 – blok 3
SCIAT
blockCounter
Number of the block
trialCounter
Number of the trial
response
Response given by the participant. 1: left key [D] 2: right key [K] 9: no response / too late ( > 10.000 ms)
feedback
Interpretation of the response. 1: correct response 0: incorrect response 9: too late ( > 10.000 ms)
rt
Reaction time [ms] per stimulus (retry resets)
stimName
Name of the stimulus picture. t: target (roken) c: contrast (schrijfwaren) p: attribute 1 (positive) n: attribute 2 (negative)
23
BIJLAGE 2 EXCEL SHEETS roken_1.xls
roken_2.xls
roken_3.xls
beperkt tot pp’n van het onderzoek proefpersoonnummers aangepast: - biat 31 301 32 302 245 (27110934) 246 327 325 411 402 404 405 405 404 - sciat 33 303 34 304 498 272 497 277 495 280 kolommen ‘setCounter’,’ status’ en ‘message’ verwijderd namen kolommen aangepast layout gewijzigd ontbrekende cases: - geen toestemming 114, 124, 181,183, 209, 211, 262, 264, 279, 282, 299, 307, 308, 330, 354, 362, 375, 400, 406 (19) - niet teruggevonden in data 145, 159, 170, 173, 227, 278, 312, 313, 321, 322, 327, 353, 356, 357, 359, 360, 361 (17) - niet aanwezig op school (ziek) 394 - niet benut ppnr 195 gesorteerd op ppnummer kolom ‘starttijd’ verwijderd trials met feedback 9 verwijderd trials volgend op foutmelding (feedback = 0) verwijderd (kolom ‘feedback’kopiëren naar lege kolom, één cel lager; daarna in deze kolom op 0 filteren en verwijderen)
oefenblokken verwijderd: - biat blokken 1, 2, 5 - sciat blok 1 kopiëren naar these_biat_1.sav en these_sciat_1.sav
d-waarden uit these_biat_3.sav en these_sciat_3.sav plus ontbrekende d-waarden kopiëren naar these_result.sav
roken_4.xls
roken_5.xls
data zoals ontvangen van Wouter Boendermaker op 15-11-11
24
Excel en SPSS DATASETS
roken_4_xls
these_biat_1.sav
these_scbiat_1.sav
↓
↓
these_biat_1.sps
these_sciat_1.sps
↓
↓
these_biat_2.sav
these_sciat_2.sav
↓
↓
these_biat_2.sps
these_sciat_2.sps
↓
↓
these_biat_3.sav
these_sciat_3.sav
roken_5.xls ↓
these_biat_result.sav
25
BIJLAGE 3 SPSS syntaxen
these_biat_1.sps
syntax
doel
RECODE plaatje ('c1'=11) ('c2'=12) ('c3'=13) ('c4'=14) ('c5'=15) ('c6'=16) ('c7'=17) ('c8'=18) ('c9'=19) ('n1'=21) ('n2'=22) ('n3'=23) ('n4'=24) ('n5'=25) ('n6'=26) ('n7'=27) ('n8'=28) ('n9'=29) ('p1'=31) ('p2'=32) ('p3'=33) ('p4'=34) ('p5'=35) ('p6'=36) ('p7'=37) ('p8'=38) ('p9'=39) ('t1'=41) ('t2'=42) ('t3'=43) ('t4'=44) ('t5'=45) ('t6'=46) ('t7'=47) ('t8'=48) ('t9'=49) INTO foto. VARIABLE LABELS foto 'c=10, n=20, p=30, t=40'. EXECUTE.
hercoderen van de plaatjes in getallen
RECODE foto (10 thru 19=1) (20 thru 29=2) (30 thru 39=3) (40 thru 49=4) INTO fotocat. VARIABLE LABELS fotocat 'c=1, n=2, p=3, t=4'. EXECUTE.
hercoderen van plaatjes in categorieën (zie implementatie)
USE ALL. COMPUTE filter_$=(fdbck = 1). VARIABLE LABELS filter_$ 'fdbck = 1 (FILTER)'. VALUE LABELS filter_$ 0 'Not Selected' 1 'Selected'. FORMATS filter_$ (f1.0). FILTER BY filter_$. EXECUTE.
filteren op feedback=1
AGGREGATE /OUTFILE=* MODE=ADDVARIABLES OVERWRITEVARS=YES /BREAK=pp blok /rt_mean=MEAN(rt).
gemiddelde bepalen van de correcte responsen
FILTER OFF. USE ALL. EXECUTE.
filteren uit
USE ALL. COMPUTE filter_$=(blok = 3 or blok = 6). VARIABLE LABELS filter_$ 'blok = 3 or blok = 6 (FILTER)'. VALUE LABELS filter_$ 0 'Not Selected' 1 'Selected'. FORMATS filter_$ (f1.0). FILTER BY filter_$. EXECUTE.
filteren op blok 3 of 6
AGGREGATE /OUTFILE=* MODE=ADDVARIABLES OVERWRITEVARS=YES /BREAK=pp /rt_sd36=SD(rt).
standaarddeviatie berekenen van blokken 3 en 6 samen
26
Improved algorithm Greenwald, Nosek and Banaji (2003)
Step 5: Compute mean of correct latencies for each blok
Step 6: Compute one pooled SD for all trials in B3 & B6; another for B4 & B7
USE ALL. COMPUTE filter_$=(blok = 4 or blok = 7). VARIABLE LABELS filter_$ 'blok = 4 or blok = 7 (FILTER)'. VALUE LABELS filter_$ 0 'Not Selected' 1 'Selected'. FORMATS filter_$ (f1.0). FILTER BY filter_$. EXECUTE.
filteren op blok 4 of blok 7
AGGREGATE /OUTFILE=* MODE=ADDVARIABLES OVERWRITEVARS=YES /BREAK=pp /rt_sd47=SD(rt).
standaarddeviatie berekenen van blokken 4 en 7 samen
FILTER OFF. USE ALL. EXECUTE.
filteren uit
IF (rt_sd36 > 0) std=rt_sd36. VARIABLE LABELS std 'std 3+6 en 4+7'. EXECUTE.
SD’s van step 6 in één kolom zetten
IF (rt_sd47 > 0) std=rt_sd47. VARIABLE LABELS std 'std 3+6 en 4+7'. EXECUTE. AGGREGATE /OUTFILE=* MODE=ADDVARIABLES OVERWRITEVARS=YES /BREAK=pp blok /mean_rt=MEAN(rt_mean). IF (fdbck = 1) rt_corr=rt. EXECUTE.
Step 6: Compute one pooled SD for all trials in B3 & B6; another for B4 & B7
Step 7: gemiddelden van corReplace each error recte responsen en latency with block resultaat van ‘step 7’ in mean (computed in één kolom zetten step 5) + 600 ms
IF (fdbck = 0) rt_corr=mean_rt + 600. EXECUTE. AGGREGATE /OUTFILE= 'C:\Users\Thinkpad\Documents\psychologie\4_master\masterthese\thes e_ resultaten\resultaten_these\t'+'hese_biat_2.sav' /BREAK=pp blok ballr balattr std /rt_corr_mean=MEAN(rt_corr).
27
gemiddelden van de vier blokken van de gecorrigeerde rt’s overzetten naar nieuwe file; blok, ballr, balattr en std gaan mee
Step 9: Average the resulting values for each of the four blocks
these_biat_2.sps IF (balattr = 0 & EXECUTE. IF (balattr = 0 & EXECUTE. IF (balattr = 1 & EXECUTE. IF (balattr = 1 & EXECUTE. IF (balattr = 0 & EXECUTE. IF (balattr = 0 & EXECUTE. IF (balattr = 1 & EXECUTE. IF (balattr = 1 & EXECUTE.
blok = 7) rtx=rt_corr_mean * ( - 1). blok = 4) rtx=rt_corr_mean. in de opdracht ‘aggregate’ kan wel de som, maar niet het verschil berekend worden ‘balattr’ bepaald de richting van het verschil
blok = 7) rtx=rt_corr_mean. blok = 4) rtx=rt_corr_mean * ( - 1). blok = 6) rtx=rt_corr_mean * ( - 1). blok = 3) rtx=rt_corr_mean. blok = 6) rtx=rt_corr_mean.
Step 10: Compute two differences: B6 - B3 and B7 - B4
blok = 3) rtx=rt_corr_mean * ( - 1).
USE ALL. COMPUTE filter_$=(blok = 4 or blok = 7). VARIABLE LABELS filter_$ 'blok = 4 or blok = 7 (FILTER)'. VALUE LABELS filter_$ 0 'Not Selected' 1 'Selected'. FORMATS filter_$ (f1.0). FILTER BY filter_$. EXECUTE.
filter op blok 4 of 7
AGGREGATE /OUTFILE=* MODE=ADDVARIABLES OVERWRITEVARS=YES /BREAK=pp /sum47 'som blok 7 en 4'=SUM(rtx).
som blok 4 en 7 berekenen
USE ALL. COMPUTE filter_$=(blok = 3 or blok = 6). VARIABLE LABELS filter_$ 'blok = 3 or blok = 6 (FILTER)'. VALUE LABELS filter_$ 0 'Not Selected' 1 'Selected'. FORMATS filter_$ (f1.0). FILTER BY filter_$. EXECUTE.
filter op blok 3 of 6
AGGREGATE /OUTFILE=* MODE=ADDVARIABLES OVERWRITEVARS=YES /BREAK=pp /sum36 'som blok 3 en 6'=SUM(rtx).
som blok 3 en 6 berekenen
FILTER OFF. USE ALL. EXECUTE.
filteren uit
Step 10: Compute two differences: B6 - B3 and B7 - B4
Step 11: Divide each differenresultaat step 10 delen ce by its associated door resultaat step 6 pooled-trials SD from step 6
IF (blok = 3 or blok = 6) d=sum36 / std_mean. EXECUTE. IF (blok = 4 or blok = 7) d=sum47 / std_mean. EXECUTE. AGGREGATE /OUTFILE= 'C:\Users\Thinkpad\Documents\psychologie\4_master\masterthese\ these_resultaten\resultaten_these\t'+'hese_biat_3.sav' /BREAK=pp ballr balattr /d_mean=MEAN(d).
28
resultaten van step 11 middelen en overzetten naar nieuwe file; blok, ballr, balattr en std gaan mee
Step 12: Average the two quotients from step 11
these_sciat_1.sps RECODE plaatje ('c1'=11) ('c2'=12) ('c3'=13) ('c4'=14) ('c5'=15) ('c6'=16) ('c7'=17) ('c8'=18) ('c9'=19) ('n1'=21) ('n2'=22) ('n3'=23) ('n4'=24) ('n5'=25) ('n6'=26) ('n7'=27) ('n8'=28) ('n9'=29) ('p1'=31) ('p2'=32) ('p3'=33) ('p4'=34) ('p5'=35) ('p6'=36) ('p7'=37) ('p8'=38) ('p9'=39) ('t1'=41) ('t2'=42) ('t3'=43) ('t4'=44) ('t5'=45) ('t6'=46) ('t7'=47) ('t8'=48) ('t9'=49) INTO foto. VARIABLE LABELS foto 'c=10, n=20, p=30, t=40'. EXECUTE.
hercoderen van de plaatjes in getallen
RECODE foto (10 thru 19=1) (20 thru 29=2) (30 thru 39=3) (40 thru 49=4) INTO fotocat. VARIABLE LABELS fotocat 'c=1, n=2, p=3, t=4'. EXECUTE.
hercoderen van plaatjes in categorieen (zie implementatie)
USE ALL. COMPUTE filter_$=(fdbck = 1). VARIABLE LABELS filter_$ 'fdbck = 1 (FILTER)'. VALUE LABELS filter_$ 0 'Not Selected' 1 'Selected'. FORMATS filter_$ (f1.0). FILTER BY filter_$. EXECUTE.
filteren op feedback=1
AGGREGATE /OUTFILE=* MODE=ADDVARIABLES OVERWRITEVARS=YES /BREAK=pp blok /rt_mean=MEAN(rt).
gemiddelde bepalen van de correcte responsen
FILTER OFF. USE ALL. EXECUTE.
filteren uit
AGGREGATE /OUTFILE=* MODE=ADDVARIABLES OVERWRITEVARS=YES /BREAK=pp /std=SD(rt).
AGGREGATE /OUTFILE=* MODE=ADDVARIABLES OVERWRITEVARS=YES /BREAK=pp blok /mean_rt=MEAN(rt_mean). IF (feedback = 1) rt_corr=rt. EXECUTE.
standaarddeviatie berekenen van blokken 2 en 3 samen
Step 6: Compute one pooled SD for all trials in B3 & B6; another for B4 & B7
gemiddelden van correcte responsen en resultaat van ‘step 7’ in één kolom zetten
Step 7: Replace each error latency with block mean (computed in step 5) + 600 ms
gemiddelden van de vier blokken van de gecorrigeerde rt’s overzetten naar nieuwe file; blok, ballr, balattr en std gaan mee
Step 9: Average the resulting values for each of the four blocks
IF (feedback = 0) rt_corr=mean_rt + 600. EXECUTE. AGGREGATE /OUTFILE= 'C:\Users\Thinkpad\Documents\psychologie\4_master\masterthese\ these_resultaten\resultaten_these\t'+ 'hese_sciat_2.sav' /BREAK=pp blok ballr balattr std /rt_corr_mean=MEAN(rt_corr).
29
Step 5: Compute mean of correct latencies for each blok
these_sciat_2.sps IF (blok = 2 & ballr = 0 & balattr = 0) rtx=rt_corr_mean. EXECUTE. IF (blok = 3 & ballr = 0 & balattr = 0) rtx=rt_corr_mean * ( - 1). EXECUTE. IF (blok = 2 & ballr = 0 & balattr = 1) rtx=rt_corr_mean * ( - 1). EXECUTE. IF (blok = 3 & ballr = 0 & balattr = 1) rtx=rt_corr_mean. EXECUTE. IF (blok = 2 & ballr = 1 & balattr = 0) rtx=rt_corr_mean * ( - 1). EXECUTE. IF (blok = 3 & ballr = 1 & balattr = 0) rtx=rt_corr_mean. EXECUTE. IF (blok = 2 & ballr = 1 & balattr = 1) rtx=rt_corr_mean. EXECUTE. IF (blok = 3 & ballr = 1 & balattr = 1) rtx=rt_corr_mean * ( - 1). EXECUTE.
in de opdracht ‘aggregate’ kan wel de som, maar niet Step 10: het verschil bereCompute two kend worden differences: B6 - B3 and B7 - B4
AGGREGATE /OUTFILE=* MODE=ADDVARIABLES OVERWRITEVARS=YES /BREAK=pp /rtx_sum=SUM(rtx).
COMPUTE d=rtx_sum / std. EXECUTE.
Step 11: resultaat step 10 Divide each diffedelen door resultaat rence by its associated pooled-trials step 6 SD from step 6
AGGREGATE /OUTFILE= 'C:\Users\Thinkpad\Documents\psychologie\4_master\masterthese\ these_resultaten\resultaten_these\t'+ 'hese_sciat_3.sav' /BREAK=pp ballr balattr /d_mean=MEAN(d).
resultaten van step 11 middelen en overzetten naar nieuwe file; blok, ballr, balattr en std gaan mee
30
Step 12: Average the two quotients from step 11
BIJLAGE 4 all cases
SCIAT
groep 6
groep 8
school 0
school 1
school 2
sexe 0
sexe 1
M
0,34
0,32
0,36
0,40
0,27
0,38
0,33
0,36
Std
0,30
0,32
0,29
0,29
0,32
0,29
0,29
0,32
Skewness
-0,44
-0,31
-0,55
-0,50
-0,29
-0,53
-0,19
-0,67
Kurtosis
-0,39
-0,37
-0,35
-0,50
-0,79
0,63
-0,45
-0,20
Minimum
-0,49
-0,49
-0,41
-0,21
-0,41
-0,49
-0,34
-0,49
Maximum
0,88
0,87
0,88
0,85
0,85
0,88
0,88
0,87
SCIAT
Groep 6
School 0
School 1
Sexe m
Groep 8
School 2
Sexe f
31
all cases
BIAT
groep 6
groep 8
school 0
school 1
school 2
sexe 0
sexe 1
M
0,08
0,06
0,10
0,06
0,12
0,05
0,06
0,10
Std
0,49
0,48
0,50
0,47
0,50
0,50
0,45
0,53
Skewness
-0,10
0,24
-0,34
0,29
-0,02
-0,55
0,02
-0,19
Kurtosis
-0,20
-0,00
-0,21
-0,77
0,14
0,13
0,04
-0,35
Minimum
-1,18
-0,99
-1,18
-0,73
-1,18
-1,07
-0,99
-1,18
Maximum
1,24
1,24
1,04
1.04
1,24
0,85
1,12
1,24
BIAT
School 0
Groep 6
Groep 8
School 1
Sexe m
School 2
Sexe f
32
BIJLAGE 5 De Kweekvijver Paling 2 naam
1511 LK Oostzaan 075-6841332
[email protected] gemeten: 26-9-2011 t/m 5-10-2011 j/m pp s/b v o tijd
klas
√
j
101
s
√
260943
6a
√
m
102
b
√
261015
6a
√
j
103
b
√
261056
6a
√
m
104
s
√
261112
6a
√
m
105
b
√
261123
6a
√
j
106
s
√
√
261138
6a
√
m
107
b
√
√
261256
6a
√
m
108
s
√
√
261308
6a
√
j
109
b
√
√
290914
6a
√
j
110
s
√
√
261320
6a
√
m
111
b
√
√
261328
6a
√
j
112
b
√
261342
6a
√
j
113
s
√
261352
6a
√
m
114
√
m
115
b
√
261403
6a
√
j
116
b
√
261414
6a
√
m
117
s
√
261427
6a
√
j
118
s
√
270908
6a
√
j
119
b
√
261439
6a
√
j
120
s
√
271452
6a
√
m
121
b
√
270920
6a
√
j
122
b
√
290927
6a
√
m
123
s
√
√
270932
6a
√
m
124
√
√
√
j
125
s
√
√
m
126
s
√
√
m
127
b
√
j
128
√
m
√
√
6a
√ √
6a 270941
6a
270952
6a
√
271000
6a
b
√
271013
6a
129
s
√
271050
6a
m
156
b
√
271058
6a
√
j
157
s
√
271113
6b
√
m
158
s
√
√
271121
6b
√
m
159
b
√
√
050858
6b
√
m
160
s
√
050851
6b
√
m
161
b
√
271130
6b
√
j
162
b
√
271142
6b
√
m
163
s
√
271152
6b
33
√
√
√
√
j
164
s
√
√
050906
6b
√
m
165
b
√
√
050914
6b
√
j
166
b
√
050935
6b
√
j
167
s
√
050930
6b
√
m
130
b
√
271316
8b
√
j
131
b
√
271327
8b
√
m
132
s
√
271337
8b
√
m
133
b
√
271347
8b
√
m
134
s
√
√
271356
8b
√
m
135
b
√
√
271404
8b
√
j
136
b
√
271412
8b
√
m
137
s
√
√
271423
8b
√
m
138
b
√
√
271430
8b
√
m
139
s
√
271438
8b
√
m
140
b
√
271447
8b
√
j
141
s
√
290939
8b
√
j
142
b
√
√
290946
8b
√
j
143
s
√
√
290958
8b
√
m
144
s
√
291005
8b
√
m
145
b
√
291127
8b
√
j
146
b
√
291134
8b
√
m
147
s
√
291111
8b
√
j
148
s
√
√
291142
8b
√
j
149
s
√
√
291149
8b
√
j
150
b
√
√
291156
8b
√
j
151
s
√
√
291327
8b
√
m
152
b
√
291333
8b
√
j
153
s
√
√
291359
8b
√
m
154
b
√
√
291342
8b
√
j
155
b
√
√
291351
8b
√
m
168
s
√
√
291411
8a
√
m
169
s
√
291427
8a
√
m
170
b
√
291435
8a
√
m
171
s
√
291446
8a
√
j
172
b
√
291454
8a
√
m
173
b
√
050952
8a
√
j
174
s
√
051003
8a
√
j
175
b
√
051010
8a
√
m
176
s
√
051016
8a
√
j
177
b
√
051022
8a
√
m
178
s
√
051032
8a
34
√
√
√
√ √ √
√
j
179
b
√
√
051036
8a
√
m
180
b
√
√
051046
8a
√
m
181
√
√
√
j
182
s
√
√
j
183
b
√
√
m
184
s
√
j
185
√
m
√
8a 051054
8a
051100
8a
√
051108
8a
b
√
051114
8a
186
s
√
√
051123
8a
m
187
b
√
√
051129
8a
√
m
188
s
√
√
051136
8a
√
j
189
s
√
051141
8a
√
j
190
s
√
√
051148
8a
√
m
191
b
√
√
051154
8a
√
j
192
s
√
√
051200
8a
√
j
193
b
√
√
051205
8a
√
m
194
s
√
051212
8a
De Eendragt Zandweg 15 naam
1531 AJ Wormer 075-6423611
√
[email protected] gemeten van 24/10/11 tot en met 4/11/11 j/m pp s/b v o tijd
√
m
196
b
√
√
m
197
s
√
j
198
√
j
√
√
klas
240902
6A
√
240907
6A
s
√
240916
6A
199
b
√
260929
6B
j
200
s
√
260943
6B
√
m
201
b
√
260954
6B
√
j
202
b
√
261010
6B
√
j
203
s
√
261021
6B
√
m
204
s
√
261035
6B
√
j
205
b
√
261042
6B
√
m
206
b
√
261055
6B
√
m
207
s
√
240926
6A
√
m
208
b
√
261126
6B
√
m
209
√
j
210
√
j
211
√
j
212
√
m
√
√ √
√ s
6A
√
261120
6A
√
√
s
√
√
240933
6A
213
b
√
√
261109
6B
j
214
b
√
261136
6B
√
m
215
s
√
261147
6B
√
m
216
b
√
261157
6B
35
√
6A
√
m
217
s
√
√
m
218
b
√
m
219
√
j
√
261208
6B
√
240940
6A
s
√
240950
6A
220
s
√
240957
6A
j
221
b
√
√
241006
6A
√
m
222
b
√
√
241015
6A
√
m
223
s
√
270842
6B
√
j
224
s
√
270853
6B
√
m
225
b
√
241023
6A
√
j
226
b
√
√
241033
6A
√
m
227
s
√
√
281216
6B
√
j
228
s
√
271059
6B
√
m
229
b
√
241043
6A
√
j
230
b
√
241051
6A
√
m
231
s
√
241102
6A
√
m
232
b
√
271109
6B
√
j
233
s
√
241109
6A
√
j
234
b
√
271131
6B
√
j
235
s
√
271122
6B
√
m
236
s
√
√
271140
6B
√
m
237
b
√
√
241116
6A
√
j
238
b
√
241127
6A
√
m
239
s
√
241136
6A
√
m
240
b
√
√
271148
6B
√
j
241
s
√
√
241145
6A
√
j
242
b
√
√
241152
6A
√
m
243
s
√
271157
6B
√
j
244
s
√
√
270926
8A
√
j
245
b
√
√
041034
8A
√
m
246
b
√
270934
8A
√
m
247
s
√
√
270943
8A
√
j
248
s
√
√
270953
8A
√
j
249
b
√
271003
8A
√
m
250
b
√
√
271011
8A
√
j
251
s
√
√
271019
8A
√
j
252
b
√
√
271027
8A
√
j
253
s
√
271038
8A
√
m
254
s
√
271048
8A
√
m
255
b
√
271317
8A
√
m
256
s
√
271327
8A
√
j
257
b
√
271335
8A
36
√
√
√ √
√
m
258
b
√
√
j
259
s
√
m
260
√
m
261
√
m
262
√
m
263
271344
8A
√
271354
8A
s
√
271401
8A
b
√
√
271411
8A
√
√
271421
8A
√
√
041046
8A
√
j
264
√
√
√
j
265
s
√
√
√
m
266
s
√
m
267
√
j
√
b
√
8A 270917
8A
√
271438
8B
b
√
271449
8B
268
b
√
271454
8B
m
269
s
√
271505
8B
√
j
270
s
√
271510
8B
√
j
271
b
√
√
280849
8B
√
j
272
s
√
√
040902
8B
√
j
273
b
√
√
280914
8B
√
j
274
b
√
√
280927
8B
√
m
275
b
√
040907
8B
√
j
276
s
√
√
280938
8B
√
j
277
s
√
√
040919
8B
280953
√
j
278
b
√
√
040924
8B
281000
√
m
279
√
√
√
j
280
s
√
040931
8B
√
m
281
b
√
040935
8B
√
j
282
√
j
283
√
m
√
√
√
s
√
√
284
s
√
j
285
b
√
√
m
286
b
√
j
287
√
m
√
8B
8B 040941
8B
040948
8B
√
040953
8B
√
√
041001
8B
s
√
√
041009
8B
288
s
√
041016
8B
j
289
b
√
√
041023
8B
√
m
290
b
√
√
241327
8C
√
j
291
s
√
√
241336
8C
√
m
292
s
√
√
260852
8C
√
j
293
b
√
√
241342
8C
√
j
294
s
√
241352
8C
√
m
295
b
√
241358
8C
√
j
296
b
√
√
241406
8C
√
j
297
s
√
√
241413
8C
√
j
298
b
√
241420
8C
37
(280900)
281011
√
j
299
√
√
√
m
300
√
m
√
s
√
√
241430
8C
301
b
√
√
241447
8C
j
302
b
√
√
241455
8C
√
m
303
s
√
241502
8C
√
j
304
s
√
√
241508
8C
√
m
305
b
√
√
260840
8C
√
m
306
s
√
√
260900
8C
√
j
307
√
√
8C
√
m
308
√
√
8C
√
m
309
b
√
260908
8C
√
j
310
s
√
270910
8C
√
m
311
s
√
260916
8C
De Driemaster Binnenvaart 1 naam
1034 SG Amsterdam 020-6319882
8B
[email protected] Meting van 7-11-11 tot en met 11-11-11 j/m pp s/b v o tijd
klas
√
m
312
s
√
071506
6A
√
m
313
b
√
071518
6A
√
m
314
s
√
080908
6A
√
m
315
b
√
080918
6A
√
j
316
s
√
080932
6A
√
j
317
b
√
080957
6A
√
j
318
s
√
081008
6A
√
j
319
b
√
081015
6A
√
m
320
s
√
081025
6A
√
m
321
b
√
√
081035
6A
√
j
322
s
√
√
081048
6A
√
m
323
s
√
081057
6A
√
j
324
b
√
081106
6A
√
m
325
b
√
090844
6A
√
m
326
s
√
081131
6A
√
m
327
b
√
081119
6A
√
j
328
s
√
081139
6A
√
m
329
s
√
081148
6A
√
j
330
√
081155
6A
√
m
331
b
√
090859
6A
√
j
332
s
√
090912
6A
√
m
333
s
√
090920
6A
√
m
334
b
√
090929
6A
√
j
335
s
√
090938
6A
38
√
√
√
√
√
j
336
b
√
√
m
337
s
√
j
338
√
j
√
090947
6A
√
070933
6B
b
√
070944
6B
339
s
√
091003
6B
m
340
b
√
070957
6B
√
m
341
s
√
071007
6B
√
j
342
b
√
071015
6B
√
j
343
s
√
071027
6B
√
j
344
b
√
071038
6B
√
m
345
b
√
071052
6B
√
j
346
s
√
071110
6B
√
j
347
b
√
071120
6B
√
j
348
s
√
071130
6B
√
m
349
s
√
071140
6B
√
m
350
b
√
071150
6B
√
m
351
s
√
071159
6B
√
j
352
b
√
071206
6B
√
m
353
b
√
071333
6B
√
j
354
s
√
√
m
355
s
√
071343
6B
√
m
356
b
√
071352
6B
√
m
357
s
√
√
071402
6B
√
m
358
b
√
√
071412
6B
√
j
359
b
√
071423
6B
√
j
360
s
√
071436
6B
√
m
361
s
√
√
071449
6B
√
j
362
b
√
√
√
m
363
b
√
091025
8A
√
m
364
s
√
091016
8A
√
j
365
s
√
091035
8A
√
j
366
b
√
091048
8A
√
j
367
s
√
091057
8A
√
j
368
b
√
091107
8A
√
j
369
s
√
091115
8A
√
m
370
b
√
091121
8A
√
j
371
b
√
091133
8A
√
j
372
s
√
091146
8A
√
j
373
b
√
091154
8A
√
m
374
s
√
100903
8A
√
m
375
b
√
√
j
376
s
√
39
√
√
√
√
6B
8A
√
8A 091209
8A
√
j
377
b
√
091219
8A
√
j
378
s
√
100846
8A
√
m
379
s
√
100854
8A
√
m
380
b
√
100912
8A
√
m
381
s
√
100924
8A
√
j
382
b
√
100932
8A
√
m
383
b
√
110848
8A
√
m
384
s
√
110858
8A
√
m
385
b
√
110910
8A
√
j
386
s
√
101003
8B
√
j
387
b
√
100950
8B
√
m
388
s
√
101011
8B
√
m
389
b
√
101020
8B
√
j
390
s
√
101029
8B
√
m
391
s
√
101039
8B
√
m
392
b
√
101047
8B
√
j
393
b
√
101100
8B
√
j
394
√
j
395
b
√
101111
8B
√
m
396
s
√
110924
8B
√
j
397
s
√
110931
8B
√
m
398
b
√
110939
8B
√
j
399
b
√
110949
8B
√
j
400
√
m
401
s
√
111008
8B
√
j
402
b
√
111158
8B
√
j
403
s
√
111041
8B
√
m
404
s(b)
√
111105
8B
√
m
405
b(s)
√
111057
8B
√
m
406
√
j
407
b
√
111124
8B
√
j
408
s
√
111132
8B
√
m
409
s
√
111142
8B
√
j
410
b
√
111149
8B
groep 6 groep 8 niet teruggevonden in data geen toestemming ouders
40
√
√
√
8B
√
√
8B
√ √
√
8B
ziek
BIJLAGE 6 VRAGENLIJST EXPLICIETE ATTITUDE OVER ROKEN BIJ KINDEREN Naam: Geboortedatum: jongen / meisje: Datum vandaag: Hieronder kun je aangeven wat je vindt van kinderen die roken. Zet een kruisje in één van de hokjes: POPULAIR heel erg DOM
een beetje
soms wel, soms niet
meestal niet
helemaal niet
heel erg COOL
een beetje
soms wel, soms niet
meestal niet
helemaal niet
heel erg STOER
een beetje
soms wel, soms niet
meestal niet
helemaal niet
soms wel, soms niet
meestal niet
helemaal niet
een beetje mee oneens
helemaal niet mee eens
heel erg een beetje ZIET ER NIET UIT
helemaal een beetje soms wel, soms niet mee eens mee eens Denk je dat je gaat roken? ja mischien wel weet ik niet
41
waarschijnlijk niet
nee
VRAGENLIJST ROOKGEDRAG OUDERS
Naam: Verzorger van: Geslacht: man vrouw Datum:
Voor ons onderzoek willen wij u de volgende vragen stellen. Zet een kruis in het hokje dat voor u van toe‐ passing is: 1 ik heb nooit gerookt Uw rookgedrag: 2 ik heb ooit een sigaret geprobeerd 3 de laatste 5 jaar heb ik niet gerookt 4 ik heb gerookt en ben gestopt vóór de geboorte van mijn kind 5 ik heb gerookt en ben gestopt na de geboorte van mijn kind 6 ik rook, maar niet meer dan 5 sigaretten per week 7 ik rook, meer dan 5 sigaretten per week
42
ALLEEN INVULLEN ALS U ROOKT: 1. Hoe lang na het ontwaken rookt u uw eerste sigaret? minder dan 5 min 6 à 30 min 31 à 60 min meer dan 60 min 2. Kan u zich gemakkelijk onthouden van roken op plaatsen waar dit verboden is? Ja Nee 3. Welke sigaret zou u het moeilijkst kunnen missen? De eerste Eender welke sigaret 4. Hoeveel sigaretten rookt u per dag? meer dan 31 21 tot 30 11 tot 20 minder dan 10 5. Rookt u meer het eerste uur na het ontwaken dan de rest van de dag? Ja Nee 6. Rookt u als u zo ziek bent dat u overdag het bed moet houden? Ja Nee
43
VRAGENLIJST OVER ROKEN VAN KINDEREN Hieronder kunt u aangeven wat uw huisregels zijn over roken. Zet een kruis in één van de vijf hokjes: Ik zal proberen te voorkomen dat mijn kind 1 gaat roken Mijn kind mag thuis roken als mijn partner 2 thuis is of ik thuis ben Mijn kind mag thuis roken als mijn partner en 3 ik afwezig zijn Op een feestje mag mijn kind één of enkele 4 sigaretten roken Mijn kind mag buitenshuis zoveel roken als 5 hij/ zij wil. Mijn kind mag in het weekend roken 6 Mijn kind mag door de week roken 7 Ik vind het goed als mijn kind over een paar 8 jaar gaat roken
44
VRAGENLIJST VOOR DE OUDERS Op deze bladzijde vindt u 10 uitspraken. De bedoeling is dat u voor elk van deze uitspraken aangeeft in hoeverre u vindt dat deze van toepassing is op de omgang tussen u en uw kind. Het is de bedoeling dat u bij het antwoorden niet te lang nadenkt. Het gaat om wat er het eerste bij u opkomt. Er bestaan veel conflicten tussen mij en mijn 1 kind die niet uitgepraat kunnen worden Ik ben vaak ontevreden over mijn kind 2 Ik accepteer geen kritiek van mijn kind 3 Ik neem de tijd om naar mijn kind te luiste‐ 4 ren Ik laat duidelijk merken dat ik het fijn vind 5 wanneer mijn kind iets voor mij doet Ik luister graag naar de verhalen van mijn 6 kind Ik heb weinig zin om te luisteren naar wat 7 mijn kind heeft meegemaakt mijn kind luistert wanneer ik hem/haar iets 8 uitleg Ik ben erg trots op mijn kind 9 Ik geef mijn kind een compliment 10
45
BIJLAGE 7 Testopstelling:
BIJLAGE 8
Leuke en stomme plaatjes:
46