17 december 2014
Pensioen Flash
Onderwerpen van deze Pensioenflash: •
Wetsvoorstel aanpassing financieel toetsingskader aangenomen
•
Wetsvoorstel versnelde verhoging AOW-leeftijd ingediend
•
Wetsvoorstel pensioencommunicatie ingediend
Wetsvoorstel aanpassing financieel toetsingskader pensioenfondsen / Marianne Meijer-Zaalberg De wetgever heeft erkend dat door de financiële crisis in 2008 duidelijk aan het licht is gekomen dat het Financieel Toetsingskader voor pensioenfondsen (hierna FTK) tekortkomingen vertoont. Om deze tekortkomingen aan te pakken heeft staatssecretaris Kleinsma het wetsvoorstel Aanpassing Financieel Toetsingskader, nr. 33 972, (hierna het wetsvoorstel) ingediend. Het wetsvoorstel heeft betrekking op de wijziging van de Pensioenwet, de Wet verplichte beroepspensioenregeling en de Invoerings- en aanpassingswet Pensioenwet. Op 11 december jl. heeft de staatssecretaris in verband met de behandeling van het wetsvoorstel tevens het ontwerpbesluit financieel toetsingskader pensioenfondsen aan de Eerste Kamer gestuurd. De Eerste Kamer heeft het wetsvoorstel op 16 december jl. aangenomen. Hierdoor treden de in het wetsvoorstel opgenomen maatregelen in principe per 1 januari 2015 in werking. De belangrijkste aanpassingen ten opzichte van het thans geldende FTK zijn als volgt. Nieuwe herstelplansystematiek Het korte- en langetermijnherstelplan worden vervangen door één herstelplan van maximaal 10 jaar. Het fonds dient een herstelplan in op het moment dat het fonds niet meer beschikt over het Vereist Eigen Vermogen (hierna VEV). In het herstelplan geeft het fonds aan welke maatregelen het fonds neemt om binnen 10 jaar weer op het VEV te komen, waarbij de spreidingstermijn generatie-evenwichtig moet zijn. Deze maatregelen voert het fonds dan gedurende een jaar uit. Als het fonds na een jaar nog steeds onder het VEV zit, wordt opnieuw een geactualiseerd herstelplan ingediend waarin wordt aangegeven welke maatregelen het fonds neemt om binnen 10 jaar terug te zijn op het VEV en ook deze maatregelen voert het fonds gedurende een jaar uit. De verplichting om een herstelplan te maken vervalt zodra de dekkingsgraad is bereikt die behoort bij het VEV. Daarnaast geldt dat een fonds niet langer dan 5 jaar een dekkingsgraad mag hebben die lager is dan het Minimaal vereist eigen vermogen (MVEV) van (ongeveer) 105%. Is dat toch het geval, dan dient het fonds
direct maatregelen te treffen om de actuele dekkingsgraad (dus niet de beleidsdekkingsgraad) op 105% te brengen. Indien er geen bijstorting door de werkgever plaatsvindt, zal dit door een verlaging bij de werkenden en gepensioneerden moeten plaatsvinden. De verlaging is onvoorwaardelijk maar mag wel over maximaal 10 jaar worden gespreid. Voorwaardelijke toeslagregel De toeslagmatrix vervalt en wordt vervangen door de toeslagregel. Deze houdt voor wat betreft de voorwaardelijke toeslag in dat: •
een toeslag mag pas verleend worden bij een bij Algemene Maatregel van Bestuur te bepalen niveau van de beleidsdekkingsgraad (circa 110% of hoger);
•
er nooit meer toeslag mag worden verleend dan naar verwachting in de toekomst kan worden gerealiseerd;
•
een inhaaltoeslag alleen toegestaan is als de hiervoor genoemde toekomstbestendige toeslagverlening niet in gevaar komt, het fonds blijft beschikken (ook na verlening toeslagen) over het VEV en de inhaaltoeslag in enig jaar niet hoger is dan 1/5de van het voor deze toeslagverlening beschikbare vermogen.
Premievaststelling De premie zal nog steeds ten minste kostendekkend moeten zijn voor de inkoop van nieuwe pensioenaanspraken. De kostendekkende premie mag op twee wijzen worden gedempt: •
op basis van maximaal 10-jaarsgemiddelde rente, of
•
op basis van prudent verwacht rendement, onder een aantal voorwaarden. In deze optie wordt het mogelijk om premie 5 jaar vast te zetten.
Bij premiedemping op basis van verwacht rendement moet een opslag voor de voorwaardelijke toeslagverlening worden meegenomen in de premie. Extra kosten van een wijziging van de levensverwachting voor de reeds bestaande opbouw mogen niet leiden tot stijging van de kostendekkende premie. Een korting op de kostendekkende premie mag pas worden toegepast als het fonds kan aantonen dat er voldoende vermogen is voor de geambieerde toeslag naar de toekomst en dat kortingen over de voorgaande 10 jaar op indexatie en nominale pensioenrechten en -aanspraken zijn gecompenseerd. Haalbaarheidstoets In de huidige regelgeving is de continuïteitsanalyse opgenomen, ter verkrijging van inzicht in de ontwikkeling van de financiële opzet en de positie van het fonds op lange termijn. Om meer expliciete aandacht te krijgen voor verwachtingen over het pensioenresultaat en de risico’s die daarbij gelden, wordt de continuiteïtsanalyse (tezamen met de huidige consistentietoets) vervangen door een jaarlijkse haalbaarheidstoets. De analyse binnen de haalbaarheidstoets wordt uitgevoerd op basis van (economische) scenario’s met een stochastische benadering. De haalbaarheidstoets wordt verder in lagere regelgeving ingevuld. In de memorie van toelichting geeft het kabinet aan dat de haalbaarheidstoets ook de grondslag vormt voor communicatie op individuele basis richting de deelnemers over hun te verwachten pensioenresultaat, zowel ten aanzien van de koopkracht als ten aanzien van de risico’s. Ook wordt als onderdeel van de haalbaarheidstoets expliciet gekeken naar de voor het fonds gehanteerde premiesystematiek. Inwerkingtreding, overgangsrecht en acties Het aangepaste FTK treedt per 1 januari 2015 in werking. Dit betekent dat de huidige regels nog mogen worden toegepast bij besluiten die in 2014 worden genomen over de premie en indexatie per 1 januari 2015. Bestaande herstelplannen vervallen op 1 januari 2015 en pensioenfondsen dienen (bij wijze van uitzondering) voor 1 juli 2015 een nieuw herstelplan in te dienen. Een fonds dient binnen 9 maanden een haalbaarheidstoets uit te voeren. Daarnaast dienen diverse fondsdocumenten, waaronder veelal ook de uitvoeringsovereenkomst, binnen 6 maanden te worden aangepast.
2
Wetsvoorstel versnelde verhoging AOW-leeftijd ingediend / Bas Dieleman Als gevolg van de Wet verhoging AOW- en pensioenrichtleeftijd wordt de AOW-leeftijd sinds 2013 in elf jaarlijkse stappen verhoogd naar 67 jaar. Dat de AOW-leeftijd wordt verhoogd, roept over het algemeen weinig maatschappelijke discussie meer op. Anders is dit voor het tempo van deze verhoging. Dit tempo is namelijk onvoldoende om de budgettaire gevolgen van een stijgende levensverwachting en een dalende arbeidsparticipatie te neutraliseren. Om die reden heeft de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (hierna: SZW), in navolging van het regeerakkoord, op 17 september jl. het wetsvoorstel versnelde verhoging AOW-leeftijd, nr. 34 083 (hierna het wetsvoorstel), ingediend. Het belangrijkste element van het wetsvoorstel is dat de AOW-leeftijd reeds in 2021 uitkomt op 67 jaar. Zoals uit onderstaande tabel blijkt, zijn de effecten van het wetsvoorstel, ondanks een beoogde inwerkingtreding per 1 januari 2015, eerst in 2016 merkbaar. Een verhoging van de AOW-leeftijd kan onder andere gevolgen voor de ingangsdatum van AOW-uitkeringen, de einddatum van WW -en bijstandsuitkeringen en de looptijd van WIA-aanvullingsregelingen.
2013
2014
2015
2016
2017
2018
2019
2020
2021
Huidige wet
1
2
3
5
7
9
12
15
18
Regeerakkoord
1
2
3
6
9
12
16
20
24
Het wetsvoorstel voorziet in een drietal flankerende maatregelen. Ten eerste wordt de leeftijd waarop men start met het verwerven van een recht op een AOW-uitkering, in overeenstemming met de AOW-leeftijd, versneld verhoogd. Hierdoor blijft het uitgangspunt dat burgers alleen een volledige AOW-uitkering krijgen indien zij gedurende de 50 jaar voorafgaand aan de AOW-leeftijd in Nederland hebben gewoond of gewerkt. Ten tweede wordt het 40 1/6e-deelnemingsjarenpensioen, op grond waarvan degenen met 40 1/6e dienstjaren in feite twee jaar eerder met pensioen kunnen gaan met behoud van een volledige pensioenuitkering, versneld omgebouwd tot een 42-deelnemingsjarenpensioen. Ten derde wordt al in 2017 beslist of en in hoeverre de AOW-leeftijd vanaf 2022 verder wordt verhoogd. Ter volledigheid merken wij op dat de AOW-overbruggingsregeling, welke bedoeld is voor degenen die tot de 65-jarige leeftijd een uitkering krachtens een vroegpensioenregeling ontvingen en daardoor in beginsel geen uitkering ontvangen tussen de 65-jarige leeftijd en het bereiken van de AOW-leeftijd, vooralsnog ongewijzigd blijft. Belangrijke kanttekening bij het wetsvoorstel is dat een versnelde verhoging van de AOW-leeftijd niet per definitie tot een hogere arbeidsparticipatie van ouderen leidt. Het wetsvoorstel bevat namelijk geen maatregelen om de arbeidsparticipatie van ouderen te bevorderen en vooralsnog wordt op korte termijn ook geen krapte op de arbeidsmarkt voorzien. In dit verband wijzen wij voorts op het recentelijk ingediende wetsvoorstel ‘Werken na de AOW-gerechtigde leeftijd, nr. 34 073. Dit wetsvoorstel zou het makkelijker moeten maken dat ouderen doorwerken na het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd.
Wetvoorstel Pensioencommunicatie / Marianne Meijer-Zaalberg Op 2 september 2014 is het wetsvoorstel Pensioencommunicatie bij de Tweede Kamer ingediend. Dit wetsvoorstel sluit aan op de aanbevelingen uit het eind 2011 uitgebrachte rapport ‘Pensioen in duidelijke taal’ van de werkgroep Pensioencommunicatie. Deze werkgroep stond onder leiding van het ministerie van SZW, waarin pensioenuitvoerders, AFM, DNB, het Verbond van Verzekeraars, het ministerie van Financiën, Wijzer in Geldzaken, de Sociale Verzekeringsbank, sociale partners en een aantal communicatie-experts zitting hadden.
3
Met het wetsvoorstel Pensioencommunicatie beoogt Staatssecretaris Klijnsma werknemers beter en makkelijker te laten inzien hoe hun pensioen ervoor staat. Om dit te bereiken zullen de pensioenuitvoerders hun communicatie verder moeten verbeteren en de deelnemer daarbij nog centraler stellen. De hoofdelementen uit het wetsvoorstel zijn: •
Algemene eisen aan pensioencommunicatie. Alle pensioencommunicatie moet tijdig, duidelijk, correct en evenwichtig zijn.
•
Meer ruimte voor digitale verstrekking en aanbieding van pensioeninformatie. De pensioenuitvoerder mag zelf kiezen of de pensioeninformatie digitaal of schriftelijk wordt verstrekt. Alleen in geval de belanghebbende - nadat hij schriftelijk is geïnformeerd - bezwaar maakt tegen digitale informatie, verstrekt de pensioenuitvoerder de informatie schriftelijk.
•
Basisinformatie over de pensioenregeling moet beschikbaar zijn op de website van de pensioenuitvoerder. De Pensioen 1-2-3, ontwikkeld door de Pensioenfederatie en het Verbond van verzekeraars kan daaraan invulling geven. Bij lagere regelgeving zal de Pensioen 1-2-3 een wettelijke basis krijgen.
•
Verstrekking van een jaarlijks pensioenoverzicht van opgebouwde pensioenaanspraken. Dit pensioenoverzicht wordt hiermee beperkter en geeft alleen de opgebouwde pensioenaanspraken in het verleden. Via het pensioenregister kan de deelnemer een indicatie krijgen van het in de toekomst te verwachten pensioen.
•
Uitbreiding van het pensioenregister met nieuwe functionaliteiten. Zo kan de deelnemer nog meer informatie naar zich toehalen met betrekking tot zijn pensioenregeling.
•
Inzicht in koopkracht en risico’s worden persoonlijk gemaakt. Via drie scenario’s (optimistisch, verwacht en pessimistisch) krijgt de deelnemer inzicht in de koopkracht en risico’s van zijn toekomstig pensioeninkomen.
In het wetsvoorstel zijn de volgende overgangsregelingen opgenomen: •
In verband met de opname van pensioengerechtigden in het pensioenregister is als overgangsregeling voorgesteld een langzame ingroei van pensioengerechtigden in het register. Dat houdt in dat iedereen die nu als (gewezen) deelnemer is opgenomen, ook na pensionering in het pensioenregister opgenomen blijft.
•
In verband met de verplichting voor pensioenuitvoerders om bepaalde informatie via een website ter beschikking te stellen, krijgen verzekeraars een overgangsperiode van 1 jaar om te voldoen aan deze verplichting. Dit in verband met de vele verschillende regelingen die door hen worden uitgevoerd.
Round tables Het Team Pensioenen & Pensioenfondsen organiseert regelmatig ‘tailormade’ round tables voor pensioenfondsen, pensioenbeheerders en pensioenuitvoerders over de voor u relevante juridische, regulatoire en fiscale aspecten. Nieuw zijn de round tables ‘FTK en aanpassing fondsdocumenten’ en ‘Liquidatie van pensioenfondsen’. Voor meer informatie over onze round tables kunt u contact opnemen met Marianne Meijer-Zaalberg.
4
Colofon De Pensioen Flash is een uitgave van het Team Pensioenen & Pensioenfondsen van Loyens & Loeff. Dit team bundelt de specialistische kennis op fiscale, juridische en regulatoire aspecten en adviseert pensioenfondsen, uitvoeringsorganisaties en aangesloten instellingen als werkgevers en werknemersorganisaties. Voor meer informatie over ons team, klik hier. Redactie: Marianne Meijer-Zaalberg en Bas Dieleman.
Disclaimer Hoewel deze publicatie met grote zorgvuldigheid is samengesteld, aanvaarden Loyens & Loeff N.V. en alle andere entiteiten, samenwerkingsverbanden, personen en praktijken die handelen onder de naam ‘Loyens & Loeff’, geen enkele aansprakelijkheid voor de gevolgen van het gebruik van de informatie uit deze uitgave zonder hun medewerking. De aangeboden informatie is bedoeld ter algemene informatie en kan niet worden beschouwd als advies.
www.loyensloeff.com