goodcompany
Alexander Rinnooy Kan over ondernemerschap en de rol van de overheid
Marco Florijn en Hamit Karakus dubbelinterview wethouders Rotterdam
Jacqueline Zuidweg Zakenvrouw van het Jaar
voorjaar 2012
nummer 2
jaargang 2
2
I tem
colofon
I nhoud
artikelen
GoodCompany is hét magazine voor de publieke sector over ondernemerschap. IMK wil met GoodCompany een platform voor debat creëren over de complexe relatie tussen ondernemers en de overheid. GoodCompany verschijnt in controlled circulation onder beslissers en beïnvloeders binnen de diverse sociale en economische domeinen van de overheid.
Emjee Hotel wil vooruit
cover
Wilt u ook een gratis abonnement op GoodCompany, stuur dan een e-mail naar
[email protected] De volgende GoodCompany verschijnt in het najaar van 2012.
4
Concept & realisatie: Mindset Design: Studio Obus Fotografie: Clemens Rikken, Arie Cijfer, Hans Catshoek, Edwin Goed, Dirk Hol (pag 6 & 8), Christiaan Krouwels (cover & pag 4). Redactie/coördinatie: Brigitte van Tetterode-Buijs Anja van Voorthuijzen Postbus 119 1270 AC Huizen T 035 - 750 79 10 F 035 - 750 79 01 E
[email protected] W www.imk.nl Het Instituut voor het Midden- en Kleinbedrijf (IMK) helpt in nauwe samenwerking met gemeenten, enkele duizenden kleine ondernemers per jaar. Daarbij wordt gebruik gemaakt van het Besluit bijstandverlening zelfstandigen (Bbz 2004). Daarnaast begeleidt IMK circa duizend startende ondernemers per jaar naar ondernemerschap.
In een voormalig zusterhuis aan de rand van Drachten runt Meinte Jorritsma zijn Emjee Hotel. “Het is een mooi vak en je maakt van alles mee”, zegt Meinte, die volop groeikansen ziet.
“Onconventioneel gedrag moet je niet per se willen verbieden” “De kern van ondernemerschap is dat mensen verantwoordelijkheid nemen voor hun eigen toekomst”, zegt Alexander Rinnooy Kan. De scheidend SER-voorzitter laat zijn licht schijnen over ondernemerschap en de rol van de overheid.
GoodCompany is een uitgave van IMK en verschijnt tweemaal per jaar in een oplage van 5.500 stuks.
voorwoord
10 “Participeren is primair werken” De gemeente Arnhem wil ervoor zorgen dat mensen zo snel mogelijk aan het werk zijn. “Die ambitie staat in ons coalitieakkoord”, zegt wethouder Michiel van Wessem. “Laat de Wet werken naar vermogen over aan de gemeenten.”
12 “Ondernemers halen zakelijke en persoonlijke financiën door elkaar” Duizenden ondernemers komen jaarlijks in de problemen. “Daarom willen we hun financiële weerbaarheid verbeteren”, zegt Gerjoke Wilmink, directeur Nibud.
24 en verder Team Zelfstandigen Amersfoort ............................................................................................ 18 Branche in detail: winkelbedrijf ........................................................................................... 20 Gastcolumn van Hans Biesheuvel, MKB........................................................................... 23 De Droomkast timmert aan de weg..................................................................................... 28 E-learning voor ondernemers................................................................................................... 30 Ins & Outs............................................................................................................................................ 31
2
der andere uit cijfers van de Belastingdienst,
time ondernemers zijn, die dat vaak combineren met een parttime dienstverband.
wordt uitstroom naar parttime ondernemerschap omarmd onder het motto “halve uitstroom is beter dan geen uitstroom”. Maar nog niet alle gemeenten delen dat enthousiasme. De meest gehoorde bezwaren tegen parttime ondernemerschap zijn: “Het niet uitgestroomde deel wordt daarmee een structurele last voor de gemeente”, “het werkt concurrentievervalsing in de hand doordat de onderneming wordt gesubsidieerd” en “het levert de gemeente veel administratieve last op”. Die bezwaren zijn eenvoudig te weerleg-
Zakenvrouw van het Jaar 2012
26
arttime ondernemen is normaal. Dat blijkt on-
Binnen een beperkte groep van gemeenten
14
Jacqueline Zuidweg is Zakenvrouw van het Jaar 2012. Sinds 1994 zet zij zich in voor schuldhulpverlening voor ondernemers in het kleinbedrijf: “Eén op de tien verkeert in financiële problemen.”
P
die aantonen dat 45% van de 700.000 zzp’ers part-
Dubbelinterview wethouders Rotterdam Marco Florijn en Hamit Karakus hebben beiden te maken met ondernemers. De één vanuit een sociaalmaatschappelijk perspectief en de ander vanuit economisch. Rotterdam kiest voor de geïntegreerde aanpak.
Parttime ondernemerschap is normaal
gen. De praktijk leert dat parttime uitstroom in het algemeen al snel leidt tot hele uitstroom al dan niet in combinatie met een parttimebaan. Voor concurrentievervalsing zijn goede afspraken te maken, die ook al prima blijken te werken bij andere regelingen en de administratieve last is heel beperkt als je dat goed inregelt. Parttime ondernemerschap opent nieuwe opties, zeker in het licht van de Wet werken naar vermogen. Het maakt ondernemingen mogelijk, die weliswaar geen volwaardig inkomen opleveren, maar ook geen fulltime inzet vragen. Het biedt een gedeeltelijke uitstroom (naar vermogen) voor mensen, die een grotere afstand tot de arbeidsmarkt hebben, waaronder ook mensen met een Wajonguitkering. Kortom, parttime ondernemerschap is een kans voor de ondernemer in spe, maar zeker ook voor de gemeente. Han Dieperink Algemeen Directeur IMK
3
I nterview
Alexander Rinnooy Kan
over ondernemerschap en de rol van de overheid 4
Alexander Rinnooy Kan neemt per 1 september afscheid van ‘zijn’ Sociaal-Economische Raad. De voorzitter van de SER wordt universiteitshoogleraar aan de Universiteit van Amsterdam. Per 1 juli 2012 wordt Rinnooy Kan tevens voorzitter van de Raad van Commissarissen van de Nederlandsche Bank. Alexander Rinnooy Kan, door de Volkskrant driemaal op rij uitgeroepen tot meest invloedrijke man van Nederland, praat met Han Dieperink, Algemeen Directeur IMK over ondernemerschap en de rol van de overheid. 5
I nterview terwijl je je belasting moet betalen, bijvoorbeeld. Moeten we die drempel weer wat hoger maken?
Op het moment van zijn aftreden is Rinnooy Kan zes jaar voorzitter van de SER geweest. Hij had altijd al de hoop om aan het einde van zijn loopbaan terug te keren naar een academische omgeving. Hij zegt uit te zien naar de vele mogelijkheden die het universiteitshoogleraarschap in Amsterdam hem zal bieden. De drempels voor ondernemen zijn zo laag gemaakt. Sinds 1996 is er geen enkele opleiding meer nodig. Als we ons best doen, kunnen we voor zes uur vanmiddag nog drie ondernemingen oprichten en er is niemand die ons vraagt: ‘Kun je dat wel?’ IMK doet jaarlijks 5.000 onderzoeken naar ondernemers die in problemen komen en heeft berekend dat een ondernemer die omvalt de samenleving gemiddeld g 115.000 kost. In de meeste van die gevallen geldt dat er verkeerd met geld is omgegaan. Een nieuwe auto kopen
“Ik weet niet of dat dan precies de goede selectie geeft. Ondernemers melden zich tenminste één keer bij de Kamer van Koophandel, om zich in te schrijven. Dat zou een goed moment zijn om ze een brochure te geven met de tien do’s en tien dont’s van het ondernemerschap. Dan hoop ik dat mensen verstandig genoeg zijn om het te lezen. Maar als iemand van zijn eerst verdiende geld een dure auto wil kopen, hou hem dan maar eens tegen. Wel is belangrijk dat starters zich goed voorbereiden en dat zij in een omgeving verkeren waarin ze fiscaal, bedrijfseconomisch of juridisch advies kunnen krijgen. Er bestaan bedrijfsverzamelgebouwen waar jonge ondernemers voor weinig geld ruimte kunnen huren en in elkaars gezelschap kunnen verkeren. Dat lijkt me een natuurlijke setting hiervoor.”
De Kamer van Koophandel heeft een laagdrempelige en eenvoudige e-learning module waarin letterlijk wordt gezegd: ‘Binnen twee uur bent u klaar voor ondernemerschap’. Het komt ook voor bij mensen die in een uitkering zitten, dat gemeenten zeggen: ‘We kunnen ze echt niet meer plaatsen in een baan, laten we ondernemerschap proberen’. Als een soort laatste uitweg… “De vraag is: wortel of zweep, dwang of begeleiding? Eigenlijk is het een mooi onderzoeksthema: welke ondernemers die achteraf succesvol waren, zouden ook zijn begonnen bij een hoge drempel, en welke ondernemers die achteraf niet succesvol waren, zouden niet zijn begonnen vanwege die hoge drempel? Het is een heel interessante vraag. De mogelijkheid voor ondernemers om een beroep te doen op elkaar en van elkaars fouten te leren is een heel krachtig instrument. Maar het is in een kapitalistische economie nu eenmaal zo dat wie - soms met flinke oogkleppen voor - een doel najaagt, eindigt als held of in de goot. Soms worden dat juist ook de succesverhalen van de toekomst. Onconventioneel gedrag moet men niet per se willen verbieden. Daar komen vaak de mooiste resultaten uit. Maar het gaat even zo vaak mis.” Inderdaad, het aantal afvallers stijgt proportioneel met het aantal starters. We kunnen de volgende golf wel weer zien aankomen. De vraag is: zou zo’n onderzoek ook door de politiek interessant worden gevonden? “Elke politieke partij afficheert zich graag met ondernemerschap. Men realiseert zich dat dit een verschijnsel is. Er moet wel voor worden gezorgd dat niet de verkeerde vorm van bevoogding gaat ontstaan. Uiteindelijk is toch de kern van ondernemerschap dat mensen verantwoordelijkheid nemen voor hun eigen toekomst. Volwassen mensen moeten die afweging ook zelfstandig kunnen maken. Ze moeten daarbij geholpen worden, er is een maatschappelijk belang om ze in ieder geval kansen te bieden op ondersteuning. Maar uiteindelijk is toch de kern van het
6
model dat in vrijwilligheid die route wordt bewandeld en dat ook in vrijwilligheid het risico van mislukking wordt gedragen.” “Ik ben wel bereid als samenleving om die € 115.000, liefst minder, te financieren omdat ik weet dat als er ergens een nieuwe Anton Philips bezig is met een nieuw idee, los van alle regels en bestaande modellen, dan kan dat uitgroeien tot een wereldbedrijf. Daar doen we het voor.” Absoluut! We zijn allemaal op zoek naar de tweede TomTom of de Nederlandse Richard Branson, of de tweede Anton Philips. Maar terwijl dat gebeurt, zien we aan de onderkant van de piramide veel afvallers en wordt niet de vraag gesteld: tot waar vinden we dat acceptabel of nodig? “Ik begrijp de vraag. Maar die vraag vooronderstelt dat als er een specifiek antwoord zou zijn, er ook iets kan worden gedaan met dat antwoord. Ik denk liever in termen van instrumenten. Ten aanzien van preventie, betekent dit voor mij het aanbieden van opties voor scholing. Daar ben ik ook echt voor.” Ook ten aanzien van zzp’ers stelt de SER: scholing is belangrijk voor duurzaam ondernemerschap. Is dit iets dat aan de markt moet worden overgelaten? Waarbij wordt benadrukt: ‘Beste zelfstandige, neem uw eigen verantwoordelijkheid, zorg voor uw pensioen maar ook voor uw opleiding’. Of moet de overheid hierin een rol spelen? “De meest voor de hand liggende kans is veel genereuzer zijn in de sector-georganiseerde arrangementen. Er zijn allerlei Ontwikkelings- en Opleidingsfondsen die open staan voor werknemers in een bepaalde sector. Ik denk dat een genereus gebaar van een O&O fonds naar zzp’ers die in die sector actief zijn echt zou helpen. Als dat goed wordt georganiseerd, kunnen veel zzp’ers goed worden bediend. Er zijn veel voorbeelden van zzp’ers die naast reguliere werknemers opereren in exact dezelfde omstandigheden, met vergelijkbare taken. Die hebben behoefte aan precies dezelfde vormen van voorlichting en
“De kern van ondernemerschap is dat mensen verantwoordelijkheid nemen voor hun eigen toekomst”
7
I nterview
bijscholing, maar kunnen daar nu niet bij. Dat hoeft wat mij betreft niet gratis, maar reken dan een vriendenprijs. Dat vind ik eigenlijk de mooiste route. Er zit zo’n rijke infrastructuur in die O&O fondsen op sectorniveau, als die om te beginnen volledig worden benut, wordt er heel nuttig werk verricht. Daarnaast moeten scholingskosten fiscaal worden gefaciliteerd.”
Nederland een heel goede zaak.” “Veenhuizen heeft een enorme charme. Het is cultureel erfgoed, er staan meer dan honderd Rijksmonumenten. Een compleet, homogeen dorp met een heel mooie architectuur. Er bevindt zich daar nu een rug-kliniek en die past heel goed in zo’n 19e eeuws gebouw. Het is een ideale locatie voor een dergelijke vorm van ondernemerschap. Indien er
het geval - haar uiterste best mag doen om dat voor elkaar te krijgen. Men moet wel bij de les worden gehouden, want uiteindelijk vindt de afrekening plaats op basis van de bedrijfseconomische successen. Het gaat om de goede mix van wortel en zweep, met ruimte voor iets nieuws en toch strenge voorwaarden.” Zijn dit vormen van het nieuwe ondernemen, waar
U heeft eerder gesproken over het stimuleren van de private sector in ontwikkelingslanden, als basis voor de ontwikkeling van zo’n markt. Is dit niet eveneens van toepassing op Noordoost-Groningen? Of op Limburg? Daar ontstaan krimpgebieden; het kleinbedrijf trekt weg, het dekkingsgebied wordt kleiner. U ondersteunt een proefonderneming in Veenhuizen, lazen we op Twitter. Maar kunnen we niet beter op universiteiten bij studenten langsgaan en daar ondernemerschap ontwikkelen? “Dat vind ik allebei verdedigbaar. De gedachte dat een extra inspanning wordt gepleegd voor regionale gebieden die het moeilijk hebben, is niet verboden. Helemaal niet zelfs. Als een gebied als Veenhuizen, met een ijle economische structuur, via gericht beleid aantrekkelijk kan worden gemaakt voor vormen van bijzonder ondernemerschap, dan hoeft dat helemaal niet zo vreselijk duur te zijn en kan er net voldoende kritische massa ontstaan, waardoor zo’n regio weer toekomst krijgt. Ik vind overigens de metafoor van de ontwikkelingssamenwerking niet de goede. De kern van ons advies is dat we vooral in ontwikkelingslanden willen bevorderen dat de basisvoorwaarden tot stand komen. Dat is in Veenhuizen helemaal niet het probleem. Wat men daar probeert te doen is die basiscondities nog wat oprekken zodat een gebied, dat zoekt naar een nieuwe identiteit, een faire kans krijgt die te realiseren. Als dat lukt, dan is dat voor de regio en
8
“Onconventioneel gedrag moet men niet per se willen verbieden”
nog tien à twintig ondernemers gevonden kunnen worden, dan gaat daar wat gebeuren. Men is erg enthousiast en reist het hele land door op zoek naar ondernemers. Dat is een vorm van ondernemend lokaal bestuur waarvoor ik veel waardering heb. Het moet uiteraard goed worden gedoseerd, maar ik ben van mening dat de overheid, wanneer een markt aan de rand van de kritische omvang staat - want dat is hier
‘sociaal’, ‘betrokken’ en ‘duurzaam’ bij elkaar komen? “Dat associeer ik met een iets andere invalshoek. Ik vind het bemoedigend dat gedurende de zes jaar dat ik voorzitter ben van de SER, die gedachte van maatschappelijk verantwoord ondernemen van zachte ambitie harde praktijk is geworden. Voor veel Nederlandse ondernemers spreekt dat volstrekt voor zich en dat geldt eveneens voor
de relatie met duurzaam ondernemen. Het is dit jaar precies 25 jaar geleden dat het Brundtland-rapport uitkwam. De conclusie is gerechtvaardigd dat er sinds 1987 werkelijk iets is veranderd. Ondernemingen hebben reden tot collectieve trots op de rol die ze daarin hebben gespeeld. De overheid heeft uiteraard ook haar bijdrage geleverd, maar ondernemingen hebben het gemaakt tot wat het is.” “Ik noem dat Brundtland-rapport niet voor niets. Voordat het verscheen was er natuurlijk ook wel iets als milieubeleid. Maar de urgentie ervan - de facto: druk erop - is toch door dat rapport, en achteraf een heel verstandige overheidsreactie daar op, geweldig bevorderd. De kunst is altijd om een goede mix te vinden tussen wat er autonoom in de markt ontstaat, en de randvoorwaarden daaromheen te leggen en de prikkels aan te brengen, die het maatschappelijk gewenste effect bevorderen. Ik vind deze ontwikkeling geweldig. Nederland is een land dat met recht en rede trots is op een lange traditie van betrokkenheid van medewerkers bij wat er met het bedrijf gebeurt, we zijn een medezeggenschapsparadijs. Er is geen land ter wereld waar dat zo vanzelfsprekend is, waar ook zoveel formele rechten zijn neergelegd bij medenzeggenschapsraden, als in Nederland. Ik heb een aantal keren meegemaakt bij ING¹ hoe verbaasd Angelsaksische buitenstaanders aankijken tegen die cultuur. Na een halfjaar krijgen ze door hoe het werkt, hoe goed het werkt en hoeveel mooie kansen het biedt om veranderingsprocessen die nodig zijn, op een veel betere manier voor te bereiden en te implementeren. Ik vind het een verworvenheid en ik vind dat Nederland daarin heel bijzonder is en ook moet blijven.”
¹ De heer Rinnooy Kan was van 1996-2006 lid van de Raad van Bestuur van ING Groep.
9
I tem
In een voormalig zusterhuis aan de rand van Drachten runt Meinte Jorritsma zijn Emjee Hotel. Het regende reserveringen toen de Elfstedentocht eraan zat te komen en vervolgens afzeggingen toen de 22 rayonhoofden en het bestuur van de vereniging besloten dat het spektakel geen doorgang kon vinden. Geen reden voor Jorritsma om bij de pakken neer te zitten. Integendeel. “Tien minuten na het nieuws rolde de ene na de andere fax binnen met annuleringen. Wat een rotgeluid maakt zo’n fax dan! Maar ik heb elke gast persoonlijk gebeld en gezegd: het wordt evengoed schitterend schaatsweer, we hebben lekker eten, live muziek en u mag voor half geld bij ons verblijven.” En zo zat Emjee Hotel alsnog vol.
De vent maakt de tent Het is precies die ondernemersgeest die Arjan Post, ondernemersadviseur van IMK, zo aanspreekt: “De vent maakt de tent. Meinte is een commerciële man, dat heeft hij in verschillende sectoren bewezen. Het is ook een voordeel dat hij niet uit de horeca komt. Deurtje bellen moet je kunnen. Dat heeft niet iedereen geleerd die is opgegroeid in de horeca.” Met een opleiding MTS Werktuigbouw, dertien jaar commerciële buitendienstfuncties in ijzerwaren en kozijnen en acht jaar op de internationale touringcar als carrièrebagage, is Meinte Jorritsma niet het prototype van een hotellier pur sang. Hij lacht: “Het kwam toevallig op mijn pad. Februari 2009 zocht ik woonruimte en de toenmalige hoteleigenaar bood hier een appartement te huur aan. In mei ging hij failliet, maar ik mocht blijven wonen van de curator. ’s Avonds liep ik een beetje door het hotel, ik kreeg ideeën, maakte een plan en wat rekensommen, ging naar
10
mijn accountant, die reageerde positief en in juni nam ik het bedrijf over.”
Gebrek aan cashflow Zijn klandizie bestaat hoofdzakelijk uit medewerkers van bedrijven die in de omgeving een klus hebben: bouwbedrijven, installatiebedrijven, rioleringsbedrijven. Dat is 85% van de omzet. En dat was ook de oorzaak van het probleem dat zich maart 2011 aandiende: geringe liquiditeit en gebrek aan eigen vermogen om een dip op te vangen. “Toerisme betekent cash, bedrijven gaan op rekening. Als die dan laat betaald worden, heb je gauw gebrek aan cashflow. Ik had dit bedrijf vanaf nul euro opgezet.” De bank wilde niets doen, een finan-
cieringsregeling via het Bbz, uitgevoerd door de gemeente, bood soelaas. “Banken lopen met een grote boog om de horeca heen”, zegt Arjan Post. “Ze zijn op dit moment sterk risicomijdend en hebben daarmee veel bedrijvigheid op slot gezet. In dit hotel wordt voor elke euro gevochten. Het bedrijf heeft veel perspectief.” En zo is het! De afgelopen maanden gaan de zaken weer goed. “Het is een mooi vak en je maakt van alles mee”, zegt Meinte, die volop groeikansen ziet. “Ik wil vooruit. Heb plannen voor de zakelijke markt. Lunchen, vergaderen. We zitten hier niet ver van de snelweg en beschikken over ruime parkeergelegenheid.” In de buurt zit-
ten grote bedrijven als Dunlop, SCA en Philips. Ook zijn er business- en serviceclubs. Meinte heeft 10 m/v personeel. “Mensen met gevoel voor de zaak en passie voor de gast. Er is veel aandacht voor de keuken.” Ondertussen werkt de hotellier aan acquisitieplannen, want de 45 kamers stromen niet vanzelf vol. “Ik vind dat erg leuk om te doen. Er zijn hier binnenkort ook Bedrijven Contactdagen, daar heb ik nieuwe folders voor laten maken. Ook heb ik nieuwe acties bedacht voor de vaste gasten van bedrijven die hier door de week zitten. Zo kunnen ze in het weekend met hun partner komen, voor een aantrekkelijk tarief met gratis ontbijt.”
11
I nterview
Arnhem
“Participeren is primair werken, als het gaat om inzet van het participatiebudget. Wij willen ervoor zorgen dat mensen die kunnen werken ook aan het werk zijn. Die ambitie staat in ons coalitieakkoord”, zegt de Arnhemse wethouder Michiel van Wessem (VVD, portefeuille Werk & Inkomen, Economie en Cultuur). Arnhem kent een bijzondere coalitie: SP, VVD, Groen Links en D66. Het korten van het participatiebudget (in Arnhem van 35 naar 17 miljoen) wordt door Van Wessem omschreven als “een enorme bezuiniging als je je realiseert dat een deel nog aan bestaande verplichtingen opgaat, waaronder sociale werkvoorziening en in ons geval ook de ID-banen waarvan we vinden dat er goede oplossingen voor moeten komen.” Zoveel mogelijk mensen aan het werk en als het even kan: loonvormend werk. “Dat hoeft dus niet per se in loondienst te zijn, maar wel echt werk”, duidt Van Wessem. Hij stelt dat de arbeidsmarkt totaal aan het veranderen is, en noemt hierbij flexibilisering van arbeidscontracten en de toename van het aantal zzp’ers.
Vijf sectoren In 2011 zijn binnen de gemeente Arnhem 1.988 nieuwe vestigingen gestart, maar zijn ook 1.549 vestigingen opgeheven. “Het aantal starters neemt nog steeds toe ondanks tegenzittend economisch tij. Het aantal uitvallers neemt ook toe, dus daar ligt een interessante opgave voor ons. Het gaat vooral om waar de kansen liggen. We doen een aantal startersprojecten met de provincie en de Kamer van Koophandel. ‘IkStartSmart’ is er één van.” De economische agenda van Arnhem telt vijf sectoren waaraan bijzondere aandacht wordt besteed. Dat zijn mode en vormgeving, energie en milieutechnologie, zorg en welzijn, toerisme en recreatie, en zakelijke dienstverlening. Er wordt gewerkt met branche-service-
12
verbindt economische agenda en re-integratieagenda
procent. Dat geldt voor ondernemerschap ook. Als je de smaak te pakken hebt dan wil je meer.” Wouters: “Je komt in een andere dynamiek.” Van Wessem: “Je krijgt vertrouwen in jezelf, zeker mensen die langer in een uitkeringssituatie hebben gezeten. Dat is een psychologische logica. Het is ook zo normatief om van dat soort ontwikkelingen te zeggen dat het niet goed zou zijn.”
Lastige discussie
“Participeren is primair werken” punten, waarbij per sector afspraken worden gemaakt met werkgevers en met onderwijsinstellingen. “Daarnaast hebben we onze wijkaanpak”, zegt Van Wessem, “met vier aandachtswijken waarin één van de problemen de relatief hoge werkloosheid is. Dat lukt heel goed. Samen met woningcorporatie Volkhuisvesting is in de wijk Klarendal een heus modekwartier ontstaan. Veel ontwerpers van ArtEz beginnen daar. De verbinding tussen de economische agenda en de re-integratieagenda wordt nadrukkelijk gemaakt. Dat is niet alleen in de portefeuilles die bij deze wethouder samenkomen, dat is in de organisatie ook zo.”
Drijvende kracht “Vanuit sociaal perspectief is de basisovertuiging dat het goed is als mensen
in hun eigen inkomen kunnen voorzien. Het maakt ons niet zoveel uit of dat in loondienst is of anders. Als ik kijk vanuit een economische invalshoek, dan zie ik ondernemers echt als een drijvende kracht in de stad en is een ondernemend klimaat goed voor je stad. Daarbij kijk ik verder dan alleen bedrijven. Arnhem profileert zich ook als cultuurstad. Binnen cultuur zullen we uiteindelijk moeten winnen doordat we ondernemende cultuurorganisaties hebben. Dat geldt ook voor onderwijs, uiteindelijk zullen ondernemende onderwijsinstellingen het verschil gaan maken. Als je ondernemerschap goed hebt verankerd in je stad, dan heb je vele plussen.” Toch zijn er in 2011 ruim 1.500 vestigingen opgeheven. Een ondernemer die omvalt kost de staat gemiddeld 115.000 euro. Dus reken maar uit… Zou het sociale vangnet breder moeten worden gemaakt dan het Bbz? Van Wessem: “Of je meer zou moeten doen dan het Bbz om degenen die het niet redden te helpen, daar heb ik eerlijk gezegd mijn vraagtekens bij. Ik denk dat er veel te winnen valt door mensen
bij de start beter te ondersteunen en ook af en toe kritisch de spiegel voor te houden.” Isabelle Wouters, afdelingshoofd Bureau Zelfstandigen, voegt toe: “Sommigen weten niet waaraan ze beginnen. Wij hebben laatst nog een ondernemer begeleid. Een zoon die het bedrijf van zijn vader heeft overgenomen. Die man moet nog heel veel leren, die is niet van nature ondernemer. Maar we hebben het op de rit gezet, paar mensen eruit want dat ging echt niet meer, en het bedrijf draait weer als een tierelier. Dat is echt de moeite waard. Maar het lukt niet altijd”, aldus Wouters. Zij is zelf ondernemer geweest met een bedrijf (12 m/v) dat congressen organiseerde. Ze verkocht haar onderneming in 1998. In 2002 startte ze samen met een partner een nieuw bedrijf in de onderwijs-arbeidsmarkt. Sinds vier jaar werkt ze in Arnhem. “Vroeger had je het Middenstandsdiploma”, vervolgt Wouters. “Je kunt je afvragen of je dat terug moet willen, misschien moet je kijken naar een andere vorm. Een ondernemingsplan leert je wel over alle aspecten na te denken over wat je wilt
en je voor te bereiden op wat je tegen gaat komen. Maar of dat de ultieme vorm is?” Van Wessem: “Het zit voor mij ook wel een beetje in de categorie tunnelvisie. Mensen komen bij de Kamer van Koophandel omdat ze graag ondernemer willen worden en die worden geholpen door mensen die heel graag willen dat dit ook lukt. Dus het is alleen maar een succes als iemand ondernemer wordt. Maar je zou het ook anders kunnen formuleren en zorgen dat iemand veel beter doordacht die keus maakt. En het is ook een succes als ik iemand tot het inzicht breng dat hij het beter niet kan doen.” Parttime ondernemerschap. De politiek doet er een beetje moeilijk over, het zou concurrentievervalsend zijn, je hebt geen hele uitstroom. Hoe kijkt de gemeente Arnhem daartegen aan? Van Wessem: “Mijn ervaring is: vanuit werk stromen mensen makkelijker in naar werk. Dus vanuit parttime werk gaan mensen makkelijker naar fulltime werk. De stap vanuit de bijstand naar werk is vele malen groter dan de stap vanuit 40 procent naar 60, 70 of 100
Over de Wet werken naar vermogen zegt Van Wessem: “Het is een lastige discussie met Den Haag, vind ik, want daar leeft toch iets van: als we het helemaal loslaten dan gaan die gemeenten misschien toch wat anders doen dan wij hebben bedacht. Maar is dat dan meteen verkeerd? Wij zitten er het dichtste bij. Toon dus ook daar eens een beetje lef en laat het gewoon gebeuren. Er loopt nu een pilot loondispensatie. Als je ziet wat daar vervolgens weer aan regels en regelingen omheen wordt opgetuigd, zowel voor de gemeente als voor de werkgever…” Wouters: “Het kost veel meer werk dan dat het oplevert.” Van Wessem: “De kerngedachte is een goede. Laat het nu ook aan de gemeenten om dat op die manier in te gaan vullen. Ik ben er nog steeds van overtuigd dat de meeste mensen in een uitkeringssituatie niets liever willen dan een eigen inkomen verwerven. Daar ligt het niet aan. En aan ons ook niet, want wij vinden het alleen maar prima als er zo min mogelijk mensen in een uitkering zitten. Aan de werkgevers ligt het ook niet want, is mijn ervaring, die hebben mensen nodig en willen ook echt wel meer doen dan alleen maar plat geld verdienen.” “Dus er zijn drie partijen die het willen. Maak het vervolgens simpel: u betaalt voor wat u krijgt, u krijgt geen extra sores, geen extra risico’s. Laat dat gewoon een tijdje z’n gang gaan, ik ben ervan overtuigd dat het dan gaat werken.”
13
I nterview
Nederland kent sinds kort meer dan één miljoen ondernemers, waarvan bijna 50.000 in de regio Rotterdam. Maar liefst 98 procent van de Rotterdamse ondernemingen hoort in de categorie ‘kleinbedrijf’. Rotterdam boekt resultaat met een geïntegreerde aanpak van economie, zorg, arbeidsmarkt en ondernemerschap. In 2011 zijn binnen de gemeente Rotterdam 7.910 nieuwe ondernemingen ingeschreven, maar zijn er ook 7.349 ondernemingen opgeheven. Rotterdam telt meer zzp’ers dan gemiddeld in Nederland. Hamit Karakus (PvdA, portefeuille Wonen, ruimtelijke ordening, vastgoed en stedelijke economie): “Het aantal kleine ondernemers
Dat is ook één van de redenen waarom ik het Regionaal Bureau Zelfstandigen (RBZ) veel sterker wil laten aanhaken bij de sectorenaanpak waar Hamit mee bezig is. We kennen nu ook ‘Rotterdamse Zaak’, waarbij oud-ondernemers en studenten van de Hogeschool Rotterdam zzp’ers helpen. Dat is een heel mooi instrument omdat je oud-ondernemers in positie brengt en hen laat doen waar ze goed in zijn – pragmatische adviezen geven - maar ook studenten die bijvoorbeeld kijken naar marketing, administratie of ICT. Daar hebben we dit jaar ruimte voor 100 zzp’ers. Dat betekent voor ons ook dat we voldoende focus moeten aanbrengen om die twee werelden bij elkaar te brengen. We kunnen er als RBZ voor zorgen dat die netwerken samenkomen en dat
Rotterdam kiest voor geïntegreerde aanpak en zzp’ers is in 2011 gegroeid ten opzichte van 2010. We zijn hier voortdurend bezig met de vraag: hoe kunnen we die kleine ondernemers steunen, zeker in moeilijkere tijden?” Hij vertelt over administratieve lasten die de afgelopen vier jaar al met 39 procent zijn teruggebracht en daar komt in deze collegeperiode, eind 2015, nog 15 procent bovenop. Ook wordt gewerkt aan minder belemmerende wetten en beleidsregels. Om de relaties met ondernemers te versterken gaat de wethouder per sector accountmanagers aanstellen. “Om meer beleidsinhoudelijke discussies op te werpen, zodat we ook meer voor elkaar kunnen betekenen”, aldus Karakus.
‘Rotterdamse Zaak’ Marco Florijn (PvdA, portefeuille Werk, inkomen en zorg): “We willen krachtiger sturen op de kansrijke sectoren en de kansrijke gebieden.
14
in die netwerken snel opgemerkt wordt wie hulp nodig heeft. Maar dan is bij ons wel de vraag: is voldoende tussen de oren gebracht wat het is, ondernemen? Hebben we te maken met iemand die geen zin had in een uitkering en regels van sociale zaken en die een beetje het ondernemerschap ingeduwd is? Daarin willen we superscherp zijn.”
Samenwerking is cruciaal Karakus noemt de samenwerking tussen EZ en SZ cruciaal. “Ik moet zorgen dat SZ minder klanten in z’n bakje krijgt. Wij moeten zorgen dat ondernemers ondersteund worden waar dat maar kan, en ervoor zorgen dat die mensen goed worden begeleid, maar we moeten ook voorkomen dat mensen zo maar gaan ondernemen. Als je wilt ondernemen: prachtig, maar daar hoort ook administratie bij en boekhouding.
Ik hoor heel vaak: geef ondernemers maar de ruimte en het komt goed. Maar er moet ook ruimte zijn voor publiekrechtelijke betrokkenheid vanuit de overheid, dat je de vinger aan de pols houdt en daar waar nodig ingrijpt.” Hij geeft een voorbeeld: branchering. “We hebben hier een aantal ontwikkelingen: Nieuwe Binnenweg, Beijerlandselaan, Zwart Janstraat. Als je daar als overheid niet ingrijpt, krijg je de branchering nooit meer sterk. Dus daar moet je als overheid wel durven ingrijpen, terwijl je niet op de stoel van de ondernemer moet gaan zitten.” Karakus legt uit dat de gemeente allerlei diensten heeft samengevoegd om tot een geïntegreerde aanpak te komen. “We willen een gebiedsgericht plan, het moet niet alleen ruimtelijk, maar ook economisch onderbouwd zijn. Daardoor kun je versnelling aanbrengen en ben je goedkoper uit. Katendrecht is een heel interessante casus. We hebben ons de vraag gesteld: hoe krijgen we daar de dynamiek op gang? We hebben vervolgens Theater Walhalla gevraagd om zich daar te vestigen. De ondernemer is Harry-Jan Bus, iedereen in Rotterdam kent ‘m. Hij heeft bijna z’n hele netwerk meegenomen en ervoor gezorgd dat het gebied is gaan leven. Als je hier vijf jaar geleden aan tafel had gezeten en dat had durven dromen was je voor gek verklaard. Je moet heel zorgvuldig kijken naar het DNA van je gebied en de ondernemers moeten passen. Winkels kunnen we morgen vullen met kappers en bakkers, maar dat willen we niet. Echt vasthouden, in overleg met bestaande ondernemers, aan wat we hebben. Dat is de rol van de overheid.”
Sociaal ondernemerschap Het korten op het participatiebudget impliceert ook voor Rotterdam een forse vermindering: van 200 miljoen naar 60 miljoen. “Dat hebben we in de begroting al keurig meerjarig uitgewerkt”, zegt Florijn, “maar het is wel irreëel weinig. Tegelijk zie je daardoor een enorme innovatiedrang, ook binnen Sociale Zaken. Wij hebben te maken met een groep van 17.000 mensen die wat verder van de arbeidsmarkt afstaat. Onze strategie is: werk is de beste zorg, en die voeren we uit met zorgpartijen. We zien dat steeds
15
I tem
De essentie van de Wet werken naar vermogen is het omdraaien van het spel. In plaats van zo kansrijk mogelijk duwen, is ‘t gewoon het faciliteren van de vrager zodat er zo kansrijk mogelijk getrokken wordt. Rotterdam heeft al langer een werkgeversbenadering. Wat gaat er dan nu veranderen? Florijn: “De wet is voor ons niet zo relevant, die zou ook niet hoeven van ons. Sterker nog, met die nieuwe wetgeving komt er weer meer gedoe bij. Heel veel rompslomp voor de werkgevers. Wat we hier in Rotterdam hebben gedaan, is de klantbenadering omgedraaid. Dus niet de bijstandsgerechtigde is onze klant, maar de werkgever. Dat doen we op zes sectoren, ook om focus te houden. Voor de meest kansrijke sectoren hanteren
16
maken. Het sterke van Rotterdam is focus. Er volledig voor gaan. Dat zie je ook bij Daad, het werkgeversservicepunt. Dat is het middel om het doel te bereiken dat de werkgevers worden bediend met handjes die ze keihard nodig hebben. We hebben ook deeltijd werken ingevoerd, ook om deeltijd uit de uitkering te kunnen gaan.” Parttime ondernemerschap is in sommige gemeenten een heikel punt in verband met marktverstoringen…
Foto: Casper Rila
meer partijen in de sector snappen dat de aandacht moet uitgaan naar de werkgever die een personeelsbehoefte heeft. We hebben natuurlijk heel erg lang met loonkostensubsidie een soort fake-economie in stand gehouden. Wat wij verder doen, is kijken of we de uitkeringen rendabeler kunnen maken met een aantal sociaal ondernemers. Al eerder is het besluit genomen om loonkostensubsidies af te schaffen. Daarmee krijg je heel ander partnerschap, veel serieuzer.” Florijn geeft een voorbeeld van sociaal ondernemerschap. Hij vertelt over een ondernemer op Katendrecht die een bedrijfje wil starten in was- en strijkservices. “Er wonen daar 8.000 mensen en dat is een goede basis om zo’n wijkeconomisch bedrijfje te draaien. Hij wil dat doen met mensen die nu in een uitkering zitten. Hij zegt: ‘Die wil ik graag uitkeringsonafhankelijk maken, maar ga niet zeuren dat iedereen ook meteen 100 procent uit de uitkering moet. Laat mij het opbouwen, laat mij met die mensen ondernemen’. Dát soort ondernemerschap. Of wat we in het kader van de WSW doen met een metaalbedrijf: die neemt gewoon heel onze metaalsector over.”
we een ‘pull’ strategie. Dus we duwen niet de mensen door de half gesloten deuren van de werkgevers heen, nee we gaan in de bedrijfsvoering van werkgevers de mensen uit de bestanden halen.”
Florijn: “Elke vorm van uitstroom is in Rotterdam bespreekbaar. We sturen op rendement. Dus als we 30 uur kunnen terugverdienen op de uitkering is het ook prima. Volledige uitstroom is het doel, maar er is een groep mensen die dat niet lukt. In ondernemerschap kan het ook goed mogelijk zijn. Ondernemerschap naast een andere baan, dat zie je steeds vaker.”
huisvesten. Heb ik het nog niet eens over Spaanse Polder, Mullerpier of Maassilo. Stel je voor dat er van die 350 zo’n 50 doorgroeien naar een bedrijf met 20-25 medewerkers… Ook zijn we op zoek naar nieuwe economie. Ik was twee weken geleden bij een bedrijf in de creatieve sector dat zich bezighoudt met ‘e-learning’ en ‘serious gaming’. Dat bedrijf is gegroeid van één medewerker naar 35. Wat ‘serious gaming’ betreft zijn ze nu nummer twee in de wereld. Die markt is nu anderhalf miljard euro groot, maar gaat naar tien miljard. Dat bedoel ik met je eigen bedrijven, je eigen kennis, je eigen studenten een kans geven.” Uit een internationaal onderzoek blijkt dat Nederlanders goed zijn in ondernemen, maar dat veel ondernemers geen ambitie hebben om kwantitatief te groeien. Een groter percentage dan waar ook ter wereld wil gewoon in z’n uppie blijven. Vanuit de Europese Unie wordt gesteld: het werklozenprobleem
Binding met de stad Karakus: “Het midden- en kleinbedrijf is in Rotterdam echt het allerbelangrijkste. Internationaal komen er op jaar-
vervolgens de stad proberen te veroveren, dan Nederland veroveren en dan de rest van de wereld. We vinden het leuk om drie, vier maanden op een A-locatie te zitten en direct internationaal via de digitale snelweg’. EZ heeft dat ondersteund en dat is meteen enorm succesvol geweest. Ze zijn nu aan het kijken waar de volgende kansen liggen. Ze maken verbinding met Silicon Valley, daar halen ze kennis vandaan zodat hun internetwinkel goed draait en ze liggen met hun producten nu in vijf landen. Dit zijn mensen die buiten de traditie denken.” “De gemeente faciliteert ze met een winkelruimte. Ze hadden voor de opening internationale pers uitgenodigd. Die arriveerden per helikopter bij Hotel New York en reden door naar de Coolsingel. NOS Journaal erbij. Als je als overheid in staat bent om die dynamiek te faciliteren, dan is het succesvol. Maar als je als overheid stelt: neem
“We zijn hier voortdurend bezig met de vraag: hoe kunnen we kleine ondernemers steunen?” Hamit Karakus
“We verwachten ook zakelijkheid, het is geen duf subsidietraject” Marco Florijn
Dan heb je het over sectoren waarin tekorten zijn, of worden verwacht? Florijn: “Het zijn niet per se de topsectoren, het gaat ook over laaggeschoolde arbeiders die in de toekomst erg noodzakelijk zijn. We denken in verschillende groepen. Groepen die de komende jaren kansrijk zijn, maar ook groepen waarover we ons zorgen maken als we er niet extra in investeren. Dus haven en techniek, zorg, schoonmaak, groen. Je moet weten waar je de deals wilt
basis vier, vijf bedrijven naar Nederland en alle gemeenten willen die binnenhalen. Wij zijn er voorstander van onze lokale ondernemers, starters, te faciliteren en te helpen groeien. De gedachte is: als je lokaal ondernemers laat groeien, krijgen ze binding met de stad en dan blijven ze ook. Dat is ook de reden dat we onze leegstaande kantoren daarvoor inzetten. Alleen al rondom het stadhuis en het centraal station hebben we het afgelopen jaar 350 startende ondernemers kunnen
is in wezen heel simpel, als elke ondernemer één medewerker in dienst neemt is de werkloosheid opgelost. Moet je daar je energie op richten, zorgen dat er een stukje groei en ambitie komt in die brede onderlaag, of moet je gaan voor de piek in de delta? Hoe verdeel je aandacht en middelen? Florijn: “De economie verandert. We zijn een netwerkeconomie en dat betekent dat je in een cluster van éénpitters zaken kunt doen. Er ontstaan andere vormen van ondernemerschap. Hier aan de Coolsingel hebben we geholpen met een pop-up store voor vier jonge ondernemers. Die zeiden tegen me: ‘We willen niet gaan ondernemen in een ouderwets pandje in een straat, en
Sociale innovatie, ondernemers die andere ondernemers helpen. Kun je stellen dat Rotterdam er alles aan zal doen om juist in die hoek wat meer te ondersteunen dan dat anderen dat doen? Anders gezegd: wil je vanuit sociale ambitie ook beter ondernemerschap hebben? Karakus: “Beter ondernemerschap is nodig, maar je ziet in het kleinbedrijf ook vaak het probleem dat de ondernemer geen opvolger heeft. De slagersbranche bijvoorbeeld. Het onderwijs heeft daar weinig oog voor. Er is een enorme mismatch tussen wat de vraag is en wat het onderwijs levert. Wij kunnen misschien helpen, als iemand slager wil worden of het bedrijf wil overnemen, maar dan moet de eigenaar ook willen investeren in het opleiden van de leerling-ondernemer. Dat is een sociaal aspect, maar ook zakelijk: zijn bedrijf is anders niets waard als hij stopt.” Florijn: “Het zit in het DNA van Rotterdam om dat soort ontwikkelingen te hebben in de stad en dat vanuit de overheid ook te stimuleren. Wat op Katendrecht gebeurt, maar ook op de Wilhelminapier: er is lef, er wordt ruimte gegeven, maar we verwachten ook zakelijkheid, het is geen duf subsidietraject. Als je er zelf niet in gelooft, gaan wij er zeker geen geld inpompen.”
allemaal een medewerker aan, ik zou zeggen: pas op of dat nou wel per se de goede route is.” “De voorzitter van MKB Rotterdam heeft een vervoersbedrijf met 400 medewerkers. Hij heeft nu een deal met een klein bedrijfje dat van deur tot deur elektronisch vervoer regelt. Mensen kunnen instromen vanuit de bijstand, kunnen bij hem terecht en door naar transport, RET etcetera. Dit wil hij ook in andere sectoren promoten. Wij kunnen allerlei plannen maken als gemeente, maar als wij partnerschap vinden met dit soort belangrijke spelers in de stad, dan maak je gebruik van de dynamiek die Rotterdam heeft.”
17
I ntroductie
Grootste succes “Je moet feeling hebben met ondernemen. Ik probeer mij altijd in te leven in de situatie van de ander. Daar heeft diegene recht op en het werkt ook prettiger.” Hij vertelt over een Iraanse Nederlander. “Die wilde een filmproductiebedrijf beginnen. Dat loopt goed nu en er is zelfs een internationaal filmfestival uit voortgekomen.”
Team Zelfstandigen Amersfoort
Hans van Riemsdijk Werkt sinds 1975 bij de gemeente Amersfoort. Eerst 25 jaar bij de gemeentelijke kredietbank en sinds 2000 als consulent bij het Team Zelfstandigen. Daarvoor was hij – met een financiële achtergrond werkzaam in de commerciële sector. “Maar invalidewagentjes terugvorderen vanwege betaalachterstanden, dat werd me te gortig.” April 2013 gaat Van Riemsdijk met pensioen. Hij heeft plannen voor een eigen bedrijfje: import/export van bouwmaterialen in Marokko. “Mits de economische omstandigheden verbeteren en het een levensvatbaar bedrijf kan worden. Die criteria gelden ook voor mij.”
Team Zelfstandigen Amersfoort Hans van Riemsdijk werkt met twee collega’s. Ze helpen op jaarbasis zo’n 450 startende en gevestigde ondernemers. Daar is ongeveer drie miljoen euro mee gemoeid aan bedrijfskredieten. De vraag is heel divers, van zzp’er in de bouw tot zadelmaker, van administratief dienstverlener tot imker. “We helpen vormgeven aan iets dat ze leuk vinden. We volgen ze vijf jaar. Dan bestaat 85% nog steeds.” Wees origineel, is zijn credo. “Het heeft geen zin om de honderdste rijschoolhouder of thuiskapper te willen worden.”
Grootste teleurstelling “Je gunt het iedereen die een eigen bedrijf wil starten. Als mensen het dan net niet snappen of het net niet goed uitwerken is dat teleurstellend. Maar het komt natuurlijk ook voor dat wij zeggen: je kunt er maar beter niet aan beginnen. Bij gevestigde ondernemers is de situatie soms zo hopeloos geworden, dan moet je ze proberen in te laten zien dat stoppen pijn doet maar wel verstandig is.“
“Je moet feeling hebben met ondernemen”
18
Ergernis Van Riemsdijk ergert zich eraan als ondernemers weinig aandacht besteden aan administratie en boekhouding. “Dat is echt een probleem, zowel bij starters als bij gevestigde ondernemers.” Van hem mag het Middenstandsdiploma terugkomen en het Vestigingsbesluit aangescherpt. “Dat dwingt mensen om zich te verdiepen, voor te bereiden en te investeren in zich zelf.” Er wordt nog wel eens lichtzinnig gedacht over voor jezelf beginnen, vindt hij. “Ben je bereid om dag en nacht te werken? Wat betekent het voor je relatie, voor je thuisfront?”
19
InDetail In deze artikelenreeks, bedoeld voor geïnteresseerden in de publieke sector, schetst IMK een beeld van de belangrijkste branches in het lokale kleinbedrijf. Aandacht voor de structuur van de branche en de laatste ontwikkelingen daarin, met focus op die aspecten, die vanuit de publieke sector van belang zijn. Dit artikel gaat over de detailhandel, de meest zichtbare van alle branches in het lokale straatbeeld. Voor dagelijkse en niet-dagelijkse boodschappen maken consumenten gebruik van 108.000 fysieke winkels, 18.000 ambulante handelsondernemingen en 37.500 webwinkels.
branche In detail
O
nder ambulante handel wordt verstaan ‘de verkoop van goederen aan consumenten vanuit verplaatsbare stallen en kramen op de markt, en/of langs de openbare weg’. In de afgelopen 20 jaar is het aantal wekelijkse markten met 10% toegenomen tot circa 980 en intussen is het aantal markten en marktdagen gestabiliseerd. De gemiddelde ambulante handelaar bestaat niet. Het blijkt wel mogelijk om de ambulante ondernemers in te delen in een viertal profielen: de fulltime markthandelaar, de parttime markthandelaar, de standplaatsondernemer en de braderieondernemer. 41% van de marktkramen staat met voedingsmiddelen, 27% met textiel, 24% met overige non-food en 6% met bloemen en planten. De totale omzet van de ambulante handel wordt geschat op € 2,6 miljard. In voedingsmiddelen wordt de hoogste omzet per onderneming gerealiseerd: € 230.000. Markthandelaren actief in de textiel en overig non-food, volgen met respectievelijk € 60.000 en € 40.000. De omzet per verkoopuur ligt bij voedingsmiddelen en bloemen rond de € 200. In de textiel en overig nonfood bedraagt de omzet per uur gemiddeld € 50.
Onder druk In Oost-Nederland bezoekt bijna 70% van de inwoners wel eens een markt. In het Westen is dat 60%. Marktbezoekers zijn doorgaans oudere consumenten die de markt regelmatig bezoeken, en daarbij bewust op zoek zijn naar specifieke producten. De warenmarkt staat onder druk. Consumentengedrag wijzigt, terwijl het assortiment, de openingstijden en de
20
Ambulante handel:
markt verliest marktaandeel opzet van de markt nauwelijks veranderen. De markt is onvoldoende in staat geweest om in te spelen op wijzigingen in het consumentengedrag en verliest dan ook marktaandeel ten opzichte van de fysieke winkels en webwinkels. Niet alleen de markthandelaren, maar ook gemeenten en exploitanten van winkels
en winkelcentra zullen de waarde moeten inzien van de bijdrage die de ambulante handel levert aan het functioneren van het winkelapparaat in de steden en dorpen. Het is daarom essentieel dat alle belanghebbende partijen meer in beweging komen voor vernieuwing van de ambulante handel.
H
et koop- en winkelgedrag van consumenten verandert ingrijpend en steeds vaker kiest de consument het internet als kanaal. Het argument daarvoor is meestal gemak en tijdsbesparing. Bij de KvK staan circa 24.500 detaillisten ‘via postorder en internet’ geregistreerd. Daarin zijn nog niet de detaillisten opgenomen, die zowel een fysieke winkel als een webwinkel hebben. Ook online retailers vanuit het buitenland worden niet meegenomen. De brancheorganisatie Thuiswinkel.org schat het totale aantal Nederlandse webwinkels op 37.500. De omzetontwikkeling van webwinkels kent een grillig patroon op maandbasis. Groeispurten worden afgewisseld door perioden met een meer bescheiden groei. Iedere dag worden ruim 200.000 online bestellingen geplaatst met een gemiddelde orderwaarde van € 115 per bestelling. In 2011 kwam de ‘thuiswinkelen omzet’ op € 9 miljard. In 2005 was dat nog geen 3 miljard. Dit jaar zal dat bedrag ongetwijfeld nog verder stijgen. Drempels om online te kopen, zoals het niet kunnen ‘zien en voelen’, de hoge verzendkosten en lastige betaalmethoden verdwijnen meer en meer. Zo besteedden Nederlanders het afgelopen jaar 80% meer aan schoenen online. De verwachting is dat de omzet van online schoenenwinkels binnen vijf jaar op 600 miljoen euro zal uitkomen. Dat is 30% tot 35% van de totale schoenenomzet. Het aantal online aankopen is de afgelopen jaren enorm gestegen. Deze trend zal zich de komende jaren voortzetten, waarbij ook de rol van mobiel internet steeds meer zichtbaar wordt. Nu al is één op de twintig Nederlanders een mobiele koper. De opkomst van iPads en andere tablets blijkt online mobiel winkelen verder te stimuleren. Zo meldde Wehkamp onlangs dat zij vele malen meer verdienen aan tablet shoppers dan aan smartphone shoppers.
Webwinkels:
consument koopt steeds meer online Verouderd standpunt Het ontbreken van een heldere en eenduidige definitie van webwinkels zorgt ervoor dat cijfermateriaal vaak niet vergelijkbaar is. Daarnaast heeft het geleid tot onduidelijkheid rondom de vestiging van webwinkels en vigerende bestemmingsplannen. Gemeenten maken in hun bestemmingsplan meestal onderscheid tussen detail- en groothandel en hanteren daarbij de verouderde definitie van het begrip detailhandel, namelijk de traditionele fysieke winkel waar contact plaatsvindt tussen de verkoper en de consument. In de praktijk leidt dat tot het verbieden van vestiging van webwinkels op woonbestemmingen en
bedrijventerreinen, doorgaans prima locaties voor webwinkels. De webwinkel wordt in veel gemeenten verwezen naar een plek in de winkelstraat. Dit verouderde standpunt over webwinkels heeft al geleid tot spraakmakende rechtspraken, zoals voor een uit huis gerunde webwinkel in Abcoude. Op basis van het bestemmingsplan werd deze vestiging verboden. Dat gebeurde ook in ’s-Hertogenbosch, waar de rechtbank besloot dat een webwinkel niet geëxploiteerd mocht worden vanuit een pand met de bestemming ‘bedrijfsdoeleinden’. Webwinkels vallen met de huidige wetgeving en gehanteerde definities dus regelmatig tussen wal en schip.
21
InDetail
E
r zijn in Nederland 108.000 fysieke winkels, een daling van ruim 5% in de afgelopen tien jaar. De belangrijkste categorieën daarin zijn voedingsmiddelen (supermarkt en speciaalzaken) en de duurzame consumptiegoederen. Voor voedingsmiddelen geldt dat sinds de financiële crisis consumenten hun voedsel meer bij de supermarkt kopen, met als gevolg het stoppen van veel voedingsspeciaalzaken. De grens van hard werken voor weinig inkomen wordt steeds vaker bereikt. Op dit moment vormen stoppende slagers een trend, zoals dat eerder het geval was bij stoppende groentemannen, reformzaken, poeliers en bakkers. Onder de klassieke middenstand is een ware kaalslag aan de gang. De supermarkt is niet alleen een dreiging voor de speciaalzaak, zij vormen ook de trekker van consumenten naar het winkelgebied met voor een doorsnee supermarkt wekelijks gemiddeld 10.000 bezoekers. Ruim 80 cent van elke euro aan boodschappen komt inmiddels wel bij de supermarkt terecht.
gastcolumn
fysieke winkels: kaalslag onder klassieke middenstand
Nieuwe trends en concepten in winkelen Avond- en nachtopening: In navolging van Amsterdam overweegt ook Den Haag om winkels de mogelijkheid te geven hun zaak dag en nacht geopend te houden. Uit een Brits onderzoek blijkt dat winkeliers tussen 17.00 en 20.00 uur topomzetten boeken, 50 procent meer dan ’s ochtends. Merkconcepten: De industrie, en met name de grote merken, zoals Unilever en Proctor & Gamble, zijn gestart met het ontwikkelen van directe kanalen met consumenten, vaak via of ondersteund door het internet. Daarbij gaat het ook om alledaagse producten, zoals shampoo, luiers en etenswaren. Vending machines: In Eindhoven is een Björn Borg-automaat geïntroduceerd waar consumenten 24 uur per dag boxershorts uit de muur kunnen halen.
22
Voor duurzame consumptiegoederen geldt dat driekwart van alle aankopen, ondanks de opkomst van webwinkels nog altijd plaatsvindt op de winkelvloer. Maar ook daar is de markt fors in beweging en heeft de winkelier te maken met in toenemende mate doelgerichte en prijsbewuste kopers. Veel klanten doen voor hun aankoop eerst onderzoek op internet voor prijs- en productinformatie. Sinds 2011 is het internet de doorslaggevende oriëntatiebron voor Nederlandse consumenten, ongeacht
waar ze hun producten vervolgens ook aanschaffen. Nederlandse consumenten besteden tweederde van hun aankopen in de eigen gemeente. In de dagelijkse sector is dit 76 % en in de niet-dagelijkse sector 56 %. Een groot deel van de koopkracht die afvloeit, komt terecht in omliggende gemeenten binnen een straal van 25 kilometer. De actieradius van de consument (vooral bij niet-dagelijkse artikelen) is veel groter dan tot op heden werd
aangenomen. Vooral bij duurzame consumptiegoederen (zoals kleding en schoenen, woninginrichting en artikelen voor sport en vrije tijd), blijkt de consument in staat en bereid om grotere afstanden af te leggen.
Bezoek daalt Vooral winkeliers in de binnensteden ondervinden concurrentie van internet. Omdat steeds meer consumenten het zogenaamde ‘vergelijkend winkelen’ inruilen voor vergelijken op internet, daalt het bezoek aan de binnenstedelijke winkelgebieden. Het dalende bezoek heeft ook grote consequenties voor hoe onze binnensteden eruitzien. Winkelleegstand loopt de laatste jaren gestaag op. Het aanbod aan vierkante meters winkelvloer dat te huur of te koop staat is in vier jaar tijd met 40% gestegen. Diverse experts zijn van mening dat als er niets gebeurt, complete binnensteden zullen verpauperen. Een ontwikkeling die mogelijk de aanblik van binnensteden zal veranderen, is dat consumenten websites van fysieke winkels prefereren boven websites van bedrijven zonder fysieke winkels. Steeds meer webwinkels openen dan ook offline afhaalpunten. Deze ‘nieuwe’ stenen vestigingen hoeven niet per se gevestigd te zijn op een toplocatie. Goed bereikbare aanloopstraten voldoen. Het veranderde koop- en winkelgedrag biedt volgens het Hoofdbedrijfschap Detailhandel ook kansen. In Veenendaal is de pilot ‘Het nieuwe winkelen in de binnenstad’ gestart om winkeliers en beleidsmakers te leren hoe zij als collectief sneller en beter in kunnen spelen op deze marktverandering. In het in Veenendaal gevestigde landelijk informatiecentrum, kunnen bezoekers kennismaken met de technieken die in pilot worden toegepast om de communicatie tussen binnenstadondernemers en bezoekers te verbeteren en om de service aan de bezoeker te verhogen.
Door Hans Biesheuvel
Topsectorenbeleid is óók mkb-beleid Links en rechts lees en hoor ik wel eens kritiek op het topsectorenbeleid van demissionair minister Verhagen van EL&I. Bijvoorbeeld dat ‘de grote bedrijven’ aan de haal gaan met de revenuen ten koste van kleinere bedrijven. Ik herken dat beeld totaal niet. Sterker, ik hoor in mijn dagelijkse contacten met ondernemers veel lof over het topsectorenbeleid, dat juist kleine ondernemingen kansen en erkenning biedt. Er is veel productieve samenwerking tussen ‘groot’ en ‘klein’. Het kabinet trekt € 2 miljard uit voor de topsectoren, de bedrijven zullen zich voor ruim € 1,5 miljard hieraan verbinden in de vorm van innovatiecontracten. Het nieuwe innovatiebeleid van dit kabinet is volgens mij zeker voor het mkb kansrijk. Leest u maar mee: • Ingewikkelde subsidies zijn omgezet in regelingen die voor alle innovatieve bedrijven toegankelijk zijn. Tegenover het schrappen van € 300 miljoen aan innovatiesubsidies staat € 600 miljoen extra aan fiscale innovatiefaciliteiten. • De WBSO (subsidie op loonkosten onderzoekers) blijft, ondanks een forse toename in het gebruik, op het niveau van voor de crisistijd. Ruim 70% van het geld gaat naar het mkb. Dat is € 600 miljoen per jaar. • In het oude beleid ontbrak een regeling voor andere kosten dan loonkosten. Daarin wordt nu voorzien door de zgn. RDA (fiscale aftrek voor onderzoek en ontwikkeling). Bedrijven die verlies lijden, kunnen het voordeel dat deze regeling oplevert overigens negen jaar meenemen. Je moet wel goed be-
denken dat het een aftrek is die te betalen belasting verlaagt. Betaal je geen belasting, dan heb je dat probleem (belasting betalen) niet. • Het MKB+ innovatiefonds (€ 500 miljoen) biedt ondersteuning bij de financiering van innovatieve projecten. Ook voor risicovolle, die pas na verloop van tijd winst opleveren. Dit biedt een oplossing voor de behoefte aan financiering die veel mkb-bedrijven naar voren brengen. Het fonds is ‘revolverend’: opbrengsten vloeien terug. Goed voor weer andere kandidaten! • Een belangrijk element in het topsectorenbeleid is het beter richten van de publieke kennisinstellingen op de vraag van het bedrijfsleven. Juist een betere aansluiting op kennis is voor het mkb van belang. Via innovatiecontracten, op 2 april afgesloten, stellen bedrijfsleven en kennisinstellingen samen een innovatieagenda op. De mkb-deelname aan deze contracten (1.000 bedrijven zijn betrokken) ziet er goed uit. • Het topsectorenbeleid behelst ook meer dan alleen innovatie. Denk aan onderwijs, de overheid als ‘launching customer’, handelsmissies en wet- en regelgeving, het hoort er allemaal bij. Natuurlijk is een aantal punten vatbaar voor verbetering. Zo moet wat mij betreft de RDA+ (aftrek die innovatiecontracten moet stimuleren) ook verliesgevende en startende bedrijven stimuleren te investeren. Dat kan via de loonbelasting. Minister Verhagen heeft reeds toegezegd daarnaar te gaan kijken. Hans Biesheuvel is voorzitter van MKB-Nederland.
23
I nzicht ‘Budget coachen’ voor ondernemers IMK introduceert ‘Budget coachen’ voor ondernemers. De methodiek is gebaseerd op die van het Nibud (Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting). De twee organisaties slaan de handen ineen om te zorgen dat zelfstandig ondernemers niet door eigen onvermogen in financieel zwaar weer terechtkomen. “De twee belangrijkste oorzaken van liquiditeitsproblemen zijn terugval in inkomen en slecht financieel beheer”, zegt Etzel Steinhage, projectleider nationale markten bij IMK. Hij stelt dat ondernemers die failliet gaan vaak een gebrek hebben aan financieel inzicht en geen controle hebben over hun inkomsten en uitgaven. Ongeveer tien procent van de jaarlijkse starters stopt met een problematische schuldsituatie. “Door verkeerde prioriteiten te stellen, komen ze zowel zakelijk als privé in de financiële problemen”, aldus Steinhage. “Binnen gemeenten wordt budgetbegeleiding een steeds belangrijker onderdeel bij het begeleiden van ondernemers die het zwaar hebben. Gemeenten schakelen IMK in om de levensvatbaarheid te onderzoeken van ondernemers in het Bbz. Als je veel actiever kijkt naar die budgettering, dan is die levensvatbaarheid veel eerder binnen bereik en loop je als gemeente minder financieel risico. Zo draagt budget coachen bij aan schadelastbeperking.”
“Je ziet vaak bij ondernemers problemen ontstaan omdat de zakelijke en privé financiën door elkaar gehaald worden”, zegt Nibuddirecteur Gerjoke Wilmink. “Wat is bruto en wat is netto? Wat is winst? Het is ontzettend belangrijk om twee boekhoudingen bij te houden.” Het geldt niet alleen voor ondernemers, voegt Wilmink eraan toe. Ze stelt dat in het algemeen te weinig mensen bijhouden hoe het staat met hun financiën.
24
“Als je veel geld hebt, hoeft dat geen probleem te zijn, maar als je op je geld moet letten, kan het een groot probleem zijn. Dat zie je bijvoorbeeld als mensen te maken krijgen met inkomstenterugval. Wij hebben er onderzoek naar gedaan en mensen die grip op hun financiën houden, die kunnen ook verandering aan. Daaruit weten we ook dat minder geld niet per se minder gelukkig maakt, maar minder grip op geld wel. Voor een ondernemer geldt dat dubbel en dwars. Die heeft voortdurend te maken met wisselende inkomsten.”
Maak een begroting Daarom heeft Nibud ‘In 4 stappen grip op geld’ ontwikkeld. Onderwerpen die daarbij aan de orde komen: zorg dat je administratie op orde is, maak een begroting, kijk of je recht hebt op toeslagen of subsidies en maak een bespaarplan. “Kijk of je in elk geval verdient wat je nodig hebt en houd privé en zakelijk gescheiden. Je moet heel erg opletten dat je dat niet door elkaar heen laat lopen; dat je een zakelijke meevaller niet als persoonlijke meevaller gaat zien.” Zorg ook dat je een buffer opbouwt voor
onvoorziene uitgaven, stelt Wilmink. Nibud heeft berekend dat die buffer tenminste € 4.000 moet zijn. Waar ligt het aan dat mensen niet budgetteren? Wordt het ze niet geleerd? “Dat is in elk geval een waarheid als een koe. We doen al heel lang onderzoeken onder middelbare scholieren. Rond 2000, na een aantal ongelofelijk vette jaren, bleek voor het eerst dat ze meer uitgaven dan inkomsten hadden. Toen gingen bij ons alle alarmbellen rinkelen.”
“Ondernemers halen zakelijke en persoonlijke financiën door elkaar” Hoe meer hulp hoe beter
Ondernemers van morgen
Ruim tien jaar later is het probleem er niet minder op geworden, stelt Wilmink vast. “Onder VMBO jongeren zijn de problemen het grootst, dat is wel 60 procent van onze jeugd! Als je kijkt naar werkende jongeren: zo gauw ze het ouderlijk huis verlaten, bouwen twee op de drie een schuld op. Gemiddeld is dat meer dan € 2.000. Als ze thuis wonen komen ze al geld tekort, maar ouders leggen daar meestal nog wel wat bij. Studenten bouwen ook meer en meer een studieschuld op. Uit onze onderzoeken blijkt dat een behoorlijk percentage geld leent om het wat gemakkelijker te hebben. Ouders zijn de eerst verantwoordelijken, dat blijf ik zeggen, maar het is ingewikkeld geworden en ik vind dat het onderwijs daar ook een rol in moet spelen. Wij hebben nu zelf voor het basisonderwijs een Geldexamen ontwikkeld, een beetje naar voorbeeld van het Verkeersexamen. We proberen heel hard om dat geïmplementeerd te krijgen, dat doen we onder meer met het platform Wijzer in Geldzaken, een initiatief van het ministerie van Financiën. Dat banken zeggen ook iets voor jongeren te willen gaan doen: perfect. Hoe meer hulp hoe beter.”
Onder die jongeren van vandaag bevinden zich ook veel ondernemers van morgen. Wilmink zou dan ook graag iets willen opzetten voor de ROC’s in het land. Ook verwijst ze naar het Geldmuseum waar een ‘Ondernemers Experience’ is ingericht voor middelbare scholieren die overwegen om voor zichzelf te beginnen. Het zijn terreinen waarop de samenwerking tussen Nibud en IMK zich verder zou kunnen ontwikkelen ten behoeve van aanstaande ondernemers. Indachtig het adagium ‘een goed begin is het halve werk’. En dat geldt zeker in een tijd waarin steeds meer mensen ervoor kiezen om ‘eigen baas’ te worden. “Als je ziet dat jaarlijks duizenden ondernemers in de problemen komen doordat met name uitgaven in de privésfeer niet in de pas lopen met de inkomsten dan is dat zorgelijk”, zegt Wilmink. “Maar het positieve hieraan is dat we over een probleem praten waar met een gedegen aanpak op maat absoluut stappen voorwaarts gezet kunnen worden. Met de inzet van de sterke punten van IMK en Nibud kan de financiële weerbaarheid van ondernemers verder worden verbeterd.”
25
I nnovatie
Jacqueline Zuidweg maakt werk van schuldsanering ondernemers
“Tien procent ondernemers
verkeert in financiële problemen” Jacqueline Zuidweg is sinds enige tijd een BO’er – een Bekende Ondernemer. Sinds haar uitverkiezing tot Zakenvrouw van het Jaar 2012, is Zuidweg ‘all over the media’ en maakt ze dankbaar van de gelegenheid gebruik om te pleiten voor schuldhulpverlening aan ondernemers. “Tien procent verkeert in ernstige financiële problemen. Continu. Daar wordt gewoon geen aandacht aan besteed. Gemeenten zijn niet verplicht om hierin te voorzien. Dat vind ik dus niet kunnen.” 26
Die tien procent ondernemers hebben gemiddeld 120.000 euro schuld en gemiddeld achttien schuldeisers. “Die schuld is ongedekt. Mensen zijn daar persoonlijk aansprakelijk voor”, aldus Zuidweg. Ze is al sinds 1994 bezig met het helpen van ondernemers die in financiële problemen verkeren. “Ik vond het onrechtvaardig dat particulieren met geldproblemen wel bij de gemeente konden aankloppen voor schuldhulpverlening en kleine zelfstandigen helemaal niet. Vreemd, want aan de ene
kant word je enorm gemotiveerd om te starten; denk aan de startersdagen van de Kamer van Koophandel, er is een fiscale startersaftrek, je kunt starten vanuit een uitkering. Maar op het moment dat het niet goed gaat met de ondernemer, gaan de luikjes allemaal dicht.”
Heel goed bemiddelbaar Het eerste jaar hielp Zuidweg al zo’n 35 kleine zelfstandigen bij hun financiële problemen. De doorbraak kwam in het tweede jaar toen zij een deal sloot met
de gemeente Amsterdam. Het was haar eerste gemeente als opdrachtgever. Nu werkt haar bureau Zuidweg & Partners (90 m/v, hoofdkantoor in Hilversum en diverse regio/intakekantoren in het land) voor 160 gemeenten. “Gemeenten zijn niet verplicht om te voorzien in schuldhulpverlening aan ondernemers. Dat vind ik dus niet kunnen. Particulieren met schulden helpen ze wel en kleine zelfstandigen niet. Terwijl daar ook gezinnen aan hangen en dat juist een groep is die heel goed bemiddelbaar is, ondanks die hoge schuld. Een groep die ook weer snel aan het werk wil, die kan werken, dus als je ergens goed in kunt investeren dan is het wel in die groep. Maar het is geen prioriteit op de agenda. Het idee bestaat dat de ondernemer zelfredzaam is, maar we hebben het hier over een groep met een inkomen dat vergelijkbaar is met dat van de particulier die wél geholpen wordt. Die onrechtvaardigheid bestaat nog steeds. De Wet schuldsanering natuurlijke personen (WSNP) zegt dat elke natuurlijke persoon eerst een minnelijke regeling moet doorlopen, dus in theorie zou de gemeente daarin moeten faciliteren.” Komt een ondernemer eenmaal in de bijstand, dan komt hij er ook niet meer uit stelt Zuidweg. “Er is geen prikkel. Met 120.000 euro schuld weer aan het werk, dan krijgt hij loonbeslag tot in de eeuwigheid. Saneren is beter, dan kun je het afkopen vanuit de mogelijkheden voor de toekomst.” Zuidweg geeft een voorbeeld van een ondernemer die middels de Bbz een doorstart kan maken. “Stel hij heeft 120.000 euro schuld en er gaat 50.000 euro Bbz krediet in, dan is er bijvoorbeeld 10.000 voor het doen van noodzakelijke investeringen en blijft er 40.000 om die schulden te regelen. Dan kopen we dat af volgens de richtlijnen die er
zijn. Voor de schuldeisers geldt dat ze liever iets hebben dan niets en ook liever het geld direct hebben dan dat ze er drie, vier jaar op moeten wachten. En de ondernemer krijgt een krediet op maat, een bedrag dat hij kan terugverdienen.”
Vijf voor en over twaalf Van alle ondernemers in de problemen maakt 60 procent een doorstart. “Dat zijn er dus heel veel. Het zijn ondernemers die vallen in de categorie ‘Vijf voor en vijf over twaalf’. Als ze zich eerder zouden melden, kun je de schade helpen beperken. Ik vind dat alle adviseurs rond een ondernemer daarin een verantwoordelijkheid hebben, zoals banken en accountants.” Ze pleit ervoor dat het minnelijk en het wettelijk traject beter op elkaar worden afgestemd en dat het proces wordt versneld. “Ik vind dat zo’n traject niet langer dan drie jaar zou moeten duren. Stel, je bent een jaar bezig in een minnelijk traject, het lukt niet, maar je hebt aan alle regels keurig voldaan, dan ga je de WSNP in minus een jaar vooraftrek. Je moet zo iemand ook wel stimuleren om weer in z’n eigen inkomen te voorzien. Uiteindelijk betalen we dit met z’n allen.” Zuidweg vindt dat het hele proces efficiënter kan. “Dan denk ik dat we heel veel onnodige subsidiegelden kunnen besparen. Het zou heel erg helpen als er een landelijk schuldenregister zou komen (men is bezig met een project genaamd LIS, Landelijk Informatiesysteem Schulden – red.) waardoor je sneller in kaart hebt welke schulden er allemaal zijn. Dat is nog de grootste uitdaging, een schuldenaar heeft vaak het overzicht niet en van LIS kan ook een beschermende werking uit gaan. Velen met mij houden hoop dat het er gaat komen.” Zuidweg is een tv-programma gestart, ‘MKB in the picture’, “een pro-
gramma voor en door ondernemers, waarbij ze van elkaar leren.” Ze is ook bezig met de voorbereiding van een boekje over de ervaringen van ondernemers die (bijna) failliet zijn gegaan. “Als een ondernemer de schaamte voorbij is en open over z’n financiële problemen vertelt, hoe hij er weer uit is gekomen en wat hij ervan heeft geleerd, dan is het delen van die ervaring zeer waardevol. Ik vind dat het een ondernemer siert als hij in actie komt in plaats van dat hij in een slachtofferrol gaat zitten. We groeien op in een maatschappij waarin het niet geaccepteerd wordt dat je faalt als ondernemer. Maar dat kan gewoon gebeuren. Door ziekte, door een echtscheiding, door verkeerd omgaan met geld. Dat boekje gaat over mensen die weer zijn opgestaan en doorgegaan.”
Eén lange verjaardag Ze begon in 1994 “vanuit mijn hart” met 6.000 van haar moeder geleende guldens. “Ik dacht: ik geef mezelf een jaar de tijd, lukt het niet dan kan ik altijd nog secretaresse worden of in de horeca gaan werken, dat vond ik leuk tijdens m’n rechtenstudie.” Achttien jaar later is er erkenning in de vorm van de uitverkiezing tot Zakenvrouw van het Jaar 2012. Ze beschrijft het gevoel als “één lange verjaardag, elke dag dat je wakker wordt krijg je weer bloemen, er is taart, heel veel aandacht. De eerste hausse heb ik gehad qua media, nu krijg ik nog veel aanvragen voor interviews. En ondertussen doe ik gewoon m’n werk hoor. Je moet vlieguren maken als ondernemer en dat geldt nog elke dag. Alle aandacht is geweldig, maar het is belangrijk dat je jezelf blijft. Het kwartje is bij mij nog steeds niet helemaal gevallen. Ik ben er al wel trots op, maar het is toch nog een beetje onwerkelijk dat ik in dat rijtje met al die geweldige vrouwen sta.”
27
I tem
De Droomkast timmert aan de weg Ian Hooglander en Moor Verbrugh kennen elkaar al sinds hun dertiende. De vrienden zijn sinds mei 2011 ook zakenpartners. Met hun winkelconcept De Droomkast (‘Relic meubelen’) timmeren ze in Amsterdam letterlijk en figuurlijk aan de weg.
‘Welkom in de antikea’ staat er op hun website. Duurzaamheid is het ‘key word’ bij Ian en Moor. Ze restaureren oude meubelen en maken nieuwe stukken van gebruikte materialen. De meubelen halen ze bij de kringloop, vinden ze op rommelmarkten of zoeken ze tussen grof vuil dat aan de straat is gezet. Ze zijn gespecialiseerd in meubelen uit de jaren ’40-’70 van de vorige eeuw. ‘Vintage design’ met een woonwarenhuisprijskaartje.
Mensen warm maken Vorig jaar wonnen Ian en Moor de IMK Award, een prijs voor passie voor ondernemerschap, toekomstgerichtheid, flexibiliteit en succesvol ondernemerschap in de regio. Wat ze daarvan vinden? “Een mooie bevestiging dat we op de goede weg zijn en het geeft vertrouwen dat we erin zullen slagen om steeds meer mensen warm te maken voor ons concept.” Ian en Moor hebben een neus voor bijzondere spulletjes. En ze lijken eindelijk hun plek te hebben gevonden. Neem Moor. Mavo gedaan, daarna grafische vormgeving, maar dat was ’t niet, de havo ook niet, toen maar muziek gaan
28
maken en na talloze bijbaantjes op z’n 23e naar de Meubelvakschool. “Tijdens die opleiding kreeg ik het idee voor De Droomkast.” Zijn maatje Ian dan? Op z’n vijftiende van school af, kunstacademie geprobeerd, kapper geweest, in de horeca gestaan, als badmeester gewerkt. “Moor nam me een keer mee naar het grofvuil. Ik zette een stoeltje op Marktplaats en verkocht dat met dikke winst. Op een nacht heb ik het ondernemingsplan geschreven, op één A4tje.” Lang verhaal kort: Dienst Werk en Inkomen van de gemeente Amsterdam gaf groen licht en € 2.700 startkrediet. Ze huurden een garage (25 m²) en gingen een half jaar testen. Nu zitten ze in een klein pandje (70 m²) aan de Amstelkade. “Te klein”, stelt Ian, “we willen heel graag naar een grotere ruimte.” De omgeving van de Albert Cuyp zou perfect zijn, maar de huren zijn daar aanzienlijk hoger. “Er staat zeven miljoen meter bedrijfsruimte leeg in Nederland. Er zijn genoeg jonge,
creatieve ondernemers die iets willen. Die blij zijn als ze iets tijdelijk kunnen huren”, pleit Ian voor samenwerking tussen pandeigenaren, overheden en ondernemers.
Doelgroep groter dan gedacht “Ik heb nog nooit zo hard gewerkt en ook nog eens lekker voor mezelf”, lacht Moor. Hij heeft zijn draai gevonden. “Ik hou van mooie, oude spullen. Mensen zetten van alles op straat, eigenlijk zonde dat ze het weggooien. Ik heb de skills om het te restaureren. Toch hartstikke mooi dat je aan spullen die je gratis vindt nog wat kunt verdienen door ze weer op te knappen?” Het loopt beter dan gehoopt, de doelgroep is groter dan gedacht. Rijk, arm, jong, oud, studenten die iets anders willen dan het woonwarenhuis, ouderen die op zoek zijn naar nostalgie. “De trend is oud en industrieel”, zegt Moor. De Droomkast wordt ook gevraagd voor het inrichten van café’s en winkels
en ook interieurstylisten en binnenhuisarchitecten weten de weg naar de Amsteldijk te vinden. De Droomkast doet projecten met kunstenaars en meubelmakers en ook worden er exposities georganiseerd. De omzet verdubbelt elk kwartaal, toch ondernemen Moor en Ian nog met behoud van uitkering. Het omslagpunt is nabij, stelt Frank Schuurman, ondernemerscoach bij IMK, die de jonge ondernemers begeleidt. De toekomst zien Ian en Moor met grenzeloos vertrouwen tegemoet. Ze hebben elke dag wel tachtig ideeën. Als ze op korte termijn geen grote ruimte kunnen vinden, overwegen ze een tweede filiaal. Ian zou ook graag stageplaatsen aanbieden aan probleemjongeren. “We zijn een erkend leerbedrijf, maar hebben nu eigenlijk geen plek. Daarom willen we ook een groter pand: meer werkruimte, meer winkel, meer opslag en een kantoor.”
29
I ns & Outs
I mk
Ondernemerschap is te leren, dat is een algemeen aanvaard gegeven. De vaardigheden van de ondernemer bepalen voor een belangrijk deel het succes van de onderneming. IMK biedt een digitale opleiding aan die zich onderscheidt door effectiviteit. De volledige opleiding bestaat uit zeven modules. Het voordeel van de digitale leeromgeving is dat men plaats- en tijdonafhankelijk kan studeren.
OC&W gestelde eisen. Deze zijn voor ondernemerschap ten behoeve van het middelbaar beroepsonderwijs opnieuw gedefinieerd en dat heeft geleid tot de CE Ondernemerschap (CE staat voor Certificeerbare Eenheid). IMK is formeel participant in dit programma en de IMK ondernemersopleiding leidt dan ook op voor hetzelfde ondernemersdiploma.
Inhoud van de opleiding In 240 tot 300 uur ‘basisonderwijs ondernemerschap’ wordt de cursist op interactieve wijze als het ware meegenomen in de digitale leeromgeving. Met een combinatie binnen de modules van materiaal lezen, voorbeelden en video’s bekijken, vragen beantwoorden en op-
De gemaakte opdrachten en gevonden informatie kan direct worden gebruikt bij het samenstellen van een ondernemingsplan. Hoewel iedere module afzonderlijk gevolgd kan worden, vormen alle modules samen een eenheid. Hiermee is er een goede basis voor het maken van het ondernemingsplan. IMK beschikt al sinds jaar en dag over een online ondernemingsplan inclusief e-coaching.
Meer informatie of demonstratie? Voor meer informatie of een demonstratie kunt u contact opnemen met Etzel Steinhage (
[email protected] of 06 - 14 48 64 84).
Nieuwe leermethodes maken het leren voor ondernemers makkelijk, plezieriger en daarmee effectiever. Een nieuwe ondernemersopleiding moet volgens IMK voldoen aan een aantal eigenschappen: • levert de ondernemer aantoonbaar een grotere overlevingskans; • past bij het karakter van het kleinbedrijf en het opleidingsniveau van de ondernemer; • is efficiënt, volledig online, dus leren wanneer en waar het de ondernemer uitkomt; • is interactief en stimulerend, met de mogelijkheid van extra begeleiding; • leidt tot erkend diploma of certificaat.
IMK stelde vast dat het bestaande aanbod van honderden verschillende ondernemersopleidingen onvoldoende aansluit bij deze vijf eisen. Vanuit dat besef heeft IMK geïnvesteerd in de ontwikkeling van een digitale leeromgeving voor ondernemers, die voldoet aan de vijf eisen en bijdraagt aan duurzaam ondernemerschap. Daarbij is aangehaakt bij de door het ministerie van
30
Kleine bedrijven creëren 85% van nieuwe banen
Voor sommige mensen met arbeidsbeperkingen biedt werk als zelfstandige kansen, als alternatief voor werk in loondienst. Dat meldt UWV naar aanleiding van een pilot uit 2011 die als doel had zicht te krijgen op het aandeel arbeidsbeperkten dat werkt als zelfstandige. Door gegevens van UWV te koppelen met data uit het Sociaal Statistisch Bestand (SSB) van het CBS, kon een eerste inschatting worden gemaakt van UWVklanten die werken als zelfstandige. Dit komt vooral voor bij gedeeltelijk arbeidsongeschikten in de WIA (5,5%) en de WAO (7%). Bij Wajong’ers komt het veel minder vaak voor: slechts 0,9% werkte in 2008 als zelfstandige.
Kleine en middelgrote ondernemingen (kmo’s) waren goed voor 85% van het nettoaantal nieuwe banen (gemiddeld 1,1 miljoen per jaar) in de EU tussen 2002 en 2010. Dit blijkt uit een door de Europese Commissie uitgevoerde studie. Micro-ondernemingen (ondernemingen met minder dan tien werknemers) zijn goed voor het hoogste aandeel (58%) in de totale groei van de netto werkgelegenheid in bedrij-
Bron: UWV Kennisverslag 2012
BMKB op hoogste niveau ooit De benutting van de Borgstelling MKB-kredieten (BMKB) in 2011 is met 909 miljoen euro de hoogste ooit. Dit schrijft minister Verhagen (EL&I) aan de Tweede Kamer in een brief over de halfjaar rapportage inzake de benutting van de EL&I financieringsinstrumenten. De belangrijkste financieringsinstrumenten
Doorbraak in digitale opleiding voor kleine ondernemer Eisen voor ondernemerschap
Zelfstandige met arbeidsbeperking
drachten uitvoeren bereidt men zich voor op alle componenten die te maken hebben met het starten en uitvoeren van het eigen bedrijf. Met praktisch uitgewerkte voorbeelden (de cursist volgt gedurende de gehele opleiding 1 specifieke ondernemer) wordt de startende ondernemer zich bewust van de keuzes die binnen de bedrijfsvoering, bijvoorbeeld op het gebied van marketing of personeel, gemaakt moeten worden.
De volledige opleiding bestaat uit de volgende zeven modules: Module 1:
Bepaalt het (toekomst)beeld van de onderneming
Module 2: Geeft de onderneming vorm Module 3: Regelt het financiële gedeelte (van het opstarten) van de onderneming Module 4: Bewaakt de financiële positie van de onderneming Module 5: Positioneert en/of innoveert de onderneming Module 6: Koopt in voor de onderneming (producten en/of diensten) Module 7: Verwerft opdrachten/klanten, stelt offertes op en/of onderhandelt
van EL&I zijn de Borgstelling MKB-kredieten (BMKB) voor het mkb en de Garantie Ondernemingsfinanciering (GO) voor het mkb en grotere bedrijven. Is de benutting van de BMKB in 2011 de hoogste ooit, de benutting van de GO viel in 2011 juist lager uit: over het gehele jaar is € 255 miljoen gefiatteerd, tegen € 528 miljoen in 2010. Bron: EL&I
Meer werklozen na WW in bijstand Het aantal werklozen dat na de WW-uitkering in de bijstand terechtkomt, is sterk toegenomen. Deze groei is vooral het gevolg van de economische crisis en verkorting van de maximale uitkeringsduur van de WW. Een hoog risico op doorstroom hebben jongeren, alleenstaanden met kind(eren), laagopgeleiden en werknemers die voor de werkloos-
ven. Nieuwe ondernemingen (jonger dan vijf jaar) in zakelijke dienstverlening creëren meer dan een kwart (27%) van de nieuwe banen. Bron: Europese Commissie
situatie kleine ondernemers bouw & kinderopvang verslechtert IMK-Index:
De economische situatie voor kleine ondernemers heeft zich in het eerste kwartaal van dit jaar gestabiliseerd. Dat blijkt uit de IMK-Index, de kwartaalrapportage gebaseerd op het aantal ondernemers dat een beroep doet op bijstandsverlening. Niet alle kleine ondernemers profiteren echter: met name in de bouw en de kinderopvang verslechterde de situatie. Het laatste kwartaal van 2011 noteerde het IMK nog
een aanzienlijke teruggang van de economische positie van kleine ondernemers, met name in detailhandel en horeca. In de eerste drie maanden van dit jaar zette deze trend echter niet door. De IMK-Index eindigde in het eerste kwartaal van 2012 op 148. Maart 2010 bereikte de index een maximale stand van 234. In de zomer van 2011 daalde de IMK-Index nog naar 108. Bron: IMK
heid in de uitzendbranche en zakelijke- of financiële dienstverlening werkten. Het doorstroomrisico is (zeer) hoog in de meeste grote steden en economisch zwakke regio’s, zoals Groningen en Friesland. Bron: Kenniscentrum UWV
31
I tem
Ondernemen?
IMK werkt eraan! IMK begeleidt ondernemers in goede en slechte tijden. Met meer dan 100 experts, verspreid over heel Nederland. En in nauwe samenwerking met gemeenten en financiële instellingen. IMK biedt jarenlange ervaring en specifieke branche- en regiokennis. En heeft al ruim 25.000 ondernemers ondersteund in hun talent en passie. Ondernemen? IMK werkt eraan!
IMK Instituut voor het Midden- en Kleinbedrijf
www.imk.nl