1 Het college van burgermeester en wethouders van Rotterdam, gelet op artikel 147 van de Gemeentewet, afd. 4.2.1 van de Algemene wet bestuursrecht, artikel 4 lid 2 van de Subsidieverordening Rotterdam 2005 en artikel 42 van het Besluit mandaat, volmacht en machtiging Rotterdam 2009, besluit vast te stellen, Beleidsregels sociaal-medische indicatie kinderopvang Rotterdam.
Paragraaf 1 Algemene bepalingen Artikel 1 1. a. b.
c.
d. f. g. i.
Begripsbepalingen college: het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam; gastouder: de natuurlijke persoon van 18 jaar of ouder die gastouderopvang biedt, met uitzondering van natuurlijke personen van wie een of meer kinderen op bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen gronden onderworpen zijn aan ondertoezichtstelling of voorlopige ondertoezichtstelling als bedoeld in artikel 254, onderscheidenlijk artikel 255, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, en met uitzondering van de persoon die op hetzelfde woonadres als de ouder of diens partner staat ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie; gastouderopvang: kinderopvang: a. die plaatsvindt door tussenkomst van een geregistreerd gastouderbureau; b. die plaatsvindt in een gezinssituatie door een ander dan degene die als ouder op grond van artikel 1.5, eerste lid, aanspraak kan maken op een kinderopvangtoeslag onderscheidenlijk een tegemoetkoming of diens partner; c. waarbij de houder in totaal niet meer dan één voorziening voor gastouderopvang exploiteert; d. waarbij de opvang plaatsvindt op het woonadres van de gastouder of op het woonadres van een van de ouders; en e. bestaande uit de gelijktijdige opvang van ten hoogste zes kinderen, waaronder begrepen de bloedverwant of aanverwant in de neergaande lijn van de gastouder of zijn partner, die in belangrijke mate wordt onderhouden door de gastouder of zijn partner en op hetzelfde woonadres als de gastouder staat ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens en de leeftijd van tien jaar nog niet heeft bereikt. Met een bloedverwant of aanverwant in de neergaande lijn wordt gelijkgesteld een pleegkind dat de leeftijd van tien jaar nog niet heeft bereikt; GGD: gemeentelijke gezondheidsdienst als bedoeld in artikel 14 van de Wet publieke gezondheid; kindercentrum: voorziening waar kinderopvang plaatsvindt, anders dan gastouderopvang; kind: kind van 0 jaar tot de leeftijd van de eerste dag van de maand waarop het kind naar het voortgezet onderwijs gaat; kinderopvang: het bedrijfsmatig of anders dan om niet verzorgen, opvoeden en bijdragen aan de ontwikkeling van kinderen;
2 j.
kinderopvang plus: kinderopvang,gericht op kinderen die vragen om gespecialiseerde begeleiding bij een daartoe aangewezen instelling voor kinderopvang; k. ouder: de bloed- of aanverwant in opgaande lijn of de voogd of de pleegouder van een kind op wie de kinderopvang betrekking heeft, met dien verstande dat bij de beoordeling of sprake is van pleegouderschap een subsidie op grond van de Wet op de jeugdzorg buiten beschouwing blijft; l. register kinderopvang: register kinderopvang, als bedoeld in artikel 47 a van de wet; m. smi kinderopvang: kinderopvang op grond van een sociaal-medische indicatie; n. voorliggende voorziening: voorziening voor de opvang van kinderen waarvan de ouder gebruik kan maken en die voorgaat op kinderopvang op grond van deze beleidsregel; o. voorschoolse educatie: uitvoering van een door het college gesubsidieerd programma dat gericht is op het verbeteren van de voorwaarden voor het met succes instromen in het basisonderwijs van kinderen die nog niet tot een school kunnen worden toegelaten; p. wet: Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; q. zeer zwaarwegende gronden: de rechter is van oordeel dat het kind uit huis zal worden geplaatst als smi kinderopvang niet mogelijk is. 2. Waar in deze beleidsregels gesproken wordt over ouder, wordt tevens bedoeld de andere ouder of partner, waarmee de ouder een gezamenlijke huishouding, zoals bedoeld in de Wet werk en bijstand, voert. Artikel 2 Reikwijdte Deze beleidsregels hebben betrekking op de in Rotterdam woonachtige ouder die in aanmerking wil komen voor kinderopvang ten behoeve van een thuiswonende kind, bij wie als gevolg van een sociaal-medische problematiek van de ouder of kind een ernstige ontwikkelingsachterstand dreigt en waarbij geen aanspraak kan worden gemaakt op een voorliggende voorziening. Paragraaf 2
Te gelde maken van de aanspraak
Artikel 3 Aanvraag 1. De smi kinderopvang wordt aangevraagd op een door of namens het college vastgesteld en beschikbaar gesteld formulier, waarop de ouder in ieder geval de volgende gegevens dient in te vullen: a. naam, adres en burgerservicenummer van de ouder; b. naam, geboortedatum en burgerservicenummer van het kind waarop de aanvraag betrekking heeft; c. bankrekeningnummer; d. eventuele werkgevers of uitkeringsinstanties de ouder; e. belastbaar inkomen van de ouder van het voorgaande jaar; f. namen en adres(sen) van de hulpverlenende instantie(s); g. de machtiging van de ouder om de tegemoetkoming smi kinderopvang uit te betalen aan de instelling voor kinderopvang of gastouderopvang. 2. Op het in het eerste lid bedoelde formulier wordt aangegeven welke bewijsstukken van de ouder worden gevraagd. Artikel 4 Toetsingcriteria en weigeringsgronden smi kinderopvang 1. De in Rotterdam woonachtige ouder kan aanspraak maken op smi kinderopvang voor het thuiswonende kind, voorzover het college van oordeel is dat:
3 a. er sprake is van een sociaal-medische problematiek van de ouder of het kind, waardoor een ernstige ontwikkelingsachterstand dreigt bij het kind; en b. kinderopvang noodzakelijk is om die geconstateerde dreigende ernstige ontwikkelingsachterstand op te heffen of te verminderen; en c. geen aanspraak kan worden gemaakt op een voorliggende voorziening. 2. Onverlet de in de Algemene wet bestuursrecht genoemde weigeringsgronden wordt de smi kinderopvang geweigerd als: a. het kindercentrum of de gastouder niet is opgenomen in het gemeentelijke register kinderopvang; b. de opvang niet zal plaatsvinden of niet adequaat is; c. de opvang uitsluitend is bedoeld voor vakantieopvang; 3. Voor zover de ouder voldoet aan het bepaalde in het eerste lid en voorzover geen weigeringsgrond als bedoeld in het tweede lid van toepassing is, wordt: a. een beschikking tot indicatiestelling smi kinderopvang plus afgegeven als de ernst van de sociaal-medische problematiek van het kind daar aanleiding toe geeft; b. een beschikking tot verlening tegemoetkoming in de kosten van smi kinderopvang in de overige gevallen. Artikel 5 Functie van de smi kinderopvang De smi kinderopvang vervult één of meer van de hierna volgende functies: a. opvang en verzorging; b. ontwikkelingsstimulering; c. pedagogische zorg; d. contacten of sociaal netwerk. Artikel 6 Duur en omvang van de smi kinderopvang 1. De smi kinderopvang gaat in op de datum van registratie van de aanvraag, of zoveel later als de opvang daadwerkelijk aanvangt. 2. De duur van de smi kinderopvang wordt bepaald aan de hand van de omstandigheden van ouder en kind, maar bedraagt maximaal negen maanden. 3. In afwijking van het tweede lid duurt de kinderopvang plus maximaal één jaar. 4. In afwijking van het tweede en derde lid kan, voor zover wordt geoordeeld dat er sprake is van zeer zwaarwegende omstandigheden, de duur van de smi kinderopvang worden verlengd met telkens een jaar. 5. De smi kinderopvang kan eerder worden ingetrokken dan de vastgestelde duur indien: a. de ouder niet voldoet aan de verplichtingen; b. de kinderopvang niet of niet meer plaatsvindt; c. de ouder of het kind niet meer woonachtig is in Rotterdam; d. de ouder aanspraak kan maken op een voorliggende voorziening; e. de sociaal-medische indicatie komt te vervallen 6. De omvang van de smi kinderopvang wordt bepaald aan de hand van de omstandigheden van ouder en kind, maar bedraagt voor kinderopvang maximaal 6 dagdelen per week, met een maximum van 10,5 uren per dag en voor buitenschoolse opvang 3 dagen per week. 7. In afwijking van het zesde lid kan, voor zover wordt geoordeeld dat kinderopvang plus noodzakelijk is, de omvang van de smi kinderopvang plus op een hoger aantal uren en dagdelen worden vastgesteld. Artikel 7 Hoogte van de tegemoetkoming smi kinderopvang 1. De hoogte van de tegemoetkoming SMI wordt bepaald met de volgende formule: h = (k x u) – o. Hierbij staan de gebruikte letters voor het volgende:
4 h: de hoogte van de tegemoetkoming SMI, k: de werkelijke omvang van de smi kinderopvang gedurende de gehele toekenningsperiode; u: de uurprijs van de kinderopvang; o: de verschuldigde ouderbijdrage over de gehele toekenningsperiode. 2. De te vergoeden uurprijs van de smi kinderopvang bedraagt maximaal de uurprijs zoals die jaarlijks door het verantwoordelijk Ministerie wordt vastgesteld in het kader van de uitvoering van de wet 3. De hoogte van de ouderbijdrage wordt bepaald op de wijze zoals het verantwoordelijk Ministerie die hanteert bij de uitvoering van de wet. Paragraaf 3
Betaling en vaststelling van de tegemoetkoming smi kinderopvang
Artikel 8 Bevoorschotting van de tegemoetkoming smi kinderopvang 1. De tegemoetkoming wordt bij wijze van voorschot één keer per maand uitbetaald op basis van de ingediende declaratie. 2. Het voorschot wordt uitbetaald aan de ouder of aan het kindercentrum of gastouderbureau, als de ouder een machtiging voor rechtstreekse betaling aan het kindercentrum of gastouderbureau heeft overgelegd. 3. De declaratie bevat in ieder geval de volgende gegevens en bewijsstukken: a. de naam, geboortedatum en burgerservicenummer van het kind waarop de aanvraag betrekking heeft; b. de aanvangsdatum kinderopvang, voor zover het de eerste declaratie betreft; c. het aantal uren kinderopvang; d. de verschuldigde uurprijs van de kinderopvang. Artikel 9 Vaststelling van de tegemoetkoming smi kinderopvang De beschikking tot vaststelling van de tegemoetkoming smi kinderopvang wordt ambtshalve genomen uiterlijk binnen 13 weken nadat: a. de van de ouder of het kindercentrum of het gastouderbureau gevraagde gegevens en bewijsstukken zijn ontvangen; of b. de termijn waarbinnen deze gegevens verstrekt hadden moeten zijn ongebruikt is verstreken; of c. de periode waarop de verlening van de tegemoetkoming smi kinderopvang is afgelopen, indien geen aanvullende gegevens zijn gevraagd. Paragraaf 4
Inlichtingen- , medewerkingsplicht en terugvordering
Artikel 10 Inlichtingen- en medewerkingplicht 1. De ouder doet aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden waarvan hem of haar redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed zijn op de smi kinderopvang. 2. De ouder is verplicht desgevraagd de medewerking te verlenen die redelijkerwijs nodig is voor de uitvoering van deze beleidsregels. Artikel 11 Terugvordering Het college kan de tegemoetkoming terugvorderen van de ouder op de volgende gronden: a. de hoogte van de bijdrage is vastgesteld op grond van onjuiste of onvolledig verstrekte inlichtingen door de ouder en de ouder had redelijkerwijs kunnen begrijpen dat de bijdrage geheel of gedeeltelijk ten onrechte is uitbetaald;
5 b. de ouder heeft zonder geldige reden en toestemming van het college niet of niet volledig gebruik gemaakt van de kinderopvang. Paragraaf 5
Slotbepalingen
Artikel 12 Hardheidsclausule Het college kan in bijzonder gevallen deze beleidsregels buiten toepassing laten, of daarvan afwijken, voor zover toepassing ervan gelet op het belang van het kind zou leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard. Artikel 13 Citeertitel en inwerkingtreding Deze beleidsregels kunnen worden aangehaald als Beleidsregels smi kinderopvang Rotterdam en treden met terugwerkende kracht tot 14 juni 2010 in werking op de dag na publicatie. Aldus vastgesteld op 20 december 2010 het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam,
namens deze, de algemeen directeur van de GGD Rotterdam-Rijnmond
6 Artikelsgewijze toelichting Paragraaf 1
Algemeen
Artikel 1 Begripsbepalingen Daar waar mogelijk zijn de begrippen gehanteerd zoals die worden gebruikt in de wet. Omwille van de leesbaarheid is gekozen voor volledig weergave van die begrippen. Sub q: Onder zeer zwaarwegende omstandigheden wordt uitdrukkelijk niet verstaan: i. ernstige, chronische psychiatrische problematiek met veel beperkingen ondanks adequate behandeling; ii. gezinnen die recent bekend zijn geweest bij het Advies- en meldpunt kindermishandeling of Steunpunt huiselijk geweld. Artikel 3 Aanvraag De door de ouder op het formulier vermelde gegevens worden geverifieerd aan de hand van de door de ouder te tonen, in te leveren of reeds bij de GGD aanwezige documenten. Artikel 4 Toetsingscriteria en weigeringsgronden smi kinderopvang Lid 1 sub c: Een aanvraag kan in ieder geval worden afgewezen als de ouder aanspraak kan maken op één van de volgende voorzieningen: 1. kinderopvang op grond van de wet; 2. een tegemoetkoming van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen; 3. voorschoolse opvang; 4. opvang in een peuterspeelzaal; 5. een voorziening op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten; 6. een voorziening op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning; 7. een voorziening in het kader van het Persoonsgebonden Budget; 8. opvang in een medisch kinderdagverblijf; 9. opvang in Boddaertcentrum; 10. andere adequate (opvang)voorzieningen zowel in niet- professionele zin (eigen netwerk, eigen kracht initiatieven, etc.) als in professionele zin Lid 2 sub b: Het niet ondertekenen van de machtiging van de ouder om de tegemoetkoming smi kinderopvang uit te betalen aan de instelling voor kinderopvang of gastouderopvang is geen reden om de smi kinderopvang te weigeren. In dat geval wordt wel onderzocht of er voldoende gronden zijn om er vanuit te gaan dat kinderopvang niet zal plaatsvinden. Lid 3 sub a: In de beschikking tot indicatiestelling smi kinderopvang plus moet in ieder geval staan vermeld: a. de reden waarom de smi kinderopvang plus wordt toegekend; b. de functie die de smi kinderopvang plus kan bieden, te weten: i.Functie 1: opvang en verzorging; of ii.Functie 2: ontwikkelingsstimulering; of iii.Functie 3: pedagogische zorg; of iv.Functie 4. contacten/sociaal netwerk of v.Een combinatie van de bovengenoemde functies. c. de duur en omvang van de kinderopvang plus;
7 d. de hoogte van de ouderbijdrage en de wijze waarop de ouder deze dient te betalen; e. de verplichtingen van de ouder; f. de naam en het adres van de instelling waar de smi kinderopvang plus zal plaatsvinden. Lid 3 sub b: De beschikking tot verlening van de tegemoetkoming smi kinderopvang is een beschikking tot subsidieverlening zoals bedoeld in artikel 4:29 Awb. De beschikking tot verlening van de tegemoetkoming smi kinderopvang behelst een aantal belangrijke beslissingen. Bij de verlening wordt beslist of de aanvrager in aanmerking komt voor smi kinderopvang en worden verder de subsidiemaatstaf (artikel 4:31 Awb) en, voor zover nodig, de verplichtingen van de ouder (afd. 4.2.4 Awb) vastgelegd. Het is voorafgaande aan de beschikking tot vaststelling van belang een beschikking tot verlening te doen uitgaan om de volgende redenen: a. de verlening vindt plaats voor de aanvang van de kinderopvang. Op dat moment is nog onzeker of de kinderopvang daadwerkelijk zal plaatsvinden en of de ouder zich aan de verplichtingen zal houden; b. de precieze duur, omvang en kosten van de kinderopvang staan op dat moment nog niet vast, terwijl beide nogal eens van belang zijn voor de hoogte van de subsidie. Daarom is een tweede beschikking nodig, de vaststelling, om over bovengenoemde kwesties definitief te beslissen. Vanuit de ouder gezien is de vaststelling het moment waarop hij/zij, voor zover dat nog niet is gebeurd bij de declaratie, verantwoording dient af te leggen over de kinderopvang en wordt de bij de verlening verkregen voorwaardelijke aanspraak omzet in een definitieve. In de beschikking tot verlening van de tegemoetkoming smi kinderopvang moet in ieder geval worden vermeld: a. de reden waarom de tegemoetkoming wordt toegekend; b. de functie die de kinderopvang kan bieden, te weten: vi. Functie 1: opvang en verzorging; of vii. Functie 2: ontwikkelingsstimulering; of viii. Functie 3: pedagogische zorg; of ix. Functie 4. contacten/sociaal netwerk; of x. Een combinatie van de hiervoor genoemde functies. c. de maximale duur en maximale omvang per week van de tegemoetkoming; d. de maximale hoogte van de tegemoetkoming per week en de wijze waarop dat wordt berekend; e. de wijze waarop de ouder de declaraties moet indienen; f. de wijze waarop de declaraties bij wijze van voorschot wordt betaald; g. de wijze waarop de tegemoetkoming na afloop van de toekenningsperiode ambtshalve wordt vastgesteld; i. de overige verplichtingen van de ouder. Artikel 5 Functie van de smi kinderopvang Spreekt voor zich. Artikel 6 Duur en omvang van de smi kinderopvang De ingangsdatum van de smi kinderopvang ligt in beginsel niet voor de datum eerste aanvraag. De smi kinderopvang plus duurt langer en heeft een grotere omvang vanwege de complexere problematiek. Verder is het zo dat de door de gemeente gesubsidieerde instellingen jegens de gemeente gehouden zijn minimaal een keer per kwartaal de noodzaak van de plaatsing te herbeoordelen. Vanuit dienstverleningsoogpunt stuurt de GGD ongeveer drie maanden voor het verstrijken van de indicatieduur de ouder een brief, waarin deze geattendeerd wordt op het
8 verstrijken van deze periode. Het is en blijft te allen tijde de verantwoordelijkheid van de ouder en/of diens hulpverlener om de opvang tijdig op te zeggen. Artikel 7 Hoogte van de tegemoetkoming smi kinderopvang De wijze waarop de hoogte van de tegemoetkoming smi kinderopvang wordt bepaald wordt meegedeeld in de beschikking tot verlening en is tevens de grondslag bij het bepalen van de hoogte van de tegemoetkoming in de beschikking tot vaststelling van de tegemoetkoming smi kinderopvang. Paragraaf 3
Betaling en vaststelling van de tegemoetkoming smi kinderopvang
Artikel 8 Bevoorschotting van de tegemoetkoming smi kinderopvang Uitgangspunt is dat het subsidiebedrag wordt betaald overeenkomstig de subsidievaststelling en onder verrekening van de verstrekte voorschotten (artikel 4:52 lid 1 Awb). De voorschotverlening is mogelijk voor zover dit in de beschikking tot subsidieverlening is bepaald (artikel 4:54 Awb). Artikel 9 Vaststelling van de tegemoetkoming smi kinderopvang In vervolg op de beschikking tot subsidieverlening is er nog een tweede belangrijke beschikking, namelijk de beschikking tot vaststelling van de subsidie, in deze beleidsregels de beschikking tot vaststelling van de tegemoetkoming smi kinderopvang. De strekking van deze beschikking staat omschreven in artikel 4:42 Awb: de beschikking tot subsidievaststelling stelt het bedrag van de subsidie vast en geeft aanspraak op betaling van het vastgestelde bedrag overeenkomstig afdeling 4.2.7 Awb. Daarmee verschilt de vaststelling op twee belangrijke punten van de verlening: a. de vaststelling geeft de ontvanger een onvoorwaardelijke aanspraak op uitbetaling van een bepaald geldbedrag, in dit geval de tegemoetkoming kinderopvang; b. daarom bepaalt de vaststelling altijd een subsidiebedrag in euro’s. Aan de vaststelling is een verlening voorafgegaan waarin over een aantal belangrijke zaken al is beslist. Het staat vast dat de kinderopvang en de ouder voor subsidie in aanmerking komen en de subsidiemaatstaf en de verplichtingen van de ouder liggen vast. Die zaken staan bij de vaststelling niet meer ter discussie. In overeenstemming met artikel 4:47 Awb vindt de vaststelling ambtshalve plaats. Dit betekent dat de ouder geen aanvraag tot vaststelling hoeft in te dienen. Paragraaf 4
Inlichtingen-, medewerkingsplicht en terugvordering
Artikel 11 Terugvordering Als een subsidie wordt vastgesteld op een bedrag dat lager is dan het bedrag dat al als voorschot is betaald, dan wel indien een subsidieverlening of een subsidievaststelling met terugwerkende kracht wordt ingetrokken, komt daarmee vast te staan dat de subsidieontvanger geld heeft ontvangen, waarop hij bij nader inzien geen recht heeft. Artikel 4:57 Awb bepaalt dat dergelijke onverschuldigd betaalde subsidiebedragen en voorschotten kunnen worden teruggevorderd. In dit artikel is geregeld dat het college in principe gebruik maakt van deze bevoegdheid.