Academiejaar 2009-2010
“Mangoes can’t grow on Coconut trees” Codeswitching: Case Study van Engels en Akuapim Twi in Koforidua
Masterproef, voorgelegd voor het behalen van de graad van Master in de Afrikaanse Talen en Culturen door Geertrui Vannoppen. Promotor: Prof. S. D’hondt
Met dank aan VLIR-UOS Daniel Asare Ayeh Prof. Agdebor Prof. D’hondt
Inhoud Lijst afkortingen ...................................................................................................................................... 4 INTRODUCTIE ...................................................................................................................................... 5 DEEL 1: ACHTERGROND ................................................................................................................... 6 1.1. Inleiding ...................................................................................................................................... 6 1.2. Linguïstische achtergrondschets.................................................................................................. 7 1.2.1. Algemene linguïstische en sociolinguïstische situatie van Ghana ...................................... 7 1.2.2.
Linguïstische situatie Koforidua.......................................................................................... 9
1.3. Codeswitching ........................................................................................................................... 10 1.3.1. Wat is codeswitching? ....................................................................................................... 10 1.3.2
Bekende CS theorieën ....................................................................................................... 14
1.4. Codeswitching en indexicaliteit ................................................................................................ 21 1.4.1. Indexicaliteit ...................................................................................................................... 21 1.4.2.
Taal als index identiteit ..................................................................................................... 24
1.4.3.
Taalideologieën ................................................................................................................. 26
1.4.4.
Centering institutions ........................................................................................................ 28
DEEL 2: CASE GHANA ...................................................................................................................... 30 2.1. Methodologie......................................................................................................................... 31 2.1.1.
Methodologie veldwerk ................................................................................................. 31
2.1.2.
Methodologie analyse materiële ruimte ........................................................................ 33
2.1.3.
Methodologie analyse transcripties ............................................................................... 34
2.2.
Analyse materiële wereld: signboards as signs of centering institution ................................ 37
2.3.
Analyse transcripties ............................................................................................................. 45
2.3.1.
Codeswitching en structuur ............................................................................................... 46
2.3.2.
Codeswitching en indexicaliteit ........................................................................................ 53
2.4.
Bevindingen........................................................................................................................... 71
BESLUIT .............................................................................................................................................. 73 Bijlagen ................................................................................................................................................. 74 1) Linguïstische kaart van Ghana en kaart van Ghana .................................................................. 74 2)
Distributie Tano talen gesproken door de Akan etnische groep. ............................................... 76
3)
Transcriptie speech Osei-Kyei Mensah-Bonsu, 22 augustus 2009 ........................................... 76
Bibliografie............................................................................................................................................ 78
Lijst afkortingen adj. adv. betr. vnw. BGL CA conn. dem. enk. fut. GER ICGC idiom. imp. lw MP mv. NDC neg NER NPP NRSC OC perf pers. vnw. prog. RC rel. RO-set SC TAM vnw vz WAEC
adjectief bijwoord betrekkelijk voornaamwoord Bureau of Ghana Languages Conversatie Analyse voegwoord demonstratief enkelvoud toekomstige tijd Gross Enrollment Rate International Central Gospel Church idiomatische uitdrukking imperatief lidwoord Member of Parliament meervoud National Democratic Congress negatief Netto Enrollment Rate New Patriotic Party National Road Safety Commision Object Concordant (verbale prefix) perfektum persoonlijk voornaamwoord progressief Rational Choice relatief Rights- and Obligations-set Subject Concordant (verbale prefix) Tense Aspect Modality voornaamwoord voorzetsel West African Examination Council
4
INTRODUCTIE Naar aanleiding van deze masterthesis deed ik veldwerk in Ghana, meer bepaald in Koforidua, de provinciehoofdstad van de Eastern Region. Ik was al eerder in deze setting, waar het taalgebruik en de taalattitudes me steeds weer opvielen. Opvallend was vooral de codeswitching tussen het Engels en het Akuapim Twi en hoe situaties gemanipuleerd en gewijzigd kunnen worden zuiver op basis van de taalkeuze. Een eerste deel schetst de algemene theoretische achtergrond, met een beschrijving van de sociolinguïstische situatie van Ghana die de huidige taalsituatie en taalattitudes vorm geeft. Daarna volgt er een korte theoretische schets van de term codeswitching en een weergave van de geformuleerde theoretische benaderingen hieromtrent. Aangezien taalkeuze vaker wel dan niet een index vormt voor een bepaalde identiteit, ideologie en sociaal normensysteem, volgt er een stuk over indexicaliteit, waarin we de relatie tussen code en deze zaken bespreken. In het tweede deel wordt er ingegaan op de case van Ghana, meer bepaald Koforidua waar het veldwerk werd verricht. Na een methodologische bespreking zullen we in dit tweede deel bestuderen hoe codeswitching een sociale situatie kan veranderen en ons informatie kan aanreiken over aanwezige taalideologieën. Dit doen we aan de hand van een analyse van de materiële omgeving en interacties gekenmerkt door codeswitching. We zullen opmerken dat codeswitching in deze setting zowel kan ingegeven zijn omwille van conversatie structurerende redenen als omwille van de indexicaliteit van een bepaalde code. We stellen ons de vraag hoe en waarom codeswitching in alledaagse conversaties wordt toegepast en of deze de situaties dan herdefinieert. Wordt codeswitching steeds ingegeven door dominante taalideologieën of kan men hier toch enige creativiteit in bespeuren?
5
DEEL 1: ACHTERGROND 1.1.
Inleiding
Als voorbereiding op mijn veldwerk in Ghana schreef ik mijn bachelorproef in 2009 als een literatuurstudie over taalideologieën. Via observaties en retrospectief onderzoek kwam ik tot de conclusie dat de taalideologieën in Ghana rond het Engels, de enige nationale taal, deze als de meest moderne en prestigieuze variant beschouwen. De taalideologieën van Engels in Ghana houden verder in dat deze als de taal van educatie, moderniteit, prestige, welvaart, officiële (nationale) gelegenheden, etc. ervaren wordt. De endogene taal, in het geval van Koforidua is dit Akuapim Twi, wordt dan als de taal van de socio-culturele identiteit, familie, informele en niet-serieuze settings, etc. beschouwd. In deze bachelorproef kwam ik tot de conclusie dat als men uitgaat van het feit dat taalideologieën het taalgebruik vorm geven, men in het geval van Koforidua ziet dat deze taalideologieën botsen met de realiteit van het taalgebruik. Men hoort immers veel meer Akuapim Twi op straat dan men zou verwachten als men uitgaat van deze Engels versus Akuapim Twi, moderniteit versus culturele identiteit, formele versus informele ideologie. Tijdens het veldwerk in de zomer van 2009 werden deze taalideologieën snel bevestigd. Men schat zowel de kennis van het Akuapim Twi als het Engels hoog in. Het Engels wordt als een economisch belangrijk goed beschouwd en aangezien de educatie in Ghana volledig in het Engels verloopt, is het dan ook logisch dat men de kennis van het Engels gelijkstelt met het niveau van scholing en intellect. De kennis van het Akuapim Twi wordt van belang geacht voor de identiteit. Iemand die enkel Engels praat en weigert om Akuapim Twi met zijn familieleden of vrienden te praten wordt als arrogant bestempeld. Deze taalideologieën waren duidelijk observeerbaar en werden op allerlei manieren bevestigd. Desondanks was al gauw merkbaar dat het onmogelijk is om een duidelijke lijn te trekken tussen die settings waar enkel Engels of Akuapim Twi gebruikt wordt. Deze dichotomie tussen formeel en informeel, moderniteit en educatie versus culturele identiteit, publieke setting versus familiale setting, is verraderlijk en onbestaande. De aanwezige talen worden op een zeer inventieve wijze door elkaar geweven in het taalgebruik, soms met referentie tot de bijbehorende taalideologieën, soms niet. Het is echter onmogelijk om aan de hand van de setting, aanwezige sprekers, topic, etc. te voorspellen welke taalkeuze er zal gemaakt worden. Een strak “allocationele” benadering, waarbij het domein de keuze van de code bepaalt, is hier dus niet toepasbaar. Bij het nader bestuderen van taalgebruik en codeswitching in het specifieke ziet men dat dit zeer creatief wordt toegepast en dat er, door de keuze van een bepaalde code, een extra dimensie aan de boodschap wordt meegegeven. Daarnaast kan de codeswitching op zich een boodschap in zich dragen, dit is wat bijvoorbeeld de conversatie-analytische benadering van codeswitching benadrukt. Over de verschillende theorieën rond codeswitching volgt later meer, eerst volgt er een korte schets van de sociolinguïstische situatie in Ghana.
6
1.2.
Linguïstische achtergrondschets
1.2.1. Algemene linguïstische en sociolinguïstische situatie van Ghana Ghana is linguïstisch zeer heterogeen. De talen die er worden gesproken zijn onder te brengen in drie verschillende taalphyla en vijf taalfamilies. De nationale taal, Engels, is een Germaanse taal uit het Indo-Europese phylum. Het tweede taalphylum aanwezig in Ghana is het Niger-Congo phylum, de talen hieruit gesproken in Ghana zijn afkomstig uit de Gur, Kwa en Mande taalfamilies. Daarnaast wordt er eveneens Hausa gesproken in Ghana, een Chadische taal onder te brengen in het AfroAziatische taalphylum. Het aantal endogene talen dat er in Ghana wordt gesproken vormt een twistpunt, zoals steeds het geval is als men over de hoeveelheid van talen spreekt aangezien het onderscheid tussen een taal en een dialect moeilijk is. Cijfers variëren van vijftig (Anyidoho en Dakubu 2008), over dertig tot zestig (Obeng 1997) tot zesenzeventig (Batibo 2005) onderling niet-verstaanbare endogene talen. Engels is de enige nationale taal en zodoende een belangrijke lingua franca in Ghana. Naast het Engels zijn er nog twee lingua franca, namelijk Hausa en Akan. Hausa is geografisch gesitueerd in het noorden van Ghana. Akan is prominent aanwezig in het zuiden van Ghana, zowel als moedertaal als lingua franca. Een opmars van Akan als lingua franca is merkbaar aangezien deze de rol van Hausa als handelstaal lijkt over te nemen (Obeng 1997). Naast deze drie lingua franca is er nog het Pidgin Engels dat voornamelijk gesproken wordt onder jongeren, in politiekazernes en gevangenissen. Deze laatste lingua franca is echter niet zo prominent aanwezig als in Nigeria of elders in West-Afrika (Banjo 2000). Aangezien Engels de enige nationale taal is in Ghana is het ook niet verwonderlijk dat er op nationaal niveau een pro-Engels beleid wordt gevoerd. Educatie in Ghana verloopt voornamelijk volledig in het Engels van het kleuteronderwijs tot universitair onderwijs. Het schoolsysteem in Ghana bestaat uit kleuteronderwijs, zes jaar durend basisonderwijs, gevolgd door drie jaar Junior High School waarna de studenten examens afleggen voor een Basic Education Certificate. Daarna kunnen ze een vierjarige opleiding aan een Senior High School volgen, eventueel gevolgd door universitair of ander hoger onderwijs. Hiernaast bestaat er een traject van technische en beroepsscholen. In het basisonderwijs en secundair onderwijs is er een mogelijkheid om endogene talen, zoals Ga, Fante, Asante Twi en Akwapim Twi, te bestuderen en daar examens voor af te leggen bij het West African Examination Council (WAEC).1 Op universitair niveau worden er ook een aantal opleidingen in deze talen aangeboden in Ghana. De overheid sponsort wel een aantal endogene talen via het Bureau of Ghana Languages (BGL) dat educationele en onderhoudende literatuur publiceert in deze gesponsorde talen voor het algemene publiek om zo deze endogene talen te ontwikkelen en te promoten. Het BGL staat daarnaast eveneens in voor het ontwikkelen van een orthografie voor deze talen, het onderwijzen ervan en het voorzien van vertalingen. Deze organisatie publiceerde reeds 493 werken in endogene talen naast enkele kranten in verscheidene endogene talen. Jammer genoeg kampen zij momenteel met financiële moeilijkheden aangezien ze een civil service department zijn als onderdeel van de Nationale Cultuur Commissie. De endogene talen gesponsord door de overheid zijn Akuapim Twi, Asante Twi, Ewe, Mfantse, Ga, Nzema, Dagaare, Dagbani, Dangme, Gonja en Kasem.2
7
In veel meertalige en ex-koloniale settings is er sprake van diglossie of zelfs triglossie. In zulke situaties vormt de officiële, en vaak ex-koloniale taal, de Hoge taal en de endogene taal de Lage taal, gereserveerd voor persoonlijke en minder formele interactie. Men merkt op dat deze ordening gebaseerd is op de prestigieuze en de socio-economische waarde van de desbetreffende taal. Zoals eerder vernoemt zijn deze taalideologieën eveneens van toepassing op de case van Ghana waar Engels als de prestigieuze variant wordt beschouwd en de endogene moedertaal als de taal voor intra-etnische communicatie. Een endogene lingua franca kan zich eventueel tussen deze Hoge en Lage taal bevinden als medium voor interetnische communicatie. Deze tussentaal vormt in een triglosse situatie de Lage variant ten opzichte van het Engels, en de Hoge variant ten opzichte van de endogene moedertaal. Als educatie de toegang tot kennis van het Engels vormt, bestaat het gevaar dat er een ‘bilingualisme de l’élite’ ontstaat, een term van Shyirambere (1973) en Jouannet (1984). Zij pasten deze term toe in de beschrijving van de sociolinguïstische situatie in Rwanda. Aangezien educatie de enige toegang tot de kennis van het Frans, in het geval van Rwanda, vormt ontstaat er gauw een elitair bilingualisme aangezien een minderheid toegang heeft tot het (voortgezet) onderwijs. Men zou zich kunnen afvragen of dit in Ghana ook het geval is en kunnen concluderen dat gevallen van codeswitching of taalkeuze niet afhankelijk zijn van de context of identiteit maar zuiver van de geschooldheid van de spreker en diens kennis van het Engels. Het is inderdaad zo dat niet iedereen over een gelijkwaardige kennis van het Engels bezit in Ghana. Vaak stopt men met naar school gaan na de Junior High School, daarnaast zijn de scholingsmethodes niet altijd zo effectief (Obeng 1997). Desondanks kunnen we ervan uitgaan dat de kennis van het Engels tamelijk wijd verspreid en goed is. Sinds 2005 is het onderwijs in Ghana volledig gratis, dus ook boeken en eventueel andere kosten worden door de overheid betaald via een Capitation Grant systeem, waarbij elke school per leerling een bedrag krijgt en de school dus geen extra kosten aan de ouders kan doorrekenen. Dit had een groot effect op het inschrijvingspercentage. Volgens cijfers geleverd door UNICEF bereikte Ghana nationaal een inschrijvingspercentage, een Gross Enrollment Rate (GER), van 92,4% in het schooljaar 20052006. Het Netto Enrollment Rate voor het basisonderwijs, dat is het aandeel van kinderen van schoolgaande leeftijd (in Ghana van 6 tot 11 jaar voor het basisonderwijs) dat werkelijk ingeschreven is en naar school gaat, bedroeg in het jaar 2005-2006 69% (UNICEF 2007: 4-6). Recentere cijfers geven aan dat deze trend zich blijft doorzetten: in het jaar 2008 was het GER voor basisonderwijs 95,2% en het NER 83,4%, waarbij het afrondingsratio van het basisonderwijs 88% bevat.3 Eenzelfde rapport deed eveneens een onderzoek naar de kennis van het Engels van de studenten in het basisonderwijs. Zij maakten een onderscheid tussen een minimumkennis, namelijk het behalen van een minimumscore van 35% op een kennistest, en een bekwaamheid in het Engels aangeduid door een minimumscore van 55%. Voor het Engels blijkt dat studenten in het derde jaar basisonderwijs in het jaar 2007 50,1 % over een minimumkennis van Engels bezit met een gemiddelde score van 37,6% op deze test. 15% van de studenten bewees over een technische bedrevenheid van het Engels te bezitten. In het laatste jaar van het basisonderwijs is dit, eveneens in het jaar 2007, 69,7% van de studenten die over een minimumkennis van het Engels beschikt met een gemiddelde score van 44,2%, en 26,1% over een bekwame kennis van het Engels (Ministry of Education, Science and Sports 2008: 76). Dit alles om duidelijk te maken dat een grote meerderheid van Ghanezen toegang heeft tot het onderwijs en over een basiskennis van het Engels bezit. Hieruit kunnen we concluderen dat er in Ghana geen sprake is van elitair bilingualisme. Dit konden we eveneens uit de empirische realiteit afleiden, namelijk de aanwezigheid van beide talen in verscheidene spreeksituaties in de vorm van codeswitching, inserties, taalkeuze, e.d. 8
1.2.2. Linguïstische situatie Koforidua Als men de linguïstische kaart (zie bijlage 1) van Ghana bekijkt ziet men dat Koforidua, de hoofdstad van de Eastern Region, in het Akan-sprekend gebied ligt. De Akantalen beslaan een groot geografisch gebied in het zuiden van Ghana. Deze groep talen heeft volgens Ethnologue 8.300.000 moedertaalsprekers.4 Het bevolkingsaantal van Ghana is 23.900.000 volgens een census gehouden in 2008. Volgens Osam (2003) heeft 44% van de Ghanese bevolking een Akantaal als moedertaal, dit is volgens een census gehouden in 2000. Daarnaast zijn er ook veel tweede taalsprekers van het Akan, namelijk 60% van de Ghanese bevolking volgens Obeng (1997). Akan valt in de genetische classificatie onder de Kwa-subgroep van de Volta-Congo talen in het Niger-Congo taalphylum. Dit is volgens de classificatie van SIL Ethnologue. Anderen classificeren Akan in de Volta-Comoë of Tano groep onder de Centrale subgroep binnen de New Kwa talen, eveneens in het Niger-Congo phylum (Dolphyne 1988). De term ‘Akan’ wordt als een overkoepelende term gebruikt om een groep onderling verstaanbare varianten aan te duiden. Er heerst enige onduidelijkheid over welke varianten hier onder vallen en of sommige varianten niet een en dezelfde zijn. Er is nood aan meer dialectisch onderzoek om binnen de Akan-talen een duidelijke en accurate opdeling te maken. Binnen de subgroep Akan bevinden zich: Agona, Akuapim, Akyem, Asante, Bron/Abrong, Fante, Gomua Kwahu, en Wassa volgens Dolphyne (1988: 52). Agona, Akuapim, Akwamu, Akyem, Asante, Assin, Bono (Brong), Fante, Kwahu, en Wassa volgens Osam (2003). Abura Fanti, Agona, Ahafo, Akuapim, Akyem, Anomabo Fanti, Asante, Asen, Dankyira, Fante, Gomua, en Kwahu volgens Etnologue.5 Men is het er wel over eens dat men twee dialectclusters kan onderscheiden binnen de Akan-talen, met name de Fante-varianten en de Twivarianten. Onder de Twi-varianten valt de restgroep, de niet-Fante varianten zoals Asante, Akuapim, Akyem en Kwahu. Fante omvat dan nog enkele subdialecten: Gomua, Ekumfi, Nkusukum, Iguae, Breman en eventueel Agona (Dolphyne 1988). Deze Akan-talen zijn niet beperkt tot het Ghanees grondgebied, zoals uit de tweede bijlage blijkt worden deze ook in het oosten van Ivoorkust gesproken. Akan-Twi wordt gesproken in de Ashantiprovincie van Ghana, Akuapim Twi in het zuidoosten van Ghana, Fanti Twi in het centrale zuiden. In het oosten van Ivoorkust vindt men de Bono-variant, die daar Abron wordt genoemd. De meest bestudeerde Akan-talen zijn het Asante Twi en het Fante die beide de meest gesproken varianten zijn in zuid-Ghana, en het Akuapim Twi, dat zich onder invloed van de Basel-missionarissen als de standaardvariant ontwikkelde. In Koforidua wordt de Akan-variant Akuapim Twi gesproken. De talen die relevant zijn voor deze studie van codeswitching in Koforidua zijn zodoende Akuapim Twi, Engels en eventueel Pidgin Engels.
9
1.3.
Codeswitching
1.3.1. Wat is codeswitching? “Conversational codeswitching can be defined as the juxtaposition within the same speech exchange of passages of speech belonging to two different grammatical systems or subsystems. Most frequently the alternation takes the form of two subsequent sentences, as when a speaker uses a second language either to reiterate his message or to reply to someone else’s statement. […] Often codeswitching also takes place within a single sentence […]” (Gumperz 1982: 59-60) “Code-alternation (used here as a cover term, i.e. hyperonym for codeswitching and transfer) is defined as a relationship of contiguous juxtaposition of semiotic systems, such that the appropriate recipients of the resulting complex sign are in a position to interpret this juxtaposition as such.” (Auer 1995 in Li Wei 2007: 124) “Code-switching is the selection by bilinguals or multilinguals of forms from an embedded language (or languages) in utterances of a matrix language during the same conversation.” (Myers-Scotton 1993: 4) Zoals uit de definities van Gumperz, Auer en Myers-Scotton blijkt, is codeswitching een zeer breed fenomeen. De constante in deze definities vormt het voorkomen van twee (of meerdere) verschillende taalvarianten in een taaluiting, al benaderen ze het fenomeen vanuit een andere invalshoek. Auer heeft een interpretatieve visie op codeswitching, Myers-Scotton en Gumperz een universalistische benadering. Codeswitching is een praktijk die voorkomt bij bi- en multilinguale sprekers. Net zoals monolinguale sprekers wisselen tussen verschillende registers, dialecten en stijl naar gelang de sociale context of de boodschap die zij willen overdragen, kunnen meertalige sprekers in een interactie ervoor kiezen van taal te wisselen. Codeswitching kan gebeuren op woordniveau of met grotere elementen van de interactie. In (1) ziet u een voorbeeld waarin binnen een Akuapim Twi-gecodeerde zin ervoor gekozen wordt om een enkel woord in een Engelse code te uiten. In voorbeeld (2) ziet u dat in een, voorheen, Akuapim Twi-gecodeerde interactie er plots een wijziging naar een uiting in het Engels wordt gemaakt op zinniveau, die de gesprekspartner volgt. (1) Mepaakyɛw ɛ-yɛ slow kakra. Alstublieft SC3enk-zijn adj. Alstublieft het is een beetje traag. (GV1 p6 13/07 n°8) 6 (2) B: Mɛ-tũ kwan nnaawɔtwe a ɛ-re-ba yi. SC1enk-reizen week rel. vnw. SC3enk-progr-komen dem. Volgende week zal ik op reis zijn. Don’t disappoint me. Stel me niet teleur. A: Don’t worry you’ll get it before Friday. Maak je geen zorgen, je krijgt het vóór vrijdag. (GV1 p22 05/08 n°4)
10
Zoals blijkt uit de verschillende definities die er bestaan van de term ‘codeswitching’, bestaat er enige moeilijkheid in het definiëren van het fenomeen. Wat wel duidelijk is, is het feit dat het fenomeen codeswitching niet gebeurt omwille van de deficiëntie in een van de twee talen van de sprekers. Hetgeen nochtans een wijd verspreide en populaire visie is. Uit onderzoek blijkt dat men niet zomaar op eender welk moment van code kan veranderen, er zijn grammaticale regels te identificeren (Poplack 1980, Muysken 2000). Het is natuurlijk wel zo dat sprekers die gebruik maken van codeswitching niet allemaal over dezelfde kennis beschikken van de verschillende talen en eventueel onderworpen zijn aan andere taalideologieën en contactsituaties. Zo kan het inderdaad zijn dat de keuze voor slow in (1) ingegeven is door het feit dat de spreker niet over de desbetreffende woorden in zijn Akuapim Twi-vocabularium beschikt, of er even niet op kon komen, terwijl een andere spreker deze zin zonder problemen volledig in het Akuapim Twi zou kunnen produceren. Dit spectrum van verschijningen vormt een moeilijkheid voor het formuleren van de karakteristieken van het fenomeen codeswitching.
Enige verwarring in het studiegebied omtrent codeswitching wordt eveneens veroorzaakt door de verscheidenheid van termen die in gebruik zijn om de verschijning van meerdere talen in een enkele taaluitingen te beschrijven. Naast de term codeswitching zijn ook termen als codemixing, codealternation en code-borrowing in gebruik. Deze termen staan allen voor een specifieke vorm van taaluitingen waarin verschillende codes, talen, gebruikt worden. Muysken (2000) past de term codemixing toe als een overkoepelende term voor al die talige uitingen waar lexicale en grammaticale elementen van twee verschillende talen in voorkomen. Muysken gebruikt deze term dus voor wat men elders codeswitching noemt. Binnen intra-sententiële codemixing onderscheidt hij inserties, alternaties en congruente lexicalisatie. Muysken definieert codeswitching dan als de “rapid succession of several languages in a single speech event” (Muysken 2000: 1). Mcclure (1977) en Grosjean (1995) definiëren codemixing dan weer als een shift naar een andere code binnen de constituenten (in Treffers-Daller 2009: 66). Inserties, zijn een vorm van codemixing dat Muysken definieert als de introductie van elementen uit een code B in een code A, en dit volgens de regels van code A. Deze vorm van codemixing is dus gelijkaardig aan borrowing, alleen zijn het in dit geval geen leenwoorden maar worden er noun phrases overgenomen. Insertie is wat Auer (1995 in Li Wei 2007: 132) transfer noemt en in oppositie zet tot codeswitching. Een transfer kan ingegeven zijn door het discours of de participant en diens talige competentie. Code-alternatie is volgens Muysken (2000: 96-121) een vorm van codeswitching waarbij beide codes relatief gescheiden blijven. Codeswitching vindt hier dus plaats op een hoger niveau dan de woord- of morfeemgrens. Ook Auer definieert code-alternatie gelijkaardig, maar vanuit een interpretatieve invalshoek: “(…) speakers orient to a preference for one language-of-interaction which is accepted until language negotiation sets in, or until discourse-related switching changes the ‘footing’ of the conversation, and whit it the language-of-interaction.” (Auer 1998: 16)
11
Congruente lexicalisatie is volgens Muysken (2000) van toepassing op twee talen die typologisch gelijkaardig zijn en waarbij een codeswitch op eender welke plaats in de zin kan voorkomen. “There is a syntactic frame which is shared by both languages, and this is also filled with lexical items that can come from both languages.” (Treffers-Daller 2009: 67) Muysken (2000: 99) identificeert daarnaast tag switching wat voornamelijk formulaïsch taalgebruik is, waarbij de taalgebruikers over een beperkte kennis beschikken van een van de twee talen. Code-borrowing, lexical borrowing of leenwoorden zijn woorden opgenomen in een bepaalde taal die eigenlijk afkomstig zijn uit een andere taal. Leenwoorden vormen geen index voor de taal en diens ideologieën, waaruit ze eigenlijk afkomstig zijn. Volgens Myers-Scotton (1988) is het bijzonder moeilijk om ongemarkeerde codeswitching van code-borrowing te onderscheiden, het enige onderscheid tussen switching en borrowing ligt in de sociale betekenis die deze taalactie al dan niet in zich draagt. Dit is een eigenschap die Lipsky (2005) eveneens onderschrijft, aangezien leenwoorden uiteindelijk deel uitmaken van het lexicon van de taal en de band met de ‘vreemde’ taal verloren gaat. Volgens Lipsky (2005: 13) ligt het onderscheid tussen borrowing en switching in de reeks van volgende kenmerken. De keuze bij borrowing is steeds bewust gemaakt en het woord wordt consistent gebruikt, gelexicaliseerd en zowel morfologisch als fonotactisch aangepast aan de taal. Na een tijd zal de relatie met de vreemde afkomst van het leenwoord verdwijnen. Daarnaast is het opmerkelijk dat deze leenwoorden eveneens gebruikt zullen worden door monolinguale individuen die de donortaal niet kennen. Codeswitching daarentegen wordt steeds toegepast door bilinguale sprekers, de switching kan zowel bewust als onbewust gebeuren. Zoals eerder gezegd worden er bij codeswitching geen grammaticale fouten gemaakt. Lipsky contrasteert deze twee termen nog eens met inserties die steeds spontaan en onbewust geuit worden en waar de sprekers na reflectie zich bewust zijn van de ‘vreemde’ afkomst ervan. Crossing is een term geïntroduceerd door Rampton (1995) en houdt in dat sprekers in een taaluiting gebruik maken van elementen uit een taal waar zij geen toegang toe hebben. Zoals Rampton het omschrijft is language crossing: “the use of language varieties associated with social or ethnic groups that the speaker does not normally belong to.” (Rampton 1995: 14) Een voorbeeld hiervan, gerelateerd aan het bestudeerde veld, is het gebruik van Afro-Amerikaans Engels, geassocieerd met de rap-cultuur, door jonge (mannelijke) sprekers in Ghana.
De definitie van codeswitching blijkt dus een schakering van taalpraktijken te bevatten, die niet te verklaren zijn aan de hand van de verscheidene ontwikkelde theorieën rond codeswitching. AlvarezCaccamo (1998) stelt dan ook voor om een meer genuanceerdere definitie te formuleren aan de hand van Jakobsons cognitieve code theorie. Het problematische van de term ‘codeswitching’ ligt, volgens Alvarez-Caccamo, immers in de term ‘code’ die een veel te linguïstische invulling krijgt, namelijk een code als een linguïstische variant. “I thus propose that the scope of ‘code-switching’ be simultaneously (a) narrowed in order to exclude socially or interactionally meaningless variety-alternation, and (b) broadened in 12
order to include phenomena of monolingual speech (such as prosody or deployment of speech markers) which recontextualise talk by signaling the onset of emerging frames by virtue of the codes associated with them.” (Alvarez-Caccamo 1998: 42) Deze opmerking rond code is belangrijk, zo kan een uiting in wat lijkt op twee codes feitelijk bestaan uit één code. Men moet zich steeds afvragen of de taaluiting die opgevat wordt als bestaande uit twee codes, in feite eigenlijk niet door de gesprekpartners aangevoeld wordt als bestaande uit een en dezelfde code. Vooral in urbane settings ziet men dat uitingen opgebouwd uit bijvoorbeeld zowel taalelementen van het Wolof als het Frans, in feite ervaren wordt als eenzelfde taalvariant namelijk het Urban Wolof (Swigart 1999). Auer’s definitie (1995) houdt hier rekening mee door toe te voegen dat de deelnemers aan de interactie zich bewust moeten zijn van dit naast elkaar voorkomen van twee codes in de interactie en ze ook zo moeten interpreteren als ‘naast elkaar voorkomen’.
Codeswitching kan binnen een bepaalde taaluiting verschillende functies hebben. Een keuze voor een bepaalde code in een bepaalde situatie kan ingegeven zijn door de desbetreffende taalideologieën of door de index van taal naar etniciteit en identiteit. Daarnaast kan codeswitching worden toegepast om een sociale situatie te veranderen of te herdefiniëren of gewoon om de conversatie te structureren. Zoals Gafaranga (2009) benadrukt, is codeswitching in al deze situaties steeds een conversationele strategie. Of het gaat om een codeswitch ingegeven door identiteit of ter wille van de grammaticaliteit van de talige uiting, codeswitching vormt steeds een belangrijk en, op de een of andere manier, betekenisdragend element binnen de conversatie. In de veelheid van studies die naar codeswitching zijn verricht zijn er verschillende verklaringen geformuleerd voor het voorkomen van dit fenomeen. Er valt een puur grammaticaal perspectief te onderscheiden van een socio-functioneel perspectief (naar Gafaranga 2009). De grammaticale studie van codeswitching, uitgevoerd door onder andere Poplack (1980) en Muysken (1995, 2000), willen aantonen dat codeswitching niet zomaar gebeurt maar verloopt volgens bepaalde grammaticale regels en structuren die zij proberen te definiëren. Binnen het socio-functioneel bestuderen van codeswitching is er volgens Gafaranga (2009) een onderscheid te maken tussen een organisationele verklaring, zoals dat bijvoorbeeld in de conversatieanalytische studie van codeswitching wordt gegeven, en een identiteit gerelateerde verklaring zoals er een te vinden is bij Gumperz met de Wij vs Zij code en Myers-Scotton met haar Markedness Model. Ook Alfonzetti (1998: 182-217) benadrukt dat codeswitching niet steeds is ingegeven door de indexicaliteit van de taal. De betekenis van de taaluiting kan eveneens in de codeswitch zelf liggen. Zo somt hij een reeks grammaticale effecten van codeswitching op: herformulering, reframing, self repair, verandering topic, storytelling, quoteringen, pre-closings en sequentiële subordinatie, of geprefereerd/niet geprefereerd in relatie tot dat wat die code indexeert. Hoofdzakelijk zijn er dus twee richtingen te vinden in de studie rond codeswitching. Er wordt op een structurele manier onderzoek gedaan naar codeswitching waarin er aandacht wordt geschonken aan de grammaticale structuur en gevolgen van codeswitching. Daarnaast zijn er de studies die een sociolinguïstische benadering hanteren ten opzichte van het fenomeen codeswitching. Zij onderzoeken
13
de sociale betekenis van codeswitching, waarom het gebeurt, wanneer, etc. Dit gebeurt voornamelijk aan de hand van discoursanalyse.
1.3.2 Bekende CS theorieën Uit het volgende chronologische overzicht van belangrijke theoretische bijdragen aan de studie van codeswitching, blijkt dat doorheen de jaren men voor een andere, meer sociolinguïstische, conversatieanalytische kijk op het fenomeen codeswitching kiest. Een wederkerende kritiek op voorgaande theorieën is dan ook steeds weer dat ze of te macrosociologisch, of te microsociologisch zijn. Een balans wordt uiteindelijk gevonden in het bestuderen van gebeurtenissen op microniveau die beïnvloed zijn door het macroniveau, maar even belangrijk, hoe deze taaluitingen ook het macroniveau beïnvloeden en vorm geven. Myers-Scotton (1993) identificeert twee invalshoeken in de theorieën geformuleerd rond codeswitching. Een eerste, waarvan Fishman’s theorie een voorbeeld is, zijn die theorieën die menen dat sociale structuren en conversationele activiteiten taalgebruik determineren en vorm geven. Dit is wat Myers-Scotton het ‘allocationele paradigma’ noemt. Een tweede invalshoek, die later ontwikkeld werd, is er een waarin individuen zelf rationele taalkeuzes maken om interactionele doelen te bereiken en waarin die taalkeuze lokale sociale normen en waarden reflecteert. Dit is wat Myers-Scotton het ‘interactionele paradigma’ noemt. In zijn bekende artikel “Who speaks what language to whom and when?” analyseert Fishman (1965) taalgebruik in meertalige settings aan de hand van zijn domein theorie. Volgens Fishman wordt taalkeuze in een meertalige setting beïnvloed door groep lidmaatschap, situatie en onderwerp. Deze drie elementen bepalen dan het domein van taalgebruik: “Thus, domain is a socio-cultural construct abstracted from topics of communication, relationships between communicators, and locales of communication, in accord with the institutions of a society and the spheres of activity of a culture, in such a way that individual behavior and social patterns can be distinguished from each other and yet related to each other.” (Fishman 1965 in Li Wei 2007: 59, originele nadruk) Deze benadering, waarin het domein als een constellatie van setting, gebruikers en code wordt beschreven, biedt een macroperspectief op het taalgebruik in een meertalige samenleving. Fishman stelt dus dat bepaalde conversationele activiteiten het gebruik van een bepaalde taal ingeven. Domeinen van taalgedrag zijn bijvoorbeeld familie, school, werkomgeving, etc. Dit linken van taalgebruik aan (sociale) activiteit is echter een problematische visie. Ten eerste houdt deze theorie geen rekening met hoe taalgebruik en codeswitching de sociale situatie kan veranderen. Fishman beschrijft dit fenomeen als eenzijdig, namelijk dat taalgebruik de sociale situatie weergeeft en niet dat taalgebruik deze situatie eveneens kan herdefiniëren of manipuleren. Een tweede probleem wordt ingegeven door de ambigue positie van talen in de huidige maatschappij. Als men bijvoorbeeld de case van taalgebruik in Koforidua oppervlakkig bekijkt kan men inderdaad snel concluderen dat Engels gebruikt wordt in situaties gelinkt met moderniteit en dat Akuapim Twi dan staat voor de culturele identiteit en veelal gebruikt wordt in familiale situaties en dergelijke. Als men de realiteit van het taalgebruik echter bekijkt zal men snel ontdekken dat deze dichotomie in realiteit veel complexer 14
is. Dit betekent natuurlijk niet dat een taal niet geassocieerd kan worden met prestige, geleerdheid, moderniteit, etc. Men moet zich steeds bewust zijn van dit tweerichtingsverkeer waarin taalgebruik zowel gedefinieerd wordt door taalactiviteiten en sociale situaties, maar waarin sociale situaties en identiteiten eveneens aangepast kunnen worden door de keuze voor een bepaalde vorm van taalgebruik. Een derde algemene kritiek op deze theorie is dan ook dat deze voornamelijk aandacht heeft voor de macrostructuur van taalgebruik in een samenleving. Voor een goede theorie rond taalgebruik in een meertalige setting is er zowel aandacht voor de micro- als de macrostructuur nodig. Zoals Giddens het zegt: “the study of day-to-day life is integral to analysis of the reproduction of institutionalized practices” (Giddens 1984: 282). Blom en Gumperz (1972) introduceerden de termen metaforische en situationele codeswitching. Situationele codeswitching is die codeswitching die ingegeven wordt door een verandering in de sociale situatie. Een taalsituatie dat “[…] involves clear changes in the participants’ definition of each other’s rights and obligations” (in Li Wei 2007: 87). Bij de verandering van de sociale situatie hoort een verandering in de taalvariant ingegeven door de geïnstitutionaliseerde normen rond taalgebruik in de gemeenschap. Zo is het in de case van Ghana ondenkbaar dat de president een toespraak zal geven in een van de lokale talen. Wanneer de verandering van taal niet vergezeld wordt door een verandering in de sociale situatie of omwille van sociale normen, maar ingegeven wordt door het aansnijden van een ander gespreksonderwerp, het beroep doen op een andere identiteit, etc., wordt dit als metaforische codeswitching bestempeld. Deze vorm van codeswitching draagt betekenis in zich. In het officiële, nationale, discours van Ghana kan er dus wel codeswitching voorkomen naar een van de lokale talen als de spreker zich wil beroepen op een bepaalde identiteit of een associatie wil oproepen die hoort bij die bepaalde taal. Een voorbeeld hiervan vormt een toespraak die de minderheidsleider van de NPP, een politieke partij in Ghana, gaf op 22 augustus 2009 naar aanleiding van de NPP Delegatie Conferentie (zie bijlage 3). Zoals al bleek uit het voorbeeld bij situationele codeswitching, wordt in officiële settings de officiële nationale taal van Ghana gesproken, namelijk het Engels. Deze toespraak was uitzonderlijk in die zin dat de spreker gebruik maakte van Akuapim Twi-gecodeerde taal in het citeren van spreekwoorden en zegwijzen die zijn betoog ondersteunden. Met deze codeswitching drukt hij zijn culturele identiteit uit en doet hij eveneens beroep op een groepsidentiteit. Daarnaast valideert hij zichzelf door inzicht te tonen in het gepast gebruik maken van Akan spreekwoorden en zo een wijsheid aan de dag te leggen die hoog in waarde wordt geschat in de cultuur die hij oproept door middel van deze codeswitching. Als hij zijn toespraak zuiver in het Engels had gehouden was dit zeker niet zo sterk over gekomen. Uit reacties van het publiek bleek dan ook dat zij dit zeer sterk apprecieerden en onder de indruk waren van zijn kennis en virtuositeit in het toepassen van de juiste spreekwoorden. Men zou met andere woorden kunnen zeggen dat situationele codeswitching een wisseling van taalgebruik is ingegeven door een verwachtingspatroon en dat het samenhangt met een wijziging in het taalgebruiksdomein. Metaforische codeswitching is dan een vorm van taalgebruik die afwijkt van het verwachtingspatroon om zo de sociale situatie te proberen te herdefiniëren. Gumperz (1982) identificeerde in zijn studie over codeswitching daarnaast de zogenaamde we- versus they-code. Waarin de wij-code, geassocieerd met groepsidentiteit, informaliteit en intimiteit, in oppositie staat tot de zij-code, de formele en meer autoritaire taal geassocieerd met de ‘buitenwereld’. Het basisidee waar Gumperz’ theorie op steunt is dat het onderscheid tussen verschillende codes en pragmatische conventies steeds direct samenhangt met de structuur van de inter-personele netwerken 15
(Gumperz 1982: 50). Bepaalde vormen van codeswitching kunnen beschreven worden aan de hand van deze visie waarin een switch naar de zij-code in een wij-gecodeerde taaluiting kan wijzen op een beroep doen op deze autoritaire identiteit. De betekenis van de codeswitch ligt dus in de taal waarvoor er gekozen wordt en dat wat die taal indexeert. “Code switching is thus more than simply a way of contrastively emphasizing part of a message. It does not merely set off a sequence from preceding and following ones. The direction of the shift may also have semantic value. In a sense the oppositions warning/personal appeal; casual remark/personal feeling; decision based on convenience/decision based on annoyance; personal opinion/generally known fact can be seen as metaphoric extensions of the ‘we’/’they’ code opposition.” (Gumperz 1982: 93-4) Ook op deze theorie kwam er kritiek, onder andere van Auer (1984) die meent dat Gumperz in zijn we/they theorie te veel nadruk legt op het macro-sociologische niveau en men zo elke codeswitching in interactie als een uiting van deze etnische of culturele oppositie zal zien, wat fout is. Gumperz maakt echter de belangrijke opmerking dat dit niet wil zeggen dat elk taalgebruik in deze dichotomie valt in te passen. “(…) but it must be emphasized that, in situations such as those discussed here, this association between communicative style and Group identity is a symbolic one: it does not directly predict actual usage.” (Gumperz 1982: 66) Een bijkomende kritiek op deze theorie is dat deze ontwikkeld is voor een situatie van een minderheidsgroep binnen een meerderheid en zodoende niet efficiënt toepasbaar is op andere vormen van meertalige samenlevingen. Gumperz (1982: 52) haalt zelf aan dat deze oppositie van wij- versus zij-code onder spanning komt te staan en veranderingen ondergaat in situaties van economische vooruitgang, urbanisering, etc. Zo beschrijft hij een taalverschuiving in een gemeenschap in Oostenrijk waar de minderheidstaal Sloveens is en de dominante taal Duits, en waar er, onder invloed van urbanisering en opkomend toerisme, een verschuiving plaats vindt in het taalgebruik van de jongeren van Sloveens naar Duits. Deze theorie lijkt echter minder goed van toepassing in de case van Ghana, daar lijkt het immers meer om een stabiele taalsituatie te gaan. Dit is voornamelijk te relateren aan het feit dat Akuapim Twi geen minderheidstaal vormt in deze setting, Akuapim Twi wordt daarentegen geprofileerd als een dominante endogene taal, een lingua franca, die zodoende nauw aanleunt bij de dominante positie van Engels in de samenleving. Een soortgelijke situatie kan men echter wel terugvinden in gebieden waar er, naast het Engels en het Akan, kleinere endogene talen worden gesproken zoals het Ga in Accra. Men kan vaststellen dat Accra, oorspronkelijk een Gasprekend gebied, meer en meer een Akan sprekend gebied is geworden en dat Ga zodoende teruggedrongen is tot de huiskamers van de Ga-sprekende gemeenschappen. Hieruit kunnen we inderdaad concluderen dat Gumperz’ theorie meer van toepassing is in een minderheid- versus meerderheidstaal situatie. Het feit dat de activiteit van codeswitching betekenis in zich draagt door de indexicaliteit van de code is wel een bruikbaar idee.
Een van de grote namen binnen het onderzoek naar codeswitching is Myers-Scotton die een markedness model ontwikkelde om dit fenomeen te bestuderen. Als onderdeel van de communicatieve competentie van elke spreker is er het markedness metric die bij sprekers voor een associatie zorgt tussen een bepaalde code en de bijbehorende RO-set (Rights and Obligations set). 16
Deze RO-set wordt gedefinieerd als een set van wederzijdse rechten en plichten die spreker en ontvanger delen. Op basis van deze kennis rond taal en de geassocieerde normen en waarden kiest de spreker voor een gemarkeerde of een ongemarkeerde uiting. In elke taaluiting wordt de relevante, en sociaal acceptabele, RO-set dus steeds genegotieerd. Scotton zegt hierover: “This idea is based on the premise that speakers and addressees know (as part of their communicative competence) that choice of one linguistic variety rather than another expresses social import. This premise is embodied in the negotiation principle, which sees code choices as identity negotiations.” (Myers-Scotton 1993: 151) Belangrijk in deze theorie is dat de spreker deze keuze bewust maakt, Myers-Scotton beschrijft haar model als een rational choice model, in vergelijking met ditzelfde model in economische studies. Via dit model beschrijft Myers-Scotton vier mogelijke uitkomsten van deze negotiëring. De eerste is de ongemarkeerde keuze, waarbij de codeswitching ingegeven wordt door de verwachte en gedeelde RO-set. In deze ongemarkeerde vorm van codeswitching onderscheid Myers-Scotton nog eens de ‘sequentiële ongemarkeerde codeswitching’ en ‘ongemarkeerde codeswitching’. ‘Sequentiële ongemarkeerde codeswitching’ houdt in dat een spreker van code wisselt om te voldoen aan de verwachte RO-set wanneer contextuele veranderingen optreden. ‘Ongemarkeerde codeswitching’ houdt in dat sprekers beide RO-sets geïndexeerd door de codes aanwezig in een taaluiting aanvaarden als sociaal acceptabel, en men zich dus op meerdere identiteiten wil beroepen. Men spreekt van een gemarkeerde vorm van codeswitching als de spreker de gewenste RO-set verwerpt en zich hiervan distantieert door een andere RO-set op te roepen via de bijbehorende code te gebruiken in zijn taaluiting. Als laatste is er de verkennende keuze die voorkomt in onconventionele situaties waarin de sprekers het oneens zijn over of niet zeker zijn welke code en RO-set relevant zijn. De theorie van Myers-Scotton wordt gekenmerkt door een rationele invalshoek aangezien het voorkomen van een bepaalde code in een taaluiting zuiver te verklaren valt aan de hand van de mentale sets van rechten en plichten die weergeven welke taal sociaal acceptabel is in een bepaalde context. Op deze mentale structuur van RO-sets beroepen sprekers zich om een rationele en economische keuze te maken. “This argument implies that, in all communities, interaction types are more or less conventionalized, that speakers have some sense of ‘script’ or ‘schema’ for how interactions are to be conducted in an unmarked way.” (Myers-Scotton 1993: 152) Een veel geuite kritiek op dit systeem is dat Myers-Scotton enkel aandacht heeft voor de microstructuur van taalgebruik en geen link legt met de macrostructuur. Myers-Scotton meent echter dat deze macrostructuur wel naar voren komt in de RO-sets, die duidelijk worden in de keuze voor een bepaalde taal. Deze RO-sets zijn immers een gemeenschappelijke verzameling van taalideologieën en worden dus gevormd op het macroniveau. Meeuwis en Blommaert (1994) hekelen het universalistische karakter van Myers-Scotton’s theorie in hun kritiek. Door de wens om een universalistische theorie te formuleren negeert Myers-Scotton etnografische gegevens en zijn er theoretische en empirische inconsistenties in de beschreven categorieën van codeswitching. Ook al beweert Myers-Scotton een sociale verklaring van codeswitching te geven, door haar universalistische pretentie en het negeren van etnografische
17
gegevens creëert ze juist een asociale theorie waar geen ruimte is voor de creativiteit en de agency van de sprekers. Ook Li Wei (1998) vermeldt deze kritiek: ‘This theory places its emphasis on the analysts interpretation of bilingual conversation participants’ intention and explicitly rejects the idea of local creation of meaning of linguistic choices’ (Li Wei 1998: 157) Woolard (2004) formuleert de kritiek dat Myers-Scotton’s theorie in feite geen theoretische basis heeft maar uitgaat van een circulaire gedachtegang, vooral in de beschrijving van ongemarkeerde codeswitching. Volgens Myers-Scotton zal men vaker kiezen voor een ongemarkeerde uiting omdat deze juist frequenter wordt gebruikt en zo een ongemarkeerde uiting vormt.
De conversatie-analytische benadering, ontwikkeld door Auer (1998) vormt een kritiek an sich op Myers-Scotton’s markedness model. “Bilingual speakers change from one language to another in conversation not because of some external value attached to those particular languages, but because the alternation itself signals to their co-participants how they wish their utterances to be interpreted on that particular occasion.” (Auer 1998 in Li Wei 2007: 161) Auer heeft in zijn theorie dus aandacht voor zowel het macroniveau als het microniveau van talige interactie. Volgens Auer ligt de waarde en de betekenis van codeswitching in de conversatie, hij formuleerde dan ook een conversatie-analytische benadering met aandacht voor de sequentialiteit van codeswitching in interactie. Een voorgaande uiting vormt immers de context voor de codeswitch en uit de volgende uiting spreekt de interpretatie van deze codeswitch door de gesprekspartner. Zoals Auer het formuleert kan men via een sequentiële analyse van code-alternatie over extra-episodische kennis beschikken. Auer formuleert verschillende patronen van codeswitching waarin de keuze voor een welbepaalde code steeds een index vormt naar een bredere context. Een eerste is discourse-related codeswitching, zoals de naam het zegt organiseert deze vorm van codeswitching de conversatie. Een opmerking hierbij is dat de richting van de codeswitching geen betekenis heeft, betekenis berust niet op de sociale structuren geïndexeerd door de code, maar op het contrast gecreëerd door de codeswitch zelf. “So, for example, a switch in codes might signal that one topic of conversation is ending and a new one proposed, mark off a side comment from the main topic, or indicate a change in interactional frame (e.g., from single to multiple addressees). Such discourse functions could be signaled by a language switch in either direction, without invoking associations to different social worlds or relationships.” (Woolard 2004: 79) Preference-related codeswitching is de term die Auer toepast op situaties waar codeswitching gebeurt omwille van de preferenties van de participanten, niet omwille van het discours. Hier wordt er op basis van de preferentie van de spreker een keuze gemaakt voor een bepaalde taal. Deze preferentie kan afhangen van de linguïstische competentie van de spreker of van ideologische preferentie.
18
“By preference-related switching, a speaker may simply want to avoid the language in which he or she feels insecure and speak the one in which he or she has greater competence. Yet preference-related switching may also be due to a deliberate decision based on political considerations. What surfaces in conversation will be the same sequential arrangement of language choices, interpreted differently in different social contexts.” (Auer 1995 in Li Wei 2007: 131) Deze vorm van codeswitching is ook van toepassing daar waar de relevante code genegotieerd wordt, waar men het er niet direct over eens is welke code relevant is. Auer (1995) definieert eveneens de beurt-interne switches, waar de taalkeuze opengelaten wordt en waar de switch dus zowel participantgerelateerd als discoursgerelateerd kan zijn. Als laatste identificeert Auer (1995) transfers, inserties in een andere code dan de talige uiting zonder dat die de taalkeuze beïnvloeden. Deze vorm kan eveneens afhankelijk zijn van de participant, namelijk de taalkennis van de spreker, als van het discours. Auer bekritiseert de focus op situatie in voorafgaande codeswitching theorieën. Volgens Auer is ‘situatie’ geen vaststaand fenomeen dat de talige interactie en bijhorende taalkeuzes beïnvloedt, maar wordt het juist gecreëerd in de interactie. Via een conversatie-analytische benadering kan men aandacht schenken aan hoe de deelnemers zelf tot een lokale interpretatie van de taalverandering komen.
In 1998 herformuleerde Myers-Scotton haar theorie onder de naam rational choice theory. Hier kwam veel kritiek op en velen vinden dan ook dat Myers-Scotton hier een stapje te ver is gegaan. De essentie van deze theorie is dat sprekers steeds individueel en rationeel hun taalkeuze maken, ook al reflecteren deze linguïstische keuzes sociale patronen. Een spreker zal voor een bepaalde taalcode kiezen omdat hij deze code als het bruikbaarste ervaart om zijn boodschap over te brengen. Zij volgt de conversatieanalytische benadering in de sequentiële analyse van conversatie maar bekritiseert deze theorie omdat ze er niet in slaagt de individuele motivaties van een spreker voor een bepaalde code bloot te leggen. “Linguistic choices - and specifically, variation in choices - are best explained by an analysis assuming that choices depend on the speaker's estimation of what choices offer him or her the greatest benefit. That is, choices reflect a goal to enhance interpersonal relations and/or material or psychological rewards, and to minimize costs.” (Myers-Scotton 2001: 6) Volgens deze rationele keuze theorie ligt in het centrum van de taalkeuze de rationele beslissing. Myers-Scotton formuleert een aantal filters die uiteindelijk leiden tot een bepaalde taalkeuze. Een eerste filter bestaat uit externe elementen, namelijk het linguïstische repertoire van de spreker, dat bepaald wordt door linguïstische factoren in de gemeenschap. Een tweede filter bestaat uit interne beperkingen voornamelijk gebaseerd op ervaring, namelijk het eerder geformuleerde markedness model en somatische markeerders. Dit laatste is een term geformuleerd door Damasio (1994, 1998), een neurobioloog. Het betreft markeerders die door een organisme (in dit geval de mens) geconstureerd worden om “help limit the "space" necessary for decision-making and also allow the organism to call on previous experience to enable it to shortcut comparisons in decision-making for survival” (Myers-Scotton 2001: 8). Als laatste filter, en belangrijkste, is er de rationaliteit. Gebaseerd 19
op persoonlijke normen en waarden besluit de spreker welke code de relevante en de meest economische is. Het grote verschil tussen de conversationele analytische benadering van codeswitching en dit rational choice model is dat de eerste zich concentreert op de interactie en niet, zoals dat bij de rational choice theory gebeurt, op de externe wereld van normen, waarden en identiteiten waar de spreker zich op zou beroepen om een taalkeuze te maken. Volgens de conversatie-analytische benadering ligt de aandacht van de sprekers eerst en vooral bij de conversationele structuren waarbinnen de spreker een coherente interactie tracht op te bouwen. Zij zijn het echter wel eens met de rationele redenering die taalgebruikers maken in meertalige interactie. Conversatie analisten proberen dan ook bewijs en informatie uit de interactie zelf te halen in plaats van te verwijzen naar externe regelende sociale structuren zoals RO-sets.
Li Wei’s theorisering rond codeswitching valt te plaatsen in deze conversatie-analytische benadering van codeswitching die Auer introduceerde. Ook hij streeft naar een benadering en studie van codeswitching waarin zowel het macro- als het microniveau geanalyseerd wordt. Zodoende meent Li Wei dat men eerst de taalkeuze patronen van de gemeenschap moet bestuderen, het macroniveau, om dat dan samen te brengen met een analyse van codeswitching in interactie. Li Wei (2005) argumenteert dat een combinatie van Rational Choice theorieën en Conversatie Analyse de beste resultaten haalt in het analyseren van codeswitching. Het gevaar van een conversatie-analytische benadering van codeswitching is dat het teveel aan de oppervlakte blijft en niet refereert naar de diepgaande sociale normen en waarden die taalgebruik inderdaad beïnvloeden. Als men de rationele keuze theorie combineert met deze conversatie-analytische methode gaat men dit gevaar uit de weg en heeft men eveneens aandacht voor interactie-intern bewijs dat over het hoofd wordt gezien bij een zuiver rationele keuze benadering. “In my view, CA provides the crucial evidence a RC analysis would need in order to support claims for the social motivation of code-switching. A dual-level approach bringing together both CA and RC analysis would help to extract factors that can deepen our understanding of the way bilingual speakers use their linguistic and interactional resources and achieve a richer, more interesting, but still relevant (to the participants of the interaction) explanation.” (Li Wei 2005a: 388) Om patronen in het taalgebruik op het macroniveau te analyseren, past Li Wei een sociale netwerk benadering toe. Li Wei definieert een sociaal netwerk als “generally ‘anchored’ to individuals, and interest focuses on relatively ‘strong’ first-order network ties; i.e. those persons with whom ego directly and regularly interacts” (Li Wei 2007: 141). Deze sociale netwerken leggen verscheidene conventies en normen op, waaronder linguïstische normen, en onderhouden deze eveneens. Door het bestuderen van deze sociale netwerken bestudeert men de onderliggende sociale processen die taalkeuze en taalverandering ingeven. Om het microniveau van het fenomeen codeswitching te bestuderen analyseert Li Wei codeswitching in talige interactie op een conversatie-analytische wijze. Net zoals Auer meent Li Wei dat de conversationele context van groot belang is in de analyse van codeswitching. “In addition to the fact that it gives priority to the sequential implicativeness of language choice in conversation, it helps to limit the possible imposition of the analysts’ interpretations 20
on the meanings of code-switching. CA focuses on revealing the procedures used by the conversation participants themselves in arriving at their own understandings which, in turn, are evidenced in the data. (…) the CA approach has the capacity to provide a general, interpretive framework within which various data sets can be analyzed and compared, and it provides links between conversational structures, grammatical structures, and higher-level social structures.” (Li Wei 2005b: 276)
1.4. Codeswitching en indexicaliteit Uit het overzicht van de verschillende theorieën over codeswitching komt het belang van aandacht hebben voor zowel micro- als macrostructuren naar voor. Alleen zo kan men een volledige en diepgaande analyse van een interactie bereiken. In een overweldigend deel van de verzamelde data die besproken worden in deel twee zullen we opmerken dat deze macrostructuren geassocieerd met een bepaalde code, een grote rol spelen in de betekenis van een uiting. Het is belangrijk om niet enkel aandacht te hebben voor structurerende codeswitching, men moet ook aandacht hebben voor de creativiteit van de spreker. Men mag niet enkel, zoals verscheidene theorieën dat doen, de macrostructuur erkennen als iets determinerends en fatalistisch. In de weergave van de belangrijke theorieën over codeswitching werd er ook weinig aandacht besteed aan hoe de keuze voor een bepaalde code extra betekenis geeft aan een uiting. Een bepaalde uiting kan extra betekenis krijgen omwille van de code waarin het geuit wordt en wat men met deze code associeert. Deze extra betekenis ligt in de indexicaliteit van een uiting, de eventuele ideologieën of sociale structuren die men met een bepaalde code associeert. In wat volgt gaan we dan ook dieper in op de termen indexicaliteit, identiteit, taalideologieën en centering institutions, delen van de macrostructuur die een interactie extra betekenis kunnen bijbrengen.
1.4.1. Indexicaliteit Bij het bestuderen van de verscheidene belangrijke theorieën rond codeswitching merken we op dat sommige vormen van codeswitching ingegeven zijn door de sociale en/of culturele normen en waarden, groepsidentiteit, ideologieën, etc., waarmee de taal wordt geassocieerd. Dit motiveert een theoretische beschrijving van de term indexicaliteit, dat taalgebruik in deze instanties vorm geeft. De term indexicaliteit is gebaseerd op Peirce’s semiotische categorieën, symbool, icoon, en index. Silverstein (1992) ontwikkelde dit verder en meent dat een index een semiotische pijl draagt dat wijst naar het geïndexeerde object in de context. “Communication is not only the use of symbols that “stand for” beliefs, feelings, identities, events, it is also a way of pointing to, presupposing or bringing into the present context beliefs, feelings, identities, events. This is what is sometimes called the indexical meaning of signs. In this type of meaning, a word does not “stand for” an object or concept. It rather “points to” or “connects” to something “in the context”. What it points to is either “presupposed” or entailed (that is, “created”).”(Nadruk origineel, in Duranti 1997: 37-38)
21
Het meest bekende voorbeeld van een taaluiting waarvan de context relevant is voor de betekenis zijn voornaamwoorden als ‘ik’, ‘hij’, ‘wij’, etc. Afhankelijk van de situatie waarin deze woorden worden geuit, afhankelijk van hun contextuele structuur, verwijzen deze woorden naar verschillende personen. De ‘wij’ geuit door een lerares in een klassikale situatie in “Wij gaan nu stil zijn.” tegenover de ‘wij’ geuit door diezelfde persoon in een familiale situatie in ‘Wij gaan nu eten.” omvatten steeds een andere groep personen. Dit is wat men indexicaliteit noemt, de betekenis van de uiting is afhankelijk van de contextuele realiteit waarnaar het verwijst. Deze term toegepast op taaltekens werd uitgebreid tot taaluitingen. Net zoals er bij bepaalde taaltekens nood is aan de kennis van de context om het taalteken te verstaan, ligt de volledige betekenis van bepaalde taaluitingen soms in de context waarnaar het verwijst. Indexicaliteit is niet enkel relevant voor voornaamwoorden of andere deixis. De keuze voor een bepaalde taalstijl of taalvariant kan een index vormen voor interactie-externe elementen en zo voor een extra betekenis zorgen.
Indexicaliteit zorgt voor een link tussen het macro- en het microniveau. Een link die, volgens de kritieken op enkele theorieën rond codeswitching, essentieel is voor het begrijpen en verklaren van codeswitching en andere talige praktijken in meertalige settings. Indexicaliteit beschrijft het ontstaan van semiotische banden tussen linguïstische vormen en sociale betekenis.7 Indexicaliteit kan leiden tot een spel van associaties. Ochs (1990) theoriseerde dit als directe en indirecte indexicaliteit, Silverstein (2003) als primaire en secundaire indexicaliteit. Silverstein (2003) introduceerde de term indexical order die toont hoe het microsociale analysekader en het macrosociale analysekader gerelateerd zijn bij sociolinguïstische fenomenen. Zoals Silverstein het formuleert bestaat zo’n indexicale orde uit “(…) integral, ordinal degrees, that is, first-order indexicality, second-order indexicality, etc., in the following schema of dialectic: any n-th order indexical presupposes that the context in which it is normatively used has a schematization of some particular sort, relative to which we can model the “appropriateness” of its usage in that context. At the same time, there will tend to be a contextual entailment – a “creative” effect or “effectiveness” in context – regularly produced by the use of the n-th order indexical token as a direct (causal) consequence of the degree of (institutionalized) ideological engagement users manifest in respect of the n-th order indexical meaningfulness.” (Silverstein 2003: 193-4) Volgens deze indexicale orde kan een uiting een serie van associaties opwekken. Primaire indexicaliteit is de associatie van een code met bijvoorbeeld een geografische context. Een bekend voorbeeld hiervan is het Pitsburgese (Johnstone 2006, 2008). In de keuze voor Akuapim Twi in een Engels gecodeerde context, bijvoorbeeld een schoolsituatie of een formele setting, vormt het Akuapim Twi een primaire index naar de familiale en intieme settings waarin deze code normaal gebruikt wordt. Deze primaire index kan eveneens ook de basis vormen voor een secundaire vorm van indexicaliteit. De secundaire index houdt de sociale identiteit en status in die wordt opgeroepen en meteen ook de link tussen dat micro- en macroniveau. Door het gebruik van Akuapim Twi, een code geassocieerd met intieme settings, beroept de spreker zich namelijk op die groepsidentiteit en creëert hij een intieme sfeer binnen deze formele Engels gecodeerde setting.
22
Ochs (1990) bestudeerde indexicaliteit in relatie tot gender en formuleerde de termen directe en indirecte indexicaliteit die gelijk kunnen worden gesteld met de primaire en secundaire indexicaliteit van Silverstein. Ochs onderscheidt indirecte indexicaliteit van directe indexicaliteit aangezien in sommige gevallen er sprake is van een complexe indexicaliteit. Bij deze laatste wordt de indexicaliteit indirect opgeroepen, doordat de taaluiting een index vormt voor een ander element in de talige uiting die dan een bepaalde eigenschap indexeert. Ochs past dit toe op zin-einde partikels in het Japans waarbij een directe indexicaliteit wijst op de affectieve dispositie van de spreker en gender indirect geïndexeerd wordt. Indien codeswitching is ingegeven door indexicaliteit, id est omwille van de associaties die er met die bepaalde code worden gemaakt, kan men codeswitching als een contextualization cue beschouwen. Een contextualization cue, een term van Gumperz (1982), is een indexicaal teken dat aangeeft aan de gesprekspartner hoe de uiting moet geïnterpreteerd worden. Deze contextualization cues kunnen zowel syntactische formules zijn, als manier van spreken, als codeswitching. Contextualization cues zijn gebaseerd op gemeenschappelijke, conventionele ideologieën en vormen zo dus een index voor contextuele informatie relevant geacht in de interactie. “If participants agree on an interpretation of a code switched passage, one can assume that this agreement is based on similar linguistic perceptions and then proceed to investigate code switching as part of the contextualization cues which give rise to these perceptions.” (Gumperz 1982: 82) De indexicaliteit van codeswitching kan eveneens beschreven worden aan de hand van Goffman’s term footing (Woolard 2004: 86). Codeswitching kan een index vormen voor een wijziging van de positie van de spreker, een wijziging in de footing. Net zoals indexicaliteit en contextualization cues, is footing een vorm van metapragmatisch discours dat informatie bezorgt over hoe de uiting te interpreteren aan de deelnemers van de talige interactie. Goffman (1981) identificeert aan de kant van de spreker verschillende production roles, namelijk animator, auteur en principal. De animator is diegene die de uiting voortbrengt, de klankkast, de auteur is diegene die de woorden kiest, de formulering, de principal is diegene wiens positie of idee gerepresenteerd wordt in de uiting. Aan de kant van de luisteraar identificeert Goffman eveneens verschillende posities namelijk de geratificeerde en de niet-geratificeerde luisteraars. De geratificeerde luisteraars deelt hij nog eens in geadresseerde en niet-geadresseerde, binnen de niet-geratificeerde luisteraars zijn er de luistervinken en zij die de uiting toevallig horen (Duranti 1997: 296-300). Binnen de semiotiek is men ook bezig met indexicaliteit zoals in theorieën rond intertekstualiteit en de relatie tussen teken en werkelijkheid. Zo formuleerde Bakhtin (1981) een analysekader met de concepten heteroglossie, polyfonie en voicing. Volgens Bakhtin is taal heteroglos, zelfs in monolinguale situaties aangezien taal steeds een index vormt, een echo is, van eerdere taaluitingen en ervaringen. “Language styles are not only a matter of form but are a fusion of form and circumstances of use. In this way they come to encode the social relations and identities of particular social groups and activities.” (Pujolar 2001: 31, in Woolard 2004: 86) Indexicaliteit is dus een basiseigenschap van taal en talige uitingen. Naast deiktische elementen kan de indexicaliteit van taal een link leggen met abstracte sociale structuren zoals identiteit.
23
1.4.2.
Taal als index identiteit
“Social identities, (…) are simultaneously a product and contextual frame of our talk.” (Bailey 2009: 341 eigen nadruk) De indexicaliteit van talige uitingen heeft heel vaak te maken met identiteit en hoe daaraan vorm wordt gegeven in de interactie. Deze associaties van taal en identiteit vormen een index voor de cultureel vaststaande normen en waarden, dat wat men ook ideologieën noemt. Via taal presenteren en negotiëren gesprekspartners identiteit in interactie. Door woordkeuze, gebruik van een geprefereerde of gedisprefereerde reactie, stijl, etc. worden sociale identiteiten geproduceerd in conversatie.8 In meertalige settings vormen de verschillende codes ter beschikking van de sprekers gewoon een extra mechanisme om deze sociale structuren op te roepen, toe te passen en te hernegotiëren in de talige interactie. Een belangrijke opmerking is dat de uiting van identiteit in taalgebruik procesmatig en dus een sociale actie is. De sociolinguïstische benadering van codeswitching meent dan ook dat de keuze voor een bepaalde taal in een situatie een index kan vormen voor een bepaalde etnische of culturele identiteit. Gafaranga (2005) bekritiseert in zijn artikel de, wat hij noemt, ‘language reflects society’ analysekader dat onderzoek naar codeswitching en multilinguaal taalgebruik lange tijd domineerde. Deze visie houdt in dat taalgebruik en de keuze voor een bepaalde code een index vormt voor identiteit, etniciteit, cultuur, etc. Het houdt in dat taalgebruik gevormd wordt door sociale structuren. Uit Gumperz’ theorie van de ‘wij’ versus de ‘zij’ code in meertalige situaties, spreekt deze visie dat taalkeuzes identiteit en andere sociale structuren weergeven. Volgens deze theorie worden verschillende codes geassocieerd met verschillende identiteiten en zal een bilinguale spreker een bepaalde code kiezen afhankelijk van welke corresponderende identiteiten hij of zij wenst te indexeren. Gumperz’ theorie rond situationele en metaforische codeswitching is eveneens duidelijk gebaseerd op indexicaliteit. Bij situationele codeswitching kiest men voor een bepaalde taal om de sociale situatie te negotiëren, de taal vormt dus een index voor een bepaalde sociale identiteit. Metaforische codeswitching is eveneens indexicaal aangezien men hier van code verandert om een beroep te doen op de symbolische waarde van de desbetreffende taal. Ook Myers-Scotton’s benadering van codeswitching valt onder te brengen in deze ‘language reflects society’ denkwijze. Zij verklaart immers een wissel in taal als ingegeven door de indexicaliteit van die code naar een andere identiteit, een andere RO-set. Zij redeneert, net zoals Gumperz, dat een code een index vormt naar de sociale context en relaties. Sprekers bezitten over de kennis dat taalkeuze een index vormt voor een bepaalde set van rechten en verplichtingen en zij zullen in hun interactie er al dan niet voor kiezen om dat verwachtingspatroon te volgen. Er zijn echter enkele problemen te definiëren rond deze ‘language reflects society’ benadering. Een kritiek is dat dit soort modellen het gevaar in zich dragen dat onderzoekers de macrosociale waarden van taal onbewust met zich meedragen in de interpretatie van meertalige praktijken en zo dus een foute en onwetenschappelijke analyse formuleren (Li Wei 1998). Als men er van uitgaat dat taal sociale structuren reflecteert zal men zich (onbewust) laten sturen door de kennis van deze sociale structuren in het analyseren van talige fenomenen. Dit leidt tot een te structuralistische benadering van talige fenomenen die toch ook creatief en antistructurerend kunnen zijn. Daarnaast gaat men zo 24
voorbij aan het dynamische van gemeenschap, sociale structuren en identiteit. Een spreker draagt steeds meerdere identiteiten met zich mee in de conversatie, al zijn ze niet altijd even relevant. Er is eveneens de kritiek dat men ‘taal’ in deze benadering als te simplistisch, statisch en essentialistisch benadert. Nieuwe theorieën rond codeswitching werden geformuleerd als reactie op deze benadering, zoals aangegeven in de weergave van de verscheidene theorieën rond codeswitching. Men ziet dan ook dat zij uitgaan van een ander analysekader en dat zij menen dat sociale structuren juist gevormd worden in interactie, dat taal dus een sociale praktijk is. Identiteit wordt volgens hen dan ook gecreëerd in interactie, is een sociaal proces. Zo roept Bucholtz op om identiteit analytisch te benaderen als “(…) a relational and socio-cultural phenomenon that emerges and circulates in local discourse contexts of interaction rather than as a stable structure located primarily in the individual psyche or in fixed social categories.” (Bucholtz 2005: 585-6)
Codeswitching is dan ook niet altijd ingegeven door sociale normen en waarden of ideologieën die gekoppeld zijn aan de verschillende codes. Er is geen essentialistische relatie tussen code en sociale structuren. Zo halen Sebba en Wootton (1998) Le Page en Tabouret-Keller’s (1985) ‘acts of identity’ aan. Het is een theorie ontwikkeld voor monolinguale situaties die zegt dat sprekers door middel van stilistische keuzes verschillende identiteiten kunnen oproepen en construeren. We kunnen hier enige gelijkenis met Goffman’s footing bespeuren. Sebba en Wootton breiden dit uit naar meertalige sprekers en menen dat deze sprekers zich, door middel van taalwissels, op verschillende identiteiten kunnen beroepen. Deze identiteiten worden dan niet gerealiseerd door de gekozen taal of code en de daarmee geassocieerde identiteit, maar worden juist gecreëerd in de interactie. “Social identities are made manifest through talk, not just through the actual language or ‘code’ used but also through the content and context.” (Sebba en Wootton 1998: 284) Men merkt op dat deze verschuiving van een ‘language reflects society’ analysekader naar een benadering dat identiteit gecreëerd wordt in interactie, samenvalt met een groeiende aandacht voor een conversatie-analytische benadering van meertalig taalgebruik. Via een interactie-interne analyse met aandacht voor sequentialiteit tracht men de contextuele informatie, waarop de gesprekspartners zich beroepen om hun interactie betekenisvol te maken, te reconstrueren. Zo analyseren Torras en Gafaranga (2002) codeswitching eveneens op een parole georiënteerde manier. Zij passen Memberschip Categorization Analysis toe, een concept geïntroduceerd door Sacks (1992) dat uit een analyse van handelingen, namelijk category-bound activities, de relevante sociale identiteit distilleert. Torras en Gafaranga (2002) passen dit specifiek toe op het fenomeen van codeswitching door taalpreferentie als een categoriseringsmechanisme te beschrijven.
Een ander mogelijk analysekader wordt door Moerman (1993) aangegeven. Het gaat niet zozeer om een eenrichtingssituatie, het is dus niet of taal reflecteert sociale structuur of sociale structuur wordt 25
gecreëerd in taal. Er is echter juist sprake van een duaal en dynamisch gegeven: interactie geeft vorm aan etniciteit en identiteit, maar identiteit en etniciteit geven ook vorm aan interactie. Externe sociale structuren vormen een referentiebron voor sprekers, maar daarnaast kunnen zij die eveneens manipuleren en veranderen. “The indexical meanings, or active social associations, of linguistic forms are both “brought along” to the interaction as well as “brought about” in the interaction itself (Auer 1992). They are brought along to the interaction in that codes, and specific forms within codes, have social associations that pre-exist particular interactions. They are brought about within interactions in that codes and forms have multiple social associations, and interlocutors creatively exploit particular associations in situationally specific ways.” (Bailey 2009: 343, originele nadruk) We kunnen dus concluderen dat het gebruik van een bepaalde taal of code, niet altijd een index kan vormen voor een bepaalde identiteit maar dat het verbinden van taal aan identiteit en andere sociale structuren en ideologieën een creatief proces is dat actief beoefend wordt in interactie. Het gaat hier om een circulair, dynamisch gegeven, namelijk ideologieën geven vorm aan interactie maar interactie geeft ook vorm aan deze ideologieën. Het is geen statisch gegeven, men kan niet essentialistisch een code toewijzen aan een bepaalde identiteit.
1.4.3.
Taalideologieën
Zoals eerder vermeld worden taalkeuzes in bepaalde situaties ingegeven door sociale en culturele normen en waarden. Het feit dat deze bestaan en talige interactie kunnen beïnvloeden duidt op hun ideologische eigenheid. De analyse van meertalige praktijken, zoals codeswitching, kan deze taalideologieën blootleggen. “Rather than arising as an automatic response to social structural factors, however, the practice of codeswitching is mediated by speakers’ own understanding of their position in that structure (Gal 1987). It is ultimately not any objective positioning or value of a language, but rather speakers’ ideological interpretation of and response to that value, that are mobilized in codeswitching. Because of this, codeswitching and related translingual phenomena can provide a window on social and political consciousness, as both Hill (1985) and Gal (1987) have argued.” (Woolard 2004: 82) Er bestaan verscheidene visies op wat taalideologieën nu eigenlijk zijn. Het zou te ver leiden om deze hier uitgebreid te beschrijven. Men is het erover eens dat taalideologieën gemeenschappelijke culturele en sociale ideeën zijn rond taal en taalgebruik van een bepaalde gemeenschap (Woolard en Schieffelin 1994). Blommaert (2005: 253) definieert taalideologie als “socially, culturally, and historically conditioned ideas, images, and perceptions about language and communication”. Kroskrity (2000: 823) definieert taalideologieën op een gelijkaardige wijze. Volgens hem bestaan taalideologieën uit de percepties van een bepaalde sociale of culturele groep over taal en discours. Belangrijk is echter dat er binnen die gemeenschap verschillende visies over kunnen bestaan afhankelijk van de subgroepen waartoe deze sprekers behoren. Men kan dus enige variatie en/of onenigheid vinden afhankelijk van de verschillende subidentiteiten die de sprekers hebben, zoals gender, leeftijd, klasse, geschooldheid,
26
etc. Opmerkelijk is dat leden van de gemeenschap zich niet altijd even bewust zijn van deze taalideologieën. Taalideologieën zijn sociale structuren, en zijn zodoende veranderlijk, ze staan onder meer onder invloed van socio-historische gebeurtenissen. Ideologieën rond taal worden eveneens gevormd door wat mensen denken dat deze taal inhoudt aan functies, status en (economische) mogelijkheden. De houding tegenover het Engels in Ghana staat dus onder invloed van de koloniale geschiedenis en de economische waarde van het Engels in de huidige globale context. Volgens Batibo (2005) speelt deze socio-economische waarde van een taal een zeer grote rol in de vorming van attitudes en ideologieën rond deze taal. In meertalige situaties zal een endogene taal de symbolische waarde van moedertaal krijgen, gelinkt aan etniciteit en culturele identiteit. De ex-koloniale taal heeft een hogere socioeconomische waarde aangezien het geassocieerd wordt met educatie, prestige, interetnische communicatie, etc. Via een analyse van meertalige praktijken kan men onderliggende taalideologieën achterhalen. In deze situaties vormt taalgebruik een index voor deze taalideologieën. Uit de algemene definities rond taalideologie kunnen we afleiden dat deze sociale en ideële structuur taalgebruik gedeeltelijk vorm geeft en structureert. Onder invloed van taalideologieën kan een bepaalde code gerelateerd worden aan een bepaalde identiteit, situatie, etc. Ook hier is er ruimte voor creativiteit. Het gebruik van een bepaalde code in een bepaalde situatie is niet steeds een index voor een (dominante) taalideologie. Sprekers kunnen, door de keuze van een bepaalde code in interactie, een andere set van ideologieën oproepen die een extra betekenis aan de uiting geeft en die niet noodzakelijk indexaal verbonden is met de situatie. In deze gevallen bezorgt de keuze voor een bepaalde code voor extra metapragmatische informatie die de boodschap een extra betekenis meegeven. Blommaert (2005) onderscheidt twee benaderingen van ideologieën in de literatuur. De ene benadert ideologie als een ideëel en cognitief fenomeen. De tweede benadering is die van ideologie als een geheel van ideeën en percepties gevormd door de materiële realiteit zoals sociale structuren, institutionele kaders en machtsmechanismen. Blommaert merkt echter op dat deze twee benaderingen in feite beide aanwezig zijn in de werking en creatie van ideologieën. Een ideologie is immers een sociaal proces, de gemeenschap maakt een ideologie eigen via een ‘ideologisch staatsapparaat’, zoals Althusser verklaart (1971 in Blommaert 2005: 162). Dit ideologisch staatsapparaat bestaat onder andere uit de media, kerken, scholen, etc. die deze dominante taalideologie verspreiden en steeds reproduceren. Een ideologie kan niet enkel uit ideeën en percepties bestaan, het heeft een materiële realiteit nodig bestaande uit institutionele structuren die deze ideologie implementeren. Aangezien institutionele structuren en leden van de civil society ook in Ghana een rol spelen in het construeren en opleggen van de taalideologieën, vooral de taalideologie rond het Engels, is het geoorloofd om dit ideologisch staatsapparaat en de werking ervan verder uit te diepen.
27
1.4.4.
Centering institutions
Blommaert (2005) adapteerde het idee van Althusser dat ideologieën nood hebben aan een ideologisch staatsapparaat om verspreid en geïmplementeerd te worden. Hiervoor ontwikkelde Blommaert de termen order of indexicality en centering institutions. De centering institution van Blommaert is gelijk te stellen met Althusser’s ideologisch staatsapparaat dat normen, waarden en taalideologieën geassocieerd met een bepaald taalgebruik materialiseert en implementeert. De term order of indexicality is dan het feit dat elke taaluiting een index vormt naar de context en een sociale waarde met zich meedraagt. De keuze voor een bepaalde taalvariant of een specifieke vorm van taalgebruik vormt een order of indexicality of een index naar die centering institution die de ideologie rond deze vorm van taalgebruik belichaamt en oplegt. “While performing language use, speakers display orientations towards orders of indexicality - systemically reproduced indexicalities often called ‘norms’ or ‘rules’ of language, and always typically associated with particular shapes of langue (e.g. the ‘standard’, the prestige variety, the ‘usual’ way of having a conversation with friends, etc.)” […] The systemically reproduced indexicalities are often tied to specific actors, centering institutions that are often also ‘central’ institutions imposing the ‘doxa’ in a particular group.” (Blommaert 2005: 393) De term centering institution is echter niet volledig gelijk te stellen met het concept ‘ideologisch staatsapparaat’. Binnen een samenleving zijn er namelijk verschillende centering institutions te vinden naast het officiële en nationale staatsapparaat dat taalgebruik reguleert aan de hand van taalplanning, taalwetten, etc. Sprekers kunnen zich, naast deze nationale centering institution, eveneens oriënteren naar lokalere vormen zoals centering institutions gevormd door peergroups en andere sociale groepen. Bovendien is het belangrijk om het concept agency niet uit het oog te verliezen. Ook hier kunnen sprekers de aanwezige, eventueel dominante en nationale, centering institution zo indexeren in hun talige interactie dat ze deze manipuleren en de betekenis ervan creatief transformeren. Spitulnik (1997) schetst hier een mooi voorbeeld van in haar artikel, waar sprekers aangereikt discours van een centering institution zoals de nationale radio, decontextualiseren en daarna creatief re-contextualiseren en zo hun agency uitoefenen. Taalgebruikers maken de aangereikte taal en diens bijbehorende ideologieën eigen en geven er hun eigen, lokale betekenis aan in hun taaluitingen. We merken dus op dat, net zoals taalideologieën, centering institutions helemaal niet statisch zijn en dat er een veelheid van centering institutions bestaat die elkaar beïnvloeden of naast elkaar ageren. De sociale wereld van mensen is immers policentrisch, ieder van ons bezit verscheidene identiteiten, die afhankelijk van de situatie al dan niet relevant zijn. Ieder van ons is lid van verscheidene sociale groepen en is zo georiënteerd naar diverse centering institutions. Zo is in Ghana niet alleen de staat met de Engels-gefocusde taalpolitiek een centering institution, ook de culturele identiteit van het ‘Akuapim-zijn’ kan een centering institution vormen, alsook de eventuele groepscultuur onder marktverkopers, taxichauffeurs, werkende vrouwen, jonge studenten, straatkinderen, etc. Een centering institution kan zodoende bestaan uit een identiteit alsook uit een taalbeleid opgelegd en belichaamd door een leidend orgaan zoals de nationale overheid er een is. Uit deze beschrijvingen kunnen we concluderen dat taalideologieën eveneens kunnen worden geïndexeerd in een taaluiting en zodoende ook een centering institution kunnen vormen. Zoals Scollon en Scollon (2003) verklaren kunnen semiotische systemen inderdaad socioculturele en sociopolitieke machtsstructuren indexeren:
28
“All semiotic systems operate as systems of social positioning and power relationship both at the level of interpersonal relationships and at the level of struggles for hegemony among social groups in any society precisely because they are systems of choices and no choices are neutral in the social world.” (Scollon en Scollon 2003: 7) Wanneer een bepaalde code als prestigieus wordt gezien door een sprekersgemeenschap is dit een indicatie voor een taalideologie. Er heersen bepaalde ideeën over de taalvariant het wordt geassocieerd met prestigieuze zaken, die code kan de norm worden voor de sprekersgemeenschap die deze ideologie koestert. Een dergelijke ideologie kan dus een centering institution vormen voor een sprekersgemeenschap. Sterke structurerende instituten zijn niet essentieel voor deze legitimisering van een geprefereerde code. Dit blijkt uit Stroud’s (2002) weergave van de linguïstische situatie in Mozambique. Ondanks de zwakte van de Mozambikaanse staat blijft het Portugees een sterke hegemonische positie behouden in het linguïstisch landschap. Volgens Stroud is deze positie van het Portugees te danken aan “a complex set of conflicting and contesting ideologies, and historical and contemporary sociopolitical developments. Together, these conspire to assert the hegemony of standard Portuguese in the formal linguistic market, (…)” (Stroud 2002: 271). Kort samengevat is er in Mozambique de overheersende ideologie dat Portugees een prestigieuze taal is, gelinkt aan moderniteit, en vormt deze ideologie een sterke centering institution ondanks de afwezigheid van de sterke structurerende instituten van de staat. Ook uit Swigart’s (2001) beschrijving van taalverandering in Senegal, blijkt dat een ideologie een autoritaire centering institution kan worden door “the assertion of control”, dit is de centering institution, “over the semiotic processes that provide speakers with the metapragmatic cues”, de order of indexicality, “that tell them how to interpret a speech interaction.” (Swigart 2001: 105-6) Meertalige uitingen vormen een interessant fenomeen om deze werking van centering institutions en hun onderlinge interactie te analyseren.
29
DEEL 2: CASE GHANA Als men het taalgebruik in Ghana, specifieker in Koforidua, oppervlakkig analyseert zou men kunnen spreken van een dichotomie tussen het Engels en het Akuapim Twi. Akuapim Twi wordt hoofdzakelijk gebruikt in familiale settings, onder vrienden, en geassocieerd met de culturele identiteit. Engels daarentegen wordt toegewezen aan het publieke en officiële domein, geassocieerd met educatie en moderniteit. Ook in de materiële ruimte zien we een preferentie voor de code Engels en zien we dus een weerspiegeling van deze ‘dichotomie’. Uit de analyse van semiotische tekens, zoals opschriften, reclame borden, slogans, etc., in de materiële wereld merken we op dat de prestigieuze variant Engels deze domineert. Van zodra men zich echter naar het ‘hart’ van de samenleving beweegt, daar waar het bruist van activiteit: de markt, familie, onder vrienden, etc. wordt men zich bewust van de Akuapim Twi gecodeerde realiteit hiervan. In realiteit zien we dus dat de aanwezige taalideologieën, die de codes Engels en Akuapim Twi tegenover elkaar zetten, niet werkelijk steeds voor een dichotomie zorgen in het taalgebruik en de bijbehorende settings. Dit idee van een ‘dichotomie’ wordt immers ondermijnd door het wijd verspreide gebruik van codeswitching in conversatie. Er vindt heel wat codeswitching plaats in allerlei settings, ook in thuissituaties aangezien ouders het belangrijk vinden dat hun kinderen beide talen meekrijgen. Het blijkt nogal simplistisch te zijn deze dichotomie, in de lijn van Fishmans domeintheorie, aan te houden. Naast deze realiteit van codeswitching in het dagelijkse taalgebruik is er ook de reden dat mensen zich er niet altijd bewust van zijn dat zij van meerdere codes gebruik maken in een taaluiting. De grenzen tussen de verschillende codes vervagen. In sommige gevallen kan men er niet meer volledig van uitgaan dat deze twee codes voor verschillende identiteiten of geïndexeerde ideologieën staan. Vooral urban vernaculars dagen deze theorie uit. In relatie tot de case meen ik dat het Pidgin Engels, met de populaire naam broken English, opgebouwd uit Akan Twi en Engelse elementen voornamelijk gebruikt door jonge mannen, helemaal niet meer staat voor de identiteiten respectievelijk gekoppeld aan deze twee talen. Het broken English vormt eerder een index naar een heel nieuwe identiteit van jonge man die op zijn eigen, creatieve manier tracht te overleven dag na dag, het indexeert een coping-identiteit.9 Deze creativiteit en verscheidenheid van codes is eveneens terug te vinden in de analyse van semiotische tekens in de materiële ruimte. Uit de analyse van talige interacties in verschillende settings zal blijken dat de indexicaliteit die taal in zich draagt in een aantal gevallen relevant is, in andere gevallen gebeurt codeswitching zuiver om structurerende redenen. Uit een aantal conversaties waar codeswitching aanwezig is zal blijken dat in sommige gevallen men de identiteit en andere culturele waarden geïndexeerd door een taalkeuze creatief toepast om extra betekenis te brengen in de conversatie of om een andere verandering in het gesprek aan te duiden. Ook uit de analyse van de materiële omgeving zullen we informatie halen over de betekenis van taalkeuzes. Wat volgt is een methodologische bespreking van zowel het veldwerk als de analyse van de interacties, waarna de eigenlijke bespreking van de data volgt.
30
2.1. 2.1.1.
Methodologie Methodologie veldwerk
Het veldwerk bestond zowel uit observaties als uit interviews en andere vormen van taalreflectie. De observaties besloegen echter het grootste deel van dit veldwerk aangezien mensen zich niet steeds bewust zijn van de taalideologieën die spelen of waarom ze op een bepaald moment een codeswitch maken. Een bijkomende motivatie voor deze focus op observaties voor dataverzameling is het feit dat ideeën over taalgebruik voornamelijk impliciet tot uitdrukking komen in het taalgebruik. Dit kwalitatief onderzoek werd in zoveel mogelijk verschillende settings verricht om een zo divers mogelijke dataverzameling te bekomen. Metapragmatische informatie werd verzameld via een aantal interviews en reflecties rond taalgebruik door deelnemers van geobserveerde interacties. Deze metapragmatische dimensie biedt inzicht in de algemene taalideologieën die het taalgebruik kunnen vorm geven en gaf de mogelijkheid om de sprekers zelf naar een verklaring te vragen. Het etnografisch en kwalitatief data verzamelen kan gebeuren via verscheidene methodes, zoals: participerend observeren, veldnotities, interviews, grafische representaties, verzamelen van documenten, audio- of video-opnames, etc. Metapragmatische dataverzameling gebeurde via enkele diepte-interviews en reflecties rond taalgebruik. Dit soort onderzoek kan echter nooit een accuraat beeld vormen in analyses betreffende taalgebruik, identiteit, indexicaliteit van taal en taalideologieën. Taalgebruikers zijn zich weinig bewust van hun taalgebruik en de indexicale, niet-segmenteerbare en creatieve aspecten van hun taalgebruik (Silverstein 1981). Sprekers schenken niet veel aandacht aan de context van hun taalgebruik en waarom ze een specifieke taal kiezen in een bepaalde setting of denken er verder niet bij na wanneer ze een codeswitch maken. De methodes voor etnografisch onderzoek met betrekking tot metapragmatische dataverzameling waarvan ik hier gebruik maakte zijn gestructureerde en semigestructureerde interviews. Aan de hand van een vragenlijst deed ik enkele interviews die mijn conclusies via retrospectief onderzoek bevestigden. Af en toe vroeg ik om nadere uitleg van de taalgebruikers zelf en nodigde ik ze uit om eens stil te staan bij hun keuzes en hier een verklaring over te formuleren. Een element waar men bij het verzamelen van data via interviews zeker rekening mee moet houden, is wat Duranti (1997: 104) de ecology of questionning noemt. Dit houdt in dat het stellen van vragen niet steeds gewaardeerd wordt, daarnaast is het mogelijk dat de geïnterviewden niet vertrouwd zijn met het concept van enquêtes of interviews. Dit gevoel kreeg ik bij een aantal van de interviews die ik aflegde aan de hand van een vooraf opgestelde vragenlijst. Zo kreeg ik het gevoel dat men gewoon antwoordde wat men dacht dat ik graag wou horen. Dit was een reden om tot het besluit te komen om de aandacht meer op dataverzameling via observaties te leggen. Zoals eerder vermeld, vormde dataverzameling via observaties van talige interacties de hoofdmethode in dit veldwerk. Taalideologie, identiteit, cultuur, etc. worden gecreëerd en geïmplementeerd in het taalgebruik zelf en zijn dus een proces an sich. Specifieker gebeurden deze observaties via passieve participatie aangezien ik niet zo’n vloeiende kennis van het Akuapim Twi bezit. Bij het observeren is het belangrijk dat de onderzoeker objectief blijft en zijn eigen culturele achtergrond en waardeoordelen uitschakelt, maar ook dat hij aandacht schenkt aan het emische standpunt, de onderzoeker moet aandacht hebben voor de taalgebruikers zelf en hun kennis van hun eigen taalgebruik (Duranti 1997: 84-90). 31
Bij het kwalitatief verzamelen van data via observatie is het mogelijk dat de aanwezigheid van de onderzoeker de situatie manipuleert en beïnvloedt. Om dit te voorkomen moet de onderzoeker trachten een blind spot te identificeren, dat wil zeggen een positie positie die de onderzoeker min of meer onzichtbaar maakt en waarbij diens aanwezigheid geen invloed heeft op de situatie. Ik had het voordeel dat ik al bekend was met de verschillende settings en dat men mijn aanwezigheid zonder meer aanvaardde. Ik ben zelf een aantal keren aangesproken tijdens deze observaties, opmerkelijk hierbij was dat dit zowel in het Akuapim Twi als het Engels gebeurde. Het is dus een illusie dat mijn aanwezigheid in de setting volledig genegeerd werd. Duranti (1997: (1997 87) benadrukt dan ook het et dialogisch karakter van etnografisch veldwerk. De onderzoeker heeft wel degelijk enige invloed op de setting en zal worden geobserveerd en geanalyseerd door de deelnemers. In het merendeel van de situaties werd er niet opgekeken van mijn aanwezigheid, in in andere gevallen werd ik betrokken in de conversatie of had ik er 10 invloed op. In eerste instantie bezocht ik verscheidene settings waar ik het taalgebruik observeerde, veldnotities veldno bijhield en enkele audio-opnamen opnamen maakte. Het bestuderen van deze verschillende lende settings was zeer belangrijk om een volledig ledig beeld van de context te krijgen. Als Als taal een index vormt voor ideologieën of associaties oproept met identiteit en intimiteit is het belangrijk om bijvoorbeeld ook in thuissituaties of in een institutionele le omgeving zoals de kerk, een officiëlere omgeving als een bank, onderzoek te doen. Ik heb dan ook geobserveerd in een internetcafé, een bank, het postkantoor, de kerk, thuissituaties, gesprekken onder vrienden, supermarkt, marktverkopers, marktverkopers, in een naaiatelier, naaiatel apotheek, taxi, etc.
Figuur 1
Eenmaal ik een beeld van deze context had dreef ik observaties in een bepaalde en interessante setting op. Een van de plaatsen waar dit gebeurde was een DSTV-kantoor kantoor gelegen aan de hoofdweg aan de 32
rand van de stad Koforidua. Dit kantoor is gelegen in een commercieel gebouw met verscheidene verdiepingen, Akyaa House zie Figuur 1.11 Ten tijde van het veldwerk lanceerde de privéradiozender Joy FM, die enkel in het Engels uitzendt, een eigen satellietzender waar zowel Amerikaanse en Britse, als Afrikaanse en Ghanese films, muziek, nieuws, etc. wordt afgespeeld. Dit wordt verkocht in dit kantoor naast een satellietzender van de Zuid-Afrikaanse maatschappij DSTV. DSTV is wat men een luxeproduct zou noemen. Elke maand moet de klant een bedrag betalen dat gepresenteerd wordt in dollars. De zenders die men hiermee kan ontvangen zijn, op één na, allemaal Engelstalig en opgebouwd uit programma’s van Amerikaanse of Britse oorsprong. De satelliet tv van Joy FM, Multitv, belooft een lokale en vooral goedkopere variant van DSTV te zijn.12 Klanten komen naar dit kantoor om informatie te vragen, een bestelling te plaatsen, hun rekeningen te betalen, of als er problemen zijn. Aangezien de producten verkocht in dit kantoor Engels-gedomineerd zijn kunnen we ervan uitgaan dat de mensen die dit kantoor frequenteren over een goede kennis van het Engels beschikken aangezien ze anders niets zouden hebben aan de aangeboden goederen.
Ik had zeer gemakkelijk toegang tot deze setting en plaatste mij gewoon naast de verkoopster, een jong meisje. Mijn aanwezigheid veranderde de situatie niet dramatisch, ik had dus heel snel mijn blind spot gevonden. Wat vooral interessant was aan deze setting was dat men er zowel klanten had die volledig in het Akuapim Twi converseerden als klanten die enkel in het Engels interageerden. Daarnaast was er soms sprake van codeswitching, eventueel op cruciale plaatsen in de conversatie, bijvoorbeeld wanneer het officiële gedeelte gedaan is en men overgaat op het vergaren van persoonlijke informatie voor het creëren van een account. Deze gekozen setting dient als een single case analysis: aan de hand van nauwkeurige observatie van deze ene setting kan een kwalitatief representatieve analyse gemaakt worden. Een enkele keer werd ik alleen gelaten in het kantoor en moest ik de telefoon beantwoorden en klanten verder helpen. Dit nam al snel de vorm aan van een breaching experiment, waarbij een klant de conversatie startte in Akuapim Twi, ik daar even op inging en dan de switch maakte naar het Engels, de klant bleef vasthouden aan de code Akuapim Twi tot hij inzag dat ik, tegen zijn assumpties in, niet over een vloeiende kennis van het Akuapim Twi beschik. Deze breaching experiments maken het mogelijk om patronen in het taalgebruik, normen en waarden in verband met taalgebruik en dus ook taalideologieën, te identificeren dankzij deze afwijking van de verwachtingen.
2.1.2.
Methodologie analyse materiële ruimte
De analyse van de materiële ruimte gebeurde op basis van de theorie van Scollon en Scollon (2003). Deze analyse werd ingegeven door de realisatie dat de uiterlijke materiële wereld opvallend Engels gecodeerd is, maar ook hier kan men voorbeelden van codeswitching en agency observeren. Aan de hand van Scollon en Scollon’s theorie over geosemiotiek en de indexicaliteit van semiotische tekens in de materiële wereld, kunnen we deze tekens analyseren en conclusies formuleren over geprefereerde codes en taalideologieën. De materiële wereld vormt een spiegel voor het taalgebruik in interactie en vormt dus een bron van informatie. Scollon en Scollon (2003) ontwikkelden een theorie van geosemiotiek in Place”. Volgens Scollon en Scollon kan men publieke teksten enkel juist sociale en fysieke wereld beschouwt waarin deze teksten worden geuit. ‘geosemiotiek’ is dan ook de term indexicaliteit. Elk teken krijgt betekenis
hun boek “Discourse in interpreteren als men de Centraal in het concept door indexicaliteit. Deze 33
indexicaliteit van een teken kan betrekking hebben op de ruimte, sociale relaties, of tijd. Scollon en Scollon concluderen dan ook dat een belangrijk deel van de betekenis van een semiotisch teken ligt in de plaatsing in de materiële wereld en de relatie tot andere objecten. Scollon en Scollon identificeren drie subdomeinen binnen geosemiotiek, namelijk: interactie orde, visuele semiotiek, en semiotiek van de ruimte. Binnen de interactie orde onderscheiden ze vier non-verbale semiotische resources die indexicaal zijn en hulp bieden bij de productie en interpretatie van discours in de ruimte. Ze hebben het over tijdswaarneming, inter-persoonlijke afstanden, persoonlijke houding, en zintuiglijke ruimtes (Scollon en Scollon 2003: 46). In de visuele semiotiek analyseren Scollon en Scollon hoe de interactie orde visueel tot uiting komt. Hier hebben ze aandacht voor hoe participanten worden gerepresenteerd, voor modaliteit, compositie, en de interactieve participanten (Scollon en Scollon 2003: 83). Het derde subsysteem dat Scollon en Scollon identificeren binnen geosemiotiek, semiotiek van de ruimte, is voor de analyse van de materiële ruimte in dit geval het interessantst. Hierbinnen ontwikkelden Scollon en Scollon strategieën om meertalige semiotische tekens geuit in de materiële wereld te analyseren en conclusies te trekken betreffende geïndexeerde ideologie, preferentie en betekenis. Zij menen dat ook in meertalige semiotische tekens toch steeds een geprefereerde code aanwezig is, die op volgende wijze kan worden gedetermineerd: “The preferred code is on top, on the left, or in the center and the marginalized code is on the bottom, on the right, or on the margins.” (Scollon en Scollon 2003: 120) Uit de positionering van de verschillende codes menen Scollon en Scollon (2003) dus dat men de geprefereerde code kan afleiden. Daarnaast hebben zij in dit domein aandacht voor het materiële karakter van de semiotische uiting, zoals het font van de uiting, en leiden zij hieruit betekenis af. Vervolgens hebben ze aandacht voor de plaatsing van het teken in de ruimte en hoe deze betekenis geeft aan de uiting. Hierbinnen onderscheiden ze gedecontextualiseerde, gesitueerde en transgressieve tekens. Daarnaast benadrukken zij hier de dialogiciteit van semiotische tekens en dus het belang van de context (Scollon en Scollon 2003: 129). Het is mogelijk om deze analyse van meertalige materiële semiotische tekens te linken aan Blommaerts (2005) centering institution en order of indexicality. Dit zal later verder uitgewerkt worden.
2.1.3.
Methodologie analyse transcripties
Zoals al bleek uit de opsomming van de verscheidene theorieën rond codeswitching is het belangrijk om steeds aandacht te hebben voor de interactie zelf, de microstructuur, als voor externe sociale structuren die deze interactie kunnen vormgeven, de macrostructuur. Voor een analyse van de microstructuur blijkt een conversatie-analytische benadering de meest volledige analyse te vormen in het onderzoek van codeswitching. Deze focus op de conversatie zelf, de parole, is belangrijk aangezien precies daar vorm wordt gegeven aan identiteit en andere sociale 34
structuren. Daarnaast is dit een nuttige analyse die voorkomt dat de vooronderstellingen en assumpties van de onderzoeker een verstorende rol spelen in de analyse van interactie. “Whilst all these studies have undoubtedly been interesting and worthwhile, they seem to have drawn many researchers away from the fact that code-switching is essentially a conversational activity; it takes place within specific conversational contexts; it is structured in accordance with the general conversational organization. The starting point of any meaningful analysis of bilingual code-switching must therefore be its location in the conversational context in which it actually occurs. Forty years ago, Mackey reminded us that, ‘‘Bilingualism is not a phenomenon of language; but a characteristic of its use. It is not a feature of the code but of the message. It does not belong to the domain of ‘langue’, but ‘parole’.’’ (Mackey, 1962: 51) (…) In addition to the fact that it gives priority to the sequential implicativeness of language choice in conversation, it helps to limit the possible imposition of the analysts’ interpretations on the meanings of code-switching. CA focuses on revealing the procedures used by the conversation participants themselves in arriving at their own understandings which, in turn, are evidenced in the data.” (Li Wei 2005b: 276) Gafaranga (2001) probeert eveneens het meertalige taalgebruik in Rwanda te ontleden aan de hand van de indexicaliteit van deze talen. Frans wordt als de taal van educatie bestempeld en het Kinyarwanda als de taal van de culturele identiteit. Gafaranga bestudeert hoe deze opdeling interactie structureert op een conversatie-analytische wijze. Hierin maakt hij echter de belangrijke opmerking dat dit identificeren van de codes en hun indexicaliteit en de bijbehorende conclusie dat deze taalgebruik structureren niet voldoende is. Volgens Gafaranga is het noodzakelijk om deze taalkeuzes eveneens te verklaren vanuit het perspectief van de participanten en wat dit voor hen betekent, als ook vanuit het perspectief van de conversatie en wat deze vorm van taalgebruik hiervoor tot gevolg heeft. Gafaranga meent dus dat zowel een interactie-interne analyse zoals conversatie analyse dat is, als een interactieexterne analyse met aandacht voor de relevantie voor de gebruikers zelf, noodzakelijk is in de analyse van interactie in een meertalige omgeving. "In other words, according to Schegloff, in order to claim that something is significantly present in the talk (and therefore accounts for its orderliness), it is necessary to demonstrate its relevance for participants and its procedural consequentiality for the talk at hand.” (Gafaranga 2001: 1909, originele nadruk) In Gafaranga’s analyse vormt de taalkeuze hoofdzakelijk een index naar identiteit. Afhankelijk van de identiteit relevant in de interactie zal de spreker de code Frans kiezen om zijn identiteit van geschoolde uit te spelen of het Kinyarwanda om zijn culturele identiteit uit te drukken. Wanneer taal een drager voor identiteit is, en bij uitbreiding andere sociale structurerende abstracta, is het belangrijk om er zich van bewust te zijn dat identiteit een creatief en sociaal proces is. Men is niet Vlaming, maar men gedraagt zich als Vlaming, het is een actief proces. “This alternative perspective is to view social identity as 'a participants' resource'. In this approach, social identity is viewed as "something that is used in talk: something that is part and parcel of the routines of everyday life, brought off in the fine detail of everyday interaction" (Antaki and Widdicombe, 1998: 1). It is viewed as something "available for use: something that people do which is embedded in some other social activity, and not something they (actually) 'are'" (Widdicombe, 1998: 191; my emphasis).” (Gafaranga 2001: 1913)
35
De conversatie-analytische benadering biedt een mogelijkheid om een link te leggen tussen conversationele structuren, grammaticale structuren en abstracte sociale structuren. Een analyse van interactie met aandacht voor de sequentiële organisatie bestudeerd interactie op een dieper niveau. Men heeft niet enkel aandacht voor wat er gezegd wordt, maar ook voor hoe het gezegd wordt door bijvoorbeeld aandacht te schenken hoe de gesprekspartners op elkaar reageren. Daarnaast nuanceert deze analyse het gebruik van codeswitching louter ingegeven door sociale structuren. Het is belangrijk om steeds interactie per interactie te bekijken. “Language alternation can be void of identity-relevant meaning in some contexts, and yet in others extremely rich in the identity-work it accomplishes. To take the constructivist approach seriously into account then, would imply finding out for each and every case exactly what identity claims are occasioned by language alternation.” (Auer 2005: 409)
36
2.2. Analyse materiële wereld: signboards as signs of centering institution
Figuur 2
Uit analyse van de materiële wereld en de semiotische sem tekens die daarin voorkomen komen kunnen we, net zoals we dat uit de analyse van interactie doen, de dominante taalideologie distilleren en tot conclusies komen in verband met identiteit en indexicaliteit. indexicaliteit. Dit is zeer duidelijk aangezien deze semiotische tekens hoofdzakelijk geuit worden in een Engelse code. Eveneens net zoals in interactie, kan men bij deze materiële semiotische tekens ook codeswitching vaststellen. De materiële wereld vormt dus een spiegel voor het taalgebruik in deze setting. s
Aan de hand van de analyse van deze semiotische tekens kunnen we concluderen dat deze overheersing van de Engelse code een feit is, dat Engels de geprefereerde taal is en een dominante taalideologie heeft. Deze semiotische tekens vormen dan ook een order of indexicality naar de centering institution die Engels als geprefereerde code naar voren schuift. Desondanks zien we dat er ook hier plaats is voor creativiteit, agency en codeswitching.
Wat volgt is een overzicht van de soorten semiotische tekens tekens die voorkomen in de materiële wereld van het bestudeerde veld.
Als we de opschriften in de materiële ruimte van de onderzochte setting bekijken kunnen we verschillende vormen van semiotische tekens terug vinden. Er zijn wat ik hier ‘officiële ‘off uitingen’ zal noemen, zoals reclameborden, boodschappen van officiële instanties instanties zoals politieke partijen en MP’s, sensibiliseringscampagnes, etc., die overwegend en opvallend Engelstalig zijn. Voorbeelden hiervan zijn Figuur 2, 3 en Figuur 4. Zoals te zien is in Figuur 2 domineren deze Engels gecodeerde tekens het materiële landschap. Als men de d setting bekijkt, ziet men zowel grote reclameborden als kleine pamfletten vastgemaakt aan an lantaarnpalen en bomen langs de weg, als vlaggetjes of parasollen die steeds gekenmerkt zijn door een Engelse code.
37
Figuur 3
Figuur 4
Daarnaast zijn er ook nog andere vormen van semiotische tekens zoals Figuur 5 en Figuur 6, geuit door niet-officiële officiële instanties. Dit soort tekens zijn terug te vinden op kleine winkeltjes, taxi’s, fanicehandkarretjes, etc.13 Een aandeel van deze tekens geuit door niet-officiële officiële instanties wordt gekenmerkt door een Akuapim Twi code. Deze uitingen kunnen zowel in het Latijnse schrift als in de Akan orthografie voorkomen. Opmerkelijk is dat deze Akuapim Twi gecodeerde tekens veelal voorkomen in weinig duurzame materialen, bijvoorbeeld een slogan aangebracht door middel van stickers op een auto, een naam geverfd op een winkelluifel of verkoopstandje. Volgens Scollon en Scollon Scoll draagt deze materialiteit van het semiotische teken eveneens betekenis in zich.
“Texts Texts which are inscribed in fixed and invariable ways signal greater authority than the highly original graffiti spray-painted spray on city walls. (…) Many aspects of the materiality mater of signs (and other objects in the world) convey meanings in and of themselves. Among those meanings are permanence or durability, temporality or newness, quality. These meanings can be conveyed through aspects such as medium of inscription (brush, engraving, etc.), material of the sign itself (brass, wood, plastic, canvas, cloth, paper), freshness of installation (wet paint, shiny unmarked surfaces).” surfaces). (Scollon en Scollon 2003: 135-6)
Figuur 5 (Nyame tease: God leeft)
38
Figuur 6 (Hyɛ wo ho den: Wees sterk)
Naast deze ‘zuivere’ semiotische tekens zijn er in de materiële wereld eveneens vormen van codeswitching terug te vinden, als ook voorbeelden van toegeëigend taalgebruik en Public Englishes (een term van Blommaert 2005: 403). Het is dan ook belangrijk om niet van een essentialistische visie op ‘taal’ uit te gaan. Het kan bijvoorbeeld gaan om een uiting die als uit één code bestaande ervaren wordt en zo een welbepaalde identiteit of ideologie indexeert.. Een voorbeeld hiervan is te zien in Figuur 7,, dat we later zullen bespreken. bespreken Figuur 8 is eveneens een voorbeeld van toegeëigend taalgebruik, bruik, waar men de Engelse code op een grammaticaal afwijkende wijze gebruikt (“THNK YOU”).. Deze voorbeelden bewijzen dat een (dominante) centering institution niet dwingend hoeft te zijn en dat er meerdere centering institutions naast elkaar kunnen spelen.
Figuur 7
Figuur 8
39
Ook in de semiotische tekens geuit door officiële instanties kan men een mix of switch van beide codes vinden, zoals blijkt uit Figuur 9.
Figuur 9
Uit deze semiotische tekens opgebouwd uit verscheidene codes kunnen we verschillende zaken afleiden. Ten eerste kunnen we deze semiotische tekens bestuderen als een index voor geprefereerd taalgebruik, aan de hand van Scollon en Scollon’s (2003) theorie rond rond geosemiotiek. Daarnaast vormen deze tekens een order of indexicality naar de relevante centering institution, institution in termen van Blommaert. Zoals eerder vermeld spelen verschillende, kleine en grote, centering institutions een rol in een mensenleven. In wat volgt bepreken we enkele semiotische tekens geuit in de materiële wereld en trachten we om conclusies te formuleren in verband met betekenis, indexicaliteit en identiteit.
We starten met de analyse van Figuur 9, een meertalig teken geuit door een ‘officiële instantie’. Dit teken is opgesteld om een zo breed mogelijk publiek te bereiken. Het is te situeren in de context van de verkiezingen van december 2008. Door gebruik te maken van drie verschillende codes maant dit teken de passant aan om te stemmen voor presidentskandidaat Atta Mills van de NDC (National ( Democratic Congress). ). We onderscheiden een Engelse, Akuapim Twi en een visuele code. In de linkerbovenhoek vinden we de Engelse code in de vorm van het woord ‘Vote!’. ‘ ’. Volgens de semiotiek van de ruimte, uitgewerkt door Scollon en Scollon (2003) duidt deze positionering in de linkerbovenhoek op de geprefereerde status van de code in kwestie, Engels. De Akuapim Twi gecodeerde boodschap, Ye Gye No Di (Wij geloven hem), daarentegen is te vinden onderaan het teken en wijst op een gemarginaliseerde code. Een derde code die de talige boodschappen ondersteunt, is de visuele oproep tot stemmen op Atta Mills door een visuele weergave van de stemprocedure, weergegeven door de opeenvolging van de foto van Atta Mills, zijn partijembleem, en het stemmen door middel van een vingerafdruk zoals dat in Ghana gebeurt. 40
Uit dit teken geuit door een politieke partij partij die campagne voert om op nationaal niveau zijn kiezers te vertegenwoordigen,, blijkt een voorkeur voor Engels als code. De NDC was op dit moment nog deel van de oppositie en dus geen nationale entiteit, maar juist de ambitie om deel te zijn van deze nationale ionale entiteit zorgt ervoor dat het zich hiernaar spiegelt en de ideologieën van deze nationale centering institution overneemt. Het feit dat uit dit teken een preferentie voor een Engelse code spreekt is helemaal niet verwonderlijk aangezien, zoals eerder aangegeven, Ghana een pro-Engels pro taalbeleid voert met weinig plaats voor lokale talen. Dit meertaligee teken vormt dan ook een order of indexicality naar de centering institution van de overheid en diens diens dominante ideologie ten voordele van Engels. Het is eerder verwonderlijk dat er een Akuapim Twi gecodeerde boodschap verschijnt op dit teken, al wijst diens positionering duidelijk op zijn gedisprefereerdheid. Dit is echter te verklaren aan de hand van de context, namelijk in het licht van de opkomende verkiezingen en de geografische omgeving van Akuapim Twi sprekend gebied. Om zoveel mogelijk mensen aan te spreken verschijnt deze boodschap naast het Engels, de code geassocieerd met deze instelling, ook in het Akuapim Twi de moedertaal van de meerderheid van de voorbijgangers in deze regio, als in een visuele vorm voor diegenen die geen van voorgaande codes kunnen lezen.14
Figuur 10
Een volgend meertalig semiotisch teken dat we analyseren is Figuur 10. Dit semiotische teken is geuit door een privéschool J&J Schools Complex. Complex In tegenstelling tot Figuur 9 is dit teken niet geuit door een officiële, nationale instantie. Desondanks zien we hier wel invloed van deze centering institution en diens dominante taalideologie lideologie en taalpolitiek. Educatie staat onder nder invloed van de nationale taalpolitiek dat stelt dat alle educatie in het Engels moet verlopen. Daarnaast is er de associatie van Engels met kennis en moderniteit die ook een centering institution vormt in dit veld. De primaire indexicaliteit van de code Engels is de associatie met diens hoedanigheid als wereldtaal, taal van wetenschappelijke publicaties, welvarendheid, etc. De secundaire indexicaliteit is dan het gebruik van deze taal om m zich als wetenschappelijk, intellectueel, modern, etc. te presenteren. Ondanks deze dominante ideologie gekoppeld aan Engels en educatie, zien we iets interessants in dit teken, namelijk het motto Foro dua pa dat ‘beklim een goede boom’ betekent. Het schoolmotto sch is een slogan waarmee de school zich identificeert en die gewoonlijk in Ghana bij de wekelijkse 41
schoolbijeenkomst wordt opgedragen samen met het nationale volkslied. Opmerkelijk is dat deze school ervoor koos om dit motto in het Akuapim Twi te formuleren. Het motto vormt een onderdeel van een geijkte uitdrukking of spreekwoord waar zelfs een Adinkra-symbool voor bestaat.15 Deze uitdrukking is: “Woforo dua pa a, na yepia wo" en betekent: ‘Als je een goede boom beklimt, krijg je een zetje’, met andere woorden als je je inzet voor een goed doel zal je steun krijgen. Het Adinkrasymbool staat dan ook voor steun, samenwerking en bemoediging (zie Figuur 11).16 Tegenwoordig kan men deze Adinkra-symbolen overal in Ghana terug vinden op kleding, gebouwen, auto’s, etc., zoals ook blijkt uit het logo van een bank in Ghana (Figuur 12) dat het Adinkra-symbool voor ‘hek’ is en zekerheid en veiligheid betekent en het logo van Multi TV in Figuur 13 bestaat uit verscheidene symbolen.17 Adinkra-symbolen zijn dus opgenomen in het nationale culturele erfgoed en maken deel uit van de (nationale) culturele identiteit.
Figuur 11
Figuur 12
Figuur 13
Uit deze keuze voor een Akan spreekwoord als motto blijkt het belang dat gehecht wordt aan culturele kennis en specifieker de kennis van spreekwoorden. Hier indexeert zowel de keuze voor het spreekwoord als motto, als de keuze voor de code Akuapim Twi, de culturele identiteit van het Akanzijn. Elders uit het veldwerk bleek, eveneens aan de hand van spreekwoorden en zegswijzen, het belang dat gehecht wordt aan de kennis van het Akuapim Twi in de beleving en creatie van deze culturele identiteit. Dat blijkt ook uit het misprijzen tegenover mensen die weigeren Twi te praten, als uit het spreekwoord: “Wonsa akyi yɛ wodɛ a ɛhé na wo tafrɛ”, wat betekent dat je je eigen tong niet kunt afsnijden om die van iemand anders in je mond te steken.18 Uit de interviews bleek dan ook dat men het belangrijk vindt dat kinderen hun endogene taal kennen, juist omwille van identiteit en afkomst. Zoals een van mijn informanten antwoordde op de vraag waarom dit zo belangrijk is: “the thing is like if they know Twi it means they know their culture they know where they are from like when someone asks them where they are from they can say something or speak something about it.”.19 Ook uit de uitspraak “Mangoes can’t grow on Coconut trees” spreekt dit idee dat men zijn roots niet kan verloochenen. Taal speelt een belangrijke rol in de beleving van deze culturele identiteit. Zoals al bleek uit de speech van de NPP (bijlage 3) is het daarnaast ook belangrijk om kennis te hebben van spreekwoorden en wordt het gewaardeerd als men deze adequaat kan toepassen.
We bespraken al een semiotisch teken geuit door een officiële instantie dat een duidelijke index vormde voor de officiële centering institution en zijn nationale taalpolitiek ten voordele van het Engels. Daarna bespraken we een teken geuit door een niet-officiële instantie, wel onder invloed van deze Engelse geprefereerdheid, maar dat eveneens een index vormde voor een tweede centering institution namelijk de culturele identiteit en het belang dat daarvoor aan taal wordt gehecht. Dit waren beide meertalige semiotische tekens. Wat volgt is een analyse van Figuur 7 dat aantoont, zoals eerder gezegd, dat men niet mag vasthouden aan de conventionele, essentialistische ideeën betreffende taal. Dit teken lijkt uit een Engels en een Akuapim Twi code te bestaan, maar vraagt om een benadering als bestaande uit één code, namelijk het ‘Pidgin Engels’. ‘Still Abotre’ (nog steeds geduldig), is een zogenaamd ‘niet-officiële’ uiting, te vinden op een taxi in het taxistation van Koforidua. De keuze voor dit gebruik van verschillende codes is niet toevallig en kan juist een index of een order of indexicality vormen voor de coping-identiteit, die hier een centering institution is. Zoals eerder vermeld vormt dit creatieve mixen van Akuapim Twi en Engels een index voor de geconstrueerde 42
identiteit van iemand die via allerlei wegen probeert te overleven, hier en daar wat geld probeert te verdienen, van dag tot dag leeft,, de coping-identiteit. Deze eze analyse wordt nog eens ondersteund door de boodschap van de inscriptie en de context waarin men deze uiting vindt.. Deze taxi rijdt namelijk binnen de stad Koforidua en verdient maar enkele eurocenten per passagier,, waarvan de chauffeur een deel zal moeten afstaan aan de eigenaar van de auto. auto Uit dit teken spreekt agency en creativiteit en het bewijst dat dominante centering institutions taalgedrag niet sturen.
Nu bespreken we enkele Engels gecodeerde semiotische tekens uit het materiële veld.
Figuur 14
Figuur 14 is een Engels gecodeerd semiotisch teken geuit door de National Road Safety Commision (NRSC) van Ghana.20 Dit teken is deel van een bewustmakingscampagne bewus scampagne over vermoeidheid en verkeersongelukken. Het heeft als primaire index een associatie met autoriteit, Engels is de nationale taal en een belangrijke wereldtaal. wereldtaal. Via secundaire indexicaliteit beroept dit teken zich op deze autoriteit en geeft het zoo meer gewicht aan de boodschap. Ook hier vormt dit teken een order of indexicality naar de centering institution van de staat, waar de NRSC deel van is.
Figuur 15 is eveneens een Engelstalig semiotisch teken. Om dit teken te analyseren bouwen we verder op de realisatie dat semiotische tekens ook een index kunnen vormen voor taalideologieën.
Figuur 15
43
Dit semiotisch teken gaat over de opening van een fitnessruimte in een luxueus hotel even buiten het stadscentrum. Dit teken was opgehangen boven een kruispunt in het centrum van Koforidua. Capital View Hotel profileert zich als een luxueus hotel zoals blijkt uit het uithangbord dat dient als wegwijzer in Figuur 16:: met grote kleurfoto’s van het hotel, de tennisbaan, het zwembad, de slaapkamers, de conferentiezaal en het restaurant. Ook uit de banier spreekt deze profilering als modern, trendy en luxueuss hotel. Dit blijkt uit de keuze van de woorden zelf: “A Model and Ultra Modern Gym Centre”, Centre” maar ook uit de keuze voor de Engelse code. Deze vormt immers een order of indexicality naar de transnationale ideologie en algemene indexering van Engels met moderniteit moderniteit en luxe, dat hier dus een centering institution vormt. Engels wordt geassocieerd met luxe,, een preoccupatie met het lichaam en beweging, aandacht voor gezondheid, etc. Door oor het toepassen van deze code en het oproepen van al die associaties, zal het Capital View Hotel zijn gewenste identiteit van modern en kosmopolitisch oord ondersteunen. We kunnen hier Silversteins (2003) termen primaire en secundaire secundair indexicaliteit toepassen. De primaire indexicaliteit van dit teken is de associatie van Engels met moderniteit, luxe, fitnessen, gezondheid, etc. Via de secundaire indexicaliteit, het gebruik van deze code en het oproepen van bijbehorende associaties, claimt het Capital View Hotel deze eigenschappen te bezitten.
Figuur 16
Verschillende vormen van semiotische tekens die men aantreft in het veld zijn besproken. Als men het veld bestudeert kan men de dominantie van de Engelse code vaststellen. Bij nadere analyse van de semiotische tekens blijkt eveneens deze preferentie voor Engels en de indexicaliteit van deze tekens voor de centering institution,, ideologie of staatsapparaat, dat Engels prefereert. prefereert. Ook konden we vaststellen dat verscheidene centering institutions binnen een semiotisch teken kunnen spelen en dat er plaats is voor creativiteit. Daarnaast bleek dat er een hoge waarde wordt gehecht aan de kennis van het Akuapim Twi voor de culturele urele identiteit. In wat volgt zullen we onderzoeken of deze conclusies ook te vinden zijn uit de analyse van interactie.
44
2.3. Analyse transcripties Al vanuit de eerste observaties van het veld was het op te merken dat codeswitching niet steeds wordt gemotiveerd door een referentie naar identiteit en/of ideologie. Ook in deze case zijn er voorbeelden te vinden waar codeswitching geen index vormt naar de sociale of culturele context, maar wordt gebruikt omwille van conversationele, structurerende redenen. “(a conversation) analysis enables us to discover the wide range of local functions of codeswitching, which, even if not socially meaningful, do have communicative relevance.” (Alfonzetti1998: 207) In de context van het DSTV-kantoor, en elders, is het opvallend dat bepaalde termen steeds in het Engels worden vermeld, ook al staat de rest van de uiting in een Akuapim Twi code. Zo zal men getallen steeds in een Engelse code zeggen. In de setting van het DSTV-kantoor komen ook termen als ‘dish’, ‘channels’, ‘decoder’ en de namen van de verschillende kanalen of pakketten steeds in het Engels voor. Dit kan, zoals Hogan (2003) dat verklaart, ingegeven zijn door de autoriteit die men wil ten toon spreiden en dat, net zoals bij Figuur 14, geïndexeerd wordt door de taalkeuze. “(…) “preferred to use English-derived terms because they are conveniently short and sound more interesting than the equivalent Japanese terms” (Hogan 2003: 50). When talking to prospective clients, Mr. Kanno found it useful to allude to English-derived terminology “to give the impression of professional expertise, to make the products themselves seem trendy and attractive, and to coax non-specialists into asking for more information about his products” (Hogan 2003: 50).” (C.S. Li 2009: 433-4) Het feit dat Mr. Kanno gebruik maakt van een Engels gecodeerde terminologie om zijn producten modern en aantrekkelijk te maken duidt eveneens op een taalideologie die ook in Figuur 15 naar voor kwam. De keuze van een Engelse code vormt een index naar de moderniteit geassocieerd met Engelstalige gemeenschappen. Daarnaast is het opmerkelijk dat in de case van het DSTV-kantoor er geen regelmaat bestaat in welke taal een persoon kiest om de conversatie te starten. Taalkeuze is hier niet situationeel gebonden, marked of unmarked, met de termen van Myers-Scotton. De betekenis van codeswitching ligt niet (alleen) in de code die wordt gekozen, maar (ook) in de codeswitching zelf. Eventueel kan de gemarkeerde of ongemarkeerde taalcode afhankelijk zijn van de klant, en of hij zich comfortabel voelt of niet in een bepaalde taal. Verwijzingen naar taalideologieën variëren van persoon tot persoon. Het is niet zo dat in ‘officiële’ situaties men enkel Engels kan praten en dat de gemarkeerde taalkeuze Akuapim Twi of een andere endogene taal is. In bijna de helft van de geobserveerde conversaties in deze setting kozen de bezoekers er initieel voor om hun interactie in het Akuapim Twi te voeren. Hier zou de social network approach van Li Wei een verklaring kunnen bieden. Zo is er het voorbeeld van Mr. Johnston die geschoold is in een missieschool, Ewe-spreker in een Akuapim Twi sprekend gebied is en dus andere taalattitudes en taalgebruiken heeft dan een jongeman afkomstig van een Akuapim dorpje, nauwelijks blootgesteld aan Engelse scholing.21 Zodoende hebben beide personen andere linguïstische normen ingelepeld gekregen en is er geen sprake van een universele of gemeenschappelijke set normen en waarden die het taalgebruik stuurt zoals het markedness model dat suggereert. 45
2.3.1.
Codeswitching en structuur
Soms kan een switch van het Engels naar het Akuapim Twi, of het Akuapim Twi naar het Engels dezelfde betekenis hebben, de switch krijgt dus geen betekenis omwille van de indexicaliteit van de code maar omwille van andere zaken. In deze gevallen wordt codeswitching als een manier gebruikt om van footing te veranderen, een verandering in onderwerp aan te duiden of op een andere manier conversatie te structureren. Zoals eerder vermeld is het merendeel van de bestudeerde vormen van codeswitching in deze setting te analyseren aan de hand van de indexicaliteit van de gebruikte codes. Een aantal gevallen getuigt echter van een structurerende motivering voor codeswitching, bijvoorbeeld om duidelijk te maken dat wat volgt een citaat is. Interacties (3), (4) en (5) zijn hier voorbeelden van. Voorbeeld (3) werd geobserveerd in de ‘International Central Gospel Church’. In deze kerk wordt gepreekt in het Engels en is er een bijna simultane vertaling door iemand die naast de pastoor of preker staat. In dit fragment wordt de preek gegeven door P, de zoon van de hoofdpastoor. (3)
ICGC 30/08 “I will finish my assignment” P: You are going to pick another form. Ah ɔ-bɛ-yɛ dɛn? Tell them I’m going to SC2enk-fut-doen wat Je gaat een ander formulier ophalen. Ah wat ga je doen? Zeg hen ik ga het write again. You fail over and over again for your exams but don’t give opnieuw doen. Je faalt keer op keer voor je examens maar geef niet op up finish your assignment. en eindig je taak. (GV1 p73 30/08)
In voorbeeld (3) vormt de codeswitch een duidelijk structurerend element. De codeswitch maakt in dit geval duidelijk dat wat volgt een citaat is en het niet het standpunt van P zelf inhoudt, het is een herhaling van een uiting door iemand anders gedaan (Ah wat ga je doen?). Hier vormt de codeswitch een aanwijzing voor een verandering in de footing. P is enkel de animator van deze uiting, niet de auteur of de principal, aangezien hij een uiting van iemand anders herhaalt en het helemaal niet zijn standpunt weergeeft. Even later in zijn preek maakt P weer gebruik van codeswitching om een verhaal te vertellen, hij citeert een telefoongesprek dat hij had (4). Met deze uiting tracht hij de kerkgangers ervan te overtuigen om ook bij de activiteiten tijdens de week aanwezig te zijn in de kerk en dat in te calculeren in de dagplanning. Hij vertelt dat hij iemand opbelde om te vragen waar hij zat en waarom hij niet aanwezig was op een van die doordeweekse kerkelijke activiteiten. De gesprekspartner antwoordde dat hij vast zat in het verkeer, waarop P hem vraagt of hij dan al gedaan had met werken, met de onderliggende kritiek dat als hij al klaar was met werken hoe het dan komt dat hij niet in de kerk is. Dit telefoongesprek vertelt P na door middel van codeswitching, waarmee hij het gesprek contrasteert met de rest van zijn uiting en het typeert als een verhaal om zijn betoog te ondersteunen. Ook hier zien we weer een verandering in de footing, waarbij hij voor een deel van het navertelde telefoongesprek (als hij de woorden van zijn gesprekspartner herhaalt) niet de auteur en de principal is. De codeswitching werkt hier structurerend, het maakt het karakter van de uiting duidelijk, het gaat hier om een verhaal, storytelling in Alfonzetti’s termen (1998: 182-217).
46
(4) P: I called somebody (xxx) mɛ-wɔ traffic. Adɛn w-a-pɔn? (xxx) SC1enk-zijn vraagwoord SC2enk-perfect-sluiten Ik belde iemand op (xxx) Ik zit vast in het verkeer. Waarom, ben je al klaar (met werken)? Ook in voorbeeld (5), een transcriptie van een radio-uitzending, zien we dat codeswitching gebruikt wordt om een deel van de uiting als citaat te presenteren en zo dus de conversatie te structureren.22 (5) 1. A: 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12.
↑Tetteh Lugard cost
from the relegator=Sports >(↓xxx) management< of the club has announced that .hh club legend Sam Johnson will take charge of the ↑youth team orurals .h following Nana ↓Ampah’s between .hh first eh between him and first team coach .hh eh Nii Noi Thompson=Sam Johnson was assistant to ↑Nii Noi last season .h in the ↑first ↓team=↑but a ↑recent spalt between the two .hh led Johnson to dishonor himself from the technical ↓team but ↑after .hh management hearing yester↑day .h the decision was taken that Sam Johnson would be ↑made boss of the junior team=
13.
͢
14. 15. 16. 17. 18. 19. 20. 21. 22.
[(↑ho(h)pe(h)fully it’s boss)] B: [(for you)] A: Ye(hh)a he has been hoping to be boss so now he be made boss of the junior team eh .hh the arurals and Nii Noi Thompson would also ↑continue as boss of the senior team .h until he is made assistant coach when a newly .h appointed euh coach or when a new coach is appointed. .h[hh in eh] B: [so ↑hearts] of ↑oak is
23.
͢
24.
25. 26. 27. 28. 29. 30.
↑I’m ↑sure the guy is just being uh (hh)
↑buying ehm you know and we are shouting yɛn team na ɛyɛ:=
pers. vnw.1mv betr.vnw SC3enk-goed zijn Het is ons team dat goed is/de beste is. A: =e:::h of course we are shouting yɛn team na ↑ɛyɛ (well)indeed [hehehehe] B: [hehehehe] A: but after recording success in sports (.) games eh organization at the just ended ninth edition of the joy fm annual schools ↑reunion ((continue with next topic)) (GV1 p74 myjoy 02/09)
Voorbeeld (5) is een extract uit de Supermorning Show op Joy FM, een ochtendprogramma dat de actualiteit behandelt. Hier geeft men een sportoverzicht, waar men vertelt over een lokale voetbalploeg 47
Hearts of Oak die een nieuwe speler kocht en een nieuwe coach aanduidde. A is hier de sportjournalist, B is de presentator van de show. In regel 13 zien we dat A afwijkt van zijn objectieve weergave van de gebeurtenissen en zijn eigen visie op de zaken geeft: “I’m sure the guy is being uh (hh) [(↑ho(h)pe(h)fully it’s boss)]”. Men merkt ook aan zijn stemkleur dat dit zijn eigen opinie is en dat hij niets meer aan het aflezen is. B reageert op de uiting in regel 13 in overlap, A gaat echter verder met zijn verslag in regel 17. In regel 20 merken we aan een lichte daling in pitch en de aarzelingen de het tempo verlagen dat A zijn verslag aan het beëindigen is. Een mogelijk afrondingspunt wordt bereikt in regel 21 wanneer A een adempauze neemt, B grijpt dit mogelijk afrondingspunt aan en pikt in met de commentaar “So Hearts of Oak is buying ehm you know and we are shouting yɛn team na ɛyɛ”, ‘Dus Hearts of Oak koopt ehm je weet wel en wij roepen ‘ons team is de beste’”. Het is opmerkelijk dat de presentator hier een codeswitch maakt. Zoals eerder gezegd is Joy FM een radiostation dat enkel en alleen in het Engels uitzendt, als er in het nieuws bijvoorbeeld een fragment in het Akupim Twi zit zal men dit steeds vertalen in overvoice. Het gebruik van een codeswitch hier heeft niets te maken met enige associaties die er opgeroepen worden door de specifieke code Akuapim Twi, men ziet dat de codeswitch hier gebruikt wordt om duidelijk te maken dat de uiting ‘yɛn team na ɛyɛ’ niet gelijk te stellen is aan voorafgaande uitingen, het is een quote. A reageert hierop instemmend en herhaalt de quote nog eens, na wat gelach gaat A terug verder met zijn verslag in regel 28. Door middel van codeswitching kan men zulke uitingen contrasteren met de rest van de interactie en duidelijk maken aan de gesprekspartner wat de hoedanigheid hiervan is. Net zoals in voorbeeld (3) geeft deze codeswitch een verandering in de footing weer, het gaat hier om een quote waar B, noch A, niet noodzakelijk de principal noch de auteur van is. Codeswitching kan ook op andere manieren een conversatie structureren. Voorbeeld (6) en (7) tonen mooi hoe klant B, door gebruik te maken van codeswitching, duidelijk maakt aan de gesprekpartners tot wie hij zich richt. Deze conversatie vindt plaats in het DSTV-kantoor, klant B heeft moeten wachten op zijn beurt en in voorbeeld (6) start de conversatie waarin hij eerst het woord richt tot G, de onderzoekster, met een vraag in Engelse code. In regel 19 richt B zich tot A, de verkoopster, om te doen waarvoor hij gekomen is, namelijk informatie vragen over Multi TV. Deze uiting in een andere code maakt duidelijk aan de gesprekspartners dat het vorige onderwerp gesloten is en dat hij zich tot een nieuwe gesprekspartner richt. De eigenschap van deze codeswitch als structurerend element wordt nog eens ondersteund door de switch terug naar Engels die in regel 37 gebeurt, deze geeft aan dat B de code Engels prefereert. De daaropvolgende uitingen zijn echter nog deels in een Akuapim Twi code, met getallen en bepaalde termen in een Engelse code zoals steeds het geval is. Pas vanaf regel 50 zien we dat de switch naar het Engels door beide gesprekspartners is aanvaard en verloopt de interactie verder in het Engels. Het feit dat B vanaf regel 37 terug overschakelt naar een Engelse code, geeft aan dat de codeswitch in regel 19 zuiver structurerend beschouwd moet worden, met name het aangeven van een ander topic en een andere gesprekspartner, en niet wordt ingegeven door een bepaalde indexicaliteit van de code Akuapim Twi of omwille van recipient design (cf. infra). (6)
DSTV my son is a football player 1.
B:
°from which country?° Van welk land
2.
G:
Belgium
3.
B:
Which part?
België Welk deel?
4.
G:
euhm Leuven euhm Leuven
48
5. 6.
B: A:
ooh (They think) you are from us h: Ze denken dat je van de VS bent
7.
B:
I was –I was at Bruges=
8.
G:
=↑Bruges r↑eally? ↑ooh
Ik was –ik was in Brugge Brugge echt ooh
9.
B:
10. 11.
G: B:
Nineteen ninety Negentien negentig mmmh (°yes°)
12.
G:
I study in (.) Gent, it’s quite close to Bruges
13. 14.
B: G:
Kent yeah
15. 16.
B: G:
[(x)] [°that’s] where I study°
ja Ik studeer in Gent dat is dichtbij Brugge
ja
Dat is waar ik studeer
17.
B:
(°you xxx French°)
18.
G:
↓ah (.) ↑ah
B:
(xxbi:) wɔ hɔ decoder bi anaa?
jij xxx frans
19.
͢
xxx aanwezig zijn lw. conn. Zijn er decoders of (niet)?
20.
A:
wei ɛ(yɛ) multi↓tv Dem SC3enk-zijn Deze is multitv
21.
B:
saa (.) ɔwɔ na others (xx) (uitdrukking) SC3enk-bezitten conn. Is dat zo. Zijn er (ook) andere (xx)
22.
A:
ɛno no ɔnpay any monthly subscription (bi hɔ) dem. lw. SC3enk-neg-betalen (lw. adv.) Het is deze (waarbij) men geen (enkel) maandelijks abonnement betaalt
23.
B:
saa:= (uitdrukking) Is dat zo
24.
A:
25.
B:
=yeah [that’s] Ja dat is
[ɔbenya] (.) channels SC3enk-fut-verkrijgen Zal men kanalen verkrijgen
26.
A:
(wo)↑benya channels that’s tv and radio SC2enk-fut-verkrijgen Je zal kanalen verkrijgen dat is tv en radio
27.
biribiara ne bɛyɛ radiochannels allemaal dem. fut-zijn Dit zijn allemaal radio kanalen
28. 29. 30.
B: A: B:
ah (x) enne (anaa) tvchannels [xx] 49
conn. En tv kanalen
31.
A:
[wei] ne (.) yɛwɔ joy Dem. bestaan uit SC3mv-hebben Deze bestaat uit ze hebben
32.
tv that’s the first tv
33.
ɔɔmo ↑bɔ (.) foreign and (.) African songs
joy tv dat is de eerste tv pers.vnw.3mv spelen zij spelen buitenlandse en Afrikaanse liedjes
34.
B:
anaa= conn. en
35.
A:
=ne yɛwɔ-bɔ berebiaa African ↓movies conn. SC3mv-hebben spelen adv. en ze (hebben)spelen altijd Afrikaanse films
36.
ɔnbeyo (xx)foreign movies (xx) SC3enk-neg-fut-x zij zullen niet xxx buitenlandse films
37.
͢
B:
what about football?
A:
football ɛyɛ English ehm (.) ↑matches anaa
En voetbal?
38.
SC3enk-zijn Voetbal dat is Engelse ehm matches of de
39.
conn.
French and Spanish league. Franse en Spaanse league
40.
B:
decoder no bɛyɛ ahe? dem. fut-zijn idiom. Hoeveel zal de decoder zijn?
41.
A:
↑decoder (no) yɛ one eighty dem. zijn De decoder is honderd tachtig
42.
B:
Ghana cedis Ghana cedis ((Ghanese munt))
43.
A:
yes one eighty Ghana cedis anaa complete set conn. Ja honderdtachtig Ghana cedis en de complete set
44.
decoder ne dish ɛyɛ °two sixty five° conn. SC3enk-zijn decoder en dish is tweehonderd vijfenzestig
45.
B:
ahe? Idiom.
46.
A:
Hoeveel? two sixty five Tweehonderd vijfenzestig
47. 48.
B: A:
(xxx) five hundred and (twenty) Vijfhonderd (twintig)
49. 50.
(4)
͢
B:
do you have ↑some ↓now Heb je er nu enkele
51.
A:
↑mmh (.) we have some. Mmh we hebben enkele
50
52. 53.
(5) B:
but still I would need a dish (how would i) Maar dan moet ik nog steeds een satelliet hebben (hoe zou ik)
54.
A:
°you need a dish° because you have dstv (.) if Heb je een satelliet nodig omdat je dstv hebt
55.
you don’t want to use your dstv again you can als je je dstv niet meer wilt gebruiken kan je
56.
still use your dstv ↓dish (.)[and buy] nog steeds je dstv satelliet gebruiken en kopen
57.
B:
[and buy] en kopen
58.
A:
and buy the multi tv decoder=it’s compactible en de multi-tv decoder kopen die compatibel
59.
with the eh dish. is met de satelliet
60.
B:
°aah the multi tv decoder°
61.
A:
Yes
Aah de multi tv decoder ja
62.
B:
°and the dish° [it’s] a set so if the decoder
63. 64.
A: A:
[x] °from the dish°=
65.
B:
=a:h ↑like the dish and the dec-decoder is
en de satelliet het is een set dus als de decoder
van de satelliet Ah dus de schotel en de decoder is
66. 67.
A: B:
[x] [two] sixty five Tweehonderd vijfenzestig
68.
A:
yes °two sixty five°
69.
B:
so if I’m buying the:
70.
A:
the decoder is one eighty
71. 72.
(1.7) B: you can do that to me
73.
A:
yes
74.
B:
[I want it]
Ja tweehonderd vijfenzestig Dus als ik de (x) koop De decoder is honderd tachtig
Kan je dat voor me doen ja Ik wil het
75. 76.
A:
[phone starts to ring] [(one eighty)]–you ↑want the decoder Honderd tachtig-je wilt de decoder
(GV1 p39 17/08 n°3)
Voorbeeld (7) vindt verder in de interactie plaats, wanneer B besluit voldoende informatie te hebben en tot een koop over te gaan. Na het telefoontje dat de interactie onderbreekt (regel 75), legt B uit dat 51
hij de Multi TV snel wilt hebben omdat zijn zoon, die bij een Franse voetbalclub speelt, een voetbalwedstrijd heeft die diezelfde week zal uitgezonden worden. Hij overhandigt zijn gegevens en gaat terug in gesprek met G over Brugge, het onderwerp waarmee de hele interactie startte. G vraagt of zijn zoon een bekende voetballer is, A mengt zich in het gesprek en B vertelt over zijn zoon en hoe hij in de Franse voetbalclub terecht kwam. Als een trotse vader toont hij in dit voorbeeld een foto van zijn zoon aan G en A. Ook hier zien we dat B codeswitching toepast om duidelijk te maken tot wie hij zich richt, net zoals in voorbeeld (6). Als hij de gsm met de foto aan A geeft wijst hij in een Akuapim Twi code aan wie van de spelers zijn zoon is. G zit naast B, dus B wijst zijn zoon aan op de foto, A zit tegenover B, B geeft de gsm af aan haar en geeft woordelijke aanwijzingen, in een Akuapim Twi code, wie van de personen op de foto zijn zoon is, die met het witte T-shirt. (7) DSTV my son is a football player 1. 2.
B: G:
[x] [that’s] him? Yeah ok Is dat hem? Ja oké
3.
B:
°that’s when they° played with e:h Bra↑zil Dat is wanneer ze tegen Brazilië speelden
4.
G:
Brazil, [ooe] (.) he played against brazil? Brazilië hij speelde tegen Brazilië?
5. 6. 7. 8.
͢
B: B: G:
[xxx] °yeah° Wauw! hehe
B:
shirt na so white (ɔno) conn. dragen aanwijzend vnw. Diegene die het witte T-shirt draagt.
9. 10.
A: B:
ah okay (.) ↑aah he is a ↑popular player
11. 12.
G: A:
[eeh] [haha] (I don’t know) eh soccer I don’t know=
13. 14.
B: A:
=[↑aah] [NAMES] of the: [players]
15.
B:
Hij is een geliefde speler
Ik ken voetbal niet, ik weet niet
de namen van de spelers
[ladie] ladies they normally vrouwen houden normaal niet van voetbal
16. don’t like soccer 17. G: hehe 18. A: haha ((topic wordt afgesloten door telefoongerinkel, A neemt op)) (GV1 p39 17/08 n°3) Mijn aanwezigheid als onderzoekster had in deze interactie invloed op het verloop van de conversatie. Door middel van codeswitching maakt B in beide fragmenten duidelijk tot wie hij zich richt. Aangezien B de conversatie met de onderzoekster G in een Engelse code start, maakt hij via codeswitching duidelijk dat hij zich tot de andere gesprekspartner, A, wendt en van topic verandert. De aanwezigheid van de onderzoekster en diens betrokkenheid bij de interactie beïnvloeden hier het verloop en de organisatie van de conversatie. 52
2.3.2.
Codeswitching en indexicaliteit
In wat volgt bespreken we voorbeelden van codeswitching die ingegeven zijn door de indexicaliteit van een bepaalde code. Zoals eerder vermeld is een groot deel van de verzamelde data zo te analyseren. Tijdens het veldwerk kwam ik veel voorbeelden van recipient design tegen: men vormt zich een bepaald beeld van de gesprekspartner en welke code deze zou prefereren, waarop men de taalkeuze voor de interactie baseert. Deze vorm van taalkeuze vormt een mooie index voor de onderliggende taalideologieën en verwachtingen. Een verwachting kan bijvoorbeeld zijn dat geschoolde mensen meer en liever Engels spreken. Als men denkt dat de gesprekspartner geschoold is zal men omwille van dat recipient design kiezen de interactie in een Engelse code te starten. In wat volgt beschrijven we twee voorbeelden uit het veldwerk. Een eerste voorbeeld (8) speelt zich af in een internetcafé. In deze setting is de interactie beperkt: klanten gaan naar een balie om minuten te kopen waarbij de conversatie zich beperkt tot de uiting van hoelang ze willen surfen. Wanneer de klant het gepaste geld op de balie legt en de verkoper hieruit afleidt wat de klant wenst, vindt er zelfs geen talige interactie plaats. Een groot deel van deze interactie gebeurt in het Akuapim Twi, met de getallen in Engelse code. De eerste interactie die R, de verkoopster, voert is met een wat oudere man. R waarschuwt de man dat het internet die dag een beetje traag gaat en doet dit in een Akuapim Twi code. De volgende klant is een jonge vrouw, zeer netjes gekleed, ook aan haar laat R weten dat de lijn traag is, opmerkelijk is echter dat dit in een Engelse code gebeurt in contrast met de voorgaande interactie. In beide gevallen initieert R de (talige) interactie en maakt zij dus de initiële taalkeuze op basis van de percepties die zij heeft van de klant. (8)
R: Mepaakyɛw ɛ-yɛ slow kakra. alstublieft SC3enk-zijn traag beetje. Alstublieft het is een beetje traag. B: Thirty minutes Dertig minuten. (…) R: It’s a bit slow Het is een beetje traag. C: Okay Oké. (GV1 p6 13/07 n°8-9)
Deze associatie van kennis van het Engels en educatie vormt een dominante ideologie die ook duidelijk naar voren kwam in de interviews. De eigenares van het internetcafé antwoordde op de vraag in welke taal haar klanten haar aanspreken als volgt: (9) “Sometimes in Twi sometimes in English. The ones that speak English are ‘educated’ and are ‘nicely dressed’. Sometimes somebody speaks English and is not ‘nicely dressed’. Or they speak English because they don’t know your mother language. They assume that because you are behind the counter there you know English.” (GV1 p8 14/07)
53
(10)
Taalreflectie
“G: When you can speak English it will give you a good job. K: Yeah, I strongly agree. Do you want to have my reasons? yeah ok now because it’s still with the assumption that you know once you are able to speak English or express yourself in English you have attained probably a higher education and understand issues better, read more books, read more articles I mean you know, being educated yourself somehow that’s how you’re able to speak in English. So you are better informed than somebody who speaks Twi, who is limited in a way because there is very limited material (getting) in Twi for you to read and really educate yourself than in English.” (GT interview K 31/07) Deze dominante taalideologie die Engels koppelt aan een geschoolde, intelligente en moderne identiteit vindt resonantie in een aantal andere fenomenen tegengekomen tijdens het veldwerk. Zo was er een debat op de Engels gecodeerde zender Joy FM, dat nationaal uitzendt, over de zorgwekkende “deterioration of English”. In deze discussie werd Engels onder andere gewaardeerd als lingua franca, zowel binnen Ghana als in de wereld (GV1 p14 30/7). Een tweede voorbeeld (11) van recipient design vond plaats in een bank in Koforidua, aan de balie van de ATM-service. Dit gebeurde in de periode dat de scholen terug startten en het gebouw was dan ook vol met laatstejaarsstudenten herkenbaar aan hun uniform met lange broek en wit of geel hemd. Deze studenten werden stelselmatig in het Akuapim Twi aangesproken door de loketbediende. Informant K stond ook in de rij voor het afhalen van zijn nieuwe kaart. Eenmaal aan de beurt werd hij geadresseerd in het Engels, als klant die zichtbaar geen student was aangezien niet in uniform. In Ghana vult men in de bank, voor eender welke transactie, eerst een formuliertje in met de relevante gegevens dat men afgeeft aan de balie, hierdoor blijft de talige interactie beperkt. In dit geval wist de loketbediende dus meteen dat K kwam om zijn kaart op te halen, maar vraagt ze om extra informatie aangezien ze zijn gegevens niet direct in haar databank kan vinden. Dit doet ze in een Engelse code omwille van het recipient design, de associaties die ze maakte met zijn verschijning en welke code ze vermoedt K zich het meest in thuis voelt, of eventueel het niet-weten of deze klant wel Akuapim Twi spreekt. Dit kwam ook regelmatig naar voren in de interviews en gesprekken over taalgebruik: omwille van de communicatie zal men een Engelse code kiezen omdat men niet weet of de gesprekspartner over dezelfde talige competenties beschikt als zichzelf. (11)
L: When did you apply for this? Wanneer diende je je aanvraag hiervoor in? K: A:h somewhere last month I think. Ah ergens vorige maand, denk ik. L: Then it’s not ready yet. Sometimes it takes like six weeks. Dan is het nog niet klaar. Soms duurt dit zo’n zes weken. (GV1 p12 17/07)
Zoals blijkt uit deze voorbeelden vormt men zich steeds een bepaald beeld van de gesprekspartner, diens taalkundige capaciteiten en voorkeuren, diens identiteit, etc. Op basis hiervan maakt men bepaalde taal- en woordkeuzes. Als recipient design de manier van spreken en de taalkeuze inricht naar het beeld dat men heeft van de gesprekspartner, is het logisch dat dit langs de kant van de andere gesprekspartner ook gebeurt. Die zal de situatie ook analyseren en daaraan zijn verwachtingen en
54
taalkeuzes aanpassen. Het is best mogelijk, zoals blijkt uit fragment (12), dat deze twee verwachtingen en beelden opgesteld van en door de gesprekspartners botsen. (12)
Taalreflectie
“G: Is there any situation, like were you would be offended if they they started speaking Twi to you (.) or maybe having some second thoughts or like (.) K: That’s when I go to the bank and (am) talking to the bank manager and from the very first instance he just come out with Twi straight up. G: It happened? K: Yeah, it happened. And I I was with a bank manager one time so (immediately) I think he introduced, first he introduced one of the guys there in English, and we went inside we sat down, we started to talk for one two three seconds he changed to Twi and I was still in English. And he was in Twi and I was like== I didn’t really thought much about the language but later on whilst the conversation was going on I was like ok, so this might be a strategy a communication strategy to get more customers, because of the environment he was working in it’s a bank manager (.) but I was a bit offended because of the of how he introduced and how we started communicating you know not too offended anyway but I was just a bit shocked surprised like so what happened. Then on second thought (I thought) ok maybe he uses this technique to get to express himself and to express much more about the the the banks issues to to ordinary customers who might not also know how to speak English. G: So it also could be to make the customers feel comfortable. K: Comfortable exactly, so somebody coming in to to speak like English straight up he’ll might be slightly offended. But if I WAS NOT I also think that if I also have not changed mine my tongue to English I think he would have continued with euhm the Twi a bit and shifted again back again to English, (.) you know so it’s just a responsiveness some actions and reactions around that time you know if they change and they realize that you still don’t want to come they(’ll) easily switch back again to it. G: So because of the environment and who he was you expected him to speak English to you. K: Exactly.” (GT interview K 31/07) Uit dit voorval, gepresenteerd door K in een interview, spreekt een verwachtingspatroon voor het taalgebruik dat men creëert op basis van de situatie en het beeld, of de (sociale) positie, van de gesprekspartner. K had een ontmoeting met een bankdirecteur en verwachtte dat de interactie in het Engels zou verlopen omwille van diens positie en de toch wel officiële situatie gecreëerd door de setting van het bureau van de bankdirecteur. Uit K’s verklaring blijkt zijn vermoeden dat de bankdirecteur zijn taalgebruik aanpast omwille van de recipiënt, ook al had K een ander beeld gevormd van het taalgebruik van deze directeur. Dit verwachtingspatroon betreffende taalgebruik gecreëerd omwille van de materiële setting en de geassocieerde positie van de gesprekspartner, kwam eveneens tot uiting in de eerder beschreven breaching experiments. Hierbij werd ik alleen gelaten in het DSTV-kantoor en nam ik daadwerkelijk de plaats van de verkoopster achter de balie over. Omwille van deze positionering achter het bureau kreeg ik de identiteit van verkoopster en werd er van mij verwacht dat ik zowel in Engels als Akuapim Twi de klanten kon bijstaan. Deze positie in de ruimte is dus indexicaal voor identiteit en taalkennis en is het bewijs van een ideologie of een verwachtingspatroon dat men als verkoopster iedereen moet kunnen bedienen in zijn of haar geprefereerde code. Telefonische interactie is hier misschien nog het 55
beste bewijs van, aangezien men dan niet aan de hand van huidskleur kan afleiden of de gesprekspartner al dan niet Akuapim Twi kent. Zo kreeg ik een telefoontje van een klant die een hele uitleg in het Akuapim Twi begon, ik onderbrak hem en zei in het Engels dat ik geen Twi versta, hij ging verder in het Akuapim Twi, tot ik hem weer onderbrak en in het Akuapim Twi zei dat “ik versta geen Twi, ik kan geen Twi spreken, ik spreek Engels” waarop hij eindelijk overschakelde op Engels. De wijze waarop hij steeds terug greep naar de Akuapim Twi code wijst erop dat dit zijn preferentie is en dat hij verwachtte dat ik, als verkoopster, hem daarin zou (kunnen) volgen. De klant creëerde bepaalde verwachtingen aan de hand van de identiteit waar de gesprekspartner zich op dat moment mee presenteerde en de ideologie dat men, zeker als verkoopster, een conversatie moet kunnen voeren met verschillende mensen in hun respectievelijk geprefereerde codes. Ook uit interviews bleek hetzelfde belang van het kennen van verschillende codes en dat men de code van de interactie aanpast omwille van de communicatie, naar de preferentie van de gesprekspartner.
In sommige situaties brengt het codeswitchen een verandering in de sociale situatie teweeg, dit is wat Blom en Gumperz (1972) de metaforische codeswitching noemen, of de gemarkeerde codeswitching bij Myers-Scotton (1993). In de analyse van verschillende interactiefragmenten zullen we zien dat via het creatief gebruik van verschillende codes en het indexeren van de geassocieerde identiteiten of taalideologieën, sprekers de sociale situatie inderdaad kunnen veranderen. Het verlangen om zich met een andere identiteit te presenteren, bijvoorbeeld als de gestudeerde of de professional, kan worden ingewilligd met een codeswitch. In deze gevallen speelt de indexicaliteit van de gekozen code een rol in de betekenis van de uiting. In wat volgt bespreken we enkele interactiefragmenten die we zo kunnen analyseren. De volgende conversatie (13) werd geobserveerd in het DSTV-kantoor waar A, de verkoopster, uitleg geeft aan klant B. De voorafgaande conversatie verloopt in het Akuapim Twi. Het gesprek opent met een sequentie in Engelse code, namelijk (A) “yes, come in” – (B) “good afternoon”, waarop B de code voor de rest van de interactie introduceert door zijn beurt te vervolgen met een uiting in Akuapim Twi: “Mepaakyɛw DSTV”. Het is echter opmerkelijk dat A een codeswitch maakt met de uiting: “Nyinaa at the end of the month you have to pay”. Deze codeswitch vormt een index voor de identiteit van A die zij hier wenst te presenteren. Met deze uiting wenst zij haar autoriteit als verkoopster, en haar kennis over zaken waar B niet over beschikt, te benadrukken (cf. Hogan 2003). B herhaalt een deel van die Engels gecodeerde uiting maar zet zijn vraag naar informatie verder in het Akuapim Twi. (13)
A: Yes come in. Ja kom binnen. B: Good afternoon. Mepaakyɛw DSTV. alstublieft Goedemiddag. Alstublieft DSTV. ((A legt DSTV pakketten uit)) B: Mɛ-pɛ ball. SC1enk-willen voetbal. Ik wil voetbal. A: Ɔ-pɛ ball life match ɛ-yɛ premium. SC2enk-willen voetbal SC3enk-zijn Je wilt voetbal. Life matches dat is premium (pakket DSTV nvdr.) 56
͢
(xx) A: Nyinaa at the end of the month you have to pay. Adj. allemaal Je moet ze allemaal op het einde van de maand betalen. B: You have to pay (.) anaa bouquets- anaa compact ɛ-yɛ ahe? conn. conn. SC3enk-zijn idiom. hoeveel Je moet betalen en de boeketten- en de compact hoeveel is dat? (GV1 p21 05/08 n°3)
De keuze voor een Engelse code is hier niet toevallig. Met haar codeswitch wil A de technische expertise, de knowhow, en het professionalisme geassocieerd met deze code indexeren en haar eigen maken. In de termen van Silverstein (2003) is de primaire indexicaliteit van de code Engels de associatie met professionalisme, business, gesofisticeerdheid, moderniteit, etc. A maakt hier echter gebruik van de secundaire indexicaliteit van Engels, door het gebruik van deze code en het oproepen van de bijbehorende associaties wil zij zich hier presenteren als eigenaar van deze eigenschappen. A’s uiting vormt hier een order of indexicality naar deze centering institution, die taalideologie die Engels associeert met al deze zaken. Zij maakt gebruik van de indexicaliteit van de Engelse code om die associaties op te roepen en haar positie en autoriteit als verkoopster te benadrukken. Eenzelfde tactiek wordt toegepast in voorbeeld (14) eveneens in het DSTV-kantoor, deze keer wordt de codeswitch aangegeven door de klant. De voorafgaande interactie verliep volledig in Akuapim Twi, deze uiting gebeurt op het moment dat de klant rechtstaat om te vertrekken. Ook hier voegt de keuze voor een Engelse code een extra laag van betekenis toe aan de uiting. (14)
B: Mɛ-tũ kwan nnaawɔtwe a ɛ-re-ba yi. SC1enk-reizen week rel vnw SC3enk-progr-komen dem. Volgende week zal ik op reis zijn. ͢ Don’t disappoint me. Stel me niet teleur. A: Don’t worry you’ll get it before Friday. Maak je geen zorgen, je krijgt het vóór vrijdag. (uit GV1 p22 05/08 n°4)
Naast de codeswitch merken we op dat B ook afwijkt van een traditionele klant-verkoper interactie. Dit soort interactie is gekenmerkt door vraag-antwoord paren waarbij de klant in deze setting vragen stelt om informatie te verzamelen. B wijkt hiervan af door eerst een mededeling te doen, ‘ik ben op reis volgende week’, gevolgd door een bevel. B gebruikt hier codeswitching om deze afwijking van het normale interactiepatroon te benadrukken. Daarnaast is de indexicaliteit van de code Engels van belang voor deze uiting. B maakt en switcht naar een Engelse code om een autoritaire uiting te doen, een bevel om hem niet teleur te stellen en de gedane beloftes waar te maken. Met de keuze voor deze code maakt B duidelijk dat er met hem niet te sollen valt, gebruik makende van de associaties die er met de code ‘Engels’ bestaan: no-nonsense, harde zakenman, time is money. Ook hier wordt de codeswitch dus ingegeven omwille van de secundaire indexicaliteit. De taalideologieën die er rond deze code bestaan roepen een bepaalde identiteit op, op eenzelfde manier als in voorbeeld (13).
57
Een volgende interactie vormt eveneens een duidelijk voorbeeld van codeswitching en indexicaliteit tot een bepaalde identiteit (GV1 p32 13/08).23 Deze interactie vindt plaats in een thuissituatie. K heeft bezoek van een oudere man die hij probeert te helpen. De man bezit een winkel waar K en hij een internetcafé wensen in te richten, maar de internetverbinding opzetten blijkt voor problemen te zorgen. K staat hiervoor financieel in. De man komt langs om de zaken eens te bespreken en heeft een voorstel om er voorlopig een drank- en eettentje op te richten om zo in de tussentijd inkomsten te genereren. Hij komt K om toestemming vragen, in zijn hoedanigheid als financierder, om drank te verkopen in afwachting van de internetverbinding. K ziet dit niet zitten en spoort de man aan om geduldig te blijven en geeft hem de raad om niet naar zijn vrienden te luisteren die ‘enkel over drinken en meisjes praten en geen enkele bankrekening hebben’. Al snel krijgt het gesprek dan ook bijna het karakter van een preek, waarin K de man advies geeft. Het hele gesprek verloopt in Akuapim Twi. Ondanks het feit dat de man in het buitenland verbleef beschikt hij over een beperkte kennis van het Engels en is hij ongeletterd. Achteraf verklaarde K dan ook dat dit gesprek in Akuapim Twi gebeurde zodat de man hem zou kunnen verstaan. Desondanks maakt K een switch in dit gesprek naar het Engels met de zin “Just take it slow bit by bit, you will see”. Met deze codeswitch benadrukt K zijn autoriteit om advies te geven. Via de keuze voor de code van het Engels, waarin hij meer bedreven is dan zijn gesprekspartner, benadrukt hij hier zijn identiteit van geschoolde en intelligente zakenman die dus in de juiste positie zit om deze oudere man advies te geven. Ook hier ligt in de keuze voor de code betekenis, het vormt namelijk een index naar de ideologie dat geschoolde en succesvolle mensen over een goede kennis van het Engels beschikken.
In voorbeeld (15) zien we een mooie poging om via een codeswitch beroep te doen op eenzelfde autoritaire identiteit. Deze interactie speelt zich weer af in het DSTV-kantoor. (15)
17/08 n°4 Obruni ete sen? 1.
M:
mefri Nkran po nti mɛkɔ fie ↑bra wai. SC1enk-conn. adj. conn.SC1enk-gaan komen (uitroep) Ik kom zelfs van Accra ik ga naar huis en kom terug goed?24
2.
A:
Mepaakyɛw yoo Alstublieft adv. Ja, alstublieft.
3.
M:
megya wei na °hu(ma) sɛ mennim a bere° SC1enk-achterlaten dem conn imp.meeleven conn. SC1enkneg.-hebben conn. tijd ik laat dat achter heb meelij want ik heb geen tijd
4.
↑mepaakyɛw me(pe)tɔ (no) wohu SC1enk-willen kopen (lw) SC2enk-zien alstublieft ik (wil het) kopen zie je
5.
A:
yoo
6.
M:
↑HWANAA na ɔbekɔ fix mame=
Ja. Vraagwoord wie SC3enk-fut-gaan voor mij Wie zal dat voor mij installeren
7. ͢
A:
= >BUT the ↑thing is< e-e-
8.
M:
wa start oo, mennim sɛ saa paa na wo(p)eka?
Maar eigenlijk e-e-e
58
SC2enk SC1enk-neg-weten conn. dem. adj. conn. SC2enkwillen-zeggen je start, ik weet niet of je dat echt wilt zeggen
9.
A:
hahadaabi-o Haha nee
10.
M:
the thing is ↑what
11.
A:
mayɛ list fo:r installations ɔɔmo bɛyɛ ɛne
Wat is het SC1enk-maken pers.vnw.3mv fut-maken (x) Ik maak een lijst voor de installaties die zullen gedaan worden
12. 13. ͢ 14.
M: A:
mmh but wodeɛ me↑try sɛ ɛnyɛ ↑ɛnnɛ ↓then on Wednes↓day SC1enk-proberen dem adj dat SC3enk-neg-zijn adv maar ik (zal) het proberen, is het niet vandaag dan woensdag
15.
M:
mese me nihaw ↑nkolaa no= SC1enk-zeggen vnw.1enk neg-ergeren kinderen lw. Ik zeg ik wil de kinderen niet ergeren
16.
A:
=nkolaa no na ɛwɔ fie, ɛnye hwee sɛ obi wɔ fie lw. conn. SC3enk-aanwezig zijn SC3enk-neg-zijn niks conn. aanwezig zijn de kinderen zijn die thuis, het is niet goed er moet iemand thuis zijn
17.
nko a wɔmbɛtume a bɛyɛ adj. conn. SC3mv-fut-kunnen conn. fut-doen alleen dan zullen ze het kunnen doen
18.
͢
be↑cause ehm ↑ɛsɛ sɛ mo will change the idiom. pers.vnw.3mv omdat het nodig is dat ze de richting zullen
19.
direction of °ok-sɛ wotɔ complete ɛnyɛ problem° conn SC3enk-kopen SC3enk-neg-zijn veranderen van oké als hij de complete koopt is er geen probleem
20.
ɛnnie ɔɔmo bɛbɔ fofrɔ ama wo no adv.tijd pers.vnw3mv fut-afspelen adj. x x lw. ze zullen de nieuwe (decoder) afspelen/gebruiken (xx)
21.
M:
mmh ɔmobɛbɔ no fofroɔ mempɛ GBS, SC3mv-fut-spelen lw. adj SC1enk-neg-houden van ze zullen de nieuwe gebruiken ik hou niet van GBS
22.
gye wai na mɛkɔ fie bra imp.nemen (uitroep) conn. SC1enk-gaan huis komen neem oké en ik ga naar huis en kom terug
23.
A:
Mepaakyɛw wei yɛ ahe? Alstublieft dem zijn idiom. Alstublieft hoeveel is dat?
24. 25.
M: (xx) ((A telt geld))
In dit fragment (15) komt M een DSTV-decoder bestellen. M was hier al eerder om GBS te kopen en kent A dus. Het weergegeven deel van de interactie speelt zich af op het einde van de conversatie. M heeft juist bekend gemaakt dat hij nog even naar huis moet om geld te halen dat hij tekort komt. Er is haast bij aangezien zijn kinderen maar blijven zeuren om de films die ze hiermee kunnen bekijken. Na 59
enkele seconden pauze begint de weergegeven interactie waar M nog eens herhaalt dat hij even naar huis gaat en meteen terug zal zijn. A antwoordt hierop instemmend. In regel 7 maakt A een opwerping in een Engelse code, ze raakt echter niet uit haar woorden waarop M lachend reageert en A’s uiting in regel 10 herhaalt als vraag. Hierdoor wordt A’s poging om beroep te doen op haar autoriteit als verkoopster via een keuze voor de Engelse code, zoals in voorbeeld (13), onderuit gehaald. A zet haar bedenking verder in regel 11 deze keer terug in de Akuapim Twi code. Blijkbaar zijn er nog een aantal klanten voor M die op de lijst staan om een decoder te krijgen en kan het zijn dat M zijn decoder niet zo snel als gewenst zal krijgen. In regel 13 en 18-19 indexeert de keuze voor de Engelse code A’s identiteit en autoriteit als verkoopster. Door de keuze voor de Engelse code benadrukt zij haar positie als verkoopster die over kennis beschikt over het verkochte goed en de normale gang van zaken voor de installaties hiervan, waarover de koper niet beschikt. Hier is dus weer dezelfde taalideologie als centering institution aan het werk als in de vorige voorbeelden, waar de codeswitch gebruikt wordt om een index te vormen naar een bepaalde identiteit.
Ook in een discussie kan een overschakeling op de code Engels een bepaalde identiteit indexeren. Dit is wat een van de informanten aanhaalde in een interview over taalgebruik. (16)
Taalreflectie
“((Q:I think there should be more newspapers, TV-programs and radio stations in Twi and other local languages.)) G: Okay, so yes and no, yes because? K: Yes because if they do this kind of stuff in Twi it gives them better understanding I mean it explains thing to them very well but then it’s not in detail like people feel like still it’s not educative enough; but if it’s in English people feel like okay this is on a high level there has been much more work into this, a lot of research work into it so they trust it more than in then in Twi. G: Okay. K: A typical example is the radio stations now when somebody (picks out) a topic in Twi you can see a section of Ghanaians mainly with the market women a lot of people listening to that and those somehow elite people always listen (to the Twi) the English version of it and tends to trust those things more on English version. Another example again the election we had, they were trusting more of joy fm news joy fm’s eum information because English station they believe that they (will) give authentic information than the Twi. G: So they have the assumption that Twi radios don’t do good journalism. K: Somehow yeah because they think that ok which school in Ghana will teach journalism in Twi. The assumption is that no not really you just go and learn some Twi-language somewhere else and you get some practices. No matter what happens those trainings are done in English but yet they come to radio stations (and turn) to speak the local languages so to them it gets difficult for you to upgrade yourself all the time because you can’t get those upgrades in in Twi, it’s always done in English. So if you have a flair of English then you can always learn more and give authentic information. G: But on the other hand you say that in Twi you’re able to express yourself more and make your point clear. 60
K: Yes in Twi they are able to express themselves well in a sense that; maybe it, probably I didn’t say it very well, maybe it’s the over exaggeration of issues. They tend to explain things too vivid, too much, sometimes really unnecessarily. But it tends to reach a population where probably there is a bit of illiteracy and all these things there, which is wider anyway than those illiterate communities or people.” (17) ((Politics can better be discussed in English then in Twi)) “For instance if I go to if I meet my friend, my schoolmate or my like those educated guys in town and we‘re talking politics we might start with Twi alright but along the line when it turns to a point where we are breaking things down to intellectual discuss right, really breaking things down, about economy, about so many issues, English comes in. because then our mind refers to probably some articles we’ve read somewhere before, so we can better explain those things.” (GT interview K 31/07) In (16) beschrijft K expliciet de dominante taalideologie die zegt dat Engels gesproken wordt door intellectuele, geschoolde mensen. Hij doet dit aan de hand van een vergelijking van Engelstalige radiostations en stations die in lokale talen uitzenden. Omwille van het feit dat een training voor journalist in het Engels verloopt, beschouwt men de stations die in het Engels uitzenden als serieuzere en betrouwbaardere radiozenders. Dit bewijst hij door te vermelden dat ten tijde van de verkiezingen in 2008, die zeer nipt zijn gewonnen en waar verschillende rondes voor nodig waren, men meer vertrouwde op Engelstalige zenders dan op bijvoorbeeld een station dat in het Akuapim Twi uitzendt. Dit idee dat Engelstalige radiozenders staan voor ethische en serieuze journalistiek werd nog eens benadrukt door een richtlijn afgekondigd door de National Media Commission in Ghana (GV1 p18 04/08). Deze richtlijn had als doel om paal en perk te stellen aan de al te fantastische, overdreven en uitgebreide nieuwsuitzendingen van endogeentalige radiostations. Op deze zenders werd het nieuws namelijk zeer verhalend gegeven doorspekt met proverbs, in sterk contrast met de Engelstalige radiozenders waar het nieuws kort en krachtig is. Het antwoord dat K geeft op de vraag of men over politiek beter praat in het Engels, zie voorbeeld (17), vormt een index naar deze ideologie. Hij meent dat als men werkelijk een intellectuele discussie wilt voeren, men over zal schakelen op een Engelse code. Dit vormt een index naar dezelfde ideologie die aan het werk is in de perceptie van de verschillende radiostations in Ghana op basis van de taal waarin ze uitzenden. Aangezien men pas toegang heeft tot (betrouwbare) kennis als men Engels kent, is deze kennis van Engels een index voor intelligentie, analytisch vermogen, de betere journalistiek, etc. Ook hier kan men de termen primaire en secundaire indexicaliteit toepassen. Engels wordt geassocieerd met educatie aangezien alle scholing in het Engels gebeurt in Ghana, dat is primaire indexicaliteit. Secundaire indexicaliteit is dat men de code Engels zal toepassen om een intellectuele, intelligente identiteit op te roepen. Als men in een discussie dus overschakelt naar het Engels, vormt deze codeswitch een index naar deze ideologie en de geassocieerde identiteit. Het gebruik van de code Engels in een discussie om zaken beter te analyseren en intellectueel te benaderen kwam ik eveneens tegen in een van de geobserveerde interacties. Een klant informeerde in het DSTV-kantoor naar de stock en de prijs van DSTV, dit alles in een Akuapim Twi code (zie voorbeeld (18)). Als hij zijn informatie heeft verkregen maakte hij de volgende uitspraak “GBS ɔno ɛyɛ dɛ paa, it was really moving” (GBS dat was heel goed, dat ging heel vlot). GBS was een populaire 61
en goedkope satelliet tv die het jaar daarvoor (2008) opeens failliet was gegaan, ondanks de enorme populariteit ervan op het Afrikaanse continent. In wat volgt tracht de klant een intellectuele analyse te geven van deze gebeurtenissen, gebruik makende van economische terminologie. Opmerkelijk is dat dit in een Engelse code gebeurt, wat in contrast staat tot zijn uitingen in de voorgaande interactie. Zo zegt hij “They were unable to enter the market, they were expanding but not improving.” Ook hier zien we dus dat de keuze van een Engelse code strategisch wordt gebruikt om een identiteit van ‘man van de wereld’, analytisch vermogen en inzicht, te indexeren. Na enkele beurten in zuiver Engelse code, sluipt er terug wat Akuapim Twi in, in de uiting “na ɔbɛkɔtɔ premiumship but GBS was a good competetor having the x cup and the xxcup.” Wat een signaal geeft om terug over te schakelen naar het Akuapim Twi, met de opmerking “omasɛe paa” (ze hebben het echt kapot gemaakt). (18) ͢
B:
(?)
A: ͢
B:
(?):
GBS ɔno ɛ-yɛ dɛ paa, it was really moving aanwijzend vnw SC3enk-leuk zijn adj GBS dat was echt goed, dat ging heel vlot. Ɛ-goru kraa SC3enk-spelen (uitroep) ze speelden maar wat It’s an South African based company Het is een bedrijf gevestigd in Zuid-Afrika On the net they said it was from UK. They were unable to enter the Op het internet zeiden ze dat het van het VK was. market they were expanding without improving. Na ɔ-bɛ-kɔ-tɔ conn SC3enk-fut-gaan-kopen Ze slaagden er niet in de markt binnen te treden ze waren aan het groeien zonder te verbeteren. premiumship but GBS was a good competitor having the Xcup and the XX cup. En ze gingen de premiumship kopen maar GBS was een goede concurrent want ze hadden de xcup en de xxcup. ɔɔmo sɛe paa. pers.vnw.3mv vernietigen adj. Ze hebben het echt geruïneerd. (GV1 p53 20/08 n°1)
Uit voorbeeld (19) spreekt wat Bailey (2009: 350) de metaforische implicaties van codeswitching noemt. In dit voorbeeld is er een codeswitch te zien naar Akuapim Twi in een voor de rest Engelsgecodeerde interactie. (19) 1.
Mepaakyɛw menim two cedis, GV1 p42 B:
I’ll be ↑happy next time if you: (.) ↑change Ik zal blij zijn de volgende keer als je
2.
the name for me de naam voor me verandert
3.
A:
the name? 62
de naam?
4.
B:
the ↑name ↓yes
5.
A:
why don’t you (xx?)
de naam ja Waarom doe je niet
6. 7.
B:
ehm then I (can’t x) (.) ↑but I took over from (.) (°HD Agye°) Dan kan ik niet (x) maar ik nam het over van HD Agye
8. 9.
(.) A:
↑like if you- it (will) involve so:me time
10.
B:
ah okay
11.
A:
mmh (then)
12. 13. 14.
(56) A: Mepaakyɛw ↑menni ↑two ↓ce↓dis (kan wei heheha) five (.)
Wel als je- het zal tijd nodig hebben Ah oké Mmh dan
͢
Alstublieft SC1enk-niet hebben imp. tellen aanw. vnw. Alstublieft ik heb geen twee cedis (tel dat xx) vijf
15. 16.
(4) B: I (don’t have two cedis-o) Ik (heb geen twee cedis)
17.
A:
It means that you have to (make the payment) to Dat betekent dat je de betaling in de bank moet doen
18.
the Bank (.)
B is in het DSTV-kantoor om zijn rekening te betalen en te informeren of men de naam van de abonnee kan veranderen. A blijkt niet genoeg wisselgeld te hebben, ze laat dit aan B weten in regel 13 in een uiting gekenmerkt door codeswitching. Deze codeswitch naar Akuapim Twi indexeert een ondergeschikte identiteit van A, ze plaatst zich hiermee in een positie waarmee ze respect toont tegenover de oudere gesprekspartner. Deze identiteit wordt geïndexeerd door het gebruik van de code Akuapim Twi, een code geassocieerd met een cultuur waar men verzoeken steeds beleefd formuleert en jongeren respectvol en beleefd zijn tegenover ouderen. Die identiteit van respectvolle jonge vrouw, geïndexeerd door de code, wordt nog eens benadrukt door het beleefdheidswoord “mepaakyɛw”. De code Akuapim Twi heeft hier als primaire index dan ook de culturele waarden geassocieerd met deze taal. De secundaire indexicaliteit van deze uiting vormt dan die identiteit die A wilt oproepen door dit creatieve gebruik van codeswitching op het juiste moment. A kan haar job als verkoopster niet ten volle uitvoeren aangezien zij geen wisselgeld heeft, ze lost dit op door zich te profileren als ondergeschikte door een code te kiezen die haar even uit de rol van verkoopster plaatst en als een beleefde en respectvolle jongere naar voren doet treden. Ook hier zien we dat de keuze voor een code een index kan vormen voor een bepaalde ideologie die extra betekenis geeft aan de uiting.
In de volgende voorbeelden (20) en (21) zien we eveneens een switch van Engels naar Akuapim Twi die, via de indexicaliteit van deze laatste code, de uiting een bepaalde betekenis geeft. Deze uitingen vonden, net zoals voorbeeld (3), plaats in de kerk ICGC. Deze keer is het de vrouw van de hoofdpastoor die preekt. Zij maakte veelvuldig gebruik van codeswitching in haar preek, zowel om situaties te beschrijven en verhalen te hervertellen als om de aandacht te trekken van het publiek. 63
Daarnaast was zij heel dynamisch, ze liep tussen de mensen door en trachtte om een interactie aan te gaan met het publiek. Dit viel zeer goed in de smaak aan de reacties van de zaal te zien en te horen. Achteraf werd ze dan ook alom geloofd om haar gepassioneerde en krachtige preek. P is steeds de preacher, in voorbeeld (21) is M iemand uit het publiek die reageert op P’s preek. (20)
ICGC 16/08 “Understanding” n°1 Preacher stelt een vraag aan de zaal, wenst een snel antwoord. P:
(21)
What would you think if you saw somebody walking upside down? Wat zou je denken als je iemand op zijn handen zag lopen? Charlie ntɛm ntɛm kasa! adv. adv. imp.spreken Charlie snel snel spreek! (GV1 p37 16/08) ICGC 16/08 “Understanding” n°2
P:
M: P:
M: P:
In the olden days one would sell his child na wo-nya RUM na wo-nya gunpowder. conn. SC3mv-krijgen conn. SC3mv-krijgen Vroeger verkocht men zijn kind en kregen ze (daarvoor) rum en kregen ze buskruit. (Akyɛkyɛ) (whisky) Ɛyɛ den? SC3enk-zijn vraagwoord Wat is dat? (Whisky) (whisky) Akyɛkyɛ? Whisky! Aye! Whisky? Whisky! Hey! (GV1 p38 16/08)
We bespreken deze voorbeelden nu uitgebreider. In voorbeeld (20) stelt P een vraag aan het publiek, hiermee opende ze haar preek. Het publiek wist toen nog niet wat ze konden verwachten en reageert dan ook niet direct. Waarop P hen aanspoort met een uiting in het Akuapim Twi “Charlie ntɛm ntɛm kasa”. ‘Charlie’ is een amicale aanspreektitel die vooral wordt gebruikt onder jongeren, het is wat men ‘Ghanaian English’ kan noemen. Deze aanspreektitel kan voorkomen in combinatie met Pidgin, Akuapim Twi of inderdaad ‘Ghanees Engels’ waarbij men het Engels wat levendiger maakt door bijvoorbeeld wat ooo’s toe te voegen (*Charlie, I didn’t know–oooo). Het is dus enigszins opmerkelijk dat de preacher er voor kiest om deze informele aanspreektitel te gebruiken in de, toch wat officiële, setting van een kerkviering die normaliter gekenmerkt is door een Engelse code. Hiermee zet ze dan ook direct de toon voor haar preek gekarakteriseerd door informeel taalgebruik en codeswitches. De imperatieven die de aanspreektitel volgen, in een Akuapim Twi code, benadrukken verder het informele en amicale van deze uitspraak. Zoals eerder vermeld wordt het taalgebruik in informele settings inderdaad gekenmerkt door een Akuapim Twi code. Zo is de lokale mannenkapper, bijvoorbeeld, een bastion voor Akuapim Twi taalgebruik. Er komen mensen over de vloer die samen zijn opgegroeid of elkaar al lang kennen, de radio staat steevast op een zender die in het Akuapim Twi 64
presenteert, klanten worden uitvoerig in het Akuapim Twi begroet en onderhouden met nieuwtjes. P gebruikt deze code geassocieerd met informele settings, en zo slaagt ze erin om binnen de officiële setting van een Engels gecodeerde kerkdienst toch een sfeer van informaliteit en verbondenheid op te roepen. Dit doet ze via de indexicaliteit van deze code. De primaire indexicaliteit van Akuapim Twi verwijst naar de settings waarin deze code gebruikt wordt, onder vrienden, thuis, de kapper, etc. Door deze code te gebruiken in een Engels gecodeerde setting, creëert P via secundaire indexicaliteit zelf een sfeer van familiariteit. Ook uit de codeswitch in voorbeeld (21) spreekt dit scheppen van een informele sfeer. Dit fragment kent een uitzonderlijke interactie tussen preacher en publiek. Het is niet uitzonderlijk dat het publiek reageert op uitingen van de preacher, maar dat deze hier op ingaat, is eerder wel uitzonderlijk. Dit aangaan van interactie onderstreept nog eens de wens van P om een amicale sfeer te creëren en zich niet als iemand te profileren die hoger staat dan de kerkgangers door het gebruik van een zuiver Engelse code. Immers, zij is geen pastoor, zij is net zoals de andere kerkgangers en kan zich niet op een of andere religieuze autoriteit beroepen. Zoals al uit het vorige voorbeeld sprak, blijkt de wens van P om het publiek actief te betrekken in haar preek en de aandacht te blijven vasthouden om zo haar boodschap effectiever over te brengen. De boodschap van de preek was: ‘Understanding’, al focuste het meer op het weten wat je wilt en het uit de weg gaan van zaken die je van dat pad afhelpen en je tijd en middelen verdoen. In dit deeltje van haar preek heeft ze het dan ook over hoe men vroeger zijn bloedeigen kind verkocht voor alcohol. Op haar opsomming waar men een kind vroeger zoal voor ruilde, komt er een reactie uit de zaal waar ze op inpikt. Blijkbaar kent ze het woord niet waardoor ze in een Akuapim Twi code, verder zettend op M en haar eigen taalkeuze op het einde van haar eerste zin, vraagt wat het is. Hierop bieden verschillende mensen uit het publiek haar de Engelse vertaling aan, namelijk whisky. P zet dus haar keuze voor een Akuapim Twi code ook in voorbeeld (21) door. Door voor deze code te kiezen schept P een amicale, familiale sfeer. Ze slaagt erin haar boodschap over te brengen, soms op een luchtige en grappige manier om zo de mensen de onzin en domheid van de beschreven acties te laten inzien. Dit is eveneens opmerkelijk in het verdere verloop van haar preek waar ze regelmatig het woord “OBUA” uitriep, tot grote hilariteit van het publiek. ‘Obua’ is een scheldwoord in het Akuapim Twi dat ‘gek, domoor, zot’ betekent. Aan de enthousiaste respons van de kerkgangers te zien slaagde P er in, via de keuze voor een Akuapim Twi code en diens (secundaire) indexicaliteit, een informele sfeer te creëren.
Deze associaties van Engels met een formele sfeer en Akuapim Twi met een informele sfeer, komen ook elders in de data naar voren. Een voorbeeld hiervan is het volgende (22) waarin, zoals Gafaranga (2009) het beschrijft, codeswitching gebruikt wordt om small talk (informeel) te onderscheiden van business talk (formeel). Dit contrasteren van verschillende delen van eenzelfde uiting kwam regelmatig voor in de setting van het DSTV-kantoor. Als de initiële vraag om informatie in een Engelse code verloopt, en wanneer deze vraag om informatie voldaan is en men tot de beslissing is gekomen om tot een aankoop over te gaan, zal een switch naar het Akuapim Twi een aanwijzing vormen voor een verandering in de situatie van formeel en zakelijk naar wat informeler. Een mooi voorbeeld hiervan vormt (22), een man bezoekt samen met zijn vrouw en dochter het DSTV-kantoor. Hij komt binnen en stelt een vraag in een Akuapim Twi code om zich ervan te verzekeren dat hij in het juiste kantoor is: “Ɛyɛ DSTV?”. Hierna vermeldt hij de reden van het bezoek in een Engelse code: vorige week was hij al langs geweest om informatie te vragen over DSTV maar toen zijn vrouw thuis kwam slaagde hij er niet in om deze informatie juist over te dragen. Hierop start 65
K met een uitleg van de verschillende kanalen en pakketten van DSTV. De vrouw onderbreekt hem met een vraag in Engelse code over de kost van de verschillende pakketten. De uitleg wordt nog eens onderbroken door de telefoon van de man, die hij in het Akuapim Twi beantwoordt en mee naar buiten neemt, bij binnenkomst maakt hij een opmerking in het Akuapim Twi tegen zijn vrouw waarop zij zich terug richt tot K met een besluit en een codeswitch in haar zin: “So for a start we take premium akyi we go to family”. Zowel dit besluit als de codeswitch vormen een teken voor K om over te schakelen. De beslissing is immers genomen, het zakelijke deel voorbij, nu moeten er enkel nog persoonlijke details worden genoteerd. Het gesprek verloopt verder in het Akuapim Twi met ook een paar grapjes ten opzichte van de dochter wat de informele sfeer, aangegeven door de codeswitch, mee vorm geeft. Hier ziet men dus ook weer de secundaire indexicaliteit aan het werk, de associatie van Akuapim Twi met informele settings staat toe om zelf een informele setting te scheppen door het gebruik maken van deze code en ideologie. (22)
Ɛyɛ DSTV? B: Ɛ-yɛ DSTV? (.) Last week we came she told me the three things, madame came SC3enk-zijn home and I couldn’t tell her. Is dit DSTV? Vorige keer kwamen we en ze vertelde ons over de drie dingen (pakketten), maar toen madame thuis kwam kon ik het haar niet vertellen. K: (start de uitleg van de verschillende kanalen en pakketten in het Engels) M: How much is the premium/compact/family Hoeveel is het voor de premium/compact/family B: So for a start how much do we pay, everything together to fix it? Dus om te beginnen hoeveel moeten we betalen, alles tezamen om het te installeren? K: (xxx) ((B’s gsm gaat af, neemt op in Akuapim Twi, verlaat het kantoor)) M: Have you… Heb je…? K: Maame? ((was met iets anders bezig)) Moeder? (respectvolle aanspreektitel Akuapim Twi) ((M spreekt tot dochter in het Engels)) ((B keert terug, opmerking in Akuapim Twi tegen vrouw)) M: So for a start we take premium akyi we go to family adv. Dus om te beginnen nemen we de premium, daarna gaan we naar de family K: Mɔ-te ɛhe? SC2mv-verblijven vraagwoord Waar wonen jullie? (GV1 p3 02/07 n°1)
Een volgend voorbeeld waarin codeswitching gebruikt wordt om een verandering in de aard van het gesprek aan te duiden is de volgende conversatie (23). Een oudere dame M komt haar decoder ophalen in het DSTV-kantoor en A, de verkoopster, geeft uitleg over hoe ze deze moet aansluiten. Deze dame heeft duidelijk voor lange tijd in het buitenland gewoond, te merken aan haar accent en kledingstijl. J is een installateur en adresseert initieel A in Akuapim Twi in regel 3, 30 en 32. J besluit mee te gaan 66
met M om te helpen met het installeren van de decoder. In regel 32 zien we dat hij de vraag ‘waar woont ze’ in een Akuapim Twi code tot A richt, waarop M inpikt en antwoordt. Hiermee maakt M duidelijk dat ze deze code kent, ondanks haar verschijning die eventueel een ‘foutief’ beeld van haar taalkennis creëerde. Regel 30-32 vormt een opvallend scharnierpunt waarbij de rest van de conversatie in het Akuapim Twi verloopt. J en M verlaten converserend in het Akuapim Twi het kantoor. Het gesprek is duidelijk luchtiger en minder officieel geworden, te merken aan het gelach van M. Ook hier vormt de codeswitch naar het Akuapim Twi een verandering in de aard van het gesprek, van formeel naar informeel, en dit dankzij de indexicaliteit van deze code zoals in de voorgaande voorbeelden. (23)
27/08, DSTV Ahɛ fa no, GV1 p66-7 1.
M:
(°yeah°) right (.)right Ja oké oké
2.
A:
and you put it in your ↑your
3.
J:
afei na wode cord no b(akyi)
En je steekt het in je je conn. conn. SC2enklw. (vz.) en nu (breng) je de kabel (erachter)
4. ?: 5. (4) 6. A:
aha so the ↑third one (.)
7.
M:
yeah
8.
J:
(°comes here°)
9.
M:
ok
10.
A:
↑third one then you ↑just screw it in ↓you:r
11.
M:
=in your
12.
A:
that’s the red and yel↑o[
13.
J:
↑a↓ah
Aha dus de derde ja komt hier oké de derde dan die draai je gewoon in je In je Dat is de rood en ge-
[yellow (is for video[ Geel is voor de video
14.
M:
[↑no I ↑don’t need a ↓video Neen, ik heb geen video nodig
15.
J:
you ↑don’t need video? Je hebt geen video nodig
16.
M:
no I haven’t got a video
17.
J:
↑no it’s no video ↑pin
Neen ik heb geen video Neen, het is geen videokabel
18.
M:
19.
J:
=ah from the decoder into [the] Ah van de decoder naar de
[from] from the ↑tv Van van de tv
20.
A:
from the ↑tv to the=
21.
J:
=↓decoder
Van de tv naar de
67
decoder
22.
M:
okay (.) (↑how many of their box)
23.
24.
J: M:
(we are now prepared to buy one first) yeah that-that’s
25. 26.
J: M:
ay yah that’s what everyone ↓says
27.
J:
ɔwɔ (.)
oké
Ja dat dat is
Ja dat is wat iedereen zegt SC3enk-aanwezig zijn er zijn
28.
A:
it just
29. 30.
M: J:
oh yeah Abrantie no ɔyɛ ɛdwuma
het juist
lw. SC3enk-zijn werk Abrantie die is aan het werk
31. 32.
A: J:
aah ɛ↑hefa na ɔwɔ? adv. conn. SC3enk-gesitueerd zijn/wonen Waar woont ze?
33.
M:
ɛha yi a Adweso estate adv. aanw.vnw. rel. pronomen (Dit) hier Adweso Estate ((deel Koforidua))
34. 35.
A: J:
°adweso° °sɛ okita car° (conn.)SC3enk-tegenhouden (of) ze een auto (taxi) heeft wachten
36.
M:
aane
37.
J:
(°ɛne mame frɛ no°)
ja conn. voor mij bellen lw. en roep het/bel hem voor mij
38. 39. 40.
A: ok (6) M: wei obi a kyerɛ ne ↓ho wei yekyerɛ school mu aanw.vnw. rel.vnw. leren conn. adv, aanw. vnw. SC1mvleren bijw. we leren allemaal hier, en het duurt lang voor hem
41.
nti mekyerɛ no kakra hahahaha conn. SC1enk-leren OC2enk adj om het te begrijpen dus ik zal het hem beetje bij beetje leren
42.
J:
43.
M:
A[xx] volledige naam A
[ANA] afei nso meti awo ɛno nti moako fix conn. adv. idiom. conn. idiom. Ik ben analfabeet dus als je het niet voor me in orde
44.
mame a anka meda ha se hahaha idiom. maakt slaap ik hier (ze kan het zelf echt niet)
45. 46.
(.) J: yeko a ba wai? 68
SC1mv-gaan conn. komen (uitroep) we gaan en komen ok
47.
A:
yoo
48.
((M en J vertrekken))
ja
Voorbeeld (24) is nog een voorbeeld van hoe codeswitching kan worden toegepast om een verandering in het gesprek van serieus en officieel naar onbelangrijk en niet-officieel weer te geven. In dit voorbeeld heeft klant B juist zijn gegevens overhandigd aan A, er blijken echter wat onduidelijkheden te zijn. De hele interactie tussen A en B verliep van in het begin volledig in een Engelse code. In het eerste deeltje vraagt A naar zijn postbox, waarvoor B iemand moet opbellen. Als dit in orde is probeert A een specifiekere beschrijving van het adres te verkrijgen zodat de installateurs de weg zullen vinden. Opmerkelijk is dat dit in een Akuapim Twi code gebeurt. Net zoals in voorbeelden (22) en (23) wordt codeswitching hier gebruikt om het officiële gedeelte af te sluiten en een nieuw, informeel, deel van de interactie aan te duiden. De koop is zo goed als gesloten, het gaat hier enkel om een paar kleine details. Achteraf breng ik onder A’s aandacht dat ze een switch heeft gemaakt naar Akuapim Twi, ze is hier zeer verbaasd over en zegt als verklaring dat ze switchte omdat ze weet dat hij Akuapim Twi kent, wat ze afleidde uit zijn Akan naam. (24)
A:
are you done? And please your box number
B:
eh box I don’t have, it’s in Koforidua ((hij belt iemand op)) I’m coming
Ben je klaar? En alsjeblieft je box nummer
Eh ik heb geen box, het is in Koforidua, ik kom zo
A: (x) A:
okay you got the box number? Heb je het box nummer?
(x) 1. A:
Mepaakyɛw ↑wo↑se su↓hum: SC2enk-zeggen Alsjeblieft je zegt Suhum (dorp)
2. B:
“voisister”
3. A:
“voisister”
((naam deel Suhum))
mmh roundabout anaa? conn.
Voisister mmh de rotonde of?
4. B:
roundabout ɛyɛ sɛn= SC3enk-zijn vraagwoord Welk rondpunt is dat?
5. A:
=wonhu sɛ ayɛ sɛ ↑taxi ɛyi bi wɔ hɔ SC2enk-neg-zien conn. SC3enk er zijn adv. Zie je niet het is daar waar enkele taxi’s zijn
6. (3) 7. B:
yɛnfa no sɛ, wo du roundabout ho a SC1mv-neg-nemen lw. conn. SC2enk-bereiken adv. rel. vnw. Laten we het zo niet nemen, als je het rondpunt daar bereikt
8. (5) 9. A:
ose roundabout ↑baako no 69
SC2enk-zeggen nummer lw. Bedoel je het eerste rondpunt
10. B:
accra road no, enware lw. idiom. de Accraweg, het is niet ver
11. A: 12. B: 13. A:
(xxx) (xxx) owɔ ↑number bi wɔhɔ a ɛyaa °na ma frɛ wo° SC2enk-hebben lw. bestaan SC1enk-bellen OC2enk Heb je er een nummer zodat ik je kan bellen
14. B:
ɛno ne first number no zijn lw. dat is het eerste nummer
(GV1 p67-9 27/08 n°4)
Een laatste voorbeeld toont een interactie waarin men codeswitching toepast niet om het formele deel te onderscheiden van het informele small talk, maar waar juist het omgekeerde gebeurt. De codeswitc in dit fragment gebeurt dan ook niet van Engels naar Akuapim Twi, maar van Akuapim Twi naar Engels. (25)
B: Nigerian movie ɛ-yɛ nice paa SC3enk-zijn adj Nigeriaanse film is echt mooi (.) A: Ɔ-n-nim (xxx) SCenk-neg-weten Ze weet niet (xxx) B: Ɔ-kɔ hwehwɛ husband SC3enk-gaan zoeken Ze gaat de echtgenoot zoeken (.) B: I guess that’s the husband Ik denk dat dat de echtgenoot is A: Ehm he is late Ehm hij is te laat B: Ɔ-n-ti ware no ɔ-a-yɛ confused SC3enk-neg-begrijpen trouwen lw SC3enk-perf-zijn Ze begrijpt het trouwen niet, ze is verward A: Ɔɔmo (x) approve pers.vnw.3mv Zij (x) keuren goed B: Aah wa girl no yɛ princes lw. zijn Aah het meisje is een prinses A: Mmh yeah Mmh ja (xxxx) 70
͢
͢ ͢
((B vraagt of men in de apotheek beneden telefoonkaarten verkoopt, A antwoordt)) B: Enti next time. Conn. Dus volgende keer. A: Thanks for your visit. Bedankt voor je bezoek. B: Oh don’t worry. Oh, graag gedaan. (GV1 p19-20, 05/08 n°1)
Zoals eerder vermeld kan een interactie bestaande uit continue codeswitching in feite als één code worden ervaren en een dubbele of een specifieke identiteit indexeren. Voorbeeld (25) portretteert dit. Dit is een interactie tussen twee vrienden die bestaat uit een voortdurende codeswitching tussen Akuapim Twi en Engels. De gesprekspartners zijn beide jonge mensen, we kunnen stellen dat de mixed code waarvan gebruik wordt gemaakt in deze interactie indexicaal is voor de dubbele identiteit van deze gesprekspartners. Ze willen zowel hun identiteit als geschoolde en Engels sprekenden, als hun identiteit van cultureel bewuste en Akan benadrukken. In deze interactie geven de gesprekspartners commentaar op een Nigeriaanse film die op de televisie aan het spelen is, waar op dat moment een traditioneel Nigeriaans huwelijk wordt getoond. Op het moment dat B afscheid neemt, gebeurt er echter iets opmerkelijk: hij maakt een volledige switch naar het Engels die verder gezet wordt in de closing sequence. Het informele gesprek, een gesprek onder vrienden over koetjes en kalfjes, wordt op een formele manier afgesloten. Deze overgang van een ontspannen gesprek naar een afscheid wordt gekenmerkt door de codeswitch naar een zuiver Engelse code. Ook hier zien we dat de associatie van de code Engels met formele settings de keuze voor een switch om afscheid te nemen en iemand te bedanken voor zijn bezoek, ingeeft. Elders in het veldwerk kwam ik dit ook tegen in openening sequences, vooral in de service encounters in het DSTV-kantoor. Begroetingen als ‘hello’, ‘goodmorning’, ‘yes come in’ zijn gekenmerkt door een Engelse code omwille van de associatie van Engels met officiële en formele settings.
2.4. Bevindingen Uit de analyse van zowel de materiële omgeving als de analyse van interactie blijkt dat de indexicaliteit van een code een rol speelt in de taalkeuze. Bij het bestuderen van semiotische tekens in de materiële wereld valt de Engels gecodeerdheid van deze codes op. Deze dominantie van Engels wijst dan ook op de dominante nationale taalideologie. Aangezien Ghana een pro-Engels taalbeleid voert en educatie eveneens in het Engels verloopt, vormt Engels hier een (secundaire) index voor autoriteit, officiële zaken en geschooldheid. Deze nationale dominante taalideologie is echter niet determinerend zoals uit de besproken semiotische tekens bleek. Tekens kunnen ook andere ideologieën indexeren, zoals onder andere blijkt uit Figuur 15 waar men een beroep doet op de associaties van de wereldtaal Engels met moderniteit, sporten om gezondheidsredenen, schoonheid, etc.
71
Ook uit de analyse van interacties verzameld tijdens veldwerk blijkt dat codeswitching structurerend, maar voornamelijk omwille van de indexicaliteit wordt gebruikt. De geïdentificeerde taalideologieën omtrent Engels en Akuapim Twi worden ook in interactie creatief geïndexeerd. Uit de analyse van service-encounters en discussies, bijvoorbeeld interactie (13) en (18), zagen we dat een codeswitch naar het Engels samenging met het oproepen van een autoritaire, intellectuele, professionele identiteit. Ook hier gebeurde dit via primaire en secundaire indexicaliteit. De associatie van Akuapim Twi met informele situaties en culturele identiteit biedt ook de mogelijkheid om via codeswitching deze identiteit op te roepen of extra betekenis tot de uiting te brengen. We zagen dat een codeswitch naar het Akuapim Twi gebruikt kan worden om een informele, amicale sfeer (voorbeeld (21) en (24)) op te roepen of om een beroep te doen op de associaties met deze code via secundaire indexicaliteit (voorbeeld (19)). De indexicaliteit van een bepaalde code wordt dus toegepast om situaties in alledaagse conversaties te herdefiniëren door middel van codeswitching. Uit de gepresenteerde interacties blijkt duidelijk dat codeswitching niet steeds wordt ingegeven door dominante taalideologieën maar dat participanten spelen met de indexicaliteit van codes om zich op een bepaalde manier te presenteren. Codeswitching kan in interactie daarnaast ook gewoon omwille van structurerende redenen worden toegepast, bijvoorbeeld om duidelijk te maken dat de uiting een citaat is of om een verhaal na te vertellen.
72
BESLUIT In deze masterthesis werd het fenomeen codeswitching bestudeerd aan de hand van data verzameld tijdens veldwerk in Koforidua, Ghana. Vanuit de analyse van deze data kunnen we opmerken dat codeswitching niet steeds zuiver indexicaal is maar ook gebruikt kan worden om conversatie te structureren. De wij vs zij benadering van Gumperz (1982) waarbij codeswitching wordt ingegeven door de identiteit waarmee codes worden geassocieerd is hier dus niet van toepassing. Ook de domeintheorie van Fishman (1965) die stelt dat de code van de interactie bepaald wordt door identiteit, situatie en onderwerp slaagt er niet in het fenomeen adequaat te verklaren. Uit de analyse van de data blijkt juist dat deze associaties van een code met identiteit, situatie of onderwerp niet determinerend zijn en dat sprekers in interactie kunnen afwijken van deze verwachtingen. Myers-Scotton (1993) met haar markedness model en het onderscheid tussen gemarkeerde en ongemarkeerde codeswitching en Blom en Gumperz (1972) met het onderscheid tussen situationele en metaforische codeswitching, erkennen deze creativiteit van de spreker. Een spreker kan de sociale situatie herdefiniëren door een taalkeuze te maken die afwijkt van de verwachtingen. Een taalkeuze indexeert in deze theorieën een andere RO-set (Myers-Scotton) of een bepaald taalgebruiksdomein (Blom en Gumperz). Zoals bleek uit de analyse van de data kan een codeswitch gebeuren omwille van de indexicaliteit van de code, bepaalde associaties van de code met identiteit, ideologieën, bepaalde waarden, etc. Uit het overzicht van de verschillende theorieën over codeswitching blijkt het belang van het rekening houden met zowel de micro- als de macrostructuur in de analyse van dit fenomeen. Analyse van de microstructuur is noodzakelijk, men moet interactie per interactie bekijken om zo aandacht te hebben voor de agency en de creativiteit van de sprekers. Aandacht voor de macrostructuur is echter ook belangrijk om een beeld te krijgen van de taalideologieën en verwachtingspatronen omtrent taal die taalkeuze in interactie vorm geven. In een analyse van codeswitching moet men dus zowel de micro als de macrostructuur bestuderen. Dit is mogelijk als men aandacht heeft voor de indexicaliteit van de code die een link vormt tussen deze micro- en macrostructuur. Uit de analyse van de data bleek dat zowel talige interactie als semiotische tekens in de materiële wereld indexicaal zijn. Zij kunnen een index vormen voor een bepaalde identiteit, ideologie of centering institution. Aangezien identiteit en ideologieën sociale processen zijn worden zij steeds weer gecreëerd in interactie. Deze sociale structuren zijn macrostructuren maar worden gevormd in de microstructuur van alledaagse interactie. Een gedetailleerde analyse van interactie met aandacht voor indexicaliteit zoals dat hier gebeurde, biedt de kans om dit samenspel van micro- en macrostructuren te bestuderen.
73
Bijlagen 1) Linguïstische kaart van Ghana en kaart van Ghana25
Zie kaart op p75 voor locatie Koforidua. 74
75
2) Distributie Tano talen gesproken door de Akan etnische groep.
Dolphyne (1988: 196)
3) Transcriptie speech Osei-Kyei Mensah-Bonsu, 22 augustus 200926 [04:55] 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14.
That certainly was attributable to the ingenious en prudent physical management and not pedestrian propaganda. […] Mister Chairman, what happened to the initial contrivance of the NDC that the economy is broke? That our gold reserves have all disappeared, that the economy has grossly been mismanaged. Shall we remind Ghanaians that when the NPP assumed the reigns of government the per capital income of this country was two hundred and ninety dollars, when president Kuffour was exiting in two thousand and eight the per capital income of this country had climbed up to seven hundred and twelve dollars, the highest point this country has climbed since independence. That cannot be an indication of an economy that is broke. It is not a feature of an 76
15. 16. ͢ 17. 18. 19.
economy that has been mismanaged. As the Akans have it sɛ wenya biribi amma wasi a, ɛmbo no kronoo, to it if you have nothing to offer your in-law, you do not hang around to steal from her! Mister chairman the party in parliament which now needs a task force
[13:55] 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. ͢ 8. 9. 10. ͢ 11. 12. 13. ͢ 14. 15. 16. 17.
Mister Chairman, elections are won or lost at polling stations. Our polling station executives have been our foot soldiers, our house-to-house campaigners. The (action) and appealing democracy is […] what considers all must be decided by all. Looping the people whose efforts determine our faith in decision making definitely cannot be faulted. Our elders say: yɛ nam benu sum ɛfidi a, yɛnam benu na ɛyi […] If two people set a trap, the same two people do inspect the trap. Again it is said wonsom, wonsom, wone nipa. If a (caron) call is sounded for help, you definitely will have to depend on people to bring their wheel (..) their shoulders under the wood (wheel). Again a knowledge has it wonsa damu a, wondi ngyao which literally translates if you have your hand in the pot you (all) must have your portion. The import of all these proverbs is that, what concerns all of us must be decided by all of us. (GV1 22/08 p59)
77
Bibliografie Alfonzetti, G. (1998). The conversational dimension in code-switching between Italian and dialect in Sicily. Code-switching in conversation: Language, interaction and identity. P. Auer. London, Routledge: 180-214. Alvarez-Cáccamo, C. (1998). From 'switching code' to 'code-switching': Towards a reconceptualisation of communicative codes. Code-Switching in Conversation: Language, interaction and identity. P. Auer. London, Routledge. Anyidoho, A. and M. E. K. Dakubu, Eds. (2008). Ghana: Indigenous Languages, English, and an Emerging National Identitiy, Oxford University Press. Auer, P. (1984). "On the Meaning of Conversational Code-Switching." Interpretive sociololinguistics 87-112. Auer, P. (1995). The pragmatics of code-switching: a sequential approach. One Speaker Two Languages. L. Milroy and P. Muysken, Cambridge University Press: 115-35. Auer, P. (2005). "A postscript: code-switching and social identity." Journal of Pragmatics 37: 403-410.
Auer, P. and L. Wei, Eds. (2009). Handbook of Multilingualism and Multilingual Communication, Mouton de Gruyter. Auer, P., Ed. (1998). Code-switching in Conversation: Language, Interaction and Identity. London, Routledge. Bailey, B. (2009). Multilingual forms of talk and identity work. Handbook of Multilingualism and Multilingual Communication. P. Auer and L. Wei. Berlin, Mouton de Gruyter: 341-370. Bakhtin, M. (1981). The Dialogic Imagination: Four Essays. Eds. M. Holquist. Austin, University of Texas Press. Banjo, A. (2000). "English in West-Africa." International Journal of the Sociology of Language(141). Batibo, H. M. (2005). Language Decline and Death in Africa: Causes, Consequences and Challenges. Clevedon, Multilingual Matters Ltd. Blom, J.-P. and J. J. Gumperz (1972). Social meaning in linguistic structure: code-switching in Norway. Direction in Sociolinguistics. J. J. Gumperz and D. Hymes. New York, Holt, Rinehart and Winston: 407-34. Blommaert, J. (2005). Discourse: a Critical Introduction. Cambridge, Cambridge University Press. Boztepe, E. (2003). "Issues in Code-Switching: Competing Theories and Models." Working Papers in TESOL & Applied Linguistics 3(2). Bucholtz, M. and K. Hall (2005). "Identity and interaction: a sociocultural linguistic approach." Discourse Studies 7(4-5): 585-614. Bullock, B. E. and A. J. Toribio, Eds. (2009). The Cambridge Handbook of Linguistic CodeSwitching. Cambridge, Cambridge University Press. 78
C.S. Li, D. (2009). Multilingualism and commerce. Handbook of Multilingualism and Multilingual Communication. P. Auer and L. Wei, Mouton de Gruyter: 423-446. Damasio, Antonio (1994). Descartes' error: Emotion, reason, and the human brain. New York: Grosset/Putnam. Damasio, A. (1998). The somatic marker hypothesis and the possible functions of the prefrontal cortex. The prefrontal cortex. A. C. Roberts, T. W. Robbins and L. Weiskrantz. Oxford, Oxford University Press: 36-80. Dolphyne, F.A. (1988). The Akan (Twi-Fante) Language: It’s Sound System and Tonal Structure. Accra, Ghana Universities Press. Duranti, A. (1997). Linguistic Anthropology, Cambridge University Press. Fishman, J. A. (1965). "Who speaks what language to whom and when?" La Linguistique 2: 67-88. Gafaranga, J. (2001). "Linguistic identities in talk-in-interaction: Order in bilingual conversation." Journal of Pragmatics 33: 1901-1925. Gafaranga, J. (2005). "Demythologising language alternation studies: conversational structure vs. social structure in bilingual interaction." Journal of Pragmatics 37 281-300. Gafaranga, J. (2009). Code-switching as a conversational strategy. Handbook of Multilingualism and Multilingual Communication. P. Auer and L. Wei. Berlin, Mouton de Gruyter. Giddens, A. (1984). The Constitution of Society. Cambridge, Cambridge University Press. Goffman, E. (1981). Forms of Talk. Philadelphia, University of Pennsylvania Press. Gumperz, J. J. (1982). Discourse strategies. Cambridge, Cambridge University Press.
Hogan, J. (2003). "The Social Significance of English Usage in Japan." Japanese Studies 23(1): 43-58. Jefferson, Gail (2004). Glossary of transcript symbols with an introduction. Conversation Analysis: Studies from the first generation. Gene H. Lerner. Amsterdam: John Benjamins: 13-31. Johnstone, B. and J. Andrus (2006). "Mobility, Indexicality, and the Enregisterment of “Pittsburghese”." Journal of English Linguistics 34(2): 77-104. Johnstone, B. and S. F. Kiesling (2008). "Indexicality and experience: Exploring the meanings of /aw/monophthongization in Pittsburgh." Journal of Sociolinguistics 12(1): 5-33. Jouannet, F. (1984). Le français au Rwanda: Enquête lexicale. Paris, Société d'Etudes Linguistiques et Anthropologiques de France. Kroskrity, P. V., Ed. (2000). Regimes of Language: Ideologies, Polities and Identities, James Curry Ltd. Le Page, R. B. and A. Tabouret-Keller (1985). Acts of Identity. Cambridge, Cambridge University Press. 79
Li Wei (1998). The 'why' and 'how' questions in the analysis of conversational code-switching. Codeswitching in conversation: language, interaction and identity. P. Auer. London, Routledge: 156-179. Li Wei (2002). "‘What do you want me to say?’ On the Conversation Analysis approach to bilingual interaction." Language in Society 31: 159-180. Li Wei (2005a). "‘‘How can you tell?’’ Towards a common sense explanation of conversational codeswitching." Journal of Pragmatics 37: 375-389. Li Wei (2005b). "Starting from the right place: introduction to the special issue on Conversational Code-Switching." Journal of Pragmatics 37: 275-279. Li Wei, Ed. (2007). The Bilingualism Reader. London, Routledge Taylor & Francis Group. Lipski, John M. (2005). “Code-switching or Borrowing? No sé so no puedo decir, you know.” Selected Proceedings of the Second Workshop on Spanish Sociolinguistics, ed. Lotfi Sayahi and Maurice Westmoreland, 1-15. Meeuwis, M. and J. Blommaert (1994). "Review article: The 'Markedness Model' and the absence of society: Remarks on codeswitching." Multilingua 13-4: 387-423. Ministery of Education, S. a. S. (2008). Preliminary Education Sector Performance Report 2008, Republic of Ghana. Moerman, M. (1993). "Ariadne's thread and Indra's net: Reflections on ethnography, ethnicity, identity, culture, and interaction." Research on Language and Social Interaction 26(1): 85-98. Muysken, P. (1995). Code-switching and grammatical theory. One Speaker Two Languages. L. Milroy and P. Muysken. Cambridge, Cambridge University Press: 177-98. Muysken, P. (2000). Bilingual Speech: a typology of code-mixing. Cambridge, Cambridge University Press. Myers-Scotton, C. (1988). Code-switching as indexical of social negotiations. Codeswitching. M. Heller. Berlin, Mouton de Gruyter: 151-86. Myers-Scotton, C. (1993). Social Motivations For Codeswitching: Evidence from Africa. Oxford, Clarendon Press. Myers-Scotton, C. and A. Bolonyai (2001). "Codeswitching in a Rational Choice Model." Language in Society 30(1): 1-28. Obeng, S. G. (1997). "An Analysis of the Linguistic Situation in Ghana." African Languages and Cultures 10(1): 63-81. Ochs, E. (1990). Indexicality and Socialization. Cultural Psychology: Essays on comparative human development. J. W. Stigler, R. A. Shweder and G. Herdt, Cambridge University Press: 287308. Osam, K. E. (2003). An Introduction to the Verbal and Multi-Verbal System of Akan. Proceedings of the workshop on Multi-Verb Constructions, Trondheim Summerschool.
80
Poplack, S. (1980). "Sometimes I'll start a sentence in Spanish y termino en español." Linguistics 18: 581-618. Rampton, B. (1995). Crossing: Language and Ethnicity among Adolescents. London, Longman. Sacks, H. (1992). Lectures on Conversation.Oxford, Blackwell Publishing. Scollon, R. and S. W. Scollon (2003). Discourses in Place: Language in the Material World. London, Routledge. Sebba, M. and T. Wootton (1998). We, they and identity: Sequential versus identity-related explanation in code-switching. Code-Switching in Conversation: Language, interaction and identity. P. Auer. London, Routledge: 262-289. Shyirambere, S. (1973). Contribution à l'étude sociolinguistique du bilinguisme: Le Kinyarwanda et le Français au Rwanda, Université Catholique de Louvain. Silverstein, M. (1981). The Limits of Awareness, Sociolinguistic Working Paper Number 84. Harvard Anthropology Seminar, Penn Anthropolgy Colloquium. Silverstein, M. (1992). The Indeterminacy of Contextualization: When is Enough Enough? The Contextualization of Language. P. Auer and A. DiLuzio. Amsterdam, John Benjamins. Silverstein, M. (2003). "Indexical order and the dialectics of sociolinguistic life." Language & Communication 23: 193-229. Spitulnik, D. (1997). "The social construction of media discourse and the mediation of communities." Journal of Linguistic Anthropology 6(2): 161-187. Stroud, Christopher (2002). “Framing Bourdieu socioculturally: Alternative forms of linguistic legitimacy in postcolonial Mozambique.” Multilingua. 29: 247-273. Swigart, L. (2001). "The limits of legitimacy: Language ideology and shift in urban Senegal." Journal of Linguistic Anthropology 10(1): 90-130. Torras, M.-C. and J. Gafaranga (2002). "Social identities and language alternation in non-formal institutional bilingual talk: Trilingual service encounters in Barcelona." Language in Society 31: 527-548. Treffers-Daller, J. (2009). Code-switching and transfer: an exploration of similarities and differences. The Cambridge Handbook of Linguistic Code-switching. B. E. Bullock and A. J. Toribio. Cambridge, Cambridge University Press. UNICEF (2007). Achieving Universal Primary Education in Ghana by 2015: a reality or a dream? Division of Policy and Planning: Working Papers. New York. Woolard, K. A. (2004). Codeswitching. A Companion to Linguistic Anthropology. A. Duranti. Oxford, Blackwell Publishing ltd.: 73-94. Woolard, K. A. and B. B. Schieffelin (1994). "Language Ideology." Annual Review of Anthropology(23): 55-82.
81
1
Het WAEC werd opgezet in 1952, en heeft nog steeds als doel het onderwijs in West-Afrika te standaardiseren door dezelfde examens af te nemen. www.ghanawaec.org, laatst nagekeken 20/05/2010. 2
http://www.ghanaculture.gov.gh/index1.php?linkid=331&page=2§ionid=602, laatst nagekeken 20/05/2010. 3
Preliminary Education Sector Performance Report 2009,
http://www.dfid.gov.uk/Documents/publications/ghana/factsheet.pdf, laatst nagekeken 20/05/2010. 4
Dit volgens een telling van SIL in 2004.
5
Zie http://www.ethnologue.com/show_language.asp?code=aka, laatst nagekeken 20/05/2010.
6
Voorbeelden weergegeven met deze lay-out zijn afkomstig uit veldnota’s. Met deze referentie verwijs ik naar mijn veldnota’s. Bij deze fragmenten onderscheid ik de verschillende onderdelen van een werkwoordsvorm als volgt (SCprefix-TAMprefix-stam). In een getranscribeerde interactie is dit niet mogelijk omwille van verwarring met het gebruikte transcriptiesysteem. Getranscribeerde fragmenten zijn genoteerd volgens het transcriptiesysteem van Jefferson (cf infra). Uitingen in een Engelse code worden afgebeeld in het vet, uitingen in het Akuapim Twi normaal.
7
Deze invulling van indexicaliteit is algemeen aanvaard in de linguïstiek. Er bestaat eveneens een andere invulling van indexicaliteit binnen de etnomethodologische conversatie analyse. Daar verwijst indexicaliteit naar betekenisaspecten die puur lokaal zijn, waar de index dus de lokale context is, gecreëerd in de talige uiting. Binnen de etnomethodologische conversatie analyse wordt identiteit als lokaal gecreëerd in interactie beschouwd. Daarnaast wordt een bepaalde taalkeuze, een code gelinkt aan identiteit in de lokale context en niet onder invloed van externe mechanismes van associaties zoals dat in de andere betekenis van indexicaliteit gebeurt. 8
Sacks (1992) introduceerde de notie preferentie in de analyse van interactie. De sequentiële organisatie van interactie heeft steeds geprefereerde vormen van actie, die als normaal en verwacht worden ervaren. In een vraag-antwoord sequentie kan men o.a. via pauze en verpakking afleiden of het tweede paardeel en geprefereerd of gedisprefereerd antwoord is. Opmerking hierbij is dat de notie preferentie niet subjectief of psychologisch is (Duranti 1997: 259-61). 9
Volgens Obeng (1997: 65) zijn sprekers van het Pidgin Engels voornamelijk mannelijk. Vrouwen of meisjes die Pidgin Engels spreken, worden als onbeschoft en onopgeleid beschouwd. Uit interactie met een informant tijdens veldwerk in 2009 bleek dat deze taalideologie misschien stilletjes aan het veranderen is, hij meende dat er ook vrouwelijke taalgebruikers van het Pidgin Engels zijn. Uit een radiodiscussie over de teloorgang van het Engels bleek echter nog steeds de verwachting dat vrouwen en meisjes eleganter in hun taalgebruik zijn (Joy FM, 30-07). 10
cf. infra interactie (6).
11 Gepubliceerde 12
foto’s zijn met toestemming gebruikt en auteursrechterlijk beschermd.
Voor Multi-tv moet men geen maandelijks abonnement betalen.
13 Fanice
is ijs dat verkocht wordt in handkarretjes die voortgeduwd worden door jonge mannelijke verkopers op straat. De handkarretjes worden beschildert met afbeeldingen van de verkochte waren en eventueel de (bij)naam van de verkoper en/of een slogan. 14
Regelmatig hoor ik, ook geschoolde mensen, met spijt zeggen dat zij geen Akuapim Twi kunnen lezen. Ondanks inspanningen van bijvoorbeeld het BGL, blijkt er toch nog enige verwarring te zijn omtrent schrijfwijze en komt men verschillende schrijfwijzen tegen op grond van gehoor van een en dezelfde uiting. 15 Adinkra symbolen komen oorspronkelijk uit Gyaman dat een koninkrijk was in het huidige Ivoorkust. Wanneer de Asante dit koninkrijk overmeesterden begin 19e Eeuw, namen zij deze symbolen over en creëerden zij hun eigen symbolen. Deze symbolen kunnen staan voor historische gebeurtenissen, menselijke of dierlijke eigenschappen, spreekwoorden, etc. Ze werden gebruikt in het bestempelen van stof, het pottenbakken, het ijzersmeden, etc.
http://stlawu.edu/gallery/education/f/09textiles/adinkra_symbols.pdf, laatst nagekeken 20/05/2010. 16
http://www.adinkra.org/htmls/adinkra/wofo.htm, laatst nagekeken 20/05/2010.
17
http://www.hfcbankgh.com/newsite/customer-service/index.php, als ook
82
http://www.adinkra.org/htmls/adinkra/eban.htm. Laatst nagekeken 20/05/2010. 18 Hierbij
vormt de tong een metafoor voor taal (GV1 p48).
19
GV1 p19, interview A. In spreektaal wordt er geen onderscheid gemaakt tussen de verschillende dialecten van Twi die er bestaan (Akuapim Twi, Asante Twi, etc.). Men heeft het gewoon over ‘Twi’.
20
http://www.nrsc.gov.gh/index.html, laatst nagekeken 20/05/2010.
21
GV1 p35 14/08.
22
Ik maak gebruik van het transcriptiesysteem van Gail Jefferson (2004).
: dubbele punt: geeft een verlenging van klank of woord weer. Onderlijning: nadruk. (1.2) getimede pauze, uitgedrukt in seconden (.) Micropause: minder dan (0.2). (( )) Dubbele haakjes: Scenische details. ( ) Enkele haakjes: onzekerheid uiting. . Punt: daling in pitch. ? Vraagteken: stijging in pitch. ↑ ↓ Pijlen: stijging of daling in intonatie. ° °: duidelijk stillere uiting dan rest uiting. = Gelijkheidsteken: latching zonder overlap. [ ] Vierkante haakjes: overlap. ! Uitroepteken: Geanimeerde spreektoon. - streepje: aarzeling, afbreking klank of woord. > < Minder dan/Groter dan Tekens: delen uiting van een sneller tempo dan rest uiting. OKAY Hoofdletters: Extreem luid in vergelijking met rest uiting. hhh .hhh H’s: hoorbare aspiratie. Sto(h)p i(h)t: mogelijk gelach binnen uiting. hah lach klanken: relatief gesloten of open positie gelach. 23 Helaas is het audiofragment van deze interactie van zeer slechte kwaliteit en kon ik deze dus niet transcriberen. 24
‘Wai’ is een uitroep die vraagt om bevestiging van de aandacht van de gesprekspartner.
25
http://www.ethnologue.com/show_map.asp?name=GH&seq=10 http://nl.wikipedia.org/wiki/Bestand:Un-ghana.png. Laatst nagekeken 20/05/2010.
26
http://news.myjoyonline.com/politics/200908/34271.asp, laatst nagekeken 20/05/2010.
83