februari 2016
Macro Visie
Belfius Research
V.S.: kan de lage olieprijs zich vertalen naar sterkere groei?
2
Eurozone: economische groei beliep 1,5% in 2015.
5
Japan: de centrale bank grijpt naar het negatieve rentewapen.
8
Rente: een nieuwe duik naar de bodem
9
FX: de aandacht verschuift van de Fed naar de ECB.
12
Prognosetabel
13
Dr. Geert Gielens Chief Economist +32 2 222 70 84
[email protected]
Stefan Hulpiau Senior Economist +32 2 222 19 76
[email protected] Frank Maet Senior Economist +32 2 222 69 97
[email protected]
Belfius | Macro Visie
februari 2016
V.S.: kan de lage olieprijs zich vertalen naar sterkere groei? De S&P500 diepte haar verliezen sinds de start van 2016 uit tot 9% nadat wereldwijd bankaandelen onder druk kwamen door geruchten dat verschillende centrale banken buiten de V.S. verder willen experimenteren met negatieve rentes.
De conjunctuur op de arbeidsmarkt blijft vrij robuust met een werkloosheidsgraad die onder 5% blijft en een gezonde 2,5% groei van de bruto-lonen. Hierdoor blijft het sentiment op Main Street - in tegenstelling tot Wall Street – wel positief.
De negatieve teneur op Wall Street hield aan in de eerste weken van februari ondanks het verschijnen van economische datarapporten die bevestigen dat de Amerikaanse economie aan een degelijk tempo blijft groeien. De S&P500 diepte haar verliezen sinds de start van 2016 uit tot 9% nadat wereldwijd bankaandelen onder druk kwamen door geruchten dat verschillende centrale banken buiten de V.S. verder willen experimenteren met negatieve rentes. In het laatste kwartaal van vorig jaar vertraagde de BBP-groei in de V.S. weliswaar, door een daling van de industriële productie in november en december, maar de conjunctuur op de arbeidsmarkt blijft vrij robuust met een werkloosheidsgraad die onder 5% blijft en een gezonde 2,5% groei van de bruto-lonen. Hierdoor blijft het sentiment op Main Street - in tegenstelling tot Wall Street – wel positief. Bovendien zijn de internationale olieprijzen de afgelopen weken spectaculair gedaald wat zich heeft vertaald naar lagere benzineprijzen aan de pomp voor Joe Sixpack. De lagere benzinefactuur zorgt voor een hoger beschikbaar inkomen voor de gezinnen maar kan potentieel ook lagere energiekosten opleveren voor energie-intensieve Amerikaanse producenten. Het leek ons interessant om de periodes uit het verleden te bekijken die gepaard gingen met een aanzienlijke daling van de olieprijs en te bestuderen wat de impact was op zowel het consumenten- en bedrijfsvertrouwen in de V.S. in de kwartalen na de olieprijsval. Sedert 1985 waren er in de V.S. een tiental episodes waarbij de olieprijs (WTI) voldoende daalde om het economisch vertrouwen voldoende te beïnvloeden. Meestal gebeurde de val van de olieprijs (van piek naar dal) in een vrij beperkte tijdsspanne (3 tot 9 maanden), net als nu het geval is (piek van 60,74$ op 11/06/15 , dal van 26,14$ op 11/02/16) Grafiek 1: S&P500 index (broad vs bank index)
Bron: Factset
2
Belfius | Macro Visie
In het verleden (‘90-’91 en ‘97-’98) gaf een dergelijke koerscorrectie aanleiding tot een opstoot van het consumentenvertrouwen.
In de huidige context verwachten we geen spectaculaire toename van het economisch vertrouwen na de recente daling van de olieprijzen (-57%) die zich voordeed sinds de zomer van 2015.
februari 2016
De tabel op de volgende bladzijde geeft een overzicht van de impact van een daling van de olieprijzen (sinds 1985) op respectievelijk het consumentenvertrouwen en het bedrijfssentiment. In het verleden duurde het meestal 3 tot 9 maanden vooraleer de goedkopere olie zich vertaalde naar economisch optimisme. Sinds midden 2015 zijn de internationale olieprijzen met ongeveer 57% gedaald. In het verleden (bijv. ‘90-’91 en ‘97’98) gaf een dergelijke koerscorrectie vaak aanleiding tot een opstoot van het vertrouwen bij zowel consumenten als bij de verwerkende industrie. De klim van het sentiment in de periode 1998-2000 is het meest indrukwekkend omdat het vertrouwen reeds op een hoog niveau stond. Waarschijnlijk speelde de dot-com boom hier een grote rol. Door de forse klim van de aandelenkoersen op Wall Street zagen de Amerikaanse bedrijven en de gezinnen hun toekomst heel positief tegemoet. Meer recent was er in 2008 een daling van de olieprijs met 78% op amper vijf maanden tijd, terwijl de Amerikaanse economie afstevende op een recessie ten gevolge de subprime crisis . Vanaf het einde van 2008 begon een indrukwekkend herstel van het vertrouwen bij de ondernemingen en daarna ook bij de consumenten, maar de vraag is in hoeverre dit het resultaat was van de lage olieprijzen en niet zozeer een normaal conjunctuurherstel na een zware recessie. In de huidige context verwachten we geen spectaculaire toename van het economisch sentiment bij de gezinnen of bedrijfsleiders na de recente daling van de olieprijzen (-57%) die zich voordeed sinds de zomer van 2015. Ten eerste vertrekken we al van een vrij hoog vertrouwensniveau bij de consumenten waardoor het potentieel voor extra positief sentiment beperkt is. De daling (-58,7%) van de olieprijs tussen juli 2014 en maart 2015 had bijvoorbeeld weinig positieve impact op het consumentensentiment dat rond een niveau van 100 bleef fluctueren.
Grafiek 2. V.S: consumentenvertrouwen, bedrijfssentiment (verwerkende nijverheid), olieprijs ($ per barrel)
Bron: Factset
3
Belfius | Macro Visie
februari 2016
Bovendien bevindt Wall Street zich in een compleet andere situatie dan eind de jaren ‘90: aandelenbeleggers en bedrijfsleiders vrezen een harde economische landing in China en worden geconfronteerd met een centrale bank die klaar staat om haar rentebeleid te verstrakken na een lange periode van monetaire versoepeling.
Tabel 1. Effect van olieprijsdalingen op het economisch vertrouwen in de V.S.
Verandering van de olieprijs (van piek naar dal)
Effect op consumentenvertrouwen
nov-85mar-86
-67%
+
+
jan-90jun-90
-35%
-
+
oct-90feb-91 (recession)
-56%
+
+
jan-97dec-98 (dotcom boom)
-58%
+
+
sep-00nov-01 (recession)
-53%
-
-
jul-06nov-06 (subprime crisis)
-27%
-
-
jul-08dec-08 (recession)
-78%
+
+
may-11oct-11
-33%
+
-
Jun-14mar-15
-59%
=
-
Periode
Effect op bedrijfsvertrouwen
Bron: Factset / eigen berekeningen.
Bron: Factset
4
Belfius | Macro Visie
februari 2016
Eurozone: economische groei beliep 1,5% in 2015. De gemiddelde reële economische groei over geheel 2015 beliep 1,5% tegenover 0,9% in 2014.
Volgens een eerste raming van Eurostat beliep de groei van het bbp in de eurozone 0,3% in het vierde kwartaal van 2015, wat de gemiddelde reële economische groei over geheel 2015 op 1,5% brengt tegenover 0,9% in 2014. De samenstelling van deze groei zal begin maart beschikbaar zijn. Begin februari maakte de Europese Commissie haar nieuwe groeiprognoses voor 2016 en 2017 bekend. Het bbp van de eurozone zou met 1,7% toenemen in 2016 (voorheen 1,8%) en met 1,9% in 2017 (ongewijzigd). De grootste bijdrage tot de groei in 2016 (1,0 procentpunt) zou blijven komen van de particuliere consumptie, die met 1,8% toeneemt. De overheidsconsumptie neemt toe met 1,3% en draagt 0,3 procentpunt bij aan de groei van het bbp. De totale investeringen groeien met 2,8% en dragen 0,5 procentpunt bij, vooral te danken aan de bedrijfsinvesteringen die toenemen met 4,3%. De netto export zou echter volgens de Europese Commissie een negatieve bijdrage leveren tot de groei ten belope van -0,2 procentpunt, omdat de export met slechts 4,2% zou toenemen terwijl de import met 5,0% stijgt. De wijziging in de voorraden ten slotte draagt 0,1 procentpunt bij.
De samenvattende indicator van het economisch sentiment is in januari merkelijk gedaald.
De samenvattende indicator van het economisch sentiment is in januari merkelijk gedaald (-1,7 punten tot 105,0). Er was een afname van het vertrouwen in alle sectoren met uitzondering van de kleinhandel en ook het consumentenvertrouwen daalde licht (-0,6). Het vertrouwen daalde sterk in de industrie wegens een minder gunstige beoordeling van de toekomstige productie, de orderbestanden en het niveau van de voorraden. De lichte afname van het vertrouwen bij de consumenten was een gevolg van minder positieve verwachtingen inzake de algemene economische situatie, de financiële situatie en toekomstige spaarmogelijkheden, maar er was wel een verbetering op het vlak van toekomstige werkloosheid. Grafiek 4: indicatoren van het vertrouwen
Grafiek 3: evolutie van het bbp 0,8
0,6
GDP (ESA2010), Q-Q %ch, SA, WDA- Euro area (Left) GDP (ESA2010), Y-Y %ch, SA, WDA- Euro area (Right)
2
1,5
10
5
115
Economic sentiment indicator, Euro area (Right) Industrial confidence indicator, Euro area (19 countries) (Left) Consumer confidence indicator, Euro area (Left)
110
0
0,4
105
1
-5
0,2
100
0,5
-10
0
95
0
-15
-0,2
90
-0,5
-20
-0,4
-0,6
-1
-0,8 -1,5 1st/2013 2nd/2013 3rd/2013 4th/2013 1st/2014 2nd/2014 3rd/2014 4th/2014 1st/2015 2nd/2015 3rd/2015 4th/2015 1st/2016
Bron: Factset
85
-25
-30
80 2011
2012
2013
2014
2015
5
Belfius | Macro Visie
februari 2016
De industriële productie kende in december een daling met 1,0% tegenover de voorgaande maand, maar de gemiddelde industriële productie over geheel 2015 lag 1,4% hoger dan in 2014. De bezettingsgraad van de productiecapaciteit in de industrie is in januari 2016 licht gestegen tot 81,9%, wat 0,4 procentpunt hoger was dan in oktober 2015. De productie in de bouwsector nam in november toe met 0,8% tegenover de voorgaande maand en in vergelijking met een jaar geleden was er een stijging met 2,1%. Het volume van de omzet in de kleinhandel nam in december toe met 0,3% in vergelijking met de voorgaande maand en ten opzichte van een jaar geleden lag deze 1,4% hoger.
De gemiddelde industriële productie over geheel 2015 lag 1,4% hoger dan in 2014.
Het handelsoverschot lag 38,2% hoger dan in het voorgaande jaar.
Over de eerste 11 maanden van 2015 nam de export van goederen naar landen buiten de eurozone toe in waarde met 5,5%, terwijl de import van goederen uit landen buiten de eurozone slechts toenam in waarde met 2,2%, zodat het handelsoverschot over die periode 38,2% hoger lag dan in het voorgaande jaar.
Opnieuw werd er in december tegenover de voorgaande maand een lichte daling van de werkloosheidsgraad met 0,1 procentpunt genoteerd tot 10,4%.
Opnieuw werd er in december tegenover de voorgaande maand een lichte daling van de werkloosheidsgraad met 0,1 procentpunt genoteerd tot 10,4%. Een jaar eerder lag de werkloosheidsgraad nog op 11,4%. Er is dus een trage, maar gestage verbetering op de arbeidsmarkt in de eurozone. Wel blijven de verschillen onder de lidstaten groot, want de werkloosheidsgraad beloopt in Duitsland slechts 4,5% terwijl deze in Griekenland 24,5% bedraagt en in Spanje 20,8%. Ook de jeugdwerkloosheidsgraad (15 tot 24 jaar) is dalend gericht, namelijk 22,0% tegenover 23,0% in december 2014, maar is nog zeer hoog in Griekenland (48,6%) en Spanje (46,0%) in vergelijking met Duitsland (7,0%). De groei van de geldhoeveelheid op jaarbasis, gemeten door M3, is in december verder licht vertraagd tot 4,7%, komende van 5,0% in november. De voornaamste reden is dat de jaar-op-jaar groei van kredietverlening aan de privé sector (aangepast voor verkopen en effectiseringen) wat vertraagd is tot 0,4% tegenover 0,9% in de voorgaande maand.
Grafiek 5: industriële productie en capaciteitsbezetting 20
86
Euro Area CapacityUtilization (%) (Right) Industrial Production - Euro Area (% YoY) (Left)
15
84
10
82
Grafiek 6: evolutie werkloosheid 20.000
12,5
Harmonized Unemployment Rate - Euro Area (Right) Number of unemployed, Thous Persons - Euro Area (Left)
19.500 12 19.000 11,5
5 80 0 78
18.500 11
18.000
-5 76
17.500
10,5
-10 74
17.000 10
-15 72
-20
16.500 9,5
70
-25
-30
06
07
08
09
10
11
12
13
14
15
68
Bron: Factset
16.000
15.500
9 2011
2012
2013
2014
2015
6
Belfius | Macro Visie
februari 2016
Sinds begin 2014 was deze groei beginnen verbeteren. In december was de groei op jaarbasis van de kredieten aan de gezinnen nog stabiel op 1,4% maar deze van de kredieten aan de bedrijven vertraagde tot 0,3% tegenover 0,7% in november. De inflatie op jaarbasis is in januari opgelopen tot 0,4% tegenover 0,2% in december. Een jaar geleden was de inflatie nog negatief op een niveau van -0,6%. De lage inflatie is natuurlijk volledig toe te schrijven aan de gedaalde energieprijzen, die nu 5,3% lager liggen dan een jaar geleden. Ook de onderliggende inflatie, die geen rekening houdt met de energie- en voedingsprijzen, is licht gestegen van 0,9% op jaarbasis in december tot 1,0% in januari. Er kan dus niet gesproken worden over een algemeen deflatoir klimaat, want de industriële goederen stegen met 0,7% en de dienstenprijzen met 1,2%. Toch wordt verwacht dat de inflatie nog geruime tijd zeer laag zal blijven. Begin december maakte de ECB nieuwe prognoses inzake inflatie bekend. Voor 2016 verwacht de ECB nu een gemiddelde inflatie van 1,0% (voorheen 1,1%), die in 2017 zou oplopen tot 1,6% (voorheen 1,7%). In maart zal de ECB een update geven van de inflatieprognoses.
De inflatie is in januari opgelopen tot 0,4%. Een jaar geleden was de inflatie nog negatief.
De overheidsfinanciën blijven verbeteren in de eurozone. In het derde kwartaal van 2015 is het gezamenlijke overheidstekort afgenomen tot 1,8% van het bbp tegenover 2,2% van het bbp in het voorgaande kwartaal en in het derde kwartaal van 2014 beliep het deficit nog 2,7% van het bbp. De verbetering was volledig gesitueerd langs de zijde van de uitgaven, die afnamen van 48,7% van het bbp in het tweede kwartaal tot 48,3% van het bbp in het derde kwartaal. De overheidsinkomsten bleven stabiel op 46,5% van het bbp. Op het einde van het derde kwartaal van 2015 was de uitstaande overheidsschuld afgenomen tot 91,6% van het bbp, komende van 92,3% in het voorgaande kwartaal.
De overheidsfinanciën blijven verbeteren in de eurozone.
Grafiek 7: evolutie van de kredietverlening 20
Grafiek 8: inflatie en kerninflatie 4,5
Euro Area Loansto Households (%YoY) Euro Area LoansTo Non-Financial Corporations (%YoY)
4
Euro Area Harmonized CPI (%YoY) Euro Area Coreinflation (%YoY)
3,5
15
3 2,5 10 2 1,5 5 1 0,5 0
0 -0,5
-5
-1 2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
2014
2015
Bron: Factset
2011
2012
2013
2014
2015
7
Belfius | Macro Visie
februari 2016
Japan : Bank of Japan grijpt naar het negatieve rentewapen. De economische groei in Japan blijft aanmodderen en de lage olieprijzen wegen op de inflatiecijfers.
De Bank of Japan voerde op 29 januari een negatieve rente in van -0,1%.
In Japan blijft de economische groei aanmodderen: het BBP kromp in het laatste kwartaal van vorig jaar met 0,4% t.o.v. Q3 2015. Voor het hele jaar bedroeg de economische groei slechts 0,5%. Het is ook het vierde trimester van de afgelopen twee jaar dat de economische groei negatief was. Net als in het tweede kwartaal van 2015 sputterde de economische motor door een krimp van de consumptie uitgaven. De investeringen door de bedrijven bleven voorlopig op peil, maar de appreciatie van de yen en de vrees voor een harde landing in China riskeren te wegen op het bedrijfsvertrouwen in het eerste kwartaal van 2016.Het is duidelijk dat de aanpak van premier Abe en het monetair beleid van de Japanse centrale bank allebei tekortschieten. Door de daling van de olieprijzen is de brede inflatie teruggevallen tot 0,2% in december 2015. Ook de kerninflatie (zonder energie- en voedselinflatie) bleef sinds Q3 2015 op een te laag niveau (0,75% yoy) hangen. Vandaar de beslissing van de Bank of Japan (BoJ) eind januari om vriend en vijand te verrassen met de invoering van een negatieve rente van -0,1% op overtollige bankreserves. De negatieve rente wordt toegepast op ongeveer 10 triljoen JPY of 4% van de totale bankreserves en heeft als doel de commerciële banken aan te zetten om meer kredieten te verstrekken aan de Japanse bedrijven. De abrupte koerswijziging van BoJ gouverneur Kuroda kwam overwacht en veroorzaakte turbulentie op de financiële markten. De rente op de 5-jaar en 10-jaar overheidsobligatie duikelde onder nul omdat Kuroda duidelijk maakte dat hij verdere renteverlagingen niet uitsluit. Op de aandelenmarkten in Tokio profiteerde de Topix-1000 index initieel van de ‘Kuroda bazooka’ maar moest die koerswinst opnieuw prijsgeven in februari toen de aandacht opnieuw werd gevestigd op de gevolgen van een duurdere yen en door de vrees dat Japan besmet zal worden door een harde Chinese landing.
Grafiek 9. Evolutie van de rente op 5-jaars en 10-jaars Japanse staatsobligaties.
Bron: Factset
8
Belfius | Macro Visie
februari 2016
RENTE : een nieuwe duik naar de bodem De terugkeer van de ultralage niveaus is het gevolg van een klimaat van afkeer van risico en een verwachte uitbreiding van de maatregelen van de ECB.
Minder goed economisch nieuws leidde tot een angstpsychose en een vlucht naar veilige overheidsobligaties.
Zoals vaak wordt het negatieve overdreven en het positieve genegeerd.
De Europese rentemarkten namen de afgelopen maand een nieuwe duik naar de bodem. De rente op Belgische overheidsobligaties met een looptijd van 10 jaar zakte met een 25-tal basispunten van 0.85% naar onder de 0.6%. Voor Duitsland kan een negatieve rente op leningen tot 10 jaar zelfs niet meer uitgesloten worden. Momenteel staan de Duitse rentes, die toch de referentie zijn in de Europese geldmarkt, met looptijden tot 8 jaar reeds onder 0. De terugkeer van deze ultra-lage niveaus is het gevolg van twee factoren. Enerzijds heerste er de afgelopen maand een klimaat van afkeer van risico en anderzijds verwacht de markt zich aan een verdere uitbreiding van de monetaire maatregelen van de ECB. Minder goed economisch nieuws werd sinds het jaarbegin vanuit verschillende kanten bekend gemaakt. Dit leidde tot een zichzelf versterkende angstpsychose op de beurzen waar de koersen herhaaldelijk sterk daalden en uiteindelijk vluchtte een deel van de beleggers in veilige activa, overheidsobligaties, en dus daalden de rentes . De angstpsychose vond zijn grondslag in slecht nieuws over een aantal elementen uit de economie. Het begon met de neerwaarts herziene groeiverwachtingen van de wereldeconomie, voornamelijk China maar ook de Verenigde Staten , berichten over de negatieve invloed van de lage olieprijzen op de industrie die aanleiding zou geven tot een toename van faillissementen om te eindigen met geruchten over de stabiliteit en gezondheid van sommige banken in Europa. Natuurlijk is er een vorm van waarheid in de meeste van die berichten, maar zoals altijd met een angstpsychose wordt het negatieve overdreven en het positieve genegeerd. China zal inderdaad een groeivertraging kennen, maar toch nog steeds groeien met +/- 6%. Een lage olieprijs is inderdaad slecht voor olieproducerende landen (zoals ook de VS), maar is een zegen voor de consument, die in Europa en in de VS de belangrijkste factor is in het groeiverhaal. Grafiek 10: Duitsland: yieldcurve
Bron: Factset
9
Belfius | Macro Visie
Dalende olieprijzen en boodschappen van ECB mandatarissen versterken de markt in zijn geloof dat de ECB zijn geldmarktbeleid nog (sterk) zal versoepelen.
Uiteindelijk speelt de ECB met zijn versterking van het QE programma een hoog spel.
Druk op de bankrendabiliteit kan een snellere groei bemoeilijken.
februari 2016
De combinatie van dalende inflatie omwille van dalende olieprijzen en boodschappen van ECB mandatarissen dat ze alles zullen doen om de inflatie naar 2% te duwen versterken de markt in zijn geloof dat de ECB zijn geldmarktbeleid nog (sterk) zal versoepelen. Uitsluitsel over dit nieuwe beleid wordt op 10 maart gebracht, maar de meeste analisten gaan, naast een aantal technische aanpassingen, uit van een nog negatievere depositorente (naar -0.5% tot zelfs -0.7%), extra aankopen (10 miljard euro per maand erbij) van langlopende obligaties, een aankoopperiode verlengd tot einde 2017, uitbreiding van de lijst van obligaties de gekocht kunnen worden. Uiteindelijk leiden al deze maatregelen tot negatievere korte rentevoeten en lagere lange rentes en daar heeft de markt nu al op geanticipeerd. Uiteindelijk speelt de ECB met zijn versterking van het QE programma een hoog spel. Net zoals in Japan heeft ook de verlaging van de rente in Europa tot nu toe nauwelijks een impact op de groei van de economie, maar het verhoogt wel een aantal risico’s. Door de aanhoudend lage en negatieve kortetermijnrentes wordt de rendabiliteit van alle financiële instellingen (banken, verzekeraars, pensioenfondsen) onder druk gezet. Hierdoor kan een vlotte en goedkope kredietverschaffing in het gedrang komen. Aangezien het in Europa vooral de banken zijn die leningen geven voor de financiering van investeringen en consumptie, hindert een duurdere kredietverlening een snellere economische groei. Met andere woorden, door de zeer lage rentestand, bemoeilijkt de ECB de realisatie van wat ze wil bereiken: snellere groei. Daarbovenop komt dat de lage inflatie in de huidige periode grotendeels veroorzaakt wordt door de gestage daling van de olieprijzen. De ECB vecht dus tegen (een gevolg van) de lage olieprijs, een factor die ze niet controleert en die potentieel snel kan wijzigen . Een politiek akkoord tussen de verschillende producenten is voldoende om het overaanbod in te perken en de prijs te doen stijgen. Wat gebeurt er in dat geval met de inflatie? Stel dat de olieprijs zou stijgen tot 60 USD per vat.
Bron: Factset
10
Belfius | Macro Visie
februari 2016
Berekeningen laten zien dat de inflatie dan redelijk snel boven de ECB doelstelling van 2% zou uitkomen. De ECB moet dan (snel?) zijn geldbeleid omdraaien, de geldhoeveelheid verkrappen en de rente laten stijgen. Wat kan daarvan de impact op de markt zijn? Bestaat er dan niet het gevaar dat de rente zeer snel zal stijgen en dat de obligatieprijzen dus zeer snel zullen zakken, zoals ook in 1994 gebeurd is? De ECB wil deflatie bestrijden maar doordat ze geen controle heeft over de olieprijs, verhoogt ze tegelijkertijd de kans op een deflatie onder de vorm van een obligatiemarktcrash.
Met andere woorden, de ECB wil deflatie bestrijden maar doordat ze geen controle heeft over de oorzaak van die lage prijzen, namelijk de olieprijs, verhoogt ze tegelijkertijd de kans op een deflatie onder de vorm van een obligatiemarktcrash. Aangezien lage olieprijzen een zegen zijn voor de belangrijkste factor van onze groei, de consument, is een verdere versoepeling van het geldbeleid misschien een te roekeloze stap.
Grafiek 11: inflatie met olieprijsstijging van 30 naar 60USD
Bron: Factset
11
Belfius | Macro Visie
februari 2016
FX: aandacht verschuift van de Fed naar de ECB.
De afgelopen weken werd de U.S. dollar in de verdediging geduwd door de twijfel die is gerezen over het aantal renteverhogingen die de Amerikaanse centrale bank in 2016 al dan niet in petto heeft.
Er is volgens ons nog potentieel voor een correctie van de euro versus de U.S. dollar omdat er meer aandacht zal gaan naar de ECB vergadering van 10 maart aanstaande.
Tot nu toe trok de Japanse yen zich weinig aan van tegenvallende groeicijfers en het negatieve rentebeleid van de centrale bank en apprecieerde tegen de dollar door zijn veilige haven status in de Aziatische regio.
EUR-USD De afgelopen weken werd de U.S. dollar in de verdediging geduwd door de twijfel die is gerezen over het aantal renteverhogingen die de Amerikaanse centrale bank in 2016 al dan niet in petto heeft. De kopzorgen over een harde economische landing in China, lager-dan-verwachte olieprijzen en de turbulentie op de financiële markten hebben de kansen vergroot dat de Federal Reserve dit jaar minder agressief haar korte termijnrentes zal verhogen dan werd gedacht in december van vorig jaar. De notulen van de vergadering van het monetair comité van eind januari bevestigden dat de beleidsmakers in Washington voorzichtiger zijn geworden en overwegen om de rente ongewijzigd te laten tot er meer duidelijkheid is over de macro-economische situatie. De rally van de euro t.o.v. de dollar bracht de EUR-USD wisselkoers van 1,0825 (op 25 januari) naar een voorlopige top van 1,134 maar slaagde er niet in om het niveau van 1,14 te doorbreken. Daarna kon de dollar de opgelopen schade gedeeltelijk herstellen , met een EUR-USD die corrigeerde richting $1,1135. Er is volgens ons potentieel voor een verdere (neerwaartse) correctie van de euro versus de U.S. dollar omdat er meer aandacht zal gaan naar de ECB vergadering van 10 maart aanstaande. De verwachtingen zijn dat ECB-president Draghi ofwel extra maatregelen neemt om de lage inflatie te bestrijden ofwel de bestaande instrumenten gaat uitbreiden. USD-JPY Ondanks ontgoochelende Japanse BBP-data voor Q4 2015 en de verrassende beslissing van de Bank of Japan om negatieve rentes in te voeren blijft de yen terrein winnen versus de dollar. USD-JPY daalde op amper tien dagen tijd van 121 naar 111,8 omdat de zware verliezen op de Aziatische aandelenmarkten de katalysator waren voor een kapitaalvlucht naar yen. Eens de rust zal terugkeren naar de financiële markten, kan dit een groot potentieel opleveren voor een appreciatie van de dollar versus de yen omdat talrijke fundamentele factoren in de richting wijzen van een zwakkere yen. Vooral de divergentie van het monetair beleid in Tokio versus dat in Washington zou de komende maanden de yen substantieel lager moeten duwen. Grafiek 12: USD-JPY versus 3-maands LIBOR renteverschil (in %) USD vs JPY.
Bron: Factset
Belfius | Macro Visie | Prognosetabellen
februari 2016
PROGNOSETABELLEN. Vooruitzichten BBP ( % jaar-op-jaar)
CPI vooruitzichten ( % jaarop-jaar)
2015
2016
2017
2015
2016
2017
V.S.
2,4
2,2
2,5
0,1
0,7
2,1
Eurozone
1,5
1,7
1,9
0,1
1,0
1,6
Duitsland
1,8
1,9
1,9
0,1
1,0
1,5
België
1,4
1,5
1,7
0,6
1,4
1,7
Japan
0,5
0,6
0,9
0,5
0,0
0,9
China
6,9
6,5
6,2
1,4
1,6
2,0
**
18/02/16
Q1 16
Q2 16
Q3 16
Q4 16
3mnd $
0,62
0,60
0,76
0,90
1,00
3mnd €
-0,20
-0,34
-0,39
-0,42
-0,43
10j IRS $
1,66
1,75
1,90
2,10
2,25
10j IRS €
0,58
0,58
0,62
0,66
0,71
EUR-USD
1,11
1,13
1,10
1,085
1,07
USD-JPY
113,6
115,5
122,5
125,5
128,3
EUR-GBP
0,78
0,80
0,78
0,75
0,72
*
*: GDP/CPI vooruitzichten zijn gemiddelden **: alle vooruitzichten van de financiële markten gelden op het einde van de periode
13
Belfius | Macro Visie
februari 2016
Research Disclaimer. Dit document is van louter informatieve aard, het omvat geen aanbod tot de verkoop of aankoop van financiële instrumenten, het vormt geen beleggingsadvies, noch een bevestiging van enige transactie. Alle opinies, ramingen en verwachtingen in dit document zijn die van Belfius Bank op de datum van dit document en zijn onderhevig aan wijzigingen zonder voorafgaande kennisgeving. De informatie in dit document komt van diverse bronnen. Belfius Bank legt de grootst mogelijke zorg aan de dag bij het kiezen van zijn informatiebronnen en het doorgeven van de informatie. Fouten of weglatingen in deze bronnen of processen kunnen echter niet van tevoren worden uitgesloten. Belfius kan niet aansprakelijk worden gesteld voor directe of indirecte schade of verlies die voortvloeit uit het gebruik van dit document. De informatie in dit document is bedoeld om de ontvanger van dienst te zijn. Er moet niet op worden gerekend als zijnde gezaghebbend of mag niet ter vervanging van het eigen oordeel van de ontvanger worden genomen.