MAATSCHAPPIJ ONDERSCHAT ERNST EN TAAIHEID KLIMAATPROBLEEM
De maatschappelijke discussie over klimaatverandering wordt onvoldoende scherp gevoerd. Er wordt nauwelijks nagedacht over de ernst van de problematiek en de vraag wat er echt nodig is om het probleem aan te pakken. Voor een zorgvuldige discussie over de risico’s die we als samenleving lopen, is het niet alleen van belang om te kijken naar de gemiddelde voorspellingen, maar ook naar de risico’s van zeer ingrijpende veranderingen in het klimaat. De vraag dient te worden gesteld welke temperatuurstijging nog acceptabel is. Is een temperatuurstijging van 2 ºC, zoals bepleit door de Europese Unie een veilige grens? Tegelijkertijd is er de vraag wat er nodig is om de mondiale temperatuurstijging te beperken tot 2 ºC of minder. Naar onze stellige overtuiging zijn we ons op beide punten in slaap aan het sussen. De ernst van het probleem wordt volledig onderschat. En ook de discussie over de vraag wat er echt nodig is om de risico’s te beperken en hoe Nederland kan bijdragen aan een effectieve mondiale aanpak van het probleem wordt nauwelijks gevoerd. Deze notitie gaat allereerst in op de vraag of de doelstelling om de temperatuurstijging te beperken tot 2 ºC voldoende ambitieus is. Vervolgens kijken we wat dit betekent voor het internationale beleid. Hoe acceptabel is een temperatuurstijging van 2 ºC De maatschappelijke discussie over klimaatverandering moet worden gebaseerd op een betrouwbaar overzicht van de stand van de wetenschap. Daarvoor is de Klimaatcommissie van de VN verantwoordelijk, het Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC) op een betrouwbaar overzicht. De belangrijkste conclusies van het IPCC zijn dat de concentraties van broeikasgassen snel stijgen als gevolg van menselijk handelen en dat het klimaat op aarde snel verandert: – De temperatuur is de afgelopen eeuw gestegen met 0.74 ºC en overal op aarde is sprake van grootschalige veranderingen in neerslag en extreem weer, zoals droogtes en hittegolven. Het IPCC komt tot de conclusie dat de menselijke invloed op het klimaat is aangetoond en dat bij ongewijzigd beleid de temperatuur op aarde door blijft stijgen tot 2 tot 6 ºC boven het pre-industriële niveau. De grote onzekerheid is het gevolg van onzekerheid over de mondiale uitstoot en met name onzekerheid over de klimaatgevoeligheid. Onderstaande grafieken uit het laatste IPCC rapport illustreren de versnelling in de mondiale temperatuurstijging en het feit dat deze temperatuurstijging niet kan worden verklaard door natuurlijke oorzaken.
De blauwe balk in de tweede grafiek geeft (met 95% zekerheid) de marges aan, waarbinnen de temperatuur zich had moeten ontwikkelen, als er geen menselijke invloed zou zijn. De roze balk met menselijke invloed. Veranderingen in zonneactiviteit kunnen de snelle stijging in de temperatuur van de laatste dertig jaar niet verklaren, omdat de zonneactiviteit nagenoeg constant is gebleven (zie http://www.klimaatportaal.nl/pro1/general/start.asp?i=0&j=0&k=0&p=0&itemid=3). Een temperatuurstijging van 0.74 ºC lijkt bescheiden, maar is al substantieel. Ter illustratie. Tijdens de laatste ijstijd, zo’n 20.000 jaar geleden, toen heel Nederland onder een dikke laag ijs lag, lag de mondiale temperatuur maar 6 ºC onder het huidige niveau. Klimaatverandering is al een realiteit. Zoals gezegd leidt de huidige temperatuurstijging overal op aarde al tot grootschalige veranderingen in neerslag en extreem weer. We zien een afname van de landbouwproductie in kwetsbare gebieden als gevolg van droogte, extreme regenval en onvoorspelbaar weer. Ook in de natuur zijn de gevolgen van klimaatverandering overal zichtbaar. Zo is het groeiseizoen al een kleine maand langer geworden en kunnen allerlei soorten overleven die vroeger tijdens koudere winters het niet zouden redden, zoals de eikenprocessierups, teken (Lyme) en knutjes (blauwtongvirus). Bij een temperatuurstijging van 2 ºC krijgt de wereld te maken met nog veel extremere droogten, regenval en (zeer waarschijnlijk ) meer orkanen die tot maximale kracht uitgroeien). Het aantal mensen met ernstige waterproblemen zal toenemen met honderden miljoenen. Groenland gaat smelten, de landbouwproductie komt op tal van plaatsen onder zeer grote druk. Overal in de wereld zullen grote kosten worden gemaakt voor veiligheid, infrastructuur en waterbeheer. En ecologen verwachten dat het voortbestaan van 30% van de soorten wordt bedreigd. De meeste koraalriffen zullen niet overleven. En ook het ecosysteem dat afhankelijk is van het zee-ijs op de Noordpool verdwijnt. De verwachte gevolgen bij een temperatuurstijging van 3 - 4 ºC zijn nog veel dramatischer. Het IPCC houdt er rekening mee dat het aantal mensen met ernstige waterproblemen toeneemt tot boven de 5 miljard. De wereldvoedselproductie zal naar verwachting met zo’n 30% dalen. Een zeespiegelstijging van vele meters wordt onvermijdelijk. Het voortbestaan van 40 - 70% soorten op aarde wordt bedreigd. Stern verwacht een enorme economische schade, vergelijkbaar met de schade na de eerste wereldoorlog. De risico’s van klimaatverandering zijn groter. Klimaatverandering hoeft niet een geleidelijk proces te zijn. Onderstaande grafiek over de relatie tussen de mondiale CO2concentratie en de temperatuur op aarde tijdens de laatste vierhonderdduizend jaar illustreert dit. De grafiek laat zien dat klimaatverandering een snel een grillig proces kan zijn en dat de overgang tussen ijstijden en perioden met het huidige klimaat relatief snel kunnen verlopen. De grafiek laat ook zien dat de huidige CO2-concentratie in de atmosfeer zeer uitzonderlijk is en gaat leiden tot een klimaat dat de aarde in honderdduizenden jaren niet heeft gekend.
Er is bovendien in de wetenschap groeiende zorg over mogelijke omslagpunten in het klimaat. We zien bijvoorbeeld nu al dat het zee-ijs op de Noordpool in korte tijd smelt. Ook de permafrost kan snel smelten. De moesson kan stilvallen. De Amazone kan verdrogen en veranderen in een woestijn. Bij hogere temperaturen kan de warme golfstroom stilvallen of kunnen zelfs de enorme gasvoorraden in de diepe oceaan (gashydraten) vrijkomen. Al deze omslagpunten komen aan de orde in het IPCC-rapport, maar omdat over deze onderwerpen nog veel wetenschappelijke discussie is, komen ze in de samenvatting voor beleidsmakers nog nauwelijks aan de orde. Deze samenvatting bevat met name de onderwerpen waar brede consensus over is. Voor de maatschappelijke discussie over de risico’s van klimaatverandering is het echter wel degelijk belangrijk dat ook deze risico’s op dramatische veranderingen in het klimaat worden meegewogen. Het snelle smelten van het landijs op Groenland illustreert de discussie over omslagpunten. Er bestaan meerdere wetenschappelijke opvattingen over Groenland, die allemaal juist kunnen zijn. De eerste is dat de periode van betrouwbare metingen veel te kort is voor verantwoorde uitspraken. De tweede is dat het landijs op Groenland met ongeveer 2 – 3% per eeuw smelt en dat daarom rekening moet worden gehouden met 10 – 20 cm extra zeespiegelstijging. De derde is dat het landijs kan desintegreren en veel sneller in de zee kan verdwijnen. Dit proces kan zichzelf grotendeels stoppen, zodat de afkalving beperkt blijft. Maar het is ook denkbaar dat het verdwijnen van het landijs op Groenland een kwestie van een paar eeuwen is. Als dit gebeurt en er gebeurt mogelijk hetzelfde met de ijskap van West-Antarctica gaat het plotseling om vele meters zeespiegelstijging per eeuw. Onderstaande grafiek, die de relatie weergeeft tussen de temperatuur op aarde en de hoogte van de zeespiegel illustreert dat het hier niet om een puur denkbeeldige discussie gaat. Op basis van deze grafiek kan worden geconcludeerd dat één graad temperatuurstijging in een evenwichtssituatie overeenkomt met ongeveer 15 – 20 meter zeespiegelstijging.
Er is ook groeiende zorg over het risico van zogenaamde positieve terugkoppelingen, zoals veranderingen in de albedo van de aarde door het smelten van het zee-ijs op de Noordpool of het vrijkomen van extra hoeveelheden CO2 en methaan als de toendra smelt of de oceanen opwarmen. Deze positieve terugkoppelingen (versterkende factoren) kunnen ertoe leiden dat de temperatuurstijging substantieel groter wordt dan de 2 ºC behorend bij het huidig veronderstelde stabilisatieniveau van broeikasgas concentraties van 450 ppm (CO2-equivalenten). Op basis van bovenstaande punten moet de conclusie worden getrokken dat een temperatuurstijging van 2 ºC onverantwoord is. De verwachte gevolgen van een dergelijke temperatuurstijging zijn daarvoor te ingrijpend. Bovendien bestaat het risico dat bij een dergelijke temperatuurstijging al tal van onomkeerbare processen plaatsvindt en dat deze temperatuurstijging vanwege een aantal terugkoppelingen in het systeem onvermijdelijk leidt tot een nog veel grotere temperatuurstijging. Van temperatuurdoelstellingen naar beleidsdoelstellingen Onderstaande grafiek uit de Stern Review laat de relatie zien tussen de verwachte temperatuurstijging op aarde en een gegeven concentratie broeikasgassen in de atmosfeer. De bovenste rode lijn in de grafiek laat zien dat een concentratie van broeikasgassen in de atmosfeer van 450 delen per miljoen (ppm) leidt tot een temperatuur van 1 ºC tot 3 ºC. CO2e betekent CO2 equivalent: de concentratie van de andere broeikasgassen is vertaald naar een CO2 concentratie. Uit de grafiek blijkt dat er ruim 50% kans is dat de mondiale temperatuurstijging onder de 2 ºC blijft als de concentratie van alle broeikasgassen samen 450 delen per miljoen is. Daarbij moet de kanttekening worden gemaakt dat het hier om een evenwichtssituatie gaat. Het duurt naar verwachting tientallen jaren voordat deze temperatuurstijging ook daadwerkelijk optreedt. Dit punt is van belang voor de politieke discussie omdat het de mogelijkheid opent om de temperatuurstijging onder de 2 ºC te houden, terwijl de concentratie broeikasgassen gedurende een periode van tientallen jaren boven de 450 delen per miljoen ligt. De 2 ºC doelstelling is bij voorbeeld nog haalbaar (met 50% zekerheid) als de concentratie in 2040 rond de 480 delen per miljoen ligt en rond 2060 weer op 450.
Onderstaande grafiek uit de Stern Review laat zien hoe de wereldwijde emissies van broeikasgassen zich moet ontwikkelen om te bereiken dat de concentratie van broeikasgassen in de atmosfeer wordt gestabiliseerd op 450 delen per miljoen. Het komt erop neer dat een dergelijke doelstelling alleen nog haalbaar is als de uitstoot van broeikasgassen binnen vijf jaar piekt en daarna zeer snel omlaag gaat. Een dergelijke omslag kan worden bereikt als de klimaatonderhandelingen in Kopenhagen in 2009 tot de volgende resultaten leiden: • de rijke landen reduceren hun uitstoot met 25 – 40% ten opzichte van 1990 • de snel ontwikkelende landen kiezen voor een minder koolstofintensieve groei • de wereldwijde ontbossing snel wordt aangepakt.
Een dergelijke benadering is onvoldoende om de temperatuurstijging met grote zekerheid te beperken tot maximaal 1.5º C. Om dergelijke doelstellingen te bereiken moet eerder worden gedacht in termen van stabilisatie op een niveau van 350 CO2-eq. Om dit te bereiken moet bij wijze van spreken worden gedacht aan 100% emissiereductie in 2030 in combinatie met grootschalige CO2-opslag door (her)bebossing van grote delen van de aarde, grootschalige CO2-opslag afkomstig uit biomassa, extra opslag van biomassa in oceanen en maatregelen die tot doel hebben de stralingsbalans van de aarde te beïnvloeden.
De werkelijkheid is dat de uitstoot en de concentratie van broeikasgassen steeds sneller stijgen. Als we kijken naar de CO2-uitstoot, het belangrijkste broeikasgas, verwacht het Internationale Energie Agentschap geen daling, maar een forse groei. Het energieverbruik zal in 2030 naar verwachting 50% hoger liggen dan nu. Deze toename vindt voor driekwart plaats in ontwikkelingslanden, met name in China en India. Omdat in ontwikkelingslanden ook ongeveer driekwart van de wereldbevolking woont is de toename van het energiegebruik in deze landen voor het eerst vergelijkbaar met de toename in de rijke landen. (Zie http://www.iea.org/Textbase/npsum/WEO2007SUM.pdf) De CO2-uitstoot stijgt nog sneller dan het energieverbruik, met ruim 50% tussen 2005 en 2030. Dit is het gevolg van de verschuiving naar kolen in veel landen. De uitstoot stijgt sneller dan de hoogste IPCC scenario’s. De ontwikkelingen gaan met andere woorden volledig de verkeerde kant op. Zie onderstaande grafiek Volgens het IEA is uitzonderlijk snel en radicaal beleid nodig om te bereiken dat de concentratie van CO2 wordt gestabiliseerd op 450 delen per miljoen (500 – 550 voor alle broeikasgassen. Dit vereist mondiale piek in 2012. Het IEA heeft dit recent uitgewerkt in haar blue energy scenario. Ze beschrijft daarin 17 sleuteltechnologieën waarmee deze doelstelling voor het grootste deel kan worden bereikt. Het gaat daarbij om ambities als grootschalige bouw van nul-energie woningen, een sterke toename van elektrisch vervoer, CO2-opslag bij nieuwe kolencentrales, massieve inzet van zon en wind en de bouw van nieuwe kerncentrales. (zie http://www.iea.org/Textbase/techno/etp/index.asp)
De volgende conclusies kunnen worden getrokken: • De uitstoot van broeikasgassen stijgt snel. Er is nog geen begin van een oplossing • De onderhandelingsinzet van de EU om de uitstoot in de rijke landen met 30% te reduceren ten opzichte van 1990 is als eerste stap voldoende om met ongeveer 50% zekerheid de mondiale temperatuurstijging te beperken tot 2 ºC. Deze inzet is het maximaal haalbare op dit moment. Voorwaarde is wel dat deze inzet wordt onderbouwd met concreet beleid. • De rijke landen dienen aanvullend daarop te kiezen voor ambitieus beleid om de ontwikkelingslanden te helpen naar een veel duurzamer energievoorziening en een ambitieuze inzet gericht op het voorkomen van ontbossing. Een mogelijkheid is om voor deze drie punten X% (bijvoorbeeld 0.25%) BNP per jaar te reserveren. Een alternatief is om op grond van het principe ‘de vervuiler betaalt’ ervoor te kiezen dat de UNFCCC eigenaar wordt van X% van de emissierechten van de rijke landen. De rijke landen kunnen deze rechten vervolgens weer terugkopen. • Ook kan worden gedacht aan een aparte verplichting om bijvoorbeeld 5% extra emissierechten te kopen uit projecten op het gebied van bos en landgebruik. • Er is nog nauwelijks nagedacht over de vraag hoe de mondiale temperatuurstijging met een hoge mate van zekerheid kan worden beperkt tot maximaal 1.5 ºC (met tenminste 50% zekerheid). Het is van groot belang het denken hierover te starten. Het is evident dat we aanvullende benaderingen nodig hebben. Waarschijnlijk dient daarbij te worden gedacht in termen van een oorlogseconomie, waarin het acceptabel is om fossiele brandstoffen op de bon te doen, en industriële sectoren te verplichten andere producten te maken (zoals ook in de V.S. tijdens de Tweede Wereldoorlog is gedaan). • Het is noodzakelijk om op alle niveaus maatregelen te nemen gericht op de reductie van klimaatrisico’s en de financiering van aanpassingsmaatregelen. Op grond van het aansprakelijkheidsbeginsel is het noodzakelijk om ook de armste landen op dit punt financieel te ondersteunen. Sible Schöne Klimaatbureau HIER 24 juli 2008