Maatschappelijke codes en concreet gedrag — gelijkgeslachtelijke liefdesrelaties in de oudheid Wolter Rose Oktober (Afsluitende bijdrage aan een discussie¹ in de context van het tweegesprek met Jan Mudde en Wolter Rose gepubliceerd in OnderWeg . , oktober ) Inderdaad, Mudde en ik “verschillen […] diepgaand van mening” over het algemene beeld van de homoseksuele praxis in de oudheid. En voor alle duidelijkheid: het is niet maar een verschil tussen Mudde en Rose, het is ook een verschil tussen Mudde en de door hem zelf geciteerde classici.
. Niet representatief In de samenvatting aan het eind van zijn reactie noemt Mudde een aantal namen van personen die beweren dat de oudheid vertrouwd was met homoseksuele relaties in liefde en trouw. Het zijn vier namen van traditionele christenen. Voordat er een misverstand ontstaat: het zijn niet alleen traditionele christenen die voorbeelden van homoseksuele liefdesrelaties menen te kunnen aanwijzen in het bronnenmateriaal uit de klassieke oudheid: er hadden ook namen genoemd kunnen worden van classici, kenners van de wereld van de oudheid bij uitstek. Muddes lijst van vier namen is niet representatief. Om de een of andere reden noemt hij geen namen van classici. Hij rekent ze ongetwijfeld bij de “anderen” waarmee hij de reeks eindigt. Om zijn lijst van namen representatief te laten zijn, had Mudde bijvoorbeeld Frier kunnen noemen, een classicus naar wie hij zelf met ¹ http://www.onderwegonline.nl/5136-homoseksualiteit-in-de-grieks-romeinse-wereld
R
instemming verwijst. Zoals gezegd, Frier stelt dat de beschrijvingen van huwelijken van een Romeinse man met een man naar algemeen inzicht het beste bronnenmateriaal zijn voor de opkomst van langdurige gelijkwaardige homoseksuele relaties. Hij dateert die huwelijksceremoniën in de tweede hel van de eerste eeuw n.Chr. Dat is binnen de door Mudde ingekorte versie van de oudheid. En als je — zoals gebruikelijk — de oudheid laat doorlopen tot n.Chr., zouden er meer namen te noemen zijn: de door Mudde geciteerde Williams, en verder bijvoorbeeld Hermans in zijn Nederlandstalig overzichtswerk Bewust van andere lusten: Homoseksualiteit in het Romeinse keizerrijk. Over verschil van mening met classici gesproken: ik denk niet dat Mudde ook maar één naam van een classicus kan noemen die hem voorgaat in het met jaar inkorten van de klassieke oudheid ( v.Chr. n.Chr. in plaats van het gebruikelijke v.Chr. n.Chr.). Mudde presenteert dit als een bewuste keuze. Naar mijn oordeel is het een onverdedigbare ingreep, helemaal voor iemand die zegt een algemeen beeld van de homoseksuele praxis in de oudheid te zullen schetsen.
. Zelfverzekerde toon Met de waarneming dat Mudde van mening verschilt met een aantal classici is de zaak uiteraard niet beslist. Misschien hebben deze classici het bij het verkeerde eind en hee Mudde gelijk. Uiteindelijk is de kwaliteit van de argumentatie doorslaggevend. In mijn oorspronkelijke artikel heb ik beweerd dat het betoog in als het gaat om argumentatie op verschillende momenten tekort schiet. Helaas wordt het er in Muddes reactie niet beter op, ook al kan zijn zelfverzekerde toon een andere indruk wekken. Misplaatste klaarblijkelijkheid Ik denk dan aan een passage als: “wie thuis is in de materie ontdekt meteen waar de schoen wringt: Greenberg en Nissinen hebben het niet over ‘homoseksuele relaties in liefde en trouw’, maar over seksuele relaties tussen volwassenen als alternatief voor het pederastische model.” Of iemand die thuis is in de materie inderdaad die ontdekking doet, is maar zeer de vraag. Ik laat nu maar rusten dat de tegenstelling die Mudde maakt wel erg absoluut is: niet “homoseksuele relaties in liefde en trouw”, maar “seksuele relaties tussen volwassenen als alternatief voor het pederastische model” — alsof dat twee categorieën zijn die elkaar uitsluiten. Belangrijker is Muddes onjuiste typering van Greenbergs opmerking. Greenberg vervolgt zijn waarneming over het minder gebruikelijk zijn van verhoudingen tussen twee volwassen mannen met een citaat van Plato. Deze spreekt zijn grote waardering uit voor mannen die jongens beginnen lief te hebben op de lee ijd waarop
-
M
normaal gesproken een pederastische relatie afgebroken wordt (Symposium d): “zij die ze lief beginnen te hebben op deze lee ijd zijn bereid altijd bij ze te blijven en alles met ze te delen zolang het leven duurt”. Daarna noemt Greenberg een aantal voorbeelden van relaties die standhielden in de volwassenheid: Agathon en Euripides, Parmenides en Zeno, en Crates en Polemon. Met andere woorden: de context van Greenbergs opmerking maakt duidelijk dat hij het hier wel degelijk over liefdesrelaties hee . Karikatuur Verschillende keren herken ik mij niet in de weergave door Mudde van wat ik geschreven heb. Zo schrij Mudde n.a.v. het avontuurlijke liefdesleven van Hippothoös dat hij “werkelijk niet begrijpen kan dat Wolter Rose in alle ernst kan beweren dat dit beeld resoneert met de situatie waarin wij ons bevinden.” Ik kan Mudde geruststellen: dit is niet wat ik beweer. Het is een karikatuur. Ik voer Hippothoös op als voorbeeld van een pederastische relatie die zich doorontwikkelde tot een langdurige liefdesrelatie. Mijn opmerking over het resoneren met onze situatie vandaag gaat over iets anders: het algemene beeld van gelijkgeslachtelijke relaties in de oudheid. Verderop schrij Mudde dat ik lijk te suggereren dat de huwelijksceremoniën beschreven door Martialis en Juvenalis ook in Paulus’ tijd al plaatsgevonden hebben. Opnieuw: dat is niet wat ik beweer of suggereer. Waar het bij deze huwelijksceremoniën om gaat is niet de vraag of ze gedateerd kunnen worden in Paulus’ tijd — daar kunnen we het gauw eens over zijn: die huwelijksceremoniën zijn op zijn minst tien jaar later dan het moment waarop Paulus zijn brieven aan christenen in Rome of in Korinthe schrij . Waar het wel om gaat is dat dit bronnenmateriaal van verschillende klassieke auteurs over gevallen van een huwelijk van een man en een man onmisbaar is voor het schetsen van het algemene beeld van de homoseksuele praxis in de klassieke oudheid (en dat is ook het geval wanneer je de oudheid zou laten eindigen bij het eind van de eerste eeuw). Ook al zijn het voorvallen van een of meer decennia later dan Paulus, het is belangrijke informatie voor het in kaart brengen van ontwikkelingen uit de tijd ervoor — tenzij we zouden moeten aannemen dat die huwelijksceremoniën volledig uit de lucht kwamen vallen.
. Polemon en zijn vrouw In mijn artikel heb ik drie voorbeelden genoemd van pederastische relaties die overgaan in liefdesrelaties. Mudde vindt bij alle drie complicerende factoren die voor hem reden zijn ze één voor één af te wijzen. Ik ga niet alle voorbeelden nog een keer bij langs, maar concentreer mij op het voorbeeld waarvan Mudde aangee dat
-
R
het hem bijna overtuigd had: Polemon en Crates. Misschien kan ik hem alsnog over de streep trekken. Over Polemon en Crates schrij Mudde dat dit “het enige [voorbeeld is] dat ook bij mij de indruk wekt dat deze twee mannen een levenslange liefdesrelatie gehad zouden kunnen hebben.” Hij vindt het veelzeggend dat Polemon en Crates in hetzelfde graf begraven zijn (als een bijzonder grafarrangement bonuspunten oplevert, dan komen Philolaus en Diocles ook in aanmerking, een gelijkgeslachtelijk liefdespaar uit de achtste eeuw v.Chr., vijf eeuwen later genoemd door Aristoteles, Politica , a). Vervolgens wijst hij op een complicerende factor: Polemon had een vrouw en een zoon. Daarmee valt voor Mudde dit voorbeeld alsnog af. Een gedwongen huwelijk Tegen de achtergrond van de Griekse cultuur in de oudheid is ook een andere duiding mogelijk. Plato laat in zijn Symposium het personage Aristophanes een uitspraak doen over mannen die wanneer ze de mannenlee ijd bereikt hebben, van jongens gaan houden (Symposium b-c): “Vanuit hun natuurlijke aanleg voelen ze niet veel voor huwelijk of vaderschap; maar door de gewoonte worden zij ertoe gedwongen. Ze hebben er genoeg aan samen te leven, zonder huwelijk. […] Wanneer nu een minnaar van jongens, of om het even welke minnaar, juist zijn eigen wederhel ontmoet, dan worden zij op een ongelooflijke manier door vriendschap, intimiteit en liefde overweldigd. Ze willen om zo te zeggen geen ogenblik meer van elkaar weg.” Op grond hiervan kun je de relatie van Polemon en Crates binnen de cultuur van die tijd als een liefdesrelatie typeren, ook al was Polemon getrouwd — zonder dat ik daarmee de burgerlijke staat van Polemon wil aanprijzen als een model voor wie dan ook wanneer dan ook.
. Een structureel probleem Ik ben natuurlijk blij dat Mudde een stap in de (naar mijn mening) goede richting zet. In kregen de door Martialis en Juvenalis beschreven huwelijksceremoniën geen serieuze aandacht, nu schrij Mudde over deze ceremoniën dat hij “— in navolging van Williams en Frier — aan[neemt] dat die iets van een levenslange band markeren en betrekking hebben op een sociale realiteit waarvan het publiek van beide schrijvers op de hoogte was.” Hij houdt wel zijn reserves over of het hier om een exclusieve band gaat: “ ‘liefde en trouw’ waren simpelweg niet het criterium voor aanvaardbaar seksueel gedrag voor gehuwde mannen in het oude Rome.” Met deze opmerking komen we aan bij een structureel probleem in de manier waarop Mudde het algemene beeld van de homoseksuele praxis in de oudheid reconstrueert. Zijn referentiekader is te smal. In de regel wordt bij de reconstructie van sociale verschijnselen uit een andere cultuur aandacht gegeven aan twee za-
-
M
ken: ( ) maatschappelijke codes, opgelegd door wetgeving of door gewoonte, ( ) concreet gedrag, de geleefde werkelijkheid. In het algemene beeld van de homoseksuele praxis in de oudheid zoals Mudde dat schetst zijn de maatschappelijke codes duidelijk aanwezig. Dat wordt zichtbaar in uitdrukkingen als “een volstrekt geaccepteerd gegeven”, “deed het er in principe niet toe”, en “niet het criterium voor aanvaardbaar seksueel gedrag” (vergelijkbare normatieve uitdrukkingen zijn ook te vinden in het onderdeel “Homoseksuele omgang in de klassieke oudheid” in ). Afwijkend gedrag In Muddes algemene beeld speelt concreet gedrag alleen een rol voor zover het aansluit bij de maatschappelijke codes: volwassen mannen in het oude Griekenland op zoek naar een mooie paidika, prominente Romeinen die promiscue leefden en bij biseksueel verkeer betrokken waren. Maar in een cultuur valt daarnaast ook gedrag waar te nemen dat zich niet stoort aan maatschappelijke codes: afwijkend gedrag. De culturen van de klassieke oudheid zijn op dit punt geen uitzondering. Mudde gee in zijn bespreking in terecht aandacht aan een aantal vormen van afwijkend gedrag, zoals de seksuele vrijbuiterij van de cinaedus en gelijkgeslachtelijke liefde van vrouwen. Nu terug naar Muddes stelling: “ ‘liefde en trouw’ waren simpelweg niet het criterium voor aanvaardbaar seksueel gedrag voor gehuwde mannen in het oude Rome.” Dit is een voorbeeld van een uitspraak over een maatschappelijke code. De geleefde werkelijkheid was gecompliceerder. In filosofische beschouwingen werd gepleit voor idealen van liefde, trouw en wederkerigheid binnen een huwelijk, ook al leidden zulke pleidooien niet tot een ingrijpende verandering van de maatschappelijke codes. Literaire teksten wekken de indruk dat er ook mensen waren die probeerden deze idealen in de praktijk te brengen. Ook in pederastische relaties kon de geleefde werkelijkheid afwijken van de voorgeschreven code. Mudde schrij : “In een pederastische relatie dienden de partners zich strikt aan hun voorgeschreven (passieve of actieve) rollen te houden”. Dat was de norm. In de praktijk lukte het niet elke Griekse jongen seksueel onaangedaan te blijven in intieme contacten met zijn minnaar. Verder kwam het in pederastische relaties voor dat partners de rollen omkeerden. En, hoe bizar het ook mag klinken, tussen een Romeinse man en zijn favoriete slaaf kon zoiets als een liefdesrelatie ontstaan. Al deze voorbeelden hebben één element gemeenschappelijk: het zijn vormen van afwijkend gedrag — en dat delen ze natuurlijk ook met de voorbeelden van de gelijkgeslachtelijke huwelijksceremoniën. Dat afwijkend gedrag is een element dat niet mag ontbreken in het algemene beeld van de homoseksuele praxis in de oudheid. Wie niet verder komt dan typeringen als pederastisch model, biseksueel kader,
-
R
en promiscue gedrag, construeert een eenzijdig beeld dat geen recht doet aan de diversiteit in de theorie en praktijk van de seksualiteit in de oudheid. Randvoorwaarden Er is nog een andere zaak waar het onderscheid tussen maatschappelijke codes en concreet gedrag van belang is: de verklaring die Mudde biedt voor het naar zijn oordeel niet voorkomen in de bronnen van de oudheid van homoseksuele relaties in liefde en trouw. Mudde stelt (vgl. ): “Dat kan toeval zijn, maar een andere verklaring ligt meer voor de hand: de randvoorwaarden voor het tot stand komen van dergelijke relaties ontbraken.” Zo’n verklaring gaat alleen op voor een cultuur waarin alle burgers zich houden aan de maatschappelijke codes. De Grieks-Romeinse wereld was niet zo’n cultuur. In het mozaïek van de seksuele beleving in de oudheid, gereconstrueerd aan de hand van maatschappelijke codes en concreet gedrag, ruimen classici plaats in voor afwijkend gedrag, waaronder gelijkgeslachtelijke liefdesrelaties. Het beeld is vaag, en we zouden graag meer willen zien — maar dat geldt ook voor andere aspecten van de seksuele beleving in de oudheid, zoals het alledaagse reilen en zeilen van een pederastische relatie, of de seksualiteit van de plattelandsbevolking ( % van de totale bevolking).
Conclusie Het bronnenmateriaal is inderdaad agmentarisch. En classici zullen onmiddellijk toegeven dat macht en onderwerping een rol speelden in veel gelijkgeslachtelijk seksueel verkeer in de oudheid. Tegelijk menen ze in sommige gelijkgeslachtelijke seksuele relaties een element van wederkerige liefde aan te kunnen wijzen. In een ander geval staat Mudde open voor het voorkomen van een bepaald type seksuele relatie waarvan hij zich bewust is dat er geen bewijsmateriaal voor bestaat. In schrij hij (ik heb het citaat van Brooten in het Nederlands weergegeven): “Brooten merkt terecht op: ‘Ook al ken ik geen bewijsmateriaal uit de oudheid voor het bestaan van seksuele relaties tussen vrouwelijke slaveneigenaars en hun vrouwelijke slaven, zulke relaties zullen er waarschijnlijk ook geweest zijn.’ ” Bewijsmateriaal ontbreekt, en toch staat Mudde open voor deze ongelijkwaardige seksuele relaties. Vergeleken hiermee is de stand van zaken rond het bronnenmateriaal voor gelijkwaardige gelijkgeslachtelijke liefdesrelaties op zijn minst beter te noemen. Waarom zou je er dan niet voor openstaan dat zulke liefdesrelaties ook bestaan hebben?
-
M
Literatuur = Bijlage bij het Rapport Ambt en homoseksualiteit: een Bijbels verantwoord perspectief? van de Commissie Ambt en Homoseksualiteit ten behoeve van de Landelijke Vergadering Zeewolde van de Nederlands Gereformeerde Kerken: “Van sjibbolet naar sjalom. Ruimte voor homoseksuelen in de gemeente van Christus” door Jan Mudde. — cinaedus: ; — gelijkgeslachtelijke liefde van vrouwen: - ; — liefde en trouw niet criterium: ; — ongedocumenteerde seksuele relaties tussen vrouwelijke slaveneigenaars en hun vrouwelijke slaven: n ; — randvoorwaarden ontbreken: - ; — rollen in een pederastische relatie: . Brooten, Bernadette. Love Between Women: Early Christian Responses to Female Homoeroticism. Chicago; London: The University of Chicago Press, — seksuele relaties van vrouwelijke slaveneigenaars en vrouwelijk slaven: n . Frier, Bruce, “Roman Same-Sex Weddings om the Legal Perspective”, online: http://www.umich.edu/~classics/news/newsletter/winter2004/weddings. html. Greenberg, David F. The Construction of Homosexuality. Chicago: University of Chicago Press, — verhoudingen tussen twee volwassen mannen minder gebruikelijk: - . Hermans, Lex. Bewust van andere lusten: Homoseksualiteit in het Romeinse keizerrijk. Amsterdam: Wereldbibliotheek, . Williams, Craig A. Roman Homosexuality. Second Edition. Oxford; New York: Oxford University Press, .
-