Maatschappelijke kosten-batenanalyse van het LOFAR-project
Thesis Nyenrode Public Governance MBA-1 Mark Bentum November 2002 Thesisbegeleider: Company supervisor:
Dr. P. Smidt Dr. E.J. de Geus
Maatschappelijke kosten-batenanalyse van het LOFAR-project
VOORWOORD Hier ligt dan mijn thesis van de MBA opleiding Public Governance van de Universiteit Nyenrode. Na twee jaar studie is er een einde gekomen aan de MBA opleiding. De afronding is te lezen in dit rapport. Een rapport over kosten-batenanalyses, in het bijzonder van het belangrijkste project van ASTRON op dit moment: LOFAR. LOFAR is het eerste grote project van ASTRON wat niet meer gefinancierd kan worden uit de eerste geldstroom. Er zal gezocht moeten worden naar initiatieven tezamen met het bedrijfsleven, onder andere in de vorm van PPS-constructies om delen van LOFAR te ontwikkelen en realiseren. Financiering van het overheidsdeel kan gezocht worden in velerlei subsidiemogelijkheden. Een van de mogelijkheden is het ICES-KIS programma van het ministerie van Economische Zaken. Een belangrijk aspect van de aanvraag zal een maatschappelijke kosten-batenanalyse (MKBA) zijn, welke in dit rapport wordt gepresenteerd. Een MKBA voor een dergelijk project is nieuw. Wel zijn er MKBA’s verricht op grote infrastructurele projecten, zoals Project Mainport Rotterdam [PMR02] en de Zuiderzeelijn [Nyfer01]. Toch is LOFAR een ander project, hoewel er natuurlijk ook overeenkomsten zijn. Eén van de verschillen is het onderdeel ‘fundamenteel onderzoek’, wat prominent aanwezig is binnen het LOFAR-project en in veel mindere mate bij andere projecten. Een uitdaging dus om met de technieken die ontwikkeld zijn voor MKBA’s er één op te stellen voor het LOFAR-project. Ook voor mijzelf was dit een volledig nieuw proces en dus zeer leerzaam. In het voorwoord is het gebruikelijk om mensen te bedanken, met natuurlijk het gevaar er enkelen te vergeten. Maar goed, dat risico moet ik maar nemen. Allereerst wil ik de volledige groep studenten van de eerste Public Governance MBA bedanken voor twee nuttige en leuke jaren. Het inzetten van een nieuwe carrière in management middels het volgen van deze MBA is een goede keuze geweest. Ook wil ik Hans Bossert hier noemen. Hij was het die mij in een zeer leuk intakegesprek enthousiast heeft gemaakt. Harvey Butcher en Eugène de Geus ben ik veel dank schuldig voor het vertrouwen wat ze in mij hebben gesteld door mij iedere twee weken naar Breukelen te sturen. Ook de rest van de ASTRON medewerkers die mij op één of andere wijze hebben meegeholpen bij de vele opdrachten en de afstudeeropdracht wil ik bedanken. Peter Smidt wil ik bedanken voor de begeleiding tijdens de periode van het schrijven van deze thesis. Zijn heldere ideeën en goede inbreng hebben zeker bijgedragen tot een betere uiteenzetting van de MKBA. En natuurlijk, “last but not least”, het thuisfront bedankt. De vele, vele momenten dat ik er niet was of boven achter de PC zat te werken, zal ik in de komende tijd compenseren. Veel leesplezier gewenst, Mark Bentum November 2002
2
Maatschappelijke kosten-batenanalyse van het LOFAR-project
3
INHOUDSOPGAVE Voorwoord
Blz. 2
Inhoudsopgave
Blz. 3
Samenvatting
Blz. 5
Summary
Blz. 7
1. Inleiding 1.1. 1.2. 1.3. 1.4.
De overheid en projectinvesteringen Doelstelling, probleemstelling en onderzoeksvragen Structuur en opzet van het rapport Beperkingen van het rapport
2. Wetenschappelijke achtergrond MKBA 2.1. 2.2. 2.3. 2.4. 2.5. 2.6.
De historie van de MKBA Wat is een MKBA? Worden MKBA’s veel gebruikt? Werkterreinen van de MKBA MKBA van fundamenteel onderzoek Conclusies
Blz. 9 Blz. Blz. Blz. Blz.
9 11 12 12
Blz. 13 Blz. Blz. Blz. Blz. Blz. Blz.
14 15 17 17 18 18
3. Kosten-batenanalyse van grote projecten
Blz. 19
4. ASTRON en LOFAR
Blz. 24
4.1. 4.2. 4.3. 4.4. 4.5.
De volgende generatie radiotelescopen LOFAR SWOT analyse Onderscheidend vermogen Conclusies
5. Analyse van het LOFAR-project 5.1. 5.2. 5.3. 5.4. 5.5. 5.6. 5.7.
Fundamenteel onderzoek Toegepast onderzoek Kennisdiffusie, voorlichting en onderwijs Netwerkinfrastructuur Supercomputer Antenneontwerp Samenvatting van mogelijk baten van LOFAR
Blz. Blz. Blz. Blz. Blz.
24 25 28 29 29
Blz. 30 Blz. Blz. Blz. Blz. Blz. Blz. Blz.
31 36 37 37 40 40 40
Maatschappelijke kosten-batenanalyse van het LOFAR-project
6. Onderzoeksfacetten rond de MKBA 6.1. 6.2. 6.3. 6.4. 6.5. 6.6. 6.7.
Projectalternatieven en het nulalternatief Omgevingsscenario’s, risico’s en onzekerheid Directe effecten, markt en concurrentieanalyse Indirecte effecten Externe effecten Niet (goed) in geld te waarderen effecten Overzicht van verder onderzoek
7. Stappenplan voor economische projectbeoordeling van LOFAR 7.1. 7.2. 7.3. 7.4. 7.5. 7.6. 7.7. 7.8. 7.9.
Probleemanalyse Projectdefinities Identificatie van projecteffecten Raming van relevante exogene ontwikkelingen Raming en waardering van projecteffecten Raming van de investerings- en exploitatiekosten Vervaardiging van kosten-batenopstellingen Varianten- en risicoanalyse Aanvullende taken
4
Blz. 43 Blz. Blz. Blz. Blz. Blz. Blz. Blz.
43 45 46 48 50 50 54
Blz. 55 Blz. Blz. Blz. Blz. Blz. Blz. Blz. Blz. Blz.
55 57 57 58 58 61 62 63 63
8. Een nadere analyse van de MKBA
Blz. 64
9. Conclusies en aanbevelingen
Blz. 65
Gebruikte literatuur
Blz. 71
Afkortingenlijst
Blz. 74
A. Inleiding van ASTRON
Blz. 75
B. Uitwerking cases
Blz. 78
C. Wet blankets throughout history
Blz. 103
D. Artikel “Solar wind brings down electrical power grid”
Blz. 104
E. Overzicht overheidsinbreng in de realisatie van breedbandnetwerken
Blz. 106
Maatschappelijke kosten-batenanalyse van het LOFAR-project
Samenvatting Duizenden, miljoenen of zelfs miljarden jaren kan straling uit het heelal onderweg zijn voor het onze aarde bereikt. Met behulp van geavanceerde radiotelescopen kan deze straling worden waargenomen en met de waargenomen gegevens kan vervolgens onderzoek worden gedaan naar verschijnselen die dus ver terug in de tijd plaatsvonden. Wetenschappers kijken uit naar nieuwe instrumenten waarmee nog verder in de tijd gekeken kan worden en waarvoor dus nog gevoeliger instrumenten moeten worden ontworpen. ASTRON ontwikkelt hiervoor een geheel nieuw concept gebaseerd op de platte-antenne technologie. LOFAR (LOw Frequency ARray) is de eerste concrete realisatie van een telescoop die deze nieuwe technologie toepast. De telescoop strekt zich uit over een gebied van ongeveer 400 kilometer. Hoewel de toepassing in eerste instantie zich puur op fundamenteel onderzoek richt, leidt de ontwikkeling van de telescoop tot een aantal economisch interessante aspecten. Zo kan het antenneontwerp ook voor andere, commerciële, toepassingen ingezet worden en kan het noodzakelijke breedbandnetwerk in Noord-Nederland een grote economische impact hebben. In een maatschappelijke kosten-batenanalyse (MKBA) worden alle effecten van een (overheids) investeringsproject in kaart gebracht en zo mogelijk voorzien van een financiële waardering. Op die manier bevordert een MKBA een integrale afweging van uiteenlopende aspecten. De MKBA wordt in de praktijk veel gebruikt. Dat is anders voor projecten die voor een belangrijk gedeelte bestaan uit fundamenteel onderzoek. In de literatuur hierover is niets bekend. In dit rapport wordt een structuur behandeld die oorspronkelijk is opgezet voor grote infrastructurele projecten, maar ook uitstekend toepasbaar blijkt te zijn voor projecten uit de telecommunicatie-infrastructuur en zelfs voor projecten waarbij een groot gedeelte bestaat uit fundamenteel onderzoek. De MKBA fungeert in dit geval als een solide structuur waarbinnen gezocht kan worden naar directe, indirecte en externe projecteffecten. Om een houvast te krijgen voor de fundamenteel onderzoekscomponent wordt gezocht naar mogelijke toepassingen en deze worden vervolgens verder geanalyseerd. Om deze structuur in de praktijk te testen, is een MKBA opgesteld voor het LOFARproject. Het resultaat van de analyse is een lijst van effecten die omgezet kunnen worden naar monetaire termen. De directe effecten van het LOFAR-project zijn: • • •
Werkgelegenheid voor het ontwikkelen en realiseren van LOFAR op de zes werkgebieden van LOFAR: fundamenteel onderzoek, toegepast onderzoek, platte antennes, supercomputer, kennisdiffusie en telecommunicatie-infrastructuur. Optimaliseren van meteorologische modellen waardoor verbeterde en nauwkeurigere voorspellingen op lange termijn gedaan kunnen worden van de weersverwachtingen. Lange termijnvoorspellingen (aantal dagen) van mogelijke zonnewinden, waardoor minder of geen onverwachte verschijnselen meer optreden. Hierdoor
5
Maatschappelijke kosten-batenanalyse van het LOFAR-project
• • • •
kunnen acties ondernomen worden om de schade te beperken van apparatuur op aarde, maar ook buiten de aarde (satellieten). Kennisdiffusie op verschillende gebieden, waaronder astronomie, techniek, en management van grote projecten. Toegepast onderzoeksresultaten op het gebied van onder andere de ICT, storingsonderdrukkingtechnieken, antenneontwerp, het ontwerp van de supercomputer, maar ook op het gebied van managementvaardigheden. Glasvezel breedbandnetwerk in Noord-Nederland. Op termijn een aantal toepassingen die nu nog niet bekend zijn en waarvan de maatschappelijke waarde niet in te schatten is.
Indirecte economische effecten zijn: • • •
Het opstarten van een groot aantal projecten ten gevolge van het exploiteren van het breedbandnetwerk. Het exploiteren van een bezoekerscentrum. Exploitatie van kennis van hardware, software en management van grote projecten.
Externe effecten zijn nog niet in kaart gebracht. De MKBA van het LOFAR-project valt gunstig uit. Als alleen al gekeken wordt naar de baten van mogelijke extra werkgelegenheid en de inkomsten van de BTW, dan kan de overheid binnen tien jaar de totale investeringen (en de jaarlijks terugkerende exploitatiekosten) terug verdienen. Tevens wordt geconcludeerd dat maatschappelijk gezien het LOFAR-project zal bijdragen aan meer R&D-activiteiten in Noord-Nederland. Dit geeft een opwaardering van de economische positie van Noord-Nederland. In de uitgevoerde MKBA van LOFAR is echter een aantal baten nog niet in monetaire termen gebracht. Hiervoor is verder onderzoek noodzakelijk. De aanbeveling is om dit onderzoek uit te besteden aan een onderzoeksbureau. Hiervoor zijn inmiddels de eerste stappen gezet. Dit rapport had mede als doel om de methodiek van de MKBA uit te werken en toe te passen op een project waarbij fundamenteel onderzoek een belangrijke component is. Uit literatuuronderzoek is gebleken dat het wetenschappelijk terrein nog onontgonnen is. Een eerste aanzet om hier toch mee om te kunnen gaan is gemaakt in dit rapport. Er is vanzelfsprekend verder onderzoek noodzakelijk om de relatie tussen MKBA’s voor projecten met een fundamentele onderzoekscomponent en de wetenschap nader in kaart te brengen.
6
Maatschappelijke kosten-batenanalyse van het LOFAR-project
7
Summary Radiation from objects in the universe can travel thousands, millions or even billions of years before it reaches Earth. Using advanced radio telescopes this radiation can be detected. Since the signals have travelled for so long, the data from the radio telescopes comes from phenomena billions of years in the past. Astronomers are looking forward to new instruments with which they can observe even further back in time and answer the many questions they have about the origin of the universe. These new instruments must be a hundred times more sensitive than today’s instruments. ASTRON is working on a completely new concept based on phased-array technology to make the construction of these next generation telescopes possible. LOFAR (Low Frequency Array) is the first concrete realisation of the new concept. The telescope stretches out in a circle of almost 400 kilometres. Although the main drive in the development of LOFAR is purely scientific, LOFAR also offers several very interesting economic aspects. For instance, the new antenna design can be used in commercial applications while the broadband telecommunication infrastructure can have a huge economic impact in the North of the Netherlands. A social cost-benefit analysis (SCBA) is a useful tool to map the effects of a government investment project and to determine the financial value of these effects. Using an SCBA a complete overview of all aspects is obtained. Although the SCBA is well accepted in practice, no examples and literature were found of SCBA’s of fundamental research projects. For large infrastructure projects (e.g. railroads, airpoirts) a well-accepted structure is in use, which is also used in this report. Without major modifications this structure can also be used for telecommunication infrastructure projects and even for projects with a major fundamental research component. The SCBA acts as a solid structure to determine direct, indirect and external project effects. Looking at possible applications of the scientific research component is a way to take account of the effects of this part in the SCBA. To test this structure in practice, a SCBA has been made for the LOFAR-project. The output of the first step in the analysis is a list of effects, which can be transferred into financial terms. The direct effects of the LOFAR-project are: •
• • •
Employment due to the research, development and realisation of LOFAR in all six work areas: fundamental research, practical research, phased-array antenna technology, supercomputer, knowledge diffusion and telecommunication infrastructure. Optimisation of meteorological models, resulting in better and more accurate predictions of weather in the long term. Prediction of solar Coronal Mass Ejection (CME) in a much better way. This introduces more time to take actions to reduce possible damage to satellites, power plants, and power networks. Increase of knowledge in many areas, like astronomy, engineering and project management. This can and will be disseminated.
Maatschappelijke kosten-batenanalyse van het LOFAR-project
• • •
Results in practical research areas. Examples are ICT research, RFI mitigation techniques, phased-array antenna design and management skills. A high-speed fibre network in the North of the Netherlands In the long term several applications resulting from the research possibilities with LOFAR. These applications are as yet unknown.
Indirect economic effects are: • • •
Start up of a huge number of initiatives in the North of the Netherlands due to the presence of a high-speed fibre network. Exploitation of a visitors centre. Exploitation of commercial spin-off in the areas of hardware, software and management.
The external effects have not yet been considered. These are subject for further research. The SCBA of the LOFAR-project is positive. If we only consider the extra employment, which generates tax-income for the government, and the VAT income, the return of investment (including exploitation costs) is within ten years. Besides this financial aspect the LOFAR-project also generates more R&D activities in the northern part of the Netherlands. This is of importance for the stimulation of the economic position of this part of the Netherlands. A number of effects have not yet been evaluated in financial terms. To do this, more research is needed. The recommendation is to contract an external bureau to make the complete SCBA. First contacts with a bureau have already been made. One of the goals of this report was to work out a methodology for a SCBA for projects with a fundamental research component. There was no literature available on this subject. A first start has been made in this report. Besides that, an example has been worked out. However, for a more fundamental methodology more examples should be worked out. Doing this, the relation between the SCBA and scientific research will be improved.
8
Maatschappelijke kosten-batenanalyse van het LOFAR-project
9
1 Inleiding 1.1. De overheid en projectinvesteringen Bij investeringen in projecten komt altijd de vraag naar voren wanneer de investeringen zijn terugverdiend. Als deze investeringen in het bedrijfsleven zijn gepleegd dan gaat het bij het terugverdienen zuiver om ‘geld’, ofwel: wanneer is er sprake van ROI (Return On Investment). In de economie lijkt het vaak alleen over geld te gaan. Ook bij overheidsinvesteringen komt de vraag van terugverdienen naar voren. Echter kan de reden van investeringen van de overheid ook een maatschappelijke reden zijn. Om de maatschappelijke impact in beeld te brengen moet ook rekening gehouden worden met zaken die niet of nauwelijks in geld zijn uit te drukken, zoals het belang van het milieu en de leefbaarheid. De beste manier om de effecten van overheidsinvesteringen in kaart te brengen is een maatschappelijke kosten-batenanalyse (MKBA). In een MKBA worden alle effecten van een investering systematisch ingeschat en indien mogelijk van een financiële waardering voorzien. De effecten beslaan dan niet een enkel bedrijf, maar een gehele regio of een geheel land. In 1993 is het Fonds Economische Structuurversterking (FES) ingesteld. Het FES wordt jaarlijks gevuld met twee miljard euro aan aardgasbaten. De Interdepartementale Commissie voor het Economisch Structuurbeleid (ICES) adviseert over de aanwending van het FES. Om dit te coördineren kunnen aanvragen worden ingediend bij ICES. En plannen zijn er genoeg. In de investeringsronde van 2001 hebben provincies, ministeries en gemeenten enkele honderden investeringsvoorstellen ingediend met een totale waarde van meer dan honderd miljard euro. Een deelgebied van ICES is het stimuleren van onderzoek. De overheid probeert onderzoek te versterken, onder andere door subsidies via het ICES/KIS (ICES – Kennis InfraStructuur). Het vasthouden van kennis is een belangrijke taak van de overheid! Zeker op dit moment, nu het iets minder gaat in de economie. In Noord-Nederland is een aantal bedrijven in een moeilijke positie beland. Onder andere KPN, CMG en Ericsson hebben een groot aantal medewerkers ontslagen. De overheid beoordeelt de projecten door te kijken naar de verwachte kosten en baten en verder naar de onzekerheden en mogelijke alternatieven. In dit rapport zal nader worden ingegaan op de methode om deze overheidsinvesteringen te analyseren, de MKBA. Met name zal gekeken worden of het mogelijk is om met de bekende methodes van MKBA ook niet-traditionele projecten te analyseren, zoals fundamentele onderzoeksprojecten. Eén van de ingediende onderzoeksprojecten met een fundamenteel onderzoekskarakter is het LOFAR-project, ingediend door de stichting Astronomisch Onderzoek in Nederland (ASTRON). Voor ASTRON breken interessante tijden aan. ASTRON is bezig met de ontwikkeling en realisering van nieuwe astronomische waarneeminstrumenten. Nieuwe waarneeminstrumenten zullen twee ordes groter en gevoeliger moeten zijn dan de huidige waarneeminstrumenten. Daarmee zullen deze telescopen een grotere impact
Maatschappelijke kosten-batenanalyse van het LOFAR-project
hebben op de samenleving. Er zal ruimte gezocht moeten worden om deze telescoop te plaatsen en ook de financiering van dergelijke instrumenten is hoog. De oorspronkelijke kosten van de WSRT (Westerbork Synthese Radio Telescoop) waren rond de 25 miljoen gulden. Financiering via de traditionele weg is niet meer mogelijk. NWO, de moederorganisatie van ASTRON, zal niet meer gaan investeren in grote infrastructurele faciliteiten. Ook is het maar de vraag of een enkel land de financiering wil dragen. Om deze financiële reden, maar ook om technische redenen, zijn de projecten voor volgende generatie telescopen internationale projecten. Deze verhoogde complexiteit, alsmede de internationale aanpak van dergelijke projecten, vragen in toenemende mate organiserend vermogen van ASTRON. Er is een vernieuwde aanpak noodzakelijk. En ASTRON speelt daarin een centrale rol. Momenteel zijn twee grote projecten gestart, te weten SKA (Square Kilometre Array) en LOFAR (Low Frequency Array). Vanwege het feit dat de technologie om SKA te maken nog niet voorhanden is, is ASTRON begonnen met het ontwerpen van LOFAR. LOFAR kan gezien worden als een stap in de ontwikkeling van SKA. Het voordeel van het ontwerpen van LOFAR is de betrekkelijk lage frequentie (10 tot 250 MHz in plaats van de voor SKA toegankelijke 200 MHz tot 20 GHz). Op dit moment is de technologie om LOFAR te ontwerpen en realiseren wel voorhanden. Behalve het waarneemgebied zijn de overeenkomsten met SKA groot. Met LOFAR maakt ASTRON dus een grote stap in de richting van de ontwikkeling van SKA. Om dit parallelle traject niet uit het oog te verliezen, is het noodzakelijk dat tijdens de ontwikkeling en realisatie van LOFAR ook aandacht geschonken blijft aan SKA. Deze extra investeringen zijn niet meegenomen in dit rapport. Dit rapport richt zich enkel op het LOFAR-project. Hoewel de projecten voor de volgende generatie radiotelescopen internationale projecten zijn, is het maar de vraag waar uiteindelijk de telescopen geplaatst worden. Zo ook bij LOFAR. Binnen het project is een werkpakket ‘site selection’ gedefinieerd, waarin de optimale locatie van LOFAR gekozen wordt. Onafhankelijk van deze uitkomst is ASTRON van plan om een LOFAR telescoop in Nederland (waarvan overigens een gedeelte ook in het buitenland geplaatst gaat worden) te plaatsen. Voor de uitwerking van de kostenbatenanalyse van LOFAR zal worden uitgegaan van een volledig Nederlandse telescoop. Dat betekent dus dat alle baten, maar zeker ook het merendeel van de kosten, voor rekening van Nederland komen te liggen. In hoofdstuk 8, waar een nadere analyse van de gevonden baten en kosten wordt verricht, wordt nog kort ingegaan op de impact van een internationaal project op de MKBA. Een MKBA kan op veel verschillende wijzen worden uitgevoerd, met dito verschillende uitkomsten. Deze onoverzichtelijke situatie bij economische beoordelingen (vooral bij grote infrastructuurprojecten) was aanleiding voor het OEEI (Onderzoeksprogramma Economische Effecten Infrastructuur) om een onderzoeksprogramma op te zetten om orde in de chaos aan te brengen. De resultaten van dit onderzoeksprogramma zijn samengevat in de publicatie van het CPB: “Evaluatie van Infrastructuurprojecten – Leidraad voor kosten-batenanalyse’ [Eijgenraam00]. Eén van de sterkte punten van dit rapport is het ontstaan van consensus binnen de grote groep onderzoeksinstituten dat bij heeft gedragen, bestaande uit het CPB, AVV, BCI, CE, IOO, KPMG, MuConsult, NEI, NYFER, Rijksuniversiteit Groningen, TNO Inro, Vrije Universiteit. De leidraad is toegespitst op de economische beoordeling van fysieke infrastructuurprojecten in Nederland. Het is dus geen algemeen handboek MKBA. Echter, de link tussen fysieke infrastructuurprojecten en LOFAR is zeer groot. Want LOFAR is behalve een onderzoeksinstrument ook een middel om een groot telecommunicatie-infrastructuur netwerk aan te leggen. Dat dit voor LOFAR essentieel is moge duidelijk zijn. Het leggen van een telecommunicatie-infrastructuur heeft veel overeenkomsten met een fysieke infrastructuur. Dat wordt nog eens benadrukt in de in 1999 uitgekomen Nota Ruimtelijk Economisch Beleid door de Staatssecretaris van Economische Zaken. In deze nota is naast fysieke infrastructuur ook aandacht besteed aan de telecommunicatieinfrastructuur. In het rapport ‘Ruimtelijke verschillen in de telecommunicatieinfrastructuur’, van het Ministerie van Economische Zaken [MinEZ99b], wordt geconcludeerd dat ten gevolge van de huidige markttrend, mobiele communicatie en
10
Maatschappelijke kosten-batenanalyse van het LOFAR-project
breedband datacommunicatie de traditionele telefoniemarkt verdringen. En wat is nu het netwerk van LOFAR? Precies, een breedband datacommunicatie netwerk. In dit rapport zal het LOFAR-project worden opgedeeld in een aantal deelprojecten, waarvan telkens de kosten en baten zullen worden bekeken. Het is duidelijk dat vooral het breedbandnetwerk potentie heeft om economische baten op te leveren. En dan is het niet zo’n gek idee om de voorgestelde opbouw van het OEEI-rapport te gebruiken voor de MKBA van LOFAR. 1.2. Doelstelling, probleemstelling en onderzoeksvragen Het opstellen van een MKBA zou men kunnen vergelijken met het samenstellen van een maaltijd. Wat voor de één lekker en dus belangrijk is, zal een ander een detail kunnen vinden. Er zijn dus verschillende invalshoeken om een MKBA op te stellen, met uiteraard ook verschillende uitkomsten. Dit is wetenschappelijk gezien niet erg sterk. Toch moeten we de functie van een kosten-batenanalyse niet uit het oog verliezen: een MKBA wordt opgesteld ter ondersteuning van de beleidsbeslissing. Hoewel er sprake kan zijn van verschillende uitkomsten, en hoewel we kijken naar de toekomst waarin een zekere mate van onzekerheid is, kan een MKBA zeker bijdragen aan een gefundeerde beleidsbeslissing. In het volgende hoofdstuk zal deze relatie tussen de wetenschap en de MKBA verder uitgediept worden. De volgende vraag is of van een project met als belangrijk onderdeel fundamenteel onderzoek, ook een MKBA kan worden opgesteld. De doelstelling van dit rapport is dan ook: Een methodiek opstellen waarmee redelijkerwijs een maatschappelijke kostenbatenanalyse kan worden opgesteld voor grote projecten waarbij fundamenteel onderzoek een belangrijk deel van de opbrengsten van het project is. Naast deze wetenschappelijke doelstelling is er zeker ook nog een doelstelling aanwezig voor de Stichting ASTRON: Een maatschappelijke kosten-batenanalyse opstellen van het LOFAR-project. Deze twee doelstellingen zijn zeer goed samen te verwoorden in de probleemstelling van dit rapport: Is het mogelijk om een maatschappelijke kosten-batenanalyse op te stellen van een project waarin fundamenteel onderzoek een belangrijke deel is? Hoe moet dan vervolgens zo’n maatschappelijke kosten-batenanalyse worden opgesteld? Kan deze methodologie worden getest door een maatschappelijke kostenbatenanalyse op te stellen van het LOFAR-project van ASTRON? Op basis hiervan kunnen een aantal onderzoeksvragen worden samengesteld. Aan het einde van het rapport zal in het afsluitend hoofdstuk teruggekomen worden op deze onderzoeksvragen. De onderzoeksvragen zijn dan: -
Hoe wordt een maatschappelijke kosten-batenanalyse opgezet? Bestaat er literatuur over MKBA’s voor fundamenteel onderzoek? Hoe kan een MKBA opgesteld worden voor een complex project? Is de techniek gebruikt bij het opstellen van een MKBA bij fysieke infrastructuur projecten ook toepasbaar op telecommunicatie-infrastructuur projecten? In hoeverre is het mogelijk om aspecten van fundamenteel onderzoek mee te nemen in een integrale MKBA? Past het LOFAR-project in de structuur om een MKBA op te stellen?
11
Maatschappelijke kosten-batenanalyse van het LOFAR-project
-
Wat zijn de kosten en baten van het LOFAR-project? In welke mate moet ASTRON mee doen in PPS-constructies om de baten van het project te realiseren?
Met het beantwoorden van de onderzoeksvragen wordt antwoord gegeven op de probleemstelling en de beide doelstellingen van het project. 1.3. Structuur en opzet van het rapport Om te komen tot het beantwoorden van de onderzoeksvragen, is het rapport als volgt opgebouwd. In het volgende hoofdstuk zal de wetenschappelijke achtergrond van de MKBA verder worden uitgewerkt. Een aantal vragen die aan de orde komen: Wat is nu een MKBA? Wat betekent een MKBA wetenschappelijk gezien? Zijn er voorbeelden van goede MKBA’s? Is er een uniforme structuur voor het opstellen van een MKBA? Kunnen projecten die betrekking hebben op fundamenteel onderzoek ook middels deze structuur van een MKBA worden geanalyseerd? In hoofdstuk 3 zal de gebruikte structuur om MKBA op te stellen voor grote projecten worden beschreven. Er is hier sterk geleund op de bestaande structuur bij het opstellen van MKBA’s voor grote infrastructuur projecten. Het interessante van deze structuur is de acceptatie van deze structuur door de grote planbureaus in Nederland. Voor nieuwe grote infrastructurele overheidsinvesteringen is deze structuur inmiddels verplicht gesteld door de regering. In hoofdstuk 4 zal in het kort het LOFAR-project worden geschetst, waarna in hoofdstuk 5 het project verder uitgewerkt wordt. Gekeken zal worden naar mogelijke baten van het project. In de hoofdstukken 6 en 7 wordt de MKBA van LOFAR opgesteld, waar gebruik wordt gemaakt van de in hoofdstuk 3 beschreven structuur. Het uiteindelijke resultaat van de MKBA voor LOFAR zal in deze hoofdstukken worden gepresenteerd. In hoofdstuk 8 zal de uitkomst van de MKBA voor LOFAR worden geanalyseerd. Het rapport wordt afgesloten met een aantal conclusies en aanbevelingen voor verder onderzoek. In deze conclusies zullen de eerder gestelde onderzoeksvragen worden beantwoord. 1.4. Beperkingen van het rapport Het opstellen van een MKBA is niet een eenvoudige opgave. Het uitzoeken van alle effecten van een project en deze dan vervolgens omzetten in een monetaire waardering kost simpelweg een heleboel tijd. Het is dan ook een te mooie gedachte dat met dit rapport de kosten en baten van het LOFAR-project op een rijtje zijn gezet. Wel is een uitgebreide inventarisatie gemaakt waarin de kosten en baten kwalitatief zijn genoemd. Ook is er gekeken naar een aantal kwantitatieve aspecten. Al met al is een goede start gemaakt voor een MKBA voor het LOFAR-project.
12
Maatschappelijke kosten-batenanalyse van het LOFAR-project
2 Wetenschappelijke achtergrond MKBA En men vroeg aan Faraday: “Waar is dat nu voor nodig – die elektriciteit – waar u onderzoek naar doet? Moeten we dat onderzoek echt gaan financieren?”. En Faraday antwoordde: “Doe het nu maar en wacht maar af – dit levert jullie straks veel belastinginkomsten op”. Overheden interveniëren op ruime schaal in markten voor onderzoek en ontwikkeling. Direct, bijvoorbeeld door het financieren van wetenschappelijk onderzoek aan universiteiten, het bestellen van militair materieel op basis van nog te ontwikkelen technologie [Koning01] en het subsidiëren van innovatieve projecten in het bedrijfsleven. Maar ook op indirecte wijze, bijvoorbeeld door mededingingswetgeving, door het opleggen van technische normen en door het opleiden van jongeren tot onderzoeken [Cornet01]. Een terechte vraag is dan te stellen of investeren in infrastructuur (bijvoorbeeld het breedbandnetwerk voor LOFAR) een taak van de overheid is of van het bedrijfsleven. Deze afweging is van belang om vanuit een juist gezichtspunt een lijst van kosten en baten te kunnen bepalen. Bijvoorbeeld zijn vanuit het perspectief van het bedrijfsleven niet alle baten direct toerekenbaar aan een project [Nyfer95]. Om twee redenen vinden grote projecten in de infrastructuur vaak plaats voor de rekening van de overheid [Nyfer95]. In de eerste plaats is het vaak inefficiënt om de investeringsselectie in handen te geven van de private sector, omdat er geen efficiënt mechanisme is om de gebruikers direct te laten betalen. Een bekend voorbeeld is het wegennet. Alleen voor de grootste hoofdwegen is bij de huidige technologie het heffen van tol economisch efficiënt; kleinere wegen en straten tussen woonhuizen zijn tolvrij en moeten dan ook vrijwel altijd van overheidswege worden aangelegd en onderhouden. Een tweede reden waarom de overheid vaak het voortouw moet nemen bij grote projecten in de infrastructuur is de risicopremie die private beleggers zouden eisen in geval van een private financiering. De reden dat pensionfondsen of banken vaak niet kunnen of willen participeren in de aanleg van grote projecten, is de inschatting van politieke onzekerheden. Voorbeelden zijn juridische acties door tegenstanders welke de aanleg kunnen opschorten. In [Cornet01] wordt nog een andere reden gegeven waarom de overheid of de supraoverheid investeert in onderzoeksprojecten: het falen van de markt voor R&D is een motivatie voor het ingrijpen door de (europese) overheid. Marktfalen komt met name tot uitdrukking in de internationale kennisspillovers, maar ook in positieve externe effecten verbonden aan de producten en diensten waarvoor de kennis als input dient, in schaaleffecten, in de vraag naar technische standaarden en normen en in het speculatieve karakter van sommige grote onderzoeksprojecten. Als de overheid actief betrokken raakt bij grote projecten, is het natuurlijk van belang wat de betrokkenheid is. Economische projectbeoordeling draagt dan bij aan het zinvol
13
Maatschappelijke kosten-batenanalyse van het LOFAR-project
afwegen van vaak ongelijksoortige en ongelijk verdeelde effecten van deze projecten [Eijgenraam00]. Een middel om deze economische projectbeoordeling uit te voeren is een MKBA. De MKBA is goed verankerd in de economische wetenschap en wordt in de praktijk vaak toegepast. In een MKBA kunnen alle effecten van een investeringsproject worden ingeschat en zo mogelijk voorzien van financiële waardering. Bovendien geeft een MKBA een beeld van verdelingseffecten, alternatieven en onzekerheid. Een integrale afweging kan alleen worden gemaakt op basis van integrale informatie: een MKBA biedt deze informatie. Natuurlijk verschillen de meningen over de mate van wetenschappelijke fundering in overheidsbeleid, maar de algemene opvatting is wel dat naar mate de wetenschappelijke fundering van overheidsbeleid toeneemt, er sprake is van een beter beleid [Mierlo02]. De praktijk is echter anders. De vertaling van de wetenschappelijke theorie naar de beleidstheorie is moeizaam en er is dan ook vaak sprake van beleidsfalen. Beleidsfalen is een klassiek thema in de wetenschap. In [Wolf93] wordt het falen van het beleid van de overheid (overheidsfalen) vergeleken met marktfalen in de markttheorie. De thematiek van marktfalen en overheidsfalen is een standaardonderdeel van het vakgebied Openbare Financiën [Matthijs99]. Het vakgebied van de Openbare Financiën, ook bekend onder de moderne benaming van “Economie van de Publieke Sector”, wordt traditioneel onderverdeeld in vier deelgebieden [Mierlo02]: Overheidsinkomsten – economie van de belastingheffing en van de sociale premieheffing Overheidsuitgaven – uitgavenleer Overheidsorganisatie – institutionele analyse Overheidsbeleid – kosten-batenanalyse, beleidsanalyse en beleidsevaluatie In dit rapport wordt de kosten-batenanalyse verder geanalyseerd en moet dus voor een wetenschappelijke verantwoording gekeken worden in het deelgebied van overheidsbeleid van de Openbare Financiën. Zoals eerder gezegd zijn onderzoek (wetenschap) en beleid een klassiek begrippenpaar. Dit blijkt onder andere uit oude publicaties waarin dit wordt opgemerkt, zoals bijvoorbeeld [Aquina74] uit 1974. Wetenschappelijke kennis kan worden toegepast ter onderbouwing van overheidsbeleid. Dit wordt ook wel ‘science for policy’ [Mierlo02] genoemd, oftewel de rol die wetenschappelijk onderzoek speelt in de onderbouwing van het overheidsbeleid. Het overheidsbeleid wordt verondersteld beter te werken, naarmate het beleid meer en beter met de resultaten van wetenschappelijk onderzoek is onderbouwd. Een hulpmiddel bij deze onderbouwing is dan de MKBA. Naast de onderbouwing van beleid kan een MKBA ook gebruikt worden bij de evaluatie van beleid. We spreken respectievelijk van ‘ex ante MKBA’ en ‘ex post MKBA’. Omdat dezelfde principes worden gebruikt bij het opstellen van de MKBA voor, dan wel na het uitvoeren van een project, wordt in dit rapport geen onderscheid gemaakt. Naast de ‘ex ante’ en ‘ex post’ MKBA, kan een MKBA ook verricht worden tijdens een project of programma. We spreken dan van ‘In Medias Res’. 2.1. De historie van de MKBA De moderne MKBA is een resultaat van drie historische ontwikkelingen. De eerste ontwikkeling is de groei van de centrale overheid in de loop van de twintigste eeuw. In de Verenigde Staten werd in 1936 voor het eerst over kosten en baten gesproken in relatie met het beheersen van overstromingsproblemen [Adler99]. De populariteit van de MKBA groeide naarmate de centrale overheid groeide. De tweede historische ontwikkeling was de wens van de overheid om beleidsbeslissingen te plegen op basis van wetenschappelijke principes (ook wel progressivisme genoemd). De derde historische ontwikkeling is de uitvinding van moderne welvaartseconomie, waardoor de
14
Maatschappelijke kosten-batenanalyse van het LOFAR-project
wetenschappelijke principes werden ontwikkeld en uitgewerkt. Tezamen maken deze drie ontwikkelingen dus de koppeling tussen wetenschap en het nemen van beleidsbeslissingen. Moderne welvaartseconomie begon bij de theorie ontwikkelt door Pareto. Pareto ontwikkelde een principe waarbij een project wenselijk is, wanneer ten minste één persoon beter af is, zonder dat een ander persoon er minder van wordt. Dit is voor overheidsprojecten natuurlijk een behoorlijk probleem om hieraan te voldoen. Immers, een overheidsbeslissing heeft (bijna) altijd nadelen voor sommige mensen (bijvoorbeeld het plaatsen van een snelweg kan tot gevolg hebben dat mensen moeten verhuizen om plaats te maken voor de snelweg). Daarom werd al vrij snel overgegaan tot een iets andere definitie van het slagen van een project: een project is geslaagd als de voordelen (baten) zodanig zijn dat ze de nadelen voldoende compenseren. Deze compensatietests zijn de basis van de moderne MKBA. Dit heeft zich allemaal afgespeeld in de jaren ‘50 en 60’. De MKBA was destijds een populair instrument om beleidsbeslissingen te beoordelen, ondanks het feit dat een gedegen wetenschappelijke onderbouwing afwegen was. Een van de eerste keren dat dit instrument is gebruikt was hoogstwaarschijnlijk bij een groot infrastructureel project het Tennessee Valley Project in de Verenigde Staten. Jan Tinbergen heeft de eerste Nederlandse MKBA uitgevoerd over de Deltawerken in opdracht van de Commissie Klaasses [Mourits98]. De terechte vraag is nu natuurlijk of er inmiddels wel een wetenschappelijk onderbouwde theorie aanwezig is over de MKBA. In [Adler99] wordt het antwoord gegeven en die luidt helaas negatief. Nog steeds zijn de argumenten tegen een MKBA nog niet door een gedegen wetenschappelijk theorie weerlegd. Als reden wordt aangegeven dat de wetenschappelijke literatuur over de MKBA zeer gefragmenteerd is, waarbij critici eerder naar de argumenten van de opponenten kijken dan naar de daadwerkelijke inhoud. De populariteit van de MKBA in de praktijk is wel heel groot, ook in Nederland. In Nederland is afgesproken om bij alle grote infrastructuurprojecten een MKBA uit te voeren. De grote onderzoeksbureaus (waaronder NEI, Nyfer, en het CPB) hebben een kader opgesteld om dat te doen [Eijgenraam00]. In een brief aan de tweede kamer van het ministerie van Verkeer en Waterstaat is de verplichte MKBA voor infrastructuurprojecten in April 2000 vastgesteld aan de hand van het opgestelde kader. 2.2. Wat is een MKBA? Een MKBA geeft zicht op alle relevante effecten van een beslissing (bijvoorbeeld het uitvoeren van een project) op de maatschappelijke welvaart. De MKBA richt zich met name op het vaststellen van de waarde die de samenleving toekent aan de effecten van uitvoering van een project, of, omgekeerd, aan het vermijden van de effecten bij het niet uitvoeren van het project. De MKBA voorziet in een opstelling van de voor- en nadelen van het project voor alle betrokken partijen in de samenleving, gedurende de gehele levensduur. Aan de hand van een MKBA kan dan een beeld gevormd worden over: • • • •
Een integrale afweging van verschillende effecten De verdeling van kosten en baten Een lijst van mogelijke alternatieven, waaronder het zogeheten nulalternatief Risico’s en onzekerheden rond het project
15
Maatschappelijke kosten-batenanalyse van het LOFAR-project
16
In [Eijgenraam00] wordt dan een definitie gegeven van een MKBA: In een kosten-batenanalyse worden alle effecten van een investeringsproject in kaart gebracht en zo mogelijk voorzien van een financiële waardering. Op die manier bevordert een kosten-batenanalyse een integrale afweging van uiteenlopende aspecten. Bovendien geeft MKBA een beeld van verdelingseffecten, (project)alternatieven en onzekerheden. Een MKBA heeft dus verschillende waarden voor een project of programma en kan op verschillende momenten in het proces worden uitgevoerd. In tabel 2.1. is een overzicht gegeven van waarden van de MKBA en het tijdstip van uitvoering. Waarde van de MKBA
Ex ante
In Medias Res
Beslissingen over benodigde resources
Grote waarde – bepaald go/ nogo van het project Slechte afschatting – effecten moeten nog optreden
Kan verschuiving van middelen bewerkstelligen Beter – onzekerheden zijn kleiner
Bijdrage aan de waarde van vergelijkbare projecten
Onwaarschijnlijk
Goed – wel corrigeren voor verschillen tussen de projecten
Leren over het opstellen, meten en evalueren van fouten in MKBA
Geen bijdrage
Geen bijdrage
Leren van de werkelijke waarde van een project
Ex post
Te laat – project is over De methode, alhoewel lange termijn gevolgen nog op kunnen treden Heel waardevol – ook hier corrigeren voor verschillen tussen de projecten Geen bijdrage
Vergelijking tussen ex ante/ex post/ in medias res Gelijk aan In medias Res of ex post Gelijk aan In medias Res of ex post
Gelijk aan In medias Res of ex post
Geeft informatie over MKBA.
Tabel 2.1. Waarde van de MKBA als functie van het tijdstip van uitvoering. Bron: [Boardman01]. De publieke sector en de private sector verschillen op een aantal punten van elkaar. Zo zal het ook zijn bij het opstellen van een lijst van kosten en baten. Immers, een verbetering aan de natuur is voor een bedrijf niet direct een baat, terwijl dit zeker één van de doelstellingen is van de overheid. In de private sector wordt er dan ook vaak gesproken over bedrijfseconomische rentabiliteitsanalyse, terwijl in de publieke sector vaak de term MKBA gebruikt wordt. Een MKBA verschilt dan ook om de volgende redenen van een bedrijfseconomische rentabiliteitsanalyse [CPB01]: In de eerste plaats is de ondernemer van het project niet de enige die voor- dan wel nadelen ondervindt van het project. Voor zover ook anderen, waaronder gebruikers en overheid, effecten ondervinden die niet in de kasstromen van de ondernemer tot uitdrukking komen, wordt daar in de MKBA expliciet aandacht aan geschonken.
Maatschappelijke kosten-batenanalyse van het LOFAR-project
In de tweede plaats weerspiegelen de marktprijzen waarin de kasstromen zijn uitgedrukt, niet altijd de maatschappelijke waarde van de onderliggende effecten. Zo kunnen er zelfs marktprijzen voor sommige maatschappelijk belangrijke effecten – zoals milieu en geluid – ontbreken. Bij een maatschappelijke beoordeling van het project moeten deze wel worden meegenomen. LOFAR is zo’n project waarbij een bedrijfseconomische rentabiliteitsanalyse onvoldoende is om alle kosten en baten in kaart te brengen. Er moet dus een MKBA worden opgesteld. 2.3. Worden MKBA’s veel gebruikt? Een MKBA is dus een middel om de economische projectbeoordeling uit te voeren. Maar wordt zij ook gebruikt bij grote projecten? Natuurlijk zijn er voorbeelden te over: Betuwelijn, Zuiderzeelijn [Nyfer01], Project Mainport Rotterdam [PMR02], Uitbreiding Schiphol, HSL, en de Joint Strike Fighter [Koning01]. Bijna al deze projecten zijn grote infrastructurele projecten. Een MKBA is een uitermate zinvol instrument. In [Damme01] wordt dit nog eens benadrukt bij het analyseren van de MDW (Marktwerking, Deregulering en Wetgevingskwaliteit) operatie van het paarse kabinet. In [Hahn98] wordt de MKBA bij de deregulering (minimaliseren van de met regelgeving samenhangende administratieve lastendruk) in de USA onder de loep genomen. In de USA zijn ‘agencies’ verplicht een MKBA te doen voor alle federale ‘regulations’ die worden uitgevaardigd. Dit is al zo sinds 1981, toen President Reagan dit in ‘Executive Order’ 12291 heeft vastgesteld (en door Clinton die in 1993 middels de Executive Order 12866 expliciet de MKBA voorschrijft). Zo’n MKBA schrijft voor dat de kosten en de baten van de voorgestelde regulering, alsmede de mogelijke alternatieven, in kaart worden gebracht en zoveel mogelijk in monetaire termen worden uitgedrukt. Alleen als de MKBA positief uitvalt mag de regulering uitgevoerd worden. In [Hahn98] wordt echter vastgesteld dat de federale agencies in slechts 29% van de gevallen netto baten worden gekwantificeerd, in 27% van de gevallen worden geen alternatieven voor de voorgestelde regulering besproken en in slechts 31% worden de kosten en baten van deze alternatieven gekwantificeerd. In [Adler99] wordt misschien de reden gegeven: De reputatie van een MKBA onder academici is nog nooit zo slecht geweest, terwijl de populariteit van de MKBA onder agencies nog nooit zo hoog is geweest. “An approach that knows the price of everything and the value of nothing”[Mourits98]. Veel wetenschappers menen dat MKBA geen moreel relevante informatie geeft en daarom niet gebruikt hoort te worden in projectevaluaties. Toch vreemd dat praktijk en wetenschap uit elkaar dreigen te groeien. Maar waarom treedt deze divergentie op? Zijn de academische argumenten tegen een MKBA wel terecht? In [Adler99] worden de volgende claims vastgesteld: -
-
Een veelgebruikt argument tegen het gebruik van MKBA is dat de uitkomst van een MKBA vaak gebaseerd is op moreel ongerechtvaardigde argumenten. Maar men moet niet vergeten dat een MKBA een instrument is om beslissingen mee te funderen en niet een morele standaard. Een MKBA kan zeker nauwkeurige resultaten leveren zolang het maar op de juiste manier ingezet is.
2.4. Werkterreinen van de MKBA Om een idee te geven dat de MKBA op zeer veel terreinen wordt ingezet, is in [Boardman01] een literatuuroverzicht gegeven van werkgebieden waar een MKBA voor is uitgevoerd. De lijst bestaat uit de volgende werkgebieden:
17
Maatschappelijke kosten-batenanalyse van het LOFAR-project
Landbouw Luchtverontreiniging Geweldsmisbruik Economische ontwikkeling en industrieel beleid Onderwijs en trainingsprogramma’s Energie en energie conservatie Bosbouw Gevaarlijk afval (o.a. nucleair afval) Zorg en de zorgregulering Volkshuisvesting Industrieregulering Informatie Migratie
18
Geluidshinder Parken, rivieren en andere recreatie Professionele regulering Publieke werk Onderzoek en ontwikkeling Recreatieve en commerciële visserij Herdistributie programma’s Transport Afvalverwerking Water Water verontreiniging Wildernis, moerasland en flora een fauna
2.5. MKBA van fundamenteel onderzoek In het lijstje van de vorige paragraaf komt fundamenteel onderzoek niet voor. Weliswaar staat Onderzoek en Ontwikkeling wel in het lijstje, maar als we verder kijken naar de literatuur blijkt dat het gaat om toegepast onderzoek en niet om fundamenteel onderzoek. Is er dan geen literatuur bekend over MKBA’s voor fundamenteel onderzoek? Om hier een antwoord op te krijgen heb ik contact gezocht met twee onderzoekers. Allereerst is contact opgenomen met Drs. C.J.J. Eijgenraam, eerste auteur van de leidraad voor kosten-batenanalyse van infrastructuurprojecten [Eijgenaam00] en werkzaam bij het Centraal Plan Bureau. Eijgenraam is niets bekend over MKBA van fundamenteel onderzoek. “Een mogelijk probleem bij fundamenteel onderzoek zijn de vraag en aanbodcurven. Over het algemeen is het wel mogelijk om de kosten op een rijtje te zetten, maar bij het opstellen van de baten wordt het heel moeilijk”. Het tweede contact heb ik gehad met Prof. Dr. J.G.A. van Mierlo, hoogleraar Public Finance van de Universiteit Maastricht. Ook hij is niet bekend met MKBA’s naar fundamenteel onderzoek. Hij schrijft: “Probleem van fundamenteel onderzoek is dat de maatschappelijke baten ervan het karakter hebben van een zuiver collectief goed, waarvan noch het volume (Q) , noch de prijs (is het nut) (P), noch de gebruikers (C) eenvoudig kunnen worden vastgesteld”. Dit betekent dus dat eigen literatuuronderzoek alsmede de reacties van twee experts in het vakgebied geen resultaten van wetenschappelijk onderzoek van MKBA’s voor fundamentele onderzoeksprojecten oplevert. 2.6. Conclusies In dit hoofdstuk is een overzicht gegeven van wetenschappelijk onderzoek op het gebied van de MKBA. De MKBA wordt veel toegepast in besluitvormingsprocessen. De link naar de wetenschap is er wel, maar is alleen niet op alle punten even sterk. Wetenschappelijk onderzoek naar MKBA’s voor fundamenteel onderzoek is niet gevonden, wat onderstreept is door twee experts van het vakgebied. De volgende vraag is nu: hoe vertalen we de ideeën en principes in de praktijk? Met andere woorden: hoe stellen we nu een MKBA op? Deze vraag is onderwerp van het volgende hoofdstuk.
Maatschappelijke kosten-batenanalyse van het LOFAR-project
3 Kosten-batenanalyse van grote projecten In het vorige hoofdstuk is het wetenschappelijk kader rond de MKBA geschetst. In dit hoofdstuk wordt de vertaling gemaakt naar de praktijk. Met andere woorden: hoe stellen we een MKBA op? Verschillende bronnen stellen voor het opstellen van een MKBA een stappenplan voor (zie o.a. [Boardman01] en [Eijgenraam00]). Deze komen in feite allemaal zo’n beetje op hetzelfde neer: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9.
Probleemanalyse Projectdefinities Identificatie van projecteffecten Raming van relevante exogene ontwikkelingen Raming en waardering van projecteffecten Raming van de investerings- en exploitatiekosten Vervaardiging van kosten-batenopstellingen Varianten- en risicoanalyse Aanvullende taken (waaronder PPS)
Aan het einde van het volgen van dit, in principe iteratief, stappenplan is een invulling gegeven aan de MKBA. Maar is deze structuur, dit stappenplan, een generieke methode om de MKBA uit te voeren? Is het mogelijk om een project wat voor een belangrijk gedeelte uit fundamenteel onderzoek bestaat te beoordelen door middel van het volgen van het voorgestelde stappenplan? Om een poging te doen, zouden we kunnen kijken of de baten van grote investeringen in de infrastructuur te projecteren zijn op ons voorbeeld, het LOFAR-project. In [Nyfer95] wordt een opsomming gepresenteerd van de baten van grote investeringen in infrastructuur: 1. Het voordeel van ‘economies of scale’: met meer en betere transportfaciliteiten (ook te zien voor data-transport) kunnen bedrijven een grotere internationale markt bedienen. Tegelijkertijd is er ook meer kans dat bedrijven toetreden, waardoor de concurrentie toeneemt. Dit leidt op haar beurt weer tot het verhogen van productie-efficiency. 2. Het voordeel van ‘economies of scope’: bedrijven krijgen kansen om producten af te zetten op verre markten. 3. Het aantrekkelijk maken als vestigingsplaats. 4. Expertise opgedaan bij aanleg van de infrastructuur kan voordelen bieden in termen van know-how, reputatie en kosten. 5. Waarneer het voorgaande in meer of mindere mate plaatsvindt, kunnen bedrijven zich daarna vestigen in de nabijheid van succesvolle concurrenten, afnemers of toeleveranciers.
19
Maatschappelijke kosten-batenanalyse van het LOFAR-project
6. Toename van werkgelegenheid. 7. Toename in de vraag naar diensten. 8. De extra inkomsten die worden verdiend vinden grotendeels hun weg naar locale winkels. Kan deze opsomming van baten ook worden toegepast op het LOFAR-project? Met andere woorden: kunnen de baten die in het algemeen gelden voor infrastructuurprojecten één-op-één worden toegepast op het LOFAR-project? We lopen hiermee iets vooruit op de inhoud van het LOFAR-project en de mogelijke baten. Deze analyse wordt hier opgevoerd om vast te stellen of de methodiek bij het bepalen van een MKBA bij grote infrastructurele projecten gebruikt kan worden voor andere projecten. In de volgende hoofdstukken van dit rapport zullen de genoemde baten verder uitgewerkt worden. Nu eerst de analyse van voorgaande baten gereflecteerd op het LOFAR-project: 1. Voordeel van ‘economies of scale’. Als een homogeen breedbandnetwerk wordt geïmplementeerd in Noord-Nederland, waardoor alle bedrijventerreinen worden ontsloten, betekent dat bedrijven niet meer afhankelijk zijn van de fysieke locatie. Zij kunnen hun producten dan aanbieden aan een internationale markt, vooropgesteld dat deze internationale markt ook ontsloten is op breedband (bijvoorbeeld via het Gigaport-2 netwerk [Gigaport01]. Voorbeelden van producten zijn het aanbieden van een online archief, datafarming en een reservebreedband (zie appendix B voor deze cases). Internationale bedrijven krijgen dezelfde mogelijkheid tot afzet in Noord-Nederland. 2. Ook het voordeel van ‘economies of scope’ is aanwezig. Bedrijven in NoordNederland, aangesloten op het breedbandnetwerk, zouden bijvoorbeeld rekencapaciteit of grote opslagcapaciteit beschikbaar kunnen stellen. Fysieke ruimte is volop beschikbaar in het noorden, dit in tegenstelling tot de randstad. Het breedbandnetwerk zorgt ervoor dat deze bedrijven in het noorden kansen krijgen om deze producten af te zetten op verre markten. 3. Noord-Nederland kan zeer aantrekkelijk gemaakt worden door de beschikbaarheid van een breedbandnetwerk. Als er geen beperkingen meer zijn ten gevolge van het snelle netwerk, is het noorden zeer aantrekkelijk om te vestigen: relatief goedkope bedrijfsgrond, ruimte, etc. 4. Het ontwikkelen van het noorden als kennisregio is zeer zeker een uitdaging. Het snelste netwerk ter wereld wordt hier gerealiseerd. Dit biedt wetenschappers de mogelijkheid om ICT-onderzoek op snelle datatransport te verrichten. De ervaring bij de aanleg en opbouw van het netwerk kan vervolgens geëxploiteerd worden. Deze gedachte is de basis van KIS. 5. Als de voorgaande vier punten in meer of mindere mate hebben plaatsgevonden, kunnen bedrijven zich daarna vestigen in de nabijheid van succesvolle concurrenten, afnemers en toeleveranciers. De ruimte en mogelijkheden zijn beschikbaar op de bedrijventerreinen in Noord-Nederland. 6. Als bedrijven zich gaan vestigen en nieuwe diensten gaan aanbieden die in principe een wereldwijde afzetmarkt hebben, ontstaat werkgelegenheid. 7. Ook de vraag naar diensten zal dan toenemen. 8. Vervolgens leiden deze extra inkomsten in het noorden tot een verhoogde verkoop bij de lokale winkels. Geconcludeerd kan worden dat de lijst van baten opgesteld in [Nyfer95] voor grote fysieke infrastructurele projecten direct toepasbaar is op het LOFAR-project. Dit versterkt de gedachte om de structuur van een MKBA voor infrastructurele projecten over te nemen voor de MKBA van het LOFAR-project. Een MKBA wordt vaak toegepast om aan te sluiten bij het besluitvormingsproces (zie als voorbeeld het logboek van het PMR project [PMR02]). In de beginfase van een besluitvormingsproces kan een groot aantal alternatieven globaal worden geanalyseerd
20
Maatschappelijke kosten-batenanalyse van het LOFAR-project
op basis van ‘kengetallen’. Nadat duidelijk is geworden op welke zoekrichtingen het onderzoek zich concentreert, kan een meer diepgaande MKBA plaatsvinden [Eijgenraam00]. De structuur van het besluitvormingsproces kan worden gepresenteerd in figuur 3.1. VOORFASE
Knelpunten Mogelijkheden
Oplossingsrichtingen
Nulalternatief
‘kentallen KBA’
Toespitsing alternatieven
Definitieve Probleemformulering
Project alternatieven
Nulalternatief
‘diepgaande KBA’
BESLUITVORMING
Besluitvorming
Figuur 3.1. Structuur van het besluitvormingsproces. Uit [Eijgenraam00]. Hoewel deze structuur een sequentieel proces lijkt te zijn, is dat het allerminst. De MKBA zal een iteratief proces moeten zijn waarbij met de voortgang van het onderzoek steeds meer onderdelen kwantitatief gevuld en verbeterd worden. Hoe ziet een MKBA er dan eigenlijk uit? Het is gebaseerd op onderzoek naar projectalternatieven, omgevingscenario’s, markt- en concurrentieanalyse, externe en indirecte effecten en verdelingseffecten. Uit de combinatie van deze onderzoeken ontstaat het totaalbeeld van de integrale maatschappelijke MKBA. In figuur 3.2. is dit zichtbaar gemaakt (ontleend aan [Eijgenraam00] met een paar aanpassingen om het algemeen te houden en toepasbaar voor het onderzoek in dit rapport).
21
Maatschappelijke kosten-batenanalyse van het LOFAR-project
Projectalternatief en Nulalternatief
22
Omgevingsscenario’s risico’s en onzekerheid
Directe effecten, markt en concerrentie analyse
Externe effecten, zoals milieu en veiligheid
Maatschappelijke Kosten Baten Analyse
Niet (goed) in geld te waarderen effecten
Indirecte effecten en economische analyse
Besluitvorming over de gestelde projectvarianten
Figuur 3.2. Structuur van de kosten-batenanalyse. Centraal in het model staat de integrale MKBA. De MKBA leidt uiteindelijk tot de besluitvorming (zie ook figuur 3.1) over de gestelde projectvarianten. De zes ‘ondersteunende onderzoeken’ staan om de MKBA heen: • •
• •
• •
Een zorgvuldige omschrijving van het nulalternatief en de projectalternatieven is nodig om de projecteffecten in beeld te brengen. De aard en het belang van de effecten zijn mede afhankelijk van ontwikkelingen in de projectomgeving. Scenario’s kunnen deze ontwikkelingen systematisch en handzaam beschrijven. Zij vormen tevens het vertrekpunt voor een analyse van de risico’s en onzekerheden rond de factoren die bepalend zijn voor het slagen van een project. Bij de markt- en concurrentieanalyse komen factoren naar voren die voor de vraag naar projectdiensten van belang zijn. Voorbeelden zijn relevante marktomvang, marktaandelen, de plannen van de concurrenten etc. Bij grote projecten bestaat vaak interesse voor de doorwerking op de rest van de economie. Deze worden bepaald in het onderzoek naar de indirecte effecten. Er zijn verschillende manieren om deze indirecte effecten te bepalen, bijvoorbeeld middels enquêtes of kwantitatieve modellen. Een belangrijk onderdeel van de MKBA is het onderzoek naar externe, vaak nietgeprijsde, effecten. Voorbeelden zijn de impact op het milieu (bijvoorbeeld bij de analyse van een extra start- en landingsbaan van Schiphol) en veiligheid. Niet alle effecten van een project zijn in geld uit te drukken. Daarnaast zijn sommige effecten niet zonder bezwaren te salderen omdat informatie over de afzonderlijke effecten voor de besluitvorming van belang kan zijn. Om deze
Maatschappelijke kosten-batenanalyse van het LOFAR-project
redenen zal de uitkomst van een MKBA niet een enkel getal zijn, maar meer een samenvatting van de belangrijkste onderzoeksresultaten. Alle voor de besluitvorming relevante effecten, zoals onder andere verdelingsvraagstukken, zullen dus gerapporteerd worden, al is het soms in de vorm van PM-posten. De opzet van de MKBA is niet toegespitst op welk soort project dan ook. Bij wijze van spreken kan het net zo goed gebruikt worden om de effecten te analyseren van de Zuiderzeelijn als voor een nieuwe koekjesfabriek. Vanwege deze algemene insteek van de structuur om een MKBA op te stellen durf ik hier de volgende stelling te poneren: Vanwege de algemene opzet van de structuur van het opstellen van een MKBA is deze structuur ook geschikt om de MKBA op te stellen van projecten met een belangrijk deel aan fundamenteel onderzoek. Om deze stelling te verdedigen zal het LOFAR-project als voorbeeld gebruikt worden. Het LOFAR-project bevat immers voor een belangrijk deel fundamenteel onderzoek. Dit zal duidelijk worden in het volgende hoofdstuk. Uitgaande van de stelling betekent dat overigens niet dat het eenvoudig zal zijn om een MKBA op te stellen voor dit type projecten. Het probleem bij fundamenteel onderzoek is dat de maatschappelijke baten ervan het karakter hebben van een zuiver collectief goed, waarvan noch het volume, noch de prijs (is het nut), noch de gebruikers eenvoudig kunnen worden vastgesteld. Nu eenmaal de structuur van een MKBA is neergelegd, is het zaak om deze in te gaan vullen voor het LOFAR-project. Alvorens aan de slag te gaan, zal in de volgende twee hoofdstukken het LOFAR-project eerst nader worden geanalyseerd en worden opgedeeld in een aantal deelprojecten. Dit doen we om de analyse te vereenvoudigen en tevens om uitspraken te kunnen doen over deze deelprojecten met respect tot de MKBA. Dit is weer van belang voor het verder ontwikkelen van de deelprojecten, bijvoorbeeld bij het opzetten van PPS-constructies. Vervolgens zullen de onderzoeksfacetten worden uitgewerkt. Met andere woorden: de zes ondersteunende onderzoeken van een MKBA zullen stuk voor stuk voor alle deelprojecten van LOFAR worden uitgevoerd. Als dat eenmaal gedaan is, kan de integrale MKBA worden opgesteld.
23
Maatschappelijke kosten-batenanalyse van het LOFAR-project
4 ASTRON en LOFAR De Dwingeloo telescoop was een feit. Prof. Jan Oort maakte zich sterk voor de bouw van een nieuwe, zeer geavanceerde telescoop, de huidige Westerbork Synthese Radio Telescoop. Bij de financiering van de WSRT zei Oort: “De noodzaak voor een groot ontvangend oppervlak is zo evident dat een discussie niet nodig is”. De WSRT is gefinancierd met een equivalente investering van rond de 30 miljoen EURO.
De stichting ASTRON (Astronomisch Onderzoek in Nederland) is een stichting met 160 mensen in dienst. De stichting valt rechtstreeks onder het gebiedsbestuur Exacte Wetenschappen van NWO. De missie van ASTRON is het stimuleren en mogelijk maken van wetenschappelijk astronomisch onderzoek in Nederland. Om dat te realiseren bestaat de strategie uit drie onderdelen: het faciliteren van waarneeminstrumenten in alle mogelijke waarneembanden (radio, optisch en (sub)mm), een sterk technologisch ontwikkelprogramma en een universitair subsidieprogramma om astronomisch onderzoek te stimuleren. In appendix A is een uitgebreidere inleiding over ASTRON opgenomen. Met behulp van de WSRT wordt vorm gegeven aan het eerste onderdeel van de strategie. De WSRT kan echter nog ongeveer tien tot vijftien jaar mee. Daarna is het tijd voor een volgende generatie radiotelescoop die minstens twee ordes groter (en dus gevoeliger) moet zijn dan de huidige. ASTRON werkt daaraan door vormgeving van het tweede onderdeel van de strategie: het sterke technologische ontwikkelprogramma. Uiteindelijk doel is om de volgende generatie radiotelescopen te ontwikkelen en te bouwen (om daarna te gaan exploiteren). Op dit moment wordt dit inhoud gegeven door een aantal programma’s: LOFAR (Low Frequency Array), SKA (Square Kilometer Array) en deelname aan de NGST (Next Generation Space Telescope). Voor de astronomie is het wenselijk (noodzakelijk) dat er een nieuwe radiotelescoop ontwikkeld gaat worden. ASTRON gaat daar de eerste stappen in zetten. Dit zal echter wel compleet anders moeten dan het in het verleden is gegaan. 4.1. De volgende generatie radiotelescopen De ruimte is op de meeste golflengtes van het elektromagnetisch spectrum transparant. Dit betekent dat objecten, zoals sterren en melkwegstelsels, kunnen worden waargenomen die op zulke grote afstanden liggen dat het licht lange tijd heeft moeten reizen om naar de aarde toe te komen. Gevoelige telescopen kijken derhalve terug in de tijd en kunnen in principe de hele geschiedenis van het heelal empirisch in kaart brengen. Met de huidige radiotelescopen, zoals de WSRT, kunnen reeds de meeste extreme objecten worden gedetecteerd over 90% van de levensduur van het heelal. Met honderd maal deze gevoeligheid kunnen zelfs het ontstaan van normale melkwegstelsels, zoals de eigen melkweg, direct worden onderzocht op ieder moment in de evolutie van het heelal. Om dit te doen is een nieuwe, grote telescoop nodig die een opvangend
24
Maatschappelijke kosten-batenanalyse van het LOFAR-project
oppervlak heeft van honderd maal die van de huidige instrumenten. Het instrument heeft de naam gekregen, de Square Kilometer Array, ofwel SKA. SKA bestaat uit een 60 tot 150 voetbalvelden vol met antennes. De signalen van de SKA-velden worden naar een centrale ‘core’ getransporteerd, alwaar de dataverwerking plaatsvindt. In figuur 4.1. is een impressie te zien van een SKA-veld. Op dit moment zijn echter de benodigde technologieën voor SKA niet beschikbaar. Veel onderzoek is nodig alvorens men kan beginnen met het ontwerp. Bij lagere frequenties dan waarvoor SKA zal werken, zijn de technologische eisen veel minder streng. Bovendien is er een grote wetenschappelijke interesse in waarnemingen op lagere frequenties. De realisatie van een SKA prototype op lage frequenties leidt dus tot het zeer interessante wetenschappelijke instrument LOFAR, Low Frequency Array.
Figuur 4.1. Artist impressie van een SKA-station.
Strategie is ook een kwestie van keuzes maken. Daarom heeft ASTRON besloten om het LOFAR-project als belangrijkste project van de stichting te benoemen. 4.2. LOFAR Om een beeld te krijgen van het project zal het kort besproken worden. LOFAR is een telescoop welke wordt gerealiseerd als een zogeheten phased-array. Dat betekent dat de traditionele paraboolantennes vervangen zijn door platte antennes waar de bundel elektronisch gevormd wordt. LOFAR maakt gebruik van een zeer groot aantal low-cost antennes, welke door een breedbandnetwerk aan elkaar gekoppeld worden. Daarbij wordt zeer geavanceerde digitale elektronica toegepast, waarbij het merendeel van de functionaliteit in embedded software is geïmplementeerd. In figuur 4.2 is een idee gegeven van een mogelijke uitvoering van een LOFAR station. Grote groepen antennes vormen een phased-array, waarmee één of meerdere bundels aan de hemel gemaakt kunnen worden. Het tegelijkertijd creëren van meerdere bundels (ook wel multi-beaming genoemd) is een belangrijke meerwaarde van deze techniek; immers meerdere wetenschappers kunnen tegelijkertijd met het instrument aan de slag.
25
Maatschappelijke kosten-batenanalyse van het LOFAR-project
26
Physical delay Receiver
Receiving array
Combiner
Artificial delay
Parabolic Reflector
Output
Figuur 4.2. Artist impressie van een LOFAR station en een illustratie van de principes van phased-array technologie. Een LOFAR station heeft een grootte van ongeveer 200 meter in doorsnede. De daadwerkelijke antenne bestaat in feite uit twee antennes. De eerste antenne voor het waarneembereik van 10 tot 90 MHz en de tweede antenne voor het waarneembereik van 110 tot 220 MHz. In totaal zullen er dan tussen de 60 en 100 van deze LOFAR stations worden geplaatst in een cirkel van grofweg 300 kilometer in doorsnede. In figuur 4.3. is een voorbeeld van de locatie van al deze stations weergegeven. Wat opvalt is een grote concentratie van stations in de centrale ‘core’. Naarmate de afstand naar de centrale ‘core’ groter wordt is de dichtheid van stations ook kleiner. Wat ook opvalt is de vorm – deze toont veel overeenkomsten met de vorm van een melkwegstelsel.
Figuur 4.3. Mogelijke LOFAR geometrie in een log-spiral distributie. Elk kruisje is een LOFAR station bestaande uit honderden antennes.
Maatschappelijke kosten-batenanalyse van het LOFAR-project
Belangrijk om te zien in het figuur is de noodzaak voor een groot datanetwerk. De informatiestroom van elk van de stations is zeer groot en moet naar een centraal dataverwerkingssysteem worden getransporteerd. Deze telecommunicatie-infrastructuur is van belang voor de kosten-batenanalyse van LOFAR. Meer technische informatie over LOFAR kan gevonden worden in de vele literatuur die beschikbaar is (www.lofar.org). Met LOFAR wordt een nieuw stuk van het elektromagnetisch spectrum beschikbaar gesteld voor de wetenschap. Niet dat er geen eerdere pogingen gedaan zijn om te meten in het waarneembereik van LOFAR. Het is echter nu pas zinvol met de huidige stand der techniek. Ook dan slechts als er een instrument gebouwd wordt ter grootte van het nu voorgestelde LOFAR instrument. Wetenschappelijk gezien zijn er een aantal interessante onderzoeken geïdentificeerd met dit nieuwe instrument: 1. Studie van het heelal op hoge roodverschuivingen. Neutral waterstof EM-golven afkomstig van melkwegstelsels worden gebruikt om deze objecten aan de hemel te detecteren. Uitgaande van een expanderend heelal bewegen objecten aan de hemel van ons af. Hierdoor zal de oorspronkelijke emissielijn van neutrale waterstof op 1420 MHz ten gevolge van Doppler verschuiving in frequentie verlaagd worden (wat roodverschuiving genoemd wordt). De mate van roodverschuiving zegt iets over de ‘leeftijd’ van het ontvangen signaal. Hoe verder weg hoe hoger de roodverschuiving en dus hoe lager in frequentie de emissielijn van neutrale waterstof te detecteren valt. Onderzoek naar straling van neutrale waterstof van de ‘eerste’ objecten is nu mogelijk met LOFAR. Met behulp van het LOFAR-instrument is het dus mogelijk radiobronnen van het vroege heelal te onderzoeken. Met deze ‘tijdmachine’ kunnen modellen van het ontstaan van het heelal worden verbeterd en ook nieuwe nauwkeuriger modellen kunnen worden ontwikkeld. 2. Bepaling van de epoche van reionisatie. Vlak na de bigband was de temperatuur van het heelal nog zo hoog dat er nog geen sprake kan zijn geweest van atomen. Op een gegeven moment, nadat het heelal voldoende was afgekoeld, zijn er waterstofatomen ontstaan door de samenvoeging van een neutron, proton en elektron. Dit plotselinge versterkende proces zou meetbaar moeten zijn met behulp van LOFAR. Er is sprake van waterstof, dus we zoeken naar de neutrale waterstoflijn, roodverschoven. De precieze roodverschuiving (en dus de waarneemfrequentie) is niet exact bekend, maar valt wel in het waarneembereik van LOFAR. Het detecteren van dit verschijnsel zal een gigantische bijdrage leveren aan de wetenschap (wellicht een Nobelprijs opleveren). 3. In kaart brengen van galactische kosmische straling. Een wetenschappelijke bijdrage van LOFAR ligt in het in kaart brengen van de driedimensionale verdeling van galactische kosmische straling. 4. Studie naar fenomenen in het heelal op het gebied van uitbarstingen en andere snel variërende bronnen. Wie denkt dat het heelal zich relatief statisch gedraagt heeft het mis. Er zijn fenomenen waargenomen waarbij er plotseling uitbarstingen voorkomen (Gamma Ray Bursts, Supernova’s) of waarin snel variërende bronnen voorkomen (pulsars). Om deze zogeheten ‘transients’ waar te nemen is LOFAR bij uitstek geschikt. Traditionele radiotelescopen maken gebruik van parabolen, waardoor de ‘field-of-view’ zeer beperkt is (bijvoorbeeld een halve graad voor een Westerbork telescoop op 1400 MHz, wat ongeveer de grootte van de maan is). LOFAR is instantaan gevoelig voor bijna de gehele zichtbare hemel. Hierdoor wordt de kans op detectie van transients veel groter en is LOFAR een bij uitstek geschikt instrument om hier onderzoek naar te doen. Ook de detectie van pulsars en het onderzoek ernaar kan bij uitstek door LOFAR worden gedaan vanwege het feit dat de flux sterker is op lagere frequenties. Helaas is de versmering ten gevolge van dispersie van het signaal groot, maar dat kan worden ondervangen door een coherente de-dispersie computer. 5. Relatie tussen de zon en de ionosfeer. Met behulp van LOFAR kunnen zogeheten CME’s (Coronal Mass Ejection) vanuit de zon vroegtijdig worden gedetecteerd.
27
Maatschappelijke kosten-batenanalyse van het LOFAR-project
Tezamen met zonneradarsystemen kan dan de ionosfeer van de aarde onderzocht worden. En dan is er natuurlijk een grote groep van onderzoeken en wetenschap mogelijk waarvan we nu nog geen weet hebben. Een antwoord op een wetenschappelijke vraag genereert immers weer tien nieuwe vragen. Bovendien worden er misschien verschijnselen gedetecteerd die nieuwe modellen van het ontstaan van het heelal vereisen. Het is bekend dat belangrijke uitvindingen (zoals penicilline en röntgenstraling) per ongeluk ontdekt zijn. Wie weet wat er met LOFAR gemeten wordt zodra het instrument gereed is. Voor de scope van dit rapport zijn er nog een aantal punten van belang ten aanzien van het LOFAR-project: LOFAR is een internationaal radio astronomisch programma, uitgevoerd door ASTRON in samenwerking met Fokker Space (NL), MIT Haystack Observory (USA) en het Naval Research Laboratory (USA). Voor de eerste fase, de opstartfase, is een subsidie van 6.9 MEURO van de drie noordelijke provincies (SNN) verkregen uit het EZ/KOMPAS programma. Om de MKBA voor het LOFAR-project uit te voeren wordt eerst een aantal analyses gedaan. Achtereenvolgens wordt een SWOT analyse gedaan en zullen we kijken naar het onderscheidend vermogen van ASTRON. 4.3 SWOT Analyse De scope van de SWOT analyse is ASTRON, maar gezien in het kader van het LOFARproject. Sterke punten • ASTRON wordt gezien als een astronomische en technisch topinstituut in de wereld. • De projecten voor de volgende generatie radiotelescopen worden gecreëerd en gedragen door ASTRON. ASTRON is degene met organiserend vermogen. • De juiste mensen om het project technisch te ontwikkelen zijn aanwezig. • Het project is ingebed in een totaalprogramma. • De astronomische case is sterk. Zwakke punten • Er is nauwelijks een bedrijfsmatige cultuur aanwezig. • Er wordt wel geprobeerd om projectmatig te werken, maar de doorvoering daarvan is lang niet volledig en vrijwel alle projecten lopen qua tijd en financiering uit. Wel zijn de producten van topkwaliteit. Dit heeft deels te maken met de cultuur van de organisatie. • De PR-functie is niet sterk. Mogelijkheden • Er is veel geld beschikbaar voor nieuwe technologie in het noorden. Het Samenwerkingsverband Noord-Nederland (SNN), de drie noordelijke provincies, staan volledig achter het project. • De ICT functie van het project kan uitgebouwd worden voor algemeen maatschappelijk belang. • Astronomie en het LOFAR-project in het bijzonder spreekt mensen aan. • Behalve een direct astronomisch belang, is LOFAR ook interessant voor andere werkgebieden. • Er is geen directe concurrentie.
28
Maatschappelijke kosten-batenanalyse van het LOFAR-project
Bedreigingen • Financiering is niet zeker. De eerste fase is middels het SNN gefinancierd, maar voor de daadwerkelijke realisatie moet wel financiering gevonden worden. • Huidige standpunten van het nieuwe kabinet. 4.4. Onderscheidend vermogen Om de economische en maatschappelijke impact van LOFAR te kunnen analyseren is het noodzakelijk de onderscheidende kenmerken van ASTRON op een rij te zetten. ASTRON zal immers het project gaan organiseren. Zeker als ASTRON door middel van PPSconstructies delen van het project in samenwerking wil gaan uitvoeren met de private sector zal ASTRON zich moeten onderscheiden ten opzichte van andere organisaties. Bij het vaststellen van de kenmerken van onderscheidend vermogen van ASTRON komen we bij de in de vorige paragraaf vastgestelde sterke punten. Imago: ASTRON staat bekend als een hoogwaardig kennisinstituut. Het imago is niet alleen bekend binnen de sterrenkunde, maar ook ver daar buiten. Organiserend vermogen: Het organiserend vermogen van ASTRON is groot. ASTRON neemt in verscheidene internationale projecten een leidende rol. Voorbeelden zijn LOFAR en SKA. In beide projecten is het ASTRON die ver voorop loopt en de coördinerende rol op zich neemt. De juiste mensen: Binnen ASTRON werken een groot aantal zeer getalenteerde mensen. Dit wordt eens te meer duidelijk als gekeken wordt naar de internationale projecten waar ASTRON aan deelneemt. Sterke case: LOFAR is in vele opzichten een zeer sterke case. Naast de duidelijke astronomische aspecten kent het project een aantal aspecten die enerzijds maatschappelijke meerwaarde kent en anderzijds bedrijfseconomisch interessant zijn. Dit zal in het volgende hoofdstuk verder geanalyseerd worden.
4.5. Conclusies Het is duidelijk uit de analyses dat de mogelijkheden voor het ontwerpen en realiseren van een nieuwe generatie radiotelescoop, zoals LOFAR, tot de mogelijkheden van ASTRON behoort. De kennis en de wetenschappelijk vraag zijn voorhanden en zijn sterk. Ook zijn er mogelijkheden om door middel van PPS-constructies delen van de telescoop gefinancierd te krijgen. Het neerleggen van een zeer snel datanet in Noord-Nederland is daar een voorbeeld van. Dit vergt wel organiserend vermogen van ASTRON. Er zal gewerkt moeten worden aan de eerder genoemde zwakke punten: een project georiënteerde organisatie en een verbeterde PR-functie. In het volgende hoofdstuk zal het LOFAR-project nog eens systematisch worden bekeken en zullen de mogelijke baten van het project worden uitgewerkt. Niet dat er gelijk een waardering aan zal hangen. Het hoofdstuk is bedoeld om de vertaling te maken tussen de technische en astronomische aspecten aan de ene zijde en de economische aspecten aan de andere zijde.
29
Maatschappelijke kosten-batenanalyse van het LOFAR-project
5 Analyse van het LOFAR-project Het LOFAR-project is een project met veel aspecten. Voor een gedegen analyse van het project zal het worden opgedeeld in logische onderdelen. Dit is nodig voor de verdere uitwerking van het project en zeker ook voor de MKBA. Ook is het hiermee mogelijk om de verschillende onderdelen afzonderlijk te beoordelen. In dit hoofdstuk zal nader bekeken worden in welke mate de afzonderlijke deelprojecten kunnen bijdragen aan de baten van de MKBA. De opdeling die in dit rapport gebruikt wordt is de volgende: •
•
•
•
•
Fundamenteel onderzoek. LOFAR heeft haar wortels in de sterrenkunde, waar behoefte is aan een nieuwe radiotelescoop die veel gevoeliger is dan huidige instrumenten en veel scherpere beelden van de hemel kan maken. Het instrument wordt technisch zo geavanceerd dat het naast onderzoek aan het verre heelal ook inzetbaar wordt voor atmosferisch en klimaatonderzoek alsmede voor nieuwe studies van elementaire deeltjes met de allerhoogste energieën. Maar welke maatschappelijke baten kunnen we toedichten aan wetenschappelijk onderzoek? Toegepast onderzoek. De ontwikkeling van de geavanceerde technieken voor het LOFAR-project (en andere toekomstige arrays) zullen haast revolutionaire mogelijkheden geven. Deze technieken liggen zeer dicht bij markttoepassingen, waardoor deze tezamen ontwikkeld kunnen worden met commerciële bedrijven en vervolgens in LOFAR gebruikt kunnen worden. De maatschappelijke (en ook economische) baten van dit onderzoek zullen worden meegenomen in de integrale MKBA. Kennisdiffusie, voorlichting en onderwijs. Met fundamenteel en toegepast onderzoek wordt kennis vergaard. Deze kennis kan (en moet) verspreid worden. Dit kan natuurlijk op verschillende wijzen gebeuren. ASTRON zal als centraal kennisinstituut optreden. ASTRON heeft de ambitie om op termijn een Europees centrum voor de radiosterrenkunde te zijn (à la CERN in Genève voor de deeltjes fysica). LOFAR wordt in dit perspectief een proefproject dat dient te bewijzen dat het PPS-model kan werken in deze wetenschap en dat Nederland in staat is grote projecten met succes te trekken. Ontwerp en realisatie van een high-speed netwerkinfrastructuur. Dit deelproject van LOFAR lijkt een van de meest belovende projecten te worden voor realisatie met behulp van PPS-constructies. Voor LOFAR is een high-speed netwerk noodzakelijk om de signalen van de LOFAR-stations naar de centrale core te sturen. Als het netwerk echter iets uitgebreider wordt neergelegd, is het mogelijk om Noord-Nederland te ontsluiten met het snelste breedbandnetwerk van de wereld. Ontwerp en realisatie van een supercomputer cluster. Voor LOFAR moet een supercomputer worden ontworpen om de datastroom afkomstig van de LOFAR stations te verwerken. Het ontwerp zal de hoogst mogelijke datastroom aan
30
Maatschappelijke kosten-batenanalyse van het LOFAR-project
•
moeten kunnen. Het is echter niet ondenkbaar dat het merendeel van de waarnemingen met LOFAR niet de volledige capaciteit van de supercomputer nodig heeft. Er bestaat dus een mogelijkheid om computertijd aan te bieden aan externen. Antenneontwerp. Het LOFAR ontwerp maakt gebruik van phased-array technieken om de signalen op te vangen. Met deze techniek is het mogelijk om elektronisch een bundel te vormen. Tegelijkertijd is het ook mogelijk om juist in een bepaalde richting zeer ongevoelig te worden. Deze situatie doet zich voor bij het onderdrukken van storing. Hoewel de phased-array techniek niet nieuw is, zijn de specificaties die LOFAR aan het antenneontwerp oplegt dermate streng dat er wel degelijk nieuwe aspecten aan het antenneontwerp ontwikkeld moeten worden. De voordelen van een platte antenne ten opzichte van een richtantenne (die bij bewegingen van bron en/of ontvanger ook bewogen moet worden) zijn zodanig dat andere toepassingen mogelijk zijn.
In de volgende secties zullen de genoemde deelprojecten één voor één behandeld worden. Het hoofdstuk wordt afgesloten met een beknopte samenvatting van de kosten en baten die aan bod zijn gekomen. Dit hoofdstuk is niet bedoeld als de MKBA. Een MKBA is, zoals in het vorige hoofdstuk besproken is, een veel gestructureerde wijze van economische projectbeoordeling. Dit hoofdstuk is bedoeld om de link te leggen tussen het LOFAR-project en de MKBA. In de volgende twee hoofdstukken wordt de daadwerkelijke MKBA uitgevoerd waarbij vanzelfsprekend gebruik wordt gemaakt van de resultaten van de inventarisatie uit dit hoofdstuk. 5.1. Fundamenteel onderzoek LOFAR heeft haar wortels in de sterrenkunde waar astronomen onderzoek verrichten in het grootste laboratorium, het heelal. Om de gebeurtenissen in het heelal beter te begrijpen zijn astronomen afhankelijk van steeds betere telescopen, want op bezoek gaan is immers geen optie. Voor astronomie op het hoogste niveau is maar een handjevol instrumenten krachtig genoeg. Waarneemtijd is dus een schaars goed. Om ook in de toekomst verzekerd te zijn van waarnemingen van wereldklasse moet ASTRON investeren in samenwerkingsverbanden en in de bouw van volgende generatie telescopen. Volgens de spelregels van de internationale astronomische gemeenschap zijn de ontwerpers en bouwers namelijk ook de eerst aangewezen gebruikers voor een deel van de beschikbare waarneemtijd. En dit is ook van belang voor de Nederlandse sterrenkunde in het algemeen. Nederland heeft een vooraanstaande positie in de sterrenkunde. Om dit te behouden moet geïnvesteerd worden in volgende generatie radiotelescopen. Zoals al eerder aan bod is gekomen, neemt ASTRON hierin een leidende rol voor zowel het LOFAR-project als voor SKA. Astronomen zijn dus geïnteresseerd in een nieuwe radiotelescoop die veel gevoeliger is dan de huidige instrumenten en veel scherpere beelden van de hemel kan maken. LOFAR is het antwoord van ASTRON op deze wens. In [ASTRON01] wordt een opsomming gemaakt van wetenschappelijke projecten die met de nieuwe telescoop onderzocht kunnen worden. De belangrijkste astronomische drivers, ook al opgesomd in het vierde hoofdstuk, zijn: • • • •
Studie van het heelal op hoge roodverschuivingen. Bepaling van de epoche van re-ionisatie. In kaart brengen van galactische kosmische straling. Studie naar fenomenen in het heelal op het gebied van uitbarstingen en andere snel variërende bronnen.
Zoals gezegd zijn al deze projecten deel van fundamenteel natuurkundig onderzoek. Maar wat zijn nu de baten van fundamenteel onderzoek? Waarom is het zinvol om fundamenteel onderzoek te doen? Relevante vragen die opkomen:
31
Maatschappelijke kosten-batenanalyse van het LOFAR-project
Waarom is astronomie nuttig? Welke maatschappelijke impact heeft astronomie tot nu toe gehad? In het algemeen: is fundamenteel onderzoek geaccepteerd of heeft het ook nog maatschappelijke baten? Het is natuurlijk mooi om te meten in het grootste en meest extreme laboratorium: het heelal. Het is misschien leuk om te weten dat dit vaak op een slimme en technisch knappe manier gebeurt. Maar toch zou het zinvol zijn om te weten waarom er gemeten wordt. Wat is het nut, het doel van al die inspanningen van wetenschappers en technici om weer een nieuwere, betere, nauwkeurigere meetmethode te ontwikkelen? Welnu, deze vraag is ook exact de vraag die de onderzoeker zich stelt: ‘waarom?’. De nieuwsgierigheid, het willen weten hoe en waarom bepaalde natuurkundige processen zich afspelen, is de drijfveer voor wetenschappelijk onderzoek. Vaak is daarbij geen direct nut aan te wijzen. Toch worden op den duur de bevindingen van het meeste wetenschappelijk onderzoek dienstbaar gemaakt aan de maatschappij. Een voorbeeld: In 1800 vroeg Sir William Herschel zich af waarom een thermometer net buiten het zichtbare licht een hogere temperatuur aanwees dan als het licht rood gekleurd was. Hij ontdekte infraroodstraling. Destijds zal deze wetenschappelijke ontdekking van het infrarode licht ongetwijfeld niet als een maatschappelijk nuttige ontdekking zijn aangemerkt. Heden ten dage is dat heel anders. Infrarooddetectie wordt veelvuldig toegepast met maatschappelijk relevantie: infraroodopnamen van de aarde geven het verschil weer tussen goede en slechte weergebieden. Vanuit vliegtuigen worden met infraroodcamera’s opnames gemaakt van bosgebieden om zo door de kleurverschillen op de foto, veroorzaakt door verschillen in temperatuur, te kunnen ontdekken welke bomen ziek zijn. Hierdoor kan het bosbestand beter in stand gehouden worden. Ook in de medische wetenschap wordt veelvuldig gebruik gemaakt van infrarood straling. En over infraroodafstandbedieningen en alarminstallaties hebben we dan nog niet eens gesproken. Andere natuurkundige ontdekkingen hebben inmiddels ook hun nut bewezen: röntgen straling voor bijvoorbeeld het behandelen van kanker en het in beeld brengen van afwijkingen in het menselijk lichaam. Cryogene technieken voor plaatselijke verdoving, het langer bewaren van levend weefsel en het verwijderen van wratten. De antiaanbaklaag is een spin-off van materiaalonderzoek dat gedaan is in de ruimtevaart. Deze toepassingen geven aan dat fundamenteel wetenschappelijk onderzoek wel degelijk nuttig kan zijn en maatschappelijke waarde heeft. Alleen kan dit niet van tevoren worden vastgesteld. Het is dan ook niet gemakkelijk om een MKBA op te stellen voor fundamenteel onderzoek. Voor toegepast onderzoek wordt het iets toegankelijker. Ook dan is het echter geen sinecure om een MKBA op te stellen. Er zijn in de literatuur weinig studies te vinden. Een van de weinige voorbeelden waar we iets verder op ingaan is de studie naar de maatschappelijke kosten en baten van technologiesubsidies [Cornet01]. In dit onderzoek komt naar voren dat er sterke aanwijzingen zijn dat bedrijven in Nederland vanuit maatschappelijk oogpunt te weinig R&D projecten ondernemen. Dat dit in het noorden nog erger is dan in de rest van de land laat zich raden naar aanleiding van het Langmanrapport [langman97]. Volgens het rapport [Cornet01] is het op basis daarvan legitiem om als overheid beleidsinstrumenten in te zetten om R&D te stimuleren. Dat zegt overigens nog niets over de effectiviteit van dergelijke beleidsinstrumenten. Belangrijke ingrediënten die vervolgens een maatschappelijke MKBA bepalen zijn: • •
Additionaliteit. Lokt de subsidieregeling meer R&D uit of zouden de uitgaven ook zonder de regeling zijn gedaan? Fungibiliteit: Lokt de regeling meer R&D uit of kwalificeren bedrijven activiteiten als R&D die zonder de regeling niet als R&D opgevoerd zouden zijn?
32
Maatschappelijke kosten-batenanalyse van het LOFAR-project
•
Inputprijseffect. Lokt de regeling meer R&D uit (volume-effect) of leidt ze vooral tot duurdere R&D (prijseffect)?
Als LOFAR wordt gezien als een project dat de R&D gaat stimuleren in Noord-Nederland zal antwoord gegeven moeten worden op deze drie vragen. Alvorens hier antwoord op te geven, zal eerst een meer gedetailleerde analyse van het project moeten plaatsvinden (wat dus in dit hoofdstuk gedaan wordt). Aan het einde van dit hoofdstuk zal antwoord gegeven worden op de drie vragen. Een ander aspect wat de maatschappelijke relevantie van fundamenteel onderzoek positief kan beïnvloeden is de onbekendheid met het resultaat. Wat precies de resultaten zijn is onbekend. Zo is een aantal belangrijke uitvindingen bijvoorbeeld ‘per ongeluk’ gedaan. Goede voorbeelden daarvan zijn röntgenstraling en penicilline. In appendix C staat een lijstje van ‘foutjes’ in de geschiedenis die besluitnemers hebben gemaakt. Wat de uiteindelijke maatschappelijke impact van LOFAR is, is natuurlijk niet in te zien. Wat wel duidelijk is, is dat LOFAR een geheel nieuw deel van het spectrum onder de loep neemt en dat er dus verrassingen te verwachten zijn. In het bijzonder heeft de astronomie nog een ander maatschappelijke functie: de push van technologie. Nieuwe technologische ontwikkelingen zijn altijd binnen de astronomie zeer snel binnengehaald. Voorbeelden zijn de CCD-technieken, ontvangertechnologie en de cryogene-technologie. Stuk voor stuk nieuwe technieken die met veel enthousiasme, maar ook met degelijke kennis, als eerste geïntroduceerd zijn in de astronomie. Hierdoor ontstaat telkens een win-win situatie. De astronomie profiteert van de technologie en de producent van deze technologie profiteert van een zinvolle toepassing waardoor de ontwikkeling van de technologie zich verder ontwikkelt. Naast astronomie zijn er nog twee fundamentele wetenschapsgebieden die gebruik kunnen maken van de LOFAR telescoop: het onderzoek naar de zon en ionosferisch onderzoek. Ionosferisch onderzoek Als LOFAR gebruikt wordt voor astronomische doelstellingen, heeft de ionosfeer nadelige invloed op de waarnemingen. De straling afkomstig van de objecten die gemeten worden, wordt op een zeer wisselende wijze afgebogen door de ionosfeer. Met behulp van calibratiemethodieken moet een model voor de ionosfeer worden opgesteld. Met dit model kan dan vervolgens de data worden gecorrigeerd. De astronoom heeft dan de gewenste gecalibreerde data. Calibratie zou wel eens het moeilijkste aspect kunnen worden van operationeel gebruik van de nieuwe telescoop. Vandaar dat op dit moment een vrij groot team bezig is met deze problematiek. Een bijproduct is dus een model van de ionosfeer. Voor astronomisch onderzoek wordt de data gecorrigeerd met dit model. Het model kan natuurlijk ook gebruikt worden voor ionosferisch onderzoek, wat modellen levert voor o.a. weersvoorspellingen. Naast de nieuwsgierigheid van dit onderzoek kunnen goede modellen van de ionosfeer ook bijdragen tot verbeterde modellen van het weer en het klimaat. Dat dit maatschappelijke baten oplevert is wel in te zien. Denk maar eens aan het beter kunnen voorspellen van extreme situatie, bijvoorbeeld ten aanzien van water en wind. Als de voorspelling beter is, kunnen ook betere voorbereidingen getroffen worden. Onderzoek naar de zon LOFAR kan ook gebruikt worden voor wetenschappelijk onderzoek naar de zon. De zon is een zeer belangrijke ster in het heelal waar de aarde afhankelijk van is. Het is daarom
33
Maatschappelijke kosten-batenanalyse van het LOFAR-project
ook niet vreemd dat er vele onderzoeksgroepen in de wereld de zon aan het onderzoeken zijn. LOFAR kan daar een bijdrage aan leveren. Een onderzoeksaspect is het analyseren van zonne-uitbarstingen. In figuur 5.1. is een zonne-uitbarsting in beeld gebracht door middel van een coronagraaf (die met behulp van een schijfje de zon afdekt en zo de lichtzwakkere details zichtbaar maakt). Deze foto is gemaakt door de SOHO-satelliet. Zoals te zien is kunnen zonnestormen die niet naar de aarde gericht zijn hiermee goed in beeld gebracht worden. Uitbarstingen die echter op de aarde afkomen zullen voor een groot deel achter de schijf van de coronagraaf vallen, waardoor ze pas veel later te herkennen zijn, en ook voorspellingen ten aanzien van de ernst van de storm en aankomsttijd moeilijker zijn.
Figuur 5.1. Een foto van een zonne-uitbarsting Zonnestormen kunnen veel schade aanrichten op aarde en aan satellieten rond de aarde. Ten gevolge van deze zonnewinden raken ze beschadigd, vooral als de panelen richting deze zonnewinden zijn gericht. Er is inmiddels al voor meer dan 650 M€ aan verzekeringsgeld uitgekeerd! LOFAR is een instrument om deze stormen te voorspellen. Drie dagen voordat deze zonnestormen de aarde bereiken is het mogelijk om detectie te kunnen doen. Met deze informatie kunnen veel problemen voorkomen worden. Het grote voordeel ten opzichte van de SOHO-satelliet is dat LOFAR wel in staat is om uitbarstingen richting de aarde te detecteren. Het zijn juist die uitbarstingen die de aarde en de satellieten in banen om de aarde bereiken. Schade ten gevolge van zonnewinden op aarde vindt ook plaats. Op 13 maart 1989 viel plotseling de elektriciteit in Canada uit ten gevolge van de zonnewinden. In appendix D staat een artikel waar dit in beschreven staat. Een plotselinge uitval van elektriciteit kan een enorme impact hebben met vele miljoenen aan schade. Het geval in Canada had alleen al voor de elektriciteitsplant een schade van 10 M€. Dat is nog weinig vergeleken met de schade bij de particulieren en bedrijven op dit elektriciteitsnet. Het voorkomen van dit soort effecten op aarde kan natuurlijk met LOFAR niet. Maar de telescoop kan wel een aantal dagen van tevoren een waarschuwing geven van mogelijke tijdstippen. Met deze informatie kunnen wel juiste maatregelen genomen worden zodat de schade beperkt blijft.
34
Maatschappelijke kosten-batenanalyse van het LOFAR-project
Zonnestormen, ook wel geomagnetische stormen genoemd, manifesteren zich op aarde als noorderlicht. Ondanks de mogelijke schade, geeft het effect wel hele mooie beelden, zoals te zien is in figuur 5.2.
Figuur 5.2. Manifestaties van geomagnetische stormen op aarde. Overige wetenschapsgebieden De belangrijkste gebieden zijn genoemd. Maar dat is nog niet alles. Er zijn nog meer wetenschapsgebieden te identificeren die mogelijk interesse hebben in een instrument als LOFAR. Het is in deze ook beter om te spreken over een sensor. De wetenschapsgebieden op een rijtje: 1. Radioastronomie 2. Fundamenteel natuurkundig onderzoek met het heelal als laboratorium waar extreme condities zich voordoen (zoals kernfusie, extreem vacuüm, extreem koud en warm, etc.) 3. Planetenonderzoek 4. Plasma natuurkunde van zon, CME’s 5. Ionosferisch onderzoek 6. Hoge energie deeltjes fysica 7. Geologie en geofysisch onderzoek 8. GPS timing studies 9. Ionosferische correcties en voorspellingen voor verbeterde satelliettransmissies. Samengevat zijn de baten het deelproject ‘fundamenteel onderzoek’: • • • • • •
Technologie push, van o.a. CCD-technieken, ontvangertechnieken en cryogenetechnieken. Wat meer filosofisch: het bevredigen van de nieuwsgierigheid. Maatschappelijke waarde op termijn. Bijvoorbeeld de thermometer. Meedoen met (internationale) projecten geeft recht op waarnemingen, waardoor de positie van ASTRON internationaal gezien gehandhaafd blijft. Informatie voor verbetering modellen t.a.v. meteorologie. Informatie over zonnestormen met mogelijke reductie van schade ten gevolge van deze zonnestormen.
35
Maatschappelijke kosten-batenanalyse van het LOFAR-project
Conclusie is dat het LOFAR-project op het gebied van fundamenteel onderzoek zeker een aantal baten kent. Een aantal van deze baten kan ook zeer zeker in monetaire termen worden uitgedrukt. Hiermee is dus aangetoond dat het mogelijk is om van een project op het gebied van fundamenteel onderzoek een MKBA op te stellen. Er moet dan natuurlijk wel gezocht worden naar toepassingsgebieden van het fundamenteel onderzoek. Er moeten punten worden gezocht die simpelweg impact hebben op de maatschappij. Voor LOFAR zijn dat onder andere de volgende punten: •
•
Op korte termijn: - Meer informatie in de meteorologie. Hierdoor kunnen betere weersvoorspellingen gemaakt worden waardoor beter geanticipeerd kan worden op extremen. Hierdoor kunnen besparingen optreden. - Meer informatie over geomagnetische stormen. Hierdoor kan ruim van tevoren geanticipeerd worden waardoor aanzienlijke reductie van mogelijke schade optreedt. Op lange termijn: - Nieuwe ontdekkingen geven nieuwe kansen in de technologie. - Push van technologie.
5.2. Toegepast onderzoek Naast fundamenteel onderzoek is er ook sprake van toegepast onderzoek en technische ontwikkelingen. Deze ontwikkelingen zijn bedoeld voor het LOFAR-project zelf, maar zullen wellicht ook toepassingen hebben op de markt. Voorbeelden: •
•
•
•
ICT onderzoek, nodig om LOFAR te ontwikkelen, kan ook haar impact hebben op de markt. Naast fundamenteel wetenschappelijk onderzoek, dient LOFAR ook als een proefplatform voor een aantal nieuwe, veelbelovende technieken in de ICT sector. Bedrijven, kennisinstituten en universitaire groepen participeren derhalve om de kans te maximaliseren dat de te ontwikkelen technieken niet alleen voor LOFAR maar ook voor markttoepassingen te exploiteren zullen zijn. Kennis over storingsonderdrukkingtechnieken. Het gebruikte frequentiegebied van LOFAR wordt door vele spectrumgebruikers gebruikt. Het is daarom ook zaak om technieken te ontwikkelen om tussen de storing nog wetenschappelijk onderzoek te kunnen doen. Deze technieken worden storingsonderdrukkingtechnieken genoemd. De ontwikkeling hiervan maakt het ook voor andere applicaties mogelijk om het spectrum op een efficiëntere wijze te gebruiken. Hierdoor kunnen bijvoorbeeld minder GSM-zenders worden opgesteld wat o.a. horizonvervuiling vermindert. Het antenneontwerp. Het LOFAR ontwerp maakt gebruik van phased-array technieken om de signalen op te vangen. Met deze techniek is het mogelijk om elektronisch een bundel te vormen. Tegelijkertijd is het ook mogelijk om juist in een bepaalde richting zeer ongevoelig te worden. Deze situatie doet zich voor bij het onderdrukken van storing. Hoewel de phased-array techniek niet nieuw is, zijn de specificaties die LOFAR aan het antenneontwerp oplegt dermate dat er wel degelijk nieuwe aspecten aan het antenneontwerp noodzakelijk zijn. De voordelen van een platte antenne ten opzichte van een richtantenne zijn zodanig dat andere toepassingen mogelijk zijn. In paragraaf 5.6 wordt hier verder op ingegaan. Ontwerp van een supercomputercluster. Voor LOFAR moet een supercomputer worden ontworpen om de datastroom afkomstig van de LOFAR stations te verwerken. Het ontwerp zal de hoogst mogelijke datastroom aan moeten kunnen. Het is echter niet ondenkbaar dat het merendeel van de waarnemingen met LOFAR niet de volledige capaciteit van de supercomputer nodig hebben. Er
36
Maatschappelijke kosten-batenanalyse van het LOFAR-project
• •
bestaat dus een mogelijkheid om computertijd aan te bieden aan externen. In paragraaf 5.5. wordt hier nader op ingegaan. Management van grote projecten. Op het gebied van projectmanagement, programmamanagement en risicomanagement zou onderzoek gedaan kunnen worden. PPS-constructies. Zoals later in dit rapport nog duidelijker zal worden, is het noodzakelijk dat een aantal PPS-constructies opgezet gaan worden om tezamen met het bedrijfsleven applicaties en infrastructuur te ontwerpen en te realiseren.
Deze voorbeelden geven aan dat toegepast onderzoek impact zal hebben op de maatschappij. 5.3. Kennisdiffusie, voorlichting en onderwijs Onderzoek is een van de pijlers van de kenniseconomie [Cornet01]. Momenteel leven we midden in de kenniseconomie. Naast de drie klassieke bronnen van economisch succes (arbeid, grondstof en kapitaal) moet er een vierde aan worden toegevoegd: kennis. Zowel in [Iperen00] en [Logger99] wordt de transitie beschreven van de oorspronkelijke agrarische economie naar de hedendaagse kenniseconomie. De overheid probeert onderzoek te versterken, onder andere door subsidies als ICES/KIS. Met fundamenteel en toegepast onderzoek wordt kennis vergaard. Deze kennis kan (en moet) verspreid worden. Dit kan natuurlijk op verschillende wijzen gebeuren. ASTRON zal als centraal kennisinstituut optreden. ASTRON heeft de ambitie om op termijn een Europees centrum voor de radiosterrenkunde te zijn (à la CERN in Genève voor de deeltjesfysica). LOFAR wordt in dit perspectief een proefproject dat dient te bewijzen dat het PPS-model kan werken in deze wetenschap en dat Nederland in staat is grote projecten met succes te trekken. Voor het LOFAR-project is het uitdragen van de verworven kennis een essentieel onderdeel. Ook het verwerven van kennis kan gezien worden als een bate van het project. Het kenniscentrum verzamelt de kennis die is opgedaan bij experimenten en initiatieven en zorgt voor een effectieve diffusie naar anderen. De kennis beslaat alle aspecten van het project, dus op het gebied van onderzoek (fundamenteel, toegepast), netwerkinfrastructuur, supercomputer en het antenneontwerp. Om dit verder te ontwikkelen is een start gemaakt met het opzetten van een bezoekerscentrum. Naast de functie als bezoekerscentrum, kan een dergelijk instituut nog meerdere andere aspecten bevatten, zoals een kenniscentrum, het faciliteren van congressen, een hotelfunctie, etc. Naast de kennis die binnen ASTRON opgebouwd wordt, zullen ook andere instituten in Nederland mee profiteren. Dit zal op den duur weer andere projecten aantrekken etc. We kunnen hier spreken over kennisinfrastructuur. Wat hier precies de bate van is zal in een later stadium onderzocht moeten worden. 5.4. Netwerkinfrastructuur Digitale vormen van informatie en communicatie zijn niet meer weg te denken uit de huidige samenleving. En dan gaat het niet alleen om het feit dan de samenleving gehoord en geïnformeerd wil worden, maar is men ook op zoek naar toepassingen in werk en privé. Ook in de publieke sector zullen breedbandtoepassingen als belangrijke vernieuwende impuls gaan werken, bijvoorbeeld in de sectoren zorg, onderwijs, veiligheid en transport. Het ontsluiten van gebieden met breedband is daarbij vanzelfsprekend een belangrijke voorwaarde. Als iedereen (ondernemingen, privaat en publiek, maar ook individuele burgers) ontsloten wordt, zal breedband pas echt goed functioneren en floreren. Hier ligt ook een belangrijke taak voor de overheid weggelegd
37
Maatschappelijke kosten-batenanalyse van het LOFAR-project
[Breedband02]. Breedband wordt in Europa als noodzakelijke voorziening aangemerkt om economisch te kunnen concurreren met de rest van de wereld. Om LOFAR mogelijk te maken is ongekend veel glasfiber en snelle hardware en software nodig. Veel van deze netwerkinfrastructuur moet nog ontwikkeld worden. LOFAR kan in dat aspect dienst doen als ‘launching customer’. Maar het LOFAR-project kan ook dienst doen als initiatief nemer. LOFAR is dan met organiserend vermogen in staat om andere partijen aan te trekken om tezamen (bijvoorbeeld middels PPS-constructies) snelle infrastructuur te ontwikkelen en aan te leggen. Hierdoor is het dus voor derden mogelijk en betaalbaar geworden om aan deze ontwikkelingen mee te doen en er gebruik van te maken. Maar wat zijn de voordelen van breedband? Breedband kenmerkt zich door hoge snelheid datatransport (twee richtingen op!), gecombineerd met het altijd beschikbaar zijn. Hierdoor is breedband aantrekkelijk voor vele applicaties. Breedband creëert een platform waarbij serviceaanbieders de mogelijkheid hebben om nieuwe inhoud, software en technologie te ontwikkelen en aan te bieden [Umino02]. Maar het zijn niet alleen de nieuwe applicaties die ontwikkeld en aangeboden kunnen worden. Breedband maakt het mogelijk dat bestaande applicaties zeer snel en vaak interactief reageren. Uit onderzoek is gebleken dat snellere dataverbindingen de gebruikers aanmoedigt om meer applicaties te onderzoeken en gebruiken, waardoor de gebruiker meer tijd besteedt. Geconcludeerd wordt zelfs dat breedband een significante impact heeft op de economische activiteit. Door sommigen wordt breedband zelfs beschouwd als de versneller van economische ontwikkeling [Umino02]. Een groter aanbod in de door LOFAR ontsloten gebieden zal de kosten van breedbandverbindingen sterk doen dalen. Dit levert kostenbesparingen op en dus investeringsruimte op voor bedrijven. Daarnaast maakt dit het noorden aantrekkelijk als vestigingsplaats. Echte breedbandtoepassingen kunnen kostenbesparend werken. Voorbeelden zijn live videocommunicatie waardoor fysieke aanwezigheid niet echt noodzakelijk is vanwege de goede dataverbindingen. Dit bespaart natuurlijk aanzienlijk in vergelijking tot het fysiek aanwezig zijn (vooral in internationale projecten). Daarnaast kan een goede en snelle videoverbinding juist drempelverlagend werken. Uit gesprekken die gehouden zijn met bedrijven [ASTRON02a] bleek al heel gauw dat niet de aanwezigheid van infrastructuur de essentie is, maar juist de toepassingen essentieel zijn voor het vinden van belangstelling voor het project. Om een indruk te krijgen van de vraag naar breedbandinternet is in de provincie Groningen begonnen met een vraaginventarisatie bij publieke instellingen (gemeenten, nuts, etc.). In opdracht van ASTRON is een soortgelijk onderzoek gestart in de provincie Drenthe. Wat rest is een onderzoek in Friesland. Alhoewel het ondoenlijk is om alle breedbandapplicaties op te sommen, zal een lijst worden gegeven van de belangrijkste toepassingsgebieden. Aan de hand van deze toepassingsgebieden kunnen cases van gebruik van breedband worden opgesteld. Hiermee is in [ASTRON02a] een begin gemaakt. De toepassingsgebieden zullen nu eerst besproken worden: • •
E-commerce. Met e-commerce wordt elektronische handel bedoeld. Een verbeterde inkoop, productie, verkoop en distributie als gevolg van een breedbandnetwerk stimuleert nieuwe markten en diensten. E-Education. Onderwijs en wetenschap: het ontsluiten van onderzoeks- en onderwijsinstellingen. Breedbandtechnologie geeft nieuwe mogelijkheden, zoals
38
Maatschappelijke kosten-batenanalyse van het LOFAR-project
•
• •
• • •
real-time audio en video naar de klas. Ook het beschikbaar stellen van onlinebibliotheken over de gehele wereld behoort tot de mogelijkheden. E-care. De zorgsector wordt de komende 15 jaar geconfronteerd met een enorme demografische verschuiving in de samenleving. Zo zal het aantal mensen dat actief bijdraagt sterk dalen en het aantal zorgbehoevenden fors stijgen. Breedbandnetwerken kunnen een cruciale rol spelen om het gewenste niveau van zorg te kunnen voortzetten. Ook het aansluiten van plattelands huisartsen en dierenartsen op databestanden en biomedische testfaciliteiten van ziekenhuizen en laboratoria behoort tot de mogelijkheden. Hierdoor zal de kwaliteit van de zorg toenemen. Een voorbeeld van E-care is het samenbrengen van specialisten over de gehele wereld bij moeilijke patiënten. Dit kan ook een educatief aspect hebben. Ook het op afstand opereren van een patiënt behoort in de toekomst tot de mogelijkheden, waarbij een breedband noodzakelijk is. E-Entertainment. Ontspanning zal een belangrijke bijdrage leveren aan de populariteit van het breedbandnetwerk, misschien zelfs wel een essentiële rol. Voorbeelden zijn online-spellen met veel gebruikers en video-on-demand. E-Government. Breedbandtechnologie kan ook toegepast worden om de overheidsservices direct naar de betrokkenen (zowel voor burgers als organisaties) te brengen. Dit zal de kosten voor publieke instellingen aanzienlijk verlagen, terwijl tegelijkertijd de klant een snellere en betere afgestemde service aangeboden krijgt. Voorbeelden van applicaties zijn informatie, administratieve documenten, aanvragen voor vernieuwing van rijbewijs en paspoort en de elektronische belastingopgave. E-security. Veiligheid is een belangrijk politiek en maatschappelijk agendapunt. Elektronische veiligheid via breedband verspreidt biedt mogelijkheden. Een voorbeeld is bewaking op afstand. Milieumonitoring. Aansluiten van milieusensoren in een wijds gebied, bijvoorbeeld voor waterbeheer en milieuvervuiling. E-geologie. Om de aardkorst onder Nederland in kaart te brengen zijn onderzoekers op zoek naar een glasvezelnetwerk om de gegevens van de tienduizenden geofoons te versturen naar een centrale supercomputer [Volkskrant02].
Uitgaande van de genoemde toepassingsgebieden is een aantal cases uitgewerkt door een onderzoeksbureau [ASTRON02b]. Deze werkwijze is gestart om met deze cases in gedachten contact te zoeken met het bedrijfsleven om de interesse te polsen voor PPSconstructies. Dit heeft uiteindelijk geleid tot een schatting van de economische mogelijkheden in Noord-Nederland door de aanleg van een homogeen breedbandnetwerk. In de bijlage B staan de beschrijvingen van de cases: • • • • • • • • •
Videovalley Virtuele balie Online archief Zorg voor breedverband Reservebreedband Datafarming Informatiesnelweg HRM-portal High volume printing
Het onderzoeksbureau heeft deze cases uitgewerkt en vervolgens gewaardeerd met potentiële omzet en werkgelegenheid. In de volgende hoofdstukken zullen deze cijfers worden vermeld. Het zal dan duidelijk worden dat de spin-off van deze cases een gigantische impact zal hebben in Noord-Nederland.
39
Maatschappelijke kosten-batenanalyse van het LOFAR-project
5.5. Supercomputer Voor LOFAR moet een supercomputer worden ontworpen om de datastroom afkomstig van de LOFAR stations te verwerken. Het is niet ondenkbaar dat het merendeel van de waarnemingen met LOFAR niet de volledige capaciteit van de supercomputer nodig heeft. Er bestaat dus een mogelijkheid om computertijd aan te bieden aan externen. De aanwezigheid van computertijd is een schaars goed. Er zijn verschillende rekencentra in Nederland die de beschikking hebben over supercomputers en deze zijn allen volledig bezet met aanvragen voor rekenwerk. Het is dus ook denkbaar dat de supercomputer van LOFAR ingezet kan worden voor extern rekenwerk. Om dit aspect verder in kaart te brengen, moeten er toepassingen worden samengesteld zoals dat ook is gedaan voor het breedbandnetwerk. 5.6. Antenneontwerp Het LOFAR ontwerp maakt gebruik van phased-arraytechnieken om de signalen op te vangen. Met deze techniek is het mogelijk om elektronisch een bundel te vormen. Tegelijkertijd is het ook mogelijk om juist in een bepaalde richting zeer ongevoelig te worden. Deze situatie doet zich voor bij het onderdrukken van storing. Hoewel de phased-arraytechniek niet nieuw is, zijn de specificaties die LOFAR aan het antenneontwerp oplegt dermate streng dat er wel degelijk nieuwe aspecten aan het antenneontwerp noodzakelijk zijn. De voordelen van een platte antenne ten opzichte van een richtantenne zijn zodanig dat andere toepassingen mogelijk zijn. Ook antenneontwerp heeft naast een noodzaak voor het LOFAR-project een mogelijke economische waarde. We kunnen hier denken aan het vervangen van traditionele schotelantennes door platte antennes. Voorbeelden zijn: -
-
Ontvangst satelliettelevisie. Er zijn verschillende satellieten waar programma’s worden aangeboden. Bij gebruik van een traditionele schotel moet telkens de bundel opnieuw uitgericht worden als een andere satelliet gebruikt wordt. Dit wordt in de praktijk vaak opgelost door een rotor te gebruiken. Deze is echter duur in aanschaf. Ook is een schotelantenne veel gevoeliger voor wind. Een platte antenne heeft dit niet. Satellietcommunicatie met mobiele stations. Als men satellietcommunicatie wil plegen vanuit een mobiel station (bijvoorbeeld een vrachtwagen) dan is dit bijna onmogelijk met behulp van een schotelantenne. Een platte antenne, daarentegen, geeft de elektronische bundelvormingen mogelijkheden om de bron te blijven volgen.
5.7. Samenvatting van de mogelijke baten LOFAR In dit hoofdstuk is een uitgebreide analyse gemaakt van de mogelijke baten van het LOFAR-project. Om deze analyse enigszins gestructureerd te doen, is het project in zes onderdelen bekeken. 1. De baten van fundamenteel onderzoek zijn de volgende: • • •
Technologie push, van o.a. CCD-technieken, ontvangertechnieken en cryogene-technieken. Wat meer filosofisch: de bevrediging van de nieuwsgierigheid. Maatschappelijke waarde op termijn.
40
Maatschappelijke kosten-batenanalyse van het LOFAR-project
• • •
Meedoen met (internationale) projecten geeft recht op waarnemingen, waardoor de positie van ASTRON en de Nederlandse Sterrenkunde internationaal gezien gehandhaafd blijft. Informatie voor verbetering modellen t.a.v. meteorologie waardoor mogelijk een verbeterde voorspelling komt. Informatie over zonnestormen, met mogelijke reductie van schade ten gevolge van deze zonnestormen (o.a. op communicatiesatellieten).
2. Naast de wetenschappelijk drive om een instrument als LOFAR te bouwen, geeft de ontwikkeling van het instrument een push aan het toegepaste onderzoek. Voorbeelden zijn genoemd op het gebied van de ICT, storingsonderdrukkingtechnieken, antenneontwerp, het ontwerp van de supercomputer, maar ook op het gebied van managementvaardigheden. 3. Met behulp van het ontwikkelen en realiseren van alle aspecten van het LOFARproject wordt kennis vergaard die vervolgens uitgedragen wordt. Dit verwerven en uitdragen van kennis is een bate voor de kenniseconomie van vandaag. Deze kennisinfrastructuur hoeft zich niet te beperken tot Noord-Nederland. 4. Het breedbandnetwerk, noodzakelijk voor LOFAR, kan op zeer veel verschillende wijzen gebruikt worden voor andere dingen. Hierdoor ontstaat er een zeer interessante marktsituatie waarbij de aanwezigheid van een breedbandnetwerk in Noord-Nederland een aantrekkingskracht heeft voor ondernemerschap. Een onderzoeksbureau heeft deze effecten in kaart gebracht. In het volgende hoofdstuk zal hier verder op ingegaan worden. 5. Voor LOFAR moet een supercomputer worden ontworpen om de datastroom afkomstig van de LOFAR stations te verwerken. Er bestaat een mogelijkheid om computertijd aan te bieden aan externen. 6. Ook antenneontwerp heeft naast een noodzaak voor het LOFAR-project een mogelijke economische waarde. We kunnen hier denken aan het vervangen van traditionele schotelantennes door platte antennes. Al met al geeft deze inventarisatie mogelijkheden om deze in monetaire termen af te schatten. Ook is duidelijk dat er projecteffecten zijn die verder reiken dan het project zelf. We spreken immers ook van een maatschappelijk KBA. In het begin van dit hoofdstuk is al aan bod gekomen dat vanuit een maatschappelijk oogpunt naar R&D-subsidies gekeken kan worden. Er zijn namelijk sterke aanwijzingen dat bedrijven in Nederland (in het bijzonder Noord-Nederland) vanuit maatschappelijk oogpunt te weinig investeren in R&D en onderzoek. De vraag ontstaat dan of het LOFARproject wel bijdraagt tot een verhoogde R&D-uitgave bij bedrijven (specifiek in het noorden) en of het dus maatschappelijk gezien legitiem is het project mede met overheidssteun te financieren. Er spelen een drietal aspecten [Cornet01]: • • •
Additionaliteit. Lokt de subsidieregeling meer R&D uit, of zouden de uitgaven ook zonder de regeling zijn gedaan? Fungibiliteit: Lokt de regeling meer R&D uit, of kwalificeren bedrijven activiteiten als R&D die zonder de regeling niet als R&D opgevoerd zouden zijn? Inputprijseffect. Lokt de regeling meer R&D uit (volume-effect), of leidt ze vooral tot duurdere R&D (prijseffect)?
Voor het LOFAR-project kunnen deze drie aspecten als volgt worden ingevuld.
41
Maatschappelijke kosten-batenanalyse van het LOFAR-project
Additionaliteit Als we kijken naar de spin-offs van het project, onder andere op het gebied van de ICT infrastructuur en het leveren van een supercomputer, moge het duidelijk zijn dat het project een enorme aanzuigingskracht heeft op investeringen van bedrijven. Dat dit niet zuiver een academisch antwoord is, blijkt uit de resultaten van gesprekken die gevoerd zijn met bedrijven in Noord-Nederland [ASTRON02a] en de daaruit uitgewerkte cases in bijlage B. Dat ASTRON hier een centrale positie inneemt is ook duidelijk. Zonder het organiserend vermogen van ASTRON zullen dergelijke projecten maar moeizaam, dan wel nooit, gestart worden. De vraag blijft bestaan of bedrijven dan extra zullen gaan investeren of dat ze het toch al van plan waren. Afgaande op de gesprekken is duidelijk dat er wel degelijk extra investeringen gepleegd zullen worden, wat absoluut een positieve impact heeft op het economisch leefklimaat in Noord-Nederland. Conclusie is dan ook dat het LOFAR-project zonder meer voldoet aan het eerste aspect. Fungibiliteit Het is duidelijk dat het hier om nieuwe investeringen in R&D gaat en dat we hier niet spreken over activiteiten die zonder de initiatie van het LOFAR-project opgevoerd worden als andere kosten. Inputprijseffect Het is te verwachten dat er hier sprake is van volume-effecten in plaats van prijseffecten, alleen is het natuurlijk niet uit te sluiten dat beide effecten zullen optreden. Al met al kan geconcludeerd worden dat maatschappelijk gezien het LOFAR-project zal bijdragen aan meer R&D-activiteiten in Noord-Nederland. Gezien het feit dat we in een kenniseconomie leven [Iperen00, Logger99] en daardoor kennis (en dus investeringen in R&D) door LOFAR worden gestimuleerd, is het maatschappelijk gezien zeer legitiem dat de overheid het LOFAR-project middels subsidies en regelingen steunt.
42
Maatschappelijke kosten-batenanalyse van het LOFAR-project
6 Onderzoeksfacetten rond de MKBA In dit hoofdstuk zullen zes onderzoeksfacetten rond de MKBA verder uitgewerkt worden. Achtereenvolgens komen aan bod: nulalternatief, scenario’s en onzekerheid, directe projecteffecten, indirecte effecten, externe effecten en niet (goed) in geld te waarderen effecten. De vorm van dit hoofdstuk volgt in grote lijnen de structuur zoals die is beschreven in hoofdstuk 3 en uitgebeeld in figuur 3.2. Deze structuur is afgeleid van de publicatie van het CPB: “Evaluatie van Infrastructuurprojecten – leidraad voor kostenbatenanalyse” [Eijgenraam00]. In dit hoofdstuk en ook in het volgende hoofdstuk is veelvuldig gebruik gemaakt van deze publicatie. 6.1. Projectalternatieven en het nulalternatief Het nulalternatief is gedefinieerd als het beste alternatief voor het project. Het is dus zeker niet hetzelfde als ‘niets doen’ en ook niet per definitie ‘bestaand beleid’. Het nulalternatief en andere mogelijke projectalternatieven zijn input voor de (maatschappelijke) besluitvorming rond het project. Het is goed om bij het nemen van zo’n besluit de alternatieven op een rijtje te hebben staan. Daarbij helpt vanzelfsprekend een integrale MKBA. Een economische projectbeoordeling vindt immers plaats aan de hand van projecteffecten, welke niets meer zijn dan de verschillen tussen de projectalternatieven en het nulalternatief. Voor het meten van deze effecten is dus het nulalternatief minstens net zo belangrijk als de projectalternatieven. Bij grote projecten is het opstellen van een nulalternatief lastig. Vaak is de situatie dat er eigenlijk al besloten is om een project door te laten gaan, de vraag is alleen hoe. In zulke gevallen kan dit onderzoek zich beperken tot een kosten-effectiviteitsanalyse (KEA). Bij een KEA worden slechts de uitvoeringsvarianten bekeken van in grote lijnen hetzelfde project met dus ook bijna dezelfde maatschappelijke baten. Wat ook vaak als nulalternatief gebruikt wordt bij grote projecten is de uitvoering van kleinere projecten, die voor een deel of tijdelijk soortgelijke prestaties leveren als het project zelf. Een voorbeeld van een project waarbij er sprake is van een nulalternatief en verschillende projectalternatieven is het JSF-project [Koning01]. In het CPB-rapport [Koning01] wordt de MKBA opgehangen aan de kosten en baten van verschillende alternatieven. Bij elk van de mogelijke projectalternatieven zijn de kosten en baten op een rijtje gezet en is uiteindelijk een voorstel voor een beleidsbeslissing genomen. De situatie voor LOFAR Het echte nulalternatief is ook bij het LOFAR-project zeker niet het niet uitvoeren van het project. Hiervoor kunnen een aantal argumenten naar voren worden gebracht:
43
Maatschappelijke kosten-batenanalyse van het LOFAR-project
De wetenschappelijke interesse in het spectrum waarin LOFAR operationeel is blijft gewoon bestaan en is groot. De astronomische gemeenschap vraagt simpelweg om een instrument zoals LOFAR. Hiernaast zijn er verscheidene andere vakgebieden die een dergelijk instrument goed kunnen gebruiken. Hieronder valt het vakgebied van fundamenteel natuurkundig onderzoek met het heelal als laboratorium waar extreme condities zich voordoen (zoals kernfusie, extreem vacuüm, extreem koud en warm, etc.), plasmanatuurkunde van de zon, ionosferisch onderzoek, hoge energie deeltjes fysica, geologie en geofysisch onderzoek, GPS timingstudies, ionosferische correcties en voorspellingen voor verbeterde satelliettransmissies. De gevolgen van de invloeden van de zon moeten in kaart worden gebracht. Satellieten zijn maar deels de oplossing van dit probleem. Er moet een instrument komen dat de zonnestormen gaat meten. Breedbandcommunicatie zal haar opmars maken in de toekomst, is het niet nu, dan wel over een aantal jaren. Daardoor moet er een hoge snelheid netwerk worden aangelegd, ook in Noord-Nederland. Alle bedrijventerreinen zullen op termijn worden ontsloten met een supersnel netwerk. Hieruit kunnen we concluderen dat er een LOFAR-achtig instrument zal worden gebouwd in de wereld. Voor de astronomische gemeenschap in Nederland betekent een realisatie van een LOFAR in het buitenland niet dat er geen energie en geld gestoken gaat worden in het project. De mate van financiering en bijdrage geeft immers recht op gebruik van het instrument. Voor Nederland komt daar nog de realisatie van een breedbandnetwerk bij. De opmars van breedband is niet meer te stoppen. Daardoor zal er door heel Nederland heen fysieke telecommunicatie-infrastructuur moeten worden aangelegd. Bij de bepaling en monetair waarderen van het nulalternatief moeten de kosten voor het aanleggen van het breedbandnetwerk in Noord-Nederland mee worden genomen. Wel moet in dit kader het tijdsaspect worden meegenomen. Voor LOFAR is het essentieel dat in 2006 het instrument beschikbaar is. Dit heeft alles te maken met het kalibreren van het instrument. In 2006 is namelijk de zonneactiviteit minimaal, waardoor de ionosfeer het eenvoudigst in kaart te brengen is. De zonnecyclus is elf jaar. Uitstel van meer dan 2 jaar kan een uitstel betekenen van 10 jaar. Dus het breedbandnetwerk moet klaar zijn in 2004-2005. Voor de toekomstige andere applicaties van het breedbandnetwerk is deze deadline minder aanwezig. Uitstel van een aantal jaren kan financieel gezien een voordeel zijn, maar voor de ontwikkeling van LOFAR desastreus. Dit financieel aspect moet worden meegenomen in de berekeningen. Het nulalternatief is dus dat er wel wordt meegedaan aan de realisatie van het project, maar dat er geen LOFAR fysiek in Nederland wordt geplaatst. Wel moet er in het kader van de MKBA ook een breedbandnetwerk in Noord-Nederland meegenomen worden bij de beoordeling van het nulalternatief (deze krijg je er immers ‘gratis’ bij als LOFAR in Noord-Nederland gebouwd wordt). Maar wat blijft er dan over van het verschil tussen het beschreven nulalternatief en het volledig realiseren van LOFAR in Nederland:
-
Geen werkgelegenheid voor de realisatie van de antennevelden, supercomputer en andere realisatieaspecten. Geen werkgelegenheid voor onderhoud van het instrument. Minder opdoen van kennis en daardoor een magerder kennisoverdrachteffect. Geen hightech uitstraling in Noord-Nederland.
+ + +
Geen ruimtelijke ordening problemen. Minder investeren en toch onderzoek doen. Mogelijk financieel voordeel bij uitstel realisatie breedbandnetwerk.
-
44
Maatschappelijke kosten-batenanalyse van het LOFAR-project
Monetaire waardering van actieve participatie in het LOFAR-project dat fysiek elders wordt gerealiseerd In dit alternatief worden de antennevelden en de supercomputer elders op de wereld geplaatst. Bij actieve participatie (lees: investeren en meewerken aan de ontwikkeling en realisatie) betekent dat de Nederlandse astronomische gemeenschap ook recht heeft op waarneemtijd op het instrument. Om hier concreet invulling aan te geven, is het de bedoeling om op diverse plekken op aarde wetenschapscentra op te zetten waarbij direct contact is met de fysieke LOFAR-site. Dataoverdracht tussen de centra en de daadwerkelijke LOFAR-site zal zeer snel zijn, waardoor de controle over het fysieke LOFAR-instrument over ter wereld kan plaatsvinden. Om aan dit alternatief een monetaire waarde te koppelen kunnen we kijken naar de eerdere begrotingen van het plaatsen van een compleet LOFAR-instrument in Nederland. In deze begroting (zie hoofdstuk 7) is een gedeelte van 25% (is ongeveer 25 M€) begroot als zijnde de inbreng van buitenlandse instituten. Met andere woorden: als er geen fysiek LOFAR-station in Nederland wordt gebouwd, maar we participeren wel actief mee, moet er rekening gehouden worden met een investering rond de 25 M€. Samenvattend Naast het uitvoeren van het complete LOFAR-project, inclusief de fysieke plaatsing van het instrument in Nederland, bestaat nog een ander alternatief: actief participeren in het project, echter met een LOFAR-wetenschapsinstituut in Nederland en het fysieke instrument elders op aarde. De negatieve en positieven punten van dit alternatief zijn: Positief: - Het ruimtelijke ordeningsprobleem is niet aanwezig. Een plaats vinden voor het wetenschapsinstituut lukt altijd wel. - Actief participeren in het project geeft nog steeds recht op waarneemtijd. Negatief: - De verwachte spin-off van het neerleggen van een supersnel breedbandnetwerk in Noord-Nederland komt niet ten bate van het LOFAR-project. Er zal hoe dan ook een breedbandnetwerk in Noord-Nederland moeten komen vanwege andere vergaande plannen (zie o.a. [MinEZ99b]). - De verworven kennis zal aanzienlijk minder zijn wat gevolgen zal hebben voor kennisdiffusie. - Geen werkgelegenheid voor het onderhouden van het instrument in NoordNederland. Zoals later in dit rapport te zien zal zijn, is de verwachte spin-off van het breedbandnetwerk zodanig dat het economisch gezien zeer verstandig is om juist niet te kiezen voor dit nulalternatief. Het ontwikkelen en bouwen van het complete LOFAR-idee in Nederland is economisch gezien de verstandigste oplossing. 6.2. Omgevingsscenario’s, risico’s en onzekerheid Het opstellen van een MKBA moet niet alleen gericht zijn op kosten en baten. Een gedegen risicoanalyse is een belangrijk gedeelte van het onderzoek. Een projectalternatief kan wellicht een gunstig (maatschappelijk) economisch resultaat hebben, maar als het risico ontoelaatbaar hoog is, is het maar de vraag of de besluitvorming ten gunste van het goedkoopste alternatief gaat. Voor grote projecten is het tijdsinterval voor realisatie soms wel 10 tot 15 jaar. Voor het LOFAR-project is dat wel iets korter, maar tussen de 5 en 10 jaar is het zeker. De baten hebben betrekking op nog verder gelegen perioden.
45
Maatschappelijke kosten-batenanalyse van het LOFAR-project
Een mogelijkheid om projectkritische factoren en onzekerheden boven water te krijgen is het opstellen van omgevingsscenario’s en een variantenanalyse. Het gaat er bij deze analyse niet om een gewenste variant of scenario te kiezen. De kracht van de analyse is het inzichtelijk maken van mogelijke ontwikkelingen die het project kunnen beïnvloeden. Zo laten scenario’s zien in hoeverre het rendement van een project afhankelijk is van specifieke en algemene omgevingsfactoren. Ze geven een kwalitatief beeld van de risico’s, maar leveren nog geen kwantitatieve maatstaf daarvoor. Voor een integrale MKBA is het wel noodzakelijk om deze risico’s in geld te waarderen. Om de risico’s in kaart te brengen en vervolgens maatregelen (waaronder scenario’s) te bedenken om de onzekerheid te verlagen, zal een (korte) risicoanalyse worden gemaakt. De eerste resultaten zijn opgenomen in tabel 6.1. Risico: Technische risico’s: Calibratie van het instrument Storingsonderdrukking technieken Technische uitvoeringsproblemen Financiële risico’s: Financiering stopt of vertraagt.
Kans:
Impact:
Maatregelen om risico te verlagen
Middel
Technische modellering en het maken van prototypen.
Middel
Zeer groot Groot
Middel
Middel
Projectfasering (PDR, CDR, etc) met technische risicoanalyses.
Middel
Zeer groot
Financiering buitenlandse instituten vermindert
Middel
Middel
Banengroei ten gevolge van het LOFAR-project valt tegen Organisatorische risico’s: Geringe bedrijfsmatige cultuur binnen ASTRON
Middel
Middel
Overbruggingsfinanciering zien te regelen, dan wel financieringsbron zoeken die garant staat voor lening. Afhankelijkheid van buitenlandse instituten minimaliseren en tevens aantal onafhankelijke buitenlandse partners vergroten. Pro-actief samen met stimuleringsorganisaties bedrijvigheid proberen te realiseren.
Middel
Middel
Gekozen opzet met strakke project management.
Tabel 6.1. Korte risicoanalyse van het LOFAR-project Het is duidelijk dat dit onderzoeksfacet van de MKBA nog verder uitgewerkt dient te worden. Het is voor de onderbouwing van maatschappelijke baten wel degelijk van belang om de mogelijke scenario’s in kaart te brengen. Vervolgens is het dan zaak om maatregelen op te stellen om het risico te verkleinen. Is dat niet of nauwelijks mogelijk, dan moet gekeken worden hoe de impact hiervan kleiner te maken is. 6.3. Directe effecten, markt en concurrentieanalyse In het vorige hoofdstuk zijn de mogelijke baten van het LOFAR-project op een rijtje gezet. Dat levert de lijst uit de samenvattende paragraaf 5.7. Uit deze baten kunnen we vervolgens een lijst opstellen van directe effecten van het LOFAR-project: 1. Werkgelegenheid voor het ontwikkelen en realiseren van LOFAR op de zes werkgebieden, te weten fundamenteel onderzoek, toegepast onderzoek, platte antennes, supercomputer, kennisdiffusie en telecommunicatie-infrastructuur. 2. Optimaliseren van meteorologische modellen waardoor verbeterde en nauwkeurigere voorspellingen op lange termijn van de weersverwachtingen gedaan kunnen worden.
46
Maatschappelijke kosten-batenanalyse van het LOFAR-project
3. Lange termijn voorspellingen (aantal dagen) van mogelijke zonnewinden, waardoor minder of geen onverwachte verschijnselen meer optreden. Hierdoor kan apparatuur op aarde, maar ook buiten de aarde (satellieten) beschermd worden. 4. Kennisdiffusie op verschillende gebieden, waaronder astronomie, techniek, management van grote projecten, etc. 5. Toegepaste onderzoeksresultaten op het gebied van onder andere de ICT, storingsonderdrukkingtechnieken, antenneontwerp, het ontwerp van de supercomputer, maar ook op het gebied van management vaardigheden. 6. Glasvezel-breedbandnetwerk in Noord-Nederland. 7. Op termijn een aantal toepassingen die nu nog niet bekend zijn en waarvan de maatschappelijke waarde niet in te schatten is. Naast het samenstellen van de lijst van directe effecten is het ook van belang om een markt en concurrentieanalyse uit te voeren. Bij de marktanalyse wordt nagegaan hoe de totale vraag naar diensten van het type dat door het project wordt aangeboden, in de relevante regio’s zich zal ontwikkelen. De concurrentieanalyse moet uitwijzen welk aandeel het project zal kunnen verwerven in de totale vraag naar dit type diensten in de relevante regio. Nu is LOFAR een project dat niet echt een concurrent kent, niet in het buitenland en niet in het binnenland. Het is dus moeilijk om een echte markt en concurrentieanalyse uit te voeren. Voor het deelaspect van de ontwikkeling van breedband ligt dit wel iets anders. Voor LOFAR is een breedbandnetwerk van belang. ASTRON kan twee posities in gaan nemen, die van klant of die van initiatiefnemer. Uit onderzoek van een onderzoeksbureau [ASTRON02a] blijkt dat bij een actieve inzet het maximale rendement kan worden behaald. ASTRON moet dus een actieve rol spelen. Met andere woorden: het is noodzakelijk om organiserend vermogen te creëren willen we van het LOFAR-project een succes maken. Organiserend vermogen is gedefinieerd als de mate waarin men is staat is alle actoren bijeen te krijgen en gezamenlijk nieuwe ideeën te genereren en beleid te ontwikkelen en te implementeren, dat inspeelt op fundamentele ontwikkelingen en dat voorwaarden creëert voor duurzame economische groei [Berg97]. Uitgangspunt is dus dat door samenwerking meerwaarde ontstaat. In [Berg97] is een theoretisch model gepresenteerd wat is weergegeven in figuur 6.1. • Leadership •Political support •Societal support •Spatial-economic conditions
Vision & Strategy
Strategic networks Public sector
Private sector
Performance
Figuur 6.1. Theoretisch model van organiserend vermogen.
47
Maatschappelijke kosten-batenanalyse van het LOFAR-project
In het model zien we dat de strategische netwerken een centrale rol spelen. Het gaat hier om zowel publiek-publieke en publiek-private samenwerkingsverbanden. En dat zijn er een heleboel. Er moet natuurlijk wel een prikkel zijn om samen te werken. Een overzicht van de partijen waar momenteel een samenwerkingsverband mee is aangegaan binnen (deel)projecten van LOFAR: Universiteiten: Rijksuniversiteit Groningen, Universiteit van Amsterdam, Technische Universiteit Delft, Technische Universiteit Eindhoven, Universiteit Leiden, Katholieke Universiteit Nijmegen. Hogescholen: Noordelijke Hogeschool Leeuwarden Grotere bedrijven: Lucent Technologies Nederland, KPN Research, Fokker Space, Ordina UTM Communication Solutions, Rohde & Swartz Nederland. MKB: Datell BV, Decide BV, De Kooi Systeemhuis BV, Essence Consultants BV, GN-IX BV, Interay BV, Olderburger Products 2000 BV, Orgnet BV, PeterPrijs BV, ProContra BV, Team Support Systems BV, Wizwise Technology BV. Kennisinstituten: ICT-NN (Groningen), Nationaal Lucht en Ruimtevaart laboratorium Internationaal: Massachusetts Institute of Technolgy, US Naval Research Laboratory, LOIS Consortium, SkyView Consortium Alvorens te beginnen met het opzetten van strategische netwerken is een gedegen marktanalyse en concurrentenanalyse van belang. Waarom zou immers iemand anders niet dergelijke netwerken op kunnen zetten? Dit is een onderdeel dat nader onderzoek behoeft. 6.4. Indirecte effecten Indirecte effecten worden gedefinieerd als effecten die ontstaan als gevolg van de directe effecten. Er moet dus een duidelijk aanwijsbaar en causaal verband zijn tussen een direct en een indirect effect. Een voorbeeld is de toename van de prijs van onroerend goed in de buurt van een nieuw gebouwd treinstation (zie o.a. de indirecte effecten die ontstaan bij de aanleg van de Zuiderzeelijn [Nyfer01]). Indirecte effecten kunnen heel goed overgedragen directe effecten zijn. Deze (her)verdeling van voordelen hoeft niet noodzakelijkerwijs neutraal voor de nationale welvaart te zijn. Hier zijn twee redenen voor. Allereerst kan de herverdeling economisch-geografische grenzen overschrijden. Als tweede kan de herverdeling activiteiten stimuleren die vanuit maatschappelijk oogpunt te weinig (of te veel) voortgebracht worden. Hier staan markten die niet bestaan of slecht functioneren centraal. Deze marktverstoringen kunnen dus worden verkleind door overheidsingrijpen. Dezelfde situatie is misschien bij LOFAR ook wel zo. De markt voor breedband in NoordNederland is misschien (er is nog geen marktonderzoek op dit gebied afgerond) te gering. Met overheidsingrijpen wordt een mogelijk marktfalen voorkomen. Dit geeft dan als indirect effect dat als breedband WEL in het noorden wordt ontvouwd, het vestigingsklimaat positief wordt beïnvloed. Vestigingsbeslissingen kunnen ook onderhevig zijn aan marktverstoringen. Bij een beslissing over locatie van activiteiten zullen bedrijven onder andere meenemen of er ook andere gespecialiseerde bedrijven of werknemers in de nabijheid aanwezig zijn. De overheid kan hier een coördinerende rol spelen. Zo kan zij door subsidies op bouwgronden betrokken bedrijven aantrekken. Een goede infrastructuur (fysiek, maar
48
Maatschappelijke kosten-batenanalyse van het LOFAR-project
49
zeker ook de telecommunicatie-infrastructuur) kan eveneens een gereedschap zijn van de overheid. Zo is het denkbaar dat door een goede telecommunicatie-infrastructuur bedrijven over de streep worden gehaald om zich te vestigen in Noord-Nederland. Maar hoe worden deze indirecte effecten in kaart gebracht? Hiervoor zijn verschillende methoden beschikbaar: • Macro-productiebenadering. Met deze benadering kunnen de effecten van de totale investeringen op het gebied van de analyse (in het geval van dit rapport bijvoorbeeld de telecommunicatieinfrastructuur) van een land op de nationale economie worden ingeschat. De moeilijkheid is echter om de vertaling te maken naar een specifiek project. • Casestudies. Gekeken wordt naar andere, vergelijkbare projecten, bijvoorbeeld op internationaal niveau. Probleem is ook hier weer de vertaling van de resultaten van het bekeken project naar het specifieke project. • Gericht veldwerk. Gericht veldwerk kan gedaan worden met bijvoorbeeld enquêtes en interviews. Voordeel van deze manier is het kijken naar de toekomst in plaats van het verleden. Nadeel is de mismatch tussen de uitspraken van de respondenten en het feitelijk gedrag. • Modellen. Er kunnen modellen worden opgesteld welke het doorwerken van het project op de economie bepalen. De directe effecten en resultaten van casestudies en enquêtes kunnen bij de modelberekening als input worden gebruikt. Alle vier methoden hebben hun voor- en nadelen. In de praktijk is het dan ook beter om meerdere onderzoeken uit te voeren. Bij het LOFAR-project zijn deze methodieken deels ingezet. Een economisch onderzoek naar de impact van een breedbandnetwerk in Noord-Nederland heeft gebruik gemaakt van de combinatie van casestudies en gericht veldwerk [ASTRON02a]. Er is een aantal cases van gebruik van het breedbandnetwerk uitgewerkt. Met deze cases is vervolgens veldwerk verricht. De cases zijn gepresenteerd aan ondernemers en hen is om reactie gevraagd. Deze methode is succesvol gebleken. Voor ondernemers is er direct een toepasbare applicatie beschikbaar waarmee ze hun interesse kunnen tonen. Zij komen vervolgens ook met aanpassingen aan de casestudies die voor hen van belang zijn. Na een aantal iteraties is een rapport opgemaakt van deze indirecte effecten. In Appendix B staan de resultaten van de 9 uitgewerkte cases, waarvan in tabel 6.2 de verwachte omzet en arbeidsplaatsen zijn opgenomen. Case Videovalley Virtuele Balie Online Archief Zorg voor Breedverband Reservebreedband Datafarming Informatiesnelweg HRM-portal
Contacten AZG, KITTZ, CMG CMG, ABN AMRO, KITTZ ATOS, CAS, AZG AZG, RuG, KITTZ TPG, ATOS, IBM ATOS, IBM LKPD, RDW KITTZ, Freia, KPN Opleidingen TPG, NDC
Omzet in M€
Arbeids plaatsen
Interesse
100-1000 20-200 20-200 10-100
100-1000 10-100 50-500 10-100
Groot Groot Groot Groot
50-500 50-500 20-200 10-100
20-200 50-500 10-100 10-100
Groot Middel Onbekend Klein
High Volume 10-100 10-100 Middel Printing Tabel 6.2. Uitgewerkte cases met verwachte omzet en arbeidsplaatsen.
Maatschappelijke kosten-batenanalyse van het LOFAR-project
Omzet betekent de geschatte ordegrootte van de jaarlijkse omzet of kostenbesparing in M€. Op basis van de aanname dat er in de schattingen geen systematische fout met een factor tien voorkomt, is de conclusie dat er zeker in de ordegrootte van honderd miljoen euro aan economische activiteit per jaar zal ontstaan door de beschikbaarheid van de LOFAR-infrastructuur wanneer slechts enkele van de cases tot wasdom komen. De toename van arbeidsplaatsen in Noord-Nederland wordt daarbij ook in de honderdtallen tot duizendtallen geschat. De schattingen van deze voor Noord-Nederland zeer positieve ontwikkeling zijn vermoedelijk aan de behoudende kant. Dit vermoeden volgt uit een vergelijkbare, zij het omgekeerde, situatie: de omvang van de negatieve impact door het wegvallen van activiteiten in de telecom- en internetsector. Deze nieuwe toepassingen zijn allemaal indirecte effecten. Daarnaast is er ook nog sprake van spin-offactiviteiten van het LOFAR-project. Deze vallen ook onder de categorie indirecte effecten. Mogelijke spin-offaspecten zijn: •
•
Het exploiteren van een bezoekerscentrum. Naast de functie als bezoekerscentrum, kan een dergelijk instituut nog meerdere andere aspecten bevatten, zoals een kenniscentrum, het faciliteren van congressen, een hotelfunctie, etc. Kennis van hardware, software en management van grote projecten kan worden geëxploiteerd. Dit wordt momenteel bij ASTRON reeds in geringe mate met veel succes gedaan. De kennis die wordt opgedaan bij LOFAR kan op een zelfde wijze worden geëxploiteerd. Op dit moment is ASTRON bezig een separate holding op te richten om deze activiteiten te faciliteren.
6.5. Externe effecten Externe effecten ontstaan ten gevolge van het uitvoeren van een project. Denk daarbij aan gevolgen voor milieu, natuur en veiligheid. Het opsommen van de gevolgen is één kant van de medaille, het vaststellen van een monetaire waarde is iets anders. De externe effecten zijn vaak zeer moeilijk in geld uit te drukken, voornamelijk omdat er geen markten en dus geen prijzen bestaan. De monetaire waarde kan worden afgeschat met behulp van enquêtes onder betrokkenen, of door de vermijdingskosten te meten die in bestaand overheidsbeleid gangbaar zijn. Nu is LOFAR een betrekkelijk milieuvriendelijk project. Er ontstaat geen overlast aan het milieu, er is geen sprake van geluidsoverlast. Mogelijkerwijs is er een (zeer) geringe aantasting van het landschap. Naarmate het project meer vorm krijgt, zullen deze externe effecten nader onderzocht moeten worden.
6.6. Niet (goed) in geld te waarderen effecten Onder de sectie van niet goed in geld te waarderen effecten komen die effecten terecht die niet onder directe, indirecte en/of externe effecten vallen. Daaronder zitten verdelingseffecten en werkgelegenheidseffecten. Verdelingseffecten In een MKBA zullen verdelingseffecten aan bod moeten komen, simpel vanwege het feit dat er bij de uitvoering van het project verliezers en winnaars zullen zijn. Om deze verdelingseffecten in kaart te brengen maken we een indeling in vier groepen, namelijk gebruikers, omwonenden, regio’s en de publieke versus de private sector.
50
Maatschappelijke kosten-batenanalyse van het LOFAR-project
Gebruikers profiteren het meest van de investeringen van het project. Als er voor LOFAR een breedbandnetwerk wordt neergelegd in Noord-Nederland, zullen de bedrijven en huishoudens die aangesloten worden op deze telecommunicatie-infrastructuur het meest profiteren. Het ligt dan voor de hand dat deze groep een gedeelte van de investeringsen exploitatiekosten voor haar rekening neemt. Als de investering echter een publiek goed is, zal doorvoering van de kosten naar de gebruikers niet mogelijk of wenselijk zijn. Dit is bijvoorbeeld het geval bij de aanleg van een nieuwe snelweg (fysieke infrastructuur). Omwonenden hebben het meest te maken met het verdelingsvraagstuk. Zij hoeven namelijk niet het voordeel te hebben, maar hebben wel te maken met de nadelen. Het waarderen van de effecten als bijvoorbeeld landschapsvervuiling ten gevolge van de LOFAR antennevelden, kan per individu sterk verschillen. Dit is natuurlijk het gevolg van het ontbreken van de markt voor deze effecten. De uitvoering van projecten kan tot gevolg hebben dat sommige regio’s meer tot voordeel strekken dan andere regio’s. Het neerleggen van een breedbandnetwerk in Noord-Nederland heeft direct als gevolg dat Noord-Nederland beschikt over het snelste netwerk ter wereld. Dit kan gevolgen hebben voor bijvoorbeeld de vestigingscondities waardoor bedrijven wellicht zich gaan vestigen in het noorden. Met andere woorden, een investering in de noordelijke regio van Nederland geeft deze regio een voordeel ten opzichte van de rest van Nederland. Dit kan dan natuurlijk een bewuste keuze zijn. Dit kan ook hier als argument naar voren gebracht worden. Het Langman-rapport [Langman97] geeft aan dat er door Noord-Nederland een inhaalslag gemaakt moet worden. Het rapport geeft hiervoor een aantal richtlijnen. Publiek-private samenwerking (PPS) beoogt prestaties bij het uitvoeren van het project te verbeteren, maar, overheidsbemoeienis kan ook in de weg staan bij het uitvoeren van het project en in de exploitatiefase. Er zal een goede afweging gemaakt moeten worden welke delen bij de overheid moeten komen te liggen en welke delen bij de private partijen. Het aspect van marktfalen komt hier weer naar voren. Voor het noorden kan overheidsingrijpen activiteiten stimuleren die vanuit maatschappelijk oogpunt te weinig (of te veel) voortgebracht worden. Hier staan markten die niet bestaan of slecht functioneren centraal. Deze marktverstoringen kunnen dus worden verkleind door overheidsingrijpen. De genoemde verdelingseffecten zijn zeer moeilijk, dan wel onmogelijk, om te zetten in monetaire termen. Toch moeten de effecten van projecten meegenomen worden in PMpunten. Zo is het voor LOFAR van belang de gevolgen voor de economie in NoordNederland te benadrukken. Werkgelegenheidseffecten In eerste instantie lijken projecten werkgelegenheid aan te trekken. Zeker als het gaat om grote infrastructurele projecten is het vaak het voornaamste motief om een project te ondernemen. De daadwerkelijke werkgelegenheidseffecten zijn echter wel wat subtieler dan slechts de werkgelegenheid te bekijken van alleen het project. Voor de uitvoering van een project is immers menskracht nodig. Meer banen op één plek betekent vaak mindere banen op een andere plek. Dit noemt men ook wel verdringing en dit wordt vaak over het hoofd gezien. Om het duidelijk te maken kijken we naar een schaarse productiefactor als bijvoorbeeld hooggeschoold personeel (wat nodig is voor de uitvoering van het LOFAR-project). Zij kunnen slechts op één plek werken. Als dus hooggeschoold personeel op een project wordt aangenomen worden ze elders onttrokken. Dit heeft gevolgen voor de productie van de vorige werkgever, hetgeen weer impact heeft voor andere banen binnen dat bedrijf.
51
Maatschappelijke kosten-batenanalyse van het LOFAR-project
Noord-Nederland heeft een economische achterstand ten opzicht van de rest van Nederland volgens het Langmanrapport [Langman97]. Dit heeft consequenties voor het vestigingsklimaat in Noord-Nederland [VNONCW02]. De extra werkgelegenheid die door het LOFAR-project in Noord-Nederland gecreëerd wordt, wordt dan misschien onttrokken uit andere gebieden, maar het geeft wel een boost aan Noord-Nederland. En dit is weer conform de gedachten achter het Langmanrapport. Een mogelijke opdeling van werkgelegenheidseffecten is de volgende: •
•
• •
Directe effecten welke betrekking hebben op alle activiteiten die rechtstreeks te maken hebben met het bouwen en exploiteren van LOFAR (zie paragraaf 6.3) Fundamenteel onderzoek. Toegepast onderzoek. Kennisdiffusie, voorlichting en onderwijs. Ontwerp van een high-speed netwerkinfrastructuur. Ontwerp van een supercomputercluster. Antenneontwerp. Spin-off ontstaat wanneer de opgebouwde specifieke kennis en technologie, nodig voor LOFAR, worden gebruikt voor andere wetenschappelijke en zakelijke toepassingen: Toeristische exploitatie in de vorm van een bezoekerscentrum. Hiervoor zijn al vergevorderde plannen in samenwerking met het Noorderdierenpark (NDP). Infrastructuur die commercieel wordt ingezet voor de exploitatie van breedband. Kennis op het gebied van de hardware (o.a. antenneontwerp en op het gebied van de ontwikkeling van supercomputers). Kennis op het gebied van programma en projectmanagement. Kennis op het gebied van softwaregebruik van digitale dataverwerkingstechnieken die voor andere toepassingen ingezet kunnen worden. Nieuwe toepassingen zijn nieuwe vormen van bedrijvigheid die gebruik maken van infrastructuur van LOFAR. Deze bedrijvigheid is reeds in de vorm van cases in bijlage B gepresenteerd. Verzorgingseffecten treden op omdat bovenstaande effecten op hun beurt een beroep doen op de verzorgende en toeleverende bedrijvigheid in de regio.
In [ASTRON02a] is voor een aantal van deze aspecten een schatting gemaakt. Met deze gegevens en eigen extrapolatie is de tabel 6.3. ontstaan, die een afschatting maakt van de werkgelegenheidseffecten van het LOFAR-project. In de tabel staan twee scenario’s opgenomen, een actief en een passief scenario. In het passieve scenario vervult LOFAR primair een wetenschappelijke functie. In het actieve scenario is LOFAR launching customer voor een markt met nieuwe toepassingen. In het meest gunstige scenario levert LOFAR dus een toename op van iets meer dan 3000 arbeidsplaatsen op de lange termijn. Natuurlijk blijven dit schattingen, maar helemaal uit de lucht gegrepen zijn deze getallen zeker niet. Voor de verzorgingseffecten is in het onderzoek gebruik gemaakt van onderzoeken van Prof. J. Oosterhaven van de Rijksuniversiteit Groningen. Als deze werkgelegenheidseffecten waar zijn dan kan op basis daarvan een schatting worden gemaakt van baten die terugvloeien in de overheidskas. De 3000 extra banen leveren immers weer belastingen op, de eventuele winsten van bedrijven levert omzetbelasting etc. Als het gemiddelde inkomen van een werknemer €50.000 is, dan is het totaal belast inkomen gelijk aan 150 M€. Met een huidige loonheffing van 12.9% levert dat de overheid per jaar 19.3 M€ op.
52
Maatschappelijke kosten-batenanalyse van het LOFAR-project Scenario Termijn
Passief scenario 2004-2008 2008-2020
Werkgelegenheid Directe effecten Fundamenteel onderzoek Toegepast onderzoek Kennisdiffusie Infrastructuur Supercomputer Antenneontwerp Spin-off Toeristische exploitatie Infrastructuur Kennis hardware Kennis management Kennis software Nieuwe toepassingen Video Valley Virtuele balie Online archief Zorg voor breedband Reserve breedband Data farming Verzorgingseffecten Verzorgingseffecten Totaal (kansen verwerkt)
53
Actief scenario 2004-2008 2008-2020
Kans
Omvang
Kans
Omvang
Kans
Omvang
Kans
Omvang
100 100 100 100 100 100
50 25 20 50 20 10
100 100 100 100 100 100
50 25 20 50 20 10
100 100 100 100 100 100
50 25 20 50 20 10
100 100 100 100 100 100
50 25 20 50 20 10
80 80 80
25 25 10
80 80 80
25 10 10
90 90 90
25 25 10
90 90 90
40 40 20
80 80
10 10
80 80
10 10
90 90
10 10
90 90
20 20
40 30 30 30 30 20
15 0 10 0 0 10
50 40 40 40 40 30
100 10 50 10 20 50
50 40 40 40 40 30
150 15 75 15 30 75
60 50 50 50 50 40
1000 100 500 100 200 500
100
200
100
250
100
400
100
1500
450
578
799
3051
Tabel 6.3. Werkgelegenheidseffecten van het LOFAR-project. Daarnaast maken de spin-off ondernemingen ook een bepaalde omzet. Op basis van de aanname dat er in de schattingen geen systematische fout met een factor tien voorkomt, is de conclusie dat er zeker in de ordegrootte van honderd miljoen euro aan economische activiteit per jaar zal ontstaan door de beschikbaarheid van de LOFAR-infrastructuur wanneer slechts enkele van de cases tot wasdom komen. Deze omzet van 100 miljoen euro zal gedeeltelijk weer in de staatskas komen, dit alleen al door de BTW van deze omzet. Als we van het lage BTW-tarief uitgaan (het gaat hier voornamelijk om diensten) is de belastingopbrengst 6 miljoen euro per jaar. Om een beter idee te krijgen wat dat nu betekent hier een rekenvoorbeeld op het actieve scenario. Stel het volgende: • • • •
De geschetste werkgelegenheid in de periode 2004-2008 smeren we uit over deze vier jaar. In het eerste jaar is er dus sprake van een werkgelegenheidstoename van 200 mensen, in 2007 van 800 mensen. De geschetste werkgelegenheid in de periode 2008-2020 smeren we uit over tien jaar. In het eerste jaar is dus er sprake van een toename van 305 arbeidsplaatsen, na tien jaar (en verder) van de geschatte 3051. De investeringskosten van 100 miljoen euro worden over de jaren 2003 tot 2007 verdeeld. De jaarlijks terugkerende exploitatiekosten (geschat op 5 M€ per jaar) beginnen in 2007.
Maatschappelijke kosten-batenanalyse van het LOFAR-project
54
In figuur 6.2.zijn de resultaten van de kosten en inkomsten (inkomstenbelasting en BTW) zichtbaar gemaakt. Op basis van de gemaakte veronderstellingen is het ROI-punt in 2015 bereikt.
300 250
M€
200
Kosten Inkomstenbelasting BTW Totale inkomsten
150 100 50
20 03 20 05 20 07 20 09 20 11 20 13 20 15 20 17 20 19
0
Jaartal Figuur 6.2. Voorbeeld van de monetaire effecten van werkgelegenheid en omzet. Alleen de inkomstenbelasting en de BTW belasting zijn meegenomen in deze analyse. 6.7. Overzicht van verder onderzoek In dit hoofdstuk zijn de onderzoeksfacetten die bij het opstellen van een MKBA voor het LOFAR-project van belang zijn in eerste orde bekeken. Uit deze eerste inventarisatie komt een aantal interessante aspecten naar voren. Om de volgende stap te maken naar een uiteindelijke MKBA zal er echter nog enig onderzoek nodig zijn. Een overzicht: • • • • •
Het onderdeel ‘Omgevingsscenario’s, risico’s en onzekerheid’ moet uitgewerkt worden. Een markt en concurrentieonderzoek over de toepassingen van het breedbandnetwerk in Noord-Nederland moeten gedaan worden. De externe effecten moeten nader in kaart worden gebracht. De gemaakte analyse naar indirecte effecten en vervolgens naar werkgelegenheidseffecten moet verder uitgewerkt worden. Er is voornamelijk gekeken van indirecte effecten op de ICT-aspecten van het LOFAR-project, maar er zullen ook indirecte effecten komen van de andere aspecten van LOFAR, waaronder de platte antenne en de supercomputer.
Maatschappelijke kosten-batenanalyse van het LOFAR-project
7 Stappenplan voor economische projectbeoordeling van het LOFAR-project In het vorige hoofdstuk zijn zes onderzoeksfacetten, die spelen rond een kostenbatenanalyse, nader bekeken voor het LOFAR-project. Natuurlijk hebben voor het project niet alle onderzoeken hetzelfde gewicht. Met behulp van de resultaten van de onderzoeken kunnen we nu de daadwerkelijke economische projectbeoordeling gaan starten. Dat zal gebeuren in dit hoofdstuk. In [Eijgenraam00] is hiervoor een stappenplan geïntroduceerd, welke ook in dit hoofdstuk gevolgd wordt: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9.
Probleemanalyse Projectdefinities Identificatie van projecteffecten Raming van relevante exogene ontwikkelingen Raming en waardering van projecteffecten Raming van de investerings- en exploitatiekosten Vervaardiging van kosten-batenopstellingen Varianten- en risicoanalyse Aanvullende taken (waaronder PPS)
Ook hier geldt weer dat niet alle stappen van gelijk gewicht zijn. Bovendien is de volgorde van de taken niet altijd eenduidig en worden sommige stappen in de praktijk herhaald. In feite is het spel van economische projectbeoordeling een iteratief proces. 7.1. Probleemanalyse De eerste stap in de economische projectbeoordeling is het formuleren van het probleem, de operationele doelstellingen van het project en van de randvoorwaarden waaraan het moet voldoen. De probleemformulering en de doelstellingen moeten algemeen zijn en niet te gedetailleerd. Naarmate doelstellingen en randvoorwaarden algemener geformuleerd zijn, kunnen er meer alternatieven bij de analyse betrokken worden. Probleemstelling De afgelopen halve eeuw heeft een revolutie teweeggebracht in onze kennis van het verre heelal. Door astronomische waarnemingen, eerst met radiogolven, daarna met infrarood en ultraviolet licht en met röntgen- en gammastraling zijn steeds verrassende
55
Maatschappelijke kosten-batenanalyse van het LOFAR-project
verschijnselen ontdekt en is de geschiedenis van de kosmos steeds verder ontrafeld. Het laatste, nagenoeg onontgonnen gebied van het elektromagnetisch spectrum ligt bij de lage radiofrequenties. Hier wordt eveneens een oogst van nieuwe wetenschap verwacht. Ontwikkelingen in de ICT maken nu mogelijk dat dit venster aan de kosmos open voor onderzoek wordt gesteld. Het LOFAR-project beoogt de ontwikkeling en de bouw van een radicale nieuwe radiotelescoop en tegelijk komt de technische kennis die daarvoor nodig is ter beschikking voor exploitatie door de ICT-sector en andere sectoren van de economie [ASTRON01]. Doelstellingen van het project Het LOFAR-project betreft een verscheidenheid aan activiteiten met grote onderlinge samenhang dat bedoeld is om vier algemene doelstellingen te realiseren: a. Het ontwerpen en bouwen van een innovatief ‘gedistribueerd coherent sensor netwerk’. LOFAR heeft haar wortels in de sterrenkunde. Hier is behoefte aan een nieuwe radiotelescoop die veel gevoeliger is dan huidige instrumenten en die veel scherpere beelden van de hemel kan maken. Het instrument wordt technisch zo geavanceerd dat het naast onderzoek aan het verre heelal ook inzetbaar wordt voor atmosferisch- en klimaatonderzoek alsmede voor nieuwe studies van elementaire deeltjes met de allerhoogste energieën. b. Ontwikkeling van de geavanceerde technieken die LOFAR en andere toekomstige arrays haast revolutionaire mogelijkheden zullen geven. Deze technieken liggen zeer dichtbij markttoepassingen, waardoor deze tezamen ontwikkeld kunnen worden met commerciële bedrijven en vervolgens in LOFAR gebruikt kunnen worden. c. Verrijking van het leef- en vestigingsklimaat in de noordelijke regio. Ondanks eerdere investeringen loopt de noordelijke regio in economische ontwikkeling nog steeds achter ten opzichte van de rest van Nederland. Op twee manieren kan LOFAR bijdragen aan het inhaalproces. Allereerst wordt de functie van ASTRON als regionaal kennisinstituut versterkt en uitgebouwd. Als tweede wordt met LOFAR een spraakmakend project met internationale allure in de regio uitgevoerd, wat het imago van de regio zal bevorderen. d. Nederland positioneren om een centrale rol te spelen in een internationaal wetenschapsgebied. LOFAR is een stap richting SKA. ASTRON heeft de ambitie om op termijn een Europees centrum voor de radiosterrenkunde te zijn (à la CERN in Genève voor de deeltjesfysica). LOFAR wordt in dit perspectief een proefproject dat dient te bewijzen dat het PPS-model kan werken in deze wetenschap en dat Nederland in staat is grote projecten met succes te trekken. Randvoorwaarden Voor het succesvol uitvoeren van het project zijn er een aantal randvoorwaarden: -
-
Er moet voldoende financiering zijn om het project uit te voeren. Tevens moet er zorg worden gedragen voor een continuering van de financiering. Het moet niet zo zijn dat momentum in een project wordt tegengehouden door (tijdelijk) ontbreken van financiering. Technologie moet voorhanden zijn. Het project moet gedragen worden door de politiek, deels om reden van financiering deels om mee te werken aan de ruimtelijke ordening problematiek. Een bepaalde ontwikkeling in de ICT markt, waaronder de realisatie van GIGAPORT-2, moet beschikbaar zijn.
56
Maatschappelijke kosten-batenanalyse van het LOFAR-project
7.2. Projectdefinities De tweede stap is het definiëren van het project. Hiervoor moeten de elementen die functioneel deel uitmaken van het project beschreven worden. Ook moeten bij deze definitie mogelijke alternatieven en moet natuurlijk het nulalternatief worden omschreven. Naast mogelijke fasering moet ook aan de tijdhorizon aandacht geschonken worden. Voor deze stap wordt in het kader van dit rapport verwezen naar de hoofdstukken 4 en 5 voor een uitgebreide projectbeschrijving en paragraaf 6.1. voor projectalternatieven, waaronder het nulalternatief.
7.3. Identificatie van projecteffecten In de derde stap worden de identificatie van projecteffecten beschreven. Zoals in het vorige hoofdstuk al aan bod is gekomen, is er sprake van verschillende uiteenlopende projecteffecten. In dit gedeelte van de economische projectbeoordeling worden directe effecten, indirecte economische effecten en externe effecten onderzocht en op een rijtje gezet. Nu zijn deze effecten uitgebreid in het vorige hoofdstuk aan de orde gekomen. Het overzicht: Directe effecten van het LOFAR-project: 1. Werkgelegenheid voor het ontwikkelen en realiseren van LOFAR op de zes werkgebieden: fundamenteel onderzoek, toegepast onderzoek, platte antennes, supercomputer, kennisdiffusie en telecommunicatie-infrastructuur. 2. Optimaliseren van meteorologische modellen waardoor een verbeterde en nauwkeuriger voorspellingen op lange termijn van de weersverwachtingen te verwachten zijn. 3. Lange termijnvoorspellingen (aantal dagen) van mogelijke zonnewinden, waardoor minder of geen onverwachte verschijnselen meer optreden. Hierdoor kan apparatuur op aarde, maar ook buiten de aarde (satellieten) beschermd worden. 4. Kennisdiffusie op verschillende gebieden, waaronder astronomie, techniek, management van grote projecten etc. 5. Toegepast onderzoeksresultaten op het gebied van onder andere de ICT, storingsonderdrukkingtechnieken, antenneontwerp, het ontwerp van de supercomputer, maar ook op het gebied van managementvaardigheden. 6. Glasvezel breedbandnetwerk in Noord-Nederland. 7. Op termijn een aantal toepassingen die nu nog niet bekend zijn en waarvan de maatschappelijke waarde niet in te schatten is. Indirecte economische effecten zijn: 8. Het opstarten van een groot aantal projecten ten gevolge van het exploiteren van het breedbandnetwerk. Deze zijn beschreven in Appendix B. 9. Het exploiteren van een bezoekerscentrum. Naast de functie als bezoekerscentrum kan een dergelijk instituut nog meerdere andere aspecten bevatten, zoals een kenniscentrum, het faciliteren van congressen, een hotelfunctie, etc. 10. Kennis van hardware, software en management van grote projecten kan worden geëxploiteerd. Externe effecten zijn nog niet in kaart gebracht. Overige effecten van het project die meegenomen moeten worden zijn werkgelegenheidseffecten (effect 11). Deze zijn in tabel 6.3. samengevat.
57
Maatschappelijke kosten-batenanalyse van het LOFAR-project
7.4. Raming van relevante exogene ontwikkelingen Vanwege het feit dat grote projecten een lange levensduur hebben (voor zowel de kosten als de baten), is het van belang om de omgevingsfactoren in kaart te brengen. Ook moeten andere factoren die voor het succes van het project essentieel zijn in de scenario’s een plaats krijgen. De omgevingsfactoren omvatten onder andere de ontwikkelingen in internationale en nationale economie en ook de veranderingen in overheidsbeleid (nationaal en internationaal), zoals bijvoorbeeld Europees concurrentiebeleid. In deze stap wordt dan ook een aantal mogelijke scenario’s uitgewerkt. Scenario’s worden veelvuldig gebruikt bij de evaluatie van projecten om de volgende redenen: • Scenario’s kunnen worden gebruikt om te schetsen hoe strategische variabelen, zoals de vraag naar projectdiensten, zich in de toekomst zouden kunnen ontwikkelen. • Met scenario’s kan men ook laten zien wat de sterke en zwakke kanten zijn van de genomen beleidsmaatregelen of projectvarianten in uiteenlopende omstandigheden. Het doel van de scenarioanalyse is om de kritische factoren van een project naar boven te halen. • Met scenarioanalyses kunnen strategieën rond risico in kaart worden gebracht. Dit onderdeel is voor het LOFAR-project nog niet in ruime mate uitgewerkt. In paragraaf 6.2. is hiermee een begin gemaakt, maar dit onderdeel behoeft zeker een grondigere analyse.
7.5. Raming en waardering van projecteffecten In deze stap worden de 11 geïdentificeerde effecten monetair gewaardeerd. We zullen de effecten stuk voor stuk analyseren en zo mogelijk monetair waarderen. Ad. 1. Werkgelegenheid van directe effecten Het bouwen van een instrument en het vervolgens exploiteren levert direct werkgelegenheid op. Op macro-economisch niveau is het maar de vraag of deze werkgelegenheid een bate is. Als het hier immers zou gaan over schaars personeel dan gaat het aannemen van personeel ten koste van andere bedrijven. In dit kader zijn hier echter toch wel wat opmerkingen te maken. Allereerst is voor een groot aantal functies van de geschatte arbeidsplaatsen geen schaars personeel nodig. Ten tweede is het bekend dat de economische positie in Noord-Nederland slechter is dan elders in het land. Dit is aanleiding geweest voor de commissie Langman. Om de extra arbeidsplaatsen in kaart te brengen is een onderzoeksbureau gevraagd een eerste orde inschatting te maken van mogelijke (extra) werkgelegenheid en omzet van en ten gevolge van het LOFAR-project. In [ASTRON02a] zijn de resultaten bekend gemaakt. Voor de werkgelegenheidseffecten zijn de resultaten weergegeven in tabel 6.3. waarin naast het onderzoek uit [ASTRON02a] nog een aantal dingen zijn toegevoegd. Werkgelegenheidseffecten kunnen worden gemonetariseerd door de inkomstenbelasting te berekenen. Deze belasting vloeit immers terug naar de overheid en dus in de maatschappij.
58
Maatschappelijke kosten-batenanalyse van het LOFAR-project
Ad. 2. Optimalisatie van meteorologische modellen Een beter meteorologisch model zal een betere voorspelling geven van het weer. Zeker de lange termijnvoorspellingen kunnen een bate opleveren voor de maatschappij. Dit is vooral het geval als extremen kunnen worden voorspelt. Voorbeelden van extremen zijn stormen en overvloedig water. Als deze effecten beter en vooral eerder in de tijd kunnen worden voorspelt, kunnen maatregelen genomen worden om de schade te beperken. Om deze baten te monetariseren is niet eenvoudig (als het al te doen is). Dit gaat ook buiten het bereik van dit rapport. Ad. 3. Voorspelling van zonnewinden Het voorspellen van zonnewinden heeft een meer direct maatschappelijk nut. Er zijn momenteel satellieten die zonnewinden tot een bepaalde mate kunnen voorspellen, echter winden die rechtstreeks van de zon naar de aarde komen niet. Hiervoor kan LOFAR wel worden ingezet. De schade die momenteel aan satellieten, maar ook op aarde, wordt geleden door deze zonnewinden is zeer groot. Er is al voor ongeveer 650 M$ aan verzekeringsgelden uitgekeerd voor schade aan satellieten. De schade op aarde is beperkter, maar kan ook in de miljoenen lopen als een elektriciteitscentrale uitvalt. Om toch een monetaire waarde toe te kennen, kunnen we een afschatting maken door te stellen dat met behulp van LOFAR schade aan satellieten kan worden voorkomen en dat voor de voorspelling van zonnewinden een 1% vergoeding van de mogelijke schade wordt gevraagd. Dat levert dan een geschatte opbrengst op van 7 M€ per jaar op zodra LOFAR operationeel is. Ad. 4. Kennisdiffusie Het leveren van kennis is ook moeilijk in geld uit te drukken. Hiervoor is nader onderzoek nodig en gaat voorlopig buiten het bereik van dit rapport. Ad. 5. Toegepaste onderzoeksresultaten Het directe effect hier is wederom werkgelegenheid. Ook deze werkgelegenheid is meegenomen in tabel 6.3. Ad. 6. Exploitatie van het breedbandnetwerk De exploitatie van het breedbandnetwerk is nauwkeurig onderzocht door het onderzoeksbureau [ASTRON02a]. Door de aanwezigheid van de telecommunicatieinfrastructuur zal er een aantal ondernemingen ontstaan die de onderzochte cases (zie appendix B) zullen gaan exploiteren. Deze nieuwe toepassingen zullen enerzijds zorgen voor een aantal arbeidsplaatsen en anderzijds voor omzet. Dat betekent dat er sprake zal zijn van baten voor de overheid ten aanzien van inkomstenbelasting en de BTW. Ook zal er in geval van winst sprake zijn van VPB. In tabel 7.1. op de volgende pagina staan de onderzoeksresultaten.
59
Maatschappelijke kosten-batenanalyse van het LOFAR-project
Case Videovalley Virtuele Balie Online Archief Zorg voor Breedverband Reservebreedband Datafarming Informatiesnelweg HRM-portal High Volume Printing
Contacten AZG, KITTZ, CMG CMG, ABN AMRO, KITTZ ATOS, CAS, AZG AZG, RuG, KITTZ TPG, ATOS, IBM ATOS, IBM LKPD, RDW KITTZ, Freia, KPN Opleidingen TPG, NDC
Omzet
60
Arbeids plaatsen
Interesse
100-1000 20-200 20-200 10-100
100-1000 10-100 50-500 10-100
Groot Groot Groot Groot
50-500 50-500 20-200 10-100
20-200 50-500 10-100 10-100
Groot Middel Onbekend Klein
10-100
10-100
Middel
Tabel 7.1. Effecten van de exploitatie van nieuwe projecten. De projecten (cases) zijn uitgewerkt in appendix B. Omzet betekent de geschatte ordegrootte van de jaarlijkse omzet- of kostenbesparing in M€. Op basis van de aanname dat er in de schattingen geen systematische fout met een factor tien voorkomt, is de conclusie dat er zeker in de ordegrootte van honderd miljoen euro aan economische activiteit per jaar zal ontstaan door de beschikbaarheid van de LOFAR-infrastructuur wanneer slechts enkele van de cases tot wasdom komen. De toename van arbeidsplaatsen in Noord-Nederland schatten we daarbij ook in de honderdtallen tot duizendtallen (zie ook paragraaf 6.6). Ad. 7. Onverwachte resultaten Een nieuw instrument opent nieuwe waarneemmogelijkheden. Zoals vaak is gebleken in de historie zullen hierdoor nieuwe, onverwachte resultaten naar voren komen. Dat is mogelijk natuurlijk, maar het is niet mogelijk baten om te zetten in monetaire termen. Ad. 8. Nieuwe applicaties en projecten Zie ad. 6. Ad. 9. Exploitatie bezoekerscentrum Het opzetten van een bezoekerscentrum of kenniscentrum zal, indien dit professioneel opgezet wordt, een belangrijke maatschappelijke functie hebben. Ook bedrijfseconomisch kan een dergelijk bezoekerscentrum interessant zijn, bijvoorbeeld als er ook een congrescentrum bijgebouwd wordt. Dit concept wordt op dit moment bij ASTRON uitgezocht. Ad. 10. Kennis op het gebied van hardware, software en management Kennis van hardware, software en management van grote projecten kan worden geëxploiteerd. Dit wordt momenteel bij ASTRON reeds in geringe mate met veel succes gedaan. De kennis die wordt opgedaan bij LOFAR kan op een zelfde wijze worden geëxploiteerd. Ad. 11. Werkgelegenheidseffecten De werkgelegenheidseffecten zijn reeds in paragraaf 6.6. uitgewerkt.
Maatschappelijke kosten-batenanalyse van het LOFAR-project
61
Samengevat Het blijkt dat het LOFAR-project een groot aantal baten kent. De meeste baten zijn echter zeer moeilijk in geld uit te drukken. Hiervoor is echt veel meer onderzoek noodzakelijk. 7.6. Raming van de investerings- en exploitatiekosten In deze stap worden de investerings- en exploitatiekosten van het project op een rijtje gezet. Tezamen met de in de vorige stap bepaalde baten kan dan de MKBA worden opgesteld. Investeringskosten Onderstaande tabel geeft indicatieve kosten van het investeringspakket alsmede een voorlopig uitgavenprofiel. Uitgave (M€) LOFAR Radiotelescoop Toegepast onderzoek en ontwikkeling Plaatsingsonderzoek, ruimtelijke ordening Management Commerciële exploitatie Voorlichting en onderwijs Totaal
t/m 2002 10
2003
2004
2005
2006
tot 2010 86
10
22
22
22
5
5
5
PM
PM
15
0,4
1,0
0,4
0,2
PM
2
0,6
0,6
0,6
0,6
0,6
3
0,4
1,2
PM
PM
PM
1,6
0,4
0,2
0,2
0,2
PM
1
16,8
18
28,2
23
22,6
108,6
Tabel 7.3. Overzicht investeringskosten van het LOFAR-project. De grootste investeringskosten zijn voor de constructie van de LOFAR-telescoop zelf. Dit zijn de zogeheten procurement kosten. De investering in arbeidskracht staat in de tweede rij: onderzoek en ontwikkeling. In de berekeningen van de kosten is een aantal aannames gemaakt, waaronder de beschikbaarheid van GIGAPORT-2 voorzieningen [Gigaport01], een bepaalde ontwikkeling van de telecommunicatiemarkt en de kosten van de basisinfrastructuur (acquisitie van grond, beschikbaarheid van stroomvoorzieningen, toegangswegen, etc.). Belangrijke factor voor een kostenindicatie voor computerapparatuur, waaronder natuurlijk ook de glasvezelnetwerken, is de wet van Moore. In feite heeft Moore twee wetten gepostuleerd: De eerste wet van Moore zegt dat het aantal transistoren (lees computercapaciteit) elke drie jaar met een factor 4 vergroot wordt. De tweede wet van Moore zegt dat de kosten van fabricage elke drie jaar met een factor twee toeneemt. Door deze exponentiele trend is het fabriceren van chips een zeer kostbare aangelegenheid geworden.
Maatschappelijke kosten-batenanalyse van het LOFAR-project
62
Exploitatiekosten Het in bedrijf houden van een (radio) telescoop van de omvang van LOFAR vereist een groot team. De verwachting is dat de exploitatie van LOFAR ergens tussen de 3 en 5 M€ per jaar zal komen te liggen. Ter vergelijking zijn de exploitatiekosten van vijf instituten met een (aantal) astronomische waarneeminstrumenten opgenomen in tabel 7.4. Organisatie Land
Telescoop
ASTRON ATNF IRAM MERLIN NRAO
Westerbork Synthese Radio Telescoop Compact array, Mills cross etc. Enkele telescoop Netwerk van telescopen in Engeland VLA en VLBI telescopen
Nederland Australië Frankrijk United Kingdom USA
Operationele Kosten/jaar 2.7 M€ 10.0 M€ 12.2 M€ 8.6 M€ 33.3 M€
Tabel 7.4. Exploitatiekosten per jaar van een aantal instituten. 7.7. Vervaardiging van kosten-batenopstellingen Met de informatie uit de vorige stappen kan nu betrekkelijk eenvoudig de integrale MKBA worden opgesteld. Naast de monetaire voor- en nadelen, zullen de niet te monetariseren voor en nadelen Pro Memorie worden weergegeven. Dit is reeds gedaan in de twee voorgaande paragrafen. In paragraaf 6.6. is een rekenvoorbeeld gegeven. Als we dit voorbeeld nog iets uitbreiden door ook de baten van zonneonderzoek mee te nemen en een geschat inkomen voor de overheid voor de VPB (winst is 5% van de opbrengst), krijgen we het volgende resultaat:
450 400
Kosten
350
M€
300
Inkomstenbelasting
250 BTW
200 150
Voorspellen zonnewinden VPB
100 50
20 03 20 05 20 07 20 09 20 11 20 13 20 15 20 17 20 19
0 Totale inkomsten
Jaartal Figuur 7.1. Voorbeeld van gemonetariseerde kosten en baten van het LOFAR-project. We zien in dit voorbeeld dat de ROI ergens in 2011 plaatsvindt.
Maatschappelijke kosten-batenanalyse van het LOFAR-project
7.8. Varianten- en risicoanalyse In deze stap worden de risico’s en onzekerheden van de verschillende alternatieven voor de uitvoering van het project beschreven. Onzekerheid kan men proberen te lijf te gaan door bij de planning van de uitvoering van het project te voorzien in de mogelijkheid van fasering en flexibiliteit. Ook mogelijkheid tot uitstel moeten zorgvuldig onderzocht en gewogen worden. Zoals eerder opgemerkt is dit onderdeel van het LOFAR-project nog niet in ruime mate uitgewerkt. In paragraaf 6.2. is hiermee een begin gemaakt, maar dit onderdeel behoeft zeker een grondigere analyse.
7.9. Aanvullende taken Met het doorlopen van de vorige acht stappen, is het proces van projectbeoordeling voltooid. Toch is het voor de MKBA ook van belang om het proces van PPS mee te nemen. In deze paragraaf wordt daar verder op ingegaan. Met PPS wordt bedoeld dat de overheid en het bedrijfsleven samenwerken bij de uitvoering van investeringsprojecten. Bij een echte PPS-constructie worden de volgende doelen nagestreefd: • •
Het maken van een beter en/of kostenefficiënter infrastructuurproject. Het vinden van extra baten of financiering voor een project door ‘het verbreden van projecten waardoor waardetoevoeging binnen het project kan worden gehouden’.
Deze doelen zijn van belang voor het maken van een MKBA. Het eerste doel heeft immers als gevolg dat de kosten lager worden en dus de uiteindelijke MKBA gunstiger. Het tweede doel heeft als gevolg dat de baten/lastenverdeling gunstiger komt te liggen waardoor het eenvoudiger wordt het project uit te voeren. Het is dus duidelijk dat PPSconstructies wel degelijk impact hebben op de MKBA. De kunst van de opstelling van een PPS-contract is de samenwerking zo vorm te geven dat de afzonderlijke contractpartners de juiste prikkels ondervinden om zich optimaal te blijven inzetten voor het doel van de samenwerking. Daarbij wordt de waarschuwing geplaatst dat projecten met een dubieuze MKBA en veel onzekerheid slechte kandidaten zijn voor private financiering. In paragraaf 6.3. is aandacht besteed aan de gewenste houding van ASTRON in deze: ASTRON moet actief optreden om van het LOFAR-project een succes te maken. PPS-constructies zijn niet nieuw. Op het gebied van breedbandnetwerk zijn er voorbeelden uit de praktijk [Umino02: In Canada, in de provincie Alberta, is een aantal strategische allianties geïnitieerd tussen de overheid en de private sector om de telecommunicatie-infrastructuur te realiseren. Het breedbandnetwerk heet ‘Supernet’, en heeft de intentie om alle scholen, ziekenhuizen, bibliotheken en overheidsinstellingen binnen drie jaar te verbinden. In Appendix E zijn de gegevens van het genoemde rapport opgenomen.
63
Maatschappelijke kosten-batenanalyse van het LOFAR-project
8 Een nadere analyse van de MKBA In het vorige hoofdstuk is een MKBA opgesteld van het LOFAR-project. Gezien de opzet van dit rapport, een eerste verkenning van een MKBA toegepast op het LOFAR-project, is een groot aantal maatschappelijke baten nog niet in geld uitgedrukt. Hiervoor is meer en gedetailleerder onderzoek noodzakelijk. Wel zijn de mogelijke maatschappelijke baten in kaart gebracht en kan het vervolgonderzoek meteen van start gaan. Ondanks de uitgebreide lijst van niet gekwantificeerde baten, zijn er weldegelijk een aantal in geld uit te drukken baten. Deze zijn in het vorige hoofdstuk uitgewerkt en vergeleken met de kosten van het project. Deze analyse laat zien dat al binnen 10 jaar na de aanvang van het project de volledige investering is terugverdiend. Natuurlijk zijn deze getallen gebaseerd op veronderstellingen van de arbeidsmarkt en de mogelijkheden van het LOFAR-instrument. Maar helemaal uit de lucht gegrepen zijn de getallen zeker niet en ze bieden dan ook voldoende basis voor een besluitvorming. Want laten we dat niet uit het oog verliezen: een MKBA is niet een doel op zich, het is een middel ter ondersteuning van een beleidsbeslissing! Met deze eerste verkenning van een MKBA zijn de mogelijke baten en kosten van het LOFAR-project in kaart gebracht en kan een volgende beslistraject gestart worden, bijvoorbeeld het in kaart brengen van de baten die in dit rapport niet zijn gemonetariseerd. In een goede MKBA wordt aandacht besteed aan onzekerheid en risico’s [Eijgenraam00]. Wordt dat gedaan, dan ondersteunt het economisch onderzoek een beleidsbeslissing die onvermijdelijk gebaseerd zal zijn op ‘calculated risk’. Dit aspect is in dit rapport slechts op hoofdlijnen geanalyseerd en moet als eerste volgende stap verder onderzocht worden. Interessante vraag is nu wat de impact is van het internationale karakter van het LOFARproject. In de analyse tot nu toe is uitgegaan van een volledig Nederlands project, waarbij dus alle baten en lasten ten rekening van Nederland komen. Maar wat gebeurt er nu als het LOFAR-project wordt uitgevoerd als een internationaal project? Er zijn dan direct twee scenario’s denkbaar. In het eerste scenario doet ASTRON wel mee met het project, alleen is de locatie elders. In het andere scenario heeft de ‘site selection’ besloten om LOFAR in Nederland te plaatsen. Het is duidelijk dat het niet in Nederland plaatsen van LOFAR ernstige consequenties heeft voor de MKBA van LOFAR. Er zit hier echter wel een adder onder het gras. Breedband is niet meer weg te denken uit de toekomst. Er zal dus op de een of andere wijze een breedbandnetwerk in Nederland worden neergelegd. Wat is dan nog het verschil als we het macro-economisch bekijken? Strikt genomen is het enige verschil dat als LOFAR in Noord-Nederland wordt geplaatst het breedbandnetwerk ten behoeve van LOFAR er zo’n beetje gratis bijkomt. Als LOFAR in het buitenland wordt gebouwd, zal de Nederlandse bijdrage ook een bijdrage zijn voor netwerkinfrastructuur in het buitenland. Macro-economisch gezien is dus de bouw van LOFAR in Noord-Nederland dus de gunstigste keuze.
64
Maatschappelijke kosten-batenanalyse van het LOFAR-project
65
9 Conclusies en aanbevelingen Het rapport zal worden afgesloten met een aantal conclusies en aanbevelingen. Alvorens dit te doen, zullen we eerst nog stil staan bij de onderzoeksvragen die in het eerste hoofdstuk zijn gesteld. Antwoorden op de gestelde onderzoeksvragen 1. Hoe wordt een maatschappelijke kosten-batenanalyse opgezet? In een MKBA worden alle effecten van een investeringsproject in kaart gebracht en zo mogelijk voorzien van een financiële waardering. Op die manier bevordert een MKBA een integrale afweging van uiteenlopende aspecten. Bovendien geeft MKBA een beeld van verdelingseffecten, (project)alternatieven en onzekerheden. Om een MKBA op te stellen worden onderzoek gedaan naar projectalternatieven, omgevingscenario’s, markt en concurrentieanalyse, externe en indirecte effecten en verdelingseffecten. Uit de combinatie van deze onderzoeken ontstaat het totaalbeeld van de integrale maatschappelijke MKBA. Dit is zichtbaar gemaakt in onderstaand figuur: Projectalternatief en Nulalternatief
Omgevingsscenario’s risico’s en onzekerheid
Directe effecten, markt en concerrentie analyse
Externe effecten, zoals milieu en veiligheid
Maatschappelijke Kosten Baten Analyse
Niet (goed) in geld te waarderen effecten
Indirecte effecten en economische analyse
Besluitvorming over de gestelde projectvarianten
Figuur 9.1. Structuur van de MKBA.
Maatschappelijke kosten-batenanalyse van het LOFAR-project
Na het uitvoeren van de genoemde onderzoeken kan de balans op worden gemaakt tussen de baten en kosten van het project. Soms is het niet mogelijk om bepaalde effecten in geld uit te drukken. In zulke gevallen worden de effecten als PM meegenomen in de uiteindelijke analyse. 2. Bestaat er literatuur over MKBA’s voor fundamenteel onderzoek? Literatuur over MKBA’s voor fundamenteel onderzoek is niet gevonden. Er is literatuur voorhanden in het werkgebied “Onderzoek en Ontwikkeling”, maar als we verder kijken naar de literatuur blijkt dat het gaat om toegepast onderzoek en niet om fundamenteel onderzoek. Navraag bij twee experts op het vakgebied (Drs. C.J.J. Eijgenraam, eerste auteur van de leidraad voor kosten-batenanalyse van infrastructuurprojecten [Eijgenaam00] en werkzaam bij het Centraal Plan Bureau en Prof. Dr. J.G.A. van Mierlo, hoogleraar Public Finance van de Universiteit Maastricht) levert ook geen enkele publicatie op. Dus dat betekent dat zowel uit eigen literatuuronderzoek alsmede die van twee experts in het vakgebied geen literatuur heeft opgeleverd van wetenschappelijk onderzoek van MKBA’s voor fundamentele onderzoeksprojecten. 3. Hoe kan een MKBA opgesteld worden voor een complex project? Voor het opstellen van een MKBA voor grote infrastructurele projecten heeft het CPB een leidraad uitgegeven die door het ministerie van Verkeer en Waterstaat overgenomen is. Alle nieuwe projecten waarbij de overheid betrokken is, moeten een MKBA uitvoeren met de genoemde publicatie als leidraad. De beschreven structuur is echter zodanig van opzet dat met behulp van deze structuur praktisch elk complex project aangepakt kan worden. Dit is in dit rapport aangetoond door een eerste verkenning van een MKBA op te stellen van het LOFAR-project. De structuur van de MKBA voor complexe projecten staat weergegeven in figuur 9.1. op de vorige bladzijde. 4. Is de techniek gebruikt bij het opstellen van een MKBA bij fysieke infrastructuur projecten ook toepasbaar op telecommunicatie-infrastructuurprojecten? Ja, heel goed zelfs. De gebruikte structuur bij fysieke infrastructuur projecten is zo algemeen van opzet dat ze direct toepasbaar is voor telecommunicatie-infrastructuurprojecten. 5. In hoeverre is het mogelijk om aspecten van fundamenteel onderzoek mee te nemen in een integrale MKBA? Het is zeer goed mogelijk om aspecten van fundamenteel onderzoek mee te nemen in de integrale MKBA. Dit komt omdat de gebruikte opzet voor het opstellen van een MKBA zeer algemeen is. Er is een structuur uitgezet waardoor er gekeken wordt naar verschillende projecteffecten. Ook voor fundamenteel onderzoek treden deze effecten op. Probleem van fundamenteel onderzoek is dat de maatschappelijke baten ervan het karakter hebben van een zuiver collectief goed, waarvan noch het volume, noch de prijs, noch de gebruikers eenvoudig kunnen worden vastgesteld. Het is dan ook de kunst om toch op zoek te gaan naar toepassingen van het fundamentele onderzoek die wel in een prijs kunnen worden omgezet. Voor het LOFAR-project is dat gelukt. Alhoewel de oorspronkelijke opzet van het project gebaseerd was op een onderzoeksvraag, zijn in de loop van het project toepassingen gevonden. En dat is in dit geval ook nodig. De financiering van dit type projecten is moeizaam, zeker als het zuiver om wetenschappelijk onderzoek gaat. Natuurlijk moet het mogelijk zijn en blijven om wetenschappelijk onderzoek te doen, maar dit zal in de praktijk maar in beperkte mate worden gefinancierd. Het op zoek gaan naar toepassingen (en dus kijken naar mogelijke projecteffecten) versterkt de basis van het project. Een MKBA kan dan in zulke gevallen een hulpmiddel zijn in de zoektocht naar projecteffecten.
66
Maatschappelijke kosten-batenanalyse van het LOFAR-project
In hoofdstuk drie is in relatie tot de onderzoeksvraag de volgende stelling geponeerd: Vanwege de algemene opzet van de structuur van het opstellen van een maatschappelijk kosten-batenanalyse is deze structuur ook geschikt om de maatschappelijke kosten-batenanalyse op te stellen van projecten met een belangrijk deel aan fundamenteel onderzoek. In het voorgaande is deze stelling dus versterkt. Een praktische invulling is gedaan door te kijken naar de MKBA van het LOFAR-project. 6. Past het LOFAR-project in de structuur om een MKBA op te stellen? Ja dus. Na het lezen van het rapport en de beantwoording van de vorige onderzoeksvragen is dat duidelijk geworden. 7. Wat zijn de kosten en baten van het LOFAR-project? De kosten van het LOFAR-project zijn begroot op: • •
Investeringskosten van totaal 100 M€. Exploitatiekosten van totaal 3 tot 5 M€ per jaar vanaf 2007.
Directe effecten van het LOFAR-project: • • •
• • • •
Werkgelegenheid voor het ontwikkelen en realiseren van LOFAR op de zes werkgebieden, te weten fundamenteel onderzoek, toegepast onderzoek, platte antennes, supercomputer, kennisdiffusie en telecommunicatie-infrastructuur. Optimaliseren van meteorologische modellen waardoor verbeterde en nauwkeurigere voorspellingen op lange termijn van de weersverwachtingen te verwachten zijn. Lange termijnvoorspellingen (aantal dagen) van mogelijke zonnewinden, waardoor minder of geen onverwachte verschijnselen meer optreden. Hierdoor kan apparatuur op aarde, maar ook buiten de aarde (satellieten) beschermd worden. Kennisdiffusie op verschillende gebieden, waaronder astronomie, techniek, management van grote projecten etc. Toegepast onderzoeksresultaten op het gebied van onder andere de ICT, storingsonderdrukkingtechnieken, antenneontwerp, het ontwerp van de supercomputer, maar ook op het gebied van managementvaardigheden. Glasvezel breedbandnetwerk in Noord-Nederland. Op termijn een aantal toepassingen die nu nog niet bekend zijn en waarvan de maatschappelijke waarde niet in te schatten is.
Indirecte economische effecten zijn: • • •
Het opstarten van een groot aantal projecten ten gevolge van het exploiteren van het breedbandnetwerk. Deze zijn beschreven in Appendix B. Het exploiteren van een bezoekerscentrum Kennis van hardware, software en management van grote projecten kan worden geëxploiteerd.
Externe effecten zijn nog niet in kaart gebracht. Overige effecten van het project die meegenomen moeten worden zijn werkgelegenheidseffecten.
67
Maatschappelijke kosten-batenanalyse van het LOFAR-project
8. In welke mate moet ASTRON mee doen in PPS-constructies om de baten van het project te realiseren? In geografische gebieden waar marktpartijen niet zelf overgaan tot investeringen in nieuwe telecommunicatie-infrastructuur, kunnen PPS-constructies een krachtig instrument zijn om de ontwikkelingen van breedbandnetwerken te stimuleren. Maar dit moet wel geïnitieerd worden. Er is als het ware een organisatie nodig met organiserend vermogen. ASTRON zal dit kunnen en moeten zijn. De belangen zijn ook duidelijk: om de primaire doelstelling te realiseren moet een breedbandnetwerk ontvouwd worden in Noord-Nederland. Met PPS-constructies is dat mogelijk.
Conclusies Naast de conclusies die in het beantwoorden van de onderzoeksvragen reeds zijn gemaakt, kunnen we de volgende conclusies maken: Het uitvoeren van een maatschappelijke kosten-batenanalyse voor fundamenteel onderzoek is mogelijk gebleken. Er is een structuur voor de analyse voorgesteld, afkomstig uit de leidraad voor kosten-batenanalyses uit de fysieke infrastructuur, welke goed toepasbaar blijkt te zijn voor projecten met een fundamenteel onderzoeksaspect. In de uitgevoerde maatschappelijke kosten-batenanalyse van LOFAR is een groot aantal baten nog niet in monetaire termen gebracht. Hiervoor is verder onderzoek noodzakelijk. Een MKBA kan naast de ondersteuning van beleidsbeslissingen ook dienst doen als een hulpmiddel om de effecten van een project in kaart te brengen. In het geval van een zuiver wetenschappelijk project kunnen op deze manier toepassingen en mogelijke baten gevonden worden. Deze versterken op hun beurt de beleidsbeslissing over het project. Natuurlijk is de MKBA niet de analyse tool om een project te beoordelen. Het is slechts een middel om beleidsbeslissingen te kunnen nemen en achteraf te beoordelen. De MKBA van het LOFAR-project valt gunstig uit. Als alleen al gekeken wordt naar de baten van mogelijke extra werkgelegenheid en de inkomsten van de BTW, dan kan de overheid binnen tien jaar de totale investeringen (en de jaarlijks terugkerende exploitatiekosten) terug verdienen. Tevens kan geconcludeerd worden dat maatschappelijk gezien het LOFAR-project zal bijdragen aan meer R&D-activiteiten in Noord-Nederland. Gezien het feit dat we in een kenniseconomie leven [Iperen99, Logger99] en daardoor kennis (en dus investeringen in R&D) door LOFAR worden gestimuleerd, is het maatschappelijk gezien zeer legitiem dat de overheid het LOFAR-project middels subsidies en regelingen steunt.
Aanbevelingen voor verder onderzoek Dit rapport had als doel om de methodiek van MKBA uit te werken en toe te passen op een project waarbij fundamenteel onderzoek een belangrijk aspect is. Dat betekent niet dat met dit rapport de MKBA met al haar aspecten is uitgewerkt en dat de MKBA van het LOFAR-project volledig is. Aanbevelingen voor verder onderzoek zijn dan ook, opgesplitst naar de twee doelstellingen van dit rapport:
68
Maatschappelijke kosten-batenanalyse van het LOFAR-project
69
Aanbevelingen t.a.v. de methodologie van de MKBA: •
MKBA’s opstellen voor grote projecten met een fundamenteel onderzoekscomponent om zodoende een kader te scheppen voor verder wetenschappelijk werk op dit werkgebied. In het rapport is al opgemerkt dat de relatie tussen MKBA’s en de wetenschap niet altijd even sterk is. Voor de projecten met een fundamenteel onderzoekscomponent is er geen sprake van een relatie omdat er geen MKBA’s zijn opgesteld.
•
De structuur die opgesteld is voor het analyseren van infrastructuurprojecten is ook goed bruikbaar voor projecten met een fundamenteel onderzoekscomponent. Hiervoor is het wel nodig om te zoeken naar toepassingen van dit fundamenteel onderzoek en vervolgens deze toepassingen meenemen in de MKBA. Deze werkwijze moet verder uitgewerkt worden door te kijken naar andere projecten. Met de kennis die opgebouwd is met behulp van het LOFAR-project kan de volgende structuur als startpunt in het onderzoek gebruikt worden:
Beschrijving van het fundamenteel onderzoeksproject
Toepassingen van het project
Projectalternatief en Nulalternatief
Omgevingsscenario’s risico’s en onzekerheid
Directe effecten, markt en concerrentieanalyse
Externe effecten, zoals milieu en veiligheid Maatschappelijke Kosten Baten Analyse Niet (goed) in geld te waarderen effecten
Indirecte effecten en economische analyse
Besluitvorming over de gestelde projectvarianten
Deel MKBA
Σ Uiteindelijke MKBA Figuur 9.2. Aangepaste structuur voor een MKBA in het geval van projecten met een fundamentele onderzoekscomponent.
Maatschappelijke kosten-batenanalyse van het LOFAR-project
Aanbevelingen t.a.v. de MKBA van het LOFAR-project: In dit rapport is een begin gemaakt met een MKBA voor het LOFAR-project. Daardoor is er naast de bedrijfseconomische effecten ook gekeken naar de sociaal-maatschappelijke effecten. Door nu alle effecten te monetariseren kan een overzicht gegeven worden van de kosten en baten van het project. Het monetariseren van effecten is een aspect voor verder onderzoek. Om dit te doen moeten de volgende aspecten nader onderzocht worden: -
-
-
Een uitgebreid markt- en concurrentieonderzoek over de toepassingen van het breedbandnetwerk in Noord-Nederland moet gedaan worden, om de mogelijke economische effecten te monetariseren. Uitwerken van de directe, indirecte en externe effecten van het project welke genoemd zijn in dit rapport en vervolgens monetariseren. Er is voornamelijk gekeken naar indirecte effecten op de ICT-aspecten van het LOFAR-project. Maar er zullen ook indirecte effecten komen van de andere aspecten van LOFAR, waaronder de platte antenne en de supercomputer. Het uitwerken van de risicoanalyse en vervolgens verschillende scenario’s opstellen. Verder onderzoek naar de verdelingseffecten en de relatie met het Langmanakkoord.
Met de verkregen informatie kan dan de uiteindelijke MKBA van het LOFAR-project worden opgesteld. Met deze informatie kunnen beleidsmakers een verantwoorde beleidsbeslissing nemen over het project. De aanbeveling is om dit onderzoek uit te besteden aan een onderzoeksbureau. Dit om meerdere redenen: - Kennis en ervaring om maatschappelijke effecten te monetariseren is niet aanwezig bij ASTRON. - Onafhankelijkheid van een extern bureau. - Als een bureau uitgekozen wordt met een uitstekende reputatie kan dat de toekomstige aanvragen voor financiering aanzienlijk verstevigen. Inmiddels is contact gelegd met het NEI, mede auteur van de leidraad voor kostenbatenanalyses.
70
Maatschappelijke kosten-batenanalyse van het LOFAR-project
Gebruikte literatuur [Adler99]
M. Adler and E. Posner, “Rethinking cost-benefit analysis,” The Yale Journal 109 (1999), pp 165-247
[ASTRON99]
ASTRON, “ASTRON naar 2005, beleidsplan en meerjarenprogramma 2000-2005”, september 1999
[ASTRON01]
ASTRON, “LOFAR investeringspakket – Expression of Interest in het kader van de ICES-3,” augustus 2001
[ASTRON02a]
ASTRON, “Toepassingen van de LOFAR-infrastructuur en de impact op Noord-Nederlandse Economie”, intern rapport, Juni 2002
[ASTRON02b]
ASTRON, “LOFAR Architectural Design Document,” internal technical report, Kjeld van der Schaaf, September 2002
[Aquina74]
H.J. Aquina, “Beleidswetenschap en Wetenschapsbeleid,” Nijmegen 1974
[AWT94]
Adviesraad voor het Wetenschaps- en Technologiebeleid, “Technologiebeleid en economische Structuur,” AWT rapport, April 1994
[Berg97]
L. van den Berg, E. Braun, J. van der Meer, “The organising capacity of metropolitan regions’, Environment and Planning C: Government and Policy 1997, volume 15, pp. 253-272.
[Boardman01]
A.E. Boardman, D.H. Greenberg, A.R. Vining and D.L. Weimer, “CostBenefit Analysis, Concepts and Practice,” Prentice Hall, 2001
[Breedband02]
Expertgroep Breedband, “Nederland Breedbandland – advies aan het kabinet van de Expertgroep Breedband,” Den Haag, mei 2002
[CBS02]
Centraal bureau voor de statistiek, “De Digitale Economie 2002,” 2002
[Cornet01]
M. Cornet, “De maatschappelijke kosten en baten van technologiesubsidies zoals de WBSO,” CPB document juli 2001
[CPB99]
Centraal Planbureau, “Het Vijfde Kaderprogramma voor R&D van de Europese Unie,” werkdocument No.111, CPG, Juli 1999
[CPB01]
CPB, “Welvaartseffecten van Maasvlakte 2. Aanvullende MKBA van uitbreiding van de Rotterdamse haven door landaanwinning,” CPBrapport, december 2001
[Damme01]
E. van Damme, “MDW tegen het licht”, rapport van de Katholieke Universiteit Brabant, 26 april 2001
[Eijgenraam00]
C.J.J. Eijgenraam, C.C. Koopmans, P.J.G. Tang, A.C.P. Verster, “Evaluatie van infrastructuurprojecten, Leidraad voor kostenbatenanalyse,” CPB rapport, 2000
71
Maatschappelijke kosten-batenanalyse van het LOFAR-project
[Gigaport01]
Gigaport 2, Expression of Interest ICES-KIS-3, 2001
[Hahn98]
R.W. Hahn, “Government analysis of the benefits and costs of regulation,” Journal of Economics Perspectives, Volume 12 (1998), pp 201-210
[Hahn02]
R.W. Hahn, R.E. Litan, “An analysis of the Fifth Government Report On the Costs and Benefits of Federal Regulations,” Joint Center for Regulatory Studies, May 2002
[Hamaker00]
J. Hamaker, “But what will it cost? The history of NASA cost estimation, NASA internal report, April 2000
[Hawking]
Stephen Hawking, “A brief history of Time”, Bantam Doubleday Dell Publishers
[Iperen00]
M.A.G. van Iperen, “Kennis is macht … toch? Een zoektocht naar de motivatie van kenniswerkers in de economie van de 21ste Eeuw,” Nyenrode University Press, 2000, ISBN 90-73314-57-7
[Jones98]
C.I. Jones, J.C. Williams, “Measuring the social return to R&D”. Quartely Journal of Economics, 113, 1998, pp. 1119-1135
[Kendall69]
M.G. Kendall, “Cost-Benefit Analysis,” symposium The Hague, July 1969
[Kniesner02]
T.J. Kniesner, W. Kip Viscusi, “Cost-Benefit Analysis: Why Relative Economic Position Does Not Matter,” Working paper Joint Center for Regulatory Studies, March 2002
[Koning01]
M. Koning, B. Minne, “Participeren in de ontwikkeling van de JointStrike Fighter,” CPB document, oktober 2001
[Langman97]
Commissie Langman, “Rapport Commissie Ruimtelijk-Economisch Perspectief Noord-Nederland,” Den Haag, September 1997
[Layard94]
R. Layard, S. Glaister, “Cost-Benefit Analysis,” Cambridge University Press, 1994
[Logger99]
A.E.C. Logger, R.H.W. Vinke, “Effectief belonen: gefundeerd vormen en flexibel verdelen,” HRM handboek, 1999 aflevering 11, Kluwer
[Matthijs99]
H. Matthijs, F. Naert en J. Vuchelen, “Handboek Openbare Financien”, Antwerpen en Groningen, 1999
[Mierlo01]
J.G.A. van Mierlo, “Over de verhouding tussen overheid, marktwerking en privatisering, Een economische meta-analyse,” working-paper Universiteit Maastricht, augustus 2001
[Mierlo02]
J.G.A. van Mierlo, “Beleidsfalen en Beleidsevaluatie in de Publieke Sector,” referaat voor 25ste Vlaams wetenschappelijk economisch congres, 14 maart 2002, Hasselt.
[MinEZ99a]
Ministeries van Economische Zaken, Grote Steden- en Integratiebeleid en Justitie, “De Digitale Delta,” Den Haan, Juni 1999
[MinEZ99b]
Ministerie van Economische Zaken, “Ruimtelijke verschillen in de telecommunicatieinfrastructuur,” Den Haag, Oktober 1999
[Mourits98]
K. Mourits en M. Potten, “Maatschappelijke Kosten en Baten van de Maaswerken, Een verkenning,” rapport Universiteit Maastricht, mei 1998
[NOVA00]
NOVA, “Nederlandse Onderzoekschool voor Astronomie,” brochure, 2000
72
Maatschappelijke kosten-batenanalyse van het LOFAR-project
[Nyfer95]
Nyfer, “Met de spade op de schouder – infrastructuur en economische groei”, Prof. Dr. E.J. Bomhoff, Special Studies Nr. 1, Maart 1995
[Nyfer01]
Nyfer, “Verwachtingen van de Zuiderzeelijn,” Breukelen, April 2001
[PMR02]
Project Mainportontwikkeling Rotterdam, “Logboek, leerdocument van project mainportontwikkeling Rotterdam”, Den Haag, Februari 2002
[SKA02]
European SKA Consortium, “The European Concept for the SKA,” internal report, July 2002
[Somekh98]
B. Somekh, “Supporting Information and Communication Technology Innovations in Higher Education,” Journal of Information Technology for Teacher Education, Vol. 7, No.1, 1998
[SRON91]
SRON, Laboratorium voor ruimte onderzoek, algemene brochure, September 1991
[TFICT01]
Task force ICT-en-kennis, Samen, strategischer en sterker, Den Haag, juli 2001
[Umino02]
A. Umino, “Broadband infrastructure development: the role of government assistance, OECD report, May 2002
[VLN01]
Virtueel Laboratorium Nederland, Expression of Interest ICES-KIS-3, 2001
[VLE01]
Virtueel Laboratorium voor E-science, Expression of Interest ICES-KIS3, 2001
[VNONCW02]
“De vestigingsvoordelen van Noord-Nederland gekwantificeerd,” rapport VNO-NCW Noord, Oktober 2002
[Volkskrant02]
“Knallen naar het fundament,” artikel in de wetenschapsbijlage van de Volkskrant op Zaterdag 12 oktober 2002.
[Vorst01]
G. van der Vorst, “Telecommunicatie-infrastructuur - de missing link,” uitgave Nederlandse Vereniging van BedrijfsTelecommunicatie Grootgebruikers, december 2001
[Winden01]
W. van Winden, “The end of Social Exclusion? On Information Technology Policy as a Key to Social Inclusion in Large European Cities”, in Regional Studies, Vol 35.9, pp 861-877, 2001
[Wolf93]
C. Wolf, “Markets en Governments. Choosing between imperfect alternatives,” Cambridge Mass. 1993
73
Maatschappelijke kosten-batenanalyse van het LOFAR-project
Afkortingenlijst ASTRON
Stichting Astronomisch Onderzoek in Nederland
AVV
Adviesdienst Verkeer en Vervoer
BCI
Buck Consultants International
CME
Coronal Mass Ejections
FES
Fonds Economische Structuurversterking
ICES-KIS
Interdepartementale Commissie Economische Structuur (ICES) voor de kennisinfrastructuur (KIS))
IOO
Economisch Onderzoek voor de Publieke Sector
KBA
Kosten-batenanalyse
KEA
Kosten-effectiviteitsanalyse
LOFAR
Low Frequency Array
LOIS
LOFAR Outrigger in Scandinavia
LOPES
LOFAR Prototype Station
MKBA
Maatschappelijke Kosten-batenanalyse
NCW
Netto Contante Waarde
NEI
Nederlands Economisch Instituut
NOVA
Nederlandse Onderzoeksschool voor Astronomie
NRL
U.S. Naval Research Laboratory
NSF
U.S. National Science Foundation
NWO
Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek
OEEI
Onderzoeksprogramma Economische Effecten Infrastructuur
PPS
Publiek Private Samenwerking
TNO Inro
Nederlandse Organisatie voor Toegepast Natuurwetenschappelijk Onderzoek – Instituut voor Verkeer en Vervoer, Logistiek en Ruimtelijke Ordening
NWO
Nederlandse Organisatie van Wetenschappelijk Onderzoek
SKA
Square Kilometre Array
SNN
Samenwerkingsverband Noord-Nederland
WSRT
Westerbork Syntheses Radio Telescope
74
Maatschappelijke kosten-batenanalyse van het LOFAR-project
APPENDIX A INLEIDING ASTRON Sterrenkunde is de oudste wetenschap uit de geschiedenis. Al vele millennia bestuderen astronomen de hemel op zoek naar nieuwe planeten, sterren, nevels en melkwegstelsels, gedreven door nieuwsgierigheid naar het ontstaan en de ontwikkeling van het universum. Vooral de laatste decennia zijn we veel te weten gekomen over het uitdijende heelal. Geavanceerde computers, nieuwe technologieën en successen in de ruimtevaart hebben gezorgd voor een explosieve groei van de astronomische kennis. En nog steeds verleggen Nederlandse sterrenkundigen wetenschappelijke grenzen. Samen met technische wetenschappers in Nederland en collega’s uit andere landen blijven zij zoeken naar antwoorden op vragen over de oorsprong, samenstelling en ontwikkeling van het heelal. Hiermee dragen sterrenkundigen bij aan het oplossen van zeer fundamentele natuurkundige problemen. Want sterrenkunde is de tak van de natuurkunde die voor al haar proeven gebruik maakt van het meest geavanceerde laboratorium dat de mens ter beschikking staat: het Universum. In tegenstelling tot optische astronomie is de radioastronomie nog een zeer jonge wetenschap. Begin jaren dertig werden de eerste radiogolven uit het heelal waargenomen door Karl Jansky. Hij deed onderzoek bij het Bell laboratorium naar onweer. Bij toeval ontdekte hij straling afkomstig vanuit het heelal. Toch duurde het nog meer dan tien jaar voordat door publicaties van Reber grote vooruitgang werd geboekt in het veld van de radioastronomie. Tijdens de tweede wereldoorlog werd door Oort en van der Hulst de zeer belangrijke ontdekking gedaan dat de straling van waterstof in melkwegstelsels misschien wel eens detecteerbaar zou kunnen zijn op aarde.
Figuur A.1. Voorbeeld van een melkwegstelsel dat waterstofstraling uitzendt. Deze afbeelding is van het melkwegstelsel M81. Dit melkwegstelsel staat op ongeveer 11 miljoen lichtjaren van de aarde. De grootte is ongeveer 50.000 lichtjaren.
75
Maatschappelijke kosten-batenanalyse van het LOFAR-project
Toen eenmaal detectie van waterstof een feit was, kwam de radioastronomie in een stroomversnelling. De Stichting Radiostraling van Zon en Melkweg (SRZM) werd opgericht en al spoedig stond er een radiotelescoop in het Drentse Dwingeloo. De wetenschappelijke resultaten waren gigantisch en Nederland stond bovenaan op het gebied van de astronomie. Eind jaren 60 werd begonnen met de bouw van de toen grootste telescoop op aarde, de Westerbork Synthese Radio Telescoop (WSRT): veertien 25-meter telescopen op een basislijn van 3 kilometer.
Figuur A.2. De Westerbork Synthese Radio Telescoop bestaat uit veertien telescopen met elk een diameter van 25 meter. Midden jaren tachtig vonden er grote veranderingen plaats in de financiering van de wetenschap in Nederland. SRZM’s moederorganisatie ZWO (de Nederlandse Organisatie voor Zuiver Wetenschappelijk Onderzoek) werd de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) en diende voor ondersteuning van alle wetenschappen, zowel toegepaste als sociale en medische wetenschappen. Als gevolg van deze reorganisatie werd in 1988 de naam SRZM veranderd in de naam Stichting Astronomisch Onderzoek in Nederland, kortweg ASTRON. ASTRON is een stichting met 130 mensen in dienst. De stichting valt rechtstreeks onder het gebiedsbestuur Exacte Wetenschappen van NWO. ASTRON zelf bestaat uit vier afdelingen: Directie en Algemene Zaken, Technisch Laboratorium, Faciliteiten en Beheer en de Radiosterrenwacht. Elke afdeling heeft een afdelingshoofd, die tezamen met de directeur het Managementteam vormt. De missie van ASTRON is het stimuleren en mogelijk maken van wetenschappelijk astronomisch onderzoek in Nederland. Om dat te realiseren bestaat de strategie uit drie onderdelen: het faciliteren van waarneeminstrumenten in alle mogelijke waarneembanden (radio, optisch, en (sub)mm), een sterk technologisch ontwikkelprogramma en een universitair subsidieprogramma om astronomisch onderzoek te stimuleren. De organisatiestructuur is gegroepeerd rond de hoofdtaken. ASTRON is gevestigd op twee locaties in Drenthe, namelijk in Dwingeloo en Westerbork. Dwingeloo is de hoofdvestiging van ASTRON en daar bevindt zich het meerderdeel van het personeel. In Westerbork staat het waarneeminstrument, de WSRT. Het leuke van astronomie is dat er weinig tot geen onderlinge concurrentie is. Sterker nog, er zal op enkele gebieden zelfs samengewerkt moeten worden. Dit geldt in het bijzonder voor de wetenschap. Met een enkele telescoop (en telescoop-array) kunnen bepaalde waarnemingen gedaan worden. Een beperkende factor is de grootte van de telescoop. In het algemeen geldt dat hoe groter de telescoop, hoe nauwkeuriger naar een bepaald stuk aan de hemel gekeken kan worden. Soms is de nauwkeurigheid van bijvoorbeeld de WSRT voldoende (grootte is ongeveer 3 kilometer), maar soms is ook
76
Maatschappelijke kosten-batenanalyse van het LOFAR-project
een veel hogere nauwkeurigheid gewenst. Dan moet er samengewerkt worden. Binnen de astronomie spreekt men dan van VLBI, Very Long Baseline Interferometry. Er wordt dan afgesproken dat alle deelnemende sterrenwachten op hetzelfde moment een stukje aan de hemel bekijken. De gegevens worden op een magneetband gezet en later verwerkt. Voor dit soort onderzoek is samenwerking essentieel. Ook voor ander onderzoek is de concurrentie minimaal. Elke telescoop in de wereld heeft haar eigen kernpunten. Zo is de WSRT heel gevoelig in de lagere frequentiebanden (200 tot 9000 MHz), zijn de polarisatie eigenschappen superieur t.o.v. andere telescopen en zijn multifrequency en multibandmodes mogelijk, wat uniek in de wereld is en zeer interessant voor bijvoorbeeld pulsar-onderzoek. ASTRON wordt gefinancierd door NWO. Er is een bepaald budget voorhanden en in feite is ASTRON vrij om het geldbedrag in te zetten. Zoals bij ieder wetenschappelijke instelling wordt eenmaal in de vijf jaar de organisatie gevisiteerd. Dit is in 2000 gebeurt. De resultaten waren uitstekend. Als enige NWO-instelling is het astronomisch onderzoek als excellent beoordeeld. In het kader van het tweede punt in de missie van ASTRON, een sterk technologisch ontwikkelprogramma, wordt momenteel gewerkt aan een aantal nieuwe waarneeminstrumenten, waaronder LOFAR en SKA
77
Maatschappelijke kosten-batenanalyse van het LOFAR-project
78
Appendix B CASES In de analyse van de baten van het LOFAR-project zijn een aantal cases samengesteld. In deze appendix zijn de cases uitgewerkt. Om de cases te koppelen aan delen van LOFAR zijn ze genummerd. De groepen zijn: A. Cases op het gebied van netwerkinfrastructuur (bron: intern rapport [ASTRON02a]). B. Cases op het gebied van de super computer cluster. C. Cases op het gebied van antenneontwerp.
A.1. Videovalley Samenvatting Geen toekomst zonder beeld – tweeweg videocommunicatie is de onvermijdelijke volgende stap in de telecommunicatie. De LOFAR-infrastructuur maakt het mogelijk om binnen de regio videocommunicatiediensten te ontwikkelen en aan te bieden. Afnemers zijn er voldoende, zelfs zonder de particuliere markt mee te tellen. Het noorden kan als videovalley een voortrekkersrol spelen in een aardverschuiving die de introductie van de mobiele telefoon overschaduwt. Achtergrond Communicatie is een van de meest wezenlijke menselijke kenmerken. Letterlijk bij het begin van de geschiedenis vond de mens het schrift uit, om zo over de grenzen van tijd en ruimte te kunnen communiceren. Deze eerste vorm van telecommunicatie staat natuurlijk ver af van communicatie met fysieke aanwezigheid, die over het algemeen ideaal is voor het overbrengen van een boodschap. Het is dus geen wonder dat de mens zodra de techniek dat toeliet, ook geluid aan het spectrum toevoegde om dichter bij dat ideaal te komen. Relatief recentelijk maakte de techniek het opslaan van geluid mogelijk, waarmee boodschappen bewaard konden worden. Het toevoegen van beeld aan de telecommunicatiemiddelen benadert fysieke aanwezigheid nog veel beter. Beelden maken communiceren eenvoudiger, directer, persoonlijker, minder ruisgevoelig en – misschien wel het belangrijkste – leuker. Daarom is beeldcommunicatie niet tegen te houden. Het is dan wel essentieel dat videocommunicatie laagdrempelig is, dat wil zeggen eenvoudig in gebruik, goedkoop en van hoge kwaliteit. Eerdere initiatieven zijn gestrand of in de marge blijven hangen door een te technische uitstraling, te hoge kosten en te slechte kwaliteit. Een videoconferencingsysteem kan vaak alleen gebruikt worden wanneer daarvoor een aparte ruimte is gereserveerd. De beelden zijn meestal te zien op een tv-monitor of computerscherm. De verbindingen zijn niet altijd betrouwbaar en beelden komen vaak met vertraging door. Al met al geven de huidige oplossingen geen natuurlijk gevoel, ze zijn duur en onhandig. De drempel is daardoor te hoog voor grootschalig gebruik. Omschrijving Live videocommunicatie is één van de grootste beloften van echte breedbandinfrastructuur. Het stimuleert de ontwikkeling van wandvullende schermen
Maatschappelijke kosten-batenanalyse van het LOFAR-project
79
waarmee men bijna fysiek met verre gesprekspartners aan tafel kan zitten. Videofoon met bijbehorende videomail zijn onvermijdelijk als toevoeging op het telecommunicatiepakket. Videolearning in het onderwijs, videoinstructie voor praktijkopleidingen, thuiszorg- of noodsituaties worden mogelijk. Beeldcontact met klanten, patiënten en burgers helpt organisaties aanwezig te zijn waar dat anders onrendabel zou zijn. De veiligheid is gebaat bij videobewaking van objecten. Waar gespecialiseerde of bevoegde personen niet in de buurt zijn kan videocommunicatie reiskosten en kostbare tijd besparen. De kosten en kwaliteit van de LOFAR infrastructuur maken het mogelijk een grote sprong voorwaarts te maken in de beeldcommunicatie. Partijen die apparatuur en diensten voor het faciliteren van videoverbindingen willen ontwikkelen hebben via de LOFARinfrastructuur de beschikking over een groot testplatform, dat als springplank kan functioneren om de ontwikkelde producten in een grotere markt te introduceren. Naast live videoverbindingen (videofoon) kunnen er naar analogie van andere telecommunicatiemiddelen ook asynchrone diensten aangeboden worden. Denk hierbij niet alleen aan de bekende film via video-on-demand, maar ook aan presentaties, opleidingen, instructievideo’s en videomail (als tegenhanger van voicemail). Voor de haalbaarheid van deze plannen is een snelle Return On Investment essentieel. Verschillende diensten kunnen al spoedig geëxploiteerd worden. Automatische bewaking op afstand is mogelijk met eenvoudige apparatuur en nieuwe en bestaande software die beelden realtime kan analyseren. Videocommunicatie tussen particulieren is voor de langere termijn, de Expertgroep Breedband geeft een ondergrens van 300.000 gebruikers met een 10Mb+ verbinding aan. Dankzij LOFAR kan de toepassing tussen bedrijven, verspreide teams, specialisten, opleidingen en virtuele loketten en helpdesks wel alvast van de grond komen. Provider Beeldverwerking Bewaking Kenniscentrum
Archief
Zorgcentrum
Opleiding
Helpdesk
Bedrijf
Zorg
Balie
Team
Markt De afzetmarkt is enorm: zorginstellingen, opleidingsinstellingen, nutsbedrijven, bewaking, vergaderaars of projectteams - het is moeilijk om geen toepassing te zien. De vraag is dan ook onvermijdelijk gigantisch, en alleen te vergelijken met toepassingen zoals telefoon, fax, e-mail en mobiele telefonie. Het aanbod is op dit moment nauwelijks serieus te vergelijken met de mogelijkheden die de LOFAR-infrastructuur en een flinke dosis ondernemerszin opleveren.
Maatschappelijke kosten-batenanalyse van het LOFAR-project
Partijen De bestaande telecomoperators zijn de meest logische partijen voor het aanbieden van videocommunicatiediensten. Apparatuur, met name goedkope, natuurlijke opname en weergavesystemen worden bijvoorbeeld ontwikkeld door de beeldschermdivisie van Philips. De vraag naar software die de bewerking en interpretatie van beelden uitvoert voor bijvoorbeeld automatische bewaking, levert een nieuwe markt op die noordelijke ITbedrijven, mogelijk samen met de universiteit, kunnen invullen. Videocommunicatie is ter sprake gekomen in bijna alle gesprekken, maar met name in de gesprekken met AZG, KITZZ, All-locations, Freia, RuG en CMG. Impact De gevolgen die de concentratie van ontwikkelingen rondom videocommunicatie in het noorden hebben zijn moeilijk te overschatten. Als Noord-Nederland er in slaagt om de eerste videovalley te worden, bouwt de regio een geweldige autonome economische positie op die vanwege de LOFAR-infrastructuur niet zomaar elders overgenomen kan worden. Onderzoek naar techniek en dienstverlening levert al gauw tientallen arbeidsplaatsen op in gebieden als datacommunicatie en -opslag, opname- en beeldschermtechniek, usability, software en marketing. Exploitatie van de dienst zal, naar analogie van andere telecommunicatiesoorten, honderden arbeidsplaatsen opleveren (KPN zorgde tot voor kort voor zo’n 2000 directe ICT-gerelateerde arbeidsplaatsen). Er is geen reden om aan te nemen dat een in de regio gevestigde videofoon-operator uiteindelijk qua omvang zal onderdoen voor een mobiele-telefonie-operator. Afhankelijk van het succes (regionaal, nationaal of internationaal) behoren honderden tot duizenden arbeidsplaatsen met een hoge omzet per medewerker tot de mogelijkheden. Efficiencyverbetering van videofonieafnemers werkt kostenbesparend en/of omzetverhogend en verbetert dus de concurrentiepositie van bedrijven die zich in de regio vestigen of al gevestigd waren. De omvang van dit effect is moeilijk in te schatten. Risico De huidige investeringsbereidheid is met name bij kabel- en telecommaatschappijen zeer klein. Nieuwe ontwikkelingen moeten snel positieve resultaten kunnen laten zien. Ook voor videocommunicatie is dus de vraag of de kritieke massa snel genoeg bereikt wordt. LOFAR helpt hierbij in zoverre dat het grootste deel van de infrastructuur al aanwezig is, en dat er op die infrastructuur snel sprake zal zijn van een markt om de diensten aan te leveren. Snelle acceptatie is nodig om de investeringen op peil te houden. Nederlanders – en noordelingen in het bijzonder – zijn niet snel overenthousiast over nieuwe “gadgets”. Bij de introductie van de mobiele telefonie was de standaardreactie dan ook: dat heb ik toch niet nodig voor een serieus gesprek. Pas toen bleek hoe handig en leuk het mobieltje was in de persoonlijke sfeer, trad de omslag in het denken op. Het is belangrijk dat beeldcommunicatie zo snel mogelijk van de gadget- naar de persoonlijke sfeer verschuift. De mogelijkheden en potentiële – bijna zekere - winst van beeldcommunicatie zijn zodanig dat het zaak is voor (Noord-) Nederland zich niet de kaas van het brood te laten eten. Snel handelen is het credo.
80
Maatschappelijke kosten-batenanalyse van het LOFAR-project
A.2. Virtuele Balie Samenvatting Zet in kleine woonkernen en winkelcentra ‘virtuele balies’ op, gedeelde voorzieningen op basis van laagdrempelige videocommunicatiediensten. Aanbieders van informatie en nietmateriële diensten zoals overheid, politie banken en hulpverlening krijgen zo een loket op plaatsen waar ze anders niet aanwezig zouden zijn. Dit vergroot de leefbaarheid ‘onrendabele’ regio’s en bespaart toch kosten van kleine kantoren, filialen en vestigingen. De exploitatie kan in handen zijn van een private partij die gebruik maakt van de LOFARinfrastructuur om deze dienst te ontwikkelen en, wanneer dat mogelijk wordt, te exporteren. Achtergrond Verdergaande professionalisering van bedrijven en non-profit organisaties leidt tot een sterke concentratie op aandeelhouderswaarde. Los van de vraag of deze grote aandacht voor slechts één van de aspecten van bedrijfsvoering wel recht doet aan de balans der dingen, heeft dit een groot effect op de spreiding van beschikbaarheid van diensten. Door economische optimalisatie van kosten en baten trekken de economische zwaartepunten nog meer mensen en bedrijvigheid aan, en neemt de dichtheid van het dienstenaanbod elders nog verder af. Deze problematiek is momenteel het meest voelbaar in de ‘onrendabele regio’s’ waar Noord-Nederland er zoveel van heeft. Bankfilialen, verzekeringskantoren en postagentschappen worden opgeheven, voor medische bijstand, aangifte van misdrijven moet men steeds verder reizen. Voor veel bevolkingsgroepen in de betreffende regio’s is deze ontwikkeling schadelijk. De leefbaarheid van de regio vermindert, wat algemeen als een onwenselijke ontwikkeling gezien wordt. De afstand tussen aanbieder en afnemer van de diensten neemt dus toe in de regio. Vergaande vormen van telecommunicatie kunnen dit effect verzachten. Live videocommunicatie is een laagdrempelige vorm van telecommunicatie waarvoor de gebruiker geen opleiding of instructie nodig heeft. Het maakt afstand nog minder belangrijk, in feite is het een vorm van aanwezigheid op afstand, telepresence. Dit maakt het bij uitstek geschikt om informatie, financiële/immateriële transacties en diensten aan te bieden op locaties waar fysieke aanwezigheid economisch onrendabel zou zijn. Omschrijving De LOFAR-infrastructuur kan woon- en winkelkernen aansluiten op een veilig data- en videocommunicatienetwerk. Verschillende partijen zoals banken, verzekeraars, postkantoren, overheid, politie, eerste hulp en andere dienstverleners kunnen virtuele balies inrichten: faciliteiten die het gemis aan een echte vestiging voor een belangrijk deel kunnen wegnemen. Videocommunicatie is eenvoudiger te gebruiken dan telefoon, televisie, pin- en kaartjesautomaat, maar combineert wel de functionaliteit van al deze toepassingen – en meer. De installaties zijn uiteraard goed beveiligd dankzij de continue videoverbinding. De regio heeft veel baat bij deze ontwikkeling. Er ontstaat nieuwe bedrijvigheid wanneer bedrijven zich specialiseren in het bemannen van virtuele balies: videocallcenters. De leefbaarheid van de regio neemt weer toe, reistijden nemen af. De kennis die met de ontwikkeling van deze diensten wordt opgedaan, kan worden ingezet in andere gebieden wanneer ook daar LOFAR-waardige infrastructuur beschikbaar wordt. Ook wanneer fiberto-the-home realiteit wordt en de virtuele balie tot in de huiskamer kan reiken, geeft de opgedane ervaring een onschatbare voorsprong bij de ontwikkeling van nieuwe diensten. Wanneer de vraag naar videocommunicatie vooruitloopt op de mogelijkheden voor de particuliere markt, kan zelfs de telefooncel terugkeren in de vorm van een videofooncel.
81
Maatschappelijke kosten-batenanalyse van het LOFAR-project
82
Callcenter Overheid
Bank
Balie
Hulpverlening
Politie Balie
Balie
Markt Gezien de problemen die de banken hebben met onrendabele vestigingen en de oplossingen, zoals het laten rondrijden van een bus, is er zeker vraag naar deze oplossing. ABN AMRO is al begonnen met zogenaamde Bankshops: locaties voorzien van een hostess en een internetzuil. Er is geen aanbod van vergelijkbare diensten behalve op gebrekkige manier via websites. Partijen Elke organisatie die nu informatie of diensten aanbied waarbij menselijke dialogen belangrijk zijn, kan van deze faciliteit gebruik maken. Overheid, politie, financiële instellingen en nutsinstellingen liggen voor de hand, maar ook bijvoorbeeld reisbureaus en vergelijkbare diensten hebben baat bij zo’n extra outlet die ze dichter bij de klant brengt. Voor het ontwikkelen van apparatuur komen verschillende partijen in aanmerking, waarbij Philips als één van de grootste beeldschermfabrikanten ter wereld duidelijk in beeld is. IBM is geïnteresseerd in verschillende aspecten waaronder reken- en opslagfaciliteiten. De exploitatie kan in handen komen van een partij die ook andere videocommunicatiediensten aanbied, zoals een telecom- of kabelcombedrijf. Het is echter niet uit te sluiten dat er een meer gespecialiseerde partij ontstaat. De Virtuele Balie is het meest uitgebreid besproken met CMG naar aanleiding van de relatie op directieniveau met ABN AMRO, maar bleek ook interessant in de gesprekken met de zorgsector. Impact Uit CBS gegevens blijkt dat in de drie noordelijke provincies zich naar schatting 2400 vestigingen van financiële instellingen bevinden. Bij die instellingen werken ongeveer 20.000 personen, wat een gemiddelde oplevert van zo’n 8 personen per vestiging. Omdat dat vrij laag is, worden veel vestigingen als onrendabel afgestoten. Dit kost NoordNederland naast een verminderd serviceniveau, honderden banen.
Maatschappelijke kosten-batenanalyse van het LOFAR-project
Tegen geringe meerkosten bij de aanleg zal de LOFAR-infrastructuur in staat zijn om ook kleinere en middelgrote woonkernen te ontsluiten. Een exploitant kan zo videobalies in die woonkernen aanbieden, evenals één of meerdere videocallcenters ergens centraal in de infrastructuur. De afnemers, dienstverlenende bedrijven en instellingen in het algemeen, zullen deze mogelijkheid zeker gebruiken om met behoud of zelfs uitbreiding van serviceniveau hun kosten te verlagen. Door de exploitatie van de videobalies en -callcenters komen er weer enkele tientallen arbeidsplaatsen bij, als deze activiteit vergeleken mag worden met de bestaande callcenters in de regio (met name Groningen-stad en Emmen). De extra kosten voor de afnemers ten opzichte van het nulscenario staan tegenover de betere service en bereikbaarheid op plaatsen waar wellicht op dit moment niet eens een servicepunt is – verbeterde service tegen een fractie van de huidige kosten. Aangezien de geboden service met het toenemen van keuzevrijheid bij bijvoorbeeld banken (nummerportabiliteit) een onderscheidend kenmerk is, zullen commerciële instellingen deze kans niet laten liggen. Exploitatie buiten de LOFAR-regio van de ontwikkelde technieken en diensten, kan beginnen zodra het buitengebied ook op LOFAR-specificatieniveau gebracht is. Hiermee gaan opnieuw tientallen tot honderden banen gepaard, alweer naar analogie van de al eerder naar het noorden getrokken callcenteractiviteiten. Moeilijk meetbaar zijn de macro-economische kosten van zogenaamde ‘lokale optimalisatie’ door het centraliseren van dienstverlening. Het sluiten van zogenaamd onrendabele vestigingen bespaart de dienstverlener kosten, maar verhoogt de reiskosten voor de honderden of duizenden afnemers van de dienst. De nadelige gevolgen voor mobiliteit en milieu zijn aanzienlijk, maar niet terug te vinden op de balans van de vertrokken dienstverlener. Aan de niet-materiële kant van het spectrum zijn dus het milieu en de leefbaarheid van de regio sterk gebaat bij dit initiatief. Betere leefbaarheid leidt uiteindelijk tot een gezondere economische structuur, maar de becijfering daarvan valt buiten het bestek van dit onderzoek. Risico Een gedeelde virtuele balie brengt een aantal partijen in een afhankelijke positie van elkaar. Het gevaar is dat hierdoor de organisatie te complex wordt en de besluitvaardigheid afneemt. Om dit tegen te gaan, zou eerst één enkele dienstverlener als trekker kunnen optreden, die de dienst dan geheel naar eigen inzicht kan ontwikkelen. Daarmee vervalt wel (in eerste instantie) het schaalvoordeel van meerdere gebruikers van de faciliteit. Een andere benadering is om de dienst te laten ontwikkelen door één zelfstandige partij in samenwerking met meerdere afnemers. Voordat een virtuele balie werkelijkheid kan worden zoals bedoeld in deze case, moet er nog veel techniek voor de ondersteuning van natuurlijk aanvoelende communicatie ontwikkeld worden. Er moet dus snel gewerkt worden aan het aantrekken van innovatieve bedrijven op deze gebieden. Ook kan de universiteit hier een rol spelen. Nieuwe technieken raken vaak maar langzaam ingeburgerd. Om de acceptatie in een toch enigzins behoudende omgeving te versnellen, moet er een duidelijk voordeel zijn voor de uiteindelijke gebruikers van de faciliteiten. Integratie met bestaande faciliteiten zoals geldautomaten verlaagt de acceptatiedrempel. Banken zijn met hun ervaring met geldautomaten een belangrijke partner.
83
Maatschappelijke kosten-batenanalyse van het LOFAR-project
A.3. Online Archief Samenvatting De beschikbaarheid van kennis, ruimte, arbeid en infrastructuur maken Noord-Nederland tot een ideale vestigingsplaats voor grote online archieven. De regio kan zich dankzij de ontsluiting door de LOFAR-infrastructuur ontwikkelen van graanschuur van Nederland tot datafarm van Europa. Concreet aanbod is er in de vorm van een overheidsdienst die deels geprivatiseerd kan worden. Vraag naar archivering is van alle tijden. Door de enorme toename van informatie zal de behoefte alleen maar toenemen. Archivering brengt veel werkgelegenheid in de regio met zich mee, want archiveren is mensenwerk. Achtergrond De opkomst van de informatiemaatschappij levert een toenemende stroom elektronische maar ook nog altijd papieren documenten op. Zonder een goed archief is die informatie al snel zoek. Archivering is echter zelden een primaire activiteit. In de tachtiger jaren richtte de overheid de Centrale Archief Selectiedienst (CAS) in Winschoten op om de achterstand in de archieven van de Staat der Nederlanden op te lossen. Nu, twintig jaar later, is men nog altijd bezig omdat de eisen en de hoeveelheden blijven toenemen. Er is een schat aan kennis en ervaring met het bewerken van archieven opgebouwd, die nu alleen wordt ingezet voor de archieven van de staat. Het is ook opmerkelijk om te moeten constateren dat er geen ‘backup’ is voor de archieven van de Staat der Nederlanden. Daarmee zijn de archieven dus kwetsbaar bij een eventuele calamiteit. De archieven worden nu nog bijna uitsluitend in papieren vorm verwerkt, maar er zijn plannen om stapsgewijs steeds meer informatie elektronisch aan te bieden aan de burger. Het oprichten van het Nationaal Archief is een signaal dat de overheid hier serieus mee omgaat. Nederland beschikt met de CAS maar zeker ook met het bibliotheekwezen internationaal over een voorsprong op het gebied van archivering en documentbeheer. Met de terugkeer van de SdU naar Den Haag lijkt de terugdraai van de spreiding van (voormalige) overheidsdiensten een trend te worden. Het noorden heeft een aantal unieke kwaliteiten, die samen met LOFAR ingezet kunnen worden om deze leegloop tegen te gaan. De CAS beschikt over unieke en hoogwaardige kennis en ervaring in het secuur omgaan met grote hoeveelheden gegevens. Het ligt voor de hand om deze knowhow op meer terreinen dan alleen de staatsarchieven in te zetten. Omschrijving De kwaliteiten van de LOFAR-infrastructuur maken een online archief in Noord-Nederland technisch haalbaar. Vooral optische (gescande) documenten als andere multimedia hebben daarbij de unieke capaciteit van het netwerk nodig. Andere dienstverleners op de infrastructuur kunnen zorg dragen voor onder andere digitalisering, veilige opslagsystemen en specifiek netwerkmanagement. Voor de opslag van archieven kunnen aanbieders technieken ontwikkelen die lijken op een SAN (Storage Area Network) of een NAS (Network Attached Storage). Opmerkelijk hierbij zijn intiatieven rond het ontwikkelen van zo’n techniek speciaal voor de opslag van ‘fixed content’ onder de naam Content-Addressed Storage (CAS). Daarnaast beschikt het noorden over de ruimte en, in de CAS, over de specialistische kennis om dit praktisch uitvoerbaar te maken. Bovendien is de vereiste betrouwbaarheid bij de CAS als “trusted third party” in goede handen. Niet alleen de rijksoverheid, maar ook lagere overheden, de zorg, en uiteindelijk zelfs private partijen hebben baat bij de schaalgroottevoordelen die een online archief oplevert. De LOFAR-infrastructuur maakt bovendien een ongekende integratie van archivering in de bedrijfsprocessen mogelijk. Voor klanten of patiënten zijn elektronisch toegankelijke dossiers uiterst belangrijk. Datamining services kunnen organisaties helpen meer uit hun gearchiveerde gegevens te halen. Nederland heeft met de (universitaire) bibliotheken en SurfNet een voorsprong op het gebied van de “informatiemakelaardij”. Dit maakt het mogelijk om veel standaards vast
84
Maatschappelijke kosten-batenanalyse van het LOFAR-project
85
te leggen op dit gebied, wat gunstig is om een belangrijke speler in het internationale speelveld te blijven. Met de CAS en deze partijen heeft Nederland een geweldige kans om een nieuwe, veelbelovende en hoogwaardige markt naar zich toe te trekken. Veiligheid en beschikbaarheid van informatie hebben hoge prioriteit bij de overheid. Met de LOFAR-infrastructuur kan de overheid dit beleid eerder en goedkoper uitvoeren dan anders mogelijk zou zijn. Via de snelle ontsluiting wordt de burger beter geïnformeerd. Uitwijkfaciliteiten beperken de langere termijn impact op het werk van de overheid bij een onverhoopte ramp. Backup Datamining Archiefbewerking Opslag Zorginstelling
Optisch inlezen
Bedrijf Overheid
Markt Online archivering is een aantrekkelijke vorm van dienstverlening, voorlopig zonder concurrentie, die bedrijvigheid zal opleveren van organisaties die een grote archiefbehoefte hebben. Objectief gezien is dat een grote markt, zelfs binnen de beperking van de LOFAR-regio. De beperking van de LOFAR regio maakt het mogelijk om binnen een enigszins beschermde omgeving diensten te ontwikkelen die men later op de vrije markt kan aanbieden. Bovendien werkt de afhankelijkheid van de dienst als vestigingscriterium voor overheidsdiensten en andere werkgevers. Partijen Als launching customer ligt de overheid (rijk, provincies, gemeenten) voor de hand. Ook semi-overheden hebben te maken met archiefverplichtingen. De zorg discussieert al jaren over een elektronisch patiëntendossier. Bedrijven zijn bijvoorbeeld verplicht hun facturen lang te bewaren en opvraagbaar te houden, dus bedrijven met veel klanten zoals voormalige nutsbedrijven en telecom (denk aan het notasysteem van KPN) zijn mogelijke afnemers. Daarnaast ontstaat er een markt voor aanbieders van verwante diensten, zoals het scannen van documenten, opslagsystemen, datamining services en logistiek. Naast de CAS toonde vooral de zorgsector, de universiteit en de ICT dienstverlening interesse. Impact De CAS verwerkt nu alléén het papieren archief van de Staat met een bezetting van 110 fte. Vergaande digitalisering van het archief levert niet alleen continuïteit op maar zal ongeveer neerkomen op een verdubbeling van de inspanning. Aanbieden van de dienst aan de gehele overheid geeft nogmaals minstens een verdubbeling. Een vergelijkbare toename valt te verwachten bij aanbieden van de dienst aan de zakelijke markt. Een ruwe schatting komt dus uit op een toename van honderden arbeidsplaatsen, wat reëel is vergeleken met de huidige omvang van de CAS en soortgelijke instellingen.
Maatschappelijke kosten-batenanalyse van het LOFAR-project
Een deel van de toename komt voor rekening van de overheid, die elektronische beschikbaarheid van informatie tot beleid heeft gemaakt. Een ander deel zal uit de markt komen. De genoemde potentiële grotere afnemers bevinden zich meestal buiten de regio. De toename aan arbeidsplaatsen voor archivering in de regio gaat dus ten koste van arbeidsplaatsen elders. De uiteindelijke potentiële omzet kan worden ingeschat, op basis van honderd afnemers met een besteding tussen de honderduizend en tien miljoen euro, op een bedrag in de orde van honderd miljoen euro. Risico De overheid is als launching customer een belangrijke partij in de ontwikkeling van deze diensten. Ambtelijke molens draaien misschien te langzaam, waardoor de bestaande voorsprong verloren gaat. Dit type dienstverlening leunt zwaar op het vertrouwen dat de afnemer in de aanbiedende partij heeft. Deze zal zich sterk moeten profileren als betrouwbare partij. Enigszins vergelijkbare initiatieven van bijvoorbeeld Microsoft (Passport) lopen vast op gebrek aan vertrouwen. Er is zeker behoefte aan online archivering, maar als deze behoeft niet gevoeld wordt kan acceptatie van deze vorm van dienstverlening (te?) lang op zich laten wachten. Dit is een reden om vanuit de overheid direct te beginnen met het formuleren van doelen waarmee afname van deze dienst deels al verzekerd is, zodat de ontwikkeling daar niet op vast loopt.
86
Maatschappelijke kosten-batenanalyse van het LOFAR-project
A.4. Zorg voor Breedverband Samenvatting Bij het verbinden van Medische Centra zijn met name de LOFAR-eigenschappen betrouwbaarheid en hoge capaciteit erg belangrijk. De infrastructuur maakt gerichte ontwikkeling mogelijk van toepassingen op gebieden zoals communicatie, zorg op afstand, elektronisch patiëntendossier en rekencentra. De infrastructuur ontsluit diensten van (betrouwbare) derde partijen die hiervoor belangrijk zijn, zoals videocommunicatie, beheer op afstand en archivering. De kosten van communicatie, reizen en opname kunnen omlaag. Kenniscentra zoals het AZG kunnen specialistische kennis live of uit het media-archief verspreiden naar ziekenhuizen en kleinere zorgcentra in de periferie. Zelfs de huisartsen en mantelzorg kunnen uiteindelijk baat hebben bij deze ontwikkeling. Achtergrond Zoals bijna dagelijks in de media te volgen staan de problemen in de zorg hoog op de politieke agenda. Uit gesprekken blijkt dat wachtlijsten veroorzaakt worden door inefficiency en reële tekorten. Zo’n 40% van de zorgtijd wordt besteed aan administratie. Door maatschappelijke veranderingen staan de rol van de huisarts en de overige indeling van de zorgketen ter discussie. Omschrijving Laagdrempelige videoverbindingen van hoge kwaliteit en betrouwbaarheid kunnen de samenwerking tussen specialisten vergaand efficiënter maken. Huidige initiatieven zijn te duur, te lastig, te bijzonder om breed geaccepteerd te worden. Dat het concept ondanks dat haalbaar is bij voldoende gemotiveerde deelnemers blijkt uit de succesvolle toepassing van ‘vorige generatie’ videoconferencingsystemen. De kenniscentrumfunctie van het AZG voor de ziekenhuizen in de periferie kan ook op deze manier versterkt worden. De mantelzorg, zorg in de thuissituatie door niet-professionele hulpverlening, is een belangrijk onderdeel van overheidsbeleid om de druk op de zorgketen te verlichten. Voor mantelzorg is de informatievoorziening essentieel. Via videocommunicatie kunnen mantelzorgers de nodige instructie en training krijgen. Monitoring, diagnose en andere aspecten van de zorg zijn mogelijk via videocommunicatie en online apparatuur. Dat deze toepassing kans van slagen heeft, ondanks de kosten, bewijzen initiatieven op relatief kleine schaal elders in Nederland. De financiële middelen van toekomstige “grijze golf” zal leiden tot bereidheid van veel mensen om aanzienlijke bedragen uit te geven om zo lang mogelijk thuis verpleegd te kunnen worden. Deelname aan de LOFAR-infrastructuur geeft zorginstellingen toegang tot andere diensten die daarop aangeboden worden. Efficiënt digitaal declareren kan de administratieve overhead halveren. Een online archiefdienst aangeboden door een “trusted third party” kan de impasse rondom de invoering van het elektronisch patiëntendossier doorbreken. Wanneer medici en administratie dossiers op elke werkplek binnen een ziekenhuis op kunnen vragen, zullen veel fouten en vertraging tot het verleden behoren. Dossiers die meeverhuizen met een patiënt naar een andere instelling worden dan ook mogelijk. In feite kan er een nationaal medisch archief opgebouwd worden, waarover de patiënt veel meer zeggenschap heeft dan over de papieren dossiers die men nu her en der heeft. Een nationaal medisch archief biedt ook ongekende mogelijkheden voor onderzoek.
87
Maatschappelijke kosten-batenanalyse van het LOFAR-project
Rekencentrum
88
Netwerkbeheer
EPD
Centraal Ziekenhuis
DNA
Videodiensten
Zorgcentrum
Regionaal Ziekenhuis
Huisarts
V e ld
Balie
Mantelzorg
Markt Welvaart, vergrijzing en toenemende medische mogelijkheden veroorzaken een groei van de vraag naar zorg waaraan voorlopig geen einde te voorzien is. We kunnen dus met recht spreken van een groeimarkt, met slechts één groot probleem: winstgevend is het niet. Efficiënter maken van de zorg zal dus nog lange tijd prominent aanwezig zijn in het beleid van de overheid. De diensten en producten die ontwikkeld worden voor de zorg in Noord-Nederland kunnen natuurlijk met de bijbehorende infrastructuur geëxporteerd worden naar de rest van de wereld. Partijen Als beleidsbepaler op zorggebied speelt de overheid de meest in het oog springende rol. Het ministerie zal duidelijke plannen moeten presenteren waarin de doelen en middelen voor de inzet van de LOFAR-infrastructuur duidelijk worden vastgelegd. Voor de invulling en uitvoering ligt het oprichten van een publiekprivate samenwerking het meest voor de hand. Hierin kunnen ook de universiteit, het AZG en onderzoeksbureaus zoals KITTZ een rol spelen, zoals tijdens de gesprekken al bleek. De markt heeft een belangrijke rol waar het gaat om het ontwikkelen en aanbieden van elektronische diensten zoals videocommunicatie, archiefservices of rekenlaboratoria. De nodige apparatuur kan deels voor deze marktpartijen en deels speciaal voor de zorg ontwikkeld worden. Met name de medische en de beeldschermdivisie van Philips zijn hiervoor interessante partners. Impact Het zorgbudget voor heel Nederland is ruim 40 miljard euro, zoals blijkt uit de begroting van het ministerie. Een belangrijk deel hiervan bestaat uit personeelskosten. Een relatief kleine gemiddelde efficiencyverbetering levert direct significant meer aan zorg besteedbare uren op, een besparing ter waarde van honderden miljoenen euro. Alleen al een halvering van administratie overhead zou de voor zorg beschikbare tijd vergroten van de huidige 60% naar 80%, een besparing van 250 M€. Voor de regio NoordNederland stellen we de potentiële besparing dus heel voorzichtig op de ordegrootte van 10 miljoen euro. Qua werkgelegenheid ontstaan er zeker enkele tientallen banen rond onderzoek en ontwikkeling van diensten en apparatuur, als de ontwikkeling van andere apparatuur en diensten voor de zorgsector enige indicatie is.
Maatschappelijke kosten-batenanalyse van het LOFAR-project
Risico Bij de zorg zijn erg veel partijen betrokken, die allerlei aspecten van politieke, financiële en ethische aard in de discussie brengen. Dit kan de noodzakelijke snelle besluitvorming in de weg kan zitten. Aan de andere kant is het succes van nieuwe ontwikkelingen afhankelijk van een zekere minimale schaalgrootte. De centrale positie van het AZG in de noordelijke regio kan hiervoor een oplossing zijn, hoewel er voorzichtig omgegaan moet worden met de gevoeligheden op dit punt. Veel van de benodigde apparatuur, zoals de volgende generatie videoconferencingsystemen en telediagnoseapparatuur, bestaat nog niet. Met LOFAR als “testbed” en doelmatige investeringssubsidies kunnen research en ontwikkeling de regio in getrokken worden. De zorg is een zodanig grote markt dat de winstpotentie enorm is. Acceptatie van nieuwe technologie door medisch personeel, onderzoekers en patiënten is van doorslaggevend belang. Een te technische, complexe uitstraling kan funest zijn voor acceptatie. Veel aandacht voor het “mensvriendelijk” en onopvallend houden van de techniek kan dit risico verminderen. Daarnaast is er een gedragsverandering nodig om de specialist uit de auto te krijgen. De privacy van patiënten moet goed bewaakt worden wanneer gegevens in “open” systemen terecht komen. De overheid zal eisen moeten formuleren voor de opslag van en toegang tot medische dossiers.
89
Maatschappelijke kosten-batenanalyse van het LOFAR-project
A.5. Reservebreedband Samenvatting Deze case beschrijft het aanbieden van bescherming tegen de gevolgen van calamiteiten, door het aanbieden van reserve ICT-faciliteiten. LOFAR zorgt voor een geweldige kans op deze markt door de exploitatie van Computer Uitwijk Centra. Voor zowel de vraag- als de aanbodkant is concrete interesse. De case kan het noorden rond de honderd arbeidsplaatsen en honderd miljoen euro extra omzet opleveren. Achtergrond Door recente gebeurtenissen is veiligheid een een hot issue, maar bij grote organisaties staat het altijd al hoog op de agenda. Die organisaties hebben de afhankelijkheid van primaire processen vaak duidelijk in kaart gebracht. Veel processen zijn sterk afhankelijk van ICT, en langdurige uitval van die ICT-faciliteiten levert dan ook onaanvaardbare schade op. Een voorbeeld van enige jaren geleden is de inschatting dat het uitvallen van de billingsystemen van KPN Telecom binnen drie weken tot faillissement zou leiden. Die analyse was van voor de huidige malaise in de telecombranche. Om zulke situaties te voorkomen worden primaire systemen dubbel uitgevoerd. De kosten hiervan worden op ongeveer 10% van het originele systeem geschat – gegeven de juiste infrastructuur. Niet iedere organisatie is in staat of bereid om zelf reserve ICT-faciliteiten te implementeren. Een organisatie waarvoor ICT ondersteunend is, dus geen primaire activiteit, moet buitenproportioneel veel meer kosten maken voor de nodige huisvesting, datacommunicatie, kennis en personele bezetting. Weinigen beschikken over meerdere rekencentra op verschillende locaties. Omschrijving Langs de LOFAR-infrastructuur komen verschillende rekencentra te liggen. Het kan gaan om bestaande of nieuwe rekencentra. Deze rekencentra worden afhankelijk van het beoogde gebruik beveiligd en ingericht. De exploitatie is in handen van één of meer partijen die de faciliteiten in de vorm van SLA’s (Service Level Agreements) aanbieden aan de markt. De LOFAR-infrastructuur levert op drie manieren concreet voordeel op voor aanbieders van deze faciliteiten: schaalvoordelen tegenover het “zelf doen”, concurrerende tarieven door lagere kosten en een groter toepassingsgebied. Zelf inrichten van uitwijkfaciliteiten brengt grote investeringen en kosten met zich mee. Dat maakt het onaantrekkelijk voor partijen die zich op andere activiteiten willen concentreren. De aanbiedende partijen specialiseren zich in de exploitatie van rekencentra. Zo’n partij heeft ICT als core-business. Met andere woorden: faciliteiten zoals gebouwen zijn aanwezig, evenals personeel met kennis en ervaring. Deze kosten worden verdeeld over de afnemers. Afnemers kunnen deze zorg uit handen geven en zich weer concentreren op hun eigen kwaliteiten. De kosten van de faciliteiten blijken een belemmerende factor voor potentiële afnemers. De LOFAR-infrastructuur biedt voor de aansluiting een uitstekende kwaliteit/kostenverhouding. De regio Noord-Nederland voegt daar nog een aantal gunstige pluspunten aan toe: goedkope bedrijfsruimte, gunstige vestigingsvoorwaarden en voldoende personeel met de nodige kennis en een hoge arbeidsmoraal. Bovendien zijn er riante subsidiemogelijkheden. De lagere kosten die hieruit voortvloeien geven een aanbieder beslissende kostenvoordelen tegenover concurrenten. Gezien de huidige beschikbaarheid en de kosten van breedband is de toepassing van uitwijkfaciliteiten noodgedwongen beperkt. Huidige uitwijkcentra zijn in zekere zin “offline” te noemen: Ze zijn niet in staat om de beveiligde primaire systemen continu te spiegelen. Bij uitval moeten backups van tape worden gehaald, die altijd zullen achterlopen op de situatie net voor de calamiteit. Bovendien liggen de primaire systemen enige tijd stil tijdens de overgang op de backupfaciliteit. De LOFAR-infrastructuur biedt hier een aantal significante voordelen, die het toepassingsgebied enorm verbreden en verdiepen:
90
Maatschappelijke kosten-batenanalyse van het LOFAR-project
-
91
continu gespiegelde systemen door de enorme capaciteit meervoudig gespiegelde systemen voor extra veiligheid faciliteiten voor kleinere systemen en organisaties door de lagere kosten opvang piekbelasting door inzet online reservecapaciteit vergaande beveiligingseisen tijdens de bouw te implementeren Backup Computer Uitwijk Centrum
Bedrijf
Markt De markt voor diensten op het gebied van backup computerfaciliteiten groeit. De oorzaak hiervoor ligt in een toenemend veiligheidsbewustzijn en in de groeiende afhankelijkheid van ICT. Tussen vraag en aanbod op deze markt bestaat nu en in de komende jaren een mismatch. Het aanbod is beperkt, zeker wanneer één van de randvoorwaarden een breedbandverbinding met de faciliteiten is. Huidige aanbieders doen echter in de ogen van afnemers geen reële propositie. Veel organisaties doen het nu zelf of helemaal niet. Een terzake kundige partij kan nu, op basis van de groeiende markt en de kansen die LOFAR biedt, de leiding nemen in deze ontwikkelingen. Door de verbindingen richting Duitsland kan men direct beginnen de markt over de grens te verbreden. Dit is meteen een uitstekende uitgangspositie om een internationale speler op dit gebied te worden. Partijen Het succes van deze toepassing hangt af van een aantal partijen. Potentiële klanten zijn natuurlijk essentieel. Hoe groter de organisatie, hoe sterker de primaire processen afhankelijk zijn van de beschikbaarheid van ICT-systemen. Bij uitval daarvan komen de meeste bedrijven dus snel in de problemen. Vooral bij de grote bedrijven is men zich bewust van deze situatie, en is men bereid er wat aan te doen. Dit bleek met name uit het gesprek met TPG. Andere, in het bijzonder kleinere, partijen kunnen via een campagne bewust gemaakt worden van de afhankelijkheid en de risico’s daarvan. Er zijn partijen die goed passen in het profiel van aanbieder voor deze diensten. De exploitatie van rekencentra is nu vaak nog in handen van de organisaties zelf. Soms is dat een strategische keuze, meestal in verband met veiligheid en vertrouwelijkheid. Vertrouwen is dus een belangrijk onderdeel van het profiel. Recentelijk zijn er partijen op de markt gekomen die ontstaan zijn binnen organisaties en nu zelfstandig verder gaan. In het bijzonder het voormalige KPN Datacenter, nu ATOS Origin Telco Services, is een uitstekende kandidaat voor het opzetten van deze diensten en toont ook interesse. Verzekeringsmaatschappijen zijn niet alleen potentiële grootverbruikers van de faciliteiten. Zij hebben ook belang bij het beperken van de schade ten gevolge van uitval
Maatschappelijke kosten-batenanalyse van het LOFAR-project
van hun cliënten. In dit kader is de overheid, immers haar eigen verzekeraar, ook erg interessant. Impact ICT-systemen ter ondersteuning van primaire processen kosten bij grote ondernemingen honderden miljoenen euro’s – per stuk. Als dubbele uitvoering daarvan 10% kost, en ook de kleinere organisaties meegeteld worden, is er dus in Nederland een markt voor uitwijkfaciliteiten met een omvang van miljarden, verspreid over de afschrijvingsperiode van de systemen. Als we de marktpotentie voor deze vorm van dienstverlening op 1 miljard per jaar stellen en er van uitgaan dat er door LOFAR 10% van deze omzet naar Noord-Nederland komt, levert dat een omzet op met een ordegrootte van 100 miljoen op, en enkele honderden arbeidsplaatsen. Deze schattingen zijn gebaseerd op cijfers van onder andere ATOS Origin. De besparing die optreedt door de bredere inzet van uitwijkfaciliteiten, met als gevolg minder schade, is niet makkelijk in geld uit te drukken. Misschien kunnen verzekeringsmaatschappijen een bijdrage leveren aan deze inschatting. Risico’s Het grootste risico van deze toepassing is een verkeerde inschatting van de markt. Op dit moment is er enerzijds sprake van overcapaciteit en anderzijds onvervulde vraag. Of de waarnemingen en de inschattingen over de vraag kloppen kan alleen door nader onderzoek worden uitgewezen. Concurrentie is er wel, onder andere in de vorm van het CUC in Flevoland. Verder onderzoek moet een beeld geven van de situatie aan aanbodzijde. Het breedband-aspect van de op LOFAR gebaseerde dienstverlening is nu uniek, maar elke dag staan er nieuwe breedbandinitiatieven in de krant. Er moet een realistische schatting komen over de duur van de voorsprongsituatie die LOFAR oplevert. De LOFAR-infrastructuur heeft een beperkt bereik; niet alle potentiële afnemers zitten in het door LOFAR ontsloten gebied. Deze beperking is ook als voordeel te gebruiken. Zolang deze situatie niet verandert, is aanbieding beperkt tot de LOFAR regio, maar er is dan ook geen concurrentie van buiten mogelijk. Als de infrastructuur van de rest van Nederland (en verder) hetzelfde LOFAR-niveau bereikt, hebben de partijen binnen de LOFAR “kweekvijver” een essentiële voorsprong die op dat moment in een groter gebied kan worden gebruikt om markt te veroveren.
92
Maatschappelijke kosten-batenanalyse van het LOFAR-project
A.6. Datafarming Samenvatting Bundel bestaande en voor LOFAR te ontwikkelen kennis over opslag en netwerkonderhoud en -beheer, en biedt dit aan als dienst in de LOFAR-regio. Exploiteer vervolgens deze dienst elders, indien noodzakelijk inclusief infrastructuur. Verschillende andere cases hebben baat bij een ‘Noord-Nederlands Storage Area Network’. Concrete interesse voor invulling bestaat bij ATOS en IBM, terwijl vraag naar outsourcing en grotere veiligheid toeneemt. Ontwikkeling van deze dienst in de regio zorgt voor rond de honderd arbeidsplaatsen en honderd miljoen euro extra omzet. Achtergrond LOFAR genereert een onvoorstelbare hoeveelheid data, die zeer snel getransporteerd, bewerkt en opgeslagen moet worden. De hiervoor benodigde technieken, die qua eigenschappen wel wat weg hebben van een SAN (Storage Area Network) of een NAS (Network Attached Storage), moeten grotendeels nog ontwikkeld worden, zoals ook blijkt uit recente berichten over het werk aan een CAS (Content-Addressed Storage). IBM besteedt een enorm budget aan de ontwikkeling van de kennis en technieken noodzakelijk voor deze toepassingen. ATOS Origin Telco services, het voormalige KPN Datacenter, heeft in de loop der jaren unieke kennis en ervaring opgebouwd met onderhoud en beheer van grote computernetwerken. Het is de grootste aanbieder van integraal onderhoud en beheersfaciliteiten tot op procesniveau. Dat wil zeggen dat de afnemer niet met verschillende partijen hoeft te onderhandelen wanneer systemen niet goed samenwerken, maar resultaatafspraken kan maken over het gehele systeemoverspannende proces. Omschrijving De unieke combinatie van LOFAR-eisen en de regio zorgt voor een ideale omgeving voor bijvoorbeeld IBM om nieuwe kennis en technieken te ontwikkelen en toe te passen. Door de verbinding via de Tyco-kabel is Noord-Nederland een voor de hand liggende locatie voor nieuwe researchfaciliteiten voor een bedrijf als IBM. De LOFAR-infrastructuur ontsluit belangrijke concentraties van bedrijvigheid met betaalbare, betrouwbare en hoge capaciteit breedbandverbindingen. Het wordt daarmee mogelijk om rekencapaciteit te verplaatsen naar de goedkope en goed toegeruste rekencentra in Noord-Nederland. Onderhoud- en beheerdiensten op afstand kunnen naadloos integreren met de processen bij de klant, wat een belangrijke drempel voor deze vorm van dienstverlening wegneemt. De ervaring met deze dienstverlening voor KPN (inmiddels een externe partij), maakt ATOS een logische partner voor het toevertrouwen van bedrijfskritische toepassingen. Betrokkenheid van ATOS of een andere partij bij het beheer van de LOFAR-systemen zou zeker een grote voorsprong opleveren bij het aanbieden van dergelijke capaciteit en diensten aan derden. Daarbij kan uiteindelijk ook buiten de door LOFAR ontsloten regio gekeken worden. Met de opgebouwde ervaring wordt het mogelijk om zowel harde als zachte infrastructuur te exporteren. Het noorden als SAN kan dan als product in de rest van de wereld geïmplementeerd. Aan de kant van de afnemers wordt het noorden met de beschikbaarheid van dienstverlening op dit niveau een aantrekkelijker vestigingsregio.
93
Maatschappelijke kosten-batenanalyse van het LOFAR-project
94
Backup Netwerkbeheer
Datamining
Opslag
Archief
Bedrijf
Markt In het algemeen is er een trend naar het uitbesteden van niet-essentiële activiteiten. Het stelt organisaties in staat om zich te concentreren op hun primaire activiteiten. Veel bedrijven met een rekencentrum beschouwen dat echter nog als te veel verweven met de primaire processen om voor outsourcing in aanmerking te komen. ATOS laat met KPN zien dat dat geen probleem hoeft te zijn, en zal daarvan ook andere potentiële grote afnemers moeten overtuigen. Met een betaalbare infrastructuur komt er ook een geheel nieuwe markt binnen bereik, het MKB en kleinere organisaties, die te weinig budget hebben voor professionele netwerk-, systeem- en applicatiebeheerders. In eerste instantie kunnen deze diensten ingezet worden voor de ondersteuning van bestaande processen. Na verloop van tijd zal juist ook het MKB betrokken raken bij het opbloeien van de handel in elektronische diensten (webservices). Waar aanbieders van webservices zich zullen richten op de inhoud van de dienstverlening, zal er steeds meer vraag ontstaan naar faciliteiten die de webservices technisch en facilitair kunnen dragen. Partijen Voor het aanbieden van deze vorm van dienstverlening is in ieder geval concrete interesse bij ATOS, maar ook andere dienstverleners zoals CMG hebben zeker belang bij deze ontwikkeling. Aan de kant van nieuwe toepassingen en techniek, waaronder ook hardware, is concrete interesse bij IBM. Ook hier geldt dat er meerdere partijen zijn met belangen, zoals onder andere Compaq/HP, wat echter momenteel de volledige aandacht nodig heeft voor organisatorische perikelen. Impact Vergelijkbare researchprojecten krijgen bij IBM budgetten van tussen de tien en honderd miljoen dollar. Enkele ‘kleinere’ researchprojecten leveren tientallen arbeidsplaatsen op per stuk. Een groot researchinstituut kan honderden arbeidsplaatsen opleveren. Daarnaast is er de impact op het imago van de regio, waarmee nog meer bedrijvigheid zal worden aangetrokken. Gebaseerd op de huidige operationele omvang van de dienstverlening van ATOS voor KPN, is de inschatting dat enkele grotere klanten en een groeiend aantal kleinere
Maatschappelijke kosten-batenanalyse van het LOFAR-project
afnemers een omzet opleveren van 50 tot 500 miljoen euro, en enkele tientallen tot honderden arbeidsplaatsen. Risico Voor het slagen van deze case is scepsis het grootste risico. Momenteel staan veel rekencentra vrijwel leeg. De vraag naar vloeroppervlak is ingestort door het inzakken van de verwachtingen van e-commerce en andere internettoepassingen. Toch blijkt uit de steeds stijgende omzet die via Internet geboekt wordt dat verwachtingen en realiteit wel eens tijdelijk uit de pas lopen. Met andere woorden: die markt trekt wel weer aan. Deze case richt zich echter op andere activiteiten dan pure e-commerce.
95
Maatschappelijke kosten-batenanalyse van het LOFAR-project
A.7. Informatiesnelweg Samenvatting Ontwikkel elektronische diensten voor het verkeer door wegen te voorzien van videobewaking via breedband. Goedkope videocamera’s kunnen met grote dichtheid geplaatst worden. Dit maakt meer zinvolle bewaking mogelijk, wat de acceptatie en de veiligheid vergroot. Het verwerken van de beelden gebeurt volautomatisch in een verkeerskundig rekencentrum dat elektronische diensten aanbiedt aan allerlei partijen, waaronder alarmdiensten, overheid maar ook ANWB. Uiteindelijk wordt het mogelijk informatie te versturen naar auto’s en zo gedrag te beïnvloeden en nuttige informatie te verspreiden. Veiligheid, verkeersonderzoek, files, regulatie, opsporing en ongevalreconstructie worden eenvoudig. De ontwikkelde techniek heeft grote exportmogelijkheden. Achtergrond Mobiliteit is een verworven recht en – door het ontbreken van laagdrempelige videocommunicatie – nog altijd één van de peilers van onze economie. Helaas zijn er enorme kosten verbonden aan de individualistische invulling die bijna iedereen eraan wil geven. Hoe veiliger de auto’s hoe roekelozer het gedrag – of komt dat door de drukte? Files vormen een groot probleem. Bovendien kampt de politie met capaciteitstekorten, die alleen met ‘meer blauw’ op te lossen schijnen te zijn. Andere oplossingen, zoals meer elektronische surveillance, stuiten op afbrokkelende acceptatie van deze middelen. Het KLPD geeft aan dat het nieuwe beleid zich richt op het persoonlijk aanhouden, leidend tot gedragsbeïnvloeding – maar met een chronisch onderbezette politiemacht lijkt dat een onhaalbare oplossing. Zoals uit ministeriële uitlatingen kan worden opgemaakt, is de manier waarop elektronische surveillance nu wordt toegepast misschien wel de oorzaak van het wegvallen van de acceptatie. Goed beschouwd is de beruchte flitskast de eenvoudigste vorm van automatisering van de surveillance. Een flitskast kent geen genade of redelijkheid, geen begrip of verzachtende omstandigheid. De corrigerende werking die van een maanden later arriverende bon zou moeten uitgaan is, zoals gedragsdeskundigen bevestigen, dan ook nagenoeg afwezig. Omschrijving Veel van de genoemde problemen op te lossen met meer en betere observatie. De kosten (en de eentonigheid) daarvan kunnen worden opgevangen door slimme elektronische surveillance. Voorzie wegen van breedband-infrastructuur en sluit hier goedkope1 webcams op aan. De webcams versturen continue beelden naar een centraal verkeersrekencentrum aan de LOFAR-infrastructuur. Allerlei software-agenten, gespecialiseerd in beeldherkenning, verkeersgedrag, kentekenadministratie enzovoort verwerken de beelden. Het rekencentrum biedt de bevindingen van de software-agenten aan specifieke afnemers aan, zoals politie, brandweer, ambulancedienst, RDW, RWS, ANWB, 3WO of verzekeraars. Deze instellingen kunnen hiermee kosten besparen (agenten en dure klassieke flitskasten), fraude opsporen, inzet op maat regelen of andere informatiebehoeften invullen. Toekomstige automodellen zullen volgens de industrie voorzien zijn van communicatiemiddelen waardoor het systeem een bericht naar een specifieke auto kan sturen. Een vriendelijke en terechte waarschuwing ‘u rijdt te hard’ werkt beter dan die nutteloze melding op een verlaten weg ‘s nachts en de boete achteraf. Andere diensten vergroten de acceptatie verder, met nuttige info over omleidingen, weer, ideale snelheid, volgende pomp en verwachte aankomsttijd. Hiermee ontstaat zelfs de mogelijkheid om
1
) Door het ontbreken van bewegende delen en de beperkte eisen aan toegankelijkheid en vandalismebestendigheid, kunnen de webcams geproduceerd worden voor een fractie van de kosten van een flitskast.
96
Maatschappelijke kosten-batenanalyse van het LOFAR-project
97
verkeer te ‘plannen’ waarmee deels files opgelost kunnen worden. Online cruisecontrol maakt het zelfs mogelijk de snelheid ideaal te laten regelen door de ‘wegverkeersleiding’. Kennis die wordt opgedaan tijdens pilots langs de LOFAR-route kan worden geëxporteerd zodra het de diensten volwassen zijn. Reken centrum Politie
Douane ANWB
RWS
CJIB
3V O
RDW
Markt Voor een systeem dat de verkeersveiligheid verhoogt, de kosten verlaagt en de automobilist assisteert is een enorme internationale markt. ANWB heeft net zelf een informatiesysteem ontwikkeld maar dat is duur en hoeft niet te botsen. Verder is er weinig concurrentie. Partijen Er zal een partij moeten opstaan die deze diensten gaat ontwikkelen en exploiteren. Ontwikkeling zou in samenwerking kunnen met het gerenommeerde verkeerskundig studiecentrum van de RuG. De overheid is met taken als wegbeheerder, politie en justitie de belangrijkste afnemer. Daarnaast zijn verkeer- en vervoersorganisaties zoals ANWB, 3VO, RDW en RWS mogelijke afnemers. De industrie is natuurlijk ook gebaat bij het veiliger maken van automobiliteit. Impact De besparingen die met name de overheid kan realiseren vertalen zich in meer efficiënte inzet van politie en alarmdiensten en beperking van schade aan lijf en goed, wat moeilijk in geld of arbeid uit te drukken is. Ontwikkeling van deze diensten levert tientallen arbeidsplaatsen op voor onder andere softwarebouwers en verkeerskundigen. De omvang van dergelijke werkzaamheden kan vergeleken worden met bijvoorbeeld de luchtverkeersleiding van Schiphol of controlrooms zoals die van de Gasunie. Exploitatie is ook goed voor zeker tien arbeidsplaatsen aan bemanning en backoffice. De potentiële omzet van deze diensten loopt voor de LOFAR-regio in de tientallen miljoenen euro. Export zal deze getallen verveelvoudigen. Risico Onderdelen van dit plan vragen om een lange adem omdat de benodigde technologie nog niet allemaal bestaat. De verwachtingen zijn al gauw te hoog gespannen en als de invulling daarvan te lang duurt verflauwt het enthousiasme.
Maatschappelijke kosten-batenanalyse van het LOFAR-project
Een onderneming als deze vergt de nauwe samenwerking van veel partijen, wat altijd een risico is. Door een zelfstandig verkeerskundig rekencentrum op te zetten wordt dit risico beperkt. Privacy van de gegevens moet goed worden bewaakt. Strikte regelgeving en handhaving is essentieel. Een trusted third party zoals genoemd in de case Online Archief zou zijn diensten ook elektronisch kunnen aanbieden over de LOFAR-infrastructuur. Zonder acceptatie is een project als dit tot mislukken gedoemd. Zorg voor een juiste mix van controle en gemak.
98
Maatschappelijke kosten-batenanalyse van het LOFAR-project
99
A.8. HRM-Portal Samenvatting Integreer diensten op HRM-gebied (werving, selectie, assessment, tests, opleiding) en biedt deze zoveel mogelijk als webdiensten aan. Een kennisbemiddelaar faciliteert voor kennisintensieve organisaties, die als aanbieder en afnemer kunnen optreden. Achtergrond Leven in de spreekwoordelijke kennismaatschappij betekent leren tot je pensioen – en mogelijk verder. Traditionele opleiders zijn groot geworden in kennisproductie, maar de hoeveelheid benodigde en beschikbare kennis maakt ruimte voor specialisatie in kennishandel. Met veel versnipperde kleine aanbieders, moeten afnemers zelf zoeken naar passende oplossingen voor hun scholingsbehoefte. Bovendien is dat maar één stap in de veel bredere begeleiding van medewerkers. Daar komt bij dat veel organisaties beschikken over in de loop der jaren opgebouwde kostbare kennis over hun vakgebied. Deze kennis vermarkten zou een zeer welkome extra bron van inkomsten zijn, en versterkt de positie van de organisatie. Omschrijving Bedrijven of instellingen met een eigen opleidingenaanbod kunnen dat eerst via de aangeboden webdiensten intern gaan aanbieden. Dat scheelt het zelf ontwikkelen of aanschaffen van dergelijke systemen. Het maakt ook het integreren in het eigen aanbod van de opleidingen van derden mogelijk, via dezelfde webdiensten waarmee men ook de eigen opleidingen aan derden kan aanbieden. De aanbieder van het raamwerk voor de opleidingswebdiensten breidt de HRM-portal uit met diensten voor assessment, tests, catalogi, boeking, planning, tracking en begeleiding. Deze diensten worden aangeboden door gespecialiseerde dienstverleners. De LOFAR-infrastructuur zorgt voor de capaciteit die nodig is voor videotraining, opleiding, coaching en managementgames. Door cursusmateriaal met meta-informatie aan te bieden, is het materiaal te integreren in de eigen systemen, zodat virtuele opleidingsinstituten (analoog aan een virtual service provider) kunnen ontstaan. Video diensten
Media archief
HRM diensten Coaching Kenniscentrum Opleiding Werving Training Assessment Tests
Bedrijf
Markt De regio onderscheid zich onder andere door de grotere afstanden en geringe dichtheid. Voor e-learning zijn afstanden niet belangrijk. In dit verband is de verdeling van medische kennis in Noord-Nederland met het AZG als medisch kenniscentrum een punt
Maatschappelijke kosten-batenanalyse van het LOFAR-project
van aandacht. Online medische opleiding en training, zoals videoinstructie voor de mantelzorg, vormen een groeiende markt. Wat betreft het integrale, online aanbieden van HRM diensten is er nog weinig concurrentie. Partijen Grote organisaties met veel personeel en interne opleidingen zijn de meest voor de hand liggende aanbieders èn afnemers van HRM diensten. Kleine aanbieders van opleidingen en aanverwante producten zijn ook interessant omdat zij het aanbod van persoonlijke dienstverlening als geen ander kunnen invullen. Via dit kanaal kunnen ze wel in een grotere markt opereren. Freia is een gevestigde partij die al van meerdere opleidings- en carrièretrajecten de architect was, zoals Mount Everest en recentelijk de Gasuniversiteit. Dit trackrecord geeft een indicatie voor de mogelijkheden van deze case. Impact Noord-Nederland en het LOFAR-project laten zich in een aantal opzichten vergelijken met een situatie in Canada. In de jaren tachtig is daar in een dunbevolkte provincie een breedbandinfrastructuur aangelegd, die net als LOFAR bekostigd werd door een launching customer. Hier was dat een telecomprovider die het netwerk gebruikt om op grote schaal (85% dekking) om op afstand de dure functionaliteit van bedrijfstelefooncentrales aan te bieden. Het openstellen van het netwerk heeft daar inmiddels geleid tot booming elearning activiteiten. Er zijn zo’n 50 bedrijven actief in de provincie, bijvoorbeeld een bedrijf dat met 80 mentoren in dienst 2,5 miljoen studenten in 65 landen bedient met een omzet van 260 miljoen dollar omzet. Canada (31 miljoen inwoners) heeft nu ongeveer 10% van de wereldmarkt voor opleidingen op afstand. Deze voorsprong op Europa heeft met name de hoge communicatiekosten hier als oorzaak. Daarnaast dringen de mogelijkheden van e-learning hier nog maar langzaam door. De verwachting is dat de markt hier in 2003 volwassener zal worden (Nipap, Nederlands onderzoekbureau voor de onderwijssector). Van de huidige 20% gebruikers bij bedrijven met meer dan 75 werknemers voorspelt men voor volgend jaar een groei naar 40%. Voor 1000+ bedrijven zou dat zelfs 90% zijn. Het totale budget in Nederland schat men op 100 M€. Gezien de parallellen tussen de situatie in Canada en die in Noord-Nederland is een soortgelijke economische ontwikkeling niet uit te sluiten. Dit wordt ondersteund door de interesse die blijkt het recente bezoek van OCW en de uitgevers aan Canada. Als er naast pure e-learning activiteiten ook andere HRM bedrijvigheid ontstaat, is er ruimte voor tientallen tot honderden arbeidsplaatsen op gebieden zoals bemiddeling, software en contentbewerking. Risico In de opleiding- en HRM-wereld bestaat een hoger dan gemiddelde aversie tegen technologie. Het management kan dus als drempel optreden. Ook is men nog niet uit een contentbedrijfsmodel dat in de ogen van de uitgevers voldoende bescherming biedt.
100
Maatschappelijke kosten-batenanalyse van het LOFAR-project
101
A.9. High Volume Printing Samenvatting Een ‘printfabriek’ bundelt de printbehoefte van organisaties met veel klanten. De LOFARinfrastructuur koppelt economy-of-scale voordelen aan een goedkope locatie. TPG zou zo’n dienst wel willen afnemen. Drukkers zijn nog niet zo ver. Achtergrond Het afdrukken en verder verwerken van grote hoeveelheden printwerk is zelden de primaire activiteit van een organisatie. Om het efficiënt te doen is speciale apparatuur nodig die voor velen te duur is, bijvoorbeeld omdat de facturen maar eens per maand gedrukt worden. Bedrijven die wel veel drukwerk zelf produceren zullen de schaalvoordelen van snellere apparatuur moeten afwegen tegen de logistiek. Omschrijving De LOFAR-infrastructuur maakt het mogelijk om gegevens uit centrale computers te verwerken in afdrukken die elders gedrukt worden. Dit maakt economischer inzet van middelen mogelijk en kan activiteiten van buiten de regio aantrekken. Lagere logistieke, vestigings-, en personeelskosten kunnen de doorslag geven, maar ook spreiding van storingsrisico kan voor bijvoorbeeld dagbladen een reden zijn voor verspreide locaties ‘binnen handbereik’. Printfabriek CRM diensten Administratieve diensten
Bedrijf
Markt De potentiële markt voor deze dienst is groot en zal nog wel even aanhouden, omdat iedereen toch een schriftelijke bevestiging wil van zijn Internet-transactie. Daarnaast is de hoeveelheid papier die verstuurd wordt bepaald niet afgenomen ondanks de opkomst van elektronisch dataverkeer. Partijen Partijen die post versturen naar veel klanten of werknemers komen het meest in aanmerking als afnemer: nutsbedrijven, overheid, telecombranche, financiële sector en alle grote organisaties in het algemeen. Daarnaast zijn gedrukte media een logische gebruiker van drukwerk op afstand, gezien de specifieke logistieke problemen van de branche. Impact Tien afnemers (overheid, telecoms, nutsbedrijven, verzekeraars, banken) die voor één miljoen klanten jaarlijks tien euro aan drukwerk uitbesteden leveren een omzet van 100 miljoen euro. Dat de case niet denkbeeldig is, blijkt uit de kosten die NDC maakt voor onderzoek naar de meest economische locatie voor haar nieuwe printfabriek(en). Risico De marge zou te klein kunnen zijn. Privacy ligt gevoelig.
Maatschappelijke kosten-batenanalyse van het LOFAR-project
B.1. De cases op het gebied van de supercomputer moeten nog ontwikkeld worden. C.1. De cases op het gebied van de platte antenne moeten nog ontwikkeld worden.
102
Maatschappelijke kosten-batenanalyse van het LOFAR-project
Appendix C WET BLANKETS THROUGHOUT HISTORY Source: Hewlett Packard Labs, Palo Alto To help develop an open-minded and defiant attitude to others’ rejection of your ideas, remember that many creative contributions are initially met with scepticism, if not outright hostility. Keep a list of creative contributions that we now know to be significant but that were once thought to be crazy, stupid, useless, offensive and doomed to failure. The next time you or someone you know has a new idea, creation or innovation, remember this list. Remind yourself that it is far better to give an idea a change – or at least to not immediately shoot it down – than to be one of those who always say “Won’t work” or “Bad idea” or “Too risky” and, hence, never to anything great. Here are some examples to begin with: • • •
• • • • • • •
•
•
“This ‘telephone’ has too many shortcomings to be seriously considered as a means of communication. The device is inherently of no value to us.” Western Union Internal Memo, 1876. “The wireless music box has no imaginable commercial value. Who would pay for a message sent to nobody in particular.” David Sarnoff’s associates in response to his urgings for investment in the radio in 1920s. “The concept is interesting and well-formed, but in order to earn better than a ‘C’, the idea must be feasible.” A Yale University management professor in response to Fred Smith’s paper proposing reliable overnight delivery service. Smith went on to found Federal Express Corporation. “Who the hell wants to hear actors talk?”, H.M. Warner, Warner Brothers, 1927 “I’m glad it’ll be Clark Cable who’s falling on his face and not Gary Cooper.” Gary Cooper on his decision not to take the leading role in “Gone with the wind”. “A cookie store is a bad idea. Besides, the market research reports say America likes crispy cookies not soft and chewy cookies like you make.” Response to Debbi Fields’ idea of starting Mrs. Fields’ Cookies. “We don’t like their sound, and guitar music is on the way out.” Decca Recording Co. rejecting the Beatles, 1962. “Heavier-than-air flying machines are impossible.” Lord Kelvin, president, Royal Society, 1895. “If I had thought about it, I wouldn’t have done the experiment. The literature was full of examples that said you can’t do this.” Spencer Silver on the work that led to the unique adhesives for 3-M “Post-It” Notepads. “So we went to Atari and said, ‘Hey, we’ve got this amazing thing, even built with some of yours parts, and what do your think about funding us? Or we’ll give it to you. We just want to do it. Pay our salary, we’ll come work for you.’ And they said, ‘No.’ So then we went to Hewlett-Packard, and they said, ‘Hey, we don’t nee you. You haven’t got through college yet.’” Apple Computer Inc. founder Steve Jobs attempts to get Atari and HP interested in his and Steve Wozniak’s personal computer. “Professor Goddard does not know the relation between action and reaction and the need to have something better than vacuum against which it reacts. He seems to lack the basic knowledge ladled out daily in high schools.” 1921 New York Times editorial about Robert Goddard’s revolutionary rocket work “Drill for oil? You mean drill into the ground to try and find oil? You’re crazy.” Drillers whom Edwin L. Drake tried to enlist to his project to drill for oil in 1859.
103
Maatschappelijke kosten-batenanalyse van het LOFAR-project
Appendix D Solar wind brings down electrical power grid Bron: http://ideaworx.com/slatewiper/solarwind.htm In March 1989, technicians at the Hydro-Quebec power company were routinely watching electrical power being distributed to six million people. Suddenly, and without warning, a voltage regulator connected to the La Grande Reservoir in northern Quebec dropped out. Over the next 60 seconds their computer screens started flashing like Christmas trees. A cascade of broken circuits rippled through all of the generators. Power began to collapse throughout the entire grid. In Canada the lights were going out. Power was back online in nine hours but the shutdown cost Hydro-Quebec $10 million. It cost its customers much, much more and they can all blame it on the Sun. Every now and then the Sun throws into space a huge cloud of hot, electrically charged gas or plasma. These clouds travel hundreds of millions of miles out into space carrying a tiny part of the solar magnetic field with them. Several times a year one of these clouds strikes the Earth and the result is a geomagnetic storm. Magnetically charged plasma ploughs into the Earth's magnetic field sending compass needles aflutter. Charged particles stream around the Earth and converge on the magnetic poles. As they collide with the atmosphere they give up their energy in glowing curtains of light spread across the sky - the aurora. Satellites can be disabled in the sky. On the ground induced currents in power lines can trip circuit breakers. Fortunately our planet is protected against this onslaught by a magnetic shield. This planetary defence is called the magnetosphere, a distant, ionised extension of our atmosphere which slows down and deflects the bulk of the stream of particles from the Sun. But the shield is not a complete protection. Under constant buffeting from the interplanetary wind this magnetic barrier can be buckled, distorted or even ripped asunder. Intense electric currents and magnetic storms can cause havoc. It happened, in 1989, in Quebec. The energies are staggering. The overall interaction between the solar wind and the magnetosphere involves enough energy to boil away the Mediterranean. It's a full-scale electromagnetic war out there and later this month scientists are planning to launch four spacecraft into this battlefield. "What we are now aiming for is a precise understanding of how the Earth's magnetic shield interacts with the solar wind flow," said Rudolf Schmidt, chief scientist of the European Space Agency's Cluster project. "We are hoping to identify the mechanisms that move matter and propagate energy, and try to see whether the consequences of magnetic storms can be forecast." To do that scientists will make a tetrahedron in space. Understanding the complex reactions in the magnetosphere when flexed by the solar wind requires simultaneous measurements in three dimensions - hence the deployment of four spacecraft flying in formation through the magnetosphere. Each of the four, appropriately named Cluster spacecraft, is identical and will fly between 200 and 20,000 km from its companions. When working properly each will deploy a 50m boom carrying electrical field instruments along with smaller booms to measure the magnetic field. Eleven other instruments will
104
Maatschappelijke kosten-batenanalyse van het LOFAR-project
measure the numbers of particles of various types as they twist through the magnetic corridors of the magnetosphere. "This is the very first time that four identical scientific satellites will have been built, launched and simultaneously operated in space," said John Credland, Cluster project manager. "It's going to be a big challenge to operate all four as they fly in formation through the magnetosphere."
Figure D.1. Since last summer the four satellites have been at Europe's spaceport at Kourou in French Guiana where they are to be placed atop a powerful new launcher - Ariane 5. Half an hour after lift-off, a system of precompressed springs and separation bolts will eject the four passengers one by one. Three weeks of complex manoeuvres will put the spacecraft through four intermediate trajectories to reach their final orbits. The magnetic fields and ionised gases that the four Cluster spacecraft will fly through cannot easily be reproduced in laboratories on Earth. The stuff out there is in a form that makes up at least 95 per cent of all the visible matter in the Universe. Studying it may help us understand more about the Universe and help us forecast more accurately the times when an insignificant star in an insignificant part of that Universe decides to cause havoc on a tiny planet.
105
Maatschappelijke kosten-batenanalyse van het LOFAR-project
106
Appendix E Overzicht overheidsinbreng in de realisatie van breedbandnetwerken Bron: Broadband infrastructure deployment, the role of government assistance [Umino02]
Table E.1 Government actions for broadband Australia
•
Canada
•
Denmark
•
Finland
•
France
•
Ireland
•
Italy
• •
Japan
• •
Korea
•
Netherlands
•
Norway
• • •
Sweden
• •
The National Bandwidth Task Force was established in 1998 to consider the issue of bandwidth availability and pricing within the country. It issued a report, the “National Bandwidth Inquiry Discussion Paper”, in April 2000. The National Broadband Task Force was established by the Minister of Industry in January 2001 and issued a report entitled “The New National Dream: Networking the Nation for Broadband Access” in June 2001. The former Ministry of Information Technology and Research, now the Ministry of Science, Technology and Innovation, issued a report in June 2001 entitled “From Hardware to Content” to present its strategy for broadband penetration. The new Liberal government will evaluate the strategy in spring 2002 in relation to a new IT and telepolitical strategy, even though the main liberal principle of infrastructure development, based on private sector investments and competition, will prevail. This strategy has already proved a great success due to high internet penetration (approximately 70%) and a rising demand for high speed connections. The National Broadband Task Force was established in 2001 by the Ministry of Transport and Communications. The Government Action Plan for the Information Society (PAGSI) was established in January 1998 and the government issued a report entitled “France in the Information Society 1999”. Under the National Development Plan (NDP) 2000-2006, the “second call for broadband proposals” has 1 been established to further develop broadband communications infrastructure services. Following the Action Plan eEurope 2002, the Document for Economic Financial Planning (DPEF) 20022006, approved by the Italian government in July 2001, sets out the national action plan for the development of broadband telecommunications infrastructures across the country. In September 2001, the Minister of Communications, jointly with the Minister for Innovation and Technologies, defined a common framework of key measures and initiatives for the roll-out of the action plan. The IT Strategy Board was established in the Cabinet Office in January 2001 and successively issued the e-Japan Strategy, e-Japan Priority Policy Programme, and e-Japan 2002 Programme. The Ministry of Public Management, Home Affairs, Posts and Telecommunications (MPHPT) announced the “National Broadband Initiative: Towards the Most Advanced IT Nation in the World” in October 2001. A four-year plan entitled CYBER KOREA 21, which includes a programme on broadband network deployment and IT education, was established in March 1999. The Ministry of Transport, Public Works and Water Management issued a memorandum entitled “Delta Networks” in December 2000 to present its policy for ICT infrastructure over the next three years. The first eNorway Action Plan was presented in June 2000. The plan has since been revised every six months. In October 2000, the Norwegian government presented its action plan for broadband communication. The plan will be implemented over several years and updated regularly. In April 2002, the government reassessed this plan and established new goals. The government is currently considering implementing special measures in areas where market imperfections make broadband deployment impossible at reasonable prices and within reasonable time. The ICT Commission was established in January 1995 and presented a vision of a future-proof IT infrastructure for Sweden in 1999. The government set up a state inquiry into IT infrastructure with broadband capacity in 1998 and issued reports entitled “An Information Society For All” in 2000 and “The Development of the IT Infrastructure”
Maatschappelijke kosten-batenanalyse van het LOFAR-project
in 2001. The IT Bill was established in 2000. In June 2001, the ICT Commission addressed the “General Guide to a Future-proof IT Infrastructure” to persons in local government responsible for questions and decisions concerning the implementation of IT infrastructure within a municipality. The government adopted the “Strategy and Measures for Information Society in Switzerland” in February 1998. The Information Society Co-ordination Group (GCSI) was established and issued a report about the information society in April 2001. The Prime Minister issued a report entitled “UK Online: The Broadband Future” in September 2000. Based on the UK Online recommendation, the Broadband Stakeholder Group to advise government was established and issued a recommendation report entitled “The Next Steps for UK Broadband” in September 2001. The President’s Information Technology Advisory Committee was established in February 1997 and 2 issued a report entitled “Information Technology Research: Investing in Our Future” in February 1999 The Information Technology for the 21st Century Initiative has been set up as a commitment to research in information technology. It issued a report entitled “Information Technology for the 21st Century: A 3 Bold Investment in America’s Future” in January 1999. The Next Generation Internet (NGI) programme, which aimed at connection of universities and national laboratories via broadband networks as well as experimentation of next generation networking technologies, has been implemented. Federal agencies are currently co-ordinating advanced networking research programmes under the 4 Large Scale Networking (LSN) Co-ordinating Group. The FCC issued a report on the availability of high speed and advanced telecommunications services in February 2002.
• • Switzerland
• •
United Kingdom
• •
United States
•
107
• • • •
Table E.2. Government plans and goals for broadband Australia Canada
• • •
Denmark
•
Finland
• •
France
•
Ireland
•
Italy
•
Japan
•
• Korea
•
Netherlands
• •
Norway
• • •
Sweden
• •
1
3% of Australian businesses will adopt broadband connections by 2003. Broadband services will be available to businesses and residents in every Canadian community by 2004. (Report of the National Broadband Task Force) The Canadian government announced that it shifted its target of furthering broadband Internet coverage to 2005. The government has decided not to fund broadband investments at this time. (Part 6 of the Budget Plan 2001) The telecommunications sector expects that by 2002, 95% of all households (including businesses) in Denmark should have access to one or several technologies (high speed/broadband via ADSL, FWA or internet through cable TV modem). The goal is based on data from the telecommunications sector. The actual development in access will be analyzed by the Danish National Telecom Agency in 2002. Finland will be developed into an information society, in which knowledge and expertise form part of the culture and are also the key factor in production. (The Government Programme, April 1999) Broadband services should be available to all citizens and enterprises by 2005. (Goal set by the Ministry of Transport and Communications) All French citizens will enter an information society that embraces solidarity. (France in the Information 2 Society) 3. Ireland will actively pursue the positioning of the country as a global leader in electronic commerce. (1998 report of the Advisory Committee on Telecommunications) Italy seeks to transform the country into a knowledge-based society and to ease its entrance into the Information Society over the next five years. (DPEF 2002-2006) By 2005, an environment that provides 24-hour connection to high speed Internet access networks for at least 30 million households, and to ultra high speed Internet access networks for 10 million households, will be created for all Japanese who need access to those networks at affordable rates. (eJapan Strategy) By 2005, Japan will attempt to deploy public LANs that connect schools, libraries, community centres and city halls across the country. (National Broadband Initiative) The Korean government expects subscribers to broadband services to increase 13 million, 84% of the total Korean households, by 2005. By 2005, broadband subscriber access network will be deployed. It is essential to create the conditions under which intricate glass fibre infrastructure can be constructed in the Netherlands faster than, or at least as fast as, in those countries with which we would wish to be compared. (Smart Digging) Norway should have favourable market offers that enable broadband in all parts of the country. All primary schools, public libraries and local authority administrations should be offered broadband connections at competitive prices by the end of 2005, while all secondary schools should have this offer by 2003. All hospitals should have favourable market offers that enable broadband connections by the end of 2002. (Action Plan on Broadband Communication: reassessed version) Sweden will be the first country to become an information society for all, which means that everyone will have access to IT, have confidence in IT, be able to use it and benefit from the advantages it brings. (An Information Society for All – a publication about Swedish IT policy) All households and businesses in Sweden should have access to an IT infrastructure with high transfer capacity (broadband) by 2005. (The Development of the IT Infrastructure – A publication about one of the priority areas of Swedish IT policy)
Maatschappelijke kosten-batenanalyse van het LOFAR-project • • • • • United Kingdom
•
United States
•
108
Over the next few years, households and business in all parts of Sweden should acquire access to IT infrastructure with a high transfer capacity. (The IT Bill of 2000) The government will aim to connect 98% of the nation's population within two years, dividing the cost between the state, districts and commercial operator. (The IT Bill of 2001) Everyone will have a fixed Internet connection of at least 5 Mbps real through put capacity within Sweden by 2005. By 2005, Sweden should have constructed a fine-meshed fibre optical network available to all. The network shall be technically and competitively neutral and open to all operators, the aim being for everyone, through free competition, to gain access to high transmission capacity at low cost. (General 4 Guide to Future Proof IT Infrastructure) The UK will have the most extensive and competitive broadband market in the G7 by 2005. (UK Online: The Broadband Future: An action plan to facilitate roll-out of higher bandwidth and broadband services) The government will increase investment in the fundamental information technology research in software, human-computer interaction and information management, scalable information infrastructure, and high-end computing. (Information Technology for the 21st Century)
Table E.3. Government position regarding public and private roles in broadband deployment Canada
Denmark
Finland
Italy
Japan
Korea
Netherlands
1
(Report of the National Broadband Task Force to the Ministry of Industry ) • The private sector should play a leadership role in the development and operation of broadband networks and services. • Governments should facilitate the development of broadband networks, services and content through policies and regulations that favour private sector investment, competition and innovation, as well as by supporting communities, the creation of Canadian content and the use of broadband to deliver public services. • Investment in developing the digital infrastructure should be made within the framework of the private market. • The public sector's demand for digital infrastructure and useful content and services is an important incentive in developing the infrastructure of the future. (Finland as an Information Society: The Report of the Information Society Advisory Board to the Government) • The operation of the public sector in the markets, especially in the prevailing sensitive competition situation, would most likely distort competition, stop the investments of the private sector in the infrastructure and thus endanger the provision of commercial services and the development of alternative data-transfer channels. 2 • The role of the government is best implemented through regulatory measures. (Italian Broadband Task Force Report) • Broadband development calls for a systemic approach and involves a specific national industrial policy, and the market alone is unable to guarantee an even broadband infrastructure deployment. • The government will play an active role in drawing policy, co-ordination and stimulation for the supply of infrastructures and services as well as demand. However, interventions should mostly be in an indirect manner. • The government should assume an important role in the supply of digital service. (e-Japan Priority Policy Programme) • In principle, the private sector is to play the leading role in the area of IT. The government's role is, therefore, to implement an environment where markets function smoothly through the promotion of fair competition and revision of regulations. • It is necessary for the government to play an active role in the area where the private sector's activities come short of goals such as realising e-government, closing the digital divide and R&D on basic technology. • In order to promote the construction and use of fibre optic networks that are needed upon diffusion of the ultra high speed Internet, etc., and in order to encourage private businesses to flexibly construct network infrastructures, measures will be taken for tax incentives and budgetary support for carriers. (Study Group Report of the MPHPT: Programme for high speed and ultra-high speed Internet permeation 3 promotion ) • The private sector is to play the leading role, and therefore, public investment should be considered as a supplementary step to this principle. • In the meantime, it is possible to implement broadband deployment as municipality businesses, whereas it can also be an idea that the government is to play the leading role. (National Broadband Initiative) • The public sector is required to deploy subscriber access fibre optic lines in terms of improvement of the geographical digital divide. • The government should stimulate competition among telecommunications service providers to enhance user benefits as well as provide loans to carriers for building information infrastructure in rural areas. • The private sector is to develop the advanced network infrastructure to provide services to users with a reasonable price. (Smart Diggings) • The connection of all households to a broadband network is a matter for market forces. • A government subsidy is needed to ensure the separation of infrastructure and services and to accelerate the connection process.
Maatschappelijke kosten-batenanalyse van het LOFAR-project
109
•
Norway
Sweden
United Kingdom
United States
Although central government does have a role to play, it would be impossible for it to take on the construction of an intricate broadband network itself. Local government however can indeed play a significant role in this. 4 (The Parliament of the Netherlands • The government should guarantee broadband access in less populated areas. 5 (Delta Networks ) • The government wishes to play an active role in its attempts to further strengthen the ICT base. • The market players will be responsible for building and developing broadband access within the framework of a functioning market. • The government does not intend to be a player in making basic investments in infrastructure, but public procurement will be used to bring forward products and services at an early stage. • Special measures will, if necessary, be applied in those areas of the country where the market does not function as desired. (IT Bill of 2000) • The goal for access to IT infrastructure is primarily to be achieved through market channels. Central government, however, has the overall responsibility for ensuring that IT infrastructure with a high transfer capacity is available nation-wide. (The development of the IT infrastructure) • The central government is responsible for ensuring that the IT infrastructure is of a sufficiently high standard for everyone in the whole country. • Central funding should be given to areas that are prioritised for reasons of regional policy and which would probably not have access to broadband via commercial channels within five years. • The regional network between municipalities will simplify the links between urban centres where market channels will not satisfy the needs. (UK online) • It seems likely that in due course the market should be in a position to ensure that most people in the country are able to receive higher bandwidth services at a price that is affordable for the majority. • The government should provide leadership on broadband via setting the goal as well as creating a strategic partnership with key players in the private and public sectors, and continue to drive forward competition in the supply of infrastructure and services. Telecommunications Act of 1996) • The FCC should conduct regular studies of availability of advanced telecommunications services and, if necessary, take actions to accelerate it. (Advanced Telecommunications in Rural America: The Challenge to Bridging Broadband Service to All 6 Americans ) • Policy makers should promote competition, where possible. Competition leads to lower prices, more customer choice, rapid technological advances, and faster deployment of new services. Given the unique challenges faced by rural Americans, however, other government policies must be considered as well. (NTIA Guidepost) • Wherever possible, the market, not government, should drive broadband deployment. Government’s role is to remove the regulatory underbrush that impedes efficient capital investment. Carriers’ decision to deploy and consumers’ decisions to subscribe should then be left to the market. • The government should pursue policies that promote rational facilities investment. Facilities-based competition has always been a desired means for achieving a robustly competitive market. Obviously, there should be reasonable opportunities for resale competition as well. However, there are network reliability and security advantages to having a diversity of facilities-based competitors. • Where possible, the government should promote competition via a technology-neutral paradigm. The differing histories and regulations surrounding each type of platform make absolute regulatory parity difficult to achieve, but it is important to try to regulate comparable services in a manner that does not interfere with marketplace outcomes. • The government should be mindful that the market might not always work as well or at the same pace in all areas, particularly in rural and certain urban areas, In developing a policy, the government needs to be aware of the differing forces and needs in those areas. • Once we establish the right regulatory framework, effective enforcement is critical to making it work. Regulations must have teeth and penalties must deter non-compliance.
Table E.4. Examples of central government initiatives for broadband deployment Australia
•
Canada
• •
Czech
•
The government set up the ‘Networking the Nation’ programme, in which it grants over AUD 400 million to non-profit organisations to support activities and projects designed to address regional telecommunications needs. The government, in partnership with the private sector, has completed the world’s fastest national fibre optic network called CA*net3, which connects individual universities, federal and provincial government laboratories and research institutes. The government has implemented financial support to CommunityNet project developed by the government of Saskatchewan, which will provide broadband Internet access to communities, educational and health facilities, schools and government offices. The State Information Policy defines the basic tasks including promotion of broadband access, such as
Maatschappelijke kosten-batenanalyse van het LOFAR-project
Denmark
• • • • •
Ireland
• • • •
Italy
•
Japan
• •
• • Korea
• • • •
Luxembourg
•
• Netherlands
•
• • Spain
•
Sweden
•
• •
110
introduction of the Internet to all schools, state libraries, and hospitals. Different policies are under consideration to support broadband access. In early 1998, regulation of access to the last mile to the home (raw copper) was implemented in order to promote easy and cheap access to the incumbent’s network. In 2002 the National Telecom Agency will publish price information about fast internet to promote transparency. On the home page of The National Telecom Agency, consumers can test their internet capacity/speed and get other kinds of product information. Universities using the research network typically have connections of 2-10 Mbps. In spring 2002, the Danish government expects to introduce a tax reduction programme for businesses, deploying PCs and internet access to the private households of their employees. In July 1999, the government signed an agreement with Global Crossing to purchase half the capacity of a new broadband undersea fibre optic cable for IEP 60 million (approx. EUR 76 million). In January 2001, the Minister for Public Enterprise announced funding of EUR 75 million for the extension of broadband facilities to the less developed parts of the country. The funding is expected to secure a further EUR 250 million from the private sector. The public enterprise minister has announced a IEP 120 million (approx. EUR 152 million) subsidy to roll out IEP 700 million (approx. EUR 889 million) worth of broadband capacity to every parish in the country. Under the National Development Plan 2000-2006, up to EUR 55 million of funding is earmarked for the extension of broadband facilities to the less developed parts of the country. After reviewing and adopting the Report of the Task Force, the Minister of Communications and the Minister for Innovation and Technologies, together with the contribution of the Ministerial Committee for the Information Society, will draw up a framework of initiatives and interventions to drive forward broadband networks. The government has been operating a system of tax incentives and subsidies to encourage the private sector to provide fibre optic networks since 1995. In 2000, the Minister of Construction proposed the possibility to finance local governments for utilising existing sewage lines for fibre optic network deployment. However, the Minister of Posts and Telecommunications (MPT) opposed it to avoid dual investment between government and private sectors. In 2001, the government rolled out the coverage of assistance to other broadband networks, including DSL, FWA, and cable modems, via low interest loans. The Ministry of Public Management, Home Affairs, Posts and Telecommunications (MPHPT), the former MPT, has requested 2002 FY budgets of JPY 1 billion in order for municipalities to extend fibre optic cable, especially to rural areas. The government has implemented low interest loans to telecommunications providers that arrange broadband networks in rural areas. The Ministry of Information and Communication encourages all rural communities to make an association that includes municipal governments, regional education leaders and telecommunications operators for the purpose of promoting IT in these areas. The government has established an optional certification system of the indoor wiring and plumbing in condominiums and office buildings for the purpose of accelerating broadband network deployment since July 1999. Since May 2001, mandatory installation of the broadband network has been implemented in condominiums newly built by the government, government enterprises, and designated construction companies. The government is active in a number of areas to support the deployment of broadband networks such as promoting competition under the control of the Luxembourg Regulation Institute or raising awareness among cable network owners that broadband networks should be brought up to technical standards. The government introduced the Restena pilot project which gradually introduces Ipv6 into public 1 networks. The government established an initiative called Kenniswijk to create the consumer marketplace within the next two years via roll-out of fibre optic networks. The Ministry of Transport, Public Works and Water Management announced that it would provide NLG 100 million to fund this project to test which business models are the most viable for offering fibre-to-the-home. The government will subsidise more than 20 000 homeowners (end users) who will take part in the Kenniswijk initiative so that they may choose the infrastructure and content provisioning package. The parliament supported a motion stating that the government should guarantee broadband access in 2 less populated areas. The Minister of Science and Technology explained in April 2001 that the government is studying a new 3 fiscal and legal framework to support the development of broadband infrastructure and services. In August 2000, the government commissioned the Swedish National Grid to construct a backbone network with high transfer capacity between all municipalities for the purpose of linking all the main urban centres by December 2002. The expansion is based on fibre optical cable in the Swedish power network’s trunk network. The government announced in December 2000 that an investment of SEK 10 billion is planned for 2001-2004 to ensure broadband access for 98% of towns and villages. Municipalities in sparsely populated areas can receive a state subsidy that covers one-third of the cost of broadband network construction for their inhabitants. The municipalities must have completed the networks by 2004 in order to receive the funding. (To date, however, no municipality has applied for this subsidy. The government is therefore considering whether to give the poorer areas further support to
Maatschappelijke kosten-batenanalyse van het LOFAR-project
111
4
United Kingdom
• • •
United States
•
• • •
•
•
stimulate broadband growth. The Department for Education and Employment (DfEE) is spending GBP 79 million from the Standards Fund over 2000-2002 to begin to provide schools in England with broadband access to the Internet. The fund is allocated to a number of Regional Broadband Consortia. The National Health Service (NHS) is committed to providing all hospitals and the majority of General Practitioners with broadband connections. The government is committed to providing all public libraries in the UK with UK online centres managing a GBP 120 million budget. There are currently two bills in the House of Representatives that would provide USD 3 billion for low interest loans to broadband service providers to encourage them to deliver broadband services to rural and under-served areas. One of the bills stipulates USD 100 million to be made available as loans for broadband telecommunications providers. The Senate bill recommends a USD 25 million increase for broadband and dial-up Internet access for rural Americans, half of which would be available as low interest loans. The Internet2 project, led by over 130 leading US universities, working with industry and government, to enable and facilitate the advanced network applications necessary to meet emerging needs in higher education, is developing broadband network and applications. As a part of the Economic Adjustment Program, the Commerce Department's Economic Development Administration (EDA) grants funds to local government and community groups for their broadband deployment for the purposes of generating new jobs, helping to retain existing jobs, and stimulating industrial and commercial growth in economically distressed communities. The Rural Utilities Service (RUS) is implementing a loan programme to finance the construction and installation of broadband services in rural America. This programme will provide loan funds to communities of up to 20 000 inhabitants to ensure that rural consumers enjoy the same quality and 5 range of telecommunications services as those available in urban and suburban communities. In July 2001, a group of leading equipment vendors and service providers announced the formation of a new Fibre-to-the-Home (FTTH) Council aimed at accelerating the deployment of fibre-to-the-home in North America.
Table E.5. Examples of local government initiatives for broadband deployment Canada
•
• • Denmark
• • •
France
•
Italy
• • •
Japan
• • • • •
Korea
•
Norway
• •
In November 2000, the provincial government of Alberta announced the creation of a high speed broadband network called SUPERNET to link every school, hospital, library and government facilities in the province within three years. Alberta will provide CAD 193 million to a private consortium to build the network. The government will serve as the anchor tenant but will not own the network. In 2000, the Ontario Ministry of Energy, Science and Technology (MEST) awarded a grant of CAD 1.8 million to the private sector to build a wireless network in a rural part of the province. In June 2001, the City of Bromont announced the Bromont Connected to the World project, a CAD 3.3 1 million project that will connect 95% of the town's population with high speed Internet service. Many municipalities in Denmark have taken initiatives, such as the establishment of broadband connections between municipal institutions, high speed and broadband connections to home workstations for the municipality's staff and politicians. Many regional and local authorities have established partnerships to expand and co-ordinate the use of public broadband networks. The government and local private and public investors have funded a large-scale IT project in the region of Northern Jutland. One of the initiatives is to test broadband’s possibilities with regard to new kinds of content and services in the municipality and local enterprises. In several provinces, municipalities deploy their own fibre optic networks, Metropolitan Area Networks (MAN) with their own average budget of about EUR 30.5 million. They use the network either to link public universities and hospitals or for lease to private telecommunications providers. Many local communities have already launched different initiatives that require broadband use, which span from civil engineering work for fibre ducts to setting up specific partnership with the private sector to lease capacity to all operators. Some regions, where the market is active, are co-ordinating initiatives of different municipalities through ventures and consortia. The southern regions are considering using EU structural funds to finance some projects requiring broadband networks. The City of Okayama is providing a fibre optic network using sewage lines for lease to regional 2 companies and inhabitants at a low price. It aims to deploy broadband within the region by 2005. The Gifu prefecture is implementing its Gifu Information Superhighway Programme’ with the 3 deployment of municipal fibre optic network. The Mie prefecture is going to interconnect regional cable television companies’ fibre optic networks and establish a broadband network which covers all regional areas. The City of Ohta, in collaboration with regional companies, has established Broadband City Ohta 4 (BBCO) and began ADSL service in August 2001. In October 2001 the Arakawa Ward in Tokyo Metropolitan City introduced a subsidisation system that 5 assists construction of fibre optic networks to households and office buildings. The Chungbuk Province has obliged providers of new apartment complexes to offer ADSL for Internet access. The municipality of Modalen has come to be known as the world’s first broadband-enabled municipality since all of its 350 citizens were given broadband access. In Alta, public home care workers are connected to their base and hospitals via radio (WLAN 802.11
Maatschappelijke kosten-batenanalyse van het LOFAR-project
Sweden Switzerland
United Kingdom
United States
112
3Mbits). The system enables them to have closer contact with patients and hospitals, increases safety for both patients and care workers, and reduces time-consuming travel. • The municipality of Oppdal is setting up a project to deliver online services to the public based on PKI, advanced maps and forms. The goal is to stimulate communication between the administration and the public, increase efficiency and generate a demand for broadband in the public and the local industry and business. • In Ryfylket, six municipalities have negotiated the establishment of a regional broadband network and outsourced the maintenance of their IT-systems to save costs. The project was able to cover broadband investment costs through reduced maintenance costs. • The City of Stockholm and the Stockholm County Council jointly own Stokab, which offers dark fibre connecting public institutions, several industrial offices and business centres without provision of services, for the purpose of promoting the expansion of the infrastructure in Stockholm County. • The “School on the Net” project on the basis of public-private partnership plans to train some 30 000 teachers in virtual teaching and to link around 4 000 primary and secondary schools to the Internet. The operation, spread over five years, will cost the Swiss Confederation CHF 100 million and be complemented by an equal contribution from the private sector (Apple, Ascom, Cisco, IBL and 6 Swisscom) and CHF 800-900 million from the cantons. • CW2000, a public/private sector initiative developed by Coventry University, will subsidise more than GBP 7 million to small and medium-sized businesses (SMEs) in Coventry and Warwickshire in order to make them more competitive by exploiting broadband networking. • Powys County Council, together with the Welsh Development Agency (WDA), established the Llwybr Pathway Projects which encourage the public and private sector to form partnerships to upgrade the broadband network in rural Wales for supporting ADSL. The total cost will be GBP 6.2 million for 19992002. (1) Iowa: ICN (Iowa Community Network) • The state’s 133 independent telephone companies can connect government-built 3 200-mile fibre optic loop, which links the state’s schools, hospitals, libraries, and government agencies. • The problem is that the state faces an estimated USD 45 million in upgrades and maintenance to keep the ageing network’s technology current. (2) Arizona: ATS (Arizona Telecommunications Systems) • The Arizona Department of Administration (ADOA) developed a concept called ATS, which is to interconnect all Arizona state government offices, campuses, prisons, and other institutions as well as provide access for the state’s citizens. • ADOA will not own and manage the system, but will award USD 180 million in telecommunications contracts to encourage private enterprise. • The problem is that the ADOA has not secured carrier support for the system; i.e. it has requested telecommunications providers to accept unprofitable contracts without providing them with assurance of more profitable contracts in the future. (3) Colorado: Beanpole Fund • The USD 4.8 million fund was created in May 1999, from which awards are given to carriers to provide telecommunications services for government and non-profit organisations. • Once communities have established their telecommunications needs, they will present a proposal for funding to the administrators of the Beanpole Fund, which encourages much faster infrastructure deployment. • The fund directly enables communities to select their own telecommunications provider, and this increased competition should promote lower prices and better services. (4) Washington • In 1999, the Spokane School Board deployed dark fibre to all 50 schools in their district with capital cost of over USD 1 million. (5) Georgia • The City of LaGrange financed and constructed a two-way hybrid fibre coaxial network, and is considering providing residents with free Internet services using cable modems. (6) Illinois • The City of Chicago has been pursuing bids from competitive local exchange carriers to connect local governments and hospitals to the Internet at broadband speeds. (7) Texas • The City of Austin went into partnership with Central and South West Communications (CSW) to build a regional broadband network in April 1996.