Speech van Jacques Grishaver, voorzitter van het Nederlands Auschwitz Comité, tijdens de lunchbijeenkomst na de Auschwitzherdenking op 29 januari 2006, in de RAI te Amsterdam.
Dames en heren, vrienden en vriendinnen van het Nederlands Auschwitz Comité. Namens het Comité heet ik u allen hartelijk welkom, in het bijzonder de heer Job Cohen, burgemeester van Amsterdam, die hier straks zal spreken en vanzelfsprekend een speciaal welkom aan de aanwezige kampoverlevenden. Op 23 januari 1952 vertrokken tien overlevenden van de hel van Auschwitz vanaf Schiphol naar Polen. Zij namen in Warschau deel aan een internationale bijeenkomst van Auschwitzoverlevenden. Het resultaat van die bijeenkomst was een oproep om Auschwitz niet te vergeten en te voorkomen dat er ooit nog zo iets zou plaatsvinden. Deze oproep werd in een resolutie aan de Assemblée van de Verenigde Naties op 4 februari 1952 in Parijs aangeboden. Na de conferentie gingen de congresgangers op 26 januari terug naar het vernietigingskamp Auschwitz-Birkenau. Daar vulden zij urnen met as uit de kalkpoelen, de enige stoffelijke herinnering aan de miljoenen die hier werden vermoord. Ook de Nederlandse delegatie vulde een urn en kwam op 30 januari met deze urn terug in Nederland. Op 16 juni 1952 werd de urn op de Oosterbegraafplaats in Amsterdam begraven en enkele maanden later werd er een kleine steen met het opschrift ‘Nooit meer Auschwitz’ geplaatst. Enkele jaren bleef het stil totdat er in 1956 een proces werd voorbereid tegen de vrouwenarts Clauberg die in Auschwitz verschrikkelijke medische experimenten op vrouwen had uitgevoerd. In heel Europa werden getuigen gezocht. Ook in Nederland gebeurde dit, door Annetje Fels en Eva Furth. Begin september 1956 kwamen 10 joodse overlevenden in Amsterdam bijeen om een club op te richten van oorlogsslachtoffers, met het doel om potentiële getuigen te informeren hoe belangrijk het was een getuigenis tegen Clauberg af te leggen. Annetje Fels, Eva en Jacques Furth, Ro en Lou Corper, Elly en David van Geens, Saar en Manus Neter en J. Alvares Vega richtten op die bewuste avond in september 1956, dit jaar dus 50 jaar geleden, het ‘Nederlands Auschwitz Comité’ op. In 1959 trad Jos Slagter toe tot het Comité gevolgd door Sal de Zwarte, Ina Wolf en Eva Tas in 1961. Snel werd duidelijk dat er veel meer moest worden gedaan dan getuigen voor het proces Clauberg zoeken. Nederland had in die tijd niet of nauwelijks oog voor de verschrikkingen waarmee de gedeporteerden waren geconfronteerd. Er waren geen voorzieningen, er was geen opvang, geen denken aan pensioen. Er was niets voor hen die aan de Shoah ontsnapt waren. Maar bovenal ontbrak een luisterend oor, een vorm van erkenning van het lijden. Het werk dat de pioniers van het Nederlands Auschwitz Comité toen verrichtten is in een paar woorden samen te vatten: het was een schreeuw om rechtvaardigheid. En voor die rechtvaardigheid moest voortdurend strijd worden geleverd. Denk aan de vrijlating van Willy Lages in 1966, de 3 van Breda in 1972 en later opnieuw in 1989, de zaak Menten in 1976, maar ook de Wiedergutmachung in 1960, de Rijksgroepregeling Oorlogsslachtoffers in 1968 en de Wet Uitkering Vervolgingsslachtoffers, de WUV, in 1972. Maar bovenal wilden ze strijden voor een wereld waar geen plaats meer zou zijn voor een nieuw Auschwitz. Want Auschwitz is het symbool van de sjoa, de holocaust. Auschwitz staat als symbool voor het kwaad en het lijden van de vernietiging tijdens het nazi-bewind. Auschwitz kan ook als symbool gelden voor Bergen-Belsen, Birkenau, Dachau, Mauthausen, Ravensbrück, Sachsenhausen, Sobibor, Teresienstadt, Treblinka, kortom de totaliteit van al die verschrikkelijke oorden in Europa. Strijden, dat waren zij aan de slachtoffers en overlevenden verplicht. Om te vertellen waar discriminatie, waar racisme, waar antisemitisme in hun ultieme vorm toe kunnen leiden.
Dat men niet zou vergeten, dat men zou blijven herdenken. Daaruit is de kreet ‘Nooit meer Auschwitz’ voortgekomen. Die woorden, eind oktober 1952 geplaatst op de eenvoudige steen op de Oosterbegraafplaats, werd hun hartenkreet. Halverwege de jaren tachtig werd de kern van het Auschwitz Comité nog altijd gevormd door de mensen uit de begintijd. De ‘oude garde’ was zich er terdege van bewust dat het punt was bereikt dat, wilde men de zinspreuk ‘Nooit meer Auschwitz’ van kracht laten blijven, men moest zorgen dat jonge mensen de fakkel zouden overnemen. Voorzitter Annetje Fels kwam met het idee een steungroep op te richten. Een groep van medewerkers uit jongere generaties. Zij zouden taken kunnen overnemen, mee gaan denken en op termijn de continuïteit van het Auschwitz Comité waarborgen. Eind november 1987 was de Steungroep een feit en een kweekvijver van toekomstige bestuursleden ontstond. Vanaf de beginjaren ‘90 begon de wisseling en sinds 2004 bestaat het Comité geheel uit een - tussen aanhalingstekens - ‘jongere’ generatie, waaronder een vertegenwoordiger uit de Sinti- en Roma gemeenschap. Wij, die ‘jongere’ generatie, zijn ons bewust dat wij de kostbare erfenis goed moeten bewaken, want hun oproep, hun hartenkreet ‘Nooit meer Auschwitz’ geldt nog steeds. Het was dan ook een bijzonder moment toen de Assemblée van de Verenigde Naties in New York op 1 november 2005, bijna 54 jaar na het aanbieden van de eerste resolutie door overlevenden in Parijs, een resolutie aannam waarbij 27 januari, de dag van de bevrijding van Auschwitz in 1945, uitgeroepen werd tot internationale Holocaust Herdenkingsdag. Wij zijn gelukkig met deze erkenning. Dat deze nu eindelijk wereldwijd is. Het is een erkenning die in Nederland gelukkig al vele jaren bestaat. Zij komt tot uiting bij onze jaarlijkse herdenking van de 27ste januari. Het is dit jaar voor de 49ste keer dat het Nederlands Auschwitz Comité deze herdenking organiseerde. Vanaf 1957 werd er op de zondag die het dichtst bij 27 januari lag een herdenking van de bevrijding van Auschwitz gehouden. Eerst bij de steen op de Oosterbegraafplaats, vanaf 1977 bij het Spiegelmonument ontworpen door Jan Wolkers en vanaf 1993 bij het prachtige nieuwe en vergrote monument in het Wertheimpark in Amsterdam. Ook de urn, die in 1993 mee werd opgegraven, bevindt zich daar weer in een zware betonnen bak onder het monument. Wat begon met enkele tientallen deelnemers, is nu uitgegroeid tot bijna een nationale herdenking. Alleen al de overweldigende belangstelling voor de herdenking van vandaag laat zien, dat de inspanningen van de pioniers niet te vergeefs zijn geweest. Nabestaanden en belangstellenden - waarbij steeds minder uit de almaar kleiner wordende kring van overlevenden - de burgemeester van Amsterdam, die tevens een toespraak hield waarvoor wij hem hartelijk dankzeggen, namens de Ministerraad, de staatssecretaris van VWS mevrouw Ross en namens het Parlement de Voorzitters van de Eerste en Tweede Kamer, fractievoorzitters en Kamerleden, de Stadsdeel Centrum-voorzitter, burgemeesters van verschillende gemeentes, ambassadeurs en hoge vertegenwoordigers van Duitsland, Frankrijk, Israël, Oostenrijk, Polen, Rusland en de Verenigde Staten, vele organisaties van overlevenden en veel vertegenwoordigers van kerkgenootschappen en maatschappelijke organisaties. En wat zeer verheugend is, ook een grote groep schoolkinderen. Zij allen vormen die brede erkenning die ik net noemde. Maar het Auschwitz Comité deed en doet meer dan belangenbehartiging en herdenken. Ik geef u een kleine opsomming. Vanaf de oprichting van het Comité heeft men een eigen blad uitgegeven. De eerste jaren was het niet meer dan een mededelingenblad, na enkele jaren ging dit over in het bekende Auschwitz Bulletin. Thans vinden duizenden nummers daarvan iedere drie maanden hun weg naar de lezers,
met als hoogtepunt van iedere jaargang het Herdenkingsnummer in januari. Van dit nummer gaan bovendien duizenden extra exemplaren naar scholen voor voortgezet en hoger onderwijs. In 1978 vroeg de Nederlandse regering of het Comité een bijdrage wou leveren aan het tot stand komen van een Nederlandse paviljoen in het Staatmuseum Auschwitz. Dit paviljoen met een expositie, getiteld ‘Drie honderd jaar joden in Nederland’, werd in juni 1980 door minister Gardeniers geopend. In 1995 zocht het ministerie van VWS opnieuw contact met het Comité. Men wilde een nieuwe permanente tentoonstelling in het Nederlandse paviljoen realiseren en verzocht het Comité deze vernieuwing te willen doen uitvoeren. Na jaren van research en innige samenwerking met de afdeling Eenheid Oorlogsgetroffenen en Herinnering WO II van het ministerie van VWS en in de laatste fase met grote medewerking van het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie werd er niet alleen een nieuwe tentoonstelling ontworpen, maar werd ook het paviljoen bouwkundig geheel gerenoveerd. Op 26 april 2005 openden Prins Willem Alexander en Prinses Maxima het vernieuwde paviljoen waarbinnen een prachtige tentoonstelling, over de vervolging van de joden en de Sinti en Roma in Nederland, te zien is. Indrukwekkend is de Herinneringsruimte met aan de wanden de 59.000 namen van de in Auschwitz vermoorde Nederlanders, alsook de ruimte die hieraan grenst waar de biografieën liggen van acht nog levende oud-gevangenen van Auschwitz. Veertien dagen geleden was ik in Auschwitz, samen met de directeur van de departementale Eenheid, mevrouw Huitsing, om de expositie officieel aan het Staatmuseum Auschwitz-Birkenau over te dragen. In 1986 organiseerde het Comité de eerste Auschwitz reis naar Polen. Men bezocht Auschwitz en Birkenau, Sobibor en Treblinka. Deze reis werd een tweejaarlijkse traditie. Wegens enorme belangstelling wordt deze reis sinds 1998 jaarlijks gehouden. Men bezoekt nu Auschwitz, Birkenau, Majdanek en Sobibor. Ik kan u nu melden, dat de reis dit jaar plaatsvindt van 6 t/m 11 november. Meer informatie staat in het Herdenkingsnummer van het Auschwitz Bulletin dat deze maand is uitgekomen. Afgelopen jaar begeleidden wij ook 2 jeugdreizen van Amsterdamse middelbare scholieren naar Auschwitz. Het waren reizen die gesubsidieerd werden door de Gemeente Amsterdam. De Amsterdamse wethouder Aboutaleb was ook bij een van deze reizen aanwezig. Het is belangrijk dat de jeugd goed over de Tweede Wereldoorlog en de Sjoa onderwezen wordt. We moeten een brug slaan tussen toen en nu. Het bezoeken van de gedenkplaatsen in Nederland gebeurt niet alleen door mensen die zelf de oorlog hebben meegemaakt, maar ook door vele jongeren. Het is opvallend dat het vaak de jonge mensen zijn die hun ouders en grootouders meenemen naar die plekken, omdat ze willen horen over toen. Zij kunnen zich nauwelijks voorstellen wat zich in de Tweede Wereldoorlog in Europa en Azië heeft afgespeeld. Ook het Nederlands Auschwitz Comité denkt, spreekt en doet mee in de voorlichting aan de jeugd. Er is een groep van overlevenden die hun verhaal op school vertellen om te laten zien hoe een oorlog doorwerkt in een mensenleven. Zij laten zien dat ‘Nooit meer Auschwitz’ niet zomaar een kreet is, maar een motto, een opdracht die doorgegeven moet worden. De meeste overlevenden hebben zich aangesloten bij het Landelijk Steunpunt Gastsprekers WO II-Heden, dat is ondergebracht bij het Herinneringscentrum Kamp Westerbork en financieel mogelijk wordt gemaakt door het Ministerie van VWS. Het Auschwitz Comité ondersteunt dit initiatief van harte en verwijst belangstellenden door naar de medewerkers van het Herinneringscentrum die vanmiddag hier bij de informatiestand aanwezig zijn om zonodig een nadere toelichting te geven. Bij de informatiestand wordt ook informatie gegeven over het project ‘Een naam en een gezicht’ waarbij het Herinneringscentrum probeert zoveel mogelijk gegevens te verzamelen van slachtoffers en overlevenden.
Momenteel is er een samenwerkingsverband tussen Joods Maatschappelijk Werk, het Verbond Belangenbehartiging Vervolgingsslachtoffers - het VBV - en het Auschwitz Comité, in de onderhandelingen met de Duitse regering en de Jewish Claims Conference over een nieuwe Duitse uitkering, de zogenaamde ‘Art.2' uitkering. Deze is bestemd voor vervolgingsslachtoffers met een minimum inkomen. Diverse publicaties zijn hierover verschenen. Voor nadere informatie kunt u terecht bij Joods Maarschappelijk Werk. Het Auschwitz Comité organiseert sinds 2004 in samenwerking met de Pensioen en Uitkeringsraad en het Centrum voor Holocaust en Genocide studies de ‘Nooit meer Auschwitz” lezing. Aan de lezing is, zoals u waarschijnlijk wel weet, de onderscheiding verbonden die de naam draagt van de in 2001 overleden ere-voorzitter van het Auschwitz Comité, Annetje Fels-Kupferschmidt. De onderscheiding, voorstellende een zandloper waarvan het zand niet doorloopt omdat de tijd toen stil stond, is ontworpen door Jan Wolkers en wordt gegeven aan een persoon of organisatie die zich op buitengewone wijze verdienstelijk heeft gemaakt voor het realiseren van de doelstellingen van het Nederlands Auschwitz Comité. De onderscheiding werd dit jaar toegekend aan Simone Veil, overlevende van Auschwitz en Bergen-Belsen, eerste vrouwelijke minister in Frankrijk, eerste voorzitter van het Europese Parlement, Minister van Staat en voorzitter van de ‘Fondation pour la Mémoire de la Shoah’. En net als de pioniers van het Auschwitz Comité heeft zij gestreden en strijd zij nog steeds voor diezelfde doelstellingen: een wereld zonder plaatsen als Auschwitz, een wereld zonder discriminatie, een wereld waarin een ieder zich frank en vrij kan ontwikkelen en bewegen. Een grande dame, een bijzondere vrouw, die al vroeg inzag dat blinde haat niet kan bijdragen tot een betere wereld en daar in haar leven en werken steeds invulling aan gegeven heeft. Afgelopen donderdag ontving ze de onderscheiding en hield ze de derde “Nooit meer Auschwitz’ lezing. De zaal in de Beurs van Berlage in Amsterdam was opnieuw tot de laatste plaats bezet: 520 personen volgden de lezing. Voor Nederlandse begrippen toch heel bijzonder. Er worden door het Comité plannen ontwikkeld om binnen niet te lange tijd een meerdaagse reis naar Bergen-Belsen te organiseren. Nadere mededelingen zullen in het Auschwitz Bulletin verschijnen. De samenwerking van het Auschwitz Comité met het Herinneringscentrum Kamp Westerbork is de laatste jaren geïntensiveerd. Met name na het lezen van ‘De 102.000 Namen’ die vorig jaar januari plaatsvond. Een nieuw project van samenwerking staat op stapel nu het Nederlands Auschwitz Comité dit jaar vijftig jaar bestaat. Om hier op gepaste wijze aan te herinneren, heeft het Comité het voornemen om in samenwerking met het Herinneringscentrum Kamp Westerbork in het najaar een reünie voor oud-gevangenen te organiseren. Alle overlevenden van de verschrikkelijke oorden uit de Nazi-tijd, die wij kunnen bereiken, zullen uitgenodigd worden. Wij zullen de voortgang van de organisatie publiceren in onze bladen, alsook bekend maken op de websites van beide instellingen. Wanneer u ons hierbij zou kunnen helpen met namen en adressen, zullen wij dat zeer op prijs stellen. Ik heb geprobeerd u een kleine terugblik te geven van een halve eeuw activiteiten. Ik ben er van overtuigd, dat dit maar een heel kleine terugblik is en dat ik heel, heel veel niet heb genoemd. Maar als de 50-jarige geschiedenis van het Nederlands Auschwitz Comité één ding toont, is dat hoe een klein groepje van gedrevenen, strijdend voor een hoogstaand doel - en ik noem nog een keer hun namen: Annetje Fels, Eva en Jacques Furth, Ro en Lou Corper, Elly en David van Geens, Saar en Manus Neter, J. Alvares Vega, Jos Slagter, Sal de Zwarte, Ina Wolf en Eva Tas - hoe een dergelijk clubje uit kon groeien tot het alom gerespecteerde instituut, dat het Comité nu is. Dit wordt nog eens bevestigd in het in 2005 uitgeven en veel geprezen boek ‘Na het kamp’ van Jolande Withuis. Deze onderzoeker, die als sociologe verbonden is aan het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie, merkt in het hoofdstuk over het Auschwitz Comité op, ‘dat dit comité
van een omstreden gezelschapje midden jaren vijftig uitgroeide tot een gerespecteerd instituut dat anno 2005 welhaast eenzelfde moreel gezag heeft als het Nationaal Comité 4 en 5 mei’. Ik wil graag afsluiten met allen te bedanken die zich ook dit jaar weer hebben ingezet voor het werk van ons Comité. We mogen niet vergeten dat dit allemaal vrijwilligerswerk is. Zonder hun toewijding zouden alle activiteiten, die ik u genoemd heb, niet mogelijk zijn geweest. En ook, geachte aanwezigen en lieve vrienden zou ons werk niet mogelijk zijn zonder uw gulle bijdragen. Daarvoor wil ik u dan ook van harte bedanken.