'Maar dus ik denk dat...t Een kwalitatieve studie van het gebruik van dus en m&ar door Franstalige leerders van het Nederlands
Julien Perrez, Facultés universitaires Saint-l,ouis & Université catholique de Inuvain
1. Im-erorNc Connectievenzijn talige uitdrukkingenzoals dus, maar, omdat,want, echter die coherentierelaties expliciet maken.Dit betekentmeerbepaalddat ze twee tekstsegmenten met elkaarverbindenen datze aangevenhoe dezesegmenten verwerkt en geintegreerdmoetenworden.Dezeuitdrukkingengevenover het algemeenfijne taalnuancesweer en hun verwerving door vreemdetaalleerders ligt daardoormeestalniet voor de hand (zie ter illustratie Goldman & Murray, 1992; Granger& Petch-Tyson,1996). In dit artikel wordt verslag gedaanvan een kwalitatieve studie van het gebruik van dus en maar. Deze studie sluit aan bij eerderekwantitatieve onderzoekenwaaruit is geblekendat Franstaligeleerdersvan het Nederlands de neiging hebbencausaleen contrastieveconnectievenover te gebruiken. De resultatenvan dezeaanvankelijkeonderzoekenworden als experimentele achtergrondin het eerstedeel van dit artikel gepresenteerd, waarnade kwalitatieveanalysesvan het gebruik van dus en maar aan bod komen.
2. ExpBnIMgNreI-E AcHTERcRoND ln een kwantitatievestudievan het gebruik van causaleen contrastieveconnectievendoor Franstaligeleerdersvan het Nederlands(cf. Perrez,2006, hoofdstuk6) werd aande enekant vastgestelddat Franstaligeleerdersde neiging hebbenfrequenteconnectievenover te gebruikenen aan de anderekant dat ze minder frequente,specifiekereconnectievenondergebruiken.Beide lendensenworden door Tabel 1 gei'llustreerd.Het blijkt dat connectieven zoals omdat, want en in mindere mate dus wat de causaleconnectieven reft en maar, maar toch en zelfs als wat de contrastieve connectieven
VsnsI-aceN & MBonosr-rNcBN/ 69
betreft frequenter voorkomen in de opstellen van de leerders dan in de opstellen van de moedertaalsprekers, terwijl connectieven zoals doordat, daardoor, aangezien, echter, hoewel, terwijl net de omgekeerde tendens vertonen. Te.spI-I Het gebruik yan causaleen contrastieyeconnectieyen door de leerdersen de moedertaalsoerkers Connectief Treffers
LCNl
CNN2
/10.000woorden Treffers
/10.000woorden q75
1096
34,04
5l
Want
533
16,56
48
9,18
Dus
915
30,28
131
25,04
nt<
t9
?Á1
2l
4,01
l8
3,44
Omdat
Doordat
8
Daardoor
40
1 - À | |L+
Aangezien
40
1,30
Maar
30393
94,39
a ^a
4
46,26
1174
?Á?
Zelfs als
39
l,2l
0
Echter
4l
1,27
59
11,28
1,40
19
tÁ?
i.89
22
4,21
Maar toch
Hoewel Terwijl
615
0,76 0
Het Leerdercorpus Nederlands (LCN) is een corpus argumentatieve opstellen geschreven door Franstalige leerders van het Nederlands in hun VT. Het telt iets meer dan 320.000 woorden. Het Corpus Nederlands door Nederlandstaligen (CNN) is een corpus argumentatieve opstellen geschreven door moedertaalsprekers van het Nederlands (Vlamingen). Het telt ongeveer 52.000 woorden. De verschillende gebruikswijzen van maar respectievelijk als voegwoord en als modaal partikel werden in een eerste fase geanalyseerd en van elkaar onderscheiden. De in deze tabel opgenomen frequentie yan m.aar betreft uitsluitend zijn gebruikswijzen als voegwoord. Wie meer wil weten oveÍ de manier waarop de verschillende gebruikswijzen van maar werden gedesambigueerd, wordt naar Perrez (2006, sectie 4.8) verwezen. Gezien de hoge frequentie van de combinatie van maar en toch (alle gevallen waarblj toch in een door maar ingeleid segment voorkwam zijn meegerekend) hebben we het als een apart connectief gerekend. Het aantal maar en toch die als maar toch zljn gerekend zijn tegelijk afgetrokken van het aantal maar en toch dte in isolatie worden gebruikt. Het gebruik van temijl als contrastief connectief werd in een eerste fase van de analyse onderscheiden van zijn gebruik als temporeel connectief. Wie meer wil weten over de manier waarop deze desambigueerfase verlopen is, wordt naar Perrez (2006, sectie 4.8) verwezen.
VenslaceN& Mronoer-rNcsr.{ / 70
Daamaasthebbenverderecorpusanalyses aangetoonddat dezetendensentot over- en ondergebruikvan causaleconnectievenpositief evoluerenmet het niveau van de studenten: naarmate de leerders vaardiger worden in hun vreemdetaal, maken ze steedsmeer gebruik van de anderemogelijkheden om causaliteitexpliciet te maken.Tabel2 illustreert dezeobservatie.Terwijl het aantalomdatenwant afneemt,neemthet aantalaangezienen (in mindere mate) doordat Íoe. Deze tendenswerd eveneensgeobserveerdvoor contrastieve connectieven.Het gebruik van maor neemtnamelijk met de studiejaren af, terwijl het gebruik van specifiekereconnectievenzoalsechter,hoewelof teruijl met de studiejarenjuist toeneemt. Taset- 2 Het gebruikvan causaleen contrastieveconnectieven door leerdersvan verschillendeniveaus Connectief
LCN2
LCNl6
LCN3
CNN
Treffers /10.000Treffers /10.000Treffers /10.000Treffers /10.000 Omdat
220
Want
163
25,01
Doordat
0
0
Aangezien
5
0,77
591
39,46
193
25,90
51
q75
211
14,49
115
t5,43
48
9,18
3
0,20
J
19
3,63
13
0.86
20
0,40 2,68
18
?44
100,41
s00
67,10
242
46,26
Echter
2
0,31
l4
0,93
19
,55
59
11,28
Hoewel
J
0,46
18
1,2
t2
t9
3,63
l6
2,45
I4
0,93
27
t,6r 3,62
22
4,21
759
Maar
Terwijl
115,99 1504
Dezedubbelebewegingin het gebruikvan causaleen contrastieveconnectieven door Franstalige leerders stemt overeen met de observatievan KerrBarnes(1998,p. 190)dat basic pattemsof acquisitionare similar in that youngerfiessadvanced subjectsshow greateruse of high-frequencycoÍrnectorswhile older/ more advancedsubjectsshow an expandedrepertoire of connectors, togetherwith increaseddifferentiation of function, as well as signalling of more complex semanticand pragmaticrelations.A correlateof the limited inventory of connectorsused by younger[ess advanced .
De LCNI-, LCN2- en LCN3-corporazijn onderdelenvan het LCN die opstellenbevattendie en tweederespectievelijkdoor leerlingenuit het zesdejaar middelbaaronderwijs,eerstejaars jaars Germaanse talen werden geschreven
VensLecEN & Meoeoer-nqceN / 71
subjectsis the plurality of functional contexts associatedwith each model, connector"or, consideredin relation to the adult/native-speaker the failure to mark certainrelationseffectively.
HYPoTHESE 3. Tru,NsrBn- EN INTRALINGUALE In Perrez (2006) weid de hypothesegeformuleerddat dit overgebruik van connectievenop eenpaaruitzonderingenna (denk bijvoorbeeldaanhet overgebruik van zelfs als, dat een letterlijke vertaling is van het Fransemêmesi of aan het ondergebruikvan daardoor en doordat die in het Frans geen directeequivalentenhebben)niet verklaardkon worden in termenvan transfer uit de moedertaalvan de leerders,maaÍ eerdereen verschijnselwas dat typerendwas voor de tussentaalvan de leerders,d.i. een intralinguaal verschijnsel (cf. Hiligsmann, 1997). Deze stelling werd onderbouwddoor een crosslinguïstischeanalysevan de door de leerdersovergebruikteconnectieven in Nederlandstaligeen Franstaligeopstellen-en krantencorpora,waaruit bleek aan de ene kant dat connectievenzoalsomdat, wont, dus en maar en hun Franstaligeequivalenteneen vergelijkbarefrequentievertoondenin de krantencorpora,wat het idee tegenspreektdat het Frans een connectieftaal zou zljnen dat dit de verklaring zou kunnenzijn waaromFranstaligeleerders connectievenover het algemeenovergebruiken,en aan de anderekant dat dezeconnectievenveel minder vaak voorkomenin de opstellendie geschreven werden door Franstaligenin hun moedertaaldan in de opstellendie in het Nederlandsgeschrevenwerden door onze Franstaligeleerders(zie Perrez, 2006 voor meer detailshierover). Steunendop het werk van Bestgen(1998)werd de stellinggeformuleerddat het overgebruik van frequenteconnectievenverklaard kon worden in termen van Connectieven hun gebruik door de leerdersals sporenvan discoursesegmentatie. fungerenzijn volgensBestgen(1998, die als spoorvan discoursesegmentatie 'difficulties speakersencounterwhen they have to p.755) typerendvooÍ de introducea topic changein their discourse.'Dit houdtin dat de leerdersmoeite wat in het hebbenmet het leggenvan coherentietussende discoursesegmenten, gebruik van eenhoog aantalconnectievenresulteert.Met anderewoorden,de leerderszouden volgens dit stramien connectieveninlassenom zo te trachten Vooreen coherentebrug te slaantussenverschillendediscoursesegmenten. uit te drukeen contrast om gebruikt wordt niet zozeeÍ beeld 1, waarin maar om de overgangnaar een ken, maar eerderals een soort attitudemarkeerder geven, illustreertdit standpunt. te van coherentie nieuw argumentenigeschijn Vensr-acnN & MeostnLnIcBN I 72
(1) Ik ben nogal eens met dit artikel. Ik heb altijd gedachrdar de sigaretteniet iets belangrijksin mijn leven. Ik ben spoÍief en ik heb nooit eenswensenroken. Ik vind ook dat de rokers een grotere kans om een longkankerte hebben.Maar we moetenvooral niet vergetendat de luchtvervuilingook gevaarlijkvoor de inwoners van de stedenis. Maar voor de rokers dat een ander probleem is. Ze denken datze zonderde sigaretteniet kunnenleven en dat de sigarettevoor hun zeerbelangrijk is want dat staathun toe zich te ontspannen.(LCN, niveau 1) Dat het overgebruikvan frequenteconnectievengerelateerdkan worden aan een spoorgebruikvan diezelfde connectievendoor de leerderswordt eveneensondersteunddoor naderekwantitatievecorpusanalyses waaruit blijkt dat de leerdersdus en maar vaak gebruikenaan het begin van een nieuwe zin (zie Tabel 3). Te,nsI-3 Het gebruik yan dus en maïr aan het begin van de zin Connectief Treffers
LCN
CNN
/10.000woorden Treffers
/10.000woorden
Dus (totaal)
975
30,28
131
25,04
dus (intem)
152
23,36
127
24,28
Dus (begin)
223
6,93
4
o,76
Maar (totaal)
3039
94,39
242
46,26
maar (tntem)
1813
56,31
147
28,10
Maar (begin)
1226
38,08
95
18,l6
Om deze intralinguale hypothesevan spoorgebruikvan connectievendoor Franstaligeleerdersvan het Nederlandsverderte onderbouwen,werdenkwalitatieve analysesuitgevoerdvan het leerdergebruikvan dus en maar. Deze worden in wat volgt gepresenteerd.
4. KwerrrATIEVE ANALysESvAN DUs EN MÁlR 4.1. MsrHorB onderzoekis gebaseerdop een kwalitatieve analysevan een aselecte f van 100 dus-fragmentenen 100 maar-fragmenten (telkens
VsnslecnN & Mnpsner.NcsN / 73
50 fragmentenuit het LCN en 50 fragmentenuit het cNN). Elk fragment te weten de aard van de cohewerd volgensnegenvariabelengeanalyseerd, van de segmenten(feit, modaliteit de rentierelatie,het type coherentierelatie, feit, oordeel,handeling),de identiteit van de protagonist geconceptualiseerd (spreker,2de persoon,3de persoon,...),de realisatievan de protagonist (impliciet, expliciet), de omvang van de segmenten(clause, meer dan 1 clause,NP,...), de vorm.van de segmenten(declaratief,vraagzin,imperatief), de plaats van het connectiefen de eventuelesyntactischemodificatie van het connectief.De fragmentenwerden door twee beoordelaarsgeanalyseerddie na overleg tot volledige oveÍeenstemmingzijn gekomen' lJit dezenegenparameterszijn er twee van essentieelbelang, namelijk de aard van de coherentierelatietussende segmentenen het specifieke type coherentierelatie.De coherentierelatieswerden ofwel als additieve, ofwel als causale,ofwel als contrastieveofwel als metadiscursieverelaties geëvalueerd (d.i. aardvan de coherentierelatie).Additieve relatiesworden in deze met PanderMaat (1998) beschouwdals coherenstudiein overeenstemming tierelaties,waaruit geen gemeenschappelijkeeigenschapuit de segmenten afgeleid kan worden (zie hieronder).Metadiscursieverelaties zijn voor hun 'explicitly otganize the dispart relaties die tekstaspecteninhouden, die course,engagethe audienceand signal the writer's attitude' (Hyland, 1998, p.437).7 Toen de aard van de coherentierelatiebepaaldwerd, werd verder gekeken Het uitgangspunt naarhet specifiekesoortrelatie (d.i. type coherentierelatie). of contrastieve) (of metadiscursieve hiervoor is de vaststelling dat causale relaties(en connectieven)op verschillendemanierencausaal(of metadiscursief of contrastief)kunnenzijn. 4.1.1. Causalerelaties De analysevan de causalefragmentenwerd in dit onderzoekgebaseerdop de taxonomievan PanderMaat en Degand(2001) die het conceptvan sprekerbetrokkenheid gebruikenom de verschillendetypes causalecoherentierelatiesin 'the degreeto kaart te brengen.Met sprekerbetrokkenheidverwijzen ze naar which the presentspeakelis implicitly involved in the construal of the causal zessoorten relation' (PanderMaat & Degand,2001,p. 214).Ze onderscheiden ?
De lezer wordt verwezen naar Perrez (2006) voor een diepere beschrijving sieve relaties.
VsnslaceN
& MBosonr-rNceN
/ 74
van metadiscur-
causalerelatiesvan elkaar die op hun sprekerbetrokkenheidsschaal als vorgt gerangschiktworden (van minimale tot maximale graadvansprekerbetrokken_ heid): niet-volitioneel causalerelaties (zie voorbeeld 2), volitioneel causale relaties(zie voorbeerd3), epistemischcausale relaties(zie voorbeeld4), epistemischniet-causarerelaties(zie voorbeeld 5), conversationere relaties(type 1): een taalhanderingmotiveren (zie voorbeeld 6), conversationelerelaties (type 2): parafraseren en samenvatten (zie voorbeeld7).8 (2) Monday his train to Amsterdam arrived at another platform. He got on the train to The Hague. (3) The guestswere boring. Sheleft the party early. (4) It has rained continuously for two days. The tennis court will probably be unplayable. (5) His twin brother is very tall. He will probabry be very tan too. (6) I want to pay you for your work. How long have yoo beenclea_ ning? (7) Par contre, 38vo dessondés(...) préfèrent que la situation actuelle resteinchangée,donc que le droit de vote resteréservéaux Belges. Met deze theoretischebeschrijvingvan causale coherentierelatieshangt het idee samendat causaleconnectievenverschillendegraden van sprekerbetrokkenheid coderen. op die manier kunnen de semantische en pragmatische nuancesdie tussennauw verbondencausaleconnectieven bestaanàok in termen van sprekerbetrokkenheid worden uitgelegd.zo wijzenpanderMaat en Degand (2001) in hun corpusonderzoekbijvoorbeeld uit datdaardoor ait_ sluitendniet-volitionelecausaliteituitdrukt, terwijl daaromrespectievelijkin volitioneel causale,epistemischcausaleen epistemisch niet-causalecontexten voorkomt en dus in alle contextenbeharvein niet-volitionele causalecon_ texten geschikt is. op basis hiervan concluderen ze dat dus en daardoor respectievelijk de hoogste en de laagste graad van sprekerbetrokkenheid coderen,terwijl daarom een middenpositieinneemt. 4.12 Metadiscursieve relaties wat de analyse van metadiscursievegebruikswijzen van dus en maar betreft, is op basis van de taxonomie van Hyland (199g) een onderscheid Zie Pertez (2006) voor een uitgebreide discussie van de verschillende theoretische modellen van causale relaties en causaal connectiefeebruik.
Vensr,a.csN & MsneoBrwosN / 75
'frame marker', 'code gemaakttussenzijn mogelijke gebruikswijzenals Een'frame marker' is een markeerderdie g/oss' of attitudemarkeerder. het discoursestructureertdoor o.a. tekstuelegrenzenaan te geven(bv. ten 'code gloss'is een markeerderdie een herformuleeerste,kortom,...),een ring of een verklaringinleidt (bv. met anderewoorden,...),terwijl attitudemarkeerdersde attitude van de sprekeruitdrukken ten opzichte van de propositioneleinhoud van een uiting (bv. iammer genoe7,.'.)(cf. Hyland, 1998).
4.13 Contrastieve relaties Wat de analysevan contrastievecoherentierelatiesbetreft, werd er in deze studie uitgegaanvan de taxonomievan PanderMaat (1998). Om negatieve (d.i. contrastieve)coherentierelatiesin kaart te brengen,maakt hij op basis van de taxonomievan Sanders,Spoorenen Noordman (1992) een basisonderscheidtussencomparatieveen causalerelaties.Comparatieverelaties onderscheidenzich van additieve relaties, doordat ze een gemeenschappelijke eigenschap('similarity statement')inhoudenof impliceren,terwijl additieve relatieser geen inhouden.Volgens PanderMaat (1998) is het deze eigenschapdie het mogelijk maakt segmentenmet gemeenschappelijke elkaar te contrasteren.Hieruit vloeit voort dat de segmentenvan een additieve relatie ongeschiktzijn om eencontrastuit te drukken.PanderMaat illustreeÍtdit onderscheidtussenadditieveen compaÍatieverelatiesaan de hand van de volgendevoorbeelden: by l77o and (8) The energyassumptionof a refrigeratorhasdecreased a deep freezeruses187oto 207olesselectricitythanten yearsago' (9) (The topic of this fragment is a Dutch corporationespecially dealingin insurance.) The turnover is about 24 billion guilders.In 1988 the profits increasedfrom 75 million to 103 million guilders. Uit voorbeeld 8 kan worden opgemaaktdat twee verschillende eenheden (koelkastvs. diepvries) door dezelfdeeigenschap(energieverbruik)worden eigenschapis typerendvoor compagekenmerkt.Deze gemeenschappelijke ratieve relaties.Zo'ninterpretatie is daarentegenonmogelijk in voorbeeld9, dat hierdoor als een additieverelatie moet worden bestempeld. Negatiefcausalerelaties(zie voorbeeld10) zijn voor hun part relatiesdie een propositioneleimplicatie inhoudendie uit een uit het eerstesegmentafgeleid
VensleceN & MePeosI-INceN/ 76
I
I
antecedent('als een vrouw mooi is') en een uit het tweedesegmentafgeleid consequent('zal ze trouwen')bestaat(Oversteegen, t997).In negatiefcausalerelatieswordt het consequentvervolgensgenegeerd.Zulke relatiesworden ook tegengesprokenverwachtingengenoemd (Oversteegen,1997; Lagerwerf, 1998). (10) Hoewel GretaGarbode maatstafwerd genoemdvan schoonheid, is zij nooit getrouwdgeweest.e
L
4.2. Hyponmse F t Ë F ll
In het verlengdevan onze hypothesedat Franstaligeleerdersvan het Nederlandsdas en maar als spoormarkeerder van discoursesegmentatie gebruiken, verwachtenwe dat dus en maar in de leerdersproducties respectievelijkvaker in niet-causaleen niet-contrastievecontextenvoorkomen dan in de producties van moedertaalsprekers van het Nederlands.
P li. 4.3. Resur-rnreN 43.1. Dus-fragmenten In Sectie 3 is de stelling geponeerddat de leerdersdus als spoor van discoursesegmentatie kunnengebruiken.Dit betekentdat de leerdersdzs minder vaak in causalecontextenzouden gebruiken.Een eersteobservatievan de resultatenvan dit onderzoekbevestigtdeze tendensechterniet. De voorkomensvan dus in causaleen niet-causalecontextenzijn bij de leerdersen de nativesmin of meer gelijk (het gebruik van dus in metadiscursieve contexten ligt zelfs hoger bij de nativesdan bij de leerders;cf. Fig. I).Deze distributie is niet significant(X2 = 2.53,df = 2, p = 1). Als das causaalwordt gebruikt, hebben de leerders de neiging om het in meer objectieve contextente gebruiken, d.i. contextenmet een lage graad van sprekerbetrokkenheid (niet-volitionele en volitionele relaties; zie voorbeeld 11), terwijl de MT-sprekershet eerderin subjectievecontextengebrui(zoals ken, d.i. contextenmet een hoge graad van sprekerbetrokkenheid
t
Dit voorbeeld is overgenomen uit Lagerwerf (1998).
VsnsLA,csr,r & MBpeopr-nvcsrv / 77
Corpus Er-q.r l--lcr.rr'l FIGUUR 1 Soorten coherentierelaties die door dus worden gemarkeerd 16 14 12 10 8
6
Corpus
[ïl1rcr.r
2 0
l-lcr'tr
'oo,. ""l%N % " % u"%o^-ro \ \ "-%^ , " " %^ .v
,o,
Flcuun 2 Dts in causalecontexten
VsnslacsN& MsososLNcEN/ 78
%\
epistemischecontexten;zie voorbeeld 12). Figuur 2 illustreert deze significantetendens(X2 = 16.254,df = 5, p < 0.008). (11) Eerste,de grootste,die met haar zusterwilde vertrekken,had op haar fiets te veel spullen gezeten.Dus, was het onmogelijk zo te vertrekken.(LCN, volitioneel) (12) Want ook jongerenleven in een maatschappijen de beslissingen van de regering en anderepolitieke instantiesbeinvloedenook hun leven.Het kan dus geenkwaad dat politici bij het nemenvan beslissingenook met deze bevolkingsgroeprekeninghouden. (CNN, epistemischdeducrief) Als dus daarentegenmetadiscursiefgebruikt wordt, gebruiken de leerdershet voomamelijkals een 'codegloss',d.w.z.om eensegmentte herformuleren(zie voorbeeld 13). Het veÍmogen om dus in zulke contextente gebruiken is door Redeker(1992)onderstreeptalszestelt datdusalseensequentiëlemarkeerder kan fungerendie (onder meer) parafraseskan inleiden. Bij de natives fungeert het dan meer als een 'frame marker' die op tekstgrenzenwijst (zie voorbeeld l4). In deze contextenkomt dus blj de MT-sprekersvaak in combinatie voor met uitingen van het type we kunnenstellen I concluderendat. ln Redeker (1992)wordt dit niet-causalegebruik van dus ook aangegeven. Zn stelt namelijk dat dus als een sequentiëletransitiemarkeerderkan fungeren die op het eindevan eensegmentkan wijzen. De distributievandus over zijn metadiscursievecontexten(zie Fig. 3) is niet-significanÍ(2 = 5.189,df = 2, p = 0.10). (13) t...1 En na de spelersdie gelijk aande staatsburgers zijn.Zietu de vergelijking? Dus iedereendie in in de maatschappijis, bereikt een betere maatschappijen samenlevingomdat we leven samen.(LCN, code gloss) (14) Een overheidscampagne bijvoorbeeldzou al een stapin de goede richting kunnen zijn indien deze correct dialectgebruikpromoot (d.i. het gebruik van dialectenin gepastesituaties).We kunnen dus concluderendat ondanksde vervlakking en vervaging van dialectenjongeren nog veel belang hechtenaan streekgebonden taalgebruik.(CNN, frame marker) laatsteobservatieuit dezekwalitatieve analvsevan het sebruik van dus dat dus door de leerders significant vaker voorkomt aan het begin van een (X2 = 6,651, df = 2, p = 0.05; zie Fig. 4). De nativesmakendaargebruik van al de plaatsingsmogelijkheden van het connectief.Dit tigt de corpusobservaties uit Sectie3 (cf. Tabel 3).
VnnsI-eceN& Mnoeosmcpx / 79
Corpus
[Iilr-cr.r [-lcxr.r attltuoemarKeeroer
Íramemarkers codeglosses
Ftcrrun3 contexten Dusin metadiscursieve
432. Maar-fragmenten De resultatenvan de vergelijking tussenhet leerder-en het nativegebruikvan een vergelijkbaar maar tonenaan dat de leerdersen de moedertaalsprekers globaalgebruik van het connectiefmaken.Zoals blijkt uit Fig' 5, wordt maar in de meestegevallendoor beide gÍoepencontrastiefgebruikt. Als maar niet contrastiefwordt gebruikt, dan gevende leerdersde voorkeur aan een additief gebruik van het connectief,terwijl het bij de nativeseerderals een metadiscursievemarkeerderfungeert(Xz = 5,38, df = 2, P < 0, 10)' Dat maar door de leerderseven vaak contrastiefwordt gebruikt als door de MT-sprevan het leerkers, speeltechterniet in het voordeelvan de spoorinterpretatie dergebruikvan maar. De verdere analyse van de contrastieve maar-fuagmentenwijst erop dat de leerdersmaar eyenvaak in causaleals in comparatievecontextengebruiken, terwijl de nativesde voorkeur geven aan comparatievegebruikswijzen (X2 = 9,92, df = 4, p < 0, 05, zie Fig. 6 en de voorbeelden15 en 16)'
Vsnsr-ecsN & MsoBosI-rNcrN / 80
Frcuun4
plaats van dus
ik van
lijkbaar mQar
ntaar nieÍ een addi€en metaDar maar
MT-sprehet leer-
erop dat
gebruiJzen ló).
(15) Ik hoop dat u me zult vergevenvoor de banariteitvan mijn werk maarik heb geenwonderlijke dingen gedaantijdens_ijr, uut*_ tie en dus wist ik niet wat te zeggen.(LCN, conversationeel causaal) (16) Meestal z,ijndan positieve geluiden te horen over deze brijde gebeurtenis,maar het is ook een gelegenheidvoor de tegenstanders van de monarchie om van zich te laten horen. (CNN, semantischcomparatief) Als maar uiteindelijk metadiscursief wordt gebruikt, wordt het door de natives en (in mindere mate) door de leerders á""rru, als een ,frame marker, gebruikt, die een discr
en5keer op7in*, iËffï:ï;ï:ïïj?;:ï,ï
j:;:iï ;i:ï?3
Ien van de MT-sprekersgaat dit gebruik vanmaar ars,frame marker, in de meestegevallengepaardmet een vraagzin(7 keer op 9 (77Vo);X2 = g0. 5, VsnsraceN & Mronou_rNcrm/ gl
Corpus ffil] r-cr.r [--lcur.t Frcuun5 die door maatwordengemarkeerd Soortencoherentierelatíes
Corpus lTSr-cr.r [--l cnu
"\ -'-r -t-r -t-" "% 'O^^^ *." % """r_
\ ,^,\ '%-% Fcuun 6
Maar ín contrastieve contexten
VsnsrecsN & Meoeosl-INcen / 82
\
df = 1, p < 0.05).Dezecombinatievan het gebruikvanmoar als'frame marker' met een vraagzinkomt niet voor in de opstellenvan de leerders.Voorbeeld 17 illustreert dit specifiekemetadiscursievenativegebruikvnn maar. Dit gebruik van maar komt overeenmet wat Redeker(1992) zijn sequentiële gebruik als transitiemarkeerder noemt. (17) Dit is voor ons het mooistevoorbeeldom tot een voorstellingte komen dat België ryel degelijk dicht bebouwdis. Maar vormr dit nu echt een bedreiging?(CNN, 'frame marker')
4.4 CoNcrusms
3
F lr.
In tegenstellingtot onze verwachtingenblijkt het globale gebruik van dus door de leerderskwantitatief niet veel te verschillenvan zijn gebruik door de natives.Onze hypothesedat de leerdersdus vaker in niet-causalecontexten zoudengebruiken,werd door onzeresultatenniet bevestigd.Een nadereanalyse wijst echter op kwalitatieve gebruiksverschillentussenbeide groepen. Bij de nativesmarkeertdzs causalecoherentierelaties die eenhoge graadvan sprekerbetrokkenheidin causalecontexten vertonen. De leerders hebben daarentegende neiging om dus in meer objectievecontextente gebruiken. Dit suggereeÍ dat de leerdersdas gebruikenin contextenwaar andereconnectievenzoalsdaardoor of daarom gangbaarderzouelenzijn, wat de observatie van eentonig leerdergebruikvan frequenteconnectievenondersteunt (cf. Sectie2). Als dus in metadiscursievecontextenvoorkomt, geeft het bij de natives eerdertekstgrenzenaan,terwijl het bij de leerderseerderherformuleringenmarkeeÍ. Net als voor dus wordt de spoormarkeerderinterpretatie van het leerdergebruikvan maar ook niet ondersteunddoor onze resultaten. Hieruit blijkt namelijk dat maar door de leerderseven vaak contrastief wordt gebruikt als door de natives.Specifiekereanalysesonderstrependat de nativesmaar vaker in epistemischcomparatievecontextengebruiken,en dat ze verder ook de neiging hebbenom het als'frame marker' te gebruikenin combinatiemet een vraaszin.
5. Drscussre De combinatievan de kwantitatieveen kwalitatieve analysesdie in dit artikel werdengepresenteerd makenhet mogelijk om het gebruik van causaleen VensleceN& Meoeorr,rNceu / 83
contrastieveconnectievendoor Franstaligeleerdersop een globalemanier te beschouwen.Wat er uit dit leerdergebruikvan connectievenonthoudenmoet worden, is dat Franstaligeleerdersvan het Nederlandsfrequentecausaleen contrastieveconnectievenovergebruiken.Dit overgebruikwerd als een intralinguaal verschijnselbeschouwddat in termenvan sporenvan discoursesegmentatieverklaardwerd (Bestgen,1998).Dit houdt in dat de overgebruikte connectievenals sporen fungeren van de moeilijkheden die de leerders ondervindenom hun discourseop een coherentemanier te organiseren. De kwalitatieve analysesdie in dit artikel werden gepresenteerd bevestigen deze hypothesevan spoorgebruikvan frequente connectievenechter niet. De resultatenwijzen namelijk uit dat de leerdersen de moedertaalsprekers dus en maar in dezelfdemate causaalen contrastiefgebruiken.Toch hebben onze analyseseen aantal fijne nuancesnaar voren laten komen wat het gebruik van dus en maar respectievelijkdoor de leerdersen de natives betreft. Deze verschillenillustreren dat het leren omgaanmet connectieven en hun gebruikscontexteneenlangzaamproces is dat typerend is voor de zich ontwikkelendetussentaalvan de leerders. Deze resultatenlaten ook zien dat de transitie tussenzinnen een begrip is waar vreemdetaalleerders tamelijk veel moeite mee hebben.Verder onderzoek zol zich daarommoetenrichten tot verderekwalitatieve analysesvan connectiefgebruikdoor Franstaligeleerdersvan het Nederlands,maar globaler ook tot de verschillendetechniekendie de leerdershanterenom hun discoursecoherentte maken.
Literatuurlijst Bestgen,Y. (1998).'Segmentation markersas traceand signalof discoursestructure.'Journalof Pragmatics,29: 753-:763. Goldman,S. & Murray,J. (1992).'Knowledge of connectors ascohesiondevicesin text: a comparative studyof native-English andEnglish-as-a-second-language gy, 84: 504-519. speakers.' Journalof Educational Psycholo 'Cormector Granger, S. & Petch-Tyson, S. (1996). usagein theEnglishessaywriting of nativeandnon-nativeEFL speakers of English.'WorldEnglishes,15: 17-27. Hiligsmann,Ph. (1997).Linguïstische aspecten enpedagogische implicatiesvan de tussentaalvan Franstalige M.O.-leerdersvan het Nederlands.Genève:Droz. Hyland, K. (1998). 'Persuasionand context: the pragmaticsof academicmetadiscourse.'Journal of Pragmatics,30:.431455. Kerr-Barnes,B. (1998). 'The acquisition of connectorsin French L2 narrative discourse.'Journal of FrenchLanguageStudies,8: 189-208.
VensleceN & Mepeopr,rNcpw / 84
Lagerwerf, L. (1998). Causal ConnectivesHave Presuppositions:Effects on Coherence and DiscourseStructure.PhD thesis.Tilbure: KatholiekeUniversiteit Brabant. Oversteegen,B. (1997). 'On the pragmaticnature of causaland contrastiveconnecÍives.' DiscourseProcesses,24: 51-85. PanderMaat, H. (1998). 'Classifying negativecoherencerelationson the basisof linguistic evidence.'Journal of Pragmatics,30: 177-204. PanderMaat, H. & Degand,L. (2001). 'Scaling causalrelations and connectivesin terms of speakerinvolvement.' CognitiveLinguistics, 12: 2ll-245. Perrez,J. (2006). Connectieven,TekstbegripenVreemdetaalverwerving.Een studie van de impact van causaleen contrastieveconnectievenop het begrijpenvan teksten in het Nederlands als vreemde taal. Onvitgegeven proefschrift. Louvain-laNeuve: Université catholiquede Louvain.
[30 juni 2008]. "'Kleine (1992). Redeker,G. woordjes" in spontaantaalgebruik- stoplapjesof signalen voor de lezerÁuisteraar.' ToegepasteTaalwetenschapin Artikelen, 43: 55-65. Sanders,T., Spooren,L. & Noordman,L. (1992).'Toward a taxonomy of coherence relations.'DiscourseProcesses.15: l-35.
VensreceN& MnosoemqoeN/ 85