Nieuwe bedrijfsindeling en kengetallen ten behoeve van vergunningverlening, controle en handhaving voor wat betreft bedrijven die vallen onder de Wet milieubeheer Versie 25 oktober 2002
Maakt onderdeel uit van “Programmatisch Handhaven in Hilversum”
Nieuwe bedrijfsindeling en kengetallen ten behoeve van vergunningverlening en controle handhaving voor wat betreft bedrijven die vallen onder de Wet milieubeheer Samenvatting Nieuwe bedrijfsindeling en kengetallen De voorliggende nota “Nieuwe bedrijfsindeling en kengetallen ten behoeve van vergunningverlening, controle en handhaving voor wat betreft bedrijven die vallen onder de Wet milieubeheer” maakt integraal deel uit van het ingezette beleid programmatisch handhaven en is in dit kader inhoudelijk besproken in de stuurgroep Programmatisch Handhaven onder voorzitterschap van de burgemeester. Vanaf 1 januari 1998 worden gemeenten geacht in een nieuw planningssysteem aan te geven wat de milieubelasting van een bedrijf is. Voordien (op grond van de Hinderwet) werd er voornamelijk op leefbaarheidsaspecten gecontroleerd. De capaciteit voor de uitvoering van de wettelijke milieutaken was hieraan gerelateerd. De oude bedrijfsindeling ging uit van vier categorieën met daarbij behorende kengetallen waarbij categorie 4 de zwaarste was die twee keer per jaar gecontroleerd moest worden. In Hilversum zijn er ongeveer 1650 bedrijven waarvan bij circa 1300 alleen leefbaarheidsaspecten (gevaar, schade en hinder) gelden. Daarnaast vallen ongeveer 350 bedrijven onder één of meer criteria van duurzaamheidsaspecten (belasting voor het milieu). In Hilversum zijn 9 bedrijven als extra risicovol bestempeld, welke bijzondere aandacht krijgen. De nieuwe bedrijfsindeling is in deze nota uiteengezet. Bedrijven met alleen leefbaarheidsaspecten vallen in de categorie A t/m C, waarbij A gelijk staat aan de oude categorie 1 en B aan de oude categorie 2. In C zijn de oude categorieën 3 en 4 bedrijven terug te vinden.Bedrijven die tevens duurzaamheidsaspecten hebben, vallen in de groepen D t/m F. Bij de beschrijvingen staan ook vermeld met welke frequentie de verschillende bedrijven gecontroleerd gaan worden en met welke intensiteit zodat ook de personele inzet zichtbaar wordt. Grote bedrijven met hoge gebruikscijfers (categorie F) en het hoogste toetsingsniveau worden het meest en met de grootste tijdbesteding gecontroleerd. Duurzaamheidsaspecten zijn: elektra-, gas- en waterverbruik en het aantal personeelsleden. Deze indicatoren hangen samen met de uitstoot van schadelijke stoffen en verspilling van grondstoffen. Aan de indicatoren is een wegingsfactor gekoppeld: voormalige milieucategorie 1 t/m 4 45% elektraverbruik (indeling in 3 klassen) 14% gasverbruik (indeling in 3 klassen) 9% waterverbruik (indeling in 3 klassen) 9% werknemers 23%
(=gerelateerd aan afvalpreventie en vervoersmanagement)
Genoemde wegingsfactoren zijn de maximaal haalbare per bedrijf per indicator. Door deze wegingsfactoren mede gelet op het verbruik op een bedrijf toe te passen kan afhankelijk van het puntentotaal het bedrijf ingeschaald worden In de nota worden de Milieugroepen A t/m F nog eens afzonderlijk beschreven waarbij de controlefrequentie wordt genoemd: Milieugroep A: minimaal 1 x per 12 jaar Milieugroep B: minimaal 1 x per 6 jaar Milieugroep C: minimaal 1 x per 3 jaar Milieugroep D (minder dan 40 punten) : minimaal 1 x per 5 jaar Milieugroep E (41 t/m 74 punten) :minimaal 1 x per 3 jaar Milieugroep F (75 t/m 100 punten) :minimaal 1 x per jaar
2
Kengetallen
Milieucategorie (Oud) 2 3 4 0,20 0,20 0,20 30 60 130 0,20 0,50 1,00 4 8 13
vergunningfrequentie uren per bezoek controlefrequentie uren per controle
1 0,20 20 0,10 3
uren/sommatiebrief uren/dwangsom
4,25 8,25
4,25 8,25
6,25 9,25
9,25 13,25
vooroverleg verruimde reikwijdte uren per bedrijf
16
16
16
16
A 0,05 15 0,08 1,5
B 0,05 15 0,17 3
3,00 8,00
4,00 8,00
Milieugroep (Nieuw) C D E 0,10 0,10 0,13 30 30 70 0,33 0,20 0,33 8 6 10 8,00 8,00
F 0,33 115 1.00 20
6,00 9,00
9,00 12,00
14,00 14,00
6
25
40
Voor wat betreft de 9 risicovolle bedrijven binnen Hilversum blijft de controle 2x per jaar op de veiligheidsaspecten en voor wat betreft opslag en verkoop vuurwerk 1x per jaar De nieuwe systematiek lijkt aan te sluiten bij de bestaande formatie.
Aanleiding De afgelopen jaren is door de gemeente veel werk verzet en is de achterstand ingelopen die bestond op milieutechnische voorzieningen bij bedrijven. Het ging hierbij veelal om voorzieningen om gevaar, schade en hinder in de directe omgeving te voorkomen, zoals het aanbrengen van vloeistofdichte vloeren, geluidsbegrenzers, sanering van tanks, brandblusmiddelen en kluizen voor gevaarlijke stoffen. Het treffen van dit soort maatregelen (leefbaarheidsaspecten) begint nu in een beheersfase te komen. Grote milieuwinst is hier niet meer te verwachten. Nu wordt gevraagd meer aandacht te besteden aan duurzaamheid, omdat juist daar milieuwinst is te behalen. De momenteel beschikbare capaciteit voor de uitvoering van wettelijke milieutaken is gerelateerd aan kengetallen die gebaseerd zijn op leefbaarheid (uit het BUGM/VOGM tijdperk 1986 t/m 1997) BUGM staat voor Bijdrageregeling Uitvoering Gemeentelijk Milieubeleid. VOGM betekent: Vervolgbijdrageregeling Ontwikkeling Gemeentelijk Milieubeleid. Per 1 januari 1998 liep de rijksregeling VOGM af. Gemeenten zijn vanaf dat moment niet meer strikt gehouden aan de landelijk vastgestelde kengetallen en bezoekfrequenties. De gemeente heeft nu zelf de beleidsvrijheid te bepalen hoe het de milieugelden besteedt.
Doel Een nieuw planningssystematiek op te zetten waarin de milieubelasting beter tot uiting komt. Juist bedrijven die hun eigen verantwoordelijkheid ten aanzien van de door hen veroorzaakte milieubelasting niet of onvoldoende nemen krijgen prioriteit. Tijd dus voor een Bedrijfsindeling op maat.
Beoogd resultaat Het behouden van het beheersniveau en daar waar nog milieuwinst is te halen de bedrijven met gerichte controles te stimuleren tot het doen van onderzoeken naar energiebesparingsmaatregelen en het invoeren van vervoersmanagement. Indien niet vrijwillig wordt meegewerkt dan het maken van plannen en de uitvoering daarvan te verplichten middels oplegging nieuwe voorschriften en nadere eisen.
Bestaande situatie De oude bedrijfsindeling overeenkomstig de BUGM ging uit van 4 categorieën gebaseerd op leefbaarheid (gevaar, schade en hinder) met de daarbij behorende kengetallen, waarbij categorie 4 bedrijven (de zwaarste bedrijven) 2x per jaar gecontroleerd moesten worden met een tijdsbesteding van 48 uur per controle.
3
Van de ongeveer 1650 Hilversumse bedrijven, die vallen onder de werkingssfeer van de WM zijn er ca 1300 waarbij alleen leefbaarheidsaspecten spelen. Toezicht op deze bedrijven blijft noodzakelijk, om het bereikte resultaat op het huidige niveau te houden. Toezicht zal nog een groot deel van de werkzaamheden betreffen, ook als controles iets minder frequent plaatsvinden. Verder kunnen naast de periodiek controles ook projectmatig aspectcontroles uitgevoerd worden. Circa 350 bedrijven vallen onder één of meer van de criteria van de verruimde reikwijdte Recentelijk is een lijst van minister Pronk verschenen waarin een aantal bedrijven als extra risicovol worden aangegeven, in Hilversum zijn 9 inrichtingen die op deze lijst voorkomen. Onduidelijk is nog in hoeverre genoemde lijst nog zal worden uitgebreid, de komende jaren zal hier meer duidelijk over komen. Bedrijven op deze lijst krijgen los van de beschreven methodiek extra aandacht. Ook moet de gemeente meer aandacht geven aan externe veiligheid en de verruimde reikwijdte (duurzaamheidaspecten). Wat is de verruimde reikwijdte? In 1993 is de Hinderwet vervangen door de Wet milieubeheer (Wm). Deze heeft een zogenaamde verruimde reikwijdte ten opzichte van de Hinderwet, wat betekent dat duurzaamheidaspecten een rol zijn gaan spelen bij de vergunningverlening en de wetshandhaving. Bij vergunningverlening en wetshandhaving in het kader van de Hinderwet was het doel “gevaar, schade en hinder” door bedrijfsmatige activiteiten zoveel mogelijk beperkt te worden. De Hinderwet was met name gericht op de leefbaarheid. De Wm daarentegen richt zich op de bescherming van het milieu. Anders gezegd: het milieu is aangemerkt als belanghebbende die bescherming geniet, en de reikwijdte van de wetgeving gaat tegenwoordig verder dan de traditionele Hinderwetaspecten. De Wm richt zich op leefbaarheid en duurzaamheid. Om invulling te kunnen geven aan de verruimde reikwijdte en externe veiligheid is het noodzakelijk de categorie-indelingen hierop aan te passen. Bedrijven met een hoog verbruik en/of veel medewerkers zullen het milieu zwaarder belasten dan kleinere bedrijven. Het is daarom van belang geworden om naast de eerder genoemde leefbaarheidsaspecten bij de planning ook duurzaamheid mee te wegen in de milieubelasting. De oude bedrijfsindeling kan gebruikt worden als indicatie voor de leefbaarheidsaspecten (hinder) en vormt de basis voor een nieuwe bedrijfsindeling. Hiertoe is een nieuwe milieugroepenindeling gemaakt overéénkomstig het Amsterdamse model, waar het inmiddels in de praktijk is gebracht en beproefd. Het voordeel van dit model is dat relatief éénvoudig een andere categorie indeling kan worden gemaakt waarbij bedrijven zodanig worden heringedeeld dat bedrijven waar de grootste milieuwinst kan worden gehaald en externe veiligheid van belang is in de zwaarste milieugroep komen zijnde C (voor alleen leefbaarheidaspecten) en F (voor leefbaarheids- en duurzaamheidaspecten).
De nieuwe bedrijfsindeling Bedrijven met alleen leefbaarheidaspecten zijn ingedeeld in milieugroep A t/m C en de bedrijven met ook duurzaamheidaspecten in milieugroep D t/m F. Voor duurzaamheidaspecten zijn de volgende indicatoren benoemd: elektra-, gas- en waterverbruik en aantal personeelsleden. Genoemde indicatoren hangen samen met de uitstoot van schadelijke stoffen (CO2/NOx) en verspilling van grondstoffen. Daarmee worden de belangrijkste duurzaamheidthema´s afgedekt. Voor de leefbaarheidaspecten wordt de bestaande milieucategorie (1t/m 4) genomen. In de milieugroepen D t/m F wordt de indicator voor leefbaarheid gecombineerd met indicatoren voor duurzaamheid. Externe veiligheid was voornamelijk van toepassing op bedrijven in de oude categorie 4 en zullen na herindeling in de milieugroepen C en F terechtkomen.
4
Aan de milieu-indicatoren zijn wegingsfactoren verbonden om zodoende per bedrijf een bepaalde score vast te kunnen stellen. Indicatoren en wegingsfactoren milieu-indicator voormalige milieucategorie 1t/m 4 elektraverbruik gasverbruik waterverbruik werknemers
wegingsfactor 45 % 14% 9% 9% 23% Totaal 100% Genoemde wegingsfactoren zijn de maximaal haalbare per bedrijf per indicator. Voor duurzaamheid is de score voor het aanwezige personeel namelijk 23% opvallend hoog. Dit komt omdat het aantal personeelsleden een indicator is welke gerelateerd is aan afvalpreventie (bij meer dan 10 werknemers) en aan vervoersmanagement (bij meer dan 100 medewerkers). Daarnaast heeft het aanwezige personeel indirect een invloed op water, gas- en elektraverbruik. Daardoor hebben water-, gas- en elektraverbruik een kleinere wegingsfactor gekregen. Voor leefbaarheidsaspecten geldt zoals eerder aangegeven de voormalige milieucategorie met een indeling in vier klassen. Voor het vaststellen van een score geldt voor een categorie 4 bedrijf dus 45 punten en voor een categorie 1 bedrijf ¼ x 45 = 11 punten De indicatoren voor elektra-, gas- en waterverbruik zijn verdeeld in drie verbruiksklassen: laag, midden en hoog verbruik. Voor klasse 1 (laag verbruik) is aansluiting gezocht bij de grenzen zoals deze worden genoemd in de nieuwe AMvB´s. Onder deze grens is juridisch geen basis om eisen te kunnen stellen aan de bedrijven. Voor klasse drie (hoog verbruik) is aansluiting gezocht bij de grootverbruikersgrenzen van het energie- en waterleidingbedrijf.
Dit geeft het volgende overzicht: klasse 1 Elektraverbruik
<50.000kWh
Gasverbruik
<25.000 m3
Waterverbruik
<5.000 m3
Werknemers
<10
klasse II 50.000 kWh100.000kWh 25.000 m3170.000 m3 5.000 m310.000 m3 10-100
klasse III >100.000 kWh >170.000 m3 >10.000 m3 >100
Een individueel bedrijf in de milieugroep D t/m F krijgt nu een aantal punten. De punten worden berekend en zijn afhankelijk van de gebruikscijfers en de wegingsfactoren. Een score in klasse II geeft 2/3 van de wegingsfactor en een score in klasse III een score van 3/3 De milieucategorieën zijn ingedeeld in vier klassen. Dus een bedrijf in milieucategorie 2 geeft een score van 2/4 van de wegingsfactor. Voor bedrijven in de milieugroep A t/m C geldt deze toedeling van punten niet. Er spelen bij deze bedrijven geen duurzaamheidsaspecten waarop gehandhaafd kan worden, maar alleen leefbaarheidsaspecten. De voormalige milieucategorie 1 wordt volgens deze planningmethodiek groep A, categorie 2 wordt groep B en milieucategorie 3 en 4 komen in groep C. 5
Als een bedrijf een score heeft in klasse I bij de duurzaamheidsaspecten worden geen punten toegekend. Een bedrijf kan een minimum score hebben van 17 punten (milieucategorie 1 en alleen het aspect gasverbruik tussen 25 en 170 duizend m3) en maximaal honderd punten (milieucategorie 4 en alle overige duurzaamheidsindicatoren in klasse III). De onderstaande tabellen geven aan hoe de verdeling van de oude VNG milieucategorie (1 t/m 4) vertaald is over de nieuwe milieugroepen A t/m F. Hoe hoger de letter, hoe zwaarder de milieubelasting van het bedrijf. Totaal aantal bedrijven
1 2 3 4
A 307 0 0 0
B 0 878 0 0
C 0 0 126 9
D 16 90 1 0
E 5 112 92 9
F 0 4 10 13
328 1084 229 31
307
878
135
107
218
27
1672
Dit resulteert voor AMvB bedrijven in de volgende tabel: aantal AMvB bedrijven
1 2 3 4
A 301 0 0 0
B 0 834 0 0
C 0 0 81 2
D 13 75 0 0
E 4 91 55 0
F 0 3 4 3
318 1003 140 5
301
834
83
88
150
10
1466
Voor vergunningplichtige bedrijven resulteert dit in de onderstaande tabel: aantal vergunningplichtige bedrijven
1 2 3 4
A 6 0 0 0
B 0 44 0 0
C 0 0 45 7
D 3 15 1 0
E 1 21 37 9
F 0 1 6 10
10 81 89 26
6
44
52
19
68
17
206
Toelichting op de milieugroepen Milieugroep A: Controlefrequentie minimaal 1x per 12 jaar Kleine bedrijfjes, zoals kantoren <150m2, kappers, dokters en tandartspraktijken, kleine detailhandel, en ook kerken, kunstenaars, fietsenstallingen, poldergemalen, gasdruk-, meet- en regelstations en hoveniers. Bedrijven die zich kenmerken door een lage milieubelasting. 6
Geen periodieke controle meer bij deze groep. Als zich klachten voordoen bij dit type bedrijven wordt de inrichting direct integraal gecontroleerd. Dat het hier om een weinig milieubelastende groep gaat blijkt uit het feit dat maar vijf procent van de klachten wordt veroorzaakt door dit type bedrijven.
Milieugroep B: Controlefrequentie minimaal 1x per6 jaar Bedrijven zoals slagers, bakkers, vishandel, horeca sportaccommodaties en schoonmaakbedrijven vallen in deze groep. Een grote groep bedrijven waarbij stank- en geluidhinder voor de directe omgeving een grote belasting kunnen vormen voor de directe omgeving. De periodieke controle vindt iets minder frequent plaats met een kleinere tijdsbesteding, afhankelijk van de houding van het bedrijf. Binnen deze groep blijven de meest belastende bedrijven met een slechte bedrijfsvoering frequenter gecontroleerd worden. Milieugroep C: Controlefrequentie minimaal 1x per 3 jaar Kleine productiebedrijfjes, autospuiterijen, verfgroothandels, aannemers, installateurs, benzinestations zonder LPG. Gevaarsaspecten en afgifte van gevaarlijk afval voeren hier de boventoon. Minder frequente periodieke controle met een iets geringere tijdsbesteding. Milieugroep D: (<40 punten) Controlefrequentie minimaal 1x per 5 jaar Kleine bedrijven zoals kantoren, detailhandel, garagebedrijven met slechts één aspect van de verruimde reikwijdte. Verhoogde aandacht voor de duurzaamheidsaspecten. De periodieke controle vindt vaker plaats, zodat de voortgang van de besparende maatregelen gevolgd kan worden. Milieugroep E: (41 t/m 74 punten) Controlefrequentie minimaal 1x per 3jaar Middelgrote kantoren en scholen, zwembaden en grote detailhandel behoren tot deze groep. Belangrijkste aandachtspunten hierbij zijn energiebesparing, afvalscheiding en afvalpreventie. Grote aandacht voor aspecten van de verruimde reikwijdte en frequente controle op de uitvoering van de maatregelen om tot energiebesparing te komen. Milieugroep F: (75 t/m 100 punten) Controlefrequentie minimaal 1x per jaar Grote bedrijven, zoals grote warenhuizen, AV bedrijven en kantoren met hoge gebruikscijfers, maar ook fabrieken en ziekenhuizen. en risicovolle bedrijven( lijst Pronk) Belangrijkste aandachtspunten zijn energiebesparing, afvalpreventie en afvalscheiding, waterbesparing, vervoersmanagement en veiligheid met hoge frequentie en periodieke controle, gezien de aard van de bedrijven met een forse tijdsbesteding, gelet op het beoordelen van energiescans en bedrijfsenergieplannen en het begeleiden van bedrijven bij de uitvoering van de besparende maatregelen en het beoordelen van vervoersmanagementonderzoeken en de invoering ervan.
Voorbeeld In bijgaand voorbeeld wordt aangegeven hoeveel punten het gebouw van DSO volgens deze methodiek krijgt: wegingsfactoren 45 9
indicatoren milieucategorie
gegevens 2
gasverbruik
67.000 m3
Punten 2/4 x 45 = 22 klasse II
2/3 x 9 = 6 7
14
elektragebruik
395.000 kWh 2500m3 150
9 waterverbruik 23 werknemers Totaal aantal punten
klasse III
3/3 x 14 = 14
Klasse I klasse III
0 3/3 x 23 = 23 65
Onder toelichting op de milieugroepen staat aangegeven in welke milieugroep DSO valt met 65 punten zoals uit het voorbeeld blijkt. Dit blijkt dus milieugroep E te zijn waarbij de belangrijkste milieuaandachtspunten zijn: energiebesparing, afvalscheiding en afvalpreventie.. Uit de kengetallen tabel blijkt dat de controlefrequentie 1x per 3 jaar zal zijn De nieuwe bedrijfsindeling geeft nu aan welke accentverschuiving zal plaatsvinden in de bezoekfrequentie en tijdsbesteding. Zoals aangegeven in de toelichting op de milieugroepen A t/m C, zal er minder frequent periodiek gecontroleerd worden op de leefbaarheidaspecten. Binnen de nieuwe methodiek zal dan ook ruimte vrijgemaakt worden, door het inwisselen van reguliere integrale controles voor (thema)aspectcontroles, voor toezicht op gedragsvoorschriften, zoals geluidsvoorschriften bij de horeca, afgifte gevaarlijk afval en afvalwatermonsters. Daarmee zullen de bedrijven ervaren dat er toch regelmatig toezicht is op de bedrijfsvoering. Bij de milieugroep C met een controlefrequentie van 1x per 3 jaar zullen als dit één van de 9 risicovolle bedrijven betreft, deze 2x per jaar op de veiligheidsaspecten worden gecontroleerd.en opslag en verkoop van vuurwerk uiteraard 1x per jaar al is het een milieugroep A of B bedrijf Met de nieuwe groepsindeling is vastgesteld met welke frequentie de bedrijven bezocht moeten worden en welke tijdsbesteding hiervoor geldt. Bedrijven gelegen in een beschermingsgebied zoals waterwingebieden en grondwaterbeschermingsgebieden worden een klasse hoger ingeschaald, waardoor ze frequenter worden gecontroleerd voornamelijk op bodembedreigende opslagen en handelingen met bodemverontreinigende stoffen. Voor milieugroep A bedrijven is een controle frequentie van 1x per 12 jaar ingepland met de daarbij behorende tijd voor een integrale controle, dit betekend eigenlijk geen periodieke controle meer maar de geplande tijd wordt ingezet bij klachten en aspectcontroles in deze milieugroep.Aangezien het hier vnl. bedrijven betreft met nauwelijks gevaar schade of hinderaspecten is de vermindering van 1x per 10 jaar naar 1x per 12 jaar met een mindere tijdsbesteding verantwoord te noemen In onderstaande tabel worden de bezoekfrequenties en de oude gehanteerde kengetallen (milieucategorie 1 t/m 4) en de nieuwe kengetallen voor de milieugroepen A t/m F getoond.
Kengetallen Oud
Nieuw
Milieucategorie
Milieugroep
1
2
3
4
A
B
C
D
E
F
vergunningfrequentie uren per bezoek
0,20 20
0,20 30
0,20 60
0,20 130
0,05 15
0,05 15
0,10 30
0,10 30
0,13 70
0,33 115
controlefrequentie uren per controle
0,10 3
0,20 4
0,50 8
1,00 13
0,08 1,5
0,17 3
0,33 8
0,20 6
0,33 10
1.00 20
8
uren/sommatiebrief uren/dwangsom
4,25 8,25
4,25 8,25
6,25 9,25
9,25 13,25
vooroverleg verruimde reikwijdte uren per bedrijf
16
16
16
16
3,00 8,00
4,00 8,00
8,00 8,00
6,00 9,00
9,00 12,00
14,00 14,00
6
25
40
De nieuwe categorie-indeling en de daarbij behorende kengetallen voor wat betreft vergunning- en controle frequentie en de daarbij geplande uren per bezoek kunnen als dit uit bijvoorbeeld het tijdschrijven blijkt in de komende jaren nog worden bijgesteld.
Capaciteit Voor de nieuwe opzet is de volgende capaciteit noodzakelijk: Vergunningverlening Milieugroep A 1per jaar á 15 uur Milieugroep B 2 per jaar á 15 uur Milieugroep C 5 per jaar á 30 uur Milieugroep D 2 per jaar á 36uur Milieugroep E 9 per jaar á 95uur Milieugroep F 6 per jaar á 155 uur Totaal
15 uur 30 uur 150 uur 72 uur 855 uur 930 uur 2037 uur Controle/handhaving
Milieugroep A 25 per jaar á 4.5 uur Milieugroep B 146 per jaar á 7 uur Milieugroep C 38per jaar á 16 uur Milieugroep D 21 per jaar á 21 uur Milieugroep E 72 per jaar á 44 uur Milieugroep F 27 per jaar á 74 uur Totaal
112 uur 1022 uur 608 uur 441 uur 3168 uur 1998 uur 7349 uur
De totaal benodigde capaciteit voor genoemde taken is dus 9386 uur is nu 9400 uur hetgeen betekent dat naar alle waarschijnlijkheid met de bestaande capaciteit, conform de nieuwe indeling en werkwijze, kan worden volstaan. Over 1 jaar na introductie zal een evaluatie plaatsvinden. Het behandelen van ingekomen meldingen circa 100 per jaar zal qua tijdsbesteding gelijk blijven aan de vorige jaren
Communicatie Hilversum wil zijn communicatie richten op positieve beïnvloeding van het gedrag van de verschillende doelgroepen opdat onveilige situaties worden voorkomen en tijdrovende en kostbare repressiemiddelen zo min mogelijk behoeven worden toegepast. Echter, dit onderdeel van het programmatisch handhaven is niet geschikt voor externe communicatie omdat het feitelijk een interne aanscherping van het interne werkprocessen betreft. In bredere zin zal op een actieve wijze zowel onderwerpgewijs als doelgroep- en gebiedsgewijs worden gecommuniceerd. Het communicatieplan “programmatisch handhaven” is in verre staat van ontwikkeling is zal de basis daarvoor zijn.
9
Evalueren Ondanks de in deze notitie nieuwe bedrijfsindeling en kengetallen beschreven risicofactoren stellen wij voor om te starten met de bestaande formatie capaciteit. Wel is het noodzakelijk om na een representatieve periode te bezien of de door het bestuur aangegeven doelen nog in relatie staan met de behaalde resultaten. Pas dan is het mogelijk om capacitaire conclusies te trekken met betrekking tot de bovenbeschreven omgevingsfactoren. Voorgesteld wordt om deze evaluatie parallel te laten lopen met de bestaande begrotingscyclus. Concreet betekent dit dat de eerste resultaten in de zomernota t.b.v. de begroting 2004 worden geanalyseerd en geëvalueerd.
10