ARREST VAN HET GERECHT (Vierde kamer) 3 maart 1994 Zaak T-82/92
M. Cortes Jimenez e.a. tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen
„Ambtenaren - Beroep tot nietigverklaring - Bevestigend besluit Voorwaarden voor toelating tot vergelijkend onderzoek - Universitaire opleiding als afsluiting waarvan diploma is toegekend - Opleiding van het korte type in Spanje"
Volledige Franse tekst
Betreft:
11-237
Beroep strekkende tot: - nietigverklaring van de besluiten van jury's van vergelijkende onderzoeken houdende bevestiging van de afwijzing van verzoekers' sollicitaties voor algemene vergelijkende onderzoeken, - erkenning van verzoekers' recht om op de lijst van de tot deze vergelijkende onderzoeken toegelaten kandidaten te worden geplaatst.
Beslissing: Verwerping.
I-A - 69
RÉSUMÉ - ZAAK T-82/92
Resumé van het arresi
De Commissie publiceert twee aankondigingen van algemeen vergelijkend onderzoek voor de vorming van een reserve voor de aanwerving van, respectievelijk, administrateurs en adjunct-administrateurs. Volgens de in punt II.B.2 van deze twee aankondigingen van vergelijkend onderzoek gestelde toelatingsvoorwaarden betreffende de vereiste getuigschriften of diploma's moeten de kandidaten een volledige (en volgens de Spaanse taalversie van die twee aankondigingen van vergelijkend onderzoek hogere) universitaire opleiding hebben genoten en in het bezit zijn van het als afsluiting daarvan toegekende diploma.
Verzoekers solliciteren en leggen de Spaanse diploma's over die als afsluiting van in dat land genoten universitaire opleidingen van drie jaar worden toegekend. De Commissie laat hun weten, dat de jury's hun sollicitaties hebben afgewezen, op grond dat zij niet hebben aangetoond, een volledige hogere universitaire opleiding te hebben genoten als afsluiting waarvan een diploma is toegekend. Nadat de jury's op vraag van verzoekers hun dossiers opnieuw hebben onderzocht, deelt de Commissie hun mee, dat de aanvankelijke afwijzingsbesluiten zijn bevestigd.
I - De conclusies strekkende tot nietigverklaring van de besluiten om verzoekers niet tot de vergelijkende onderzoeken toe te laten 1. De ontvankelijkheid Na onderzoek van de door de Commissie opgeworpen exceptie, dat het beroep niet-ontvankelijk is omdat de precontentieuze fase betrekking had op besluiten die de aanvankelijke afwijzingsbesluiten enkel en alleen maar bevestigden, herinnert het Gerecht eraan, dat een louter bevestigend besluit in de zin van een besluit dat vergeleken met een eerder besluit geen enleei nieuw element bevat en derhalve niet in de plaats van dat besluit is gekomen, inderdaad niet als een bezwarend besluit kan worden aangemerkt (r.o. 11 en 14).
Referentie:Hof 10 december 1980, Grasselli/Commissie,23/80, Jurispr. blz. 3709, r.o. 18; Hof 11 maart 1986, Adams e.a./Commissie, 294/84, Jurispr. blz. 977, r.o. 15 en 16
I-A - 70
CORTES JIMÉNEZ E.A. / COMMISSIE
Het Gerecht verwerpt de exceptie van niet-ontvankelijkheid, omdat de bestreden besluiten in de plaats van de aanvankelijke afwijzingsbesluiten zijn gekomen. De jury's hebben de sollicitaties immers daadwerkelijk opnieuw onderzocht, zoals blijkt uit de toelating van tal van andere sollicitanten die aanvankelijk van het examen waren uitgesloten, en zij hebben de motivering van hun aanvankelijke afwijzingsbesluiten verdiept door, zij het zeer bondig, te antwoorden op de nieuwe argumenten van verzoekers (r.o. 17).
2. Ten gronde a) Het eerste middel: schending Ambtenarenstatuut
van artikel 5,
lid 1, tweede alinea,
Het Gerecht wijst dit middel af, op grond dat artikel 5, lid 1, Ambtenarenstatuut niet eraan in de weg staat, dat in een aankondiging van vergelijkend onderzoek of door een jury bij de uitlegging van die aankondiging strengere voorwaarden worden gesteld dan de minimumvoorwaarden die uit de indeling van de ambten voortvloeien. Door voor categorie A „kennis op universitair niveau" te eisen, beoogt deze bepaling immers in algemene zin het mininumniveau van ambtenaren van deze categorie te omschrijven; zij betreft niet de aanwervingsvoorwaarden, die in artikel 29 en in bijlage III bij het Ambtenarenstatuut zijn geregeld.
Een aankondiging van vergelijkend onderzoek kan derhalve voor de toelating tot het vergelijkend onderzoek wettig eisen, dat de betrokkene een volledige hogere universitaire opleiding heeft genoten als afsluiting waarvan een diploma is toegekend, en een jury van een vergelijkend onderzoek kan sollicitanten aan wie na een universitaire opleiding van drie jaar een getuigschrift is afgegeven, dus wettig uitsluiten zonder het verwijt te lopen, dat zij artikel 5 Ambtenarenstatuut heeft geschonden omdat die bepaling geen onderscheid maakt tussen universitaire opleidingen van het lange type en universitaire opleidingen van het korte type en de betrokken getuigschriften universitaire getuigschriften zijn die in de Lid-Staat van afgifte als zodanig worden erkend (r.o. 19 en 20).
Referentie: Hof 13 juli 1989, JaenickeCendoya/Commissie, 108/88, Jurispr. blz. 2711, r.o. 24; Gerecht 7 februari 1991, Ferreira de Freitas/Commissie,T-2/90, Jurispr. blz. H-103, r.o. 54
I-A - 71
RÉSUMÉ - ZAAK T-82/92
b) Het tweede middel: schending van richtlijn 89/48 van de Raad betreffende een algemeen stelsel van erkenning van hoger-onderwijsdiplonia's waarmee beroepsopleidingen van ten minste drie jaar worden afgesloten Het Gerecht verwerpt dit middel op grond dat deze richtlijn, gesteld dat zij verbindend is voor de gemeenschapsinstellingen, in het onderhavige geval naar analogie noch krachtens het beginsel patere legem quam ipse fecisti kan worden ingeroepen. In de twaalfde overweging van de considerans van de richtlijn wordt immers verklaard, dat met deze richtlijn niet vooruitgelopen wordt op de toepassing van de artikelen 48, lid 4, en 55 EG-Verdrag. Dit voorbehoud betreffende de toegang tot betrekkingen in overheidsdienst moet ook in acht worden genomen ingeval men het door de richtlijn ingevoerde algemene stelsel van erkenning van diploma's zou willen toepassen in het kader van betrekkingen in dienst van de Gemeenschappen.
Het is waar, dat het Hof het begrip overheidsdienst restrictief heeft omschreven in de zin dat deze enkel de ambten omvat die, al dan niet rechtstreeks, deelneming aan de uitoefening van het openbaar gezag inhouden. Referentie: Hof 27 november 1991, Bleis, C-4/91, Jurispr. blz. 1-5627, r.o. 6
De functies van administrateur en adjunct-administrateur belast - volgens de twee aankondigingen van vergelijkend onderzoek — met scheppende werkzaamheden en studies in verband met bepaalde takken van het gemeenschapsbeleid en tewerkgesteld bij een van de instellingen van de Gemeenschap, moeten evenwel worden aangemerkt als functies die de specifieke kenmerken van activiteiten van een overheidsdienst in de zin van de artikelen 48, lid 4, en 55 van het Verdrag vertonen (r.o. 23).
c) Het derde middel: schending van de toelatingsvoorwaarden betreffende het bezit van een als afsluiting van een volledige universitaire opleiding toegekend diploma Verzoekers' middel, dat het tot aanstelling bevoegd gezag niet het recht had, van sollicitanten uit een land waarvan het universitair onderwijs twee soorten I-A - 72
CORTÊS JIMÉNEZ E.A. / COMMISSIE
opleidingen kent - een van gelijkwaardige getuigschriften waren van een als afsluiting diploma, tot het vergelijkend afgewezen.
het korte en een van het lange type - die met worden afgesloten, enkel degenen die in het bezit van een opleiding van het lange type toegekend onderzoek toe te laten, wordt door het Gerecht
Het Gerecht herinnert eraan, dat de jury ter zake van toelating van sollicitanten tot een vergelijkend onderzoek gebonden is aan de tekst van de aankondiging van het vergelijkend onderzoek, zoals die is gepubliceerd, en geen voorwaarden mag stellen die daar niet in voorkomen (r.o. 32). Referentie: Gerecht 28 november 1991, Van Hecken/ESC, T-158/89, Jurispr. blz. 11-1341, r.o. 23-25
Bij gebreke van een andersluidende bepaling in een verordening of richtlijn of in de aankondiging van het vergelijkend onderzoek, moet het vereiste dat de sollicitanten, om tot het algemeen vergelijkend onderzoek te worden toegelaten, in het bezit dienen te zijn van een universitair diploma, noodzakelijkerwijs worden begrepen in de betekenis die aan dat begrip wordt gegeven in de wettelijke regeling van de Lid-Staat waar de sollicitant heeft gestudeerd (r.o. 34).
Referentie: Jaenicke Cendoya/Commissie, reeds aangehaald, r.o. 14, Ferreira de Freitas/Commissie, reeds aangehaald, r.o. 32; Gerecht 11 februari 1992, Panagiotopoulou/Parlement,T-16/90, Jurispr. blz. 11-89, r.o. 49
Ingeval de in een Lid-Staat verstrekte universitaire opleiding twee achtereenvolgende cycli omvat, waarvan de tweede aan verdieping en specialisatie wordt besteed, past een jury de aankondiging van vergelijkend onderzoek en het relevante nationale recht correct toe wanneer zij oordeelt, dat sollicitanten die de opleiding van de eerste cyclus hebben voltooid, geen volledige hogere universitaire opleiding hebben genoten zoals in de aankondiging van vergelijkend onderzoek wordt geëist (r.o. 37 en 38).
I-A - 73
RÉSUMÉ - ZAAK T-82/92
d) De twee onderdelen van het vierde middel: non-discriminatiebeginsel
schending
van het
Het Gerecht is van oordeel, dat zelfs in de veronderstelling dat een sollicitant met een diploma dat overeenkomt met het aan verzoekers afgegeven diploma tot het examen van een van de omstreden vergelijkende onderzoeken zou zijn toegelaten, gelijk verzoekers beweren, een verkeerde toepassing van de tekst van de aankondiging van vergelijkend onderzoek geen schending van het non-discriminatiebeginsel kan opleveren (r.o. 43).
Referentie: Gerecht 14 mei 1991, Zoder/Parlement, T-30/90, Jurispr. blz. 11-207, r.o. 26
Bovendien kan een kandidaat voor een vergelijkend onderzoek zich tot staving van een beroep tot nietigverklaring van het besluit van de jury om hem met tot het vergelijkend onderzoek toe te laten, zich niet met succes beroepen op de toelatingsvoorwaarden van andere vergelijkende onderzoeken die door andere instellingen anders en met een ander doel waren georganiseerd (r.o. 44).
Referentie: Hof 28 april 1983, Lipman/Commissie, 143/82, Jurispr. blz. 1301, r.o. 10; Panagiotopoulou/Parlement.reeds aangehaald, r.o. 79
Iï - De andere conclusies van verzoekers Aangezien alle tot staving van het beroep aangevoerde middelen moeten worden afgewezen, stelt het Gerecht vast, dat verzoekers' conclusies strekkende tot erkenning van hun recht om op de lijst van toegelaten kandidaten te worden geplaatst, ongegrond zijn en derhalve moeten afgewezen, zonder dat het Gerecht zich behoeft uit te spreken over de ontvankelijkheid ervan (r.o. 47).
Dictum: Hei beroep wordt verworpen. I-A - 74