Maleisië 1997
samen met Antoon van de Molengraaf en Antje van Elst van 14 juli t/m 6 augustus
• Cameron Highlands • Ipoh • Kuala Lumpur • Kuala Mu • Malacca • Marang • Pulau Penang • Seguni Petani • Singapore • Thailand 1
Waarom Maleisië? ____________________________________________________________________ 3 Kleine dingen die me opvielen__________________________________________________________ 3 Het verkeer, met name het motorrijden _______________________________________________ 4 Eten en drinken ______________________________________________________________________ 6 De eerste dagen______________________________________________________________________ 6 Kuala Lumpur – Marang _______________________________________________________________ 7 Pulau Penang _________________________________________________________________________ 8 Thailand _____________________________________________________________________________ 9 Seguni Petani________________________________________________________________________ 10 Ipoh ________________________________________________________________________________ 11 Kuala Mu Charity Expedition _________________________________________________________ 12 Cameron Highlands __________________________________________________________________ 14 Malacca _____________________________________________________________________________ 15 Singapore ___________________________________________________________________________ 16
2
Waarom Maleisië? Anton is er een paar jaar geleden al geweest. Toen maakte hij kennis met de mensen van Asian Adventure, een klein organisatiebureau, maar een autoriteit op het gebied van terreinrijden met auto’s. Ze organiseren eenvoudige trips in de jungle, maar ook expedities. Er zijn trainingen voor bedrijven, politie, leger etc. In Desaru aan de grens met Singapore is het Camel Challenge Trophy Training Centre. Er zijn 6 verschillende parkoersen, variërend van gemakkelijk tot bijna onmogelijk. Daarnaast organiseren ze het e.e.a. voor zowel “dirt-bikes” als toermotoren, zijn verantwoordelijk voor de logistieke organisatie bij de Malaysia wielertour, de Malaysia 4WD Challenge en andere grote evenementen. Anton was onder de indruk van het land, de gastvrijheid van de mensen en vooral de jungle trip “Trail Blazer”. Hij had het voornemen om nog eens terug te gaan en maakte ook ons enthousiast. Hij belde dus met Halim van Asian Adventure om te vertellen dat we een vakantie van 4 weken planden en vroeg om wat hulp. Wij konden zelf geen adressen vinden voor de huur van motoren. Al gauw stond er een reisplan op papier, een plan wat later gemiddeld 2x per week zou worden aangepast. Toen bleek dat we met slechts twee stellen waren, werden de eigen motoren aangeboden. Anton kreeg de beschikking over de BMW 1100 GS van Wanmokhtar, ikzelf de Yamaha 750 Super Ténéré van Halim. Beide mèt kofferset. Een genereus aanbod als je bedenkt dat het land een invoerbelasting kent van 175 % en de motoren er peperduur zijn. Inclusief een korte trip naar Thailand hadden we met deze motoren zo’n 2.000 km gereden toen er een telefoontje kwam dat de BMW helaas terug moest, maar we kregen de beschikking over de “Turtle Ninja”. Dit bleek een Toyota Landcruiser te zijn, enigszins verhoogd en voorzien van een lier. Een 6 cilinder 4.2 diesel zorgt voor de aandrijving. Hier reden we 1.600 km mee rond, en wisten zelfs “illegaal” in Singapore te komen.
Kleine dingen die me opvielen Als je voor de eerste keer een werelddeel of een land bezoekt dan vallen sommige dingen meteen op, andere zie je pas als je wat beter kijkt. Dat ze er links rijden wist ik al, en ik kwam er al gauw achter dat er ontzettend veel lichte motoren rijden. Voornamelijk de Honda Cub, de 100 cc ééncilinder viertakt met het bekende schuine tankje en de beenschilden. Op weg van het vliegveld naar Kuala Lumpur zag ik de eerste rijder met een jasje achterstevoren aan, de kraag aan de voorkant dus. De rits aan de achterkant was open. Ik moest onwillekeurig even lachen want een mop schoot me te binnen: een motorrijder heeft tegen de kou zijn jas achterstevoren aan, krijgt een ongeluk en ligt bewusteloos naast de weg. Een boertje zegt:” Daarnet leefde hij nog, toen heb ik zijn hoofd rechtgezet, en nou beweegt hij niet meer.” Al gauw bleek dat het merendeel zo rondreed. Toch maar eens vragen waarom? De motor is het goedkoopste vervoermiddel én het snelste in het soms chaotische verkeer. Nadeel is dat je vanwege het stof heel vlug vuil wordt, zodat een dun jack uitkomst biedt. Heb je de rits aan de voorkant dan moet je die dus dichtmaken, bij 35 graden...... Een ander fenomeen is de thee in een zakje. Geen theezakje, maar vers gezette thee in een plastic zakje. Stel je hebt dorst en koopt een paar blikjes cola om mee te nemen. Je laat de blikjes dus nog even dicht. Maar wat als je thee, koffie, of vers vruchtensap wilt meenemen bij een stalletje? Ons systeem van een plastic bekertje werkt niet in een drukke winkelstraat. Men schenkt de thee (of wat dan ook) in een plastic zakje, zet er rechtop een rietje in en bindt de zaak rond dit rietje dicht met een keurig lusje. Vijf thee in één hand is geen probleem, en op werkplekken zie je vaak een spijker met een kleine voorraad. Trouwens, tee-taree is aan te bevelen. Thee met gecondenseerde melk en gember, op een bepaalde manier ingeschonken. Neem geen verse melk tenzij je van vellen in je thee houdt... . Een aangename verrassing zijn de mensen. Het eerste wat je (in de regel) krijgt is een glimlach. De bevolking bestaat uit Maleiers, Chinezen en Indiërs, en uiteraard kruisingen tussen deze drie. Het overgrote deel is moslim, maar je hebt ook Hindoeïsme en Boeddhisme. De kleuren variëren van het geelwitte van de Chinees, via het bruine van de Maleier tot het bijna zwarte van de Indiër. Toch werkt en woont het allemaal samen, een voorbeeld waar veel volkeren iets van kunnen leren.
3
Het overgrote deel spreekt en/of verstaat Engels, maar men waardeert het zeer als je probeert je in het Maleis uit te drukken. Iets waar Antje weinig problemen mee had. Een andere verrassing is de temperatuur. Je stapt vanuit een kantoor of hotel de straat op. Het is alsof je warm bad stapt, maar dan zonder water. Een sauna zonder damp. De warmte omarmt je gewoon. In Nederland beslaat je bril als je ergens binnenkomt, hier is het net andersom. Je zit in een auto met airco, en ziet dat een stuk van het zijraam beslagen is. Wegvegen kan niet, het zit immers aan de buitenkant. Wat ook erg opvalt is het groot aantal GSM’s. Bij ons zie je ook wel maar het is nogal duur. De jeugdige klanten van McDonalds, het arme uitgemergelde Chinese visboertje op de markt, of de kwetterende huisvrouw: allemaal hebben ze een telefoon bij zich. Soms irritant, soms gevaarlijk, en soms verrekte gemakkelijk. Als je in een restaurant zit, is 1 op de 10 aan het telefoneren. Om te voorkomen dat iedereen naar zijn GSM-metje grijpt als de telefoon piept, hebben ze allemaal een ander oproeptoontje ingesteld. Bovendien hebben sommige mensen de neiging erg hard in zo’n ding te spreken. Dus gewoon niet op letten want anders kom je niet meer aan eten toe. Ook in het verkeer wordt natuurlijk getelefoneerd. Óók op de motor met de helm zo scheef mogelijk op. Slingerend door het spitsuur, één hand aan het stuur, de andere aan het oor, en ondertussen bukkend om onder de achteruitstekende lading van een vrachtauto door te kunnen. Maar soms ook gemakkelijk. Wij krijgen twee motoren mee op onze trip, en....... een telefoon. “Als er iets is, of we willen weten waar jullie zitten, of je wilt even naar Nederland bellen, of zo maar.....”
Het verkeer, met name het motorrijden Motorrijden in Maleisië is een genot. Een lekker temperatuurtje, geen vliegen, prima asfalt, zalige bochten, bijna steeds wat te zien naast de weg, leiden tot een motorinair hoogstandje. Een benzineprijs van 90 cent (diesel 50) draagt bij tot dit genot. Op de snelwegen is rekening gehouden met de motorrijder. Bij de tolstations is een apart weggetje gemaakt zodat men deze kan omzeilen. Wel hebben we meegemaakt dat een motor met flinke koffers net niet tussen de paaltjes door kon. Gelukkig zijn ze redelijk flexibel. Langs de weg zijn soms afdakjes gemaakt. Een bordje geeft aan dat dit is om te schuilen bij regenweer. Men hoeft zelfs niet van de motor af. Hoewel, het is warm water wat er naar beneden komt. Onderweg zijn tegen etenstijd overal stalletjes geopend. Voor heel weinig geld kun je hier prima en zonder risico eten. De hele trip geen diarree wil toch wat zeggen! Hier gebruik je het (warme) ontbijt, het middageten, en ‘s avonds veranderen delen van parkeerplaatsen in restaurants. De opmerking van Anton dat de ene helft van Maleisië kookt wat de andere helft vervolgens opeet, is terecht. Steeds werden we vriendelijk ontvangen. Omdat we zowel met de motor als met de auto op stap zijn geweest hebben we ook het verschil gemerkt. Op de motor werden we veel opener ontvangen. Misschien kwam dat ook wel omdat onze verschijning toch een klein beetje een bezienswaardigheid was. Het land is niet toeristisch en Europeanen op enorme motoren wekken toch de nieuwsgierigheid op. De aanschafprijzen van motoren liggen hoog, en auto’s zijn duur. Toch is het niet ongewoon dat men in een (welgesteld) gezin meerdere auto’s heeft. Op het platteland en op de snelwegen is het lekker rustig, maar in de grote steden als Kuala Lumpur, Ipoh of Pulau Penang is het verkeer een chaos. In de spits zijn twee versnellingen voldoende. De officiële verkeersregels zijn hetzelfde zijn als bij ons. “Aanpassingen” vinden plaats evenredig aan het verkeersaanbod. Dus simpel gesteld:
4
1. Het verkeer rijdt in twee verschillende richtingen, onze richting houdt links, het verkeer in de andere richting neemt de andere weghelft, en wordt tegenligger genoemd.
2. Inhalen door motoren mag eventueel ook links, liefst op het asfalt i.v.m. het stof. Je hebt alleen te maken met het verkeer vóór je, en een beetje met het verkeer naast je. Je geeft met de richtingaanwijzer aan wat je wilt, en het verkeer achter je houdt daar rekening mee. Handsignalen zijn echter duidelijker, kunnen niet aan blijven staan en scheppen minder verwarring. 3. Bij het inhalen moeten de onderlinge snelheidsverschillen laag worden gehouden, dan kun je je er gemakkelijker tussen wringen. Inhalende motoren mogen dat tegelijkertijd ook onderling doen. Voor tegenliggers moet je plaats maken, voor een motor een beetje, voor een vrachtauto veel. 4. Bij het de weg oprijden moet je genoeg plaats over laten voor het verkeer dat er al op zit. Op de motor is dat allemaal geen probleem maar in een grote auto met veel dode hoeken krijg je als chauffeur in het spitsuur soms het gevoel dat je meedoet aan een “crazy-race”. Omdat de onderlinge snelheidsverschillen klein zijn levert dat meestal geen problemen op. Toch hebben we een uurtje doorgebracht op de afd. Verkeerszaken van het politiebureau in Kuala Lumpur wegens een vermeende aanrijding. Een lichte motor ligt dus voor de hand: goedkoop en ook sneller. De berijders kun je vergelijken met de fietsers in Amsterdam: dezelfde mentaliteit en roekeloosheid. Ze flitsen tussen de files door, halen links en rechts in, ook via de berm of op de baan van de tegenliggers. Bij verkeerslichten wringen ze zich als mieren tussen de auto’s door. Voor oranje stopt men echter en er wordt absoluut niet door rood gereden. Er is immers geen overlap is met het groene licht van het andere verkeer. Ònze fietser (en voetganger) ziet rood slechts als Amsterdams groen, maar hij geniet echter bescherming en maakt daar dankbaar misbruik van onder het motto: “Je rijdt me toch niet dood”. Dáár is een motorrijder de zwakste partij. Dat is ook te zien op het politiebureau, waar de korter gemaakte, of platgereden motoren staan. Een algemeen aanvaard verschijnsel zoals we meerdere keren zelf gezien hebben. Onderstaand enkele voorbeelden. We rijden met 40 km op de linkerbaan. Op de rechterbaan haalt een Landrover van de politie ons in. Kort daarvóór hebben we staan kletsen met de agenten die we al eerder in de jungle hadden ontmoet. Er wordt getoeterd en gezwaaid. Het verkeer op beide banen staat zo goed als stil, en wij zien dat ook. De chauffeur van de Landrover geeft een korte remdemonstratie. Een langgerekt gepiep kondigt de komst aan van een motorrijder die juist op dat moment van uiterst rechts naar links wilde. Hij corrigeert zijn speedway-stijl naar rechts op het juiste moment en wil nu zijn Hondaatje links naast de politiewagen gooien. Tijdens deze supersnelle flikflak raakt zijn kofferrek de hoek van de auto en er volgt een dubbele Rittberger. De man smakt op de grond, vliegt weer overeind en rukt eerst zijn Honda van de weg. Hij kijkt beteuterd en wil wat zeggen maar zwijgt omdat het agenten zijn. Deze kijken onverstoorbaar, kijken nog niet eens naar de auto en rijden langzaam verder....... We zijn gestopt bij een benzinestation om brandstof te tanken. Het station en de parkeerplaats liggen op de hoek van de straat. Het verkeer staat stil en een motorrijder op een Yamaha 150 cc (supersport dus) ziet een ideale sluiproute om met flinke snelheid rechtsaf te gaan. Het beton bij een benzinestation is vaak vettig en verraderlijk glad. Er volgt een kort conflict tussen zaken als zijdelingse krachten, grip en snelheid, en zijn verticale rijhouding verandert in een horizontale. Helaas zitten dan de wielen aan de zijkant, wat weer meer weerstand oplevert. Deze hogere weerstand levert een schurend geluid op. Dit is ook de pompbediende opgevallen. Hij draait zijn hoofd, volgt de voorbijschuivende motorfiets tot deze stil ligt, en richt zijn aandacht weer op zijn werk. De berijder kijkt naar het gat in zijn Levi’s 501, hinkt naar zijn Yamaha, schopt en trekt wat, en vervolgt zijn weg.
Als besluit nog een tip die we kregen. We reden de route via Kuantan naar Marang in het donker. Een bochtige weg die we met een flinke snelheid aflegden omdat het al laat werd. Naast de weg borden met de afbeelding van een buffel. De volgende dag hoorden we dat waterbuffels ‘s avonds vaak op de weg gaan liggen omdat het asfalt de warmte vast houdt...........
5
Eten en drinken Geen uitputtende opsomming van wat er al allemaal te koop is. De keuken is net als de bevolking te verdelen in Chinees, Maleis, en Indiaas. Als je alles lust van de afhaalchinees bij je om de hoek kan je hier prima eten. De onderstaande zaken waren voor ons onbekend. Selamat Makan, smakelijk eten. Durians! Deze vruchten zijn vooral bekend om hun geur. Geen rotte eieren en ook geen stinkvis, maar iets ertussenin. De vrucht wordt open gekapt voor het witte vruchtvlees. Het is ietwat vochtig, en weeïg. De mensen doen er een moord voor, of verafschuwen het. Ik heb ze een paar keer gegeten uit beleefdheid, maar het is niet mijn lievelingskostje. Misschien moet je ze leren eten. Tee Taree Een mengsel van thee, gecondenseerde melk en gember. Als je verse melk neemt krijg je allemaal van die kleine velletjes. Om de zaak goed te mengen wordt er diverse keren vanuit de ene kan in de andere overgeschonken. Hoe groter de onderlinge afstand hoe spectaculairder. Steamboat Dit is zelf koken in een vis- of kipbouillon. Dit gebeurt op de tafel in een grote kom met een vuurtje eronder. Op schalen liggen verschillende soorten vis, garnalen, visballen, jonge octopus (net taai spek, bah) vlees, groenten en zelfs kleine eitjes. Je maakt een keuze en kiepert dit in de soep. Na een paar minuten is het wel gaar en wordt het weer opgevist. Je schept meteen wat soep mee en eet het samen op. Best wel lekker en een beetje avontuur zoals gourmetten e.d. Rambutan Een rode vrucht met lange zachte stekeltjes. De vertaling betekent ook “harige”. In het midden zit een vrucht die te vergelijken is met lychees, een witte zoete vrucht met een flinke pit. Na het aan één kant openmaken knijp je de vrucht eruit. Brood Roti is een soort bladerdeeg wat je eet met een of meer dipsausjes. In sommige restaurants wordt brood gebakken door het vanaf de bovenkant aan de binnenwand van een ronde oven te “plakken”.
De eerste dagen Op 14 juli vertrekken we met de grote vogel vanaf Schiphol. In anderhalf uur zijn we in Zürich voor een tussenlanding. Dan komt Ariane (CH), 8 ½ jaar oud, naast me zitten. Ze is alleen op weg naar Australië. Zij spreekt alleen Frans, de Maleise stewardess echter niet en ik wordt als oppas aangewezen. Ze is nogal druk, en houdt mij de rest van de reis bezig en vooral wakker. Na een vlucht van nog eens 13 uur komen we om 7.15 lokale tijd aan. In Nederland is het dan 0.15 uur.
Zainab
Halim
De douane levert geen enkel probleem op. Tot onze verrassing staan Halim en zijn vrouw (zo goed als) Zainab, en manusje van alles Sany ons op te wachten met 2 Toyota Landcruisers. De hoge 9.00 x 16 banden vereisen een speciale instaptechniek. Tijdens de wandeling door de Chinese wijk achter ons hotel (voor één nacht) leren we alvast de rode, stekelige, zoete Rambutan kennen, en lychees. En we zien onze eerste Durians. De volgende dag verwonderen we ons over het grote aantal platgere-
den brommertjes bij het politiebureau. Die avond gaan we met het voltallige personeel van Asian Adventure uit eten. Behalve Halim en Zainab zijn er o.a. Wanmokhtar, Dr. Zaini, Ghazi, en het peroneel Rugayah, Adah, en Zen. De mensen zijn geïnteresseerd en vriendelijk, en het wordt een gezellige, lekkere maaltijd.
6
De volgende gaan we met Sany op pad. Allereerst laat hij ons de moskee van K.L. zien, zoals gewoonlijk in islamitische landen één en al pracht en praal. Toch merk je aan de binnenkant (eerst schoenen uit en de vrouwen een hoofddoek om) dat het zuiver een gebedsruimte is. Het doet voor mijn christelijke ogen een beetje kaal aan. De BMW van Wanmokhtar wordt opgepikt en we gaan op zoek naar jungleboots. Een soort Dr. Zaini Wanmokhtar tennisschoenen met een schacht tot halverwege je kuiten. Dit voorkomt bloedzuigers in de broekspijpen. Ze rotten niet omdat ze snel droog zijn. Terug op kantoor worden we verwend met T-shirts, badges en stickers. Halim maakt verklaringen op dat de Yamaha en BMW zijn geleend, en de verzekeringsbewijzen worden gekopieerd. Wanmokhtar schakelt zijn broer in die weer iemand kent om ons t.z.t. vlot over de Thaise grens te krijgen.
Kuala Lumpur – Marang Na een ontbijt van roti en Tee-taree laten we 2 nieuwe banden op de BMW monteren. De motorzaak heeft een flink assortiment met de nodige accessoires en kleding. Achter de zaak een supermoderne werkplaats compleet met testbank. De monteurs maken een professionele indruk en gaan geroutineerd om met de hightech. Onder een rieten dak staan een 40-tal splinternieuwe motoren, wel uit de krat, maar nog voorzien van beschermend plastic. Ze variëren van Harley tot Suzuki GSX-R. Een tiental meters verder in de straat toont een KTM-dealer de allernieuwste 620 Adventurer. Blijkbaar heeft de bovenlaag van de bevolking wat te besteden…. Tegen tweeën beginnen we aan de trip via Kuantan naar Marang: 400 km. Saini leidt ons door de doolhof van KL naar de snelweg. In het spitsuur kan het een heksenketel zijn maar we leren het al. Op dit uur van de dag en met dit tempo staat het dragen van een motorjack gelijk aan een warm bad zodat we met alleen de vesten aan rijden. Onderweg stoppen we enkele keren om wat te eten of te drinken. Vooral in het begin is het oppassen geblazen met de zon. Vóór je het weet ben je verbrand. De weg door het binnenland is prachtig. Heuvelachtig en slingerend met prima asfalt. Na een korte schemering gaat het licht uit. Bij de kust aangekomen wordt het frisser en gaan de jacks toch maar weer aan. Het laatste stuk voert Anton het tempo op, want we vinden het welletjes voor deze dag. De weinige auto’s worden gepasseerd en het schiet goed op. De weg is breed genoeg om ook in de bochten het gas er op te houden. Tegen twaalven komen we aan. Het huis vinden is geen probleem, maar de lichtschakelaar voor de huiskamer wèl. Deze zit namelijk achter een wandkleed. De volgende morgen komt Zaini in alle vroegte aan met zijn 2 zoons Michael en Jeremy. Hij vraagt ons of we op het laatste stuk van de route de borden hebben gezien met de afbeelding van een buffel. Het schijnt dat waterbuffels ‘s avonds vaak op de weg gaan liggen omdat het asfalt de warmte vast houdt........... Zaini heeft zijn huis zelf gebouwd, uiteraard van hardhout. Een deel staat op palen. Vroeger was het de gewoonte het vee onder het huis te houden. Het is ruim opgezet, en door zijn hoogte vangt het de wind van zee. Een ruime tuin (is 60 x30 ruim ?) komt uit op het strand. Na een kleine rondwandeling kan ik turven: 1 Yamaha produktieracer (in de huiskamer) waar Zaini zelf nog mee geraced heeft. 1 Landrover overgenomen van enkele wereldreizigers 3 aanhangers 1 rose buitenbadkuip met douche 1 Nissan Patrol 5 jetski’s al dan niet compleet of kapot 2 boten met buitenboordmotor 2 Norton’s 1 Ducati 1 Jawa We maken ons verdienstelijk door de tuin op te ruimen. De laatste storm heeft nogal wat palmbladeren naar beneden gehaald. Het is dan niet aan te raden om dan zonder helm onder bomen door te lopen omdat de oude bruine kokosnoten naar beneden komen fluiten.
7
Zaini kent iedereen en brengt ons in contact met Zalli, de eigenaar van een bootje. Hij zet toeristen over naar een eiland voor de kust, en zijn assistent gaat met ons naar een plek om te snorkelen. 4 personen inclusief uitrusting voor maar f 100. Twee uur lang liggen we in het lauwwarme water en vergapen ons aan het koraal, de meest exotische vissen, en prachtig gekleurde bloemen. Alles vlak voor je ogen en het is of je door een groot aquarium zwemt. Een ongelooflijke kleurenpracht die ik helaas niet kan fotograferen. Misschien toch maar eens overwegen om de volgende keer bij Fred, een Nederlander, een duikcursus te volgen. Op het strand zoeken we met de kinderen Michael en Jeremy naar minikrabbetjes. Even een klein gaatje maken in het natte zand bij de vloedlijn en je hebt een handvol van de kleine diertjes. Een leuk spel en voor ons best wel leerzaam. Dezelfde avond komt Zalli op bezoek. Na het eten wordt nog lang gepraat. We leren veel over NoordVietnam waar Zaini voor Nissan assisteert bij de bouw van een fabriek. We horen veel over de mogelijkheden, maar vooral de onmogelijkheden van dit land. Overal is een vergunning voor nodig en niemand durft beslissingen te nemen. Een investering van 110 miljoen U.S. $ maakt geen verschil voor de bureaucratie. Zaini is een gestudeerd man die veel van de wereld heeft gezien, van bergexpedities houdt, en interessant kan vertellen. Het wordt laat die nacht. De kinderen in de kampong hebben er de grootste lol in “Hello” tegen ons te roepen. Tussen de paalwoningen is het schoon en opgeruimd, maar aan de rand van het dorp is het een zooitje van afgedankt spul. Aan de waterkant heeft een kereltje een paar krabben gevangen. Het beest heeft een soort scharnier overdwars, 10 poten en een lange pijl als staart. In de rivier zien we een oud vrouwtje met twee kinderen in een uitgeholde kano. Modern en traditioneel gaan hier hand in hand, rijk en arm leeft naast elkaar. Na een bezoek aan de overdekte markt in Kuala Terengganu landen we bij A&D, een soort McDonalds. We maken kennis met Rootbeer, een alcoholvrij drankje met de vieze smaak van DDDantipuistjes creme.
Pulau Penang Gisteren zijn we in Kota Bharu aangekomen en we rijden door de jungle naar Pulau Penang (pulau betekent eiland). Deze asfaltweg is pas in de 70-er jaren gereed gekomen. In 1974 werd de bouw stilgelegd omdat de communisten tijdens onlusten in totaal 68 machines hadden opgeblazen. Men kon slechts 10 maanden per jaar werken, en ook landverschuivingen zorgden regelmatig voor problemen. We rijden de hele dag onder de Thaise grens en een enkele keer zien we roadblocks. Men vertelt ons dat het eigenlijk oefeningen zijn. Onderweg stoppen we regelmatig en raken steeds in gesprek met de bevolking. Op een parkeerplaats fotografeer ik de oude Mercedes 110 vrachtauto’s die vooral voor houttransport worden gebruikt. De cabine is van hardhout. Kan beter tegen een stootje van een boom, en is gemakkelijk te repareren. De halve deuren scharnieren aan de achterkant en worden met een haak op een kier gezet zodat ze als luchthappers fungeren. Er is geen zijraam maar tegen de zon of inbraak kan men een soort luik naar voor schuiven. De stoel wordt gevormd door een metalen frame dat met een soort nylon waslijn is omwonden. Vroeger stonden ze bij ons nog wel eens op terrasjes. In ieder geval lekker luchtig. Om in het terrein te ver doorveren van de stoel te voorkomen lag er een buitenband van een kruiwagen onder, als een soort stootbuffer voor de kont. De chauffeur en ik verstaan elkaar niet maar hij geeft me spontaan een flinke struik rambutans, rode vruchten met een harige buitenkant. Onderweg waarschuwt een bord ons voor overstekende olifanten. We hebben er geen gezien maar dat hadden we ook niet verwacht. Het zou een fantastische verrassing zijn geweest. In de vrije natuur komt het toch anders over dan in de dierentuin. Wel zien we een enkele keer een slang de weg oversteken. We hebben er geen enkele behoefte aan om te stoppen. De brede slingerende weg door de heuvels, het vlakke asfalt, en de zon maken deze rit tot een van de mooiste. Zelfs in de regen rijden is bijna een genot. Het is warm water en alles droogt heel snel op. Het is verbazingwekkend hoe snel een bergstroompje ontstaat. Schijnbaar neemt de ondergrond weinig water op, of niet snel genoeg. In
8
no-time stroomt het water over de weg bergafwaarts. Ik kan me nu iets beter aardverschuivingen en overstromingen voorstellen. Penang is te bereiken over een tolbrug van enkele kilometers. Ook hier mogen motoren er gratis door, al is de Yamaha met zijn koffers te breed gebouwd voor het tolpoortje. Gelukkig zijn de paaltjes flexibel. Het eiland is toeristisch en ik voel me bij het Holiday Inn toch ongemakkelijk en decadent als een bellboy voor ons de koffers en de tanktas van de motor haalt en met een trolly naar onze kamer brengt. Georgetown is ‘s avonds versierd met gekleurde lampjes en iedereen drentelt van restaurant naar disco, van de kraampjes met horloges naar de T-shirts. Een imitatie piratenschip herbergt een restaurant en links en rechts zijn disco’s. We besluiten de avond met Tandoori kip en curry Lamb. De volgende morgen gaan we ontbijten bij een Indias restaurantje. Antje kan hier geen Maleis gebruiken en ook in het Engels schijnt er een klein taalprobleempje te zijn. Het bestelde zachtgekookt eitje wordt wat dunne struif in een glas. Peper en zout erbij? Een flinke hoosbui drijft ons terug naar het hotel waar we de tijd doorbrengen met lezen, koffiezetten, en telefonisch onze verdere reis regelen. Omdat mijn rug weer geblokkeerd is gaan Antje en ik op zoek naar de masseur van het hotel. Deze is echter volgeboekt en verwijst ons door naar zijn zoon in een ander hotel. Daar aangekomen is onze komst al aangekondigd. De jongen is ruim 3 kwartier met me bezig. Ik wordt voorverwarmd met verschillende soorten olie en daarna van mijn nek tot letterlijk aan mijn tenen gemasseerd en los gemaakt. Hij besteedt extra aandacht aan mijn rug en ik krijg nog wat warmtepleisters van hem mee voor onderweg. Met een taxi gaan we naar het treinstationnetje voor Penang Hill. Het is een tandradbaan waarbij je onderweg een keer moet overstappen. De ruim 700 meter hoge heuvel biedt ons door de beginnende regen helaas niet het uitzicht waarop we hadden gehoopt.
Thailand We hebben met Wan Mustapha afgesproken bij de tolpoort van Alor Setar. De jongere broer van Wanmokhtar staat al te wachten met zijn Kawasaki chopper en neemt ons mee naar zijn huis voor een kop koffie. Hij stelt ons voor aan zijn vrouw en twee dochtertjes. Hij werkt voor Toyota en heeft extra voor ons een dag vrijgenomen. Malaysia bestaat uit verschillende staten en de dagen waarop het weekeinde valt kunnen variëren. We vertellen hem over de roadblocks die we onderweg hebben gezien, en hij verklaart ze als militaire oefeningen. Hij begeleidt ons naar de Thaise grens –zo’n 100 km verder - waar hij een neef heeft die bij de douane of iets dergelijks werkt. Die kent de gang van zaken en regelt voor ons de immigratiepapieren, een verzekering van minimaal 9 dagen ($ 40), en stempels in de passen. De man gaat zelfs met ons mee naar de Thaise douane. Tussen Maleisië en Thailand is een kleine strook niemandsland met grote deuren van 3-4meter hoog. Deze gaan ‘s avonds om zes uur dicht tot de volgende morgen zes. Ik vraag me af hoe de rest van de grens is afgeschermd. Het schiereiland is hier natuurlijk wel erg smal. Het rijden in Thailand is heel anders. De wegen zijn slechter en alles is stoffiger. Het verkeer is agressiever, de onderlinge snelheidsverschillen groter en ze rijden je bijna van de weg af. In een dorpje is net een ongeluk gebeurd. Op het midden van de weg liggen 2 slippers, waarvan één vol bloed. Vijftig meter verder liggen 2 mo-
9
toren. Een grote groep mensen verdringt zich om de slachtoffers. Een jongen ligt op de grond met een krant over zijn hoofd. Een andere wordt rechtop zittend vastgehouden. Zijn hoofd is vol bloed, de ogen gesloten. We rijden verder met een onbehaaglijk gevoel. In Hat Yai zoeken we het gereserveerde hotel. Niemand verstaat Engels of Maleis, en ook uit de straatnamen worden we geen wijs. Uiteindelijk staan we één straat van het hotel af. We checken in en de receptioniste doet nogal moeilijk over onze vouchers. Dan worden de koffers van de motor gehaald. In Maleisië gebeurde alles steeds met een glimlach en vriendelijk, alsof ze het graag deden. Hier werkt men met een stuurs gezicht. De straten in het centrum zijn breed en verbonden door smalle winkelstraatjes van 2 meter breed, meestal onderdeel van een gebouw. Steeds weer elektronica, leer, camera’s en horloges. De bij ons bekende merken zijn niets goedkoper. Antje en Anton kopen nieuwe slippers: onvoorstelbaar hoe zuur de verkoper kijkt! De eetkraampjes langs de weg ontbreken (een gemis of misschien maar beter…) en we eten bij een soort Thaise McDonalds. Het personeel bestaat uit meisjes van 14-15 jaar die het prachtig vinden om ons te bedienen. Eindelijk eens weer een glimlach. Buiten op straat herinnert een voorbijschietende rat ons eraan dat dit land toch anders is. Ik krijg steeds meer last van mijn rug. Morgen 500 km naar Phuket, volgens Halim een strandparadijs. Zo’n 10-12 uur rijden, dat wordt nog wat! Een dag rust en dan weer een nog langere dag terug. Op de tweede verdieping van ons hotel is een officieel massage-instituut, en ik besluit ze maar eens met een bezoek te vereren. De receptioniste aan de balie verstaat geen Engels. Ik probeer duidelijk te maken dat ik een goede, echte massage wil voor mijn rug. Wat is de prijs? Per uur 120 Bath, 240 voor twee uur. Wéér probeer ik duidelijk te maken dat ik een echte spier losmaker wil en niets anders. Maar wat kan ik anders voor die acht gulden verwachten? Er is een soort tribune met een aantal meisjes, een groot deel erg jong. De meesten hebben een nummer opgespeld. Een vrouw neemt me mee naar een hokje met 3 massagebedden op de grond. Ze geeft me een doek aan, dit blijkt een soort driedimensionale oversized broek te zijn. Ze begint alle gewrichten en wervels te zoeken en probeert die los te maken. Olie wordt er niet gebruikt. Contact is onmogelijk door het taalprobleem, ik kan alleen wijzen en zij drukt dan. De volgende morgen is het nog erger gesteld met mijn rug. Antje heeft grotere problemen. Ze valt bijna flauw, voelt zich slap en transpireert, voelt klam aan en heeft pijn in de buik. ’s Nachts heeft ze dit ook al gehad. Geen diarree dus een voedselvergiftiging ligt (nog) niet voor de hand. Achteraf blijkt Antje een aanval van nierstenen te hebben gehad. We besluiten terug te gaan naar Maleisië. Bij de receptie accepteert men de voucher niet, en het ontbijt is zo onpersoonlijk als wat. Zonder spijt keren we dit deel van Thailand onze rug toe. Op de terugweg voel ik ieder gat of beweging in mijn rug, wat doortrekt in mijn been. Omdat we met z’n tweeën zijn laat het zadel geen andere zithouding toe. Op mijn tweede pijnstiller haal ik de grens waar we weer lachende gezichten ontmoeten. Een officier informeert waarom we alweer terug zijn. Anton legt het hem uit, ook aan de neef van Mustapha. Sneu dat ze zoveel moeite voor ons hebben gedaan.
Seguni Petani Na ons Thais uitstapje kiezen we voor een trip naar Langkawi Island, een eiland voor de kust. In de haven blijkt dat de motoren niet met de ferry meekunnen. Wel gaat er de volgende dag een vrachtboot, maar daar kunnen wíj weer niet op mee. De motoren achterlaten en op het eiland een auto huren is voor ons niet acceptabel. Na een korte beraadslaging besluiten we door te gaan naar Seguni Petani. Hier is eigenlijk niets te zien maar het ligt halverwege Ipoh waar we meegaan met de jungletocht. Net vóór de stad vinden we Swiss Inn, een zakenhotel met een zwembad. Rustig, luxe en toch goedkoop. We zijn één van de weinige gasten. De motoren kunnen we kwijt pal vóór de deur van het hotel, naast de directie Mercedes, en hoeven gelukkig niet op de parking achter het hotel tussen het klootjesvolk. ‘s Avonds nemen we in de eetzaal een Steamboat, eerst met kippensoep later met Tom Yam, een pittige Thaise vissoep. De grote gasfles naast onze tafel doet een beetje campingachtig aan. En jonge ober vindt het prachtig om ons wegwijs te maken. Hij heeft in Engeland en in Nederland gewerkt. De volgende dag is het een rustdag, eerst maar eens uitslapen en daarna zwemmen. Ook proberen we een beetje bij te kleuren want het is nu net alsof we een wit T-shirtje aan hebben met roodbruine mouwen. Na een uurtje liggen we op een terrasstoel in de regen…..
10
Later in de middag gaan we op zoek naar Jerai, noordelijk van Sungai Petani met 1217 meter de hoogste berg in de buurt. Hier moet een Hindoe tempel zijn. De berg is alleen te bereiken vanaf de zijde van Gurun. Een steile weg kronkelt smal door de jungle omhoog, compleet met echte hairpins. Anton stopt plotseling omdat er een aap op de weg zit. Een andere zit boven op een bermpaaltje. Ze zijn niet schuw maar houden ons nauwlettend in de gaten, en bewaren de nodige afstand. We vermaken ons ermee bepaalde bewegingen te maken die met grote belangstelling worden gevolgd. Wie vermaakt nou eigenlijk wie? Later zien we groepen, die wèl schuw zijn omdat ze jongen hebben. Een wat groter mannetje wacht tot we voorbij zijn en komt ons dan schreeuwend achterna, alsof hij ons verjaagt. Macho! Maar de familie-eer is gered. Op de top is een (voor ons) verboden moskee, en er zijn wat bloementuinen. Bovendien is er een badmintonhal?! Er zijn ook kamers en chalets te huur. Waarschijnlijk is dit nog een erfenis van de koloniale Engelsen. Het is er in ieder geval koel en prachtig voor junglewandelingen. Onderweg naar beneden stoppen we regelmatig om het panorama te fotograferen. Duidelijk is hier de smog te zien die wordt veroorzaakt door de bosbranden in Indonesië. In het stadscentrum vinden we een Camelwinkel. Hier verkoopt men enkel en exclusief de Camel kledinglijn, tassen etc. Geen andere merken dus: een voor mij onbekend fenomeen. Later op de reis zien we ook winkels van Nike, Reebok, Lee etc. We kopen vrijetijdsbroeken met grote zakken erop. Persoonlijk ben ik niet zo’n merkfreak, maar 6 maanden later heb ik spijt dat ik niet meer gekocht heb. Prima kwaliteit en het zit gewoon lekker, niet goedkoop maar het geld zeker waard.
Ipoh Vóór ons vertrek uit Seguni Petani neem ik op voorhand maar vast 2 Paracetamolletjes. Tegen de middag blijkt dat deze pijnstiller het niet aan kan. Lopen en bewegen gaat redelijk, maar als ik een tijdje op de motor heb gezeten is het niet meer te houden en verspreid de pijn zich over de rug en in mijn rechterbeen. Is het een blokkade of beknelde zenuw? Vooral onverwacht stoppen kan link zijn. Ik oefen regelmatig door mijn benen te laten slepen. Onderweg zien we een overstekende slang. Geel, polsdik en zeker 2 meter. Hij wordt geraakt door een bromfietser, maar kronkelt stug door. We stoppen bij een hangbruggetje aan de rand van de asfaltweg. Het geval hangt aan kabels tussen 4 betonnen palen en voert naar het dorpje aan de andere kant van de junglerivier. Tussen de betonnen past net het stuur van een bromfiets. Een vrachtauto heeft langs de weg een partij betonblokken gelost, waarschijnlijk bestemd om er iets van te bouwen. Een mannetje rijdt op en neer over de brug, steeds met vier blokken achterop. De onverschillige nauwkeurigheid waarmee hij tussen de palen doormikt verraadt een jarenlange oefening. In Kuala Kangsa bekijken we een prachtige moskee, helaas alleen van de buitenkant. Het is niet mogelijk het gebouw van alle kanten te bekijken. Hoewel, hebben we daar wel zin in? Het is namelijk bloedheet. Aan de rand van de weg span ik de ketting van de Yamaha in de hoop van dat rammeltje af te komen die me al een poosje irriteert. En waar die komt die olie vandaan? Zal ik de boel toch maar eens gaan slopen? Verderop rijden we een rondje om het paleis van de sultan. Het is de moeite van het afstappen niet waard, want je kunt er niet dicht genoeg bij komen. In Ipoh is het Syuen hotel voor ons gereserveerd. De ingang heeft een verhoogd bordes en je krijgt het gevoel of je bij het Witte Huis voorrijdt. Ook na de voordeur blijft het imposant, een grote brede trap leidt naar de incheckbalie van 20 meter breed. Naar keuze kan men ook met de roltrap. Volgens de lijst van Halim is de prijs van dit hotel voor hem RM 145, normaal is het RM 230 voor een standaard kamer (met ontbijt) tot 2200 voor een penthouse! Helaas is er geen boeking zodat we het z.g. walk-in tarief moeten betalen, de volle mep dus. We belanden in het restaurant en bestellen koffie en thee. De prijs van f 24 is zelfs voor onze begrippen al aan de hoge kant. Dat er een zwembad op het dak is doet daar niets aan af. Die avond gaan we eten in Chinatown, ronduit slecht! Volgens mij kun je nog het beste –en veiligsteeten bij de Maleiers. Die Chinezen nemen het niet zo nauw, en beschouwen bovendien letterlijk alles als eetbaar. De volgende morgen heeft Antje diarree en allemaal hebben we slecht geslapen. Na een laat ontbijt om kwart voor tien daal ik af naar de parkeergarage om de Yamaha te slopen. Motorbeschermer, zij-
11
deksels, tank, zadel, alle gaat eraf. Zou het dekseltje van het gereedschapsbakje soms meetrillen? Nada, niks! Het is vochtig en warm, en ik ben nat tot aan mijn ondergoed. Na de middag bezoeken we een Boeddhatempel, uitgehouden in de rotsen ten zuiden van de stad. In de rotsen is, van bovenaf gezien, een groot gat in de rotsen. Als je dus de ingang volgt kom je op een soort open plek, een groter koker als het ware. Antje en José hebben op aanwijzingen van een oud vrouwtje een bosje bladeren gekocht. De precieze bedoeling hiervan weten we ook niet, misschien om te offeren op een altaar? We bewonderen de grote beelden en komen op de open plek. Hier is een grote vijver met een hek eromheen. In het water en langs de kant krioelt het van de schildpadden. Grof geschat toch wel een duizend. De grootsten zijn 60-70 cm lang. Soms liggen ze twee of drie hoog om wat te bemachtigen van de lekkernij, het bosje bladeren! Af en toe gaat er een aan het schuiven en komt met een dof, hol geluid weer op de anderen neer. De volgende morgen komt Sany ons ophalen in het hotel. We gaan verder met de auto want Wanmokhtar heeft een koper gevonden voor de BMW.
Kuala Mu Charity Expedition Kuala betekent zoiets als rivier of rivierdelta. De rivier ligt in de jungle van Kelamantan, in het heuvelachtige gebied tussen Perak en Terengganu. In het midden van Maleisië loopt de weg van Kuala Lumpur naar Kuantan, en net onder de Thaise grens die van Kota Baharu richting Sungai Petani, dwars door het oerwoud. Daartussen alleen onverharde wegen. Hier wonen de Orang Asli, de “oorspronkelijke mensen”. Ver weg van onze beschaving, diep in de jungle. Maar toch gaat het moderne leven niet ongemerkt aan hen voorbij. De Kuala Mu Charity Expedition is een tweedaagse rit in de jungle. Onverharde wegen, paden, en alleen berijdbaar met een terreinauto of –motor. Het doel van de rit is tweeledig. Men brengt één- of tweemaal per jaar medicijnen, basisvoedsel, gebruiksvoorwerpen, kleding enz. naar een ver afgelegen dorpje. Tevens worden dan noodzakelijke reparaties verricht of een nieuw schooltje o.i.d. gebouwd. De deelnemers aan de expeditie, hobby-rijders uit de grote stad, betalen inschrijfgeld voor een geheel verzorgde trip, en nemen zo een deel van de kosten voor hun rekening. De rest moet dan van sponsors komen. Volgens de organisatoren van Asian Adventure had de trip de moeilijkheidsgraad van een familie-uitstapje. We troffen de groep van 65 auto’s bij het benzinestation buiten Sungai Siput. We keken onze ogen uit naar de Patrols, Pajero’s, Landcruisers, Jeeps, Landrovers en een enkele Suzuki, Rocsa of Daihatsu. Voorzien van terreinbanden met heel grof profiel, vaak verhoogd en op drie na allemaal met een lier. Een Honda CRV was door de inschrijving geglipt. Door de te geringe bodemvrijheid reed deze auto herhaaldelijk vast, en viel later uit met een aan gort gereden carterpan (incl. beschermer). Wij rijden mee in een Toyota Landcruiser, een 6 cilinder diesel. Het weer is prachtig, men beschouwt het als een familie-uitstapje en schat de rit op 4 uur. Onder politiebegeleiding gaan we dorp uit. Al gauw gaat het asfalt over op een soort rode leem. Als we de eerste heuvels bereiken wordt er gestopt om iedereen in de gelegenheid te stellen de naven van de voorwielen te blokkeren. In het begin rijden we langs dorpjes met zwaaiende mensen en joelende kinderen. We zien bamboehutten met daken van riet of bananenbladeren. De hutten staan op palen en in de ruimte eronder wordt vee gehouden. Het pad wordt smaller en de hellingen vertonen diepe sporen van de regen. De Pajero vóór ons blijft op zo’n helling hangen. De achterkant schuift van links naar rechts, en glijdt in een sleuf. De voorwielen slippen niet door. De chauffeur heeft nl. vergeten de naven te blokkeren! Er wordt nu steeds in de lage gearing gereden. De modder is geen probleem, hooguit de soms erg diepe sporen die steeds op de meeste ongunstige manier het pad kruisen en de wagens laten overhellen. Een tegemoetkomende Landrover, compleet met sponsorstickers, blijkt van de politie te zijn.
12
De rijders zijn instructeurs op een soort trainingskamp. Ze wijzen ons op een lekke band. We zoeken een vrij plekje en halen de high jack tevoorschijn. Een tweede krik zorgt dat het zaakje niet omdondert. Het valt nog niet mee het modderige wiel weer op zijn plaats op de deur te schroeven. De brug vóór het dorp is erg slecht. De boomstammen die als dragers dienen zijn verzakt en de dwarsstammetjes en planken vertonen flinke gaten. Voor de bewoners niet zo’n probleem want zij hebben immers geen auto. Het passeren van alle auto’s maakt de toestand er ook niet beter op. Het dorp bestaat uit een zestal hutten, een gemeenschapshuis en een mini-schooltje. We beginnen met het spannen van een zeil waar de stretchers van sommige deelnemers komen staan. Dan is er thee met een koek voor iedereen. Het is vermakelijk hoe de schuwe jeugd als kleine apen op de koekjes af en gaan. De brutaalste komt het eerst, en loopt hard terug met zijn buit. Als er één aap over de dam is, volgen er meer…. Dan worden de geschenken overhandigd aan de drie stamhoofden. Uiteraard onder het spandoek van de sponsor! Vlak voor de snel invallende duisternis worden de tentjes opgebouwd. De kok, Sany, haast zich om te gaan koken. Op kleine kampvuurtjes staan grote potten met rijst en groente voor 265 personen. Een Orang Asli komt voorbij met een aantal kakelende kippen. Vers dus! Trouwens, deze junglemensen zijn niet keuskeurig. Aan één van de kinderen wordt gevraagd:” Van wie is die hond?” Oh, die is van mij, maar je mag hem wel opeten als je wilt!” Verbouwereerd vraagt de man: ”Wie van jullie heeft er dan wel eens hond gegeten?”, waarop alle kleine bruine vingertjes de lucht ingaan..... Er wordt gegeten bij het licht van een generator en wat koplampen. Tegen elven beginnen in het dorpshuis de trommels diep ritmisch te dreunen. Een ouderling opent het feest met een ceremoniële dans. Geen feest voor toeristen, maar een écht dorpsfeest. Na verloop van tijd moeten ook wij meedoen. Geen probleem, zelfs niet voor iemand met twee linkervoeten als ik. Gewoon ritmisch schuifelen in een grote cirkel. De vloer, die van bamboestammen is en anderhalve meter boven de grond, kreunt en zwiept onder het gewicht van de stampende voeten. Tegen enen kruipen we in de klamme slaapzak, maar het trommelgeroffel en het gestamp met de holle palen zal doorgaan tot ‘s morgens zeven uur. En daar is niet één druppel drank voor nodig! Na een slechte nachtrust (trommels, geen hoofdkussen, hard, klam) schuiven we de volgende morgen aan het ontbijt: nasi lemak! Dan worden de werkploegen ingedeeld. De mannen gaan de brug repareren, de vrouwen het schooltje schilderen. De vrachtwagen met materiaal is de week ervoor vast blijven zitten omdat het geregend had, dus we moeten improviseren. Gepland was ook om de school uit te breiden. De brug is rot en uit elkaar gevallen. Uiteraard heb ik weer mazzel want ik mag meehelpen de oude boomstammen uit het koele water te halen en de watergang vrij te maken. Dit gebeurt deels met de hand en deels met de lier. Minimaal tot je knieën in het water, maximaal tot aan je middel. Verschillende kleuren mensen werken hier samen, verschillende religies en talen. Dit moet het Camel Trophy gevoel zijn. Antoon wordt met een motorzaag het bos ingestuurd om een flink aantal boompjes van gelijke lengte (4 meter) te zagen. Onder het benauwde groene lover, geen wind, maar wel beestjes. De brug wordt verstevigd en er komen dwarsstammen op. Deze worden met oude motorkettingen vastgespijkerd om rollen tegen te gaan. Maar goed dat ik een lange expeditiebroek aan heb en een soort hoge junglelaarzen erover, want naderhand zitten er een paar bloedzuigers op de pijpen. Na gedane arbeid is het goed eten. Dan nog even snel met een handdoek over de schouder het oerwoud in. We lopen over een smal pad tot we het geruis van een waterval horen. We zien een piepklein meertje met verlokkend helder water. In twee tellen drijven we in onze onderbroek op onze rug en kijken naar fantastisch grote vlinders met prachtige kleuren. Ik moet aan de film “Blue Lagoon” denken, maar dan helaas zonder Brooke Shields. Vóór het vertrek is er nog de uitreiking van de certificaten, een schriftelijk bewijs dat je er bij was. Ik beloof de jongens uit Kota Bahru onze Premier broeken op te sturen. Van alle kanten is hier belangstelling voor. Schijnbaar is juist datgene wat men niet heeft interessant, want deze broeken zijn minstens 10 jaren oud, en iedereen loopt in nieuwe Camel-broeken. Het is tijd om de boel in te pakken en het konvooi zet zich in beweging. Na enkele kilometers een kleine opstopping. De jeep vóór ons glijdt rechtsachter in een sleuf, de neus draait naar links. We rijden in een holle weg dus het linkervoorwiel wil de steile kant op. De chauffeur kan niet snel genoeg reageren, kortom: de wagen gaat op zijn kant. Lierkabels worden uitgerold en spanbanden vastgemaakt. Via een boom en een hijsblok wordt de kabel bevestigd en met wat mankracht komt alles weer op zijn wieltjes. De verdere terugreis loopt zonder problemen alleen missen we op een gegeven moment onze radio-antenne. Geen nood, even de reserve opschroeven. Terug in Sungai Siput zoeken we over de radio contact met Antoon en Antje die in een andere auto zitten. Eenmaal weer bij elkaar wordt er snel wat gegeten, en in het donker rijden
13
we terug naar Ipoh om de Yamaha op te pikken. Antoon rijdt de Toyota terug naar Kuala Lumpur, zo’n 200 km. De auto heeft een regelmatige dronkemansgang en ik verdenk Antoon ervan ergens drank te hebben verstopt. De oorzaak zit ‘m in de 9.00 x 16 terreinbanden met (te) lage spanning. Regelmatig passeren we onderweg deelnemers aan de Kuala Mu, ook Adah in een geleende Daihatsu. Uitgeput komen we aan in Halim’s huis waar de dochter van Zainab, Janty op ons heeft gewacht. Vooral dit weekend was een hoogtepunt in onze reis en ik heb me voorgenomen nog eens terug te gaan. Maar dan buiten het seizoen bijv. voor de Trail Blazer in het najaar. De reis is dan goedkoper, maar vooral is het dan regentijd. Een langere trip in de jungle betekent gladde leem, met de lier werken, water in je broek, van top tot teen onder de modder. Grandioos dus! Na wat aandringen gingen ze bij Asian Adventure aan het rekenen en kwam men aan een prijs van RM 2.000 per persoon voor een 4 daagse jungletrip met een groep van 6 personen. (De prijs in Nederlandse guldens is moeilijk te zeggen omdat de Maleise Ringit inmiddels aanmerkelijk in koers is gedaald.) De hotelovernachtingen vóór en ná de trip zijn inbegrepen. Voor catering is gezorgd en er wordt overnacht in tenten. De berekening is gebaseerd op 3 hotelkamers x 2 personen, en 2 auto’s met 3 personen. Voor iedere auto is een (hulp)chauffeur aanwezig, maar het is wel de bedoeling dat de passagiers elkaar steeds afwisselen achter het stuur. Hoe het er nu, eind ’98 uitziet na de economische malaise is natuurlijk moeilijk te zeggen.
Cameron Highlands Mijn handen worden klam, en ik prikkelbaar. Ik rijd nu al 80 km met de brandstofmeter van de Toyota op leeg, en sinds 20 km brandt er een rood lampje. We zitten nu op 1300-1500 meter hoogte –de hoogste top is 1700 meteren het is hier veel koeler. De weg is nu veel interessanter dan de saaie vierbaans snelweg met als enige vermaak een gekantelde vrachtauto. De auto staat nu op wegbanden en stuurt redelijk. Prima asfalt onder de wielen en veel bochten door een heuvelachtig landschap. Terugschakelen naar de tweede versnelling gaat moeilijk. Als de snelheid laag genoeg is voor z’n één, dan wil de tweede pas. Dus houd ik de snelheid hoog genoeg voor z’n drie, en de dames achterin worden bijna wagenziek van de vele bochten. Langs de weg zien we theeplantages en “geciviliseerde” Orang Asli’s die proberen hun waren te slijten. Ook wat winkeltjes met souvenirs, vooral blaaspijpen. In de plaatsen zijn veel hotels, en jeugdige lowbudget-toeristen. Ze hebben groot gelijk. Het is hier een prachtig wandelgebied met veel routes door de jungle. We overnachten in the Heritage Hotel in Tanah Rata. Ik leef me decadent uit in de fitness-ruimte in een wanhopige poging mijn rugklachten vóór te blijven. ‘s Avonds gaan we de stad in en eten 36 stokjes saté en wat witte kleefrijst. Onze was is dan al bij de Chinese wasserij, voor slechts een paar gulden per 5 kg. De theeplantages doen ook mee aan het toeristencircus. Onderweg hebben we al gezien hoe het jonge lichtgroene blad met een soort grove kam wordt geplukt. Zonder veel moeite vinden we een fabriekje dat we kunnen bezichtigen. De 75 jaar oude machines komen uit Ierland en zijn er nog door de Engelsen neergezet. De blaadjes worden gerold en gedroogd. Na 2 ½ uur fermenteren en weer drogen worden de steeltjes er via grote electrostatische rollen uit gehaald. Het verpakken gebeurt in Kuala Lumpur. Een speciale zwarte Boh thee wordt met de hand gesorteerd en geselecteerd. Deze thee kost $ 50 per kilo, en in de
14
duurdere hotels wordt hij geserveerd voor $ 8 per kopje. We vlijen ons neder, nippen aan onze thee, en nemen wat mee voor thuis. Géén speciale thee, maar gewone thee. Een andere attractie zijn de butterfly-farms. In deze kleine vlindertuinen staan een groot aantal planten waar de vlinders van houden, of er liggen vruchten als voedsel. Hier worden de vlinders gekweekt. Alles is overdekt om wegvliegen te voorkomen. Sommige leven slechts één week, de motvlinder 3 tot 4. De dode vlinders worden weggegooid en sommige opgezet. Ik weet niet precies wat het nut is van het kweken. Voor de toeristen of voor het opzetten? Een wat oudere Indiër leidt ons rond en toont ons reuze-sprinkhanen, wandelende takken, en een soort kikker die zich vermomd heeft als een blad. In terraria zitten verschillende soorten hagedissen en torren. De neushoorntor is flink gepantserd en heeft maar een zwakke plek: zijn nek. Als je daar een stukje blad insteekt, komt zijn kop naar achter en met zijn pantser snijdt hij dit haarscherp af. Een duizendpoot lijkt op een ontzettend grote, dikke worm. Hij is gelukkig niet zo slijmerig maar het kriebelt wel als al die pootjes over je arm marcheren. De oude man speelt wat met schorpioenen en laat ons zien dat ook hier de rug de zwakke plek is. Als je daar aan komt slaat hij met zijn staart (met gifangel) naar voor. Hij nodigt ons uit om mee te spelen. Hoe macho of roekeloos zijn we? Gelukkig protesteren de dames angstig zodat we onze onzekerheid niet hoeven tonen. Tot slot krijgen we wat bloemzaad, en de man een fooi. In het winkeltje kopen we als rasechte toeristen een blaaspijp(je) en een opgezette vlinder. Een poging om thuis de mooie herinneringen vast te houden?
Malacca De vierbaans snelweg naar Malacca is saai, warm en eentonig. Maar het schiet goed op. Op de terugweg uit de Cameron Highlands was een personenauto uit de bocht gegaan. Verder werden we een keer over een parkeerplaats geleid omdat er oplegger geschaard stond. Waarom eigenlijk ? Zo hard wordt er over het algemeen niet gereden, en ook niet slecht. Misschien gebrek aan concentratie ? Wij stoppen wèl op tijd voor de gebruikelijke nasi, kip, saté of wat dan ook. We kopen het tijdschrift Gear Malaysia waar een artikel in staat over de Kuala Mu. Als we terugslenteren naar “onze Ninja Turtle” worden we herkend door enkele politie-agenten die een trainingskamp hebben gehad in de jungle. Ze zijn in een Landrover op weg naar huis, naar Johor Baru. We vinden relatief snel het Grand Continental, een hotel met verouderde en verwaarloosde kamers. Twee dagen in deze stad zijn voor ons voldoende. Een rit in een riksja moet het in prijs toch afleggen tegen een taxi met dieselmotor. Ik let weer eens op de telefooncellen of er misschien nog telefoonkaarten liggen voor een kennis. Een land vol met GSM’s maar ik heb geluk. De stad In het oude centrum is op beperkte schaal de aanwezigheid van de zeevarende Hollanders en de Verenigde Oostindische Compagnie in vroegere eeuwen te zien. Enkele huizen in Amsterdamse stijl, het oude Stadhuys en een aantal straatnaambordjes. Een heel klein deel van het oorspronkelijke fort is bewaard gebleven, en wat grafzerken. Zelfs een windmolen is op schaal nagebouwd en doet nogal (kitscherig)-toeristisch aan. Een sound- en lightshow in de avonduren vertelt geïnterresseerden over de geschiedenis van de stad. Over het gevecht met de Portugezen, de ruil met de Engelsen tegen een stuk Indonesië, en de onafhankelijkheid in …….
De Parade is een enorm grote shopping-promenade. Het slenteren wordt veraangenaamd door de altijd aanwezige airco. Ook nu kunnen we de Camel-outfit winkel niet weerstaan. Een showroom met Suzuki’s trekt mijn aandacht: een Vitara V6 kost omgerekend f 105.000, bijna het dubbele dan bij ons. Een poster maakt reclame voor een uitje van de Suzuki-club, georganiseerd door…….. juist ! Asian Adventure. Leuker, maar vooral warmer, is het om door de straatjes te lopen en de winkeltjes te bekijken. Anton maakt kennis met de spreuk: ” if broken, consider sold”, als hij een Chinese massage-bal laat vallen.
15
Krokodillenfarm Na enig zoeken vinden we de crocodilefarm. Er zijn een flink aantal verschillende soorten, waaronder ook Amerikaanse alligators. Waarschijnlijk heel interessant, maar wij zien het verschil niet. Bovendien zijn de meeste van deze reptielen te lui om te bewegen. Ze liggen roerloos in de zon. Steentjes of spugen door kinderen levert het omgekeerde effect op. De oogleden gaan dicht en nu zie je helemáál niet meer of ze dood zijn. Toch laten ze soms bij een onverwachte uitval naar een collega-kroko zien hoe ongelooflijk snel ze kunnen zijn.
In het slangenhok liggen diverse soorten op en over elkaar. Ook hier wordt schijnbaar een dutje gedaan. De cobra’s in een boomstam zijn gelukkig wat actiever. We bestuderen de blinkende donkerbruine beesten van een halve meter afstand, gelukkig achter wat gaas. Eén slang raakt gefixeer of geïrriteerd door mijn telelens, en zet zijn vrede kraag dreigend op. Zijn kleine tong flitst in en uit, en zijn kop draait steeds met me mee. Op mijn geklier volgt geen schijnaanval, een enkele keer wijkt hij achteruit. Twee volwassen kippen scharrelen zacht tokkend over de vloer tussen de wurgslangen, niet wetend dat zij zelf het lopend buffet vormen. Je bent er al gauw uitgekeken en om de kleintjes te vermaken zijn er wat attracties zoals een spookhuis en ponyrijden. Het ligt er allemaal wat verwaarloosd en verlaten bij. Misschien ook wel omdat het vandaag zo bloedheet is. (De voormiddag hebben we daarom doorgebracht in een shopping-mall met airco.)
Singapore De kustweg naar Singapore schiet niet erg op,en er is niet veel te zien, maar toch nog altijd beter dan zo’n saaie snelweg. De grensovergang is nogal verwarrend. Maleisië uit met een stempeltje is geen probleem. Een brug vormt de strook niemandsland. Dan moeten auto’s met permit links aanhouden. We weten niet wat er wordt bedoeld en houden dus rechts. We raken verzeild tussen een aantal grote vrachtwagens. Naar links kan niet meer, naar rechts niet, en stoppen is helemaal uit den boze. Een douane trekt zijn wenkbrauwen verbaasd tot aan de haargrens als hij ons ziet en wil ons laten stoppen. Zijn collega houdt van vlot doorwerken en geeft osn een teken om door te rijden. Goed, dan stoppen we wel even op de parkeerplaats om een en ander uit te zoeken. Zo rijden we dan onverwachts ineens op de snelweg… Nou ja, dat zien we later dan wel weer. We worden niet zo snel wijs uit de rondwegen en eindigen bij het vliegveld. Dit is niet de bedoeling en al spoedig karren we langs de haven….. Orchard Road
We stoppen verschillende keren om de weg te vragen. Zo’n Landcruiser is toch niet de ideale stadswagen. Uiteindelijk belanden we toch bij het Grand Central hotel, eentje uit de Grand-reeks. Er is geen boeking voor ons (later blijkt dat er bij het Grand central in K.L. was geboekt) en voor het walk-in tarief betalen we $S 125 per nacht per kamer, dus 4 x f 170 = f 680 ! Als we terug zijn in Kuala Lumpur zullen we toch nog maar eens gaan praten met het reisbureau van Asian Adventure, want we krijgen stiekem toch nogal wat geld terug ! En dan te bedenken dat dat de kamers ook nog tegenvallen. Orchard Road is midden in het centrum en daar betaal je voor. ‘s Avonds slenteren we langs de grote warenhuizen, waar letterlijk alles te koop is. Voor Singapore-prijzen, dus niets goedkoper dan bij ons. Behalve misschien de horloges maar je moet er dan wel beetje van afweten. De properheid van deze stad is wereldberoemd, of misschien eerder de boetes op het wegwerpen van een sigaret of kauwgom. Zes-zevenhonderd gulden ben je zó kwijt.
16
Sentosa De volgende dag naar Sentosa, het vakantieeilandje voor de zuidelijke kust. Je kunt kiezen voor de kabelbaan, te voet over een brug of per pontveer. Vanaf het World Trade Center zweven we in een gondel hoog boven het water en kijken naar de luxe cruiseschepen in het Cruise Centre beneden ons en naar de overslaghaven in de verte. Roerloos steken tientallen kranen hun laadmasten in de lucht. We maken geen gebruik van de monorail op het eiland en volgen het pad naar het 37 meter hoge beeld van de Merlion, volgens de sage de beschermer van de stad. De Merlion is een kruising tussen een leeuw en een vis. Er zijn uitzichtpunten in de bek op de negende verdieping en vanuit de kroon op de twaalfde. In het beeld is van alles te zien zoals tentoonstellingen en videopresentaties. Bij de muzikale fontein wordt ‘s avonds de sage van de redder uit de zee vertelt. Dan voert het pad ons langs Seaworld met prachtige aquaria waar we op een lopende band langzaam doorheen glijden en ons vergapen aan de meest fantastische vissen boven en naast ons. Een haai kijkt naar ons met priemende ogen en een reuze-manta scheert over onze hoofden. In Volcanoland voeren oude Maya’s hun rituelen uit en mensen uit het publiek worden uitgenodigd mee te doen en je lacht je dood als je ziet hoe een vadsige man probeert zijn heupen te draaien als een Indische schone. Opgeslokt door een grote groep toeristen schuifelen we een grote zaal binnen en wachten op de lift die ons zal meevoeren naar het diepste der aarde. Alles trilt en schudt door de uitbarstende lava en de geluidseffecten zijn enorm. Ook het Asian Village, Fantasy Island, de orchideeën-tuinen en andere zaken vragen onze aandacht Alles hier heeft zijn prijskaartje en aan het eind van de dag denk ik werkelijk dat ik geld ben verloren. Na wat telwerk blijkt de gapende leegte in de portemonnee toch te kunnen kloppen en we besluiten terug naar het vasteland te lopen. Van een kennis horen we dat Singapore helemaal niet zo duur hoeft te zijn als je maar niet in het centrum van de City komt.
Kabelbaan $ 6.90 Entree Merlion $ 3.00 Volcanoland $ 10.00
Entree Sentosa $ 5.00 Under Water World $ 12.00 Voor 2 personen x f
Een rondje betalen met Visa ‘s Avonds slenteren we weer over Orchard Road op zoek naar wat soevenirs om de laatste Singapore dollars op te maken. Volgens mij moet er in een zijstraatje aan de rechterkant een Ierse Pub zijn. Buiten aan de tafeltjes is alles bezet en hijsen ons binnen op een kruk. “Three pints of Guiness en een Seven Up, please”. De rekening is f 57 of zoiets, en ik ben dan ook gedwongen te vragen of ze creditcards nemen. Terug naar Maleisië We halen de Toyota weer op bij de leveranciersingang –hij was te hoog voor de parkeergarage- en rijden naar de grens. Een keurige dame in het hokje vertelt me dat de inreisstempel in mijn pas ontbreekt. Op dat moment ben ik nog in de waan dat ik bij al bij de Maleise grens sta. Even ben ik als Europeaan de dubbele grensposten en een stukje niemandsland vergeten. Verbaasd antwoord ik dat de douane of politie dat dan waarschijnlijk vergeten is… ze kijkt in het volgende paspoort. In totaal 4x een stempel vergeten? Ik vertel hoe we op de heenreis in de war waren geraakt met permits en zo. Er wordt een superieur bijgehaald en ik vertel nogmaals het verhaal. Auto aan de kant en meekomen! In het kantoortje vertel ik nog maar eens het verhaal, en vraag wat het probleem is want we gaan er toch uit? Volgens de verder vriendelijke vrouw zijn we illegaal Singapore binnengekomen. Nou, zet ons er dan maar uit, dat wilden we toch al. Ja, maar je hebt illegaal een auto over de grens gebracht en die
17
zou in beslag moeten worden genomen. Misschien hadden we wel een paar maanden illegaal gewerkt? Denkend aan de hoge invoerbelastingen voel ik me nu toch een beetje ongemakkelijk worden. Eerst maar eens bewijzen wanneer we in Singapore zijn aangekomen. Gemakkelijk zat, ik toon de uitreisstempel uit Maleisië. Volgens haar is dat geen bewijs dat ik toen ook ben binnengekomen. Ja maar, waar moet ik dan anders heen zijn gegaan? Gelukkig overtuigen de hotelrekeningen met dezelfde aankomstdatum haar enigszins. Dan roept ook zij er weer een hogere bij. Deze man heeft alle begrip, kent het Europese systeem van open grenzen en zo, en als ik voor de zevende keer beloof het nooit meer te zullen doen, wordt er alsnog gestempeld en aanvullend iets in het boek van Sinterklaas geschreven. Wèl waarschuwen ze ons dat nu Maleisië misschien moeilijk gaat doen. Een lief klein meisje met Moslim-hoofddoek aan de Maleise kant valt het inderdaad op, en met mijn onschuldigste gezicht vertel ik haar in het kort het verhaal en dat aan de andere kant alles geregeld is. Zij ziet er verder geen probleem in, drukt een stempel in de pas, neemt in het immigratieformulier in ontvangst en wenst ons een prettige dag….
18