Project voorjaar groep 4
Takken Les 1.Takken .................................................................................................................. 2 Werkblad: Kijken naar de kastanjetak ........................................................................... 4 Werkblad: Zoek de verschillen tussen 2 takken ............................................................. 5 Voorbeeld blad: bordtekening kastanjetak ..................................................................... 6 Werkblad: opdracht 1 van de takkenhoek ...................................................................... 7 Werkblad: Opdrachten 2 tot en met 5 van de takkenhoek ............................................. 8 Werkblad: Logboekje...................................................................................................... 9 Werkblad: Leg op de goede volgorde........................................................................... 10 Les 2: Groei en verandering van bomen en knoppen .................................................. 11 De levensloop van een kastanje / een verhaal ............................................................. 13 Wandplaat takken......................................................................................................... 14 Wandplaat “De levensloop van een kastanje” .............................................................. 15 Achtergrondinformatie takken ...................................................................................... 16
Vogels Les 1. Watervogels in de stad ...................................................................................... 19 Werkblad 1a, watervogels: Mannetjeseend ............................................................... 21 Werkblad 1b, watervogels: Vrouwtjeseend ................................................................ 22 Werkblad 1c, watervogels: Fuut .................................................................................. 23 Werkblad 1d, watervogels: Blauwe Reiger ................................................................... 24 Werkblad 1e, watervogels: Kokmeeuw ...................................................................... 25 Werkblad 1f, watervogels: Meerkoet ........................................................................... 26 Werkblad 1g, watervogels: Zwaan ............................................................................... 27 Werkblad 2 ‘Hoe ziet mijn watervogel eruit?’................................................................ 28 Werkblad 3 informatie over watervogels ...................................................................... 29 Les 2. Vogelgeluiden .................................................................................................... 31 Achtergrondinformatie over vogels ............................................................................... 33 Werkblad 4a t/m 4g ‘Waar is mijn snavel?’................................................................... 35 Les 3. De balts van de fuut........................................................................................... 42 Les 4. Nestbouw........................................................................................................... 44 Werkblad ‘elke vogel zijn eigen nest’............................................................................ 46 Werkblad ‘welk nest hoort hier?’................................................................................... 47 Achtergrondinformatie over nesten ............................................................................. 48 Les 5. Vogeleieren ....................................................................................................... 49 Voorbeeldblad bordtekening ‘een ei van binnen’.......................................................... 52 Werkblad ‘een jong vogeltje in het ei’. .......................................................................... 53
1
Project voorjaar groep 4
Takken Les 1
Takken Nodig: Van Milieueducatie: - kastanjetakken - andere takken. Zelf verzorgen: - grote lege glazen potten etiketten - werkblad: “Kijken naar de kastanjetak” - werkblad: “Zoek de verschillen tussen 2 takken” - voorbeeldblad: “Bordtekening kastanjetak” - lege tafel
Tijd:
± 45 minuten
Lesinhoud:
De kern van deze les is een practicum, waarin de leerlingen in groepjes takken met knoppen onderzoeken. Als vervolg op de les is er een pot met een kastanjetak en een andere tak om in de “takkenhoek” regelmatig te bekijken, aan de hand van een logboekje.
Voorbereiding:
Maak op het bord een tekening van een kastanjetak met onderdelen, m.b.v. het voorbeeldblad bordtekening kastanjetak in dit boekje. Dek de tekening af tot de nabespreking van het practicum. Verzamel materialen die in de “takkenhoek” kunnen komen te staan. Kopieer de werkbladen voor de leerlingen.
Introductie:
Raadseltje Ter introductie van de les kan het volgende raadseltje gebruikt worden: In de lente heel dun gekleed In de zomer in ‘t groen gekleed In de winter? Uitgekleed! Zeg nu eens of je weet, wie ik ben?
Kern:
Practicum Gericht waarnemen en vergelijken. Verdeel de leerlingen in groepjes. leder groepje krijgt een kastanjetak en elk kind krijgt een werkblad “Kijken naar de kastanjetak”. Gezamenlijk gaan ze de tak gericht observeren en hun bevindingen op het werkblad invullen. Geef ook ruimte voor ontdekkingen, die niet gepland zijn. Stimuleer de waarnemingen met operationele vragen. Wanneer dit gebeurd is geeft u aan ieder groepje een willekeurige andere tak en aan alle leerlingen werkblad “Zoek de verschillen tussen 2 takken”.
2
Project voorjaar groep 4
De leerlingen gaan nu de verschillen onderzoeken tussen de 2 takken. Na verloop van tijd kunnen de takken worden uitgewisseld. Wanneer alle leerlingen klaar zijn met de onderzoekjes, is het tijd voor verdieping van de leerstof omtrent takken en knoppen. Bespreek met de kinderen aan de hand van de bordtekening hun ervaringen van het practicum. (Zie ook achtergrondinformatie groepsleerkracht). Verwerking:
Takken volgen in de takkenhoek. Nodig: Zelf verzorgen: - Lege tafel in de hoek van de klas - Werkblad “opdracht 1 takkenhoek - Werkblad “opdracht 2 t/m 5 takkenhoek” - Werkblad “Leg op de goede volgorde” - Per kind werkblad ‘Logboek’ - Potlood en viltstift - Potten met takken - (Loep)
Aan het einde van deze les krijgt elk groepje een glazen pot. Deze vullen zij met water en zij plaatsen de 2 takken in de pot. Op de pot komt een etiket met de namen van de kinderen. Indien er geen etiketten voorradig zijn, kan er ook van een strook karton een ring gemaakt worden die om de pot wordt geschoven. De potten gaan op de lege tafel in de hoek van de klas: de zogenaamde “takkenhoek.” Gedurende 2 weken gaat elk groepje minimaal 2 keer zelfstandig in de takkenhoek werken. Bij de takkenhoek komen de geplastificeerde of in plastic hoesjes gestoken opdrachtbladen te liggen of hangen. De antwoorden op de opdrachten kunnen de kinderen invullen in een logboekje dat u aan de kinderen uitdeelt. De kinderen kunnen het logboekje doormidden vouwen. Op de voorkant komt hun naam en een mooie versiering, op de achterkant tekenen zij twee uitlopende knoppen. U kunt zelf de keuze maken of u de takkenhoek klassikaal introduceert of in kleine groepjes in de hoek zelf. Zorg ervoor dat de takken bij het begin van de opdracht voldoende water hebben; de takken mogen uiteraard niet droog komen te staan.
3
Project voorjaar groep 4
Werkblad “Kijken naar de kastanjetak”
1 1.
Zitten er knoppen aan jullie tak? Ja/nee Zo ja, hoeveel? ……………………..… Zijn de knoppen mooi verdeeld over de tak? Ja/nee 2. Welke kleuren zie je aan de tak? ………………………………………………………………………………………………. 3. Wat voor kleur hebben de knoppen? ………………………………………………………………………………………………. 4. Heeft de tak al blaadjes? Ja/nee Zo ja, welke kleur?............................................................... 5. Zijn alle knoppen even groot? Ja/nee 6. Zijn de knoppen dof of glimmend? Dof/glimmend.
1. Ruiken de knoppen? Ja/nee 2. Maak voorzichtig een kras in de tak met je nagel. Ruikt de tak? Ja/nee 3. Hoe ruikt de tak? ……………………………………………………………
Teken hier je tak na en schrijf je naam erbij.
1.
Hoe voelt de tak? Vergelijk eens met de huid van je arm. …………………………………………………………. 2. Hoe voelt de knop? ………………………………………………………… 3. Voelt de knop droog of plakkerig? Droog/plakkerig.
4
Project voorjaar groep 4
Werkblad “zoek de verschillen tussen 2 takken.
1.
Aan welke tak zitten de meeste knoppen? ……………………………………………………………………………………..
2. Aan welke tak zitten de grootste knoppen? ……………………………………………………………………………………… 3. Hebben de knoppen van de takken dezelfde kleuren? Ja/nee 4. Hebben de knoppen dezelfde vorm? Ja/nee 5. Welke knoppen glimmen het meest? ………………………………………………………………………………………
1.
Maak voorzichtig een krasje in tak 2. Wat ruik je?.............................................
2. Ruiken de takken hetzelfde? Ja/nee 3. Welke tak vind je het lekkerst ruiken? ………………………………………………………….
Teken hier tak 2 na en schrijf je naam er bij.
1.
Voelen de knoppen aan de 2 takken hetzelfde? Ja/nee 2. Welke knoppen plakken het meest? …………………………………………………….. 3. Welke tak is het zachtste? ……………………………………………………..
5
Project voorjaar groep 4
Voorbeeldblad bordtekening kastanjetak
Eindknop
Bladlitteken
Zijknop
Bladlitteke Bast met
Bast met poriën
Ringlitteken
6
Project voorjaar groep 4
Werkblad opdracht 1 van de takkenhoek. Opdracht 1: ra, ra, wat komt er uit de knoppen? Schrijf de antwoorden in je logboekje. Teken als eerste allebei de takken met knoppen in je logboekje.
7
Project voorjaar groep 4
Werkblad opdrachten 2 t/m 5 van de takkenhoek.
Opdracht 2: Watergebruik. Zet op jullie pot een streep met viltstift tot waar het water komt. Zet ook een streepje in je logboek hoe hoog het water vandaag staat. Hoe komt dit denken jullie? Schrijf jullie antwoord op in je logboekje.
Opdracht 3: Voorspellen! Welke knoppen zullen eerder opengaan, aan de bomen buiten of hier binnen? Waarom? Schrijf jullie antwoord in je logboekje.
Opdracht 4: op volgorde. Leg de plaatjes in de goede volgorde. Schrijf de juiste letters achter de cijfers in het logboekje.
Opdracht 5: teken na. Teken allebei de takken na in jullie logboekje. Eerst op de eerste dag, na een paar dagen maak je nog een tekening. Teken op de achterkant van je boekje Van allebei de takken een knop die open gaat. Teken de knoppen zo groot mogelijk.
8
Project voorjaar groep 4 In dit logboekje kun je opschrijven wat je aan jouw takken hebt ontdekt. * Teken eerst allebei de takken na in de bovenste vakken, op de bladzijde hiernaast. Opdracht 1: Ra, ra wat komt eruit de knoppen? a. Zet een 1 bij de knop die het eerste open gaat. Zet een 2 bij de knop die daarna open gaat. Enzovoort. b. Grote knoppen gaan eerder/later open dan kleine knoppen. c. Uit knop nummer……….komen de meeste blaadjes. d. Er komen wel/geen wortels aan de takken. e. De blaadjes komen opqerold/opgevouwen/als een waaier uit de knop. f. g.
Uit de knop komen:………………………………………………. De blaadjes zitten vast aan:…………………………………….
Opdracht 2: Watergebruik. Het water in de pot gaat omlaag/blijft gelijk/gaat omhoog. Ik denk dat dat komt doordat ……………………………………………….
Opdracht 3: Voorspellen! Ik voorspel dat de knoppen buiten/in de klas eerder open gaan. Ik denk dat dat komt doordat:………………………………………………
Opdracht 4: Op volgorde. Het woord dat ik gevonden heb is:………………………………………….
Opdracht 5: Teken na. Teken na een week allebei de takken na in de onderste vakken. Teken op de achterkant van je logboekje van elke tak een knop die open gaat. Teken de knoppen zo groot mogelijk.
9
Project voorjaar groep 4
Werkblad “leg op de goede volgorde”. Hier zie je 6 plaatjes van een kastanjeknop. Knip ze uit en leg ze in de goede volgorde.
T
N
K
K
A
E
10
Project voorjaar groep 4
Les 2:
Groei en verandering van bomen en knoppen Nodig: Zelf verzorgen: - Wandplaat ‘levensloop van een kastanje” (vergroten uit dit boekje); - Verhaal ‘levensloop van een kastanje’; - Ingevulde logboekjes; - Wandplaat takken (vergroten uit dit boekje); - Potten met takken uit de takkenhoek.
Tijd:
± 30 minuten.
Lesinhoud:
Aan de hand van een verhaal en plaatjes wordt de groei van kastanje tot kastanjeboom behandeld. Daarna brengen de groepjes aan de klas verslag uit van de ontwikkeling van “hun” takken met knoppen. Een bomenwandeling in het voorjaar maakt de les pas compleet.
Voorbereiding:
Vergroten van de platen: “Levensloop van een kastanje” en “wandplaat takken” uit dit boekje. Buiten de school wandeling langs ontluikende bomen voorlopen, (hierbij kunt u evt. de ondersteuning van Natuuren Milieueducatie aanvragen).
Introductie:
De levensloop van een boom. Lees het verhaal voor aan de hand van de plaatjes van het werkvel “De levensloop van een kastanje”.
Kern:
Verslag van de waarnemingen in de takkenhoek. De groepjes bereiden een kleine presentatie voor. Laat ieder groepje vertellen hoe hun takken zich ontwikkelen. Daarbij kunnen de kinderen de logboekjes en uiteraard de takken gebruiken. U kunt vragen stellen over de verschillen in de ontwikkeling en zorgen voor verdieping van de stof met behulp van de achtergrondinformatie in dit boekje. Hierbij kunt u gebruik maken van de wandplaat.
Verwerking:
Wandeling. Maak met de leerlingen een wandeling rondom de school of bekijk een boom op het schoolplein. Leg hierbij de nadruk op het voorjaar (warmte, licht) en het zwellen van de knoppen.
11
Project voorjaar groep 4 Extra suggesties:
Bijenmobile Nodig: Zelf verzorgen: - 1 grote tak; - dun (nylon) draad; - punaises; - schaar; - wit zijde- of transparant papier; - gele en zwarte pijpenragers
Als eerste insecten in het voorjaar zien we bijen en hommels vliegen. Deze gaan stuifmeel of nectar halen zodra de températuur buiten geschikt is en er buiten bloemen bloeien. Maak van de pijpenragers en het papier bijtjes. Hang de tak aan het plafond met het dunne draad. Bevestig de bijen en hommels aan de tak. Hoe meer bijtjes, hoe beweeglijker de mobile.
Paastak. Nodig:
Nodig: Zelf verzorgen: - Grillige tak; - Vaas; - Paasdecoraties.
Een tak met een grillige vorm is een zeer geschikte tak om een paastak van te maken. Zet de tak in de vaas en hang de paasdecoraties aan de takken. Maak de decoraties bijvoorbeeld van brooddeeg en verf deze.
12
Project voorjaar groep 4
DE LEVENSLOOP VAN EEN KASTANJE / een verhaal. Waar komen de takken vandaan? Waar komen de bomen vandaan? Vragen, die vast opkomen bij het kijken naar de takken. De kinderen kunnen, met behulp van het onderstaande verhaaltje over een kastanje de ontwikkeling van de boom volgen. Het verhaal. “Ik ben een kastanje. In de herfst ben ik uit de boom gevallen. Wat was het toen koud! Gelukkig viel er een dekentje van warme blaadjes over me heen. In de winter heb ik op dat plekje lekker geslapen. Maar nu...nu heeft het zonnetje me wakker gemaakt. Het is lente. Wat heb ik een dorst. De grond is nog nat van de regen. Daar zuig ik wel wat water uit. Ik groei en groei. Mijn bruine schil barst open. Er komt een wortel uit. Mijn wortels steek ik in de grond. Zo zit ik goed vast. Zal ik nu dat dekentje van bladeren aan de kant duwen? Ja. Wat een mooie blauwe lucht. Wat een warme zon. Daar wil ik naar toe. Ik groei ook de lucht in. Mijn stam wordt langer. Mijn stam wordt dikker. Ik kom steeds dichter bij de zon. Ik krijg allemaal takken met bladeren. Die spreid ik uit. De zon kan nu op alle blaadjes schijnen. Nu ben ik een prachtige kastanjeboom geworden. Kijk maar. De wind is mijn vriend. We spelen vaak samen. Hij pakt me bij de bladeren en maakt me aan het lachen. Soms is de wind heel stil. Daar word ik ook stil van. En soms doet de wind veel te wild. Zo wild, dat mijn takken er van kraken. Dan ben ik blij als hij weer ophoudt. Weetje wat de wind leuk vindt? Als het straks herfst wordt, mag hij alle blaadjes van de takken blazen. De wind moet dan wel z’n best doen. Want als het winter is, wil ik helemaal kaal zijn. Dan ga ik slapen. En dan wil ik wakker worden van allemaal ritselende blaadjes. Ik ben niet vaak alleen. Bijna altijd zitten er vogels op mijn takken. Weetje wat gezellig is? Het voorjaar. Dan zijn er altijd vogels, die een nestje bouwen op mijn takken. De vogels zitten net zo lang op de eitjes, totdat er jonge vogeltjes uitkomen. Dan begint de drukte voorde oudervogels pas goed. De jonge vogeltjes moeten veel eten hebben. De oudervogels moeten dat zoeken. Na een poosje vliegen de kleine vogels uit. Soms komen ze me nog wel eens opzoeken. Ze vertellen me dan over hun verre vliegreizen. Als ik ga bloeien, word ik heel vrolijk. Heel veel bijen en hommels komen dan op bezoek. Die halen de honing uit mijn bloemen. Als de bloemen zijn uitgebloeid, beginnen mijn kastanjes te groeien. Ze worden langzaam dikker en zwaarder. Tot ze groot genoeg zijn. Dan laat ik ze los en vallen ze naar beneden. Iedereen is blij met die kastanjes. Herten eten ze graag op. Soms, als een kastanje op een goed plekje is gevallen, groeit er een nieuwe kastanjeboom uit. Dat is met mij ook gebeurd. Ook kinderen zoeken mijn glimmende bruine kastanjes vaak. Ze nemen ze mee naar huis. Wat ze ermee doen, weet ik niet. Weet jij dat?
13
Project voorjaar groep 4
Wandplaat takken.
14
Project voorjaar groep 4
Wandplaat levensloop van een kastanje.
15
Project voorjaar groep 4
Achtergrondinformatie takken. Als de dagen langer worden en de temperatuur stijgt, is er bij de bomen een verandering te zien aan de knoppen. Deze gaan zwellen. Dit is zichtbaar aan de knopschubben, die niet meer netjes over elkaar passen, maar waar als het ware kleine strepen op zichtbaar worden. Pas als de temperatuur definitief hoger wordt, lopen de knoppen uit. De eerste bomen, struiken lopen uit in maart, april (Sleedoorn en Meidoorn) de laatste in mei, juni (Eik, Beuk en Els). Wat eruit een knop komt is niet bij alle bomen, struiken hetzelfde. Er zijn verschillende mogelijkheden: - Er zijn bomen waarbij uit de knoppen eerst de bladeren en dan pas de bloemen komen, zoals bij Vlier, Roos en Meidoorn. - Bij anderen komen eerst de bloemen en dan de bladeren, zoals bij lep, Es en Populier. - Het is ook mogelijk dat de bladeren en bloemen tegelijkertijd te voorschijn komen, zoals bij Appel, Peer, Paardenkastanje en Eik. - De bloemen en bladeren kunnen uit verschillende knoppen komen. Dit is goed te zien bij vruchtbomen. - Soms zitten de bladeren opgerold in de knop, bijvoorbeeld bij Eik en Meidoorn. - Soms zitten de bladeren opgevouwen in de knop, bijvoorbeeld bij de Beuk en de Paardenkastanje. Korte informatie over de diverse takken. Krentenboompje. Het krentenboompje zal al gauw bloeien als u de takken in (het) water zet. Aan de top van iedere twijg verschijnt weldra een aantal trossen van witte bloemen, die aan de onderkant een beetje rood zijn. De witte kroonblaadjes zijn aan de onderkant een beetje wollig. Eind juni verschijnen er paars-rode bessen, waarin het zaad is opgeborgen. Deze bessen zijn erg lekker en ze zijn ook eetbaar (het zijn niet dezelfde krenten als gedroogd in de winkel te koop). Vogels zijn er gek op. De krenten blijven niet lang aan de boom. Vogels spelen een belangrijke rol bij de zaadverspreiding. Het krentenboompje is een struik, oorspronkelijk afkomstig uit Noord-Amerika. De afgevallen blaadjes verteren slecht in ons klimaat. Forsythia. Forsythia wordt ook wel chinees klokje genoemd. Het is een bekende struik, die veel aangeplant wordt in parken en tuinen. De plant groeit het beste op een goed waterdoorlatende grondsoort. In april, min of meer voor de bladontwikkeling, verschijnen er massa’s gele klokvormige bloempjes.
16
Project voorjaar groep 4
Linde De linde is zeer regelmatig van opbouw. Kenmerkend voor de lindes is de opslag aan de voet van de stam, waardoor het soms lijkt alsof zij sokken dragen. De schors van de jonge twijgen is groen aan de onderzijde en roodbruin aan de bovenzijde. Daarbij is de schors rond en glad. De linde is in Nederland een inheemse boom. Van lindebloesem wordt gebruikt als thee en honing van lindebloesem is een bekend product. Lindes worden ongeveer 30 meter hoog en kunnen meer dan 700 jaar oud worden. Er zijn zelfs lindes van wel 1000 jaar oud.
Esdoorn. Esdoorns zijn te herkennen aan de gladde stam en de bladeren, die we kennen van de Canadese vlag. Als in het najaar de bekende helikopters aan de boom hangen, is de herkenning helemaal gemakkelijk. De esdoorn is waarschijnlijk in ons land ingevoerd door de Romeinen en nu overal ingeburgerd in de loofbossen en de duinen. Hij kan max. 40 meter hoog worden en wel 400-500 jaar oud. De knoppen van de esdoorn zijn groen en staan 2 aan 2 kruiselings tegen over elkaar. Als de boom bloeit hangen aan de takken trossen gelige bloemen. Ze geven honing en worden daarom o.a. door bijen bezocht.
Vlier. De Vlier vinden we vooral op plaatsen, waar de grond veel voedsel bevat. Bijvoorbeeld bij verwaarloosde plekjes, begraafplaatsen en konijnenholen. De Vlier is gemakkelijk te herkennen aan zijn grote bladeren, die uit meerdere blaadjes bestaan. In het voorjaar vallen de grote witte bloemen op. In het najaar zijn het juist de bessen, die de aandacht trekken. Van de vlierbessen wordt wijn en jam gemaakt.
Lijsterbes Deze wordt vaak aangeplant als sier- of laanboom. Het is een inheemse boom. Hij wordt max. 20 meter hoog en ongeveer 40 jaar oud. De knop is lang en eivormig met een omgebogen top. De buitenste schubben zijn donkerpaars met lange platliggende haren. De twijgen zijn lang en recht, de bloemen wit tot geelachtig. De steenvrucht is bijna 1 cm doorsnede en in het begin geel. Zo in augustus verandert de kleur in oranje en later in rood. Voor mensen is deze vrucht giftig. Voor de vogels juist een traktatie.
17
Project voorjaar groep 4
Paardenkastanje Buiten Nederland komen ongeveer 25 kastanjesoorten voor in het wild. In ons land is de Paardekastanje ingevoerd in de 16e eeuw. De latijnse naam is: Aesculus (eten) Hippocastanum (Paardenkastanje). Deze naam zou berusten op de Turkse gewoonte om paarden van verkoudheid te genezen door ze kastanjes te voeren. De Paardenkastanje kan wel 200 jaar oud worden en zo’n 25 meter hoog. In mei draagt de witte Paardenkastanje grote staande bloemtrossen, kaarsen genaamd, met wit-rood gevlekte bloemen. De rode Paardenkastanje bloeit 2 weken later. De bloemen leveren veel nectar en donkerrood stuifmeel. Ze worden druk bezocht door bijen en andere insecten. Eindknop: hierin zit de bloem verborgen. Bladlitteken: op deze plaats heeft de bladsteel aan de tak gezeten. De puntjes zijn overblijfselen van kanaaltjes waardoor water naar het blad werd vervoerd. Het litteken heeft de vorm van een hoefijzer. Zijknoppen: deze zijn veel kleiner dan de eindknop. In de zijknop zitten de bladeren. Poriën: door deze gaatjes in de bast haalt de tak adem. Ringlitteken: op deze plaats zat vorig jaar de eindknop. Het is hierdoor goed te zien, hoeveel de tak in een jaar gegroeid is: vanaf het ringlitteken tot aan het topje.
Beuk. Dit is een inheemse boom. De hoogte is max. 40 meter en de boom kan tot 300 jaar oud worden. De beuk heeft een gladde, grijze stam en ontwikkelt geen schubben. De knoppen zijn naar buiten gericht en staan afwisselend op de twijgen. Ze zijn omgeven door vierrijige knopschubben. De bladknoppen zijn lang en spits. De knoppen die ook bloemen bevatten zijn zowel dikker als langer. De bloeitijd valt samen met het uitkomen van het blad, begin mei. De vrouwelijke katjes zijn tweebloemig en omsloten door een deksel met 4 klepjes. Hierin ontwikkelt zich het zaad; het beukennootje.
Prunus. Ook wel sierkers genoemd. Dit is een zeer uitgebreid geslacht met zeer veel en verschillende soorten. Een gezamenlijk kenmerk is de steenvrucht. Een zachte sappige vrucht met een zeer harde pit. Doorgaans hebben ze een zeer uitbundige bloei, in de kleuren rood, roze, wit of geelachtig. De prunus is als straatboom in plantsoenen en parken zeer gewild. Ook de eetbare soorten zoals kers, pruim of perzik behoren tot de prunussoorten. De hoogte is 4-8 meter en ze worden 30-60 jaar oud. Es. De es is een inheemse boom en groeit het liefst op vruchtbare, vochtige, kalkhoudende grond. Het is een slanke boom met een open kroon, hij kan 30-40 meter hoog worden en 200-300 jaar oud. In de winter is de es gemakkelijk te herkennen aan de zwarte knoppen, die tegenover elkaar op de tak staan. De bloei van de es vindt plaats voor het uitlopen van de bladeren. De bloempjes staan in flinke aantallen bijeen.
18
Project voorjaar groep 4
VOGELS Les 1
Watervogels in de stad. Nodig: Van Milieueducatie: - Wandplaat “watervogels” (te leen). Zelf verzorgen - werkblad 1a tot en met 1g “Watervogels” - werkblad 2 “Hoe ziet mijn watervogel eruit?” - werkblad 3 “Informatie over watervogels” - kleurpotloden (geen stiften) - lege tafel in de voorjaarshoek van de klas. - 7 enveloppen
Tijd:
± 60 minuten.
Lesinhoud:
Er wordt tijdens deze lessen kennis gemaakt met 6 watervogels, die ook kinderen die in de stad wonen regelmatig tegen kunnen komen bij een kade, sloot of vijver. Dit zijn de meerkoet, de blauwe reiger, de wilde eend (♀ en ♂), de zwaan, de kokmeeuw en de fuut. Aan de hand van de wandplaat worden de vogels goed bekeken en met elkaar vergeleken.
Voorbereiding:
Maak van tevoren 7 groepjes. Zorg dat de wandplaat voor iedereen goed zichtbaar is. Doe per vogel de informatie van het werkblad “Informatie over watervogels” in een envelopje. Zet een lege tafel in de voorjaarshoek.
Introductie:
Kringgesprek. Houd een kort kringgesprek(je) aan de hand van de volgende vragen: Wie kent een vogel die in of bij het water leeft? Waar heb je die gezien? Heb je al een vogel gezien die een nest aan het maken was? Probeer samen in te gaan op wat vogels in het voorjaar doen om voor nakomelingen te zorgen. In het voorjaar trekken de vogels veel aandacht. Niet alleen door hun gedrag, maar ook door hun zang. Het voorjaar is de tijd dat vogels voor nakomelingen moeten gaan zorgen. Dit houdt in dat: - Er paren tot stand moeten komen (met uitzondering van vogels die voor het leven vormen, zoals de zwaan). - De nestplaats moet worden bepaald, waarna er een nest gemaakt moet worden. - Er worden eieren gelegd en die moeten worden bebroed. - De jongen, die uit het ei komen, moeten worden verzorgd en groot gebracht.
19
Project voorjaar groep 4
Kern:
Practicum. Verdeel de groep in 7 groepjes, leder groepje krijgt een werkblad van een vogel. Zorg dat elk groepje een andere vogel heeft. U kunt elk kind van het groepje een eigen plaat geven. Deze plaat wordt eerst gekleurd in de juiste kleuren. De kinderen kunnen de juiste kleuren op de wandplaat zien. Daarna krijgen de groepjes een werkblad (werkblad 2) en gaan ze gericht naar de tekeningen van hun vogel kijken en de operationele vragen beantwoorden. Elk groepje dat klaar is met de vragen van werkblad 2 krijgt vervolgens een envelop met daarin een klein beetje informatie over hun vogel (zie werkblad 3) leder groepje leest en bespreekt deze informatie zodat ze tijdens de afsluiting van de les elkaar iets kunnen vertellen over hun vogel. De nadruk komt hierbij te liggen op het vergelijken van de vogels. U kunt assisteren bij de voorbereiding van de presentatie.
Verwerking:
Vertel het elkaar. leder groepje houdt een korte presentatie over de “eigen” vogel, aan de hand van de tekening en de achtergrondinformatie uit de envelop. U kunt zelf zorgen voor verdieping van de stof (zie achtergrondinformatie). Tenslotte worden de kleurplaten opgehangen boven de lege tafel in de voorjaarshoek van de klas.
20
Project voorjaar groep 4
Werkblad 1a, watervogels: Mannetjeseend
21
Project voorjaar groep 4
Werkblad 1b, watervogels: Vrouwtjeseend
22
Project voorjaar groep 4
Werkblad 1c, watervogels: Fuut
23
Project voorjaar groep 4
Werkblad 1d, watervogels: Reiger
24
Project voorjaar groep 4
Werkblad 1e, watervogels: Kokmeeuw
25
Project voorjaar groep 4
Werkblad 1f, watervogels: Meerkoet
26
Project voorjaar groep 4
Werkblad 1g, watervogels: Zwaan
27
Project voorjaar groep 4
Werkblad 2, ‘hoe ziet mijn watervogel eruit?
1.
Hoe heet jullie vogel?
2.
Wat voor kleur snavel heeft jullie vogel?
3.
Is de snavel rond of scherp?
4.
Wat zou jullie vogel graag eten, denken jullie?
5.
Is zijn snavel langer dan zijn kop?
6.
Heeft jullie vogel een neus?
7.
En neusgaten?
8.
Is zijn nek langer dan zijn poten?
9.
Zijn de poten korter dan zijn lijf?
10.
Zitten de poten vooraan of achteraan aan zijn lijf?
11.
Hoeveel poten heeft jullie vogel?
Kijk eens naar de tenen van jullie vogel: 12.
Wat zit er tussen zijn tenen?
13.
Heeft jullie vogel ook nagels?
14.
Zijn de vleugels groter dan de vleugels van een kip?
28
Project voorjaar groep 4
Werkblad 3, informatie over watervogels. Knip de stroken los en doe deze in enveloppen.
Fuut Een fuut duikt onder water om zijn voedsel te vangen. Hij eet veel vis. De vis laat hij in 1 keer door zijn keel glijden. De fuut kan heel goed zwemmen, met zijn brede tenen zet hij zich af en hij schiet vooruit. Waarom kan een fuut niet zo goed lopen, denken jullie?
Blauwe reiger. De reiger heeft een speciale hals, heel lang en heel beweeglijk. Hij loopt altijd in ondiep water om zijn voedsel te vangen. Wat zou de reiger eten, denken jullie?
Wilde eend (mannetje) De mannetjeseend wordt ook wel woerd genoemd. De blauwe plek op zijn vleugel heet spiegel. Kijk eens naar de poten van de eend. Waarom heeft hij vliezen tussen zijn tenen, denken jullie?
Wilde eend (vrouwtje) De vrouwtjeseend heeft niet zulke mooie kleuren als haar mannetje. Ze heeft wel een blauwe plek op haar vleugel. Dit noemen we de spiegel. Vaak doet de eend haar kop onder water en zien we alleen nog haar staart, wat is ze dan aan het doen, denken jullie?
Meerkoet. De meerkoet heeft een wit schild op zijn hoofd, dit is een hoornschild. Ze hebben maar weinig zwemvliezen aan hun tenen. Hoeveel tenen heeft de meerkoet?
Knobbelzwaan. Het mannetje en het vrouwtje blijven altijd bij elkaar en bouwen samen een nest. Als ze voedsel zoeken verdwijnt hun hele kop en hals onder water. Waarom heet deze zwaan “knobbelzwaan” denken jullie?
Kokmeeuw. In de stad wonen veel kokmeeuwen. Ze eten vaak afval dat de mensen op straat gooien. Ze lusten ook kleine dieren, bijvoorbeeld jonge eendjes. In de zomer is de kop van de kokmeeuw bruin en in de winter wit. Hoe komt dat, denken jullie?
29
Project voorjaar groep 4
Extra suggesties Opzegversje
De eend. De mensen op vlugge voeten, de dieren op bange pootjes, ze zouden weten moeten: in vaarten en in slootjes of in een eendenplas, kwak, kwak, daar leef je pas!
Wandeling. Maak met de leerlingen een wandeling naar sloot, kade of vijver in de buurt.
30
Project voorjaar groep 4
Les 2
Vogelgeluiden Nodig: Van Milieueducatie: - Cd vogelgeluiden; - Wandplaat watervogels; - Hooi. Zelf verzorgen: - Werkblad 4a en 4b; - Scharen; - Lijm; - Lege lucifersdoosjes; - Groot vel blauw karton of blauwe vuilniszak; - Glazen pot.
Tijd:
± 45 minuten.
Lesinhoud:
De functie van vogelzang wordt behandeld en de kinderen leren 6 vogelgeluiden herkennen. Als afsluiting zoeken de kinderen de goede snavel bij de 6 watervogels.
Voorbereiding:
Zet de cd-speler en de cd met vogelgeluiden klaar. Zorg dat de materialen voor het practicum met de vogelsnavels gekopieerd en gesneden klaar liggen (zie beschrijving bij “practicum”).
Introductie:
Vogelgeluiden. Houd een kort kringgesprek over vogelgeluiden. De volgende informatie kan hierbij aan bod komen: Voordat de eieren er zijn moet er van alles gebeuren. Het mannetje moet eerst het vrouwtje lokken. Zangvogels lokken het vrouwtje met hun mooie zang. Voor andere mannetjes is dit het teken dat er in dat gebied al een mannetje zit. Zo bakenen ze hun territorium af. Je kunt die zang dus ook opvatten als een grote scheldpartij: “Ik ben hier de baas, ophoepelen jullie!” Vooral ‘s ochtends vroeg zingen vogels zich in het voorjaar de longen uit hun lijf. Sommige vogels kun je gemakkelijk herkennen aan hun geluid. Ze roepen hun eigen naam, bijvoorbeeld de koekoek.
Kern 1
Laat nu de cd horen met daarop de geluiden van de 6 watervogels. Raadspelletjes: - De kinderen raden de vogelgeluiden op het bandje. - Een kind doet een vogelgeluid na, de anderen raden. - Liedje: “Ik hoor de vogels” (zie extra suggesties). - Bij het horen van een vogelgeluid houden de kinderen de juiste kleurplaat uit de vorige les omhoog.
31
Project voorjaar groep 4
Practicum:
Waar is mijn snavel?
De leerkracht snijdt de werkbladen en verdeelt de snavels en lijven van vogels over de leerlingen van de klas, zodat elk kind of een snavel of een lijf heeft. De kinderen gaan samen een paartje vormen door elkaar op te zoeken zodat de vogel compleet is. Controleer of het juist is en geef dan de passende andere helft. Let op! Woerd en wijfje hebben dezelfde snavel. Samen gaan ze de snavel aan het lijf plakken met behulp van de plakstrook. Daarna kunnen de vogels gekleurd worden of beplakt worden met bijvoorbeeld veertjes. Tenslotte plakken ze de helften tegen een leeg lucifersdoosje. Zorg dat er van elke vogel minstens 2 gemaakt worden. De leerkracht heeft ondertussen op de lege tafel een sloot gemaakt met behulp van blauw karton of een blauwe vuilniszak. Daarop is een pot met daarin een tak geplaatst. Plaats tenslotte alle gemaakte vogels in de sloot. Het kokmeeuwpaartje komt aan de tak te hangen. Eventueel kan de sloot aangevuld worden met takken en gras die de leerlingen verzamelen en hooi van Natuur- en Milieueducatie.
32
Project voorjaar groep 4
Achtergrondinformatie over vogels. De wilde eend. Niet alleen door zang lokken de mannetjes hun vrouwtjes, de wilde eend maakt zich bijvoorbeeld mooi om “zijn” vrouwtje te verleiden. Dit doet hij met zijn groene kop en roodbruine borst. Zo blijft hij het vrouwtje van zijn keuze hardnekkig achtervolgen waar ze ook zwemt of vliegt. En komen andere mannetjeseenden (woerden) te dicht bij, dan is het gekwaak en gespetter niet van de lucht. De wijfjes zijn veel minder mooi gekleurd. Wel hebben beiden een blauwe plek op elke vleugel die de spiegel wordt genoemd. De wilde eend staat vaak ondersteboven in het water en probeert met de snavel waterplanten te pakken. Dit noemt men grondelen. De jonge eendjes worden ook wel pullen genoemd. Met zwemvliezen komt de eend in het water snel vooruit. Als de eend zijn voet naar achteren slaat, spreidt hij zijn tenen zodat het vlies gespannen is. Gaat de voet naar voren, dan worden de tenen tegen elkaar aan gehouden.
De kokmeeuw. Door het grote aanpassingsvermogen van deze meeuw zijn deze vogels in staat geweest de voedselbronnen van een stad te benutten: drijvend afval en door mensen verstrekt voedsel. Ca 80 % van alle stadsmeeuwen bestaat uit kokmeeuwen. Het winterkleed is wit met een donkere vlek achter het oor. Het zomerkleed (broedkleed) is een chocoladekleurige kap met een witte ring om de ogen. Ze broeden in grote kolonies. Ze eten allerlei kleine dieren (bijvoorbeeld pullen) en menselijk afval.
De knobbelzwaan. Deze vogel dankt zijn naam aan de zwarte knobbel op de basis van de oranje/rode snavel. Zwanen vormen paartjes voor het leven en het mannetje en het vrouwtje bouwen samen het nest. Zwemmend op het water zoeken zij hun voedsel (waterplanten) waarbij kop en hals vaak onder water verdwijnen. Verder eten zij ook weekdieren, jonge kikkertjes en insecten.
De meerkoet Waarom is het plaatje van de meerkoet wit? Deze vogel heeft een groot wit hoornschild op het voorhoofd. Deze vogel nestelt in een gebied met stilstaand of langzaam stromend water. Ze zijn ook vaak aan land. Ze hebben maar weinig zwemvliezen aan hun tenen. Hun voedsel bestaat vnl. uit waterplanten, zaden, wormen, insecten en hun larven, dat vaak duikend wordt bemachtigd.
33
Project voorjaar groep 4
De blauwe reiger. Het uiterlijk van mannetje en vrouwtje verschilt niet veel. Ze dragen hun broedkleed vanaf het vroege voorjaar tot ver in de zomer; de kop is dan bijna zuiver wit en tijdens de balts is de snavel oranje/rood in plaats van geel. Een typisch reigerkenmerk is de zesde halswervel. Die is veel langer en heeft een andere bouw. Als een mannetjesreiger in baltsstemming is gaat hij op een nest staan en door luid te roepen en door het vertonen van zogenaamde rekbewegingen probeert hij een wijfje te lokken. Vis vormt zijn hoofdvoedsel en wordt in ondiep water gevangen. Meestal loopt de reiger behoedzaam door het water en stopt als hij een prooi ziet en schiet als een speer toe.
De fuut. De fuut heeft een paarvorming die gepaard gaat met bijzondere rituelen. Dit komt in les 3 uitgebreid aan de orde. Een fuut duikt onder water om zijn voedsel te vangen, hij eet veel vis, deze laat hij in een keer door zijn keel glijden. Hij eet ook poppen van muggen- en libellenlarven. Er zitten in de maag van de fuut ook zand, steentjes en soms een veertje. De poten van een fuut zitten helemaal achteraan zijn lichaam, lopen kan hij er haast niet mee. Hij raakt steeds zijn evenwicht kwijt. Zwemmen gaat heel goed: met zijn brede tenen zet hij zich af en schiet vooruit. Dan vouwen de tenen zich zodat hij geen vaart verliest.
34
Project voorjaar groep 4
Werkblad 4a, waar is mijn snavel?
35
Project voorjaar groep 4
Werkblad 4b, waar is mijn snavel?
36
Project voorjaar groep 4
Werkblad 4c, waar is mijn snavel?
37
Project voorjaar groep 4
Werkblad 4d, waar is mijn snavel?
38
Project voorjaar groep 4
Werkblad 4e, waar is mijn snavel?
39
Project voorjaar groep 4
Werkblad 4f, waar is mijn snavel?
40
Project voorjaar groep 4
Werkblad 4g, waar is mijn snavel?
41
Project voorjaar groep 4
Les 3
De balts van de fuut. Nodig: Van Milieueducatie: - Dvd: baltsgedrag van de fuut. Zelf verzorgen: - rood, bruin en zwart karton; - scharen; - lijm; - takje.
Tijd:
± 40 minuten. Balts: Als het mannetje het vrouwtje heeft gevonden dan begint de balts. Een soort “hofmakerij”, vertrouwd worden met elkaar, als voorbereiding op de paring. Daarbij horen vaak allerlei karakteristieke gedragspatronen. Als je enige tijd naar vogels kijkt kun je er gemakkelijk een paar herkennen.
Lesinhoud:
Het bekijken van de balts van de fuut op dvd; aan de hand van een verhaal en met een zelfgemaakte “futenkraag” naspelen van de balts.
Voorbereiding:
Zet de dvd-speler met dvd en de materialen voor het maken van de “futenkraag” klaar.
Kern:
Dvd van de balts van de fuut. Laat de dvd zien. De tekst van de film is vrij moeilijk voor groep 4, maar de beelden zijn heel duidelijk en spreken aan. De film duurt ongeveer 10 minuten en brengt heel duidelijk de balts, paring, broedgedrag en jongen in beeld.
42
Project voorjaar groep 4
Verwerking:
Practicum. De leerlingen maken een tooi van karton, een zogenaamde “futenkraag”. Gebruik hiervoor een strook karton van 60 bij 2,5 cm. Plak de uiteinden aan elkaar en versier de tooi met veren van karton.
Rollenspel. 2 kinderen zetten hun “futenkraag” op en spelen hierbij het baltsgedrag van de futen na. Ter ondersteuning kan de groepsleerkracht het volgende verhaaltje voorlezen. De leerlingen spelen wat de leerkracht voorleest. “Het is voorjaar en de mannetjesfuut pikt met zijn snavel allerlei ongedierte uit zijn veren. Dan duikelt hij met zijn kop naar voren en laat het water over zijn rug rollen. De kraag gaat er steeds mooier uit zien. Die groeit langzaam tot een mooie, grote futenkraag. Op zijn kop krijgt hij een prachtige kuif. Hij voelt de zon op zijn veren schijnen. Hij is zo trots op zijn pak dat hij het aan de andere futen laat zien. Met een rechte hals vaart hij rond. Zachtjes gaat hij kopje onder en als hij boven komt ziet hij een vrouwtjesfuut. Ze lijkt wel van zilver zo glimmen haar veren. Wat is ze mooi. Hij vaart vlak langs haar en nog een keer, als hij voor de derde keer langs vaart schudt hij voor de lol met z’n kop. Zij doet dat ook. Kroak! roept hij. Zij roept terug. Steeds zwemmen ze vlak langs elkaar en schudden ze met hun kop, het is een spel. Dan komt hij recht op haar af en ze duwen met hun borst tegen elkaar. Steeds hoger komen ze uit het water. Ze snellen op elkaar af en duwen el kaar uit het water. Het mannetje geeft het vrouwtje een tak. Af en toe houden ze pauze. Daarna begint het spel opnieuw. Ze worden ver liefd…… “
43
Project voorjaar groep 4
Les 4
Nestbouw Nodig: Van Milieueducatie: - Zakje hooi. Zelf verzorgen: - Werkblad ‘elke vogel zijn eigen nest’; - Werkblad ‘welk nest hoort hier?’; - Materiaal om nestjes te bouwen (takjes e.d.)
Tijd:
± 45 minuten
Lesinhoud:
Vogels maken allerlei verschillende soorten nesten. Daarvoor gebruiken ze diverse materialen. Ze zoeken voor hun nest een geschikte plek.
Voorbereiding:
Kopieer de benodigde werkbladen. Laat de kinderen bouwmateriaal voor nesten verzamelen en meenemen.
Introductie:
Kringgesprek over vogelnesten. U houdt een kort klassengesprek over vogelnestjes. - Wie heeft er wel eens één gezien? - Hoe zag die eruit? - Waar was het nestje gebouwd? - Waren er vogels bij? - Heb je gezien of er jonge vogeltjes in zaten?
Kern:
Waar maken vogels hun nest? Elke vogelsoort heeft weer andere gewoontes wat betreft de nestbouw en het broedgedrag. De kinderen kijken wat voor nesten verschillende vogels maken en welke plekken ze daarvoor uitzoeken. De kinderen gebruiken daarvoor de werkbladen “Elke vogel zijn eigen nest” en “Welk nest hoort hier?”. Per vogelsoort staat kort beschreven wat voor soort nestje hij maakt. De kinderen moeten de nestjes uitknippen en in de tekening op de juiste plaats opplakken. Nesten bouwen. Een nestje bouwen is helemaal niet zo simpel als het lijkt. Om dit te ervaren mogen de kinderen proberen om zelf eens een nestje te bouwen. Het is leuk als de kinderen buiten zelf wat nestmaterialen kunnen verzamelen. Zij kunnen ook gebruik maken van de door Natuur- en Milieueducatie bijgeleverde materialen. Geef de leerlingen de tip om eerst een geraamte van takjes te maken.
44
Project voorjaar groep 4
Verwerking:
Zoek een plek voor je nest in de klas. Als de leerlingen klaar zijn met hun nestje maken, moeten zij goed om zich heen kijken en bedenken wat in het klaslokaal, een geschikte plaats zou zijn om het nestje te plaatsen. In de nabespreking mogen de kinderen vertellen wat hun motivatie voor die specifieke plek was: - niemand kan erop gaan staan: veiligheid - tegenaan stoten - poezen kunnen er niet goed bij - beschutte plek Na deze bespreking kunnen de nestjes in de omgeving van de voorjaarshoek worden geplaatst.
Suggestie
Eieren kleien. Eventueel kunnen de kinderen van klei eieren boetseren en verven voor in de nestjes.
45
Project voorjaar groep 4
Werkblad ’elke vogel zijn eigen nest’. De Vlaamse gaai maakt een nest van losse takjes.
De zwaluw metselt een nest onder de dakrand.
De ekster maakt een groot bol nest met een dak in een boom.
Het waterhoentje maakt een nest dat drijft op het water.
De specht maakt voor zijn nest een gat in de boom.
Het nest van de leeuwerik is een kuiltje tussen het gras.
46
Project voorjaar groep 4
Werkblad ‘welk nest hoort hier?’
waterhoen ekster
specht
Vlaamse gaai
leuwerik
zwaluw
47
Project voorjaar groep 4 Achtergrondinformatie over nesten
Doel van het nest. Nesten zijn bestemd voor het bebroeden en grootbrengen van de jongen. Ook speelt een nest een belangrijke rol in het sociale leven van de vogels, vooral bij paarvorming. Daarnaast is het voor de broedende vogel een bescherming tegen gevaar en ongunstig weer. Later beschermt het de jonge vogels, vooral die van de nestblijvers, die lang in het nest blijven. Het maken van een nest. Voor het maken van het nest gebruiken de vogels meestal plantendelen. Al naar gelang de grootte van de vogel zijn het takken of takjes, die van de grond rondom het nest worden verzameld, of die de grotere vogels uit de kruinen van de bomen breken. Ook andere materialen zoals plastic worden wel aangetroffen. Veel soorten zijn heel trouw aan een bepaalde nestplaats. Een vogelpaar kan in de loop der jaren twee of drie plaatsen om de beurt gebruiken. De nesten zelf worden ook heel vaak opnieuw gebruikt. Merels en huismussen gebruiken hetzelfde nest vaak driemaal in een seizoen en richten het elke keer opnieuw in. Reigernesten worden vaak enorm groot, doordat er jaarlijks nieuw materiaal aan wordt toegevoegd. Nestvormen. Het eenvoudigste nest is in feite helemaal geen nest. Bosuilen bijv. leggen hun eieren in een gat in de boom en bontbekplevieren in een kuiltje in de grond. De meeste nestvlieders maken eenvoudige nesten, die soms weinig meer voorstellen dan een kuiltje in de grond. Als een nestje echter op het water wordt gebouwd, zoals dat van een waterhoentje en de meerkoet, kan het ondanks zijn eenvoudige constructie vrij stevig in elkaar zitten. De meest ingewikkelde nesten zijn die van zangvogels. Merels en zanglijsters maken knusse nestkommen, die van binnen met klei worden bestreken. Anderen zorgen voor een extra koepel over hun nest. De keuze van de nestplaats Soms heeft het mannetje de nestplaats al uitgekozen, in andere gevallen wordt die door het vrouwtje bepaald. In ieder geval zoeken zij een veilige plaats. In een hoge boom, in een struik, tussen het riet, in het hoge gras... Dat zijn veilige plekjes voor de eieren en de jongen.
48
Project voorjaar groep 4
Les 5
Vogeleieren Nodig: Zelf verzorgen - Kippeneieren (graseieren zijn het beste); - Plastic bakjes of schoteltjes met zand (per ei); - Een scherp mesje; - Voorbeeldblad bordtekening ‘Een ei van binnen’; - Werkblad “Een jong vogeltje in het ei”; - Werkblad “Ben jij mijn mammie?”; - Kleurpotloden.
Tijd:
± 45 minuten
Lesinhoud:
De kinderen bekijken de inhoud van een ei en ontdekken de verschillende onderdelen ervan. Er wordt behandeld hoe het kuiken in het ei groeit.
Voorbereiding:
Kopieer de benodigde werkbladen. Maak zelf voor de les in ieder ei een gat met een scherp mesje zodat de inhoud van het ei bekeken kan worden. U kunt dit het beste in de zijkant van het ei doen (zie tekening). Doe er voorzichtig mee zodat er niets van de inhoud uitloopt. Stabiliseer de eieren door ze in een bakje met zand te leggen of dwars in een eierdoos.
Introductie:
Wat zou er in een ei zitten? Teken een groot ei op het bord. Houd een inventariserend gesprekje over wat de kinderen denken dat er in een gewoon kippenei zit. Laat de kinderen eventueel tekenen hoe ze denken dat het er van binnen uit zal zien. Als er een onderdeel genoemd wordt, schrijft u dit naast het ei op het bord. Per genoemd woord laat u in het midden of het goed of fout is. Het ei zal straks zelf het antwoord wel geven.
49
Project voorjaar groep 4
Kern:
daarna er nu
Practicum: Wat zit er in een ei? Vervolgens deelt u de opengemaakte eieren uit. Wijs de kinderen erop dat ze heel voorzichtig zijn; de schaal van een ei is erg dun! Laat de kinderen in tweetallen eerst zelf goed kijken. Bekijk samen met de kinderen of de woorden die op het bord staan werkelijk in zitten: - Zit er een dooier in? - Op welke plaats? - Welke kleur heeft het? - Zit er iets omheen? - Zit de dooier ergens aan vast? - Hoeveel lagen zitten er om het eiwit heen? Kom in samenspraak met de leerlingen en door middel van gericht waarnemen tot de tekening van een ei op het bord (zie voorbeeldblad “bordtekening: Een ei van binnen”). Schrijf de termen erbij. Vraag aan de leerlingen of zij weten hoe er nu een kuikentje uit een ei komt. Vertel ze in grote lijnen het ontwikkelingsproces. Eieren worden in de buik van vrouwtjes-vogels gemaakt. Mannetjes hebben geen eitjes, maar zaadjes in hun lijf. De zaadjes van het mannetje komen tijdens het vrijen in de buik van het vrouwtje. Daar groeien zaadje en eitje aan elkaar vast: het eitje is bevrucht. Alleen in een bevrucht eitje kan een vogeltje groeien. De eieren die wij in de winkel kopen zijn dat niet. Vogels broeden op de eieren zodat de eieren warm blijven en het vogeltje in het ei goed gaat groeien. De dooier en het eiwit zijn voedsel voor het vogeltje. In de schaal zitten hele kleine gaatjes, zodat het beestje verse lucht krijgt. Als de broedtijd voorbij is, is het vogeltje zo groot geworden dat het ei te klein is geworden. Eiwit en dooier zijn nu ook op. Bovenop zijn snavel heeft het vogeltje een knobbeltje; dat heet de ei-tand. Hiermee tikt het de eierschaal kapot. Hij drukt, duwt en ... krak, de schaal breekt. Doodmoe komt het kleine vogeltje eruit gekropen. Het ei-tandje heeft hij niet meer nodig. Dat valt er binnenkort af.
50
Project voorjaar groep 4
Verwerking:
Suggestie
Na dit verhaal krijgen de kinderen het werkblad “Een jong vogeltje in het ei”. Ze moeten beginnen met de termen bij het ei te schrijven. Daarna voeren zij de andere opdracht uit, die op het werkblad staat. Hierbij moeten zij de verschillende onderdelen van een kuiken in een ei een kleur geven.
Eieren verven Een voor de hand liggend, maar altijd wel feestelijk vervolg op de uitgeblazen eieren.
51
Project voorjaar groep 4
Voorbeeldblad bordtekening “een ei van binnen”.
eierschaal vlies
hagelsnoer
eiwit
dooier
deel dat zich tot embryo kan ontwikkelen luchtkamer
52
Project voorjaar groep 4
Werkblad ‘een jong vogeltje in het ei’. Schrijf de goede namen erbij. Kleur de poten van het vogeltje geel. Kleur de luchtkamer blauw. Kleur het ei-tandje rood. Kleur de veertjes van het vogeltje lichtbruin.
53