Leerlijnen Engels voor groep 1 en 2, groep 3 en groep 4
De inhoud van de leerlijnen 1 t/m 4 sluit in grote lijnen aan bij de belevingswereld van de kinderen en bij de thema’s van Take it easy.
Voor alle groepen geldt: - dat op ten minste 3 vaste tijdstippen Engels wordt gesproken (integrated learning). - er wordt ten minste 1x per week door leerlingen Engels tegen elkaar gesproken in de vorm van een vraag en antwoordspelletje: vijf minuten is al genoeg. Zie voorbeelden hierboven. - er wordt ten minste 1x per maand een tekenles in het Engels gegeven. (Zie voorbeelden in werkdocument over ‘integrated learning’.)
Algemeen: De leerlijnen worden cumulatief gebruikt. De leerlijnen voor groep 1 en 2 blijven herhaald. In groep 3 wordt dit uitgebreid en in groep 4 gebeurt dat nog eens. Het motto is: steeds iets nieuws er bij en het voorgaande herhalen. In groep 1 en 2 wordt de meeste basis gelegd van het beginnend Engels, omdat het onderwijssysteem van de kleutergroep zich daar goed voor leent. Lees dus niet alleen de leerlijnen en leerdoelen van je eigen groep, maar weet ook wat in vorige groepen aan de orde is geweest en in de volgende komen. Niet alles beklijft, vandaar die herhaling en soms al iets extra’s aanbieden. TIP: Stel bijvoorbeeld met elkaar een schema op waarin je onderwerpen centraal stelt. Werk als het even kan gelijk op, zodat je gebruik kan maken van elkaars ideeën. Bijvoorbeeld: KBW? Neem woorden en begrippen mee zoals: book, page, title, writer, illustrations, the front and back of a book.
Leerlijnen + doelen Engels groep 1 en 2 (TiE = kan je eventueel uit Take it easy halen) *tellen tot 10 of 12 (om bijv. met twee dobbelstenen naar aantallen te kunnen vragen) *dagen van de week + begrip today *de kleuren: all colours, including dark and light (neem de kleuren van de vouwblaadjes) *benoemen gezinsleden: father/dad, mother/mum, sister, brother, boy, girl, baby (TiE) *kleding: coat/jacket, shoes, boots, socks, dress, skirt, trousers, sweater, shirt (TiE) * over wonen: house, door, wall, window, roof, bed room, living room, kitchen, bath room garden, path (to the frontdoor), street *het weer: blue sky, white/grey clouds, wind, rain, snow, sun (TiE) *de vier seizoenen: the four seasons: Autumn, Winter, Spring, Summer (TiE) * namen van dieren met name bekende huisdieren, boerderijdieren en dierentuindieren * my body: head, hair, face with eyes, nose, mouth, ears, arms, legs, knees, hands, one foot, two feet, fingers, toes, * met behulp van liedjes: clap your hands, stamp your feet, turn around, jump in the air, sit down on the ground/on your chair, stand up, stand still *kinderen kunnen zichzelf aan elkaar voorstellen (zie voorbeelden hierboven)
Zie verder werkdocument integrated learning.
Leerlijnen Engels groep 3 * tellen: t/m 20 en optelsommetjes zoals 2 and 2 makes 4, begrippen: less and more * dagen van de week en begrippen: today, yesterday, tomorrow * all colours, including light and dark (vraagspelletje: what is your favourite colour?) * benoemen gezinsleden: zie groep 1 en 2 + grandmother/granny, grandfather/granddaddy, aunt, uncle, cousin (neef en nicht: kinderen van je oom en tante) (TiE) * kleding: herhalen groep 1 en 2 (bijv. bij wisseling seizoenen) (TiE) *over wonen: herhalen groep 1 en 2 + walls are made bricks, floor and ceiling *over school: - the building: school, classroom, corridor, walls, floor, ceiling, playground - furniture: chair, table, cupboards, white board, smart board - things to use: book, exercise/writing book, pen, pencil, eraser, ruler * het weer: na herfstvakantie dagelijks het weer bespreken (zie groep 1 en 2 + TiE) * de vier seizoenen + de 12 maanden van het jaar (begin in januari) * namen van dieren (zie groep 1 en 2. Liedje: ‘Old Macdonald had a farm’) * my body: zie groep 1 en 2 + mouth with teeth, cheeks, chin, nails, elbow (laat tekenen) * bewegingen: zie groep 1 en 2 + tiptoe (op tenen lopen) and hop (huppelen) * spelenderwijs laten begrijpen van eenvoudige vervoegingen van werkwoord to be (I am, you are, he/she is, we are, you/they are) Spelenderwijs laten gebruiken tijdens vraag en antwoordspelletjes, met liedjes of d.m.v. een verhaaltje. * vraag en antwoordspelletjes zie hierboven
Zie verder werkdocument integrated learning
Leerlijnen Engels groep 4 *tellen: 1 t/m 20 en terug. Met even en oneven getallen tellen, + en – (minus) sommetjes *dagen van de week: zie groep 3 + the day after tomorrow, the day before yesterday *alle colours: zie groep 1, 2, 3 * benoemen gezinsleden: zie groep 3, + eventueel nephew and niece (zo noemen ooms en tantes hun oomzeggers en tantezeggers) * kleding: zie groep 1, 2, 3 Zie ook tips in kader hierboven. * over wonen: zie groep 1, 2, 3 + on the roof is a chimney (laat kinderen hun huis tekenen, ze mogen daarna alle onderdelen aanwijzen die genoemd worden, of zoveel mogelijk aan elkaar vertellen wat ze getekend hebben.) * over school: zie groep 1, 2 , 3. De nieuwe school is leuke aanleiding voor gesprek * het weer: zie groep 1,2, 3. Op bepaalde dagen (ten minste 2 x) het weer bespreken * jaarcyclus: zie groep 1, 2, 3 + the first month of a year, second month, third month, etc. * namen van dieren zie groep 1, 2, 3. Indien aan de orde komt. *my body: zie groep 1, 2 ,3 (laat tekenen en laat kinderen elkaar erover vertellen) *bewegingen: zie groep 1, 2, 3 * eenvoudige vervoegingen van werkwoord to be. Zie groep 3
Zie verder werkdocument integrated learning
Conversaties Voorbeelden
Oefen eerst in de kring. Kind loopt naar een ander toe en vraagt “What is your name?” Ander kind antwoordt: “My name is Noa and what is your name?” “My name is Tom”. Shake hands: “Thank you, bye-bye.” Noa gaat vervolgens naar ander kind, enz. Na een paar keer wisselen, weet iedereen wat de bedoeling is. Alle kinderen gaan staan en lopen naar elkaar toe en vragen + antwoorden. Andere mogelijkheden: What is your favourite colour? What is your mother’s/father’s name? How old are you? How many brothers/sisters do you have? I have two brothers and one sister (v.a. gr. 3) What street do you live on? (v.a. groep 3)
Tips Stel ook regelmatig vragen aan de kinderen, dat kan o.a. gemakkelijk bij het tekenen. Voorbeelden:
“Please show me your green pencil. Is it dark green or is it light green? Kinderen geven antwoord in het Engels. “It’s light/dark green”. Vraag vervolgens verder met andere kleuren. Leg verschillende kleuren potloden op tafel. Vraag een kind: “Point to the green pencil, please”. Kind wijst met vinger groen potlood aan. (To point at is iets in de verte aanwijzen.) Vraag om bevestiging of ontkenning. Houd een groen potlood in de lucht. “Is this a green pencil?” Kinderen bevestigen: yes. Je maakt het antwoord zelf completer en zegt: well done/indeed: yes it is! Je zegt het vervolgens verkeerd. Je houdt groen potlood vast en je vraagt: “Is this a red pencil”? Kinderen ontkennen: no. Je maakt het antwoord zelf completer en zegt: “Well done: no, it is not/no it isn’t a red pencil, it’s a green pencil.” Spreek zoveel mogelijk in complete zinnen, kinderen verstaan daardoor des te meer en wennen aan de zinsopbouw.
Zo kan je van alles vragen en ook kleine opdrachten geven: “Tom, could you shut/open the door, please?” “Thank you Tom”. “Please, place your chair on the table”. “Don’t forget your snackbox and cup/beaker, take them home, please”. “Please, go to the corridor, get your schoolbag and coat, and come back into the classroom all of you”.Of: “May you all please go to the corridor to get your schoolbag and coat and return into the classroom.” In de kring n.a.v. kleding: “who is wearing blue trousers?/a red dress/brown shoes?” How many children are wearing a sweater/boots/a shirt” Let’s count them”.
Harmelen oktober 2015 Kitty van der Schaaf, coördinator Vroeg Engels