Water week 2 t/m 4 Poster: Water in huis
50
Water, daar kun je echt van alles mee, ook in de bijbel. Het mag en moet er wezen, juist omdat het er in (centraal) Palestina van huis uit zo weinig is. Men ving het regenwater in bakken of cisternen op. Die moesten dan wel waterdicht zijn. ‘Dood water’ heet dat. Ook al omdat het door dierlijk leven dat erin valt, bederft. Daartegenover staat ‘levend water’: water uit een bron of rivier. Dat levende water is nodig voor de rituele reiniging, de doop. Tot op de dag van vandaag wordt levend doopwater toegevoegd aan het joodse rituele bad, de mikwe. Het is kraanwater plus. Om dat ‘plus’ gaat het. Als Jezus zegt dat hij het ‘levende water’ of ‘levenswater’ is, heeft hij het dus over meer dan een dorstlessend middel alleen. Levend water en de bron... ze horen bij elkaar als een kind en zijn moeder. De bron heeft oude wortels. In het Oude Testament vinden Mozes, Eliëzer en Jakob hun vrouw bij de bron. De bron is de oorsprong van de relatie. Daarom vertelt Johannes dat ook Jezus gaat zitten bij de bron van Sichem en daar een vrouw ontmoet. Een Samaritaanse nog wel. Joden en Samaritanen liepen met een grote boog om elkaar heen. Dit keert loopt dat anders: ze ontmoeten elkaar en raken in gesprek. Over levend water dat méér lest dan gewone dorst: het geloof in de God van Israël. De details in Johannes’ evangelie zijn interessant, ook al spelen ze geen rol in de uitwerking van dit thema op het niveau van de kinderen. De Samaritaanse vrouw heeft vijf mannen gehad en haar zesde is ook de ware niet. Wie zou die ware zijn? Dat is de zevende, Jezus. Hij is zelf de bron, maar ook degene die het water uitgiet en de voeten van zijn leerlingen wast. Zoals Jezus bij Johannes tegelijk herder, lam en offer is. En de wijnstok, de wijn én degene is die de wijn schenkt. Het verhaal van de Samaritaanse, een halfjood, wordt voorafgegaan door het verhaal over Nikodemus, een volbloed jood. En gevolgd door het verhaal over een Romeinse ambtenaar, een volbloed heiden. Een schitterende manier van Johannes om zo de weg van het geloof te tekenen van Jeruzalem naar de volkerenwereld.
Dagaccenten onderbouw
Als je er goed naar kijkt, zie je dat water iets ‘doet’ in de verhalen van de komende weken. Water reinigt, lest dorst, geeft leven en levenskracht, en zorgt voor een nieuw begin. Op het einde van de serie ‘waterverhalen’ zegt Jezus over zichzelf: ‘Kijk, ik ben als dat water’. Begrijpelijk, want ook Jezus verandert situaties in het leven van mensen: hij geneest wie ziek is, hij ontmoet van mens tot mens, hij geeft kracht én dwingt respect af. Water is heel gewoon, ieder kind kent ‘t. Het thema ‘Levend water’ maakt de kinderen nieuwsgierig naar wat water zo bijzonder maakt. Het is in veel religieuze tradities een symbool (denk aan doop en rituele wassing). In deze drie weken is het de metafoor waarmee Johannes ons duidelijk maakt wie Jezus is: bron van levend water.
week 3 15-01: Water lest dorst 16-01: Water geeft leven 17-01: Water geeft rust 18-01: Water geneest 19-01: Water brengt het goede
week 2 08-01: Waar is water? 09-01: Jezus roept de vissers 10-01: Water reinigt 11-01: Dopen 12-01: Water verandert week 3 15-01: Water geneest 16-01: Water geeft leven 17-01: Water geeft een nieuw begin 18-01: Water geeft een nieuw begin 19-01: Wat is het nut van water? week 4 22-01: Water geeft plezier 23-01: Bedreigend 24-01: Angst én plezier 25-01: Het bewegende water 26-01: Afsluiting
Dagaccenten midden- en bovenbouw week 2 08-01: Water 09-01: Vragen stellen 10-01: Water en taal 11-01: Water en symboliek 12-01: Water en beleving
week 4 22-01: Water is kostbaar 23-01: Water is krachtig 24-01: Water is eerlijk 25-01: Jezus is als het water 26-01: Levenswater
week 2
Thema: Water
Jongsten maandag 8 januari Waar is water? Scheurplaat: De zee Tip: De watertafel Poster: Water in huis
dinsdag 9 januari Jezus roept de vissers
Oudsten
Kringactiviteit/lied: De Dingendoos Versje: Weet jij waar water is?
Bijbel: Simon en Andreas, de vissers
Bijbel: Vissers van mensen
Versje: Handen wassen
Verhaal: ‘Waarom?’ vroeg de vis Doesuggestie: Wijze vis: schoonmaken
Verhaal: Luuk doopt zijn beer
Bijbel: Johannes doopt Jezus
Verhaal: Lina is boos
Doesuggestie: Wijze vis: veranderen Tip: Water verandert zelf
Scheurplaat: Vissers op het meer Doesuggestie: Vissen
woensdag 10 januari Water reinigt Scheurplaat: De vraagvis Lied: De wijze vissen (1)
donderdag 11 januari Dopen Scheurplaat: Waterdruppels
vrijdag 12 januari Water verandert Scheurplaat: Van boos naar blij Lied: De wijze vissen (2) Gebed
51
Week 2 Traditiegetrouw staan in januari verhalen over Jezus op het Trefwoord-programma. Dit keer hebben we daar het thema ‘Water’ aan verbonden. Jezus zegt van zichzelf dat hij ‘het levende water’ is. Hij gebruikt het beeld van stromend water, uit een bron of een rivier, dat altijd in beweging is. De komende periode ontdekken de kinderen, ook aan de hand van ‘waterverhalen’, welke betekenis water heeft.
Jongsten
Allereerst reinigt water. Als Jezus zich door Johannes in het water van de Jordaan laat dopen, wordt hij als het ware ‘schoongewassen’. Het oude leven is voorbij, er kan een nieuw begin gemaakt worden. Kinderen zullen ook herkennen dat water je kan ‘veranderen’. Het stromende water van de douche laat een vermoeiende dag (of een boze bui) spontaan verdwijnen. Je kunt je als ‘herboren’ voelen na zo’n warm bad.
Weet jij waar water is?
Het lied ‘De wijze vissen’ is een stapellied over de verschillende aspecten van water. Deze week gaan de eerste twee coupletten over ‘schoonmaken’ en ‘veranderen’.
maandag 8 januari Waar is water?
De Dingendoos Zet vooraf twee flesjes in de Dingendoos: één met slootwater en één met kraanwater. Zing het lied van de Dingendoos (zie bijlage 2; cd-1: track 3 en 4). Praat met de kinderen over het verschil tussen de twee flesjes. Waar komt dit water vandaan? Laat ze er ook eens aan ruiken. Wat kun je drinken?
Kan uw groep antwoord geven op de laatste vraag in dit versje? De kleurenplaat kan erbij helpen.
Donkere wolken Kijk het spat! Regendruppels? Nat! Nat! Nat! Druppeltje hier, druppeltje daar. Op je neus en op je haar. Uit de douche en uit de kraan. Water, water, Lekker fris. Weet jij waar óók nog water is?
dinsdag 9 januari
De zee We starten dit thema met het water van de zee. Want daarmee is het grootste deel van de aarde bedekt. Waar vind je nog meer water? Maak met de groep een woordspin: wolken, rivier, waterval, ijs, enz. U kunt ook gebruikmaken van bijlage 11.
De watertafel Uiteraard gebruiken we deze weken de watertafel, met wereldspelmateriaal (boot, vissen, enz.) Maak van zand eventueel een eiland waar later een meertje of riviertje kan ontstaan. Pas de komende weken het spelmateriaal regelmatig aan. Het is bijvoorbeeld leuk als de kinderen, bij het verhaal over de storm op zee, met behulp van rietjes golven kunnen maken.
Water in huis Een doorsnee van een huis waar volop te zien is dat water belangrijk voor mensen is. Bij het bekijken van de poster kunt u een van de kinderen vragen een handeling uit te beelden waarbij water gebruikt wordt. Kan de groep raden wat dit is? 52
Jezus roept de vissers
Vissers op het meer Simon en Andreas zijn druk bezig als ze door Jezus worden geroepen om met hem mee te gaan. Na dit bijbelverhaal kunt u met de kinderen vissen maken.
Vissen Versier twee ovale kartonnen blaadjes (voor de schubben kunt u stukjes zijdevloei gebruiken). Knip ze beide tot het midden in en plak de staartdelen schuin over elkaar heen. Maak nu de twee ovale blaadjes op elkaar vast en zorg voor ogen en vinnen.
Jongsten Simon en Andreas, de vissers Een vertelling naar Marcus 1, 14-20 waarin we horen dat vissers hun werk zomaar aan de kant leggen om met Jezus mee te gaan.
Aan de kant van het grote meer staan twee vissers: Simon en Andreas. Ze hebben een groot net in hun handen. ‘Vooruit!’ roept Simon. ‘Eén..., twee..., DRIE!’ Bij ‘drie’ gooien ze samen het net in het water. Met een mooie boog. Dan trekken ze het net weer naar zich toe. ‘Ik ben zo benieuwd wat we allemaal gevangen hebben!’ zegt Andreas. Nieuwsgierig kijken ze wat er in het net zit. Hè bah, steentjes! ‘Gooi die maar weg,’ zegt Simon, ‘steentjes kun je niet opeten.’ Ze kijken wat er nog meer in het net zit. Groene planten met lange stengels! ‘Gooi die ook maar weg,’ zegt Andreas, ‘die zijn niet lekker, dat weet ik.’ Ze kijken wat er nog meer in het net zit. ‘Vissen!’ roept Simon blij. ‘Ja, die moeten we hebben! Andreas, pak gauw even de mand om ze in te doen!’ Andreas holt hard om de mand te halen en dan pakken ze samen de vissen uit het net. Wat een werk! Maar Simon en Andreas kunnen het heel goed, want het zijn goede vissers. ‘Kom op,’ zegt Andreas tevreden, ‘we gooien het net nog een keer in het water. Misschien vangen we nog meer vis!’ Ze staan weer aan de kant van het meer, met het grote net in hun handen. ‘Vooruit!’ roept Simon. ‘Eén..., twee...’ Maar dan klinkt een stem achter ze. ‘Wacht eens even!’ Bliksemsnel draaien Simon en Andreas zich om. Wie zegt dat? Het is Jezus. ‘O, dag Jezus,’ zegt Simon. ‘We vangen vissen.’ ‘Even aan de kant,’ zegt Andreas, ‘anders kunnen we het net niet in het water gooien. Eén..., twee...’ ‘Wacht nou even!’ zegt Jezus vriendelijk. ‘Ik wil jullie iets vragen. Iets belangrijks!’ Dan leggen de twee vissers hun grote net maar op de grond. Ze doen het deksel van de mand dicht en gaan er bovenop zitten. ‘Goed,’ zeggen ze tegen Jezus, ‘vraag maar!’ En vol verwachting kijken ze Jezus aan. ‘Wat ik wil vragen, dat is...,’ zegt Jezus, ‘gaan jullie met mij mee? Om mensen te helpen!’ Simon en Andreas kijken verbaasd. Dan schudden ze allebei tegelijk hun hoofd. ‘Wij kunnen alleen maar vissen vangen!’ ‘Wie vissen kan vangen,’ zegt Jezus, ‘die kan ook mensen helpen. En dat is belangrijker dan vissen
vangen. Doen jullie mee?’ ‘Eh,’ zegt Andreas, ‘daar moet ik eerst een nachtje over slapen. Jij ook, Simon?’ ‘Ik hoef er niet over na te denken,’ roept Simon. ‘Ik ga met Jezus mee.’ ‘Wacht even!’ roept Andreas. ‘Ik ga ook met Jezus mee!’ Hij springt van de mand af en rent achter de twee aan. Jezus glimlacht. Nu heeft hij al twee leerlingen. En het net en de mand? Die worden door andere vissers gebruikt.
Oudsten Vissers van mensen Een vertelling naar Marcus 1, 14-20 waarin we horen dat vissers hun werk zomaar aan de kant leggen om met Jezus mee te gaan.
‘Hebben we alles?’ vraagt Simon. ‘Ja, de netten liggen in de boot,’ zegt Andreas. ‘En heb je brood mee? En de kruik met water?’ ‘Jaja, ik heb aan alles gedacht. Ik weet heus wel wat je allemaal mee moet nemen hoor als je gaat vissen!’ Simon en Andreas zijn broers. Elke dag lopen ze van hun huis naar het meer van Galilea. Daar ligt hun boot. Want Simon en Andreas zijn vissers. Ze varen met hun boot over het meer. En als ze ver genoeg zijn, gooien ze de netten in het water. Soms hebben ze geluk en zitten de netten na een tijdje vol met vis. Maar soms vangen ze bijna niks. Ja, alleen een paar kleine visjes en wat stenen. Maar daar kun je niet van leven. Ze moeten vissen hebben. Mooie, grote vissen. Die kunnen ze op de markt verkopen. En van dat geld kunnen ze brood kopen. Of nieuwe touwen voor de netten. ‘Zullen we gaan?’ vraagt Simon. ‘Mij best!’ zegt Andreas. Hij springt in de boot en gaat op het houten bankje zitten. Simon geeft de boot een duw. De boot gaat van het zand het water in. Als de boot op het water drijft, springt hij ook in de boot. Andreas roeit een stukje uit de kant. ‘Hier gooien we de netten uit,’ zegt hij na een tijdje. Samen met Simon gooit hij de netten in het water. En juist als ze dat doen, horen ze iemand roepen. Het is een man. Hij staat aan de oever van het meer. Het is Jezus. Hij zwaait naar Simon en Andreas. ‘Gaan jullie met mij mee?’ roept hij hard. ‘Wat?’ Simon en Andreas kijken elkaar verbaasd aan. ‘Wat zegt die man nou? Met hem meegaan? Dat kan toch niet?’ Simon wil iets terugroepen, 53
maar Andreas stoot hem aan. ‘Stil eens! Die man roept nog iets.’ ‘Ga met mij mee!’ roept Jezus. ‘Jullie zijn vissers hè en proberen vis te vangen, maar ik zal ervoor zorgen dat jullie mensen gaan vissen!’ Simon en Andreas weten niet wat ze horen. Ze zijn stomverbaasd. Wat zegt die man nou? Wat bedoelt ie? Mensen vissen? Ze begrijpen het niet. ‘Laten we naar hem toegaan,’ zegt Andreas. Ze roeien snel naar de kant. Ze springen uit de boot en kijken Jezus aan. ‘Het is goed,’ zegt Simon. ‘Ik ga met u mee.’ En ook Andreas zegt: ‘Ik ga mee!’ Ze laten de boot met de netten zomaar op het strand bij het meer liggen en lopen achter Jezus aan. Zo zijn Simon en Andreas de eerste leerlingen van Jezus geworden.
Refrein: Water uit de sloot of zee. Wat doen we ermee? Wat doen we ermee? Helder water uit de kraan. Wat hebben wij eraan?
1.
‘Water,’ zegt de wijze vis, ‘maakt de wereld schoon en fris. Wast je kleren en de vaat. Spoelt de rommel van de straat.’
Even verderop komen ze bij twee andere mannen. Het zijn Jakobus en Johannes. Dat zijn ook vissers. Simon en Andreas kennen ze wel. Ze helpen elkaar als dat nodig is. Jakobus en Johannes zijn bezig om de netten te maken. Want er mogen niet te grote gaten in komen. Dan zwemmen de vissen er zo weer uit. Jezus loopt naar Jakobus en Johannes toe. En ook tegen hen zegt hij: ‘Ga met mij mee. Ik heb jullie nodig. Er is heel veel te doen. Begin een nieuw leven. Vissen vangen is mooi werk, maar met mensen praten en voor mensen zorgen is veel mooier. Ga mee, dan maak ik ook van jullie vissers van mensen.’ En ook Jakobus en Johannes gaan met Jezus mee. Zomaar.
Zand en water: lekker modderen. Verf en water: lekker klodderen.
woensdag 10 januari Water reinigt
De vraagvis Deze vis houdt van vragen. Omdat ze heel nieuwsgierig is. Natuurlijk wil ze ook alles van water weten. ‘De wijze vissen’ geven in hun lied antwoord op de vragen. Het eerste couplet vertelt dat water reinigt. Daar leggen we vandaag de nadruk op. De oudste groep kan na het verhaal het lied beluisteren.
De wijze vissen (1) Het lied van de wijze vissen dat als een rode draad door dit thema loopt. Bladmuziek en volledige tekst: bijlage 12; cd-1: track 17 en 18.
Jongsten Handen wassen Een versje dat het handen wassen leuker maakt.
Vieze handen, het werk is klaar. Handen wassen. Doe het maar! Pak de zeep. Kraantje open. Laat het water nu maar lopen. Handen wrijven langs elkaar. Zeep weg, spoelen maar. Kraantje dicht. Het is klaar!
Oudsten ‘Waarom?’ vroeg de vis In dit verhaal introduceert de vraagvis zich. De komende weken zullen de wijze vissen (en de kinderen) antwoord op haar vragen geven.
Diep in de grote zee woont de vraagvis. Ze zwemt met een hele school vissen rond in het zoute water. Waarom heet ze ‘vraagvis’? Omdat ze van alles vraagt. En de andere vissen dan? Die vragen nooit wat. Maar ze luisteren wel naar de vraagvis. Want daar leren zij ook van. Kijk, daar ligt een schelp. De schelp klapt dicht als
54
de vissen langskomen. ‘Waarom klap jij dicht?’ vraagt de vraagvis. ‘Dan kan niemand mij pakken,’ zegt het schelpdier. ‘Oh,’ zegt de vraagvis. ‘Dank je wel. Weer wat geleerd.’ De vissen zwemmen verder. Ze komen langs groen zeewier. Het wier groeit op een rots. Een rots in de zee. ‘Waarom groei jij op een rots?’ vraagt de vraagvis. ‘Zo staan mijn voeten stevig vast,’ zegt het zeewier. ‘Anders drijf ik met de golven mee en dan verdwaal ik misschien.’ ‘Oh,’ zegt de vraagvis. ‘Dank je wel. Weer wat geleerd.’ De vissen zwemmen verder. Oeps, daar wordt iets in het water gegooid. Het is afval. De vissen zwemmen naar boven en zien een boot. De schipper gooit zijn afval zomaar overboord. ‘Waarom gooi jij je afval in de zee?’ vraagt de vraagvis. ‘Ik moet het toch ergens kwijt,’ zegt de schipper. ‘Als het afval op het schip blijft liggen, gaat het stinken.’ ‘Oh,’ zegt de vraagvis. ‘Dank je wel. Weer wat geleerd.’ Opeens stoot zij haar neus aan een haakje. Het zit aan een lijn en die hangt zomaar in het water. Er zit een vette worm aan het haakje. Eén van de vissen wil in de worm happen, maar de vraagvis zegt: ‘Wacht even. Ik ga even vragen wat dit voor haakje is.’ En ze zwemt naar boven. Daar ziet ze een visser zitten. Hij heeft een hengel in zijn hand. ‘Waarom laat jij een worm aan een haakje in het water zwemmen?’ vraagt de vraagvis. ‘Om jou te vangen,’ zegt de visser. ‘Oh, dank je wel. Nu weet ik dat ik niet in de worm moet bijten,’ zegt de vraagvis. Maar de visser is snel. Hij pakt een schepnet en zwaait ermee in het water. De vraagvis klapt met haar staart en duikt snel de diepte in. Ze wil het liefst terugzwemmen om te vragen: ‘Waarom doe je dat?’ maar dat is niet slim, weet ze. Dan vangt die nare visser haar misschien. ‘Niet in de worm bijten hoor,’ roept ze naar de andere vissen. ‘Want dan zit je gevangen aan het haakje.’ De vissen zwemmen weg en de visser kijkt op zijn neus. De vissen zwemmen langs de kust. Ze zwemmen langs een lange dijk. Opeens horen ze water stromen. Ze zwemmen naar boven en zien een lange
buis. De buis komt uit de dijk en er loopt water uit. Het water stroomt de zee in. Zomaar. Wat raar, denkt de vraagvis. De zee is al vol met water en toch stroomt er allemaal water de zee in. Waarom? ‘Waarom stroomt dat water in de zee?’ vraagt ze, maar er is niemand bij de buis om haar antwoord te geven. Alleen een oude zeemeeuw vliegt hoog in de lucht. De zeemeeuw gaat lager vliegen en landt op het water. ‘Waarom stroomt dat water in de zee?’ vraagt de vraagvis weer. ‘Dat doen de mensen,’ zegt de zeemeeuw. ‘Ze gooien water weg. Ze spoelen het door de wc en de wasbak. Ze gooien het over hun straatje. Ze kiepen soms hele emmers leeg. Al dat water komt bij elkaar en stroomt door de buis naar zee.’ ‘Waarom?’ vraagt de vraagvis weer. ‘Dat weet ik niet hoor,’ zegt de zeemeeuw. ‘Dat doen de mensen nou eenmaal.’ ‘Oh,’ zegt de vraagvis. ‘Bedankt. Maar nou weet ik het nog niet.’ En ze duikt weer onder in de zee. Ze heeft heel veel vragen. Wat doen de mensen met water? Wij vissen hebben het toch alleen nodig? De vraagvis zwemt verder. Ze moet het vragen. Maar aan wie? Dan weet ze het. Midden in de zee wonen de wijze vissen. Ze zijn al oud en ze weten veel. De wijze vissen kunnen vast wel antwoord geven op haar vragen. ‘Kom,’ zegt ze tegen de andere vissen. ‘We gaan naar ze toe en dan vragen we het. Want nou wil ik weten hoe het zit!’ Marian van Gog
Nagesprek l Wat zullen de wijze vissen antwoorden? l Waarom spoelt het water door de wc? l Waarom gooien mensen water over hun straatje? l Wat maakt water nog meer schoon? (lichaam, kleding, groenten, vaat, enz.) l Hoe voel jij je als je schoon bent? l Wast een vis zich ook? Hoe doen andere dieren dit?
Wijze vis: schoonmaken Gebruik bijlage 13. Vergroot de wijze vis met het woord ‘schoonmaken’ op karton. Kleur en versier hem en leg de vis in een vissenkom of accubak. Er komen de komende weken nog meer vissen bij. Zing tot slot nog een keer het lied van de wijze vissen.
55
donderdag 11 januari Dopen
Waterdruppels Wie van de groep is wel eens bij de doop van een baby geweest? Laat ze erover vertellen. Hoe reageerde het kindje op de waterdruppels? Misschien zijn er kinderen in uw klas die zelf gedoopt zijn. Als er foto’s van gemaakt zijn is het leuk om die met elkaar te bekijken. Het water van de doop heeft ons iets te vertellen: het geeft leven en is onmisbaar. Water verwijst naar de toekomst. De doop is het teken van het nieuwe leven.
Jongsten Luuk doopt zijn beer Een deel uit het prentenboek ‘Honingkoekjes en beschuit met muisjes’ (SGO Uitgeverij). Luuk kijkt naar foto’s van zijn doopfeest. Daarom wil hij nu ook zijn beer dopen.
Het is woensdagmiddag. Luuk kijkt samen met papa in zijn fotoboek. Latifa, zijn vriendinnetje, is er ook. Opeens begint Latifa heel hard te lachen: ‘Hahaha, ben jij dat?’ Ze wijst naar een foto. ‘Ja, dat is Luuk,’ zegt papa. ‘Nietes,’ zegt Luuk, ‘dat kan niet, want ik heb een jurk aan.’ ‘En toch ben jij het!’ zegt papa. ‘Haha, Luuk met een jurk. Luuk met een jurk!’ giert Latifa. Ze kan niet meer ophouden met lachen. Luuk moet huilen. ‘Ik wil geen jurk. Je bent stom, pap.’ ‘Het is een doopjurk,’ zegt papa. ‘Toen ik een babietje was, mocht ik die ook aan.’ ‘Vond jij dat dan wel leuk?’ snikt Luuk. Hij veegt de tranen van zijn wang. ‘Weet ik niet,’ zegt papa, ‘maar het is een heel mooie jurk.’ ‘Wat is een doopjurk?’ vraagt Latifa. ‘Die heb je aan als je gedoopt wordt. In de kerk. Dan doet een dominee of een pastor water op je hoofd.’ ‘Water? Echt?’ ‘Ja,’ zegt papa, ‘een paar druppeltjes.’ ‘Waarom?’ vraagt Luuk. ‘Wij horen bij elkaar,’ legt papa uit. ‘Mama, papa en jij. Maar je hoort ook bij God. En God bij jou. Dat laten we zien met het dopen. In de kerk.’ ‘O,’ zegt Luuk. ‘En had ik toen die jurk aan?’ ‘Ja, kijk maar naar deze foto. En er waren heel veel 56
mensen bij. Opa en oma. Tante Jeannette en oom Wim. En Liesbeth, de buurvrouw. En de mensen die altijd in de kerk zitten.’ ‘Waar is die jurk nu?’ vraagt Luuk. ‘Op zolder,’ zegt papa. ‘In een doos.’ ‘Mag ik die zien?’ ‘Nee, want nu moet ik écht koken, anders staat er straks geen eten op tafel.’ ‘Zullen we op zolder gaan kijken?’ vraagt Luuk. Hij wipt van de bank en trekt aan Latifa’s arm. ‘Dat mag toch niet?’ ‘Wel hoor, maar papa heeft geen zin om de jurk zelf te halen.’ ‘Goed,’ zegt Latifa. Ze lopen samen zachtjes naar zolder. Het is wel even zoeken, maar dan ziet Luuk opeens een doos. Een doos met allemaal babykleertjes. ‘Is dit jouw jurk?’ vraagt Latifa. Ze trekt aan een groene lap. ‘Nee, suffie,’ zegt Luuk, ‘dat is een kleed. Kijk, dit is de jurk.’ Hij haalt de witte doopjurk uit de doos. ‘O, mooi!’ zegt Latifa. ‘Echt?’ ‘Echt!’ Luuk is blij. De doopjurk is nu niet meer stom. ‘Weet je wat?’ zegt Luuk. ‘We nemen de jurk mee naar beneden. Om te spelen. Dan spelen we doopje.’ Latifa vindt het best. Ze weet niet hoe doopjespelen moet, maar het lijkt haar leuk. ‘Jij mag de jurk aan,’ zegt Luuk als ze weer beneden zijn. Maar als Latifa de jurk wil aantrekken is die natuurlijk veel te klein. ‘Dan gaan we mijn beer dopen,’ zegt Luuk. Hij haalt zijn dikke speelgoedbeer die altijd op zijn bed zit. Even later heeft beer de jurk aan. ‘Ik doop,’ beslist Luuk. ‘Dus ik doe water op het hoofd van beer.’ ‘En ik dan?’ Latifa heeft een pruillip. Zij wil ook graag dopen. ‘Eh... jij mag beer vasthouden.’ Dat vindt Latifa goed. Luuk pakt uit de kast een schaal. Dan loopt hij naar het kraantje bij de wc. Voorzichtig laat hij wat water in de schaal lopen. Voetje voor voetje schuifelt hij terug naar de kamer. Er klotst een beetje water over de rand. Maar er blijft genoeg water voor beer over. Luuk zet de schaal op tafel en zegt tegen Latifa: ‘Jij moet op die stoel zitten. Met beer. En als ik roep moet je komen.’ Latifa doet precies wat Luuk zegt.
‘Ja, kom maar!’ zegt Luuk. Latifa gaat naast Luuk staan. Die doet wat water in zijn handen en druppelt dat op het hoofd van beer. ‘Zo, nu is beer gedoopt.’ ‘Nu al?’ zegt Latifa. Ze strijkt met haar handen over beers hoofd. ‘Ik voel niks. Je moet er meer water op doen.’ Luuk doet zijn handen in de schaal. Het water loopt in zijn handen. Snel giet hij het over beer. ‘Zo goed?’ ‘Nee,’ zegt Latifa. ‘Ik doe het wel. Hier! Hou beer maar vast.’ Ze pakt de schaal en giet die helemaal leeg. Beer is drijfnat. En de vloer ook. ‘Wat doe je nou?’ roept Luuk geschrokken. Dan komt papa binnen. En mama. Want die is net thuisgekomen. ‘Wat doen jullie nou?’ roepen ze allebei. ‘Dat heeft Latifa gedaan!’ ‘Nietes!’ roept Latifa. ‘Welles!’ ‘Ja, maar jij kon niet goed dopen,’ zegt Latifa huilerig. ‘Dopen?’ vraagt mama. ‘Ja, we gingen beer dopen,’ zegt Luuk die nu ook begint te huilen. ‘En ik zei nog...’ begint papa. ‘Laat maar,’ zegt mama, ‘als je gaat dopen maken we geen ruzie. Want dopen is een feest.’ Even later is alles goed. De vloer is droog gemaakt, beer zit bij de verwarming en de doopjurk hangt aan de waslijn. Luuk en Latifa zitten met mama op de bank. Ze kijken weer in het fotoboek. ‘Zie je die kaars?’ zegt mama. ‘Ja,’ zegt Luuk blij, ‘dat is mijn kaars. Die staat daar!’ Hij wijst naar het kleine kastje in de hoek. Daar staat een grote, dikke kaars. ‘Die heb je gekregen toen je gedoopt werd,’ zegt mama. ‘Het is jouw doopkaars. Hij geeft licht en je wordt er een beetje warm van. Het is net of God dan bij ons is.’ ‘En als ik jarig ben, mag ie aan, hè mam?’ ‘Ja,’ zegt mama. ‘Dan denken we aan toen je geboren werd, maar ook aan de doop.’ ‘Ah, mag ie nu ook aan?’ zeurt Luuk. ‘Nee,’ zegt mama, ‘alleen als je jarig bent.’
Oudsten Johannes doopt Jezus Een vertelling naar Lucas 3, 1-23 en Matteüs 11, 5. Net als velen laat Jezus zich ook door Johannes dopen. De doop is het teken van veranderen, van een nieuw begin.
Voor een huis zit een meisje. Ze huilt. Waarom?
Ik weet het niet. Misschien heeft ze pijn. Of misschien is ze geplaagd. Langs de kant van de weg ligt een vrouw. Ze is mager. Ze heeft honger, maar ze heeft geen geld om eten te kopen. Buiten de stad, waar de hoge bergen beginnen, loopt een man. Hij is boos. Iemand heeft iets van hem afgepakt. En kijk, dáár in de verte, loopt nog een man. Dat is Johannes. Hij heeft alles gezien. Het meisje dat huilt. De mevrouw die honger heeft. En de man die beroofd is. En dat vindt Johannes niet leuk. Hij is er erg van geschrokken. ‘Het is niet eerlijk!’ roept hij hardop. ‘Het is niet eerlijk!’ Johannes is boos. ‘Waarom is er nou niemand die ze helpt?’ Johannes loopt verder. Steeds verder. Dan is hij in de woestijn. Het is er stil en warm. Johannes gaat op een steen zitten en doet zijn ogen dicht. Hij denkt na. Over het meisje en de mevrouw. En over de man die boos is. Opeens staat hij op. ‘Ik weet het!’ zegt Johannes. ‘Ik ga iedereen over God vertellen. Want God wil ook niet dat we verdrietig of boos zijn. Als we samen delen en goed voor elkaar zijn, kan er iets nieuws beginnen. En dát ga ik aan iedereen vertellen.’ En dat doet Johannes. Hij gaat naar de rivier de Jordaan. De rivier is niet zo diep. Je kunt gewoon door het water naar de overkant lopen. Johannes gaat in het water staan. Zijn benen en zijn jas worden nat. Maar dat vindt Johannes niet erg. Als er mensen langskomen, roept hij: ‘Mensen, luister eens. God wil dat we opnieuw beginnen. Dat het goed wordt voor iedereen. En straks komt er een koning die dat ook wil. Doen jullie ook mee?’ Veel mensen lopen door. Ze halen hun schouders op. Maar er blijven ook mensen staan. Ze luisteren naar Johannes. ‘Wat moeten we dan doen?’ vraagt iemand. ‘Ja, wat moeten we dan doen?’ roepen ook de andere mensen. ‘Als je veel eten hebt, kun je dat delen met iemand die honger heeft. En als je veel kleren hebt, geef die dan aan iemand die het koud heeft, omdat hij geen jas kan kopen. Pak niet iets wat van een ander is. En ga naar mensen toe die huilen. Begin opnieuw en doe mee!’ Dan stapt er iemand naar voren. Zomaar het water in. Hij zegt: ‘Ja, ik doe mee.’ ‘Goed,’ zegt Johannes blij. ‘Dan zal ik je dopen.’ Hij gaat samen met de man kopje onder in het water. Als ze weer boven komen, zegt Johannes: ‘Nu ben je gedoopt. Je bent helemaal schoon. Je kunt opnieuw beginnen.’ Opeens gaan er veel meer mensen het water in. Ze 57
worden allemaal gedoopt door Johannes. Daarom noemen ze hem Johannes de Doper. Dan komt er nóg iemand naar Johannes de Doper toe. Het is een man. Hij zegt: ‘Ik wil ook gedoopt worden.’ Johannes kijkt hem goed aan. ‘U? Wilt u door míj gedoopt worden?’ vraagt Johannes verbaasd. ‘Maar u bent toch Jezus? Jezus van Nazaret?’ ‘Ja, ik ben Jezus en ik wil dat jíj me doopt.’ Johannes denkt: ‘Jezus is de koning waarop iedereen heeft gewacht. Hij is veel belangrijker dan ik.’ Johannes en Jezus lopen samen het water in. En dan wordt Jezus gedoopt. De mensen zijn er stil van. Nagesprek l Wat heeft Johannes gezien? l Wat wil Johannes de mensen leren? l Waarom gaan de mensen kopje onder in het water? l Waarom laat Jezus zich dopen?
vrijdag 12 januari Water verandert
Van boos naar blij Laat eerst het lied van de vraagvis horen en praat even door over het tweede couplet (water verandert). Kijk dan naar de scheurplaat. Iemand kijkt boos, doet vervolgens de handen voor de ogen en tot slot de handen weer weg. Nu kijkt hij blij. Laat de kinderen dit ook eens doen. (De oudsten kunnen ook verbaasd en pijnlijk kijken.) Door met je handen als een gordijn langs je gezicht te gaan, veeg je als het ware het boze gevoel weg en komt er een nieuwe gezichtsuitdrukking, een blij gevoel, voor in de plaats. Zo kan water ons veranderen, de oude situatie wegspoelen. Herkennen de kinderen dit dat de stralen van de douche de boze bui meenemen?
De wijze vissen (2) Het tweede couplet vertelt dat water verandert. Als je moe of boos bent, kan een lekker bad wonderen verrichten. Bladmuziek en volledige tekst: bijlage 12; cd-1: track 17 en 18.
58
Refrein: Water uit de sloot of zee. Wat doen we ermee? Wat doen we ermee? Helder water uit de kraan. Wat hebben wij eraan?
2.
‘Water,’ zegt de vis heel wijs. ‘Is soms regen, sneeuw of ijs. Ook je boze bui heeft pech. Neem een douche en hij is weg.’
Gebed Goede God, Jezus haalde de vissers Simon en Andreas van het water. Om met hem mee te gaan en een nieuw leven te beginnen. Ook Jezus kwam uit het water, gedoopt in de Jordaan. Als een nieuw mens ging hij verder. Goede God, dank u wel voor al dat water dat ons opfrist, blij maakt en goed doet.
Jongsten Lina is boos In bad is Lina haar boze bui snel vergeten.
‘Brrr!’ bibbert Lina. Ze trekt haar muts over haar oren. Ze zit bij mama achter op de fiets. Het sneeuwt een beetje. ‘Mam,’ roept Lina boos, ‘fiets eens door! Ik heb het koud!’ Ze wiebelt met haar tenen in haar laarzen. ‘Nou, nou,’ moppert mama, ‘wat dacht je van mij? Ik vang alle wind op!’ Mama buigt zich over het stuur van haar fiets. ‘Wat doe je nou!’ gilt Lina. De koude wind waait midden in haar gezicht. Natte sneeuwvlokken plakken op haar wangen. Haar neus wordt knalrood. ‘Mam,’ roept Lina, ‘ik wil naar huis!’ Ze trommelt heel hard met haar vuisten op mama’s rug. Opeens stopt mama en stapt van haar fiets af. Ze tilt Lina uit het fietsstoeltje en zet haar op de stoep. ‘Zo dametje!’ zegt mama. ‘Ga jij maar lopen! Daar word je warm van!’ Boos stampt Lina met haar voeten op de grond. Ze wil helemaal niet lopen.
Mama kijkt Lina aan. Ze aait over haar hoofd. ‘Meisje toch! Ik heb het ook koud. Kom maar gauw mee. Zeg... weet je wat? We gaan thuis lekker in een warm bad!’ Maar Lina wil ook niet in bad. Boos loopt ze naast mama naar huis. Een dikke traan loopt over haar wang. ‘Mmmm,’ neuriet Lina. Ze zit in bad. Het water is warm. Lina doet haar ogen dicht. De schuimbellen kriebelen aan haar oren. ‘Hi,hi, hi,’ giechelt ze zacht. Mama kijkt om de badkamerdeur. ‘Zo, mijn lieve Lina, is het lekker?’ Lina lacht. Ze pakt wat schuim op haar hand en blaast het weg. ‘Kijk eens, mam! Het water zweet!’ Kleine stoomwolkjes kringelen uit het bad omhoog. ‘Nee, malle meid,’ lacht mama, ‘dat is stoom! Net als van de waterkoker. Het zijn piepkleine warme waterdruppeltjes.’ Lina wijst verbaasd naar de spiegel. ‘O,’ roept ze verschrikt, ‘de spiegel huilt! Net als ik! Misschien is zij ook boos.’ Dikke waterdruppels glijden langs de spiegel naar beneden. ‘Je bent wel een grappenmaker, zeg!’ schatert mama. ‘Dat is ook stoom. Maar je hebt het wel goed bedacht!’ Mama knuffelt Lina. Ze veegt de spiegel droog met een handdoek. ‘Zo, die is weer blij! Maar nu ga ik ook jou afdrogen, want we gaan eten.’ Lina snuift. ‘Mmmm! Pannenkoeken!’ roept ze blij. ‘Het aller-, aller-, allerlekkerste van de hele wereld!’
Oudsten Wijze vis: veranderen Knip de wijze vis met het woord ‘veranderen’ uit (bijlage 13). Kleur en versier hem en leg de vis ook in de vissenkom of accubak.
Water verandert zelf We hoorden het al van de wijze vis: water zelf kan ook veranderen. Stop twee kleine bakjes met water in de diepvries, één met zout erin. Wie van de groep kan voorspellen wat er gaat gebeuren? Kijk maandag wat er veranderd is. (We laten dan het ijsklontje in de kring rondgaan en zingen net zolang het lied van de wijze vissen totdat het klontje gesmolten is.)
59
week 3 maandag 15 januari Water geneest Scheurplaat: Pas op, die kaars!
dinsdag 16 januari Water geeft leven
Thema: Water
Jongsten
Oudsten
Versje: Verbrand Lied: De wijze vissen (3)
Doesuggestie: Wijze vis: genezen Tip: Zingen tot het smelt
Verhaal: Een zielig plantje
Kringactiviteit: Wel en geen water Doesuggestie: Wijze vis: leven geven
Scheurplaat: Verlept Lied: De wijze vissen (4)
woensdag 17 januari
Bijbel: De voetwassing
Water geeft een nieuw begin Scheurplaat: Opfrissen Versje: Een nieuw begin
donderdag 18 januari Water geeft een nieuw begin
Bijbel: Al heel lang ziek
Bijbel: Al achtendertig jaar ziek
Kringactiviteit: Wij zijn de wijze vissen!
Kringactiviteit: De vissenkom
Scheurplaat: Het bewegende water
vrijdag 19 januari Wat is het nut van water? Scheurplaat: Vissen bij elkaar Gebed
60
Week 3 Water is van cruciale betekenis in ons leven, we kunnen niet zonder. Zelfs de bijbel niet. Water is ook daar de metafoor voor ‘leven’. Een mooi voorbeeld is de genezing in het bad van Betzata. Nog nooit heeft een verlamde man dat geneeskrachtige water kunnen bereiken. Maar dan komt Jezus, de man staat op en krijgt een nieuw leven. ‘Leven geven’ is één van de sleutelwoorden van deze week. En niet alleen mensen zijn afhankelijk van water. Ook planten en dieren kunnen het niet missen. De wijze vissen zingen ook over ‘genezen’. Misschien heeft een van uw kinderen wel eens ervaren hoe heilzaam water kan zijn bij een brandwond.
Oudsten Wijze vis: genezen Knip de wijze vis met het woord ‘genezen’ uit (bijlage 13). Kleur en versier hem en leg de vis ook in de vissenkom of accubak.
Zingen tot het smelt Heeft u afgelopen vrijdag bakjes met water in de diepvries gezet? Haal het ijsblokje eruit. Constateer dat het water met zout niet bevroren is. Het ijsblokje gaat de kring rond: van hand tot hand. Hoe lang kunnen we het lied van de vraagvis zingen totdat het ijs gesmolten is? Een andere mogelijkheid: ‘k Heb een klontje in mijn hand, die gaat reizen door het land, is hij hier, is hij daar, als hij weg is zeg je ’t maar...
maandag 15 januari
dinsdag 16 januari
Water geneest
Water geeft leven
Pas op, die kaars! Laat het versje bij de scheurplaat horen. Of weten kinderen zelf al wat je nu het beste kunt doen?
Jongsten Verbrand Water! Water! Vlug wat water! Want ik heb m’n pink verbrand! Ha, een straal van ijskoud water... Dat is lekker op m’n hand! Water sust en water blust. Nu kan ik weer verder spelen, want m’n pink doet minder pijn. O, wat is dat water fijn!
De wijze vissen (3) Water geneest. Het derde couplet zingt erover. (Bladmuziek en volledige tekst: bijlage 12; cd-1: track 17 en 18.)
Refrein: Water uit de sloot of zee. Wat doen we ermee? Wat doen we ermee? Helder water uit de kraan. Wat hebben wij eraan?
3.
‘Water,’ zegt de wijze vis, ‘helpt als er iets akeligs is. Hand verbrand? Dat is niet fijn. Maar wat water dooft de pijn.’
Verlept Planten hebben water nodig, anders gaan ze dood. Ook in het lied van de wijze vissen horen we dat water leven geeft. Laat tijdens het bekijken iemand uit de groep een plantje water geven.
De wijze vissen (4) Het accent ligt vandaag op het vierde couplet. Naast planten, hebben ook dieren en mensen water nodig. Bladmuziek en volledige tekst: bijlage 12; cd-1: track 17 en 18.
Refrein: Water uit de sloot of zee. Wat doen we ermee? Wat doen we ermee? Helder water uit de kraan. Wat hebben wij eraan?
4.
‘Water,’ zegt de wijze vis, ‘zorgt dat er hier leven is. Planten, dieren, ik en jij, door het water leven wij.’
Jongsten Een zielig plantje Remy is vergeten het plantje van school water te geven. Wat nu?
61
Remy zit achter in de auto. Hij is bij opa Bos geweest. Het was leuk, maar gelukkig gaat hij nu naar huis. Remy kijkt naar buiten. Bah, het regent. ‘Pap, moet je kijken! Die bomen zijn net oude mannetjes, met die kromme takken. En alle takken zijn kaal. ‘Knrrrr...’ knort Remy’s buik. Hij heeft honger. ‘Pap,’ vraagt Remy, ‘wat eet een boom?’ ‘Een boom?’ zegt papa. ‘Die eet niet, die drinkt!’ ‘Mmm,’ mompelt Remy, ‘dan moet-ie zeker ook heel veel plassen.’ ‘Ha!’ lacht papa. ‘Kijk maar eens naar buiten, wat een plassen!’ ‘Maar pap...’ vraagt Remy weer, ‘hoe krijgen alle plantjes binnen dan te drinken?’ ‘Oh...’ grapt papa, ‘gewoon het raam openzetten!’ ‘Nee joh!’ roept Remy. ‘Met de gieter natuurlijk! Dat hebben we net op school geleerd!’ ‘Oh nee!’ Opeens kijkt Remy niet blij meer. ‘Mijn plantje...’ zucht hij, ‘boven op mijn kamer staat het plantje van school. En die heb ik helemaal geen water gegeven. Oh, nou is-ie dood...’ Remy laat zich in de kussens zakken. ‘Wacht eens even,’ zegt papa, ‘we kunnen hem nog redden.’ Papa drukt op het knopje van de telefoon. ‘Ja, hallo mama, hier is Remy.’ Dan vertelt Remy het hele verhaal. Van het dode plantje van school. ‘O, maar daar doe ik wel wat aan,’ lacht mama, ‘tot zo!’ ‘Klik..’ De mobiel is stil. Verdrietig kijkt Remy naar buiten. Overal is water, alles is kliedernat. ‘Alleen mijn plantje...’ zucht Remy, ‘die is zo droog als een kurk...’ ‘Piep!’ de auto staat stil. Remy gooit de autodeur open en rent naar binnen. ‘Mam? Maaam! Hoe is het met mijn plantje?’ Mama pakt Remy bij zijn schouders. ‘Krijg ik geen kus?’ Vlug geeft Remy mama een kus. Maar wel een kleintje. Want hij heeft haast. Hij rent de trap op, naar zijn kamer. Waar is zijn plantje? Hij is weg! Remy kijkt in de prullenbak. Niets! ‘Mam!’ gilt hij. ‘Wat heb jij met mijn plantje gedaan?’ Mama loopt naar de badkamer. Ze doet de deur open. ‘Kijk, je plantje is in bad!’ ‘In bad?’ roept Remy verbaasd. ‘Was hij vies?’ Midden in het bad staat een piepklein potje met een plantje erin, in een klein beetje water. Zijn blaadjes hangen slap naar beneden. ‘Ahhh..’ zegt Remy en aait met zijn vinger over een blaadje, ‘hij is dood...’ 62
Mama legt haar arm om Remy’s schouder. ‘Nou, dat weten we nog niet. Laten we eerst maar eens gaan eten.’ ‘Goed,’ zegt Remy, ‘dan kan mijn plantje lekker drinken.’ Samen lopen ze naar beneden. Remy kan haast niet wachten. ‘Mam?’ vraagt Remy na een uurtje. ‘Mag ik...’ Mama knikt en Remy rent naar boven. In het bad staat een plantje met blaadjes vrolijk recht overeind. En helemaal bovenin zit een klein groen knopje. De blaadjes staan iets open. ‘Oh!’ roept Remy blij. ‘Mijn plantje krijgt een bloem! Een gele! Jippie! Hij is gered!’ Gered door het water. En door mama natuurlijk.
Oudsten Wel en geen water Zet twee schoteltjes klaar, met watjes erop. Strooi op beide tuinkerszaadjes. Op het ene schoteltje giet je wat water, op het andere niet. Herhaal dit een aantal dagen, het ene schoteltje blijft dus droog. Wat gebeurt er met de zaadjes? Je kunt dit natuurlijk ook met twee plantjes doen. Het ene plantje krijgt een week geen water, het andere wel. Wat is het verschil?
Wijze vis: leven geven Knip de wijze vis met het woord ‘leven geven’ uit (bijlage 13). Kleur en versier hem en leg ook deze vis in de vissenkom of accubak.
woensdag 17 januari Water geeft een nieuw begin
Opfrissen Mensen hebben water nodig. Ze leven van water. Op de scheurplaat drinkt een meisje uit een glas. Maar zij geeft vervolgens een slokje aan haar huilende buurjongetje. Daar knapt hij van op. Water verfrist mensen: letterlijk en figuurlijk.
Een nieuw begin Water! Neem een slokje water! Want je huilt. Je droom was naar. Toe maar, drink maar snel wat water. Kijk, het helpt! Is dat niet raar? Water sust en water blust. Nu kun je weer verder slapen, want je tranen zijn weer weg.
Wat is water lekker zeg! Water! Doe een beetje water op een washand. Au, m’n been! Kijk hij bloedt! Wat koel die washand! Zie je wel, dat helpt meteen! Water sust en water blust. Nu kan ik weer verder rennen, want m’n been doet niet meer zeer. Water helpt toch elke keer! Water! Lekker stromend water als ik van de hitte zweet. Lekker sproeien met de douchekop en ik ben veel minder heet. Water sust en water blust. Nu kan ik weer verder stoeien, want ik ben weer koel en fris. Gaaf toch dat er water is! Water! Water! Lekker water! Drink maar op of zwem erin! Mensen hebben water nodig. Water geeft een nieuw begin. Verwerking Laat de volgende situaties uitspelen waarbij water voor een nieuwe start zorgt: - enge droom – een slokje water; - gevallen – natte doek op je knie; - hard gelopen – een slokje water; - enz.
Oudsten De voetwassing Een vertelling naar Johannes 13, 1-14. Jezus wast de voeten van de leerlingen. Hij is vandaag hun knecht.
‘Kom,’ zegt Jezus, ‘we gaan eten. Zullen we samen de tafel klaarmaken?’ ‘Dat is goed,’ zegt Petrus, die altijd als eerste overal bij is. Petrus zet kruiken met water neer. Judas helpt hem met het brood en de wijn. Er zijn ook lekkere kruiden die heerlijk ruiken. ‘Is de tafel gedekt?’ vraagt Jezus. ‘Ja,’ zegt Petrus. ‘We kunnen allemaal aan tafel. Er is eten genoeg.’ Dan gaan Jezus en zijn twaalf leerlingen aan tafel. Eerst spreekt Jezus een gebed uit. En dan zingen ze samen. Ze eten van het brood, de wijn en de lekkere kruiden. Ondertussen praten ze met elkaar. Over alle dingen die in de stad gebeuren. En over de mensen die blij zijn dat Jezus is gekomen.
De leerlingen zijn ook trots op Jezus, hún koning. Wat is Jezus toch belangrijk! Hij zal vast een mooie kroon op zijn hoofd krijgen. En een mooie koningsjas aan. Net als een echte koning. En iedereen zal voor Jezus buigen. O, als dat eens waar kan worden... Opeens staat Jezus op. De leerlingen houden meteen op met eten en praten. Wat gaat Jezus doen? Ze zijn toch nog niet klaar? En kijk... hij doet zijn jas uit en doet een linnen doek om. Hij loopt naar de hoek van de kamer. Daar staat een grote schaal. Hij doet een beetje water in de schaal, loopt terug naar de tafel en zegt: ´Jullie denken dat ik jullie koning ben? Vandaag ben ik jullie knecht. Ik ga jullie voeten wassen. Ik kom bij jullie allemaal langs met deze schaal met water.’ Dan gaat Jezus op z´n knieën zitten en begint de voeten wassen. Van Judas en van Johannes. En van alle anderen. Maar als Jezus bij Petrus komt, zegt Petrus: ´Ik wil het niet. Ik wil niet dat u mijn voeten wast. Nu niet en nooit niet. Dat kan echt niet. U bent een koning en toch geen knecht?’ ´Je begrijpt het niet,’ zegt Jezus. ´Ik moet dit echt doen. Ik wil jouw voeten wassen, anders hoor je niet echt bij mij.’ Petrus schrikt. Natuurlijk hoort hij wel bij Jezus. Hij is zijn beste vriend. Hij wil alles voor Jezus doen. Hij zal hem nooit in de steek laten. Daarom zegt Petrus: ´Alstublieft Jezus, was mijn voeten en ook mijn handen en mijn hoofd.’ Maar dat hoeft niet. Zijn voeten zijn genoeg. Jezus staat op. Hij doet zijn jas weer aan en gaat aan tafel. De leerlingen zijn er stil van. Hun koning was even knecht. Echt iets voor Jezus. Altijd doet hij iets voor anderen. Zoals een knecht een baas helpt, zo helpt Jezus God om de wereld mooier te maken. En daar kunnen de leerlingen ook bij helpen.
donderdag 18 januari Water geeft een nieuw begin
Het bewegende water Deze man is al heel lang ziek. Met andere zieken ligt hij in een badhuis. Het lukt hem maar niet als eerste in het bewegende water te komen. Dan zou hij beter kunnen worden... Een tekening bij het bijbelverhaal.
63
Jongsten Al heel lang ziek Een vertelling naar Johannes 5, 1-18.
Jezus gaat naar Jeruzalem. Er is feest in de stad en daar wil Jezus graag bij zijn. Buiten de poort van Jeruzalem staat een groot gebouw. Wat is dat voor gebouw? Jezus gaat naar binnen om te kijken. Het is een badhuis, een huis met een heel groot bad. Dat bad is helemaal vol met water. En naast dat bad, op de kant, liggen allemaal mensen. Jezus gaat op z’n hurken bij een man zitten. ‘Waarom liggen jullie hier?’ ‘Weet u dat niet?’ zegt de man verbaasd. ‘Al die mensen zijn ziek. Ze hebben pijn. Of ze kunnen niet lopen. Of ze zijn blind. Ze liggen te wachten tot het water gaat borrelen.’ Jezus kijkt naar het water. Nee, vandaag borrelt het niet. De man zegt: ‘Als het water borrelt, dan moet je er gauw naartoe. Want wie het eerste in het water is, die wordt misschien weer beter.’ Jezus kijkt eens naar de man. ‘Je ligt hier al lang, hè?’ ‘Al achtendertig jaar,’ zegt de man treurig. Hij heeft verdrietige ogen. ‘Ik kan niet lopen,’ vertelt hij, ‘en als het water borrelt, dan is er niemand die mij even helpt. En dus word ik ook niet beter. Ik ben altijd te laat.’ Jezus kijkt hem recht in de ogen. ‘Wíl jij eigenlijk wel weer beter worden?’ De man kan niet overeind komen. Maar hij balt wel zijn vuisten. ‘Natuurlijk wil ik beter worden!’ roept hij boos. ‘Maar er is niemand die mij helpt! Dat zeg ik toch! Ik hoor er niet meer bij.’ ‘Rustig maar,’ zegt Jezus. ‘Je hebt hier nu wel lang genoeg gelegen. Sta op, pak dat matrasje op waar je op ligt en ga hier weg!’ Even is het stil. De man moet even slikken. Zoiets heeft nog nooit iemand tegen hem gezegd! ‘Ik weet niet of ik het kan,’ zegt de man. Maar opeens komt er een lach op z’n gezicht. ‘Ik kan het in ieder geval proberen,’ zegt hij. Hij probeert rechtop te gaan zitten. En het lukt! Hij probeert te gaan staan. En dat lukt ook! Jezus pakt hem bij zijn arm en zet hem weer op zijn benen. De man is duizelig van geluk. ‘Ik ben beter!’ roept hij. ‘M’n benen dóen het weer! Ik heb achtendertig jaar liggen wachten. En nu is het voor elkaar! Wat ben ik blij! Ik wil wel dansen van blijdschap, maar dat gaat nog een beetje moeilijk.’ Er is niemand die antwoord geeft. De man kijkt achter zich. Maar Jezus is alweer verdergegaan. Dan pakt de man zijn matrasje op, precies zoals Jezus het gezegd heeft, en hij loopt het badhuis 64
uit. Hij gaat de poort door en de stad in. Zomaar, midden tussen de andere mensen! ‘Ik hoor er weer helemaal bij!’ roept hij. ‘Ik lag daar achtendertig jaar een beetje dood te wezen en nu leef ik weer! Het feest in de stad is al begonnen. De man doet mee. ‘Voor mij is het dubbel feest!’ lacht hij. Blij en gelukkig danst hij mee met de mensen van Jeruzalem.
Oudsten Al achtendertig jaar ziek Een vertelling naar Johannes 5, 1-18.
Jezus gaat naar Jeruzalem. Naar de stad. Want er is feest. En daar wil Jezus graag bij zijn. Als hij bij de poort van Jeruzalem aan komt, hoort hij allemaal stemmen. Maar ze klinken niet vrolijk. Ze klagen en huilen. Jezus hoort dat ze pijn hebben. Jezus kan niet zomaar doorlopen. Daarom stopt hij bij de poort en klopt hij op een deur. Het is de deur van het badhuis. In het midden van het badhuis is een heel groot bad. Helemaal gevuld met water. En in de buurt van dit grote bad liggen allemaal mensen. Ze zijn ziek. Sommigen zijn blind en anderen kunnen niet lopen. Ze liggen daar maar. Al jaren en jaren. Maar er is niemand die voor ze zorgt of zomaar even een praatje met ze maakt. Nee, ze hebben geen vrienden. Want ze zijn ziek. En als je ziek bent, hoor je er niet bij. Dan loopt iedereen met een grote boog om je heen. Maar Jezus niet. Hij gaat midden tussen al die mensen staan en kijkt goed om zich heen. Daar, helemaal achteraan, ligt een man. Op een matras. De man kan niet lopen. Hij is al heel lang ziek. Al achtendertig jaar. Bijna z’n hele leven al. ‘Dag,’ zegt Jezus. ‘Hoe heet jij?’ De man kijkt verbaasd op. Wie is dat? Wie praat er tegen hem? Dat is nog nooit gebeurd! ‘Ik... eh... ik ben... dat weet ik zelf niet eens meer. Ik ben niemand. Ik voel me geen mens meer. Ik tel niet mee.’ ‘Geen mens?’ vraagt Jezus. ‘Tel je niet mee? Voor God telt ieder mens mee. Dus jij ook. Waar wacht je nog op?’ ‘Ik wacht op het water in het grote bad. Tot God dat in beweging zet. Dan komen er golven in het bad. En die maken je beter. Dan begint je leven opnieuw. Maar dan moet je wel als eerste het water ingaan. Maar er is niemand die mij naar het water wil dragen, want vrienden heb ik niet. En elke keer als ik er eindelijk ben, op handen en voeten, is een ander al in het water gegaan. Dan ben ik weer te laat. Zo gaat dat al 38 jaar.’
‘Maar vandaag begint je leven opnieuw,’ zegt Jezus. ‘Sta op. Ik wil het. Pak je matras op en loop. Je bent weer helemaal mens geworden.’ De man staat op. Hij pakt zijn matras en loopt het badhuis uit. De stad Jeruzalem in. Een nieuw leven tegemoet.
vrijdag 19 januari Wat is het nut van water?
Vraag...blup...vraag...blup, vraag van vis: ‘Weet jij waarvoor dit water is?’ De kinderen geven zelf het antwoord: water om schoon te maken, om te drinken, om plezier te hebben, om te troosten, om je boze bui weg te spoelen, enz.
Oudsten De vissenkom
Vissen bij elkaar De vraagvis en een paar wijze vissen bij elkaar. Ze hebben het er samen nog eens over. Over het nut van water. Nou, dat weten de kinderen inmiddels ook. Het lied van de wijze vissen heeft hen vast wijzer gemaakt! Vandaag herhalen we wat we tot nu toe opgestoken hebben.
Hang aan een tafel van de kinderen repen blauw crêpepapier. De vissenkom met wijze vissen staat eronder. Laat een kind onder de tafel telkens een vis ‘opduiken’. Wat staat erop? Wat betekent dat? Kun je een voorbeeld noemen? Welk verhaal of activiteit hoorde erbij? Zing tot slot het lied van de wijze vissen.
Gebed Goede God, zonder water kunnen we niet leven. We hebben water nodig om te drinken en om ons te wassen. Zonder water groeit er niets. Planten en bomen gaan dood. En ook dieren hebben geen leven zonder water. Goede God, dank u wel voor al het water dat leven geeft. Laat ons zorgen voor schoon water, voor alle mensen op de wereld.
Jongsten Wij zijn de wijze vissen! Maak een vergrote kopie van de vraagvis, op karton (zie bijlage 13). Doe er een stokje aan. Op de tafel staat een emmertje met sop, een glaasje drinkwater, badattributen, een gietertje, een nat washandje, enz. De vraagvis wijst telkens een voorwerp aan en zegt: 65
week 4 maandag 22 januari Water geeft plezier Scheurplaat: Spetteren Lied: De wijze vissen (5) Tip: Waterpret
dinsdag 23 januari Bedreigend
Thema: Water
Jongsten
Oudsten
Kringactiviteit: De Dingendoos Versje: In bad
Doesuggestie: Wijze vis: plezier
Bijbel: Bang voor de golven
Bijbel: Storm op het meer
Beweging: Spelles ‘water’
Beweging: Rollende golven
Scheurplaat: Hoge golven
woensdag 24 januari Angst én plezier Scheurplaat: Geluk bij een ongeluk Verhaal: Strandjutters
donderdag 25 januari Het bewegende water Scheurplaat: De golven van de zee Doesuggestie: Een waterschilderij
vrijdag 26 januari Wat is het nut van water? Scheurplaat: Als het water Gebed Werkblad: Wat werkt heilzaam?
66
Bijbel: ‘Ik ben het levende water’ Kringactiviteit: Wijze vissen vangen
Week 4 Water is heilzaam, het zorgt voor leven. Ook Jezus brengt heil, geneest mensen en geeft ze nieuwe kracht. Maar water is in de bijbel ook metafoor voor chaos en niet-leven. Die dreigende kant van water ervaren de leerlingen van Jezus als ze tijdens een storm op zee zijn. Ook de vader van Nieske, in het verhaal op woensdag, is met zijn schip op het water. Nieske maakt zich zorgen om hem: zullen de hoge golven niet in zijn boot komen? Toch levert dit noodweer Nieske de volgende dag op het strand een paar mooie sportschoenen op: een schip verloor zijn lading. Hoge golven zijn eng, maar ook leuk, concludeert Nieske. Daarom voegen de wijze vissen tot slot nog een couplet aan hun lied toe: water geeft plezier.
maandag 22 januari Water geeft plezier
Jongsten De Dingendoos Water geeft plezier. In de Dingendoos zit daarom een flesje met ‘aanmaaklimonade’. Van water kun je limonade maken. Zelfs voor de hele klas!
In bad Water, water, spetter, spetter, spat. Spelen in het water, wat leuk is dat! Met zeepsop bellen blazen en varen met de boot. Met popje en met Beer en met de billen bloot. Water, water, spetter, spetter, spat. Ik ga nog niet naar bed, spat alles nat.
Spetteren
Oudsten
Voor veel kinderen een leuke bezigheid: spetteren met water.
Wijze vis: plezier
De wijze vissen (5) Vandaag extra aandacht voor het vijfde couplet: water geeft plezier. Bladmuziek en volledige tekst: bijlage 12; cd-1: track 17 en 18.
Knip de wijze vis met het woord ‘veranderen’ uit (bijlage 13). Kleur en versier hem en leg de vis ook in de vissenkom of accubak.
dinsdag 23 januari Refrein: Water uit de sloot of zee. Wat doen we ermee? Wat doen we ermee? Helder water uit de kraan. Wat hebben wij eraan? 5.
‘Water,’ zegt de wijze vis, ‘is het leukste dat er is. Zwem maar rond en speel in bad. Spat je vriendjes lekker nat.’
Waterpret Suggesties om het waterplezier vandaag te verhogen: l Nieuw materiaal in de watertafel: maatbekers, zeefjes, rietjes, soeplepel, spons, gieter, trechter, plastic flessen, enz. l Een waterorgel maken. Verzamel daarvoor flessen van dezelfde grootte. Doe er een andere hoeveelheid water in en sla er met een lepel tegen. De geluiden worden mooier als je de flessen ophangt.
Bedreigend
Hoge golven Water maakt ook angstig. Daar weten de leerlingen alles van. Maar Jezus is heer en meester over de storm en de golven. Een illustratie bij het bijbelverhaal.
Jongsten Bang voor de golven Een vertelling naar Marcus 4, 35-41. Aan boord zegt Jezus tegen zijn bange leerlingen dat ze op hem moeten vertrouwen.
‘Ik ben moe,’ zegt Petrus. ‘Ik ook,’ zegt Johannes. ‘Ben jij niet moe, Jezus?’ ‘Ja, ik ook,’ zegt Jezus. ‘Er zijn hier ook zoveel mensen. Maar weet je wat? We varen naar de overkant 67
van het meer. In een boot.’ Dat vinden alle leerlingen van Jezus een goed idee. ‘Ik weet wel een boot te liggen,’ zegt Petrus. ‘Die mogen we vast wel even lenen. Kom maar mee.’ Petrus gaat voorop. Hij wijst de anderen de weg. En ja hoor, daar ergens aan de kant van het meer, ligt een boot. De leerlingen duwen de boot het water in en Jezus stapt in. En de leerlingen stappen ook in de boot. Het is een roeiboot, met roeispanen. Het gaat zwaar, maar dat zijn de leerlingen wel gewend. Ze roeien om de beurt. ‘Gelukkig,’ zegt Petrus, als ze een eind van de kant zijn, ‘hier zijn we even alleen. Hier is het stil.’ Maar dat duurt niet lang. Want de wind begint te waaien. Over het meer heen. En de wind wordt harder en harder. Het wordt een echte storm met hoge golven. Petrus roeit en roeit. Maar ze komen haast niet meer vooruit. Met grote, angstige ogen kijken de leerlingen naar die hoge golven. En flatssss, daar slaat de eerste golf in het bootje. Overal water. En flatssss, daar slaat de tweede golf in het bootje. Nóg meer water! ‘Help! Help!’ roepen de leerlingen. ‘Dat gaat verkeerd! We verdrinken! Wat moeten we doen?’ Ze kijken om zich heen. ‘Wat doet Jezus eigenlijk?’ Dan zien ze het. Jezus slaapt. Achter in de boot. Met zijn hoofd op een kussen. Hij merkt niks. Hij hoort de storm niet en hij voelt niet hoe het bootje op en neer gaat op de hoge golven. Ze schudden Jezus aan zijn schouders. ‘Word toch wakker! We zinken! We verdrinken! Help ons!’ Jezus doet zijn ogen open. Hij ziet zijn leerlingen, die met grote angstogen in de boot zitten. Hij staat op. Hij kijkt naar de hoge golven. En dan roept hij tegen de wind: ‘Hou eens op met waaien! Stil! Koest!’ Alsof de wind een boze hond is. De wind gaat liggen en alles wordt weer doodstil. Jezus gaat weer zitten en zegt: ‘Waarom zijn jullie zo bang? Ik ben toch bij jullie? Waarom vertrouwen jullie mij niet?’ De leerlingen geven geen antwoord. Ze schamen zich. En ze denken: ‘Hoe kan dat toch dat zelfs de wind en de zee naar Jezus luisteren. Niet te geloven.’ Even later komen ze allemaal veilig met hun kleine bootje aan de overkant van het meer.
Oudsten Storm op het meer Een vertelling naar Marcus 4, 35-41. Aan boord zegt Jezus tegen zijn bange leerlingen dat ze op hem moeten vertrouwen.
68
‘Ik ben moe,’ zegt Petrus. ‘Ik ook,’ zegt Johannes. ‘Ben jij niet moe, Jezus?’ ‘Ja, ik ook. Het was een drukke dag. We hebben veel mensen gezien.’ ‘Het lijkt wel of ze allemaal weten dat jij bij het meer bent.’ ‘Ja,’ zegt Jezus, ‘ze vertellen het aan elkaar. Maar weet je wat? We gaan naar de overkant. Met een boot.’ Dat vinden Petrus, Johannes en de andere leerlingen een goed idee. Petrus haalt snel een boot. Hij duwt de boot een klein stukje in het water. Dan stappen ze er allemaal in. Ook Jezus. Petrus en Andreas trekken aan de riemen. Langzaam varen ze het meer op. Steeds verder weg van de mensen. Eindelijk zijn ze even alleen. Alleen met Jezus. Het is heel stil. Maar dan...? Dan komt er wind. Eerst zachtjes, maar dan steeds harder. En de golven worden steeds hoger. Zo hoog dat het water in de boot komt. Eerst een klein plasje water. Maar dan steeds meer. De leerlingen worden bang. Hun voeten worden nat. Sommigen schreeuwen. Maar de storm blijft. De boot wordt heen en weer geschud. Petrus en Andreas trekken aan de riemen. Maar ze komen niet meer vooruit. ‘Help! Help! Straks verdrinken we. We moeten wat doen. Maar wat?’ En Jezus? Die slaapt. Achter in de boot. Hij merkt niks. Hij hoort de storm niet. Dan trekken de leerlingen aan de mouw van zijn jas. ‘Jezus! Wakker worden! Sta op! Of vind je het niet erg dat we verdrinken? Het water pakt ons. En dan is er niks meer. Alleen donker water. Help ons!’ Jezus doet zijn ogen open. Hij kijkt de leerlingen aan. Dan staat hij op. Hij kijkt naar de golven. En hij roept tegen de wind: ‘Stop! Stil jij! Ik wil dat je ophoudt met waaien.’ Dan wordt het stil. De wind houdt op. De golven verdwijnen. En het water wordt weer rustig. Zo stil dat je de vissen bijna kan horen zwemmen. Ook de leerlingen zijn er stil van. Jezus zegt: ‘Waarom zijn jullie zo bang? Ik ben toch bij jullie? Waarom vertrouwen jullie mij niet? Het lijkt wel of jullie het allemaal niet geloven.’ De leerlingen kijken elkaar een beetje bang aan. Ze denken allemaal hetzelfde: ‘Hoe kan het toch dat zelfs de wind en de zee naar Jezus luisteren? Niet te geloven.’
woensdag 24 januari Angst én plezier
Geluk bij een ongeluk Het water van de zee kan bedreigend zijn maar tegelijkertijd voor plezier zorgen. Dat ervaart Nieske. Ze is bang voor de hoge golven op de zee. Maar die golven hebben er ook voor gezorgd dat een schip zijn lading verloor waardoor Nieske schoenen op het strand vindt... Een tekening bij het verhaal ‘Strandjutters’.
Strandjutters ‘Woesj,’ blaast de wind om het huis. Nieske ligt in bed. Ze vindt het helemaal niet leuk. Papa is met de grote boot op zee. Dan mag het niet zo hard waaien want met wind zijn er hoge golven. Die kunnen in papa’s boot waaien. Nieske knijpt haar handen samen. ‘Woeoeoesj.’ ‘Mama!’ roept ze. ‘Ja, lieverd?’ ‘Mag ik bij je komen?’ ‘Kom maar!’ roept mama. Snel rent Nieske over het koude zeil naar papa’s plekje. Ze kruipt dicht tegen mama’s warme rug. Ze ligt nog een hele tijd wakker. Het is net of ze de golven op het strand hoort bulderen. Metershoge golven. De volgende dag is de wind gaan liggen. ‘Wanneer komt papa thuis?’ vraagt Nieske aan het ontbijt. ‘Volgende week pas,’ zegt mama met een zucht. ‘Kan papa wel varen in de storm?’ ‘Och, lieverd, was je daar bang voor?’ Mama legt haar vork neer. ‘Papa is nu in Engeland. Daar stormt het vast niet.’ Ineens is Nieske heel blij. Ze ziet dat de zon schijnt. ‘Mogen we naar het strand?’ ‘Ja, hoor,’ zegt mama meteen. ‘Als je boterham op is.’ Op het strand ligt overal hout. ‘Je kunt wel zien dat het gestormd heeft,’ zegt mama. In de verte lijkt het strand wel wit. Mama wijst. ‘Moet je zien wat een rommel. Dat is zeker van een zeeschip gevallen.’ ‘Mogen we gaan kijken?’ vraagt Nieske. ‘Nou...’ aarzelt mama. ‘Het is wel een heel eind lopen.’ ‘Maar dat kan ik wel, hoor!’ zegt Nieske.
Het is toch verder dan Nieske dacht. ‘Mijn voeten doen pijn,’ klaagt ze. Mama stopt. ‘Zijn je schoenen misschien te klein?’ ‘Ja!’ roept Nieske meteen. Ze hoopt van wel, dan krijgt ze misschien nieuwe. Maar mama voelt aan de achterkant van haar schoen. ‘Jammer, voor jou! Ze kunnen nog wel even. Zullen we toch maar terug gaan?’ Nieske kijkt naar de witte bulten verderop. Zo ver is het niet meer. En ze wil echt heel graag weten wat daar ligt. Snel loopt ze door. ‘Ik kan weer!’ roept ze. ‘Zie jij wat ik zie?’ vraagt mama. Ze gaat sneller lopen. Nieske loopt met haar mee. ‘Nee, echt!’ roept mama en ze begint te rennen. Nieske rent achter haar aan. Dan ziet zij het ook. ‘Allemaal schoenen!’ Het strand ligt ermee bezaaid. Overal waar ze kijkt liggen ze. ‘Het zijn er wel duizend!’ roept mama. ‘Of miljoen!’ roept Nieske. ‘Miljard!’ ‘Triljoen! ‘Triljard!’ ‘Is mijn nummer er ook?’ vraagt Nieske. Mama bukt zich en pakt een paar op. ‘Maat achtentwintig. Passen maar!’ Als ze terug lopen, draagt Nieske nieuwe schoenen. Ze zijn wel een beetje nat van binnen, maar daar zegt Nieske niets over. Ze zijn mooi wit, met glimmende veters. Dat komt omdat de zee ze gewassen heeft. ‘Die heb je van de zee gekregen,’ zegt mama lachend. Nieske knikt. Van de hoge golven. Ze denkt weer aan vannacht. Hoge golven zijn eng, maar ook leuk. Anneke Wiltink
donderdag 25 januari Het bewegende water
De golven van de zee De scheurplaat laat zien hoe je golven kunt maken. Dat gaan we doen in de bewegingsles.
69
Een waterschilderij Laat kinderen de zee schilderen. Gebruik daarbij blauwe verf die telkens wat meer met water verdund wordt.
door laten rollen. Pas weer opnieuw een luchtbel vangen en laten rollen als de eerste luchtbel helemaal verdwenen is. Zo ontstaat een rustige branding. Gebruik als extra stimulans een toon van bijvoorbeeld een triangel om de luchtbel te starten. Een heel mooi en spannend kijk- en luisterspel!
Jongsten Ingrid Petten-de Groot
Spelles ‘water’ Les A Benodigdheden: regenstok (rainmaker) of zelfgemaakt van keukenrollen of ‘pringle-verpakking’ met daarin rijst of macaroni; xylofoons, groot stuk plastic of blauwe vuilniszakken opengeknipt. l Laat het geluid horen van de rainmaker.
Waar doet je dit aan denken? Een aantal leerlingen mogen er even mee spelen.
l Kun je dit zee-geluid ook naspelen op een
xylofoon ? Met een klopper over de staven glijden. Probeer het maar uit.
l We zingen een liedje over de zee. De
instrumenten mogen meespelen als begeleiding of als voorstukje.
l Twee leerlingen mogen een stuk plastic laten
golven. Neem daarvoor een opengeknipte blauwe vuilniszak of geef meerdere lange stroken van hetzelfde materiaal. Tegenover elkaar zittend laten zij het materiaal golven. We luisteren naar het geluid.
Oudsten Rollende golven Ga uit van les B van de jongsten, gebruik dus doeken. Als de kinderen de luchtbel goed kunnen laten rollen, kan er nog een spannende variant gespeeld worden. Twee kinderen staan rechtop met het doek strak gespannen tussen hen in. Bij het geluid van de triangel wordt het doek omhoog gezwaaid (denk aan de beweging van een tafelkleed uitkloppen). Zo vang je een heleboel lucht en ontstaat er als het ware een waterval. Een derde kind loopt nu onder het doek door als het doek op het hoogste punt is. Het doek mag het kind niet raken. Als dit goed gaat kunnen meerdere kinderen na elkaar onder het doek door. Het spel kan ook gespeeld worden met meerdere doeken. Gebruik eventueel weer rustige golvende muziek als begeleiding. Ingrid Petten-de Groot
vrijdag 26 januari Afsluiting
l Maak kleine golven en grote golven.
Indien er een groot stuk (landbouw)plastic aanwezig is, kan er een grote groep leerlingen omheen zitten en het laten bewegen.
l Slot: maak alle geluiden tegelijk bij een
rustig kabbelend muziekje (cd-1: track 19). Of gebruik het geheel als voorspel voor een liedje.
Les B Benodigdheden: dezelfde materialen, maar nu in plaats van plastic een of meerdere doeken van dunne stof (voeringsstof of gewoon een dun tafellaken), liefst in een blauwe kleur. De lesopbouw is hetzelfde; alleen maakt het doek geen geluid. Door twee leerlingen strak vastgehouden aan de punten op de grond, kun je er een luchtbel onder70
Als het water Jezus is als het water. Dat vertelt het verhaal voor de oudsten vandaag. Wie van de jongste groep kan vertellen in welk bijbelverhaal het over water gaat?
Gebed Goede God, water kunnen we niet missen. We hebben het nodig om te leven, om te groeien. Het frist ons op als we dorst hebben. Het geeft ons plezier
als we boos zijn of moe. We voelen ons weer een beetje nieuw door dat water. Goede God, u bent als dat water. Ons verdriet kunnen we aan u vertellen. Onze boosheid kunnen we aan u kwijt. Dat helpt. We voelen ons beter en kunnen weer verder. Het lijkt net of we een beetje nieuw zijn. Dank u wel daarvoor.
Wat werkt heilzaam? Op het werkblad van bijlage 14 verwerken de kinderen hoe heilzaam water kan zijn. Laat ze blauwe golven tekenen tussen de dingen ‘die bij elkaar horen’ (er zijn meerdere mogelijkheden): brandwond - waterkraan verdriet - glaasje water kou - warme douche zweetdruppels - tuinsproeier boos - bad
Oudsten ‘Ik ben het levende water’ Een vertelling naar Johannes 7, 37. Jezus zegt als het ware van zichzelf ‘Ik ben (als) dat water...’
‘Kom,’ zegt Jezus. ‘Ik heb dorst. Laten we naar de bron gaan. Daar is water.’ Jezus en zijn leerlingen lopen de stad in. Op het plein is een bron. Er staat een grote boom naast. Daar is het lekker koel. Want de bladeren van de boom houden de zon tegen. ‘Wil je wat drinken?’ vraagt Jezus. Petrus knikt. Hij heeft dorst. Want het is warm. En dan moet je veel water drinken. Jezus bukt over de rand van de waterput. Die is heel diep. Onderin zit koud water. Hij laat de emmer zakken. Die zit aan een lang touw. Met een klein plofje valt de emmer in het water. Er sijpelt water in. Voorzichtig trekt Jezus de emmer met water omhoog. Hij zet de emmer op de rand. ‘Kom maar hier,’ zegt Jezus tegen Petrus. ‘Dan geef ik je water. Daar knap je van op.’
Petrus maakt van zijn handen een kommetje. ‘Hm, lekker,’ zegt hij, als hij het water opdrinkt. ‘Net alsof alles schoon en fris wordt. Ik krijg weer zin om verder te gaan!’ ‘Rustig, jij,’ zegt Johannes, een andere leerling van Jezus. ‘We zitten hier net. En wij willen ook wat drinken.’ Een voor een drinken ze uit de bron. Van het water dat Jezus ze geeft. Als ze allemaal gedronken hebben, gaan ze lekker onder de boom in de schaduw zitten. Sommigen slapen een beetje. Anderen praten zachtjes met elkaar. Maar opeens... opeens horen ze een stem. Een harde, blije stem. ‘Kijk, dat is ‘m. Daar zit-ie! Dat is Jezus. Hij heeft me beter gemaakt.’ Jezus en zijn leerlingen kijken op. Wie is dat? Wie roept daar opeens? Kennen ze hem? Ja, Jezus kent hem. Het is de man van Betzata. De man die 38 jaar ziek geweest is. Die maar zat te wachten op het water. Want het water van Betzata kon hem beter maken. Maar er was niemand die hem naar dat levende water wilde brengen. Want hij had geen vrienden. De man komt dichterbij. Hij gaat naast Jezus staan en zegt: ‘En toen kwam u! U vroeg wie ik was. U was een echte vriend voor mij. En weet u nog wat u zei?’ ‘Natuurlijk,’ zegt Jezus. ‘Ik zei: “Vandaag begint je leven opnieuw. Sta op. Ik wil het. Pak je matras op en loop. Je bent weer helemaal mens geworden”.’ De man lacht. ‘En dat is ook zo. U bent voor mij dat levende water.’ Ze praten nog even samen en dan gaat de man weer weg. Lachend en dansend. De leerlingen zijn er stil van. Ze kijken naar de bron. Naar het water dat Jezus net uit de put gehaald heeft. Het water ziet er fris en schoon uit. Je kunt ervan drinken als je dorst hebt. Je voelt je weer goed en een beetje nieuw door dat water. Eigenlijk is Jezus net zo. Als je het moeilijk hebt of als je verdrietig bent, kun je naar Jezus gaan. Hij geeft je te drinken. En dan voel je je weer beter. Het lijkt wel of Jezus kan raden wat ze denken. Want hij zegt: ‘Als jullie dorst hebben, kom dan bij me. Want ik ben het levende water. Ik ben de bron.’ Dan staan ze op. Allemaal. De zon tegemoet.
71
Wijze vissen vangen We roepen de activiteiten en verhalen van de afgelopen periode nog een keer terug. Aan de hand van de vissenkom met wijze vissen. Aan elke vis zit vandaag een klein haakje of magneetje. Gebruik een stokje voor het vangen van de vissen (van een bestaand vissenspel, of zelf gemaakt met een omgebogen paperclip eraan vast). De kinderen vangen de vissen die vervolgens op de scheurplaat worden bevestigd.
72
73