schoolzwemmen
Speurles BO groep 3 t/m 8 VO onderbouw
Inhoudsopgave ALGEMENE INFORMATIE Het doel van de les Praktische zaken ACHTERGRONDINFORMATIE Alles over verschillende manieren van voortbewegen BEZOEK AAN DE DIERENTUIN Speurbladen Antwoordbladen
blz. 2 blz. 2 blz. 3
HEEFT U VRAGEN? Indien u ook na het lezen van deze lesbrief nog vragen heeft, dan kunt u ons natuurlijk bellen. Bezoekersservice: 010 - 4431456 (maandag t/m vrijdag 09.30u - 16.30u)
1
Algemene informatie
HET DOEL VAN DE LES
Het is de bedoeling dat de leerlingen kennis maken met de verschillende manieren van voortbewegen. De Oceaniumbewoners staan in deze les centraal.
PRAKTISCHE ZAKEN
Het thema “Schoolzwemmen” is een speurles. Dit houdt in dat u tijdens uw bezoek aan de Diergaarde GEEN begeleiding krijgt van een educatief medewerker/ster. - Het bezoek aan de Diergaarde kan als een op zichzelf staande activiteit worden gezien. Het thema “Schoolzwemmen” sluit echter zo mooi aan op de belevingswereld van het kind, dat wij u nadrukkelijk aanraden er wat meer aandacht aan te besteden. In deze lesbrief vindt u een aantal lessuggesties die u hierbij kunnen helpen. - U dient de werkbladen zelf voor uw leerlingen te kopiëren! - Zorg voor voldoende potloden en vlakgom. - Verdeel uw leerlingen in groepjes van maximaal 6 kinderen en schakel voor de lagere groepen een aantal ouders in als begeleiding.
2
Achtergrond informatie
De speurles “Schoolzwemmen” vindt plaats in Blijdorps Oceanium. Het Oceanium bevat een groot aantal dierverblijven die te maken hebben met, vooral, zeewater. De verblijven worden zo natuurlijk mogelijk ingericht, zodat het welzijn van de dieren verbeterd wordt en hun natuurlijk gedrag wordt gestimuleerd. Blijdorp wordt verdeeld in continenten. Na Azië en Afrika, waarvan diverse gedeeltes inmiddels zijn voltooid, volgen Europa, Noord- en Zuid Amerika en Australië. Zo maakt de bezoeker op één dag een kleine wereldreis. Die reis begint in het Oceanium: in de zee, waarin al het leven ontstaan is en die meer dan zeventig procent van het aardoppervlak in beslag neemt. VOORTBEWEGING IN HET OCEANIUM In het Oceanium leven allerlei dieren, die in en rond de zee wonen. Dit varieert van kleine weekdieren tot Californische zeeleeuwen, die wel 250 kilo zwaar kunnen worden. De dieren in het Oceanium zwemmen, vliegen en lopen. Kortom, ze bewegen zich op allerlei verschillende manieren voort. PASSIEF EN ACTIEF Er is onderscheid te maken in passieve en actieve voortbeweging. Actief bewegen alle dieren die zichzelf kunnen verplaatsen. Wanneer de kwallenpoliep zich door de golven laat meenemen, is er sprake van passieve voortbeweging. Er zijn ook dieren, die zich zowel actief als passief voortbewegen, zoals (volwassen) kwallen. Zij verplaatsen zich door de eigen zwembewegingen, maar laten zich ook regelmatig roerloos, dus passief, meevoeren met de stroom van het water. Ook zijn er dieren die zich alleen in een jeugdstadium voortbewegen, maar nadat zij volwassen zijn geworden een vaste woonplek vinden. Een voorbeeld hiervan is de kokeranemoon. Dit dier is in het jeugdstadium nog goed in staat zich voort te bewegen. Als de kokeranemoon eenmaal een plaats heeft gevonden, dan zet het dier zich vast aan de bodem. Met zijn lange tentakels maakt het een lichte golfslag in het water, waardoor het voedsel naar hem toe stroomt. In dit stadium kan het dier niet meer voortbewegen, maar nog wel bewegen.
3
Achtergrond informatie
WAAROM VOORTBEWEGING? Globaal gesproken, zijn er drie redenen waarom er voortbeweging bestaat. Levende wezens bewegen zich voort om voedsel te zoeken. Planteneters die voedsel zoeken, trekken binnen hun woongebied steeds naar andere plekken. Dit gebeurt omdat het voedsel opraakt door overbegrazing of omdat het seizoen verandert. Vleeseters volgen hun prooien. Voortbeweging is bovendien een belangrijke manier van bescherming, want door snel te vluchten, ontkom je aan een roofdier. En wanneer een dier van zichzelf niet snel genoeg is, dan kan het altijd nog een veilige schuilplaats zoeken. Levende wezens bewegen zich tenslotte voort om zich voort te planten, bijvoorbeeld door op zoek te gaan naar een partner. Belangrijk is dat dieren van dezelfde soort tijdens een voortplantingscyclus bij elkaar kunnen komen. Vissen trekken naar de zogenaamde paaiplaatsen en vogels vormen broedkolonies. Doordat dieren weg kunnen trekken, kunnen zij zich beter beveiligen tegen overbevolking. Zo wordt massale sterfte voorkomen. DE GESCHIEDENIS VAN HET VOORTBEWEGEN EEN NAT BEGIN Het leven op aarde is ontstaan in de zee. De ontwikkeling van het leven is begonnen met een één eencellig organisme en geëvolueerd naar meer samengestelde en aangepaste vormen. Leven in het water biedt als voordeel dat het gewicht voor een groot deel door het water wordt gedragen. Het landleven vraagt meer gespecialiseerde aanpassingen. Het eigen gewicht moet immers worden getild. Vliegen vraagt helemaal om veel specialisatie. Daarbij speelt het eigen gewicht een nog grotere rol. De zwaartekracht moet immers worden overwonnen. Het is begrijpelijk dat vliegende dieren zich hebben ontwikkeld uit landdieren en niet rechtstreeks uit waterdieren. Ongeveer 600 miljoen jaar geleden ontstonden in het water gesegmenteerde geleedpotigen, de trilobieten. Deze trilobieten gingen steeds meer op vissen lijken. Er ontstonden dieren met kaken, met vinnen en een staart. Ongeveer 400 miljoen jaar later, leefden de eerste voorlopers van de vissen; de pantservissen. Daarna werden vissen steeds compacter van bouw. Zij bevrijdden zich van zware pantserplaten, die schubben werden. Steunorganen werden botten, en schedels werden lichter.
4
Achtergrond informatie
VEROVERING VAN HET LAND Naarmate de temperatuur geleidelijk hoger werd, droogden rivieren en meren op. Bepaalde dieren konden zich aanpassen en ontwikkelden longen en ‘loopvinnen’. Zo is wellicht de eerste salamander ontstaan, die door zijn poten voedselbronnen op het land kon aanboren. In de loop der evolutie ontstonden er ook reptielen. Het land werd verder veroverd. Dieren gingen vliegen, levende jongen baren en werden steeds complexer. Ook waren er zoogdieren en vogels die een omgekeerd evolutieproces doormaakten. Zij keerden weer terug naar het water. Ze konden zich niet meer redden op het land en vonden in het water nieuwe voedselbronnen. Denk hierbij aan zeezoogdieren als walvissen, zeeleeuwen en dolfijnen, maar ook aan vogels als pinguïns en alken. VOORTBEWEGING IN HET WATER ZWEMMENDE VISSEN Het zwemvermogen van vissen is afhankelijk van de eigenschappen van water. Water biedt veel weerstand en is niet samendrukbaar. Veel waterdieren, vooral soorten die in het open water zwemmen of gebruik moeten maken van hun snelheid om aan voedsel te komen, zijn sterk gestroomlijnd. Hoe diep een vis kan zwemmen wordt deels bepaald door de zwemblaas. De zwemblaas is een met gas gevulde blaas, die het mogelijk maakt op een bepaalde diepte te blijven zonder de vinnen te bewegen. Door de zwemblaas kan een vis ook stil in het water hangen zonder dat hij naar de bodem zinkt. Het gas in de blaas compenseert het gewicht van de vis. Niet alle vissen hebben een zwemblaas. Met name bij kraakbeenvissen en bij vissen die op de bodem leven, ontbreekt dit orgaan. Bij snel zwemmende vissen zorgt de staartvin voor 40 procent van de voortstuwing. Het kronkelen van het lichaam zorgt voor de overige 60 procent. Door deze S-vormige beweging van het lichaam en de slag van de staart wordt het water opzij gedrukt. Het water wil in de oorspronkelijke positie terugkomen en vloeit langs de flanken van de vis naar achteren en sluit zich aan bij de staart. De overige vinnen dienen voor stabilisatie, subtiele bewegingen en het sturen. Uiteraard zijn er opmerkelijke uitzonderingen onder de vissen. De rode poon maakt bij het zoeken naar zijn voedsel gebruik van de lange tot stralen omgevormde borstvinnen, die hij als poo tjes gebruikt. De rode poon “loopt” over de zeebodem.
5
Achtergrond informatie
HAAIEN EN ROGGEN Ook haaien en roggen, die nauw aan elkaar verwant zijn, zijn vissen. Zij vormen een aparte groep, doordat hun skelet, in tegenstelling tot dat van de meeste vissen, bestaat uit kraakbeen. Deze dieren zwemmen met golfvormige bewegingen van het lichaam. De meeste stuwkracht is afkomstig van de staart. Met de borstvinnen zorgen de haaien ervoor dat ze niet kantelen. De borstvinnen zorgen ook voor een opwaartse beweging en dienen als hoogteroeren. Niet alle haaien hebben een zwemblaas. Dat betekent dat die soorten in volle zee of in het open water constant moeten blijven zwemmen om niet naar de bodem te zinken. INKTVISSEN Er zijn diverse soorten inktvissen, die zich op allerlei manieren voortbewegen. De meeste inktvissen, zoals de sepia en de octopus, verplaatsen zich door middel van golfbewegingen met de armen of de vinrand. Op de zeebodem lijkt het alsof ze kruipen. ANDERE ZWEMMERS Ook reptielen zijn in het water vertegenwoordigd. Zeeschildpadden bijvoorbeeld, maken bij het zwemmen voornamelijk gebruik van hun voorpoten. Deze lijken op peddels, waarmee ze het water naar achteren duwen. Bij de terugslag wordt de voorpoot gekanteld, waardoor deze een minimum aan weerstand ondervindt. Eveneens goed aangepast aan het leven in de zee zijn de verschillende zeezoogdieren. Doordat zij van oorsprong op het land leefden, moeten ze af en toe boven water te komen om adem te halen. Ze hebben immers geen kieuwen maar longen. Zowel bij walvissen als dolfijnen zien we een horizontaal afgeplatte staart. daarmee slaan de dieren op en neer zodat ze vooruit komen. Pinguïns en alken hebben een gestroomlijnd lichaam waarmee ze zeer goed kunnen zwemmen en duiken. met hun vleugels bewegen de dieren zich door het water, terwijl zij met hun poten sturen. Hun vleugels lijken op vinnen. De veren van een pinguïn zijn gereduceerd. Daardoor is het oppervlak van het lichaam glad en ondervinden zij weinig weerstand van het water. Hoewel pinguïns lijken op alken en zeekoeten, zijn de dieren niet aan elkaar verwant. Pinguïns zijn het meest aan het leven in de zee aangepast. Zij kunnen bijvoorbeeld niet meer vliegen, terwijl alken en zeekoeten dat, zij het wat onhandig, wel kunnen
6
Achtergrond informatie
VOORTBEWEGING OP HET LAND
KRONKELEN OP HET LAND Zoals al eerder beschreven is, ontstond het leven in de zee. We kennen nu ook nog landdieren die voor een groot deel afhankelijk zijn van water. Zo zouden amfibieën zich niet kunnen voortplanten zonder water. Bij salamanders is de S-beweging, die we ook bij vissen aantreffen, vooral als ze op het land lopen, goed zichtbaar. De dieren zetten de voorpoot en de achterpoot van één zijde min of meer tegelijk naar voren; hierdoor maakt de wervelkolom slingerende bewegingen. SLANGEN Bij de reptielen bewegen vooral de slangen zich kronkelig voort. dat is logisch, want zonder poten zijn ze aan de grond gebonden. De slangen kunnen zich echter prima redden zonder poten. het hele lichaam, dat een langgerekte vorm heeft, is daarop ingesteld. Het kronkelen wordt mogelijk gemaakt door de lange, beweeglijke wervelkolom met daaraan vast de ribben. Doordat de slang beschikt over 100 tot 450 rugwervels, is het lichaam uitermate soepel. De slang zet zich af met de dakpansgewijs over elkaar liggende buikschubben. De leerlingen vinden slangen op de ‘Antillen’ en in de ‘Zee van Cortez’ van het Oceanium. LOPEN EN ZWEMMEN De meest bekende vorm van voortbeweging op het land is lopen. De meeste Oceaniumdieren die zich op het land voortbewegen, lopen wat onbeholpen. Denk maar aan de zeeleeuw, die zich in het water razendsnel verplaatst, maar op het land meer moeite met bewegen heeft. Hij jaagt onder water op vis. De Californische zeeleeuw is een uitstekende duiker. Het dier kan een diepte bereiken van honderd meter en is in staat 20 minuten onder water te blijven. Daarnaast kan de zeeleeuw tot een hoogte van anderhalve meter boven het water uit springen. Een zeeleeuw beschikt over zwemvliezen. Die gebruikt hij in het water om zich er snel mee te verplaatsen. Op het land loopt de zeeleeuw op deze flippers en steunt erop. Zeehonden kunnen dat niet. Zij zijn anders gebouwd dan zeeleeuwen. Op het land bewegen zeehonden zich veel minder soepel voort dan in het water. Zij hebben hun hele lichaam nodig om op het land vooruit te komen. Het zijn dan ook gemakkelijke prooien voor bijvoorbeeld ijsberen. Ook zeeotters kunnen zowel op het land als in het water voortbewegen. De dieren zij de hele dag actief. Onder water gebruikt de zeeotter zijn achterpoten als vinnen. Hij maakt met zijn achterpoten snelle bewegingen. Zelfs rusten doet hij op het water. Door zich in het kelpwier te draaien, voorkomt dat het dier wegdrijft.
7
Speurblad Schoolzwemmen groep 3 & 4
1
BASS ROCK Waarmee zwemt de papegaaiduiker? Gebruikt hij zijn staart of poten? Teken pijltjes bij de tekening hieronder.
2
Wat eet een papegaaiduiker? Kleur het rondje bij het goede plaatje.
NOORDZEE Hoeveel van de onderstaande dieren tel je in het Noordzee aquarium? Vul het aantal in bij het goede dier.
............... platvissen ............... zeesterren
............... kathaaien
............... roggen
Dit speurblad is van: ................................
Speurblad Schoolzwemmen groep 3 & 4
3
OCEAAN Teken de verpleegsterhaai af.
Wie zwemt er het snelst? Kleur het rondje bij het goede plaatje.
zeeschildpad
haai
mens
Speurblad Schoolzwemmen groep 3 & 4
4
KORAALRIF Welke kleuren hebben de vissen in de koraalrunnel? Noem er drie. 1 ....................................................................................... 2 ...................................................................................... 3 ...................................................................................... Kun jij een vis vinden met jouw lievelingskleur? Hoe heet hij? .......................................................................................... .......................................................................................... ..........................................................................................
5
ANTILLEN (BIJ HET RESTAURANT) Welke dieren leven hier op het land? Kleur de rondjes bij de goede dieren.
hagedis toekan
doktersvis
hutia
haai
ratelslang
Speurblad Schoolzwemmen groep 3 & 4
6
ZEE VAN CORTEZ Wat kan de renkoekoek heel goed? 0 vliegen 0 klimmen 0 hard lopen
7
ZEELEEUWEN Hoeveel zeeleeuwen zie je zwemmen? Hoeveel zeeleeuwen zie je lopen? Schrijf de getallen in de hokjes.
............... zwemmende zeeleeuwen
............... lopende zeeleeuwen
Speurblad Schoolzwemmen groep 5 & 6
1
BASS ROCK
Een zeekoet kan:
Waarmee zwemt de papegaaiduiker?
0 0 0 0 0 0
Teken pijltjes bij de tekening hiernaast.
2
vliegen duiken lopen zwemmen hinken kruipen
NOORDZEE In welke richtingen loopt een krab? Teken pijltjes bij de krab.
Hoe bewegen kwallen zich voort? 0 ze zwemmen 0 ze drijven op de stroming van de zee 0 beide antwoorden zijn goed Teken de kwal hieronder af.
Dit speurblad is van: ................................
Speurblad Schoolzwemmen groep 5 & 6
3
OCEAAN Teken de verpleegsterhaai af.
Wie zwemt er het snelst? Kleur het rondje bij het goede plaatje.
zeeschildpad
haai
Vissen voelen zich veiliger in een school. Kies één vis uit de school haringen en probeer hem een tijdje te volgen. Hoe vaak verandert hij van richting? Hij verandert ................................................ keer van richting.
mens
Speurblad Schoolzwemmen groep 5 & 6
4
KORAALRIF Welke antwoorden zijn goed? 0 0 0 0
de egelvis blaast zichzelf op bij gevaar koralen zijn planten koralen zijn dieren koraal is een goede schuilplaats voor bijvoorbeeld vissen Koraalvissen hoeven niet zo snel te zijn. Kun jij bedenken waarom niet? .............................................................................................................................. .............................................................................................................................. ..............................................................................................................................
5
ANTILLEN Noem drie vijanden van jonge zeeschildpadden. 1 ...................................................................................... 2 ..................................................................................... 3 ...................................................................................... Hoe bewegen deze dieren? Kies uit: lopen, klimmen, kruipen, zwemmen en vliegen. hutia
..................................................... toekan
.....................................................
ratelslang
..................................................... leguaan
.....................................................
doktersvis
..................................................... dwergkaaiman
.....................................................
Speurblad Schoolzwemmen groep 5 & 6
6
ZEE VAN CORTEZ Hoe heet deze vogel? ................................................................................................................................. Maak de tekening van de vogel hieronder af.
7
ZEELEEUWEN Een zeeleeuw kan 1200 tellen (20 minuten) onder water blijven. Kies een zeeleeuw en tel hoe lang jouw zeeleeuw onder water zwemt. Mijn zeeleeuw zwemt ......... tellen onder water. Hoe lang kun jij je adem inhouden? ............ tellen
Speurblad Schoolzwemmen groep 7&8
1
BASS ROCK
Op het eiland Bass Rock wonen onder andere zeekoeten, eidereenden, drieteenmeeuwen en papegaaiduikers. Welke van deze zeevogels broedt NIET op de rotsrichels? .................................................................................... .................................................................. .........................................................
2
Volg vijf minuten lang één van de vogels. Vul hieronder in wat hij allemaal doet. Ik kijk naar een:
0 eidereend 0 zeekoet 0 drieteenmeeuw 0 papegaaiduiker
Wat doet hij:
0 0 0 0 0 0 0
zwemmen broeden duiken vliegen lopen zitten anders, nl: ..................................
NOORDZEE Op de tekening zie je het eerste grote aquarium. Geef met pijlen aan waar je de dieren hieronder in het aquarium ziet.
rog platvis
kathaai
zeester
Dit speurblad is van: ................................
Speurblad Schoolzwemmen groep 7&8 3
OCEAAN Kunnen de zeeschildpadden in dit bassin de haaien bijhouden? 0 ja
0 nee
Haaien en roggen hebben elk hun eigen plek in het water. Waar zwemmen ze? Kies uit “bodem” of “open water”. verpleegsterhaai: ......................................................... Atlantische mensenhaai: ............................................. zwartpunthaai: ............................................................. pijlstaartrog: ..................................................................
Aan het einde van de tunnel vind je de kaak van een uitgestorven reuzenhaai. Deze haai was een supersnelle zwemmer. Hoe heet hij? 0 Megamanta 0 Megalodon
0 Vibralodon 0 Orcalodon
De snelste haai stamt van hem af. Hoe heet deze grote rover? ..................................................................................
Als een school vissen bij elkaar zwemmen, kunnen roofdieren ze moeilijker te pakken krijgen. Kijk een minuut naar de haringen. Hoe vaak veranderen ze van richting? Ze veranderen ............................. keer van richting. Probeer eens één vis uit de school te volgen. Lukt dat? .....................................
Speurblad Schoolzwemmen groep 7&8
5
KORAALRIF
De vissen in dit gebied hebben vele kleuren. Daardoor vallen zij minder op. Hoe noemen we dit? Kleur het rondje bij het goede antwoord. 0 koraal
0 camouflage
0 evolutie
0 murene
Koraal is geen plant en geen steen. Wat is het wel? ................................................................................................................... Welke vis blaast zich op als er gevaar dreigt? ................................................................................................................... Een dier dat zwemt, doet aan ‘actieve voortbeweging’. Wanneer een dier meedrijft op de stroming, dan heet dat ‘passieve voortbeweging’. Hoe bewegen de volgende dieren zich voort? Omcirkel de goede antwoorden. Een zwemmende anemoonvis. Een zeevogel die door een storm wordt weggeblazen. Een hond die de straat oversteekt. Een kwal die op het strand aanspoelt.
6
ANTILLEN
passief / actief passief / actief passief / actief passief / actief
Noem drie vijanden van jonge zeeschildpadden. 1 .................................................................................... 2 .................................................................................... 3 ....................................................................................
Hoe kunnen nieuwe diersoorten, die niet kunnen zwemmen of vliegen, toch op een eiland komen? .......................................................................................................................................................................................... ..........................................................................................................................................................................................
Speurblad Schoolzwemmen groep 7&8
7
ZEE VAN CORTEZ
Welke vogel loopt beter dan hij vliegt? ................................................................................................ Onder welke naam is hij veel bekender? 0 Woody Woodpecker 0 Miep Miep 0 Roadrunner
8
ZEELEEUWEN Aan de Californische kust leven zeeleeuwen. Hoe herken je de mannetjes zeeleeuw? ................................................................................. ................................................................................. Hoeveel vrouwtjes zeeleeuwen tel je? Ik tel ........................... vrouwtjes zeeleeuwen.
Antwoordblad Schoolzwemmen groep 3 & 4
1
BASS ROCK
Papegaaiduikers gebruiken tijdens het zwemmen hun vleugels als vinnen. Sturen doen ze met hun poten. Zij duiken onder water op vis.
2
NOORDZEE Het aantal dieren dat je kunt zien is variabel.
3
OCEAAN De verpleegsterhaai staat hiernaast compleet afgebeeld. De haai is de snelste zwemmer (afbeelding 1).
4
KORAALRIF De kleurenpracht is in de tropische aquaria is zeer divers. Het antwoord kan daarom sterk variëren.
5
ANTILLEN De hutia (knaagdier), de hagedis en de ratelslang zijn landdieren. De doktersvis en de haai zijn waterdieren. De toekan leeft wel op het land, maar noemen we een luchtdier omdat hij vliegt.
6
ZEE VAN CORTEZ Een renkoekoek kan heel hard lopen (30 km per uur).
7
ZEELEEUWEN Het aantal zeeleeuwen is afhankelijk van de samenstelling van de groep in het Oceanium, dit is uiteraard variabel.
Antwoordblad Schoolzwemmen groep 5 & 6
1
BASS ROCK
De papegaaiduiker gebruikt tijdens het zwemmen zijn vleugels als vinnen. Met zijn poten stuurt hij. Er zijn bij de zeekoet vier antwoorden goed. Een zeekoet kan vliegen, lopen, zwemmen en duiken, maar niet hinken en kruipen.
2
NOORDZEE Krabben lopen meestal zijwaarts. Kwallen bewegen zich voort door te zwemmen en op de stroming van de zee te drijven. Hiernaast staat de kwal compleet afgebeeld.
3
4
OCEAAN Hiernaast staat de verpleegsterhaai compleet afgebeeld. De haai is de snelste zwemmer. Het is bijna onmogelijk één vis uit een school te volgen omdat de school steeds snel van richting veranderd.
KORAALRIF De antwoorden 1, 3 en 4 zijn goed. De egelvis blaast zichzelf op om zijn vijanden af te schrikken en het koraal is een uitstekende schuilplaats voor bijvoorbeeld tropische vissen. Koralen zijn dieren. Koraalvissen hebben felle kleuren, die dienen als schutkleur. Ze hoeven niet zo snel te zwemmen, omdat ze zich uitstekend kunnen verstoppen voor roofdieren, bijvoorbeeld tussen het koraal.
5
ANTILLEN Vijanden van de jonge zeeschildpadden zijn roofvogels, leguanen, krabben en de mens. De volgende dieren bewegen zich voort op de volgende manier: de hutia klimt; een ratelslang kruipt; een doktersvis zwemt; een toekan vliegt; een leguaan loopt; een dwergkaaiman zwemt.
6
ZEE VAN CORTEZ Deze vogel heet de renkoekoek. Hienaast staat de renkoekoek compleet afgebeeld.
7
ZEELEEUWEN De tijd dat een gekozen zeeleeuw onder water blijft, varieert.
1
BASS ROCK
Antwoordblad groep 7&8
De papegaaiduikers broeden niet op de rotsrichels maar in holen in de rots of in de grond. Eidereenden broeden op het land dicht bij de kust. De dieren die de kinderen kunnen observeren variëren en ook de antwoorden zijn variabel.
2
NOORDZEE Platvissen leven op de zeebodem. De kathaai en de rog zwemmen ook in hogere regionen. De zeesterren vind je op de rotsen.
3
OCEAAN Nee, de haaien zijn sneller dan de zeeschildpadden. De haaien en roggen hebben elk een eigen plek in het water: verpleegsterhaai = bodem; atlantische mensenhaai = open water; zwartpunthaai = open water; pijlstaartrog = bodem. De naam van de reuzenhaai is Megalodon. De snelste haai stamt van hem af, deze grote rover heet de witte haai. Hoe vaak de haringen van richting veranderen is afhankelijk van het moment. Het volgen van één vis is vrij moeilijk omdat de vissen vaak van richting veranderen.
4
KORAALRIF Het minder goed zichtbaar zijn door een schutkleur heet camouflage. Koraal is een dier. De egelvis blaast zichzelf op bij gevaar. Daarmee schrikt hij zijn vijanden af. Een zwemmende anemoonvis beweegt zich actief voort; de zeevogel wordt door de storm meegevoerd; een hond die de straat oversteekt beweegt zich actief voort; een kwal die op het strand aanspoelt beweegt zich passief voort.
5 6
ANTILLEN Drie vijanden van de jonge zeeschilpadden zijn; roofdieren, leguanen en krabben. Dieren komen na een storm terecht op boomstronken, die aanspoelen op een eiland.
ZEE VAN CORTEZ De renkoekoek loopt beter dan dat hij vliegt. Roadrunner is de Engelse naam voor renkoekoek.
7
ZEELEEUWEN De grootste zeeleeuw is het mannetje. Het aantal vrouwtjes zeeleeuwen is variabel en afhankelijk van de groepssamenstelling.
Tekst: afdeling Educatie Illustraties: afdeling Educatie Vormgeving: Stephanie Mol Datum: augustus 2012