Versie 2 – Obadja 1:15 t/m 21 – nr.1068
[Uitzending 1068: Obadja 1:15 t/m 21]
Wie de woorden leest, waarmee Obadja in zijn korte, felle oordeelsprediking over Edom het gericht van de HERE aankondigt, hoort daarin onwillekeurig de woorden uit Openbaring 20 klinken: het oordeel gaat aan niemand voorbij. In Openbaring 20 vers 11 t/m 15 lezen we: Ik zag een grote witte troon en Hem die erop zat. De aarde en de hemel vluchtten voor Hem weg en verdwenen voorgoed. Ik zag de doden, groot en klein, voor de troon staan. Er werden boeken opengedaan, ook het levensboek. En de doden werden op grond van hun daden geoordeeld, zoals het in de boeken geschreven stond. De doden kwamen overal vandaan, uit de zee, het graf en het dodenrijk, en zij werden allemaal geoordeeld naar wat zij hadden gedaan. Het graf en het dodenrijk werden in de poel van vuur gegooid. Dat is de tweede dood. Als iemands naam niet in het levensboek stond, werd hij in de poel van vuur gegooid. Als de HERE komt met Zijn oordeel, gaat dat aan geen mens voorbij. Wat afvalt van de hoge God, moet en zal vallen. Wie zich tegen de HERE verzet en Zijn volk, Zijn oogappel, aanraakt, moet wel beseffen wat hij doet. Hij kan mogelijk een aantal overwinningen behalen, maar na al zijn successen zal tenslotte de HERE hem overwinnen.
In Psalm 49 vers 6 t/m 15 lezen we: Waarom zou ik bang zijn als er dagen komen waarop het kwaad lijkt te overheersen? Als ik word belaagd door mijn vijanden die mij kwaad willen doen? Als mensen die hun vertrouwen op geld stellen en zich op hun rijkdom beroemen, mij naar het leven staan? Het is onmogelijk om een ander vrij te kopen met geld, om God een losgeld voor hem te betalen. De prijs voor een mensenleven is immers altijd te hoog. Het is onmogelijk dat iemand altijd blijft leven en nooit zou sterven. Steeds weer zien wij dat wijze mensen sterven en ook dat onredelijke en domme mensen allemaal sterven. Zij moeten hun aardse bezittingen aan anderen nalaten. Het ‘grootste’ wat zij tot stand brengen, is dat hun huizen jarenlang blijven staan en dat hun nageslacht daarin zal wonen. Of zij noemen hun land naar zichzelf. Maar hoeveel een mens ook bezit, hij zal toch eenmaal sterven, net als de dieren vergaat hij en er blijft niets over. TTB – NL – TWR – CW
1
Versie 2 – Obadja 1:15 t/m 21 – nr.1068
Zo gaat het met degenen die op zichzelf vertrouwen. Zo is het einde van hen die zichzelf zo graag horen praten. Ze komen in het dodenrijk terecht en de dood zelf is daar hun herder. Wanneer een nieuwe morgen aanbreekt, zullen de oprechte mensen over hen heersen. Hun lichaam zal vergaan zodat zij geen aards huis meer hebben. Mijn leven zal echter door God worden bevrijd uit de macht van het dodenrijk, want Hij zal mij bij Zich opnemen.
In Psalm 49 zingen de Korachieten uitbundig, vol verlangen van Gods nieuwe toekomst bij Hem. Zelfs Gods grote vijand, de duivel, die mensen en volken tegen de HERE ophitst, weet dat hij mensen bedriegt wanneer hij hen in de waan brengt dat zij los van de HERE Gods kunnen leven. De ellende is, dat mensen altijd weer meer geloof hechten aan de leugens van Satan dan aan de waarheid van God. Dat zien we ook in het Bijbelboek Obadja in het optreden van Edom tegenover het Tweestammenrijk Juda. Ze zouden uit de geschiedenis van hun stamvader Esau, de keuzes die hij maakte en zijn optreden tegenover zijn tweelingbroer Jakob een les hebben kunnen leren. We lezen in Hebreeën 12 vers 16 en 17: Let er ook op dat niemand van u betrokken raakt in seksuele zonden, of het heilige zo minacht als Esau, die als oudste zoon zijn rechten ruilde voor een bord eten. Want u weet het! Toen hij die rechten terug wilde hebben, was het te laat. Het hielp niets dat hij huilde, hij kreeg geen kans meer tot inkeer.
Luisteraar, door de woorden van Obadja wil de HERE ook u en jou terugroepen tot Hem. De woorden van Ezechiël 33 vers 11 en 12 gelden vandaag nog steeds: Zo waar Ik leef, zegt de Oppermachtige HERE, de dood van de goddelozen doet Mij geen genoegen. Integendeel, Ik wil graag dat de goddeloze zijn zonden de rug toekeert en in leven blijft. Bekeer u van uw goddeloosheid, want waarom zou u sterven, Israël? Want de goede werken van een rechtvaardig man zullen hem niet redden als hij gaat zondigen en de zonden van een slechte man zullen hem niet vernietigen als hij zich bekeert en berouw toont. Dat is niet alleen een boodschap voor Israël, maar ook voor u en jou.
TTB – NL – TWR – CW
2
Versie 2 – Obadja 1:15 t/m 21 – nr.1068
In het NT lezen we in 1 Timotheüs 2 vers 3 t/m 7 dat God, onze Redder wil: dat alle mensen gered worden en het volgende zullen aannemen: er is maar één God en er is maar één bemiddelaar tussen God en de mensen, de mens Jezus Christus, die voor die bemiddeling Zijn leven gegeven heeft. God heeft deze boodschap op het juiste moment aan de wereld bekendgemaakt. Ik – dat is de apostel Paulus – ben uitgekozen – daar kan geen twijfel over bestaan – als Gods boodschapper en apostel om vreemde volken de waarheid te vertellen en hun te leren dat zij door het geloof gered kunnen worden. Vandaag komt de HERE met Zijn boodschap van redding door Jezus Christus ook tot u. Wat gaat u met Zijn boodschap doen? Aannemen of verwerpen? Wat u moet aannemen? Dat wat we net hebben gelezen: er is maar één God en er is maar één bemiddelaar tussen God en de mensen, de mens Jezus Christus, die voor die bemiddeling Zijn leven gegeven heeft. Hij gaf Zijn leven ook voor u en jou!
Obadja 1 vers 15: Binnenkort zal de HERE een oordeel vellen over alle heidense volken. Wat u Israël hebt aangedaan, zal u nu zelf overkomen. U krijgt uw verdiende loon. Er zijn Bijbeluitleggers die Obadja – om deze woorden – van eenzijdigheid betichten. Heeft Juda zich altijd netjes gedragen dan? Ze verwijzen dan naar profeten als Amos en Jeremia. Wat zij aan oordeelsprediking laat horen in de richting van Juda is niet mis. Maar in het geheel van de profetische boodschap van Obadja is het een onterecht verwijt. Obadja heeft geprofeteerd vlak na de verwoesting van Jeruzalem en de wegvoering van Juda in ballingschap. Op de achtergrond van de profetie van Obadja horen we als het ware de donderslagen van Gods oordelen nog na dreunen. De zonden van Juda zijn en worden niet verzwegen, ook Juda heeft Gods oordeel aan de lijve ondervonden, ze zijn immers weggevoerd in ballingschap. Immers Edom had toen geen leedvermaak mogen hebben over de ondergang van Juda (vs.12). Edom moet niet denken, dat zij als broedervolk lachend kunnen toekijken bij de ellende van Juda. Nee, de zonden van Juda worden niet verzwegen. Obadja staat midden tussen mensen die op de puinhopen van hun bestaan zitten, een gevolg van Gods rechtvaardige oordeel over hun zonden. Maar hun ellende en wegvoering heeft als doel: de terugkeer van Gods volk tot de HERE. Maar de afrekening voor Edom komt. TTB – NL – TWR – CW
3
Versie 2 – Obadja 1:15 t/m 21 – nr.1068
Op de grote dag van de HERE gaat God afrekenen met alle volken en zal geen misdaad ongewroken blijven. Op die dag zal er verlossing dagen voor de rest van Gods volk die zich onder de opvoedende hand van Gods oordelen heeft verootmoedigd en is teruggekeerd tot de HERE en Zijn dienst. Maar op die dag zal het hoogmoedige Edom verdwijnen van de aardbodem. Bij zulke woorden kan een modern mens gemakkelijk denken: ‘Dat is dan pech voor Edom’ of ‘Dat zien we dan wel weer?’ of ‘Dat raakt mij niet?’. Maar dan moeten we vers 15 nog maar eens goed lezen. Want daar staat: Binnenkort zal de HERE een oordeel vellen over alle heidense volken. Obadja trekt de kring ineens veel wijder dan alleen Edom. We lazen het ook in Openbaring 20. De Rechtvaardige God zal op grond van de feiten, Zijn rechtvaardige oordeel voltrekken over al het onrecht dat op de aarde en in de wereldgeschiedenis heeft plaatsgevonden. Eigenlijk vat Obadja de boodschap die hij moet doorgeven nog eens samen. De HERE laat niet ongestraft wie Zijn oogappel aanraakt. God, Die graag vergeeft en rijk is in barmhartigheid, is ook een Wreker van het kwade en een Rechter, die de onderdrukkers van Zijn volk streng straft. De HERE zegt: Wat u Israël hebt aangedaan, zal u nu zelf overkomen. U krijgt uw verdiende loon.
Obadja 1 vers 16: Zoals u op Mijn heilige berg hebt gedronken, zo zullen alle omringende volken onophoudelijk drinken uit de beker met Mijn straf en worden alsof ze nooit hadden bestaan. In vers 16 wordt nog een keer samengevat wat Edom op zijn kerfstok heeft. Ze hebben gedronken op de berg van Gods heiligheid. De zonde van Edom richt zich ten diepste niet tegen het volk van God, maar tegen de God van dat volk. Ze zoeken de HERE te treffen in Zijn volk. Op Gods heilige berg hebben zij Zijn heiligdom ontwijd. Ze hebben er hun drinkgelagen gehouden, gespot met de God van Israël. Maar het zal hun ondergang worden. De geschiedenis van alle heidense volken bevestigt het.
Wanneer is de oordeelsprofetie die Obadja moet doorgeven in vervulling gegaan? Mogelijk is er in de tijd van Obadja al zo'n dag aangebroken, waarop Babel ook Edom onder de voet heeft gelopen. We weten dat niet zeker.
TTB – NL – TWR – CW
4
Versie 2 – Obadja 1:15 t/m 21 – nr.1068
In ieder geval is Edom al in de tijd van de kleine profeten getroffen door een grote verwoesting, zoals we Maleachi 1 vers 3 lezen. Arabieren hebben een groot deel van Edom veroverd en er hun eigen rijk gevestigd. In de dagen van de Makkabeeën heeft Johannes Hyrcanus Edom verslagen. En na de val van Jeruzalem hebben de Romeinen definitief een einde gemaakt aan het bestaan van Edom. Edom is van de aardbodem verdwenen. ‘Alsof ze nooit hadden bestaan’, zegt Obadja in vers 16. Maar de lijnen lopen ook door naar de dag dat de Here Jezus Christus zal terugkomen, tot op de jongste of laatste dag. Als die dag komt, is het belangrijk om ons te realiseren wat die dag voor ons mensen brengt. De Bijbel is er duidelijk over, namelijk: oordeel of verlossing. De ondergang van Edom laat zien dat de HERE doet wat Hij zegt, ook als het gaat om een boodschap van gericht. Het zal voor de vijanden van de HERE en Zijn volk echt niet mee vallen! Maar zal iemand vragen: gloort er dan nergens een sprankeltje licht in de boodschap van Obadja? Gelukkig wel, we lezen het in het vervolg.
Obadja 1 vers 17: Maar de berg Sion zal een toevluchtsoord zijn, een afgezonderde, heilige plaats. Het volk Israël zal het land weer in bezit nemen. In de verzen 17 t/m 21 komen we bij het tweede en laatste gedeelte van het Bijbelboek Obadja. Het zijn maar vijf verzen, en de verzen gaan over de toekomst van Israël en de wederkomst van Christus. Voor het woord ‘toevluchtsoord’ lezen we in andere vertalingen het woord ‘ontkoming’ en wordt de zin: Maar op de berg Sion zal ontkoming zijn. Er is een veilige schuilplaats, een afgezonderde, heilige plaats! Temidden van alle dreiging is de berg Sion een toevluchtsoord. Het maakt duidelijk dat die veilige schuilplaats er niet is op de – volgens de Edomieten – onneembare bergen van Edom. Ook niet op een andere plaats onder de volken, bijvoorbeeld: in het machtige Babel. Er is maar één plek waar een mens kan ontkomen aan de oordelen van de HERE, namelijk: op de berg Sion. De plaats waar de tempel, het huis van de HERE stond. Maar nu is de tempel verwoest. Bij de profeet Ezechiël kunnen we lezen dat de HERE voor de verwoesting Zijn woning in Jeruzalem al had verlaten, dat was vlak voor de inname van de stad door de Babylonische legers. Maar toch zal de berg Sion een toevluchtsoord zijn, een afgezonderde, heilige plaats. TTB – NL – TWR – CW
5
Versie 2 – Obadja 1:15 t/m 21 – nr.1068
Daarin horen we hoe de HERE in Zijn toorn denkt aan Zijn ontferming en genade. Daarin horen we de woorden van Jesaja 54 vers 7 en 8: Voor een korte tijd heb Ik u verstoten. Maar met een groot medelijden zal Ik u weer bij Mij laten terugkomen. In een moment van toorn keerde Ik Mijn gezicht voor een korte tijd van u af, maar met eeuwige ontfermende liefde zal Ik Mij over u ontfermen, zegt de HERE, uw Verlosser. Vers 17 is een machtige heilsbelofte. U moet zich indenken wat zo'n woord betekend heeft voor een handjevol berooide mensen, die waren achtergebleven in Jeruzalem. Ze hadden niets meer. De tempel, Gods altaren, het was allemaal verwoest. En de HERE Zelf? Nu horen zij: Maar de berg Sion zal een toevluchtsoord zijn, een afgezonderde, heilige plaats. Het volk Israël zal het land weer in bezit nemen. Zo is de HERE, de God van Israël, van Jakob en zalig wie de God van Jakob tot zijn hulp heeft. De HERE vervult Zijn beloften. Hij brengt het volk Israël thuis in de eeuwige erfenis die de HERE uit genade aan hen heeft toegezegd. Het volk Israël zal het land weer in bezit nemen. Vanwege het Lam dat op de berg Sion staat en dat hen kocht met Zijn bloed. Hij heeft hun immers beloofd, in Johannes 14 vers 1 t/m 3: Wees niet ongerust. Vertrouw op God en vertrouw ook op Mij. In het huis van Mijn Vader zijn veel kamers. Als dat niet zo was, zou Ik het jullie wel gezegd hebben. Ik ga er nu heen om alles voor jullie in orde te maken. Wanneer Ik daarmee klaar ben, kom Ik terug om jullie op te halen. Dan zullen jullie voor altijd bij Mij zijn. Er is van die hemelse erfenis heel veel goeds te zeggen. Maar het heerlijkste van alles is: Wij zullen altijd bij de Here wezen (1Thess.4:17). De apostel Paulus zegt daar achteraan: Met dit nieuws kunt u elkaar troosten en bemoedigen.
Obadja 1 vers 18: Israël zal zijn als een vuur dat de stoppelvelden van Edom in brand steekt. Er zullen geen overlevenden in Edom zijn, omdat de HERE het zo heeft bevolen. In vers 18 klinkt nog eenmaal de boodschap van het gericht over Edom. Het klinkt in de gegeven omstandigheden onwaarschijnlijk. Niets is er dat er op lijkt dat wat Obadja profeteert, werkelijkheid zal worden. Niet voor niets voegt hij er ten overvloede nog eens aan toe dat hij geen eigen gedachten verkondigt, maar dat de HERE het zo heeft bevolen.
TTB – NL – TWR – CW
6
Versie 2 – Obadja 1:15 t/m 21 – nr.1068
De woorden worden als het ware nog eens extra voorzien van het goddelijke waarmerk. Dat moet en mag het einde zijn van alle vragen en twijfels: de HERE heeft het zo bevolen.
Obadja 1 vers 19: Dan zal Mijn volk dat in de Negev woont, het berggebied van Edom in bezit nemen. Wie in het laagland wonen, zullen het land van de Filistijnen innemen en weer beslag leggen op de velden van Efraïm en Samaria. En het volk van Benjamin zal Gilead weer in bezit nemen. De Negev vormde het zuidelijke deel van Juda en was een droog en heet gebied. Het laagland lag in het westelijke deel van Juda. Tegenover het oordeel dat de HERE zal vellen over alle heidense volken (vs.15) wordt in vers 19 de verlossing gesteld die het volk Israël zal worden geschonken. Het middelpunt daarvan vormt de berg Sion, waar de HERE zal wonen in het midden van Zijn volk (Joël 3:17) en als Koning zal heersen (vs.21). Opvallend is ook dat met de woorden ‘Efraïm’ ook het huis van Jozef wordt genoemd. Vers 19 geeft een beschrijving van het gebied dat door Israël zal worden bewoond. Tenslotte wordt dan nog een gebied in het noorden van Israël, Gilead, toegeschreven aan Benjamin.
Obadja 1 vers 20: De Israëlitische ballingen zullen terugkeren en het land van de Kanaänieten tot Sarefat in het noorden bezetten. En de mensen uit Jeruzalem die in ballingschap waren in Sefarad in Klein-Azië, zullen terugkeren naar hun vaderland en de steden aan de rand van de Negev veroveren. Het slot van Obadja richt zich helemaal op de toekomst van Israël, dat er in Obadja’s tijd zo ellendig aan toe is. In vers 21 lezen we nog even dat de verlossing van Israël het oordeel betekent voor Edom, maar de mededeling is alleen een bijzinnetje in de slotboodschap van verlossing. De verzen 20 en 21 spreken van de verdeling van het land. Het lijkt een beetje op een herhaling van wat we in het Bijbelboek Jozua lezen over de verdeling van het beloofde land. Juist daardoor krijgt het iets van een nieuwe blijk van Gods genade. De HERE geeft het beloofde land opnieuw aan het nageslacht van Abraham, Isaäk en Jakob. Zij mogen er van de HERE weer wonen. Edomieten en Filistijnen hebben het veld geruimd.
TTB – NL – TWR – CW
7
Versie 2 – Obadja 1:15 t/m 21 – nr.1068
De bewoners van de Negev en van de kustvlakte krijgen hun gebied als een erfelijk bezit, dat wil zeggen: niet voor slechts even. Efraïm en Samaria, allang veroverd door de wereldmachten, komen weer in het bezit van Israël. En Benjamin mag Gilead in het Overjordaanse in bezit nemen, ook al lang in vreemde handen. Uit de ballingschap keren velen van het volk terug en ze mogen wonen in een gebied, dat zich uitstrekt tot aan Sarefat, bekend uit de geschiedenis van de profeet Elia, maar ver over de grenzen van het toenmalige Israël heen. Als de HERE Zijn volk genadig is, schenkt Hij mild en overvloedig. Obadja 1 vers 21: Want verlossers zullen naar de berg Sion komen en heersen over heel Edom. En de HERE zal koning zijn! Vers 21 is het slotakkoord van Obadja's profetie. Het begint een beetje merkwaardig met ‘verlossers’ die naar de berg Sion komen. Wie worden daarmee bedoeld? Het zijn om te beginnen mensen in die tijd geweest, want zij heersen over heel Edom. Het woord 'verlossers' doet denken aan de rechters uit de tijd van de Richteren, die het volk verlosten van hun vijanden en vervolgens leiding gaven en recht spraken. Hoe het ook mag zijn geweest, ze staan in dienst van de HERE die Zijn volk verlost, thuisbrengt en woont temidden van Zijn volk. In de laatste woorden klinkt iets van een triomfkreet door: En de HERE zal koning zijn! De HERE is Koning van de hele aarde. Het gebed dat de HERE Jezus ons leerde: Uw Koninkrijk kome, wordt verhoord. Het wordt niet tevergeefs gebeden. Daarom zijn de slotwoorden van de profetie van Obadja troostwoorden voor alle gelovigen van alle tijden.
Niets kan de HERE afleiden of doen treuzelen met Zijn beloften. Geen zoon van Esau, geen aards of hemels schepsel kan Hem stoppen. Geen trotse mensen op deze aarde kunnen veroorzaken dat de HERE maar één centimeter zou afwijken van Zijn plan. Hij is vandaag op weg naar de overwinning, de HERE zal koning zijn!
TTB – NL – TWR – CW
8
Versie 2 – Obadja 1:15 t/m 21 – nr.1068
Is de Here Jezus al Koning over uw en jouw leven? We lezen in Johannes 12 vers 32: Wanneer Ik van de aarde omhoog geheven word, zal Ik allen naar Mij toe trekken. Ja, dan zullen we altijd bij de Here zijn, maar dan moeten wij wel onze zonden en trots aan Hem belijden en Hem gaan volgen.
In de volgende uitzending lezen we verder in een nieuw Bijbelboek, namelijk: het Bijbelboek Jona.
TTB – NL – TWR – CW
9