Nede¡landse Organisatie voo¡
TNO Preventie en Gezondheid
.
toegepast-natuùrwetenschappelijk onderzoek/Netherlands Organisation
for,{pplied
Sciebtifr c Relearch
È lZo Divisie Volksgezondheid Was-senaarseweg 56
Postbus 2215 2301 CE Leiden
TNO-rapport
www.tne.nl
T F
2001.149
Gehoorschade door popnruziek
[email protected]
Popconcerten, houseparty' s en discotheken
Datum
19 september 2001
Auteurs
W. Passchie¡ Vçrmeer J,H,lÇli Steenhekkers
Ti'JÛ I'i¿veiitir: ti
rNo
Postbun
Íìt ll
i-,i
ü*zol¡tli'ru¡ti
niiei hihiioih¿¡
22 O 2001
e r¡
r\0v
ilic
2001
'¿?.17r
'
?-Nl CE Lsiden
oe
I rÌ
u rn
;h
I
071 518 18 18 071 518 19 20
iï'i
¿8.0 JJ
r
Auteurs:
W. Passchier Vermeer J.H.M. Steenbekkers Projectnummer
40956 ISBN nummer
90-6743-838-l
Deze uitgave
is te bestellen door het overmaken van f 34,65 (incl. BTW)
op
postbankrekeningnummer 99.8899 ten name van TNO PG te I-eiden onder vermelding van bestelnummer 2001. 149.
TNO-rapport I 2001.149
3t46
Inhoudsopgave Rapport in hoofdlijnen
I
Inleiding
I
Omschrijving van de derde fase van het onderzoek Doelstellingen Globale opzet van het onderzoek Nadere uitwerking
2.1
2.2 2.3
15
t7 t7 t7 l8
2.3.1
Onderzoekspopulatie
18
2.4
Vragenlijst
19
2.5
Oorsuizingen
2.6 2.7
Attitude Audiometrisch onderzoek
20 20 20
3 3.2
Gegevens over de onderzochte groep proefpersonen Gegevens uit de vragenlijst Gegevens uit audiogrammen
22 22 26
4
Relatie blootstelling aan popmuziek en gehoorschade
4.1
Effectvariabelen
4.2 4.3
B elastingskarakteri stieken Interveniërende variabelen
4.4
Analyse
29 29 29 29 30
5
Prevalentie
5.1
5.2
Gehoorschade bij respondenten uit fase I Prevalentie gehoorschade bij Nederlandse jongeren
33 JJ 34
6
Discussie en conclusie
35
3.1
Literatuur Bijlage(n) A. B. C.
D.
44
Tabellen Figuren
Gebruikte informatie en niet in hoofdtekst gerapporteerde analyses Vragenlijst
TNO-rapport 12001.149
4t46
Rapport in hoofdlijnen Inleiding De blootstelling van de Nederlandse jongeren aan luide popmuziek en de zorg bij de overheid over mogelijke gevolgen voor het gehoor van deze jongeren heeft er toe geleid dat de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport onderzoek naar effecten van blootstelling aan popmuziek op het gehoor laat uitvoeren. In de periode van eind 1996 tot medio 2001 heefr TNO-PG drie fasen van het desbetreffende onderzoek uitgevoerd. De eerste fase betrof een inventarisatie van de blootstelling aan popmuziek (door middel van vragenly'sronderzoek) ondereen representatieve streekproef van6l2jongeren uit Nederlandvan 12 tot 30 jaar. In de tweede fase van het onderzoek zijn de relaties nagegimn tussen de blootstelling aan popmuziek via hoofdtelefoons en de gehoorschade daardoor, en is een schatting gegeven van de prevalentie van gehoorschade door het luisteren naar pÒpmuziek via hoofdtelefoons bij de Nederlandse jongeren. In die fase hebben 405 jongeren (13 tot 19 jaar) een vragenlijst
ingevuld, een luistertest uitgevoerd waarin hun gebruikelijke luisterniveau onder is gemeten, en aan een audiometrisch onderzoek deelgenomen, om hun gehoordrempels vast te stellen. Dit rapport doet verslag van de derde hoofdtelefoons van een 'diskman'
fase van het onderzoek naar de gevolgen voor het gehoor van blootstelling aan popmuziek die
tijdens popconcerten en houseparty's, en
in
discotheken en danscafés ten gehore wordt
gebracht. De doelstellingen van deze fase zijn o het vaststellen van relaties tussen gehoorschade en parameters van de geluidbelasting door
popmuziek tijdens popconcerten,
¡ ¡
op
houseparty's,
in
discotheken en danscafés. Het
onderhavige onderzoek omvat geen meting van geluidniveaus die heersen in de genoemde gelegenheden, maar schatting van blootstellingen met een vragenlijst; het schatten van de p¡Cy4þûig van gehoorschade door deze geluidbelastingen onder de Nederlandse jongeren; het geven van aanbevelingen voor verder onderzoek naar mogelijkheden die kunnen leiden tot een vermindering van de geluidbelasting in deze gelegenheden ter voorkoming van gehoorschade.
Globale opzet vanfase 3 van het onderzoek
Het onderzoek in fase 3 is een retrospectief onderzoek dat plaats heeft gevonden bij 415 jongeren (151 mannen en264 vrouwen) van 19 tot en met 27 jaar.887o van deze jongeren studeren aan de Universiteit t eiden en 12Vo is werkzaam bij één van de drie bedrijven, die hun medewerking aan het onderzoek verleenden. De jongeren vulden een vragenlijst in met vragen over hun blootstelling in heden en verleden aan popmuziek tijdens popconcerten, op houseparty's, in discotheken en danscafés, bij het luisteren via hoofdtelefoons naar popmuziek, en tijdens het optreden in een popgroep, en fungeren als (assistent van een) diskjockey. Tevens zijn vragen opgenomen over bezoek aan huisarts of oorspecialist, audiologisch centrum etc. in verband met klachten over het gehoor of oorpijn en over de redenen van deze klachten. De vragenlijst bevat ook vragen over het optreden van oorsuizingen tijdens en na afloop van een popmuziekactiviteit, over het gebruik van persoonlijke gehoorbeschermingsmiddelen bij popmuziekactiviteiten en een drietal open vragen over de kennis van de proefpersoon inzake de mogelijke negatieve gevolgen van popmuziek voor het gehoor, de appreciatie van luide muziek en de houding ten opzichte van het stellen van een grens door de overheid aan de geluidniveaus in openbare gelegenheden. Tevens is bij de jongeren audiometrisch onderzoek uitgevoerd om hun gehoordrempels bij zeven frequenties in het frequentiegebied van 500 tot 8000 Hz vast te stellen.
TNO-rapport 12001.149
5146
De groep met een niet-schone gehooranamnese Van de 415 proefpersonen heeft 1,OVo (29 proeþersonen, 13 mannen (8,6Vo) en 16 vrouwen(6,1Vo)) een niet-schone gehooranamnese. De gehooranamnese is niet schoon als de proefpersoon een gehoorapparaat gebruikt, vaak in heden of verleden een oorspecialist, audiologisch centrum etc. bezocht met klachten over het gehoor, als er dooftteid in de familie voorkomt of als er een andere reden voor klachten is die niets te maken heeft met popmuziek en de proefpersoon een gehoordrempel van meer dan 25 dB bU 500 Hz aan één of beide oren heeft. De gegevens van deze groep zijn niet meegenomen in de analyses over de relaties tussen blootstelling aan popmuziek en gehoorschade.
De geselecteerde groep Dit zijn alle proefpersonen die niet behoren tot de groep met een niet-schone anamnese. De
personen, 138 mannen en 248 vrouwen. Uit deze groep is een referentiegroep van 25 mannen en een referentiegroep van 25 vrouwen geselecteerd die (vrijwel) geen popmuziekactiviteiten hebben uitgevoerd. Aan het meest strikte criterium (geen enkele popmuziekactiviteiÐ voldeed geen enkele proefpersoon. Van deze referentiegroepen zijn de mediane gehoordrempels bepaald. De gehoordrempels van de proefpersonen zijn relatief ten opzichte van deze mediane waarden genomen. In de analyses zijn de relatieve
groep bestaat
uit 386
gehoordrempels gemiddeld over
het rechter- en linkeroor, de zogenoemde relatieve
gemiddelde gehoordrempels, gebruikt. Het 'groepsaudiogram' met de cumulatieve verdeling van de relatieve gemiddelde gehoordrempels voor de zeven frequenties van de geselecteerde groepen mannen en vrouwen zijn hiema in de rechter figuren gegeven. De percentiel-waarde bij een bepaalde frequentie is de relatieve gemiddelde gehoordrempel die niet wordt overschreden bij het genoemde percentage personen. Bijvoorbeeld, bij de mannen uit de geselecteerde groep is de 95%o waarde bij 6000 Hz gelijk aan 24 dB, wat betekent dat 957o van de relatieve gemiddelde gehoordrempels van de mannen bU 6000 Hz ten hoogste 24 dB is. Omdat de 90Vo -waarde gelijk is aan 12 dB, heeft 5Vo van de mannen uit de geselecteerde groep een relatieve gemiddelde gehoordrempel bij 6000 Hz gelegen tussen 12 en24 dB. Uit de internationale Standaard ISO 7029 zijn dezelfde verdelingen berekend voor geselecteerde groepen 18-jarige 'otological normal persons', dat wil zeggen personen met een schone gehooranamnese en zonder gehoorschade door blootstelling aan hoge geluidniveaus. Deze groepsaudiogrammen zijn in de linker figuren gegeven. Uit een vergelijking van de
blijkt dat de verdelingen van de relatieve gehoordrempels van de geselecteerde mannen uit het onderhavige onderzoek en die van de ISO groep vrijwel gelijk zijn. Slechts bU 6000 Hzligtde95Vo waarde van de proefpersonen 10 dB hoger dan die van de ISO groep. Maar ook bij 6000 Hzzijn er geen verschillen tussen de 90Vo waarden. Uit de vergelijking van de twee onderste figuren blijkt dat er voor vrouwen het geheel geen verschil is tussen de verdelingen van de relatieve gemiddelde gehoordrempels van de geselecteerde groep vrouwen uit het huidige onderzoek en de ISO groep vrouwen.
bovenste t'¡/ee figuren (voor mannen)
in
TNO-rapport 12001.149
6t46
gemiddelde gehoordrempel lSO, mannen geselecteerd
gemiddelde gehoordrempel mannen geselecteerd
HL ¡n dB
HL ¡n dB
20
30
fr
t0
fi-- -F-EÞ
0 -10
--r-¡-4-r-¿.-å-
-.^- a-
-È
{-
-B-
-20
r0@
tr.
N
1
t0 o 5%
-10
- -'4".
-.Ã-
- fi'-
--+-.è-s-¡-aß-¿s
-m
tüx)
20003m0400060(t0 8000
2000 3mo 4{t00 6æ0 8000 ftêquonlio ¡n ¡lz
frequ!ntio ¡n llz
Relatieve gemiddelde gehoordrempels van groepen geselecteerde mannen, links volgens ISO 7029, rechts vqn de geselecteerde groep uit fase 3 van het onderzoek.
gemiddelde gehoordrempel lSO, vrouwen geselecteerd
gemiddelde gehoordrempel vrouwen geselecteerd
HL in dB
HL in dB
20
0 -10
r r-+-¡lr
--+-è- rà- Â. -
_
-r
20OO30OOil0æ60{þ fioquont¡ê ¡n Hz
80OO
-tF
10
-À
0
--À-
-r
-Él
-20
1000
20
-Þ --À*
10
-10
lr
5.Á
-È
-20
1000
2000 3mO ¡ilXþ 6ü)0 8Oü)
fioquont¡o ln
lÞ
Relatieve gemiddelde gehoordrempels van groepen geselecteerde vrouwen, links volgens ISO 7029, rechts vqn de geselecteerde groep uit fase 3 van het onderzoek. O
mvang van de popmuziekactivite iten
Uit de
antwoorden op de vragenlijst is voor elk van de vijf onderscheiden popmuziekactiviteiten het aantal maal dat de activiteit totaal in het gehele leven is uitgevoerd geschat. Het resultaat is gegeven in de bovenste helft van de volgende tabel. Zowel het gemiddelde als de cumulatieve verdeling zijn in de tabel opgenomen. In de onderste helft van de tabel is het totaal aantal jaren dat een popmuziekactiviteit is (of nog wordt) uitgevoerd opgenomen. De gegevens betreffen de groep met een schone anaÍìnese. De gegevens van de gehele groep, inclusief de groep met een niet-schone anarnnese, wijken daar nauwelijks van af.
fh
7t46
TNO-rapport 12001.149
Totaal aantal activiteiten van proeþersonen met een schone anamnese. Als het maximum van 19000 maal luisteren naor popmuziek via hoofdteleþons niet wordt meeçenomen, wordt het maximum 21 00 en het semiddelde 106. totaal
aantal
popconcerten gemiddeld
07o
(minimum)
lÙVo 20Vo 30Vo 40Vo 50% 60Vo 'ÌÙVo 80Vo 90Vo 95Vo 100%
(maximum)
aantal totaal aantal maal maal discotheken houseparty's totaal
totaal maal
aantal diskjockey
totaal aantal maal
hoofdtelefoons
20,1
40,3
3,9
6,8
154,5
0
0
0
0
0
4
I
7
0
0
2
0
0
t2
3
t2 l8
0
0
20
5
26
0
0
30
7
26
0
0
45
9
26
0
0
70
14
35
0
0
100
26
48
2
0
199
49
76
t2
6,6
290
89
109
l2
29
290
480
500
197
350
19000
Totaal aantal jaren dat een popmuziekactiviteit is uitgevoerd door proefpersonen met een schone anamnese.
jaren
aantaljaren
houseparty's
aantaljaren diskjockey
aantal jaren
popconcerten discotheken gemiddeld
59
8,2
0,8
0,6
9,7
(minimum) l07o 20Vo 307o 40Vo 50Vo 60Vo 707o SOVo 90Vo 95Vo
0
0
0
0
0
0
5
0
0
1
2
6
0
0
6
3
7
0
0
8
5
8
0
0
9
6
8
0
0
10
7
9
0
0
12
8
9
0
0
r3
aantal
0%
1007o
(maximum)
aantal jaren
hoofdtelefoons
l0
I
0
14
I
ll
3
2
15
13
12
5
5
1'l
20
l8
10
ll
21
9
I
Relatie blootstelling aan popmuziek en gehoorschade Om de relaties tussen blootstelling aan popmuziek bij de diverse popmuziekactiviteiten en gehoorschade vast te stellen zijn multipele regressie analyses uitgevoerd. Deze analyses zijn uitgevoerd met de relatieve gemiddelde gehoordrempels bij de zeven frequenties 500, 1000, 2000, 3000, 4000, 6000, 8000 Hz als aflrankelijke variabelen. De volgende onafhankelijke variabelen zijn onderzocht: . voor elk van de vijf onderscheiden popmuziekactiviteiten het aantal maal dat de activiteit totaal in het gehele leven is uitgevoerd. Proefpersonen nemen gewoonlijk in hun leven
TNO-rapport 12001.149
¡
8t46
aan meer dan één popmuziekactiviteit deel. Daarom zijn ook met combinaties van deze aantallen popmu ziekactiviteiten analyses u itgevoerd; het aantal maal dat de proefpersoon in hetjaar vóór onderzoek oorsuizingen tijdens en na
popmuziekactiviteiten heeft ervaren en het aantal maal dat dit in het gehele leven tijdens en na popmuziekactiviteiten is gebeurd.
Van de volgende variabelen is nagegaan of ze van invloed zijn op de relaties tussen de aft ankelijke en onafhankelijke variabelen: het geslacht van de proeþersoon;
o ¡ . o
het totaal aantal jaren dat een popmuziekactiviteit is uitgevoerd en het gemiddeld aantal van elk van de activiteiten perjaar; de variabele'werkzaamheid'. Daarbij is onderscheid gemaakt tussen het hebben van een baan en het volgen van een universitaire opleiding; het aantal maal dat de proefpersoon oorsuizingen tijdens en na popmuziekactiviteiten heeft ervaren.
Uit de uitgevoerde analyse blijkt dat er slechts voor drie combinaties van één afhankelijke en één onafhankelijke variabele een statistisch significant verband aantoonbaar is tussen blootstelling aan popmuziek en de relatieve gemiddelde gehoordrempel (eenzijdig getoetst, significantieniveau 0,05). Dit is het geval voor:
o o o
bij 6000 Hz van mannen door popmuziek bij popconcerten; bij 6000 Hz van mannen door popmuziek tijdens houseparty's; gehoordrempel de bij 4000 Hz van vrouwen door popmuziek via hoofdtelefoons. In fase 2 is reeds op basis van het speciaal daartoe ingerichte onderzoek een verband aangetoond tussen gehoorschade en popmuziek via hoofdtelefoons. Daarom zijn de in fase 2 de gehoordrempel de gehoordrempel
gevonden relaties en schattingen van de prevalentie van gehoorschade door het luisteren via hoofdtelefoons naar popmuziek in dit rapport als uitgangspunt genomen en zijn verder geen analyses uitgevoerd naar gehoorschade door het luisteren naar popmuziek via hoofdtelefoons. Het gecombineerde effect van het aantal popconcerten en het aantal bezoeken aan housepany's op de gemiddelde relatieve gehoordrempel bij 6000 Hz heeft de volgende formule: als ncon = 0 en nhou = 0: als ncon > 0 en/ofnhou >0:
ghl6000 = 0 ghl6000 = -0,1 + 0,0456xncon + 0,0922*nhou.
Hierbij is ghl6000 de gemiddelde relatieve gehoordrempel bij 6000 Hz, ncon het roraal aantal bezochte popconcerten en nhou het totaal aantal bezochte houseparty's. De formule impliceert
dat één houseparty ongeveer evenveel gehoorschade veroorzaakt als twee popconcerten. Verder konden er bij mannen geen statistisch significante relaties worden aangetoond. Bij vrouwen kon er behalve voor gehoorschade bij 4000 Hz door het luisteren via hoofdtelefoons naar popmuziek geen enkel statistisch significant verband aangetoond worden tussen het aantal maal uitvoeren van een popmuziekactiviteit en de relatieve gemiddelde gehoordrempel, bij welke frequentie dan ookr.
' B¡ het bepalen van de omvang van de onderzoekspopulatie zijn we er van uitgegaân dat als er door een popmuziekactiviteit (bezoeken popconcerten, houseparty's, discotheken) in werkelijkheid een gehoorschade van 4 dB bij de meest belasfe proefpersonen zou optreden, in 95 van de 100 gevallen een statistisch significant effect zou kunnen worden aangetoond. Dit heeft geresulteerd in een onderzoek met een omvang van 400 proefpersonen. Als het aantal proefpersonen groter gekozen zou zijn, is het mogelijk dat een relatie die nu net niet statistisch significant is, dat bij een grotere omvang van het onderzoek wel zou zun geweest
9l
TNO-rapport 12001.149
46
Behalve geslacht bleken geen van de onderzochte andere variabelen een statistisch significant bijdrage te leveren aan de relaties tussen gehoorschade en geluidbelasting door popmuziek. Dit impliceert onder meer dat gehoorschade niet afhangt van het aantal jaren dat een activiteit
wordt uitgevoerd: twee popconcerten per jaar gedurende tien jaar levert gemrddeld bij mannen dezelfde gehoorschade bij 6000 Hz als vijfpopconcerten perjaar gedurende vierjaar. De waargenomen gehoorschade door popmuziekactiviteiten
Er is alleen bU 6000 Hz
statistisch significante gehoorschade door popconcerten en houseparty's vastgesteld. Gehoorschade bij die frequentie is in de lijn van de verwachtingen. Gehoorschade door beroepsmatige blootstelling aan geluid is gelokaliseerd in het hogere frequentiegebied. Volgens het model uit ISO 1999 treedt de maximale gehoorschade op bij 4000H2 en iets geringere gehoorschade bij 3000 en 6000 Hz.Uit de analyse in fase 2 van dit onderzoek over gehoorschade door popmuziek via hoofdtelefoons kwam reeds naar voren dat met betrekking tot deze geluidbelasting de maximale gehoorschade niet bij 4000 Hz, maar bij 6000 Hz optrad. Ook andere publicaties wijzen op 6000 Hz als de frequentie waar een beginnende lawaaidip optreedt (Plomp, 1964). Vergelijking uitkomsten voor mannen en vrouwen Eén van de opvallendste resultaten uit het onderzoek is dat op geen enkele wijze kon worden vrouwen aangetoond dat er door bezoeken van popconcerten en houseparty's gehoorschade bij 6000 Hz is ontstaan, hoewel dat wel het geval is voor mannen. Opmerkelijk
bij
is ook dat in deze beide gevallen de richtingscoëfficiënt (helling) van de regressielijn bij vrouwen een negatieve waarde heeft. Het zou in principe mogelijk kunnen zijn dat de mate van blootstelling bij de vrouwen zo gering is, dat daardoor in de analyses geen verband tussen gehoorschade en aantal activiteiten kan worden aangetoond. Om dat na te gaan zijn in de volgende tabel de blootstellingsgegevens van de mannen en vrouwen met elkaar vergeleken.
Hoewel het gemiddeld aantal maal en het totaal aantal jaren uitvoeren van een popmuziekactiviteit bij mannen voor elke activiteit hoger ligt dan bij vrouwen, zijn de verschillen voor popconcerten en discotheken niet groot. De maxima liggen bij de groep vrouwen zelfs hoger dan bij de groep mannen. Wel is er een duidelijk verschil in het geval van houseparty's. Het maximum aantal ligt bij vrouwen wel hoger maar de gemiddelden zijn meer dan een factor 2 geringer. Betrekken we daarbij in de beschouwing dat in de onderzochte groep het aantal vrouwen bijna een factor 2 groter is dan het aantal mannen, dan is op basis van de aantallen popmuziekactiviteiten niet te verklaren dat er bij mannen wel een relatie is vastgesteld en bij vrouwen niet. Een mogelijke verklaring is dat mannen lurdruchtiger popconcerten en houseparty's bezoeken dan vrouwen of zich dichter bij de luidsprekers ophouden. Omdat daarover geen informatie bestaat is een definitieve uitspraak
niet mogelijk. Een mogelijkheid is ook dat vrouwen (iets) minder gevoelig zijn voor het ontstaan van gehoorschade door popmuziek dan mannen.
TNO-rapport 12001 .149
10t46
Vergeliiking tussen de blootstellingsgegevens van mannen en vrouwen uit fase 3 van het onderzoek. Met betrekking tot het aantal maal luisteren naar popmuziek via hoofdteteþons is één proefpersoon (met totaal 19000 maal luisteren met de volumeknop op een lage stand) buiten
b e s c houw
ing
ge
lat en.
popconcerten discotheken houseparty's diskjockey hoofdtelefoons totaal t.o.v. discotheken
totaal aantal maal uitvoeren van een popmuziekactiviteit Mannen, gemiddeld
23,9
40,9
5,9
14,4
149,4
173,0
Vrouwen, gemiddeld
17,9
39,9
2,8
)<
84,3
111,6
Mannen, maxlmum
216
400
t20
350
2100
1662
Vrouwen, maxlmum
480
500
197
100
500
I
559
totaal aantal jaren uitvoeren van een popmuziekactiviteit Mannen, gemiddeld
6,2
8,2
t,4
0,9
l0,l
Vrouwen, gemiddeld
5,7
8,2
0,5
0,3
9,5
Mannen, maxtmum
t8
l3
10
8
19
Vrouwen, maxrmum
20
18
ll
21
B ezoe
ken van discotheken
Het tweede opvallende resultaat is dat er noch bij de mannen noch bij de vrouwen gehoorschade bij welke frequentie dan ook door het bezoeken van discotheken kon worden aangetoond. Op basis van een aantal overwegingen wordt in het rapport de conclusie getrokken dat als de equivalente geluidniveaus in discotheken gemiddeld 5 dB(A) lager zouden zijn dan op basis van gegevens uit de literatuur is verondersteld, het verklaard is dat
uit het
beschikbare materiaal geen statistisch significante relatie tussen aantal
discotheekbezoeken en gehoorschade aangetoond kan worden.
Fungeren als (assistent van een) diskjockey en spelen/zingen in een popgroep
In fase 3 zljn er 35 mannen die bovengenoemde activiteiten hebben uitgevoerd, waarvan meer dan de helft minder dan l0 maal. Dit ligt hoger dan op basis van de resultaten uit fase 1 verwacht werd. Twee van de proefpersonen, behorend tot de vier proefpersonen met het hoogste aantal van deze activiteiten, hebben tijdens deze activiteiten (vrijwel) altijd gehoorbeschermrngsmiddelen gedragen. Zoals op voorhand reeds werd voorzien is er daarmee in fase 3 niet voldoende informatie om over gehoorschade door het spelen in een popgroep of het fungeren als diskjockey uitspraken te doen. Daarvoor is het nodig om proefpersonen op e€n meer gerichte wijze te selecteren.
Hoofdteleþons In fase 2 van het onderzoek is een onderzoeksgroep geselecteerd met een hoge belasting aan popmuziek via hoofdtelefoons. De in fase 3 onderzochte groep is niet speciaal geselecteerd op veel luisteren naar popmuziek via hoofdtelefoons. In fase 2 zijn relaties vastgesteld tussen geluidbelasting door popmuziek via hoofdtelefoons en gehoorschade. Die relaties zijn gebruikt om de prevalentie onder Nederlandse jongeren te schatten Die schatting wordt in dit rapport overgenomen.
TNO-rapport
I
tt/46
2001.149
Oorsuizingen
Net als in fase 2 van het onderzoek, kon ook in deze fase niet worden aangetoond dat het aantal maal oorsuizingen een relatie heeft met de gehoordrempel. Ook heeft het aantal maal oorsuizingen geen effect op de relatie tussen het aantal popmuziekactiviteiten en gehoorschade. Het is belangrijk dat op deze uitkomst bij voorlichtingscampagnes wordt gewezen. Enerzijds behoeven oorsuizingen in het individuele geval er niet op te wijzen dar er zich een gehoorschade aan het ontwikkelen is. Anderzijds mag een jongere ook niet het gevoel hebben dat de afwezigheid van oorsuizingen impliceert dat er voor hem of haar geen risico is op gehoorschade. Dit laat onverlet dat gemiddeld tijdens en na 5l%o van de bezoeken aan een houseparty de proefpersonen oorsuizingen hebben, na 2l%o van de popconcerten en na l4Vo van de discotheekbezoeken. Dit is ook de volgorde waarin de popmuziekactiviteiten gehoorschade teweegbrengen.
Spraakverstaanbaqrheid onder alledaagse omstandigheden Op de vragen over het verstaan van spraak onder alledaagse omstandigheden antwoordt bijna één kwart van de proefpersonen dat ze spraak niet goed kunnen verstaan onder lawaaiige omstandigheden. Dat percentage is hoger dan uit vergelijkbare onderzoeksresultaten blijkt.
Tweederde
van de proefpersonen met een niet-schone anarmese en lSVo van
de
proefpersonen met een schone anamnese kan spraak alleen kan verstaan onder rustige omstandigheden.
De gehoordrempels van de referentiegroepen De referentiegroepen bestaan uit mannen en vrouwen met een schone gehooranamnese die (vrijwel) geen popmuziekactiviteiten hebben uitgevoerd. De mediane gehoordrempel van de referentiegroepen is gemiddeld over de zeven beschouwde frequenties tussen 500 en 8000 Hz 4,7 dB voor mannen en 3,8 dB voor vrouwen. Daarbij hebben de mediane gehoordrempels bij de laagste drie frequenties hogere waarden dan die bij de drie hoogste frequenties (6,1 dB versus 2,1 dB). In ISO 7029 wordt uitgegaan van een referentiegroep jonge mannen en vrouwen van 18 jaar. In het huidige onderzoek betreft het iets oudere personen (gemiddeld 23 jaar). Uit ISO 7029 kan worden afgeleid dat de mediane gehoordrempels tussen 18 en 23 jaar met toenemende frequentie toenemen met 0,1 tot 0,6 dB. De mannen en vrouwen uit de referentiegroepen hebben in enige mate aan popmuziekactiviteiten deelgenomen . Deze blootstelling heeft volgens de relaties tussen gehoorschade en geluidblootstelling tijdens popconcerten en houseparty's bij de mannen bU 6000 Hz een gehoorschade van 0,3 dB veroorzaakt. Houden we met deze gehoorschade rekening en met de toename van de gehoordrempel tussen l8 en 23 jaar, dan is wel de waarde van de mediane gehoordrempel van 2 dB in het hoogfrequente gebied vrijwel verklaart, maar niet de laagfrequente afwijking van
zo'n 5 dB. In fase 2 zijn met een ander type audiometer die voorzien was van andere hoofdtelefoons ook kleine positieve waarden van de mediane gehoordrempel van de referentiegroepen vastgesteld. Het betrof toen referentiegroepen met een gemiddelde leeftijd van l6 jaar. Bij die groepen was er bij de laagste drie frequenties gemiddeld geen afwijking en bij de hoogste drie frequenties een gemiddelde afwijking van 2,5 dB. De in deze fase geconstateerde afwijking in het laagfrequente gebied bij deze iets oudere groep lijkt'nieuw'. Bekijken we de relatieve gehoordrempels van de geselecteerde groep, dan mag geconstateerd worden dat de spreiding in de gehoordrempels vrijwel identiek is aan die van de ISO referentiegroepen van dezelfde leeftijd. Als er een eventuele achterliggende oorzaak is van de geconstateerde afwijking van
5 dB in het laagfrequente
in gelijke mate voor alle proefpersonen en ook in gelijke mate voor mannen en vrouwen. Omdat er geen aannemelijke ongeveer
gebied, dan geldt dat
reden te bedenken is waarom in dit onderzoek de afwijking het gevolg zou kunnen zijn audiometrische aspecten, verdient het sterke aanbeveling om vast te stellen of een dergelijk
TNO-rapport 12001.149
L2t46
verschijnsel ook en wellicht in versterkte mate optreedt bij oudere bevolkingsgroepen in Nederland en of daar een reden voor gevonden kan worden. In dit opzicht is ook van belang het mogelijke gevolg van gehoorverlies in het lagere frequentiegebied op het verstaan van spraak, omdat een goed gehoor in het lagere frequentiegebied vooral bijdraagt aan een goede spraakverstaanvaardigheid in alledaagse over het algemeen niet stille omstandigheden. De eerder genoemde uitkomst over het verstaan van spraak onder alledaagse omstandigheden van
de onderzochte groep, waaruit blijkt dat 78Vo van de jongeren met een schone anamnese spraak niet goed kan verstaan onder lawaaiige omstandigheden, spoort hiermee.
Houding ten aanzien van popmuziek In de open vragen uit de vragenlijst geeft niet minder dan driekwart van de proefpersonen aan dat (te) luide muziek gehoorschade kan veroorzaken. Wat betreft de appreciatie van luide popmuziek, is 68Vo van de proefpersonen van mening dat popmuziek bij popconcerten, op houseparty's en in discotheken zachter zou mogen zijn, ll%o vindt van soms wel en soms niet, terwijl 2lVo van mening is dat de muziek niet zachter, en zelfs nog harder, zou mogen zijn. Voor de werkende jongeren (51 in de onderzochte groep) zijn de verhoudingen 3ll38/31 en voor de studerendejongeren (364 in de onderzochte groep) 72/8120. Dit betekent dat er onder de studerende jongeren ruim twee maal zoveel jongeren zijn die de popmuziek zachter zouden willen hebben dan onder de werkende jongeren. Deze uitkomst suggereert dat de werkende jongeren zich dan wellicht dichter bij de luidsprekers in popmuziekgelegenheden willen en zullen ophouden dan de onderzochte studenten. Als dit al zo zou zijn, dan heeft dat geen invloed op de opgelopen gehoorschade. Uit de analyses is gebleken dat werkend of studerend geen effect op de gehoordrempel heeft. 'Wat betreft overheidsmaatregelen om aan het geluidniveau in openbare popmuziekgelegenheden grenzen te stellen wenst tweederde van de proefpersonen (66Vo) maatregelen, waarbij 36Vo van mening is dat maatregelen succes zouden hebben, 25Vo matig succes en 5Vo geen succes. Over de 34Vo van de proefpersonen die geen maatregelen wenst, betreft het2SVo die van eventuele maatregelen geen succes verwacht en 6Vo die wel succes verwacht. Hierbij is er een verschil tussen de studenten en de werknemers van de bedrijven. Als we de groep indelen in twee klassen (wenst geen overheidsmaatregelen, wenst overheidsmaatregelen) dan is de verhouding bij de 365 studenten 31/69,en bij de werknemers 51/49. Prevalentie gehoorschade bij Nederlandse jongeren Van de bijna 3,5 miljoen jongeren in Nederland met een leeftijd van 12 tor 30 jaar hebben naar schatting 61000 mannen, een gehoorschade bij 6000 Hz door popconcerten en houseparty's van gemiddeld 3 dB (95Vo betrouwbaarheidsinterval 0-6 dB) en 17500 mannen van gemiddeld 7 dB (957o betrouwbaarheidsinterval 4 - 10 dB). Er kon niet worden aangetoond dat door het bezoeken van discotheken gehoorschade ontstaat. In fase 2 van het onderzoek is geschat dat 260000 (6,5Vo) van de Nederlandse jongeren door popmuziek via hoofdtelefoons een gehoorschade bij 4000 en 6000 Hz van gemiddeld 3 dB heeft opgelopen en dat 15000 (0,4Eo) een tweezijdig hoogfrequent gehoorverlies van 30 dB of meer heeft dat mede is veroorzaakt door popmuziek via hoofdtelefoons. Deze uitkomsten geven aan dat bij de Nederlandse jongeren het risico op gehoorschade door popmuziek via hoofdtelefoons
groter is dan het risico door popconcerten, discotheken en houseparty's. Immers,
de
gehoorschade door popmuziek via hoofdtelefoons betreft een hoger percentage jongeren en de gehoorschade geldt de twee frequenties 4000 en 6000 Hz, terwijl voor popconcerten en houseparty's de gehoorschade beperkt is tot één frequentie (6000 Hz). Bij deze conclusie
wordt uitgegaan van de omvang van de popmuziekactiviteiten bij de Nederlandse jongeren zoals die bepaald zijn uit het inventarisatie-onderzoek uit 1996.
TNO-rapport 12001.149
13t46
Representativiteit van de onderzoeksresultaten De belangrijkste vraag is of de resultaten geëxtrapoleerd mogen worden naar de populatie Nederlandse jongeren. De onderzochte groep proefpersonen bestaat uit mannen en vrouwen. Tijdens het onderzoek zijn alle proeþersonen woonachtig in de Randstad, waarbij 88Vo van hen in l,eiden en omstreken. Dezelfde 887o is tijdens het onderzoek student en de overige proefpersonen zijn werkzaam bij één van de drie bedrijven die aan het onderzoek hebben deelgenomen. Op de volgende twee aspecten die mogelijk de representativiteit van het onderzoek in de weg staan wordt hierna ingegaan: de onderzoekspopulatie bestaat voor het grootst gedeelte uit studenten en de onderzoekspopulatie is alleen woonachtig in de Randstad: . De onderzochte groep omvat relatief weinig werkende jongeren. Uit de analyse is gebleken dat de relatie tussen gehoorschade bü 6000 Hz en aantal popconcerten en houseparty's niet aftrangt van studeren versus een baan. De relatieve gemiddelde gehoordrempel bij 6000 Hz van de werkende mannen ligt 2,6 dB lager (het gehoorverlies is 2,6 dB geringer) dan die .van de studenten (mannen). Dit verschil is echter niet statistisch significant. . De onderzochte jongeren wonen thans in de Randstad. Misschien is het in andere delen van het land bij popconcerten, discotheken en houseparty's wel veel meer of minder lawaaiig dan in de Randstad. Dan zouden de in het onderzoek vastgestelde dosiseffectrelaties, waarbij de dosis het totaal aantal van een popmuziekactiviteit is, voor die situaties incorrect zijn omdat niet alleen het aantal activiteiten maar ook de gemiddelde geluidbelasting blj een activiteit van belang is voor de resulterende gehoorschade. T.ekerheid over verschillen in de geluidbelasting in de popmuziekgelegenheden binnen en buiten de Randstad is er niet. Aangezien een deel van de studenten vóór de studietijd elders woonde, is nagegaan of de bezoeken aan popconcerten en houseparty's vóór het begin van de studietijd, eventueel buiten de Randstad, meer, minder of gelijke gehoorschade bij 6000 Hz veroorzaakt heeft. Er kon niet aangetoond worden dat er een statistisch significant verschil in gehoorschade optreedt bij gelijke aantallen activiteiten (bezoek aan popconcerten, houseparty's en discotheken). Dit is in elk geval een indicatie dat popconcerten en houseparty's binnen en buiten de Randstad niet veel verschil in gehoorschade teweegbrengen. B etro uw b aar he ids
int e rv al le n
gehoorschade bij Nederlandse jongeren is berekend met 95Vo betrouwbaarheidsintervallen die zijn afgeleid uit de spreiding in gehoorschade die bij de proefpersonen is geconstateerd. Deze spreiding is onder meer het gevolg van: 1. Verschillen tussen proefpersonen in gevoeligheid voor het ontstaan van gehoorschade door popmuziek; 2. Verschillen tussen proefpersonen in hun gemiddelde geluidbelasting per activiteit; 3. Foutieve inschatting door de proefpersonen van het aantal popmuziekactiviteiten. Ad 1. De in het onderzoek waargenomen spreiding in gehoorschade is minstens een factor 2 hoger dan is geconstateerd in het geval van beroepsmatige blootstelling die in dezelfde gemiddelde gehoorschade resulteert (zie ISO 1999). De oorzaken voor verschillen in
De prevalentie van
individuele gevoeligheid voor het ontstaan van gehoorschade door beroepsmatige blootstelling aan lawaai zijn in feitenietbekend (zie Passchier-Vermeer, 1993). Wellicht zijn er genetische en etnische oorzaken, maar ook kunnen de leeftijd waarop de geluidbelasting begint op te treden (in tegenstelling tot het bezoeken van popmuziekgelegenheden kan dat in het geval van beroepsmatige blootstelling vele jaren omvatten), voedingsgewoonten en rookgedrag van invloed zijn. Een factor die in het arbeidsmilieu ook een rol speelt, is de aanwezigheid van ototoxische agentia, zoals oplosmiddelen. We achten het onwaarsch¡nl¡k dat de bovengenoemde factoren het verschil in de waargenomen spreiding in gehoorschade door popmuziek en die door beroepsmatige blootstelling verklaren. Waarschijnlijker is dat de
TNO-rapport 12001.149
14t46
verschillen tussen proefpersonen in hun gemiddelde belasting per activiteit de verklarende factor is. Ad 2. De ene proefpersoon bezoekt gelegenheden met hardere popmuziek en hogere geluidniveaus dan een andere proefpersoon. Ook zal een deel van de proefpersonen zich dichter bij de luidsprekers ophouden dan anderen. Daarom zal de ene bij een gelijk aantal
activiteiten toch een hogere geluidbelasting hebben dan een andere. Dat zal hebben geresulteerd in de ten opzichte van lawaai op de arbeidsplaats extra spreiding in gehoorschade door popmuziek.
Ad3. Een foutieve inschatting van het aantal popmuziekactiviteiten hebben we getracht te minimaliseren door het zeer nauwkeurig navragen van de activiteitenpatronen. Niettemin zal niet elk antwoord volledig juist zijn geweest en waarschijnlijk zullen er afwijkingen van het juiste aantal naar beneden en naar boven zijn opgetreden. Dit heeft een toename van de betrouwbaarheidsintervallen in de relaties gebaseerd op de gegevens van de proefpersonen teweeggebracht. Met deze toename zouden de betrouwbaarheidsintervallen moeten worden verkleind om de betrouwbaarheidintervallen te verkrijgen die representatief zijn voor de relatie tussen gehoorschade en het juiste aantal popmuziekactiviteiten. Anderszins moet ook verwacht worden dat de antwoorden van de respondenten uit de eerste fase niet altijd geheel juist zijn geweest. We achten het verantwoord om aan te nemen dat de 'fouten' in de eerste fase van gelijke grootte zijn als de 'fouten' in de derde fase, Conclusie Gehoorschade door popmuziek tijdens concerten, in discotheken en bij houseparty's bij de Nederlandse jongeren is beperkt in grootte en prevalentie. Er is gehoorschade bij de meest
belaste groep mannen geconstateerd en deze schade neemt toe met toenemend aantal popmuziekactiviteiten. Met betrekking tot het behoud van een goed gehoor bij de Nederlandse jongeren is het dus zaak om hoge belastingen te voorkomen. Dit kan enerzijds bereikt worden door aan de maximale geluidniveaus in uitgaansgelegenheden (en op basis van fase 2 ook aan de maximale geluidniveaus onder hoofdtelefoons) een grens te stellen, anderzijds door de jongeren er middels voorlichting van te overtuigen dat er bij het bezoeken van de genoemde gelegenheden (en het luisteren naar popmuziek via hoofdtelefoons) risico is op gehoorschade en dat individuele preventieve maatregelen aan te raden zijn. In volgorde van schadelijkheid, staat het luisteren naar popmuziek via hoofdtelefoons bovenaan, gevolgd door het bezoeken van houseparty's, het bezoeken van popconcerten en onderaan komt het bezoeken van discotheken. Zoals op voorhand reeds werd voorzien, is in fase 3 niet voldoende informatie verzameld om over prevalentie van gehoorschade en gehoorschade bij jongeren door het spelen in een popgroep ofhet fungeren als diskjockey (ofhet assisteren bij deze activiteiten) uitspraken te doen. Als deze jongeren geen gebruik maken van persoonlijke gehoorbeschermingsmiddelen moet verwacht moet worden dat gehoorschade onder hen omvangrijk is omdat over het algemeen het aantal activiteiten aanzienlijk is. Om dat te onderzoeken is het nodig om proefpersonen op een meer gerichte wijze te selecteren. Uit de open vragen blljkt dat de onderzocht groep jongeren voor het merendeel popmuziek in openbare gelegenheden best wat zachter zou willen hebben en niet onwelwillend staat tegenover het invoeren door de overheid van een maximaal toelaatbaar geluidniveau bij popconcerten, in discotheken en bij houseparty's. Aanbevolen wordt om na te gaan of deze bij de onderzochte groep jongeren over het algemeen heersende opinies stroken met de meningen onder een representatieve steekproef van Nederlandse jongeren. Dit zou kunnen gebeuren door middel van een vragenlijstonderzoek of het meelopen met een omnibusenquête. De gehoorschade onder Nederlandse jongeren is gebaseerd op de blootstellingspatronen uit 1996 (hetjaar waarin de inventarisatie in fase I is verricht). Recente gegevens zouden kunnen worden verkregen met behulp van een nieuw inventarisatie-onderzoek, dat bijvoorbeeld een onderdeel zou kunnen vormen van een omnibus-enquête.
TNO-rapport I 2001.149
t5/46
Inleiding
De blootstelling van de Nederlandse jongeren aan luide popmuziek en de zorg bij de overheid over mogelijke gevolgen voor het gehoor van deze jongeren heeft er toe geleid dat de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport onderzoek naar effecten van blootstelling aan popmuziek op het gehoor laat uitvoeren. In de periode van eind 1996 tot medio 1998 heeft TNO-PG de eerste twee fasen van het desbetreffende onderzoek uitgevoerd. De eerste fase
betrof een inventarisatie van de blootstelling aan popmuziek (door middel
van
vragenlijstonderzoek) onder een representatieve streekproef van jongeren van 12 tot 30 jaar. De vragenlijst bevatte vragen over het bezoeken van popconcerten, discotheken, en houseparty's, het luisteren naar popmuziek via hoofdtelefoons en het spelen in een popgroep of fungeren als diskjockey. Aan dit onderzoek namen 612 jongeren van 12 tot 30 jaar deel. Deze fase van het onderzoek is beschreven in twee TNO-PG rapporten (Passchier-Verrneer en
Vos, 1997a,b).
In de tweede
fase van het onderzoek zijn relaties onderzocht tussen de blootstelling aan popmuziek via hoofdteleþons en mogelijke gehoorschade daardoor, en is een schatting gegeven van de prevalentie van gehoorschade door het luisteren naar popmuziek via hoofdtelefoons bij de Nederlandse jongeren. Daafoe is allereerst op basis van de gegevens uit de eerste fase van het onderzoek een groep jongeren geselecteerd met de hoogste belasting aan die vorrn van popmuziek. (De groep is dus niet geselecteerd op een hoge belasting bij andere popmuziekactiviteiten zoals het bezoeken van popconcerten, discotheken, danscafés,
en houseparty's.) Van 405 jongeren is een vragenlijst afgenomen, met vragen over popmuziekactiviteiten en een aantal andere relevante onderwerpen. Een deel van deze vragenlijst was identiek aan die uit fase l. Tevens is bij elke proefpersoon een luistertest uitgevoerd waarin het voor de proefpersoon gebruikelijke luisterniveau onder de hoofdtelefoons van een 'discman' is gemeten, Ten slotte is een audiometrisch onderzoek uitgevoerd om de gehoordrempels van de jongeren vast te stellen. Analyses van de gegevens tonen aan dat er een verband is tussen blootstelling aan popmuziek via hoofdtelefoons en gehoorschade. De prevalentie van gehoorschade door popmuziek via hoofdtelefoons bleek veel geringer dan verwacht, omdat de luistemiveaus onder de hoofdtelefoons veel lager bleken te liggen dan vóór het onderzoek werd aangenomen. Deze fase is beschreven in drie TNO-PG rapporten (Passchier-Verrneer, Vos, Steenbekkers, 1998a,c; Passchier-Verrneer, Steenbekkers, Vos, 1998b). De rapporten bevatten met betrekking tot het gebruik van walken discmans een aantal aanbevelingen, waaronder de aanbeveling tot intensivering van voorlichting onder de jeugd en de aanbeveling om te bevorderen dat het maximaal mogelijke geluidvolume van walk- en discmans door de leveranciers omlaag gebracht wordt.
Dit rapport doet verslag van de derde fase van het onderzoek naar de gevolgen voor
het
gehoor van blootstelling aan popmuziek en wel de gevolgen van popmuziek die ten gehore wordt gebracht tijdens popconcerten, op houseparty's, in discotheken en danscafés, In deze fase hebben de proefpersonen een vragenlijst ingevuld en zijn ze audiometrisch onderzocht. De gecombineerde resultaten van de drie fasen van het onderzoek geven daarmee inzicht in de mogelijke gehoorschade door het luisteren naar popmuziek via hoofdtelefoons, het bezoeken van popconcerten, discotheken en houseparty's. Op basis van de gecombineerde gegevens kunnen geen conclusies getrokken worden over de gehoorschade door popmuziek bij het fungeren als diskjockey, het spelen of zingen in een popgroep en bij het assisteren tijdens deze activiteiten. Immers door de gekozen wijze van steekproeftrekking van de proefpersonen moet op basis van de gegevens uit het inventarisatie onderzoek (fase l) verwacht worden dat
TNO-rapport l2OO1.l49
16t46
er in de onderzochte groep weinig proefpersonen zijn die dergelijke activiteiten ooit hebben uitgevoerd. Leeswijzer
In hoofdstuk 2 komen diverse
aspecten van het onderzoek uit fase 3 aan de orde, zoals doelstellingen, globale opzet, selectie en rekrutering van proefpersonen, de gebruikte vragenlijst en aspecten van het audiometrische onderzoek. Hoofdstuk 3 geeft een overzicht van de verzamelde gegevens. In hoofdstuk 4 wordt verslag gedaan van de analyses die zijn uitgevoerd om na te gaan of er een verband is tussen blootstelling aan popmuziek tijdens de diverse popmuziekactiviteiten en de gehoordrempels uit het audiogram. In hoofdstuk 5 zijn schattingen gemaakt van de prevalentie van gehoorschade door popmuziek onder de Nederlandse jongeren van 12 tot 30 jaar. Hoofdstuk 6 bevat de discussie en geeft een
conclusie op basis van de bevindingen van het onderzoek. De gerefereerde literatuur is daarna opgenomen. Het rapport wordt afgesloten met de tabellen (bijlage A), de bij de tekst behorende figuren (bijlage B), achtergrondinformatie over geluidniveaus tijdens
popmuziekactiviteiten en een vergelijking van gehoorschade door popmuziek met gehoorschade door blootstelling aan lawaai op de arbeidsplaats volgens het model uit ISO 1999 (bijlage C) en de vragenlijst die integraal is opgenomen in bijlage D.
Het rapport bevat geen overzicht van de stand van zaken op basis van een beschouwing van de voor het onderhavige onderwerp relevante binnenlandse en buitenlandse literatuur. Hier zal aandacht aan worden geschonken bij publicatie van het onderzoek in een wetenschappelijk tijdschrift. Om de lezers van het rapport toch op de hoogte te stellen van voor het onderwerp interessante literatuur is deze in de literatuurlijst na hoofdstuk 6 opgenomen. De publicaties waar expliciet naar wordt verwezen in dit rapport zijn in de lijst met >ßr<*( aangegeven. G
e
bruikt e audiome tr i s che
te
rmen
Volgens de in het onderzoek gehanteerde meetmethodiek is met behulp van een audiometer de gehoordrempel bij bepaalde frequenties (toonhoogte) van zowel het rechter- als linkeroor gemeten ten opzichte van het nulniveau van de audiometer. Als een proeþersoon een testtoon aan een oor pas waameemt als het niveau van deze testtoon hoger is dan het nulniveau van de audiometer, dan heeft de gehoordrempel van deze proefpersoon bij deze frequentie een positieve waarde (de gehoordrempel is dan x dB). Er kan ook gezegd worden dat het gehoorverlies aan dat oor bij die frequentie x dB is. Door blootstelling aan geluid, zoals popmuziek, kan de gehoordrempel toenemen. De toename van de gehoordrempel door de een of andere vorrn van geluid wordt gehoorschade door dat geluid genoemd. Dankbetuiging Wij zijn zeer erkentelijk voor de medewerking die aan het onderzoek is verleend door de heer B. de Water en de heer dr. G. ten Hoopen van de Faculteit der Sociale Wetenschappen van de Universiteit Leiden. Tevens bedanken wij de Consumentenbond te Den Haag, Bank Nederlandse Gemeenten te Den Haag en Marsh te Rotterdam voor hun bereidwilligheid om medewerkers en medewerksters van hun bedrijf als proefpersoon te laten fungeren. De diverse medewerkers en medewerksters van de Arbo Unie West Nederland die aan het onderzoek hebben meegewerkt danken wij voor hun inzet.
TNO-rapport 12001.149
2
Omschrijving van de derde fase van het onderzoek
2.1
Doelstellingen
17t46
Centraal in deze fase van het onderzoek staan de volgende doelstellingen: Vaststellen van relaties tussen gehoorschade en parameters van de geluidbelasting door
1.
popmuziek:
o . .
In discotheken en danscafés; Trjdenspopconcerten; Op houseparty's.
Daarbij wordt nagegaan of het optreden van tinnitus (oorsuizingen) door geluidbelasting tij den s popmuziekactiviteiten met gehoorschade samenhangt.
2. Het schatten van de prcvaþûLlg van gehoorschade 3.
door geluidbelasting tijdens popmuziekactiviteiten onder de Nederlandse jongeren op basis van de hierboven genoemde relaties en de uit fase I geschatte blootstelling van de Nederlandse jongeren; Indien er gehoorschade door een popmuziekactiviteit is vastgesteld, het geven van aanbevelinqen voor verder onderzoek naar mogelijkheden die kunnen leiden tot een vermindering van de geluidbelasting ter voorkoming van gehoorschade.
In de volgende paragrafen zijn deze doelstellingen uitgewerkt. ', ,,
Globale opzet van het onderzoek Het onderzoek is een retrospectief onderzoek dat plaats heeft gevonden bij 415 jongeren (151 mannen en264 vrouwen) van l9 tot en met 27 jaar. De leeftijdssamenstelling van de groep is weergegeven in tabel 1 van bijlage A. De jongeren vulden een vragenlijst in. Deze vragenlijst is opgenomen in bijlage D. In die vragenlijst zijn vragen opgenomen op basis waarvan de blootstelling van de proefpersonen aan popmuziek in heden en verleden bij de in de eerder genoemde gelegenheden, en bij het luisteren via hoofdtelefoons naar popmuziek, tijdens het optreden in een popgroep, en fungeren als (assistent van een) diskjockey zo goed mogelijk in beeld is gebracht. Tevens zijn vragen opgenomen over bezoek aan huisarts, oorspecialist, audiologisch centrum etc. in verband met oorpijn of klachten over het gehoor en vragen over de redenen voor een mogelijk afwijkend gehoor. De vragenlijst bevat ook vragen over het optreden van oorsuizingen tijdens en na afloop van een popmuziekactiviteit. Tenslotte zijn vragen gesteld over het gebruik van persoonlijke gehoorbeschermingsmiddelen bij popmuziekactiviteiten en een drietal open vragen over de kennis van de proefpersoon inzake de mogelijke negatieve gevolgen van popmuziek voor het gehoor, de appreciatie van luide muziek en de houding ten opzichte van eventuele overheidsmaatregelen om een grens te stellen aan de geluidniveaus in openbare gelegenheden. Tevens is bij de jongeren qudiometrisch onderzoek uitgevoerd om hun gehoordrempel vast te stellen. Op de aldus verkregen gegevens zijn statistische analyses uitgevoerd om relaties tussen blootstelling aan popmuziek en gehoorschade vast te stellen (doelstelling 1).
Het onderhavige onderzoek omvat geen meting van de geluidniveaus die heersen in popmuziekgelegenheden die de betrokken jongeren bezoeken. Voor het vaststellen van
de de
relaties tussen popmuziek en gehoorschade wordt voor de karakterisering van de blootstelling gebruik gemaakt van het aantal maal dat een gelegenheid bezocht is.
TNO-rapport 12001.149
t8t46
De hiervoor geschetste relaties worden benut om de gehoorschade te schatten bij
de
proefpersonen uit de eerste fase. Op basis van het uitgangspunt dat deze proefpersonen een aselecte steekproef zljn van de Nederlandse jongeren van 12 tot 30 jaar, wordt de prevalentie van gehoorschade door popmuziek geschat bij de Nederlandsejongeren (doelstelling 2).
De in de vragenlijst opgenomen vragen over het huidige kennisniveau van dejongeren op het gebied van (preventie van) gehoorschade, de houding ten opzichte van harde popmuziek en ten opzichte van maatregelen van de overheid om grenzen te stellen aan het geluidniveau in openbare gelegenheden worden gebruikt om aanbevelingen te doen (doelstelling 3) ten aanzien van:
o .
voorlichtingaanjongeren; overleg met de horecabranche over de geluidproductie en de fysieke inrichting van horecagelegenheden.
2.3
Nadere uitwerking
2.3.1
Onderzoekspopulatie Keus van de proefpersonen (leeftijd, geslacht en opleidingsniveau) Op basis van de volgende argumenten is besloten het onderzoek uit te voeren met ongeveer 400 mannen en vrouwen met een hoger opleidingsniveau en met leeftijden voornamelijk in de range van 23 tot27 jaar:
o
Uit de
o
gegevens van het inventarisatieonderzoek (fase 1) is gebleken dat het meest frequente bezoek aan de drie genoemde gelegenheden voorkomt in de leeftijdsklasse van l8 tot 25 jaar. Bij hogere leeftijden is het aantal bezoeken veel geringer. Jongeren hebben dus al vrijwel hun gehele expositie bij een bepaalde popmuziekactiviteit ondergaan als ze 25 oud zijn; Over het algemeen is onderzoek te prefereren bij een populatie waarvoor het niet te lang geleden is dat bepaalde activiteiten zijn uitgevoerd. Het geheugen van de proefpersonen behoeft dan niet te veel op de proef te worden gesteld, hetgeen de betrouwbaarheid van de antwoorden ten goede komt. Hoewel een oudere leeftijdsgroep wellicht dezelfde of een zelfs een nog iets hogere totale geluidbelasting in genoemde gelegenheden heeft
¡
ondergaan, is om deze reden onderzoek bij de gekozen leeftijdsklasse te prefereren; Uit fase van het onderzoek blijkt dat er een effect is van het opleidingsniveau op het totaal aantal jaren dat een popmuziekactiviteit wordt uitgevoerd: jongeren in dezelfde
.
.
I
leeftijdsklasse met een hogere opleiding gaan meer jaren naar gelegenheden waar popmuziek ten gehore wordt gebracht dan jongeren met een laag opleidingsniveau; Hoewel mannen in de genoemde leeftijdsklasse (iets) vaker en gedurende (iets) meer jaren de genoemde gelegenheden bezoeken, is het onderzoek uitgevoerd met zowel mannen als vrouwen, om zodoende na te kunnen gaan of de eventuele relaties tussen blootstelling en gehoorschade gelijk zijn. Over dit laatste aspect is weinig bekend. De veronderstelling in ISO 1999 (1990) dat er wat betreft gehoorschade door gelijke blootstelling aan lawaai op de arbeidsplaats geen verschil is tussen mannen en vrouwen is niet onderbouwd; Uit berekeningen die gemaakt zijn in het kader van het projectvoorstel blijkt dat om gehoorschade van 4 dB te detecteren met een power van SOVo de minimale omvang van de onderzoekspopulatie 400 proefpersonen moet bedragen.
TNO-rapport I 2001.149
19t46
Rekrutering van de onderzo el(spopulatie
Er zijn
diverse vormen van werving van de hiervoor geschetste onderzoekspopulatie,
waaronder:
o o .
de proefpersonen maken deel uit van op de een of andere wijze bij elkaar behorende populaties (dezelfde scholen, dezelfde werkgevers); de proefpersonen worden geworven bij de ingang van genoemde gelegenheden (b.v. voor de ingangen van grote discotheken);
de proefpersonen worden geworven op een publiek toegankelijke plaats (b.v.
een
stationshal).
Er is
gekozen voor werving van proefpersonen door benadering van instellingen (zoals gemeenten) en bedrijven. Daartoe is samenwerking gerealiseerd met de ARBO Unie West Nederland. Door de ARBO Unie West Nederland zijn bij de aanvang van het onderzoek bedrijven en instellingen benaderd met het verzoek om werknemers in de juiste leeftijdscategorie in de gelegenheid te stellen aan het onderzoek (10 minuten audiometrisch onderzoek en 20 minuten invullen van de vragenlijst) deel te nemen. Bij de keuze van de bij de ARBO Unie West Nederland aangesloten instellingen en bedrijven zijn die bedrijven buiten beschouwing gebleven waar op arbeidsplaatsen hoge geluidniveaus optreden (industriële vestigingen, bouwondernemingen). In totaal hebben drie bedrijven in de loop van vier maanden aan het verzoek gehoor gegeven. Dit leverde in totaal slechts 5l proefpersonen op. Daarom is besloten om studenten en AIO's te rekruteren van de Rijksuniversiteit Leiden. Medewerkers van de Psychologische Faculteit bleken bereid aan de rekrutering van proefpersonen mee te werken. Allereerst is getracht het onderzoek te beperken tot studenten en AIO's van deze Faculteit. Hoewel dit op termijn zeker gelukt zou zijn is, gezien de tijdsdruk die op het onderzoek was komen te liggen door de vertraging die was ontstaan door de geringe medewerking van de bU ARBO Unie West Nederland aangesloten instellingen en
bedrijven, een wervingsadvertentie geplaatst in Mare, het informatieblad voor de Rijksuniversiteit Leiden. Op deze wljze zijn 364 proefpersonen gerekruteerd, zodat in totaal
415 proefpersonen aan het onderzoek hebben deelgenomen. Aan de studenten is na afloop van het audiometrisch onderzoek en na inlevering van de ingevulde vragenlijst een bedrag van 50 gulden betaald.
2.4
Vragenlijst De vragenlijst uit de tweede fase van het onderzoek (waarin ook alle vragen uit de eerste fase zijn opgenomen) is als basis gebruikt. De vragen betreffen persoonskenmerken, het gehoor (gehooranamnese), de frequentie en duur van elk van de popmuziekactiviteiten, oorsuizingen en het dragen van persoonlijke gehoorbeschermingsmiddelen tijden de popmuziekactiviteiten. Tevens zijn (open) vragen gesteld om de kennis over de gevolgen van (te) luide popmuziek, de houding ten opzichte van harde muziek, en de houding ten opzichte van de mogelijkheid van de overheid om grenzen te stellen aan het geluidniveau in openbare gelegenheden in kaart te brengen. De vragenlijst is in bijlage D opgenomen. Ongeveer tien jongeren van 20 tot 30 jaar, met zeer uiteenlopende ervaring met het bezoeken van popmuziekgelegenheden, hebben in de aanloopfase een conceptvragenlijst ingevuld. Op basis van hun opmerkingen is het concept aangepast. In deze aanloopfase bleek de duur van het invullen van de conceptvragenlijst ongeveer 20 minuten te zijn. Vanwege deze toch al lange duur, en de daarbij benodigde inspanning en concentratie om de vragen correct in te vullen, hebben we er van afgezien om vragen over een aantal andere onderwerpen (rookgedrag, benauwdheid in popmuziekgelegenheden, alcohol- en drugsgebruik) achterwege te laten.
TNO-rapport 12001.149
2.5
20t46
Oorsuizingen Zowel in de wetenschappelijke literatuur als in k¡anten en tijdschriften wordt het optreden van oorsuizingen tijdens en na blootstelling aan geluid nogal eens gezien als een teken van een zich ontwikkelende gehoorschade door geluid. In de eerste fase van het onderzoek is dit fenomeen daarom geinventariseerd. In de tweede fase van het onderzoek is wederom aan het
optreden van oorsuizingen na het beluisteren van popmuziek aandacht besteed. In deze tweede fase kon ook worden nagegaan of het optreden van oorsuizingen verband houdt met de gehoordrempels. Er werd bij de onderzochte groep geen relatie gevonden tussen oorsuizingen en de gehoordrempel. Aangezien echter de blootstelling van de proefpersonen in de tweede fase aan popmuziek bij popconcerten en houseparty's, in discotheken en bij spelen in een popgroep en het functioneren als diskjockey relatief gering was, kan niet uitgesloten
worden dat
bij door deze
popmuziekactiviteiten hoger belaste groepen wel een verband bestaat tussen oorsuizingen en gehoorverlies. Het aspect oorsuizingen heeft in deze derde fase van het onderzoek dan ook opnieuw aandacht gekregen. 2.6
Attitude De 'heersende cultuur' in de wereld van dansen, uitgaan en popmuziek is dat muziek hard moet zijn om ervan te kunnen genieten, en dat hoge geluidniveaus nodig zijn voor 'de sfeer' in een uitgaansgelegenheid. De verwachting is dat een 'cultuuromslag' nodig zal zijn, zowel bij bezoekers als bij personeel van popmuziekgelegenheden, om te komen tot (effectieve) geluidbelastingverminderende maatregelen. Deels zijn maafiegelen te zoeken in de fysieke sfeer (inrichting en lay-out van verblijfsruimtes, geluidabsorptie en geluidisolatie, situering
van luidsprekers) of in de beleidsmatige sfeer (normstelling voor maximaal toelaatbare geluidniveaus in verblijfsruimten). Ook kan gedragsverandering bijdragen aan het verminderen van de geluidbelasting. Dit kan gezocht worden in een andere frequentie of duur van het bezoeken van popmuziekgelegenheden, in het vermijden van de meest lawaaiige popmuziekgelegenheden of van de meest lawaaiige situaties (dicht bij de luidsprekers) en in de mogelijkheid om persoonlijke gehoorbeschermingsmiddelen te gebruiken. Om als basis voor een gerichte voorlichtingscampagne te weten te komen wat het huidige kennisniveau over de mogehjke gevolgen van luide popmuziek, de houding ten aanzien van harde muziek
en ten aanzien van regelgeving met betrekking tot maximaal toelaatbare geluidniveaus in openbare popmuziekgelegenheden is, is een aantal open vragen gesteld.
)1
Audiometrisch onderzoek De gebruikte audiometer is een Essilor Audioscan Classic, die ten behoeve van het onderzoek is gehuurd van de firma Veenhuizen & co. Deze firma heeft eveneens de calibratie van de audiometer verzorgd. De toegepaste meetmethode is de ge-automatiseerde Hughson en Westlake methode, die is gestandaardiseerd in ISO 8253-1. Daarbij wordr door middel van luchtgeleidings toondrempel audiometrie van elke proefpersoon de gehoordrempel van zowel het rechter- als het linkeroor bij de frequenries 500, 1000, 2000, 3000, 4000, 6000, g000 Hz vastgesteld. De testtonen zijn aangeboden in stappen van 5 dB, met als laagste testtoon -10 dB (ten opzichte van het nulniveau van de audiometer, dat wil zeggen 10 dB zachter dan de toon van 0 dB) en als hoogste testtoon +100 dB in het frequentiegebied van 500 tot 4000 Hz en +90 dB bU 6000 en 8000 Hz. Bij calibratie van de audiometer bleken er kleine, volgens ISO 8253-l voor de calibratie toegestane, afwijkingen (0 tot 2 dB) te zljnvan het ingestelde nulniveau van de audiometer ten opzichte van de referentiewaarden. Deze afwijkingen zijn op de gemeten gehoordrempels in rekening gebracht.
TNO-rapport 12001.149
2tt46
Er is bij de metingen geen
maskering toegepast. Wel is op basis van de testresultaten bij de meting van de gehoordrempels van een proeþersoon sprake zou kunnen zijn geweest van overhoren. Dit is een verschijnsel dat kan optreden als er een groot verschil
nagegaan of er
is tussen de gehoordrempel van het betere en die van het slechtere oor en er tijdens de meting van het slechtere oor geen maskeergeluid wordt aangeboden aan het betere oor. Immers, als aan het slechtere oor een toon wordt aangeboden, wordt deze toon middels de beengeleiding (met een verlies van 40 tot 50 dB, afhankelijk van de frequentie van de testtoon) voortgeplant naar het betere oor en wordt via de cochlea van dit betere oor een geluidsensatie opgewekt als de toon daafoe voldoende intensiteit heeft. Bij drie proeþersonen bleek hiervan mogelijk sprake te zijn. Twee van deze drie proeþersonen dragen aan het slechtere oor een hoortoestel en alle drie hebben ze geen schone gehooranamnese. Omdat de relaties tussen geluidbelasting bij popmuziekactiviteiten en gehoorschade worden onderzocht bij de proefpersonen met een schone anamnese heeft het niet toepassen van maskering tijdens de audiometrie geen effect op deze relaties.
Het audiometrisch onderzoek van de studenten heeft plaatsgevonden in een ruimte van de Faculteit der Sociale wetenschappen die door speciale akoestische en trillingsdempende voorzieningen zeeÍ stil is. Het audiometrisch onderzoek van de werknemers van de drie bedrijven is verricht in een audiomobiel (met ingebouwde audiometrie-cabine) van de Arbo Unie West Nederland. Deze audiomobiel is tijdens het audiometrisch onderzoek van de werknemers uit een bedrijf in de nabijheid van het bedrijf geplaatst. Hoewel getracht is om de audiomobiel op een zo rustig mogelijke plaats te situeren, moest in alte drie de gevallen genoegen genomen worden met een plaats in de nabijheid van een vrij drukke weg. Om na te gaan of er mogelijk maskenng op zou zijn getreden door het wegverkeersgeluid tijdens de gehoormetingen bij de bedrijven, is bij TNO achteraf een test gedaan mel 12 jonge TNOmedewerkers. Van deze medewerkers is zowel in de audiomobiel, die daartoe vlakbij een drukke weg was geplaatst, als in de zeer stille meetruimte van TNO een audiogram opgenomen. Deze audiogrammen zijn met elkaar vergeleken. Er is met behulp van een Student-t-toets nagegaan of de gehoordrempels die in de audiomobiel zijn bepaald hoger liggen dan de gehoordrempels die in de TNO-ruimte zijn bepaald. Dit bleek bij geen enkele frequentie het geval te zijn (er is eenzijdig getoetst met een significantie-niveau van 0,05). Het bleek zelfs zo te ztjn dat bij de voor maskering meest gevoelige meetfrequentie (500 Hz) gemiddeld de gehoordrempels die in de audiomobiel zijn gemeten lager lagen dan die uit de TNO-meetruimte. Verder is met betrekking tot de gehoormetingen van werknemers van één bedrijf waar tijdens die metingen sloopwerkzaamheden in de omgeving werden uitgevoerd, nagegaan of er mogelijk toch maskering zou kunnen hebben plaatsgevonden door het geluid van die werkzaamheden, Door vergelijking van de 17 bU dat bedrijf opgenomen audiogrammen (bij 500 en 1000 Hz) van proefpersonen met een schone anamnese met die van de overige proefpersonen met een schone anaÍnese is vastgesteld dat er bij die twee frequenties geen tekenen van maskering aanwezig zijn. Op basis van deze bevindingen is besloten ook de audiometrische gegevens van de proefpersonen uit dat bedrijf in de analyses mee te nemen.
TNO-rapport 12001.149
3
22t46
Gegevens over de onderzochte groep proefpersonen In het volgende worden allereerst de gegevens uit de vragenlijst
gepresenteerd en daarna
komen de audiometrische gegevens aan de orde. De onderzochte groep van 415 proefpersonen bestaat uit 151 mannen en 264 vrouwen. Er worden in het rapport drie deelgroepen onderscheiden: o de groep met een zogenoemde niet-schone gehooranamnese. Deze groep is samengesteld op basis van van te voren opgestelde criteria, die verband houden met de gehooranamnese (zie vraag gl tot en met g7 uit vragenlijst) en de gehoorscherpte bij 500 Hz. Het betreft de criteria die ook reeds zijn gehanteerd in de tweede fase van het onderzoek: gebruik van een gehoorapparaat (96=2), het vaak bezoeken van een oorspecialist, audiologisch centrum etc. met klachten over het gehoor (g4=3), familiaire dooftreid (g5=1) of als er doofheid in de familie voorkomt of er een andere reden voor klachten is, die niets te maken heeft met popmuziek, en de proefpersoon een gehoordrempel van meer dan 25 dB bU 500 Hz aan één of beide oren heeft. Het aantal proefpersonen met een niet-schone anarnnese is 29 (7Vo van de totale groep proefpersonen), waaronder 13 mannen en l6 vrouwen. Slechts één vrouw, die aangaf niet te weten waarom ze gehoorklachten heeft, is alleen op basis van de gemeten gehoorscherpte bij 500 Hz in de groep met de niet-schone anarrrnese opgenomen. De betreffende 24-jarige vrouw heeft links en rechts gehoordrempels van meer dan 40 dB over het gehele frequentiegebied en is 3 - l0 maal met klachten over haar gehoor naar een oorspecialist, audiologisch centrum etc. geweest.T,eis in totaal in haar leven zeven maal
o
naar een popconcert geweest en éénmaal naar een discotheek; de geselecteerde groep: alle proefpersonen met een schone anarnnese, dat wil zeggen de proefpersonen die geen deel uit maken van de hiervoor beschreven groep met een nietschone analnnese. Om de mogelijke verbanden tussen blootstelling aan popmuziek en
te onderzoeken wordt gebruik gemaakt van de gegevens van deze geselecteerde groep proefpersonen. Het betreft 386 personen, 138 mannen en 248 vrouwen; gehoorschade
o de referentiegroep: die proefpersonen uit de geselecteerde
populatie die (vrijwel) geen
popmuziekactiviteiten hebben uitgevoerd. Aan het meest strikte criterium (geen enkele
popmuziekactiviteitl voldoet geen enkele proefpersoon. Op basis van het geringste gewogen (zie later) aantal popmuziekactiviteiten is een referentiegroep van 25 mannen en een referentiegroep van 25 vrouwen geselecteerd, waarbij de mannen aan ten hoogste 40 (gewogen) popmuziekactiviteiten hebben deelgenomen en de vrouwen aan ten hoogste l6 (gewogen) popmuziekactiviteiten. In navolging van ISO 7029 is van de referentiegroep de mediane gehoordrempel in het frequentiegebied van 500 tot 8000 Hz bepaald en worden
analyses uitgevoerd met
de relatieve gehoordrempel van de proefpersonen uit
de
geselecteerde groep, dat wil zeggen de gehoordrempel bij een bepaalde frequentie verminderd met de mediane gehoordrempel bij die frequentie van de wat geslacht betreft overeenkomstige referentiegroep. 3.1
Gegevens uit de vragenlijst P
ersoonsgegevens
In tabel I is de verdeling van de leeftijd van de proefpersonen
gegeven, waarbij
de
proefpersonen zijn ingedeeld naar al dan niet een schone anarnnese en naar geslacht. De gemiddelde leeftijd van de proefpersonen met een schone anamnese is 23,4 jaar, evenals die van de proefpersonen met een niet-schone anafiìnese.
Tabel 2 geeft de leeftijdsverdeling van alle 415 proefpersonen, ingedeeld naar geslacht. De gemiddelde leeftijd van de mannen is 24,0 1aar, van de vrouwen 23,0 jaar. Minder dan 2Vo van
TNO-rapport I 2001.149
de proefpersonen is jonger dan
23t46
2l jaar. Tabel 3 toont
deze gegevens voor de geselecteerde
groep.
Uit tabel 4 over de leefsituatie van de proefpersonen blijkt dat het merendeel alleenstaand
is,
te meer als daar de categorie 'anders' aan wordt toegevoegd, omdat deze categorie meestal werd ingevuld als de proefpersoon op kamers in een studentenhuis woonde en dan in feite ook onder alleenstaand kan worden gerangschikt, Gegevens over het gehoor De tabellen 5 en 6 geven informatie over het bezoek aan de huisarts in verband met oorpijn en het bezoek aan een specialist, audiologisch centrum of ziekenhuis in verband met klachten over het gehoor. Niet verwonderlijk is dat er van de proefpersonen met een niet-schone anarnnese veel meer een huisarts of gespecialiseerd centrum hebben bezocht dan van de
proefpersonen met een schone anarnnese.
De redenen van de klachten over het gehoor waardoor men naar een specialist, audiologisch centrum of ziekenhuis ging, zijn: ¡ Slechthorendheid in familie 5 proefpersonen;
¡ o ¡
Na een ziekte minder goed gaan horen 3 proefpersonen; Andere reden 35 proefpersonen; Weet niet l9 proefpersonen. De andere redenen betreffen vooral middenoorontstekingen in de vroege jeugd, het dragen van buisjes in het trommelvlies; vier proefpersonen geven aan dat ze door harde muziek gehoorklachten hebben opgelopen. Twee proefpersonen dragen een hoorapparaat, beiden aan het rechteroor.
Vraag g8 betreft het al dan niet goed verstaan van spraak onder alledaagse omstandigheden. De antwoordmogelijkheden zijn: Ik kan altijd alles goed verstaan, ook in heel lawaaiige omstandigheden (disco, a voetbalstadion, in een auto met keiharde muziek); b Ik kan altijd alles goed verstaan, behalve in heel lawaaiige omstandigheden; c Ik kan altijd alles goed verstaan onder rustige omstandigheden, ook in een gesprek met veel andere mensen; Ik kan alleen maar goed verstaan in een heel rustige omgeving als ik met hoogstens twee andere mensen spreek; Ik kan eigenlijk nooit goed verstaan wat een ander zegt, ik raad er naar; Ik weet het niet. Uit de tabellen 7 en 8 blijkt dat tweederde van de proefpersonen met een niet-schone anamnese spraak alleen kan verstaan onder rustige omstandigheden (categorie c). Verwonderlijk is dat dit ook geldt voor 78Vo van de proefpersonen met een schone anarmese.
d
e f
G
e
gevens over popmuziek
Deze sectie geeft een overzicht van de popmuziekactiviteiten. De tabellen 9 en 10 geven informatie over het totaal aantal maal dat proefpersonen een popmuziekactiviteit hebben uitgevoerd. Tabel 9 geeft voor alle proefpersonen en tabel l0 voor de geselecteerde groep het gemiddelde van het aantal maal dat een activiteit in het gehele leven is uitgevoerd, het minimum en maximum aantal maal, en de cumulatieve verdeling (inclusief de mediane waarde bij 50Vo) van het totaal aantal maal. Het totaal aantal popmuziekactiviteiten bij een bepaald percentage is het totaal aantal van die activiteiten waaraan door dat percentage jongeren ten hoogste is deelgenomen. Bijvoorbeeld, uit tabel 9 blijkt dat 90Vo van de jongeren naar ten hoogste 50 popconcerten is geweest en 95Vo naar ten hoogste 90 popconcerten. Dat impliceert dat 5Vo van de jongeren 5l tot 90 popconcerten heeft bezocht. Uit de tabellen blijkt dat de l)Vo waarde van het aantal maal popconcerten, het aantal maal discotheken en het
TNO-rapport 12001.149
24t46
aantal maal luisteren met hoofdtelefoons naar popmuziek groter is dan O. Dat houdt in dat ten minste 90Vo van de proefpersonen de activiteit uitvoert of ooit heeft uitgevoerd. Voor het optreden in een popgroep of fungeren als diskjockey is echter de 80Vo waarde nog gelijk aan 0. Dat houdt in dat minder dan 20Vo van de proefpersonen een dergelijke acriviteit uitvoert of ooit uitvoerde. Tabel I I en 12 geven informatie over het totaal aantal jaren dat een popmuziekactiviteit is
uitgevoerd. Met name de gemiddelden en de maxima van het totaal aantal jaren dat naar discotheken wordt gegaan en dat gebruik is gemaakt van hoofdtelefoons liggen hoog. In de tabellen 13 en 14 is per activiteit informatie gegeven over het gemiddeld aantal activiteiten per jaar. Om de tabellen 15 en 16 te begrijpen is eerst enige informatie nodig (zie ook bijlage C). In ISO 1999 (1990) zijn voor groepen personen relaties gegeven tussen gehoorschade (bij frequenties gelegen tussen 500 en 6000 Hz) en blootstelling aan geluid op de arbeidplaats. Uit die relaties blijkt dat gehoorschade door lawaai een verschijnsel is dat begint met gehoorverlies in het gebied van de hoge frequenties (3000 tot 6000 Hz), met het maximum bij 4000 Hz en zich bij toenemende duur van blootstelling in het geval van hoge geluidbelasting uitbreidt naar de lagere frequenties, voomamelijk 2000 Hz Als we aannemen dat het model voor beroepsmatige blootstelling ook geldt voor blootstelling aan popmuziek, dan kan als de geluidbelasting door popmuziek bekend is de verwachte gehoorschade worden berekend. Uit de vragenlijst is voor elk van de vormen van popmuziekhet aantal activiteiten bekend. Om de te verwachten gehoorschade door een popmuziekactiviteit te kunnen schatten is echter ook de geluidbelasting tijdens een activiteit nodig. Omdat deze geluidbelasting in het onderzoek niet is gemeten, is op basis van literatuurgegevens een schatting gemaakt van de 'gemiddelde' blootstelling bij elk van de popmuziekactiviteiten (zie bijlage C). Tabel 15 geeft de te verwachten gehoorschade door een popmuziekactiviteit, als het model van blootstelling aan geluid en gehoorschade uit ISO 1999 toepasbaar is voor de popmuziekactiviteit en als de geschatte 'gemiddelde' geluidbelasting bij de popmuziekactiviteit correct is. De gegevens in tabel l5 betreffen de te verwachten gehoorschade bij de voor gehoorschade door beroepsmatige blootstelling aan geluid meest gevoelige frequentie 4000 Hz. Het zijn de resultaten voor de geselecteerde groep proefpersonen.
Proefpersonen nemen gewoonlijk
in de loop van hun leven aan meer dan één
popmuziekactiviteit deel. In navolging van het model uit ISO 1999 worden in dir rapporr bij het schatten van de gehoorschade door de gecombineerde blootstellingen aan popmuziek bepaalde rekenregels gehanteerd. Die rekenregels houden in dat k maal een activiteit met een equivalent geluidniveau van L dB(A) dezelfde gehoorschade teweegbrengt als 2k maal een activiteit met L - 3 dB(A). Volgens de schattingen van hoogte en duur van de diverse popmuziekactiviteiten op basis van de literatuurgegevens zou een bezoek aan een popconcert evenveel gehoorschade geven als 3,16 bezoeken aan een discotheek (zie bijlage C). Met
behulp van de schattingen over de geluidbelasting tijdens een activiteit
is voor elke proefpersoon het totaal aantal popmuziekactiviteiten (ntot) relatief ten opzichte van het aantal bezoeken aan discotheken bepaald en uit deze waarde is voor elke proefpersoon een schatting gemaakt van de te verwachten gehoorschade bij 4000 Hz door de gecombineerde blootstelling. Tabel 16 geeft het gemiddelde en de verdeling van het gewogen totaal aantal activiteiten relatief ten opzichte van discotheekbezoek en de verwachte gehoorschade door de gecombineerde bloostelling aan. De schatting van de gemiddelde verwachte gehoorschade bij 4000 Hz komt op deze wijze uit op 3 dB en uit de verdeling zou blijken dat ongeveer 7 personen (5Vo) gehoorschade zouden hebben van l0 dB of meer en dat het maximum l8 dB zou zijn.
Diversen
De eerste vragen
handelen
oorsulzlngen
het
gebruik
TNO-rapport 12001.149
25t46
gehoorbeschermingsmiddelen. De laatste drie (open) vragen hebben betrekking op de kennis inzake de gevolgen van blootstelling aan te luide muziek, de appreciatie van luide muziek in uitgaansgelegenheden en het invoeren door de overheid van maximaal toelaatbare geluidniveaus in openbare gelegenheden. De ervaring van oorsuizingen heeft vrijwel elke proefpersoon uit de geselecteerde groep wel eens meegemaakt. Het gemiddeld aantal maal oorsuizingen tijdens of na afloop van een popmuziekactiviteit in het gehele leven ligt op niet minder dan 59 maal (de mediaan is 20) en in het jaar voordat het onderzoek plaatsvond was het gemiddeld aantal maal oorsuizingen 7,6 (mediaan is 3), terwijl één proefpersoon in één jaar 96 maal tijdens of na afloop van een
popmuziekactiviteit (bijna twee maal per week) last heeft van oorsuizingen. Er is ook gevraagd bij welke activiteit(en) oorsuizingen optraden. Tabel l8 geeft een uitsplitsing naar popmuziekactiviteit en naar het geslacht van de proefpersoon. De verhouding tussen proefpersonen met of zonder de ervaring van oorsuizingen in het afgelopen jaar is bij bezoek van popconcerten, houseparty's en fungeren als diskjockey etc. ongeveer fifty/fifty. Bij discotheekbezoek heeft veel meer dan 50Vo van de proefpersonen, namelijk 72Vo, tn het afgelopen jaar oorsuizingen ervaren. Bij het gebruik van hoofdtelefoons, waarvan men het afspeelvolume zelf in de hand heeft, zijn er toch nog bij 8Vo van de proefpersonen oorsuizingen opgetreden in het jaar voor onderzoek. De hoge score bij discotheekbezoek hangt wellicht samen met het feit dat de proefpersonen vaker per jaar een discotheek bezoeken dan popconcerten, houseparty's of fungeren als diskjockey etc.. Delen we het percentage proefpersonen met oorsuizingen bij een bepaalde popmuziekactiviteit door het gemiddeld aantal van deze popmuziekactiviteiten per jaar (tabel l3), dan geeft dit een ander beeld. Het resultaat van de deling is in de laatste kolom van tabel 18 gegeven. Dan blijken houseparty's met 5lVo oorsuizingen per bezoek en popconcerten met 2l%o oorstizingen per bezoek (veel) vaker oorsuizingen teweeg te brengen dan discotheekbezoek (l4%o per bezoek). Het gebruik van hoofdtelefoons scoort weer het laagst: bij 5 op de duizend maal luisteren naar popmuziek via hoofdtelefoons treden oorsuizingen op.
De tabellen 19 en 20 handelen over het gebruik van persoonlijke gehoorbeschermingsmiddelen tijdens popmuziekactiviteiten. Negentien procent van de mannen en negen procent van de vrouwen heeft deze middelen ooit wel eens gebruikt (dat betekent 48 proefpersonen). Echter, voor elk van de activiteiten geldt dat 65 tot 7 5Vo van deze 'gebruikers' de middelen bij een activiteit vrijwel nooit gebruikt. In tabel 20 zijn additionele gegevens van de 48 proefpersonen die gehoorbeschermers gebruiken of gebruikt hebben opgenomen. De eerste kolom geeft aan of het een man of vrouw betreft. De daaropvolgende vier kolommen geven gecodeerd weer of en in welke mate bij welke activiteit van de middelen gebruik wordt
gemaakt.
De
zesde kolom geeft het totaal aantal activiteiten
ten opzichte
van
discotheekbezoek en de laatste vier kolommen per activiteit het aantal activiteiten. Zeer opvallend is de uitkomst voor degenen die diskjockey zijn of in een popgroep spelen. Van de 48 personen die gehoorbeschermers gebruiken, zijn er 20 die in een popgroep spelen of diskjockey zijn. Van deze20 personen draagt 15 in enige mate gehoorbeschermers tijdens die activiteit. Gerekend naar de in totaal 55 personen die diskjockey etc zijn of zijn geweest, betekent dit dat 15 van de 55, meer danéén kwart, in enige mate gehoorbeschermers tijdens die activiteit gebruikt. De laatste vragen van de vragenlijst zijn open vragen. Allereerst is naar het kennisniveau van de proefpersonen gevraagd wat betreft de mogelijke nadelige gevolgen van blootstelling aan te luide muziek. Ingedeeld op een vijfpuntsschaal van helemaal geen kennis tot genuanceerde kennis, scoren alle proefpersonen tenminste een drie. Driekwart geeft min of meer genuanceerd aan dat gehoorschade kan ontstaan, die gelokaliseerd is in het binnenoor. Twee mannen geven als nadelig effect het ontstaan van agressief gedrag door te luide muziek. Uit
TNO-rapport 12001.149
26t46
de vergelijking van de antwoorden van de werknemers uit de drie bedrijven met die van de studenten blijkt geen verschil in kennis. De volgende vraag luidde: "Zol je er de voorkeur aan geven of aan hebben gegeven dat de popmuziek wat minder hard ten gehore wordt gebracht of zou zijn gebracht? Zo ja, bij welke activiteit(en)?" Op de eerste vraag antwoordt 68Vo van de proefpersonen bevestigend,, llVo met soms wel en soms niet, terwijl 2l%o van mening is dat de muziek niet zachter zou behoeven te zijn. Tot de laatste categorie behoren ook de proefpersonen, die expliciet aangeven soms naar nog wat meer geluidsterkte te verlangen. Voor de groep studenten zijn de verhoudingen tussen de drie mogelijkheden 2018172 en voor de werknemers in de bedrijven 31138/31. Dit impliceert dat de werkende jongeren veel minder vaak zouden willen dat de muziek wat zachter zou zijn. Van de proefpersonen die popmuziek wat zachter zouden willen hebben, betreft het in 617o van de gevallen discotheken (4l%o van de gehele groep proefpersonen), in 327o van de gevallen popconcerten (22Vo van alle proefpersonen) en in 7Vo van de gevallen houseparty's (5Vo van de proefpersonen).
De laatste vraag betreft de mening van de proefpersonen over de wenselijkheid dat de overheid grenzen zov stellen aan de geluidniveaus in openbare gelegenheden, zoals popconcerten en discotheken, en naar het mogelijke succes van eventuele maatregelen. Bij het beoordelen van de antwoorden zijn deze in vijf klassen verdeeld: I = wenst geen overheidsmaatregelen, verwacht geen succes van die maatregelen; 2 = wenst geen overheidsmaatregelen, verwacht wel succes van die maatregelen; 3 = wenst overheidsmaatregelen, verwacht geen succes van die maatregelen; 4 = wenst overheidsmaatregelen, verwacht matig succes van die maatregelen; 5= wenst overheidsmaatregelen, verwacht succes van die maatregelen.
Tweederde van de proefpersonen (66Vo) wenst overheidsmaatregelen, waarbij 36Vo van mening is dat maatregelen succes zouden hebben, 25Vo matig succes en 5Vo geen succes. Van de 34Va van de proefpersonen die geen maatregelen wenst, betreft het 28Vo die van eventuele maatregelen geen succes verwacht en 6Vo die wel succes verwacht. Hierbij is er een verschil tussen de studenten en de werknemers van de bedrijven. Als we de groep indelen in twee klassen (wenst geen overheidsmaatregelen, wenst overheidsmaatregelen) dan is de verhouding bij de studenten 31/69, en bij de werknemers 5l/49. 3.2
Gegevens uit audiogrammen
In ISO 7029 "Acoustics
- Statistical distribution of hearing thresholds as a functjon of age" zijn voor frequenties in het frequentiegebied van 125 tot 8000 Hz de cumulatieve verdelingen gegeven van de relatieve gehoordrempels van bevolkingsgroepen mannen en vrouwen als functie van de leeftijd. Het betreft bij elke frequentie relatieve gehoordrempels, dat wil zeggen gehoordrempels ten opzichte van de mediane waarde van de gehoordrempels van een voldoend grote groep jonge mannen en een voldoend grote groep vrouwen van 18 jaar met een schone anarmese, die gemeten zijn volgens een bepaalde audiometrische techniek en testmethode, en met een bepaald type audiometer. Deze groepen zijn de zogenoemde referentiegroepen. De mediane gehoordrempel van zo'n referentiegroep kan behalve van aspecten die samenhangen met de gehanteerde audiometrie ook afhangen van de onderzoekspopulatie. In principe kunnen er verschillen zijn tussen mannen en vrouwen en kan het gehoor van een populatie beinvloedt zijn door onder meer eetgewoonten en de stand van de medische wetenschap bij de onderzochte bevolkingsgroep. Wellicht zljn er ook etnische verschillen in de gehoortoestand en hebben achtergrondgeluiden in de leefomgeving ook invloed op de gehoorscherpte.
27t46
TNO-rapport I 2001.149
In navolging van ISO 7029 is in het huidige onderzoek de mediane gehoordrempel van de referentiegroepen in het frequentiegebied van 500 tot 8000 Hz bepaald en worden analyses uitgevoerd met de relatieve gehoordrempel van de proefpersonen, dat wil zeggen hun gehoordrempel bij een bepaalde frequentie verminderd met de mediane gehoordrempel van de (wat geslacht betreft overeenkomstige) referentiegroep bij die frequentie. In ISO 7029 bestaan de referentiegroepen uit l8 jarigen. In dit onderzoek betreft het iets oudere personen (gemiddeld 23 jaar). Uir ISO 7029 kan worden afgeleid dat de toename van de gehoordrempels tussen 18 en 23 jaar met toenemende frequentie van de gehoordrempel toeneemt van 0,1 tot 0,6 dB. Gegevens van alle proefpersonen
In de tabellen 2len 22zijn de groepsaudiogrammen van de gehele groep proeþersonen voor respectievelijk de rechter- en linkeroren opgenomen en in de figuren 1 en 2 in beeld gebracht. In de figuren is per frequentie. uitgezet de maximale en minimale waarde van de gehoordrempel (aan een bepaald oor) en wat betreft de cumulatieve verdeling van deze gehoordrempels de percentages 95, 90, 50, 10 en 5. Deze percentages zijn als volgt gedefinieerd: de x%o waarde is de waarde die niet wordt overschreden door x%o van de waarnemingen. De frequenties van de gehoordrempels nemen logaritmisch toe (de meeste opeenvolgende frequenties liggen een octaaf uit elkaar en hebben een constante verhouding: 1000/500=2, 2O00llO00=L etc. Tevens zijn er twee frequenties op een halve octaaf toegevoegd 3000 en 6000 Hz). Dit heeft te maken met de menselijke beoordeling van toonhoogte (frequentie). Bij toename van de toonhoogte (frequentie) met een bepaalde factor neemt de waameming van de toonhoogte met een constante toe. Als de frequenties niet lineair maar logaritmisch worden uitgezet, dan komen de octaaf frequenties op gelijke afstand te liggen en liggen de halve octaaf frequenties op 0,6 van deze afstand van de lagere octaaf. Daarom is aan elke frequentie een frequentiegetal toegekend. Deze getallen zijn I voor 500 IJz,2 voor 1000 Hz, 3 voor 2000H2,3,6 voor 3000 Hz, 4 voor 4000 Hz, 4,6 voor 6000 Hz en 5 voor 8000 Hz. In de figuren zijn de gehoordrempels als functie van deze frequentiegetallen uitgezet. Om een beter zicht te hebben op de verdeling van de gehoordrempels in het 57o 95Vo gebied, zijn in de figuren 3 en 4 de minimale en maximale waarden uit de eerste twee figuren weggelaten. In tabel 23 en de figuren 5 en 6 zijn de per proefpersoon gemiddelde waarden van de gehoordrempels aan rechter- en linkeroor gegeven. Gegevens van de groep met een schone anamnese en de groep met een niet-schone anamnese De tabellen 24 en 25 bevatten de gegevens over de groepsaudiogrammen van rechter- en
linkeroor van de groep proefpersonen met een schone ananmese en de figuren 7, 8,9, en l0 de daarbijbehorende figuren.
Ter vergelijking zijn in de tabellen 26 en 2'l en in de figuren
ll,
72, 13, en 14 de gegevens
gepresenteerd voor de proefpersonen met een niet-schone anaÍmese.
Uit de vergelijking met
de voorgaande tabellen en figuren is duidelijk dat de hogere percentielwaarden van de proefpersonen met een niet-schone anarmese veel hoger liggen dan die van de proefpersonen met een schone anamnese. Er is echter niet veel verschil in de lagere percentielwaarden. Tabel 28 geeft de gemiddelde waarden van de verschillen tussen de gehoordrempels aan het rechter- en linkeroor voor alle geselecteerde proefpersonen samen en voor de mannen en vrouwen uit deze groep apart. De verschillen zijn bij elk van de frequenties gering. Daarom zijn de analyses over het verband tussen gehoorschade en geluidbelasting door popmuziekactiviteiten gebaseerd op de gemiddelde gehoordrempel. In de tabellen 29 en 30 (en de figuren 15 en 16) zijn de gemiddelde gehoordrempels van de gehele groep mannen en vrouwen gegeven.
TNO-rapport l2O0l.l49
28/46
Gegevens van de referentiegroep en relatieve gehoordrempels
Zoals hiervoor reeds is aangegeven is er uit de geselecteerde groep proefpersonen een referentiegroep mannen en een referentiegroep vrouwen geselecteerd met de geringste blootstelling aan popmuziek. De mediane waarden van de gemiddelde gehoordrempels van deze referentiegroepen mannen en vrouwen zijn gegeven in tabel 31. Van de geselecteerde groepen mannen en vrouwen is vervolgens de relatieve gehoordrempel ten opzichte van de mediane waarde van de referentiegroep bepaald. De resultaten zijn opgenomen in de tabellen 32en33 en de figuren 17 en 18. Vergelijking met ISO referentie gegevens
In ISO 7029 zljn de cumulatieve verdelingen, voor de range gelegen tussen 5Vo en 95Vo, van de relatieve gehoordrempels bij frequenties gelegen tussen 125 en 8000 Hz gegeven voor groepen mannen en vrouwen met een schone gehooranamnese. Deze ISO gegevens voor geselecteerde groepen met een leeftdd van 18 jaar worden vergeleken met de in het huidige onderzoek aangetroffen relatieve gehoordrempels van de groep mannen en vrouwen met een schone anamnese. In de tabellen 34 en 35 en de figuren 19 en 20 zijn de verdelingen van de relatieve gemiddelde gehoordrempels voor geselecteerde groepen volgens ISO 7029 gegeven. Uit een vergelijking van figuur 17 met figuur 19 blijkt dat de verdelingen van de relarieve gehoordrempels van de geselecteerde mannen uit het onderhavige onderzoek en die van de geselecteerde ISO referentiegroep vrijwel gelijk zijn. Slechts brj 6000 Hz ligt de 95Vo waarde van de proefpersonen 10 dB hoger dan die van de ISO referentiegroep. Overigens zijn er ook bU 6000 Hz geen verschillen tussen de 90Vo waarden. Op basis hiervan is het dus aannemelijk dat er bij 90Vo van de geselecteerde mannen geen gehoorschade door popmuziek is opgetreden en dat bij de resterende lÙVo geselecteerde mannen de gehoorschade in de orde is van gemiddeld l0 dB. Deze l07o betreft 14 personen. Uit de vergelijking van de figuren 18 en
20 blijkt dat er voor vrouwen in het geheel geen verschil is tussen de verdelingen van de relatieve gehoordrempels van de geselecteerde groep vrouwen uit het huidige onderzoek en de ISO referentiegroep vrouwen.
TNO-rapport I 2001.149
4
29t46
Relatie blootstelling aan popmuziek en gehoorschade De analyses zijn uitgevoerd met de gegevens van de geselecteerde groepen mannen
en
vrouwen. Het betreft 386 proefpersonen, 138 mannen en248 vrouwen. 4.7
Effectvariabelen
De
zijn uitgevoerd met de relatieve gemiddelde (over rechter en linkeroor) bij de zeven frequenties 500, 1000, 2000, 3000, 4000, 6000, 8000 Hz als effectvariabelen. Deze relatieve gemiddelde gehoordrempel van een proeþersoon bij de frequentie xxxx wordt aangegeven met ghlxxxx (in dB). Daarbij zijn xxxx de zeven analyses
gehoordrempels
frequenties 0500, 1000, 2000, 3000,4000,6000, en 8000 Hz. 4.2
B
elastin gskarakteristieken
Er is door middel van de vragenlijst informatie verkregen over blootstelling aan popmuziek: . Tijdenspopconcerten;
¡ In discotheken en danscafés; . Op houseparty's; . Blj het optreden in een popgroep, als diskjockey of bij het verlenen .
van technische
assistentie aan popgroepen of diskjockeys; Brj het luisteren via hoofdtelefoons.
Uit de antwoorden op de vragen uit de vragenlijst is voor elk van deze vijf
onderscheiden
popmuziekactiviteiten het aantal maal dat de activiteit totaal in het gehele leven is uitgevoerd bepaald (ncon, ndis, nhou, njoc, nkop). Dit zijn vijf belastingskarakteristieken die in de analyse gebruikt worden. Proefpersonen nemen gewoonlijk in een bepaalde tijd van hun leven aan meer dan een popmuziekactiviteit deel. De gecombineerde blootstelling aan alle popmuziekactiviteiten te samen wordt aangegeven met ntot (zie sectie 3.1 en bijlage C). Ook ntot is als belastingswaarde in de analyse gebruikt. Ook is het aantal maal oorsuizingen tijdens en na popmuziekactiviteiten in het jaar vóór onderzoek of in het gehele leven als indicator voor de belasting gebruikt. De van buiten tæiden afkomstige studenten hebben voordat ze in Iæiden gingen studeren elders (in de omgeving van hun ouderlijk huis) popmuziekactiviteiten uitgevoerd. Het is
mogelijk dat
er een verschil is
tussen
de
gemiddelde geluidbelasting
bU
hun
popmuziekactiviteiten elders in de vorige woonplaats en de huidige, die naar we aannemen vooral in læiden en omgeving plaatsvinden. Daarom is uit de vragenlijstgegevens afgeleid wat het aantal van elk van de popmuziekactiviteiten van de studenten is geweest in de periode vóór hun achttiende verjaardag en wat het aantal van elk van deze activiteiten erna is geweest. Deze variabelen worden aangegeven met aaa_l8mi en aaa_l8pl, waarbij aaa slaat op de betreffende popmuziekactiviteit. In een aantal analyses zijn zowelaaa_l8mi als aaa_l8p1 als belastin gsvariabelen ingevoerd.
4.3
Interveniërende variabelen
Er is van diverse variabelen nagegaÍìn of ze effect hebben op de relaties tussen de hiervoor genoemde geluidbelastings- en effectvariabelen. Op basis van de gegevens uit de vragenlijst zijn de volgende karakteristieken bepaald: het totaal aantal jaren dat een popmuziekactiviteit is uitgevoerd (cont, dist, hout, joct, kopt) en het gemiddeld aantal van elk van de activiteiten per jaar (dcon, ddis, dhou, djoc, dkop). Deze variabelen worden in de modellen als
TNO-rapport 12001.149
30t46
interveniërende variabelen ingevoerd. In feite zouden het totaal aantal jaren en het gemiddeld aantal activiteiten per jaar ook als belastingskarakteristiek kunnen worden aangemerkt. maar we achten het plausibel dat er tussen deze belastingskarakteristieken en de relatieve gehoordrempels een veel minder duidelijke relatie bestaat dan tussen het totaal aantal maal uitvoeren van een activiteit en de relatieve gehoordrempels. Een variabele die mogelijk van belang is voor de relaties tussen belasting en effect is het geslacht van de proefpersoon. Deze variabele wordt evenals het aantal maal dat de
proefpersoon oorsuizingen tijdens
en na popmuziekactiviteiten heeft meegemaakt als
mogelijke interveniërende variabele in de analyses meegenomen. Een deel van de proefpersonen heeft een baan (51 personen in totaal) en de overige proefpersonen (364) zijn student. De dagelijkse werkzaamheden worden ook als dichotome interveniërende variabele 4.4
in
gevoerd.
Analyse
Vrijwel alle uitgevoerde analyses zijn multipele regressie analyses. Aantal popmuziekactiv
ite
iten als onafhankelijke variabelen
Allereerst is per analyse één van het totaal aantal popmuziekactiviteiten (ntot, ncon, ndis, nhou, njoc en nkop) als onafhankelijke variabele genomen en de genoemde zeven ghlxxxx variabelen als aftrankelijke variabelen. Tevens is het geslacht als dummy variabele ingevoerd.
Dit
laatste verhoogde altijd de multipele regressiecoëfficiënt. Vervolgens zijn ook de interactie variabelen geslacht maal ntot, ncon, ndis, nhou, njoc en nkop. De resultaten van deze analyses zijn gegeven in de tabellen 36 tot en met 42 voor achtereenvolgens ghl60O0, gh14000, ghh8000, gh13000, gh12000, ghll000 en ghl0500 (de interactievariabelen zijn in deze tabellen aangegeven met DAAA-SI voor mannen en DAAA_S2 voor vrouwen, met AAA de betreffende popmuziekactiviteit). Als hypothese geldt dat ghlxxxx toeneemt als de variabele ntot, ncon, ndis, nhou, njoc en nkop toeneemt. Er is éénzijdig getoetst met een significantieniveau van 0,05. Als derhalve in een tabel de waarde van de coëfficiënt B van de interactievariabele positief is én de waarde in de laatste kolom van de tabel is kleiner dan 0,05, dan mag worden aangenomen dat er een verband is tussen blootstelling aan popmuziek bij de betreffende activiteit en toename van de relatieve gemiddelde gehoordrempel door de popmuziekactiviteit.
Dit blijkt
slechts
in
een zeer beperkt aantal combinaties
van
belastingsvariabelen en gehoordrempelvariabelen het geval te zijn: 6000 Hz, mannen, popmuziek bij popconcerten; 6000 Hz, mannen, popmuziek tijdens houseparty's; 4000 Hz, vrouwen, popmuziek via hoofdtelefoons.
¡ ¡ o
In fase 2 is reeds op basis van het speciaal daartoe ingerichte onderzoek een verband aangetoond tussen gehoorschade en popmuziek via hoofdtelefoons. Die gegevens worden als basis voor de prevalentieschattingen genomen en daarom wordt in deze analyses verder geen aandacht besteed aan de gehoorschade bij 4000 Hz door het luisteren naar popmuziek via hoofdtelefoons door vrouwen. Voor de beide gevonden significante relaties bij 6000 Hz is tevens nagegaan of het aantal jaren (cont, hout) dat men aan een bepaalde activiteit deelnam een effect modificerende factor is. De correlatie tussen ncon en cont is 0,53 en tussen nhou en hout 0,76. De invoering van cont en hout in de regressievergelijkingen verhoogt de R-waarden ternauwernood (van 0,204 naar 0,205 en van 0,182 naar 0,185) terwijl de regressiecoëfficienten van de bestpassende rechten niet meer statistisch significant van nul afwijken. Het aantal jaren dat men een activiteit uitvoert is dus geen effect modificerende factor. Ook het aantal maal oorsuizingen,
TNO-rapport 12001.149
3tt46
hetzij in het gehele leven, hetzij in het jaar vóór onderzoek heeft geen enkel effect op de Rwaarden (de toename in de R-waarden is niet meer dan 0,003). Vervolgens is voor de groep mannen een multipele regressie analyse uitgevoerd, waarbij ghl6000 als de aftankelijke variabele is gekozen en zowel ncon als nhou als onaflrankelijke variabelen zijn ingevoerd. Het resultaat is opgenomen in tabel 43. Er is slechts een zeer geringe correlatie tussen ncon en nhou voor mannen. De correlatiecoëfficiënt blijkt 0,03 te zijn. De volgende gegevens geven een verder inzicht in de relaties. De multipele correlatiecoëfficiënten R van ghl6000 (voor mannen) en ncon en nhou zijn respectievelijk 0,204 en 0,182. De multipele correlatiecoëfficiënt R van ghl6000 (voor mannen) en de combinatie van ncon en nhou is 0,270. F is in de drie gevallen (ncon, nhou, en combinatie van ncon en nhou) respectievelijk 5,64 (sign. 0,019), 4,43 (sign. 0,037) en 5,07 (sign. 0,008). Tevens is met de variabelen ncon en nhou en de interactie variabele ncon*nhou een analyse uitgevoerd. De multipele correlatiecoëfficiënt R van ghl6000 (voor mannen) en de drie variabelen is0,272, F is 3,56 (sign. 0,016) de coëfficiënt van ncon*nhou is gelijke aan -0,001 en statistisch niet significant verschillend van 0. Het model verbetert dus niet als de interactie variabele ncon*nhou wordt ingevoerd.
Ook is in een analyse aan de variabelen ncon en nhou de variabele 'werkzaam' (baan of student) en de interactievariabelen ncon*werkzaam en nhou*werkzaam toegevoegd. Voor de mannen is de multipele conelatiecoëfficiënt R van ghl6000 (voor mannen) en deze vijf variabelen gelijk aan 0,284, waarbij de beide interactievariabelen geen statistisch significante coefficiënten hebben. Na het weglaten van deze beide interactievariabelen is de multipele correlatiecoëfficient R gelijk aan 0,281, F is 4,22 (sign. 0,005) en het verschil tussen ghl6000 van de studenten en van de proefpersonen met een baan is gelijk aan -2,6 dB (de studenten hebben een hogere (slechtere) gehoordrempel dan de proefpersonen met een baan). In deze analyse blijkt echter dat dit verschil met t=1,86 statistisch niet significant verschillend is van 0 (tweezijdige getoetst, significantieniveau 0,05).
De analyses met de onaflrankelijke variabelen aaa-l8mi en aaa_l8pl zijn alleen uitgevoerd met ghl6000 en ghl4000 als aftrankelijke variabelen, voor de gehele geselecteerde groep en voor de studenten uit deze groep. Tevens is het geslacht als dummy variabele ingevoerd. Het resultaat is geheel overeenkomstig de eerdere analyses: alleen bij 6000 Hz in het geval van popconcerten en houseparty's zijn er voor mannen statistisch significante relaties. Ook in dit geval is er geen statistisch significant verband voor discotheekbezoek2. De statistische van de regressieanalyses van de combinatie van popconcerten en houseparty's en ghl6000 voor de
mannelijke studenten uit de geselecteerde groep zijn als volgt: de multipele correlatiecoëfficiënt R van ghl6000 en de combinaties van con_l8mi, con_18p1, hou_l8mi, en hou-l8pl is 0,287 (n = 112) en F is gelijk aan 5,68. (Ter vergelijking: als de aantallen bezoeken niet worden opgesplitst is de multipele correlatiecoëfficiënt R van ghl6000 en de combinatie van nhou en ncon 0,270 (n = 118) en F is gelijk aan 4,95.) De regressievergelijking bij opsplitsing van de aantallen bezoeken is: ghl6000 =0,1+0,0484*con_l8mi+0,0422*con_l8pl+0,0892xhou_18mi+0,0946xhou_l8pl. Deze vergelijking impliceert voor de onderzochte mannelijke studenten dat gehoorschade bij 6000 Hz door 100 popconcerten vóór het achttiende jaar 0,6 dB meer is dan gehoorschade door 100 popconcerten op 18 jarige leeftijd en ouder. Voor 100 houseparty's zou het verschil
gelijk zijn aan -0,5 dB. De standaardfouten in de regressiecoëfficiënten van con_l8mi
2
en
Wat betreft discotheekbezoek en de analyse van gegevens van de ll0 mannelijke studenten is de multipele correlatiecoðfficiënt R gelijk aan 0,221 als ghl6000 als afhankelijke variabele en dis_l8mi en dis_l8pl als onaftrankelijke variabelen genomen worden. F is gelijk aan2,'18 (sign.0,067). Ter vergelijking: voor de srudenren
(l
18 mannen) is de conelatiecoëfficiënt van ghl6000 en ndis 0,21 1 en F
gelijk
aan 5,4't (sign. 0,021).
TNO-rapport 12001.149
32t46
in de orde van 0,02 en die in de regressiecoëfficiënten van hou_18mi en hou-l8pl in de orde van 0,04. Dat impliceert dat er geen statistisch significant verschil is tussen de regressiecoëfficiënt van con-l8mi en die van con_18p1 (tweezijdig getoetst, significantieniveau 0,05) en evenmin tussen de regressiecoëfficiënt van hou_l8mi en die van hou-l8pl. In het vervolg wordt dus geen splitsing gemaakt in de popmuziekactiviteiten vóór con-18p1 zijn
en na 18 jaar.
Conclusie
Het uiteindelijke resultaat van de analyses met betrekking tot popconcerten, discotheken en houseparty's is dat er bij mannen een relatie is aangetoond tussen de relatieve gemiddelde gehoordrempel bij 6000 Hz en het totaal aantal maal bezoeken van popconcerten en het totaal aantal houseparty's. Deze relatie heeft de volgende formule:
ghl6000 = 0 als ncon=O en nhou=O; ghl6000 = -0,1 + 0,0456*ncon + 0,0922*nhou als ncon > 0 enlof nhou >0.3
Verder zljn er bij mannen geen statistisch significante relaties aangetoond tussen de relatieve gemiddelde gehoordrempel en aantal popmuziekactiviteiten.
Bij vrouwen en is alleen voor de relatieve
gemiddelde gehoordrempel bij 4000 Hz en het aantal maal luisteren naar popmuziek via hoofdtelefoons een statistisch significant verband aangetoond. Omdat in fase 2 op basis van het speciaal daartoe ingerichte onderzoek, een verband is aangetoond tussen gehoorschade en popmuziek via hoofdtelefoons, nemen we die relaties bij het schatten van prevalentie van gehoorschade onder Nederlandse jongeren als ultgangspunt.
3
Volgens deze formule is de toename van ghl6000 bij mannen voor 0 tot 127 popconcerten (de 95Vo waarden van het aantal van deze activiteiten bij de mannelijke proefpersonen) van 0 ror 5,9 dB. De toename van ghl6000 bij de mannen van 0 tot 8l houseparty's (de957o waarden van het aantal van deze activiteiten bij mannen) is van 0 tot 7,7 dB.
TNO-rapport 12001.149
5
33t46
Prevalentie Op basis van de uitkomsten over de relaties tussen gehoorschade en de belasting
bij
diverse
popmuziekactiviteiten wordt het aantal jongeren, woonachtig in Nederland, geschat dat gehoorschade door popmuziek heeft opgelopen en de grootte van deze gehoorschade. Deze schattingen zijn mede gebaseerd op de uitkomsten van de in december 1996 gehouden landelijke inventarisatie van popmuziekactiviteiten onder jongeren van 12 tot 30 jaar (fase I van het onderzoek). Een schatting wordt in twee stappen uitgevoerd: o Er wordt met behulp van de relaties die in deze fase van het onderzoek zijn vastgesteld bij de respondenten uit fase I op basis van de omvang van hun popmuziekactiviteiten geschat wat hun gehoorschade door popmuziek is; o Uit de geschatte gehoorschade door popmuziek bij de respondenten uit fase wordt een schatting gemaakt over de jongeren, woonachtig in Nederland ftortheidshalve aangegeven met Nederlandse jongeren). Daarbij wordt aangenomen dat de respondenten uit fase I met
I
betrekking tot popmuziekactiviteiten een representatieve steekproef vormen van de Nederlandse jongeren. 5.1
Gehoorschade bij respondenten uit fase
I
In het vorige hoofdstuk is
vastgesteld dat bij mannen gehoorschade bij 6000 Hz wordt veroorzaakt door popconcerten en door houseparty's. De daarbij behorende formule is aan het eind van het vorige hoofdstuk gegeven. Omdat slechts bij mannen gehoorschade door de twee popmuziekactiviteiten 'het bezoeken van popconcerten en van houseparty's' is aangetoond, worden slechts de gegevens over mannen en deze popmuziekactiviteiten uit fase I beschouwd (eerder is reeds aangegeven dat met betrekking tot het luisteren naar popmuziek via hoofdtelefoons de gegevens uit fase 2 gebruikt zullen worden). In fase 1 is gevraagd naar het totaal aantal jaren bezoeken van popconcerten en van houseparty's en naar het aantal maal dat in hetjaar vóór onderzoek aan een activiteit is deelgenomen.Deze gegevens zijn opgenomen in tabel 44. Omdat niet van jaar totjaar het aantal activiteiten bekend is kan op basis van deze gegevens niet zonder meer het totaal aantal maal dat aan een activiteit is deelgenomen worden berekend. Daarom is nog een bewerking van de gegevens uit fase 3 uitgevoerd om bij de proefpersonen uit die fase na te gaan of het gemiddeld aantal maal uitvoeren van een popmuziekactiviteit afhangt van het totaal aantal jaar uitvoeren van de activiteit. Het resultaat is gegeven in de tabellen 45 en 46. De proefpersonen zijn ingedeeld in klassen die wat het totaal aantal jaren betreft identiek zijn aan deze indeling in klassen uit fase 1. Uit de tabellen blükt dat het gemiddeld aantal maal per jaar een activiteit uitvoeren niet aftiankelijk is van het totaal aantal jaren dat de activiteit is uitgevoerd. Op basis hiervan wordt voor de respondenten uit fase I het totaal aantal maal uitvoeren van een bepaalde popmuziekactiviteit gelijk genomen aan het product van het totaal aantal jaren en het aantal maal in het laatste jaar.
Schatting van de gehoorschade door popconcerten en houseparty's bij de respondenten
fase I Met behulp van de uit
in dit
rapport afgeleide relaties tussen het aantal bezoeken van
popconcerten en van houseparty's en gehoorschade bij 6000 Hz is voor elk van de mannen uit fase I de gehoorschade door deze activiteiten geschat. Het resultaat is gegeven in tabel 47. Van de mannen her-ft 80,5Vo geen gehoorschade door de twee popmuziekactiviteiten, l57o een gehoorschade bij 6000 Hz van gemiddeld 0,5 dB, 3,5Vo van gemiddeld 3 dB en lVo vàn gemiddeld 7 dB.
TNO-rapport 12001.149
B
e
tr o uw
ba
34t46
arhe i d s int e rv all e n
In de voorgaande berekenrng is uitgegaan van de richtingscoëfficiënten die in de regressieanalyses zijn bepaald. Deze richtingscoëfficiënten hebben echter een zekere onbetrouwbaarheid, die kan worden uitgedrukt in de standaardfout van de richtingscoëfficiënt
(zie tabel 43). De standaardfout is voor het aantal popconcerten 0,41 maal de richtingscoëfficiënt en voor het aantal houseparty's 0,48 maal de richtingscoëfficiënt. De bijbehorende 957o betrouwbaarheidsintervallen van de richtingscoöfficiënten zijn dus ongeveer 0,80 en 0,94 maal de richtingscoëfficiënt. Dit impliceert dat de hiervoor gegeven schattingen van de gehoorschade95Vo betrouwbaarheidsintervallen
hebben die ongeveer even
groot zijn als de berekende gehoorschade zelf (0,80 en 0,94 zijn daarbij afgerond tot l). Daaruit volgt dus dan het 957o betrouwbaarheidsinterval van de gehoorschade bij 6000 van 757o van de mannen ligt tussen 0 en I dB, van de 3,5Vo van de mannen tussen 0 en 6 dB en van 7Vo van de mannen tussen 4 en 10 dB. Bü het schatten van de prevalentie van gehoorschade door popmuziekactiviteiten onder de Nederlandse jongeren wordt de gehoorschade van de l5Vo met gehoorschade tussen 0 en I dB buiten beschouwing gelaten. In de discussie wordt op de betrouwbaarheidsintervallen teruggekomen.
5.2
Prevalentie gehoorschade bij Nederlandse jongeren
Er waren in 2000 3,437 rriljoen jongeren in Nederland met een leeftijd van 12 tot 30 jaar, 1,749 miljoen mannen en 1,688 miljoen vrouwen. Uit de analyse kon niet aangetoond worden dat vrouwen door het bezoeken van popconcerten, houseparty's of discotheken gehoorschade oplopen. Voor de mannen is er gehoorschade te verwachten bij de frequentie 6000 Hz door het bezoeken van popconcerten en houseparty's. Als we uitgaan van de verdeling van de gehoorschade bij de populatie uit fase 1, dan heeft 3,5Vo van de Nederlandse mannen, dat wil zeggen 61000 mannen, een gehoorschade brj 6000 Hz door de genoemde popmuziekactiviteiten van 3 dB (957o betrouwbaarheidsinterval 0-6 dB) en 17500 mannen van 7 dB (957o betrouwbaarheidsinterval 4 - 10 dB).
TNO-rapport I 2001.149
6
35t46
Discussie en conclusie Uit het rapport komt het beeld naar voren dat het met het gehoor en de gehoorschade door de beschouwde popmuziekactiviteiten nogal meevalt. In het volgende zullen we aspecten van dit resultaat bediscussiëren. Repr e s e ntativ it e it v an d e onde rzo eks re s ultaten De representativiteit van onderzoeksresultaten is een belangrijk onderzoeksaspect. In dit geval is de belangrijkste vraag of de verkregen resultaten geëxtrapoleerd mogen worden naar de populatie Nederlandsejongeren. De onderzochte groep van 415 proefpersonen bestaat uit 151 mannen en 264 vrouwen. Tijdens het onderzoek zijn alle proefpersonen woonachtig in de Randstad en 88Vo woont in Iæiden en omstreken. Dezelfde 887o is tijdens het onderzoek student en de overige proeþersonen zijn werkzaam bij één van de drie deelnemende bedrijven. Op de volgende twee aspecten wordt hierna ingegaan: de onderzoekspopulatie bestaat voor het grootst gedeelte uit studenten en de onderzoekspopulatie is alleen woonachtig
in de Randstad. De onderzochte groep omvat relatief weinig werkende jongeren Uit de analyse is gebleken dat de relatie tussen gehoorschade bij 6000 Hzen aantal popconcerten en houseparty's niet afhangt van studeren versus een baan. De relatieve gemiddelde gehoordrempel bij 6000 Hz van de werkende mannen ligt 2,6 dB lager (het gehoorverlies is 2,6 dB geringer) dan die van de studenten. Dit verschil is echter niet statistisch significant. Als het tffaargenomen verschil wel statistisch significant verschillend van 0 zou zijn geweest, zou hieruit volgen dat de gemiddelde gehoordrempel van de studenten bU 6000 Hz 2,6 dB hoger ligt dan die van de werkende jongeren, ongeacht het aantal bezoeken aan popconcerten en houseparty's. Het verschil zou in dat geval dan ook niet te wijten zijn aan het bezoeken van popconcerten en houseparty's en dus geen effect hebben op de schatting van de prevalentie van gehoorschade
door de activiteiten.
De onderzochte jongeren wonen thans in de Randstad. Misschien is het in andere delen van het land bij popconcerten, discotheken en houseparty's meer of minder lawaaiig dan in de Randstad. Dan zouden de in het onderzoek vastgestelde dosis-effectrelaties, waarbrj de dosis het totaal aantal van een popmuziekactjviteit is, voor die situaties inconect zijn omdat niet alleen het aantal activiteiten maar ook de gemiddelde geluidbelasting bij een activiteit van belang is voor de resulterende gehoorschade. Zekerheid over verschillen in de geluidbelasting in de popmuziekgelegenheden binnen en buiten de Randstad is er niet. Er zljn in Nederland op systematische wijze geen geluidmetingen venicht in discotheken en bij houseparty's, dus of er verschillen zijn in geluidbelasting door popmuziek in gelegenheden in de Randstad en er buiten is onbekend. Wel geeft een analyse van de gegevens over het gehoor van studenten enige indicatie. Immers, wat de studenten betreft is het niet onwaarschijnlijk dat ze vóór hun universitaire studie in het gehele land gewoond hebben. Dat levert de mogelijkheid om te onderzoeken of de bezoeken aan popconcerten en houseparty's vóór het begin van hun studietijd, eventueel buiten de Randstad, meer, minder of gelijke gehoorschade bij 6000 Hz veroorzaakt heeft. Om dat na te gaan hebben we bij de mannelijke studenten gekeken naar verschil in schadelijkherd van popmuziekactiviteiten vóór en vanaf de leeftijd waarbij de universitaire studie veelal begonnen wordt (18 jaar). Uit de analyse bleek dat niet aangetoond kon worden dat er een statistisch significant verschil in gehoorschade is opgetreden bij gelijke aantallen activiteiten (bezoek aan popconcerten, houseparty's en discotheken). Immers de uitkomst dat gehoorschade door een popconcert vóór de achttiende verjaardag 75Vo meer zot) zijn en door een houseparty 6Vo minder, bleek statistisch niet significant.
TNO-rapport 12001.149
B
36t46
etr ouw b aarhe ids int e rv alle n
gehoorschade bij Nederlandse jongeren is berekend met 957o betrouwbaarheidsintervallen die zijn afgeleid uit de spreiding in gehoorschade die bij de proefpersonen is geconstateerd. Deze spreiding is ons inziens het gevolg van: L Verschillen tussen proefpersonen in gevoeligheid voor het ontstaan van gehoorschade door popmuziek; 2. Verschillen tussen proefpersonen in hun gemiddelde geluidbelasting per activiteit; 3. Foutieve inschatting door de proefpersonen van het aantal popmuziekactiviteiten. Ad l. De in het onderzoek waargenomen spreiding in gehoorschade is minstens een factor 2 hoger dan is geconstateerd in het geval van beroepsmatige blootstelling die in dezelfde gemiddelde gehoorschade resulteert (zie ISO 1999). De oorzaken voor verschillen in
De prevalentie van
individuele gevoeligheid voor het ontstaan van gehoorschade door beroepsmatige blootstelling aan lawaai zijn in feite niet bekend (zie Passchier-Vermeer, 1993). Wellicht zijn er genetische en etnische oorzaken, maar ook kunnen de leeftijd waarop de geluidbelasting begint op te treden (in tegenstelling tot het bezoeken van popmuziekgelegenheden kan dat in het geval van beroepsmatige blootstelling vele jaren omvatten), voedingsgewoonten en rookgedrag van invloed zijn. Een factor die in het arbeidsmilieu ook een rol speelt is de aanwezigheid van ototoxische agentia, zoals oplosmiddelen. We achten het onwaarschijnlijk dat de bovengenoemde factoren het verschil in de waargenomen spreiding in gehoorschade door popmuziek en die door beroepsmatige blootstelling verklaren. Het is ons inziens veel waarschijnlijker dat het verschil in spreiding het gevolg is van verschillen in de gemiddelde geluidbelasting van de proefpersonen per activiteit ten opzichte van verschillen in de gemiddelde geluidbelasting van beroepsmatig blootgestelde personen. Immers, bij het bepalen van de dosis-effectrelaties in het geval van gehoorschade door lawaai op de arbeidsplaats is de dosis (aantal jaren werken in lawaai en het equivalente geluidniveau over een representatieve werkdag) van werknemers veelal betrouwbaar in kaart gebrachta. Ad 2. De ene proefpersoon bezoekt gelegenheden met hardere popmuziek en hogere geluidniveaus dan een andere proefpersoon. Ook zal een deel van de proefpersonen zich dichter btj de luidsprekers ophouden dan anderen. Daarom zal de ene proefpersoon bij een gelijk aantal activiteiten toch een hogere geluidbelasting hebben dan een andere. Dat zal hebben geresulteerd in de ten opzichte van lawaai op de arbeidsplaats extra spreiding in gehoorschade door popmuziek. Onbekend is of deze extra spreiding in geluidbelasting onder de jongeren in Nederland van gelijke orde van grootte of groter is dan onder de proefpersonen. Dat is in extreme situaties niet onwaarschijnlijk. Met het geven van 95Vo betrouwbaarheidsintervallen, hetgeen impliceert dat bij 2,5Vo van de betrokkenen een nog
grotere gehoorschade optreedt dan
de
waarde
van de
bovengrens
van
het
betrouwbaarheidsinterval, is deze onzekerheid voor een deel verdisconteerd. Ad3. Een foutieve inschatting van het aantal popmuziekactiviteiten hebben we getracht te minimaliseren door het zeer nauwkeurig navragen van de activiteitenpatronen. Niettemin zal niet elk antwoord volledig juist zrjn geweest en waarschijnlijk zullen er afwijkingen van het juiste aantal naar beneden en naar boven zijn opgetreden. Dit heeft een toename van de betrouwbaarheidsintervallen in de relaties gebaseerd op de gegevens van de proefpersonen teweeggebracht. Met deze toename zouden de betrouwbaarheidsintervallen moeten worden verkleind om de betrouwbaarheidintervallen te verkrijgen die representatief zijn voor de relatie tussen gehoorschade en het juiste aantal popmuziekactiviteiten. Anderszins moet ook verwacht worden dat de antwoorden van de respondenten uit de eerste fase niet altijd geheel juist zijn geweest. We achten het verantwoord om aan te nemen dat de 'fouten' in de eerste fase van gelijke grootte zrjn als de 'fouten' in de derde fase.
t
Een factor 2 in de toename van de spreiding in gehoorschade komt globaal overeen met een toename in de spreiding in de geluidbelasting van 3 tot 7 dB(A) (equivalente geluidniveau). De geschatre 100 dB(A) in het geval van popconcerten zou dus liggen tussen 93 en 107 dB(A)
TNO-rapport 12001.149
37146
De waargenomen gehoorschade door popmuziekactiviteiten Er is alleen bij 6000 Hz statistisch significante gehoorschade door popconcerten en houseparty's vastgesteld. Gehoorschade bij die frequentie is in de lijn van de verwachtingen. Gehoorschade door beroepsmatige blootstelling aan geluid is gelokaliseerd in het hogere frequentiegebied. Volgens het model uit ISO 1999 treedt de maximale gehoorschade op bij 4000 Hz en iets geringere gehoorschade bij 3000 en 6000 Hz. Uit de analyse in fase 2 van drt onderzoek over gehoorschade door popmuziek via hoofdtelefoons kwam reeds naar voren dat met betrekking tot deze geluidbelasting de maximale gehoorschade niet bij 4000 Hz, maar bij 6000 Hz optrad. Al sinds 1964 verschijnt er af en toe een publicatie over gehoorschade door lawaai op de arbeidsplaats, waarin er op wordt gewezen dat er ook beginnende lawaaidips zijn die hun maximum bU 6000 Hz hebben (Plomp, 1964).
Bij het bepalen van de omvang van de onderzoekspopulatie zijn we er van uitgegaan dat als er door een popmuziekactiviteit (bezoeken popconcerten, houseparty's, discotheken) in werkelijkheid een gehoorschade van 4 dB bij de meest belaste proefpersonen zou optreden, in 95 van de 100 gevallen een statistisch significant effect zou worden aangetoond. Dit heeft geresulteerd in een onderzoek met een omvang van 400 proefpersonen. Globaal impliceert dit dat niet verwacht mag worden dat in het onderzoek een statistisch significante relatie vast te stellen is als de gehoorschade bij de hoogstbelaste proefpersonen uit de onderzochte populatie kleiner is dan 4 dB. Als het aantal proefpersonen groter gekozen zou zijn, is het mogelijk dat relaties die nu niet statistisch significant zijn, dat met meer proefpersonen wel zouden zijn. Bijvoorbeeld, in het geval van discotheekbezoek is op basis van het significantieniveau van 0,06 van de regressiecoëfficiënt van de relatieve gemiddelde gehoordrempel bij 6000 Hz voor vrouwen geconcludeerd dat er geen statistisch significante relatie is tussen gehoorschade en aantal discotheekbezoeken (tabel 36). Wellicht zou met een groter aantal proefpersonen de relatie wel statistisch signrficant zijn.
Vergelijking uitkomsten voor mannen en vrouwen Eén van de opvallendste resultaten uit het onderzoek is dat op geen enkele wijze kon worden aangetoond dat er door bezoeken van popconcerten en houseparty's bU vrouwen gehoorschade bij 6000 Hz is ontstaan, hoewel dat wel het geval is voor mannen. Opmerkelijk
is ook dat in deze beide gevallen de richtingscoefficiënt (helling) van de regressielijn bij vrouwen een negatieve waarde heeft. Het zou in principe mogelijk kunnen zijn dat de mate van blootstelling bij de vrouwen zo gering is, dat daardoor in de analyses geen verband tussen gehoorschade en aantal activiteiten kan worden aangetoond (omdat door de geringe range van de onafhankelijke variabele de richtingscoëfficiënt van de regressielijn niet statistisch
significant van nul verschilt). Om dat na te gaan zijn
in de onderstaande
belastingsgegevens van de mannen en vrouwen met elkaar vergeleken.
tabel de
TNO-rapport I 2001.149
38t46
Vergelijking tussen de blootstellingsgegevens van mannen en vrouwen uit fase 3 van het onderzoek. Met betrekking tot het aantal maal luisteren naar popmuziek via hoofdteleþons is éên proefpersoon (met totaal 19000 maal luisteren met de volumeknop op een lage stand) buiten b e s chouw ing g elaten. Popconcerten discotheken houseparty's
diskjockey hoofdtelefoo
ns
totaal t.o.v. discotheken
totaal aantal maal uitvoeren van een popmuziekactiviteit Mannen, gemiddeld
23,9
40,9
5,9
14,4
t49,4
173,0
Vrouwen, gemiddeld
17,9
39,9
2,8
)<
84,3
111,6
Mannen, maxrmum
216
400
r20
350
2t00
1662
Vrouwen, maxtmum
480
500
197
100
500
I
559
totaal aantal jaren uitvoeren van een popmuziekactiviteit Mannen, gemiddeld
6,2
8,2
1,4
0,9
10,1
Vrouwen, gemiddeld
5.7
8,2
0,5
0,3
9,5
Mannen, maxrmum
l8
l3
10
8
l9
Vrouwen, maxtmum
20
18
7
l1
21
Hoewel het gemiddeld aantal maal en het totaal aantal jaren uitvoeren van een popmuziekactìviteit bij mannen voor elke activiteit hoger ligt dan bij vrouwen, zijn de verschillen voor popconcerten en discotheken niet groot. De maxima liggen bij de groep vrouwen zelfs hoger dan bij de groep mannen. Wel is er een duidelijk verschil in het geval van houseparty's. Het maximum aantal ligt bij vrouwen wel hoger maar de gemiddelden zijn meer dan een factor 2 ger\nger. Betrekken we echter in de beschouwing dat in de onderzochte groep het aantal vrouwen bijna een factor 2 hoger is dan het aantal mannen, dan is op basis van de aantallen popmuziekactiviteiten in het geheel niet te verklaren dat er bij mannen wel
is waargenomen en bij vrouwen niet. Een mogelijke verklaring is dat mannen luidruchtiger popconcerten en houseparty's bezoeken dan vrouwen. Omdat daarover geen informatie bestaat is er geen definitieve uitspraak mogelijk. De tweede, een statistisch significant verband
niet echt plausibele, reden ligt in de mogelijkheid van een tijdelijke gehoordrempelverschuiving bij mannen. Een dergelijke gehoordrempelverschuiving is een tijdelijke vermindering van de gehoorscherpte die toeneemt tüdens de blootstelling aan geluid van voldoende sterkte (bijvoorbeeld tijdens het rijden op een brommer of door zeer luide muziek in een auto) en na afloop van de geluidblootstelling weer verdwijnt. Het is mogelijk dat er een dergel¡ke tijdelijke gehoordrempelverschuiving tijdens de audiometrie van de mannelijke proefpersonen aanwezig was. Het is echter niet waarschijnlijk dat zojets samenhangt met het aantal popmuziekactiviteiten. Mogelijk zijn vrouwen (iets) minder gevoelig voor het ontstaan van gehoorschade door popmuziek dan mannen. De achterliggende oorzaak zou genetisch bepaald kunnen zijn of afhangen van de leefstijl, zoals roken en voeding. B e zo
eken v an disc otheken
Het tweede opvallende resultaat van het onderzoek is dat er noch bij de mannen noch bij de vrouwen gehoorschade bij welke frequentie dan ook door het bezoeken van discotheken kon worden aangetoond. Uit tabel 15 blijkt dat gezien de mate van bezoek van discotheken verwacht werd dat de gehoorschade door drscotheekbezoek ongeveer gelijk zou liggen aan de
TNO-rapport 12001.149
39t46
gehoorschade door popconcerten. Bij die schatting is er van uitgegaan dat het model over de relatie tussen gehoorschade en beroepsmatige blootstelling aan lawaai op de arbeidsplaats dat gegeven is in ISO 1999 ook toepasbaar is voor blootstelling aan popmuziek en dat de schatting van de expositiegegevens, wat gemiddelde hoogte van de geluidniveaus en gemiddelde duur van een activiteit betreft, correct is. tn bijlage C is op basis van een beperkt aantal literatuurverwijzingen geschat dat een proeþersoon gemiddeld tijdens een bezoek aan een discotheek blootstaat aan een equivalent geluidniveau van 100 dB(A) en dat de duur van een bezoek gemiddeld 3 uur is. Voor housepafy's en popconcerten is aangenomen dat in beide gevallen het equivalente geluidniveau gemiddeld 105 dB(A) is en de duur van een activiteit eveneens 3 uur. In bijlage C is becijferd dat als gemiddeld het equivalente geluidniveau in discotheken niet 100 maar 95 dB(A) zou zijn, het verklaard is dat uit het beschikbare materiaal geen statistisch significante relatie tussen aantal discotheekbezoeken en gehoorschade bij 6000 Hz is aangetoond. Fungeren als (assistent van een) diskjockey en spelen/zingen in een popgroep In fase 3 zijn er 35 mannen die bovengenoemde activiteiten hebben uitgevoerd, waarvan meer
dan de helft minder dan 10 maal. Dit ligt hoger dan op basis van de resultaten uit fase I verwacht werd. Twee van de proefpersonen behorend tot de vier proefpersonen met het hoogste aantal van deze activiteiten hebben tijdens deze activiteiten (vrijwel) altijd gehoorbeschermingsmiddelen gedragen. Zoals op voorhand reeds werd voorzien, is er daarmee in fase 3 niet voldoende informatie verzameld om over gehoorschade door het spelen
in een popgroep of het fungeren als diskjockey uitspraken te doen. Daarvoor is het nodig om proefpersonen op een meer gerichte wijze te selecteren.
Hoofdteleþons In fase 2 van het onderzoek is een onderzoeksgroep geselecteerd met een hoge belasting aan popmuziek via hoofdtelefoons. De in fase 3 onderzochte groep is niet speciaal geselecteerd op een hoge prevalentie van het luisteren naar popmuziek via hoofdtelefoons. In fase 2 zijn
relaties vastgesteld tussen geluidbelasting door popmuziek
via hoofdtelefoons en
gehoorschade. Die relaties zijn gebruikt om de prevalentie onder Nederlandse jongeren te schatten Die schatting wordt in dit rapport overgenomen.
Oorsuizingen
Net als in fase 2 van het onderzoek, kon ook in deze fase niet worden aangetoond dat het aantal maal oorsuizingen enige relatie heeft met de gehoordrempel. Ook heeft het aantal maal
oorsuizingen geen effect op de relatie tussen het aantal popmuziekactiviteiten en gehoorschade. Het is belangrijk dat op deze uitkomst bij voorlichtingscampagnes wordt gewezen. Enerzijds behoeven oorsuizingen in het individuele geval er niet op te wijzen dat er zich een gehoorschade aan het ontwikkelen is. Anderzijds mag een jongere ook niet het gevoel hebben dat de afwezigheid van oorsuizingen impliceef dat er voor hem of haar geen risico is op gehoorschade. Dit laat onverlet dat gemiddeld tijdens en na 5lVo van de bezoeken aan een houseparty de proefpersonen oorsuizingen hebben, na 2l7o van de popconcerten en na l4%o van de discotheekbezoeken. Dit is ook de volgorde waarin de popmuziekactiviteiten gehoorschade teweegbrengen.
De groep met een niet-schone gehooranamnese De onderzochte groep van 415 proefpersonen bestaat uit 151 mannen en264 vrouwen. Van
deze 415 proefpersonen heeft 7,0Vo (29 proeþersonen, 13 mannen (8,6Vo) en 16 vrouwen(6,lVo)) een niet-schone anarnnese. Uit de figuren 11 en 12 blijkt dat van een deel van deze jonge mensen het gehoorverlies aanzienhjk is. Uit de figuren mag niet geconcludeerd worden dat het gehoor van een deel van de groep met een niet-schone
TNO-rapport 12001.149
40/46
anamnese geen afwijkingen vertoont. Immers, de verdeling van de gehoordrempels wordt per frequentie bepaald en dus kan de ene proefpersoon in het laagfrequente gebied een grote afwijking en in het hogere frequentiegebied een vrijwel normaal gehoor hebben, terwijl voor een andere proefpersoon de gehoorverliezen juist alleen bij de hogere frequenties kunnen liggen en niet in het laagfrequente gebied. Het is niet uit te sluiten dat jongeren die onder behandeling stonden van een oorarts of audiologisch centrum of anderszins wisten dat zij een sterk afwijkend gehoor hadden, besloten hebben niet aan het onderzoek deel te nemen. In de tweede fase van het onderzoek behoorden, volgens dezelfde criteria, 11,lVo van de 405 onderzochte proefpersonen (45 proefpersonen, 3l mannen (ll,5%o) en 14 vrouwen(1},3Vo)) tot de groep met een niet-schone analnnese. In die fase van het onderzoek hebben (vrijwel) alle leerlingen uit de geselecteerde klassen aan het onderzoek deelgenomen. Daar is dus geen
sprake geweest van selectieve non-respons.
Het percentage proefpersonen in deze fase met een niet-schone anarnese is gering. Omdat er mogelijk sprake is geweest van een ondervertegenwoordiging van personen met een sterk afwijkend gehoor, achten we het niet verantwoord om op basis van dit resultaat uitspraken te doen over de gehoortoestand van de gehele Nederlandsejeugd in dezelfde leeftijdsgroep. S
electiev e non-re spons
Selectieve non-respons is vooral bij vragenlijstonderzoek naar 'subjectieve' effectvariabelen een belangrijke mogelijkheid van vertekening van de onderzoeksuitkomsten. Veelal vult van
de mensen die veel negatieve gevolgen ervaren van bijvoorbeeld een milieufactor, zoals geluid, geur en trillingen, een hoger percentage een vragenlijst in dan van degenen die van die milieufactor geen last hebben. Dat heeft dan tot gevolg dat dosis-effectrelaties door de selectieve non-respons meer effect te zien geven dan representatief is voor een doorsnee bevolkingsgroep. In dit onderzoek is deze vertekening van de dosis-effectrelaties door nonrespons, die een overschatting zou geven van gehoorschade, onwaarschijnlijk. Immers, de geringe gehoorschade door popmuziekactiviteiten bij slechts één frequentie (6000 Hz) zijn door de individuele proefpersonen hoogstwaarschijnlijk in het geheel niet opgemerkt. Daarvoor zou de gehoorschade veel groter hebben moeten zijn en zich ook tot lagere frequenties hebben moeten uitstrekken. Het is dus niet waarschijnlijk dat proefpersonen aan het onderzoek hebben deelgenomen, omdat ze dachten dat hun gehoor ernstig verslechterd was door popmuziekactiviteiten. Op basis van deze redenering is een overschatting van gehoorschade op basis van selectieve non-respons dus niet waarschijnlijk. De gehoordrempels van de referentiegroepen Zoals reeds in het rapport is vermeld bestaan de referentiegroepen uit mannen en vrouwen met een schone gehooranamnese die (vrijwel) geen popmuziekactiviteiten hebben uitgevoerd. Aan het meest strikte criterium (geen enkele popmuziekactiviteit) voldeed geen enkele proefpersoon. Op basis van het geringste ten opzichte van discotheekbezoek gewogen aantal popmuziekactiviteiten is een referentiegroep van 25 mannen en een referentiegroep van 25
vrouwen geselecteerd, waarbij
de
mannen aan
ten
hoogste
40
(gewogen)
popmuziekactiviteiten hebben deelgenomen en de vrouwen aan ten hoogste 16 (gewogen) popmuziekactiviteiten. Op basis van de in deze fase afgeleide relaties is de gehoorschade bij 6000 Hz van de referentiegroep mannen geschat. Voor de groep mannen is de gemiddelde gehoorschade bij 6000 Hz gelijk aan 0,3 dB (standaarddeviatie 0,14 dB). Als voor vrouwen dezelfde relatie zou gelden, dan zou de blootstelling geresulteerd hebben in gehoorschade bij 6000 Hz van 0,1 dB (standaarddeviatie 0,06 dB) en zou derhalve geheel te verwaarlozen zijn. De mediane gehoordrempels van de referentiegroepen zijn gemiddeld over de zeven beschouwde frequenties tussen 500 en 8000 Hz 4,7 dB voor mannen en 3,8 dB voor vrouwen (tabel 33). Daarbij zijn de mediane gehoordrempels bij de laagste drie frequenties groter dan die bij de drie hoogste frequenties (6,1 dB versus 2,1 dB). In ISO 7029 wordt uitgegaan van
TNO-rapport 12001.149
41146
een referentiegroep jonge mannen en vrouwen van 18 jaar. In het huidige onderzoek betreft
het iets oudere personen (gemiddeld 23 jaar). Uit ISO 7029 kan worden afgeleid dat de mediane gehoordrempels tussen 18 en 23 jaar met toenemende frequentie toenemen met 0, 1 tot 0,6 dB. Te samen met de gehoorschade door popmuziek bU 6000 Hz bij mannen van 0,3 dB impliceert dit dat de afwijkingen van de mediane gehoordrempels van 0 van de referentiegroepen in het hoogfrequente gebied vrijwel door beide oorzaken verklaard zijn en dat de mediane gehoordrempel in het laagfrequente gebied ruim 5 dB is. In fase 2 zljn met een ander type audiometer die voorzien was van andere hoofdtelefoons ook geringe afwijkingen van de mediane gehoordrempel van de referentiegroepen ten opzichte van het nulniveau van de audiometer vastgesteld. Het betrof toen referentiegroepen met een gemiddelde leeftijd van 16 jaar. Bij die groepen was er bij de laagste drie frequenties gemiddeld geen afwijking en bij de hoogste drie frequenties een gemiddelde afwijking van 2,5 dB. De in deze fase geconstateerde afwijking in het laagfrequente gebied bij deze iets
oudere groep
lijkt 'nieuw'.
Bekijken we de relatieve gemiddelde gehoordrempels van de
geselecteerde groep, dan kan geconstateerd worden dat de spreiding in de gehoordrempels vrijwel identiek is aan die van de ISO referentiegroepen van dezelfde leeftijd. Als er een eventuele achterliggende oorzaak is van de geconstateerde afwijking van ongeveer 5 dB in het laagfrequente gebied, dan geldt dat in gelijke mate voor alle geselecteerde proefpersonen en ook in gelijke mate voor mannen en vrouwen. Omdat er geen aannemelijke reden te bedenken is waarom in dit onderzoek de afwijking het gevolg zou kunnen zijn audiometrische aspecten, verdient het sterke aanbeveling om vast te stellen of een dergelijk verschijnsel ook en wellicht in versterkte mate optreedt bij oudere bevolkingsgroepen in Nederland en of daar een reden
voor gevonden kan worden. In dit opzicht is ook van belang het mogelijke gevolg van gehoorverlies in het lagere frequentiegebied op het verstaan van spraak, omdat een goed gehoor in het lagere frequentiegebied vooral bijdraagt aan een goede spraakverstaanvaardrgheid in lawaaiige omstandigheden. Kennis, appreciatie luide muziek en geluidniveaus in openbare popmuziekgelegenheden De laatste drie vragen uit de vragenlijst betroffen het kennisniveau van de proefpersonen, de
appreciatie van luide muziek en de wenselijkheid dat de overheid Ereîzen stelt aan de muziekniveaus in openbare gelegenheden. Hoewel er in dit opzicht niet gerefereerd kan worden aan resultaten van eerder onderzoek, zijn de resultaten met betrekking tot alle dne de vragen opmerkelijk: o niet minder dan driekwart van de proefpersonen geeft aan dat (te) luide muziek gehoorschade kan veroorzakeni . 68Vo van de proefpersonen is van mening dat popmuziek in gelegenheden zachter zou mogen zijn, ll%o vindt van soms wel en soms niet, terwijl 2l%o van mening is dat de muziek niet zachter, en zelfs nog harder, zou mogen zijn. Voor de werkende jongeren (51 in de onderzochte groep) zijn de verhoudingen 31138131 en voor de studerende jongeren (365 in de onderzochte groep) 7218120. Dit betekent dat er onder de studerende jongeren ruim twee maal zoveel jongeren zijn die de popmuziek zachter zouden willen hebben dan onder de werkende jongeren;
. wat betreft
overheidsmaatregelen
om aan het
geluidniveau
in
openbare
popmuziekgelegenheden grenzen te stellen wenst tweederde van de proefpersonen (66Vo) maatregelen, waarbij 36Vo van mening is dat maatregelen succes zouden hebben, 25Vo matig succes en 5Vo geen succes. Van de 34Vo van de proefpersonen die geen maatregelen wenst, betreft het 287a die van eventuele maatregelen geen succes verwachten en 6Vo dte wel succes verwachten. Hierbij is er een verschil tussen de studenten en de werknemers
van de bedrijven. Als we de groep indelen
in
overheidsmaatregelen, wenst overheidsmaatregelen) dan studenten 31169, en bij de werknemers 51149.
twee klassen (wenst geen is de verhouding bij de 365
TNO-rapport 12001.149
42t46
Relevant is in deze in welke mate de antwoorden representatief zijn voor de Nederlandse jongeren. In de oorspronkelijke opzet van het onderzoek zouden proefpersonen geworven zijn
met veel meer verschillende achtergronden dan gerealiseerd is in de uiteindelijke onderzoeksgroep. Dat zou met betrekking tot deze meningen de mogelijkheid geboden
hebben om diepgaander analyses uit te voeren dan de huidige onderzoeksgroep toelaat. De resultaten uit het huidige onderzoek zijn alleen indicatief voor de Nederlandse jongeren.
Alleen gericht nader onderzoek zou duidelijk kunnen maken in hoeverre de resultaten ook gelden voor een dwarsdoorsnede van de Nederlandsejongeren.
ntie g e ho ors c hade b ij N e de rlands e j ong e ren Van de bijna 3,5 miljoen jongeren in Nederland met een leeftijd van 12 tot 30 jaar heeft 3,5Eo van de mannen, dat wil zeggen 61000 mannen, een gehoorschade bij 6000 Hz door de het bezoeken van popconcerten en houseparty's van 3 dB (957o betrouwbaarheidsinterval 0-6 dB) en 17500 mannen van 7 dB (95Vo betrotwbaarheidsinterval 4 - 10 dB). Niet werd aangetoond dat door het bezoeken van discotheken gehoorschade ontstaat. In fase 2 van het onderzoek is geschat dat 260000 (6,5Vo) van de Nederlandse jongeren door popmuziek via hoofdtelefoons een gehoorschade bij 4000 en 6000 Hz van gemiddeld 3 dB heeft opgelopen en dat 15000 (0,4Vo) een tweezijdig hoogfrequent gehoorverlies van 30 dB of meer heeft dat mede is veroorzaakt door popmuziek via hoofdtelefoons. Deze uitkomsten geven aan dat bij de Nederlandsejongeren het risico op gehoorschade door popmuziek via hoofdtelefoons groter is dan het risico door popconcerten, discotheken en houseparty's. Immers, de gehoorschade door popmuziek via hoofdtelefoons betreft een groter percentage jongeren en de gehoorschade geldt de twee frequenties 4000 en 6000 Hz, terwijl voor popconcerten en houseparty's de gehoorschade beperkt is tot één frequentie (6000 Hz). P r ev al
e
ConcLusie
Gehoorschade door popmuziek tijdens concerten, in discotheken en bij houseparty's bij de Nederlandse jongeren is beperkt in grootte en prevalentie. Er is gehoorschade bij de meest
belaste groep mannen geconstateerd en deze schade neemt toe met toenemend aantal popmuziekactiviteiten. Met betrekking tot het behoud van een goed gehoor bij de Nederlandse jongeren is het dus zaak om hoge belastingen te voorkomen. Dit kan enerzijds bereikt worden door aan de maximale geluidniveaus in uitgaansgelegenheden (en op basis van fase 2 ook aan de maximale geluidniveaus onder hoofdtelefoons) een grens te stellen, anderzijds door de jongeren er middels voorlichting van te overtuigen dat er bij het bezoeken van de genoemde gelegenheden (en het luisteren naar popmuziek via hoofdtelefoons) risico is op gehoorschade en dat individuele preventieve maatregelen aan te raden zijn. In volgorde van schadelijkheid, staat het luisteren naar popmuziek via hoofdtelefoons bovenaan, gevolgd door het bezoeken van houseparty's, het bezoeken van popconcerten en onderaan komt het bezoeken van discotheken. Zoals op voorhand reeds werd voorzien, is in fase 3 niet voldoende informatie verzameld om over prevalentie van gehoorschade en gehoorschade bij jongeren door het spelen in een popgroep of het fungeren als diskjockey (of het assisteren bij deze activiteiten) uitspraken te doen. Als deze jongeren geen gebruik maken van persoonlijke gehoorbeschermingsmiddelen moet verwacht moet worden dat gehoorschade onder hen omvangrijk is omdat over het algemeen het aantal activiteiten aanzienlijk is. Om dat te onderzoeken is het nodig om proefpersonen op een meer gerichte wijze te selecteren. Uit de open vragen blijkt dat de onderzocht groep jongeren voor het merendeel popmuziek in openbare gelegenheden best wat zachter zou willen hebben en niet onwelwillend staat tegenover het invoeren door de overheid van een maximaal toelaatbaar geluidniveau bij popconcerten, in discotheken en bij houseparty's. Aanbevolen wordt om na te gaan of deze bij de onderzochte groep jongeren over het algemeen heersende opinies stroken met de meningen
TNO-rapport 12001.149
43t46
onder een representatieve steekproef van Nederlandse jongeren. Dit zou kunnen gebeuren door middel van een vragenlijstonderzoek of het meelopen met een omnibusenquête. De gehoorschade onder Nederlandse jongeren is gebaseerd op de blootstellingspatronen uit 1996 (hetjaar waarin de inventarisatie in fase 1 is verricht). Recente gegevens zouden kunnen worden verkregen met behulp van een nieuw inventarisatie-onderzoek, dat bijvoorbeeld een onderdeel zou kunnen vornen van een omnibus-enquête.
TNO-rapport 12001.149
44t46
Literatuur Axelsson A, Prasher D Tinnitus: A warning signal to teenagers attending discotheques? Noise and Health 1999;2,l-2 Axelsson, A. Leisure noise exposure in adolescents and young adults. J Sound and Vibr 1991 ; l5 I :
447 -453.
Axelsson, A. Recreational exposure to noise and its effects. Noise Control Eng. 1996; 44(3)
*** Axelsson, A. The Risk of Sensorineural Hearing Loss from Noisy Toys and Recreational Activities in Children and_Teenagers_._In Prote,ction Against Noise. Prasher D, Luxon, LM, Pyykko I (eds) Whun Publishers, London; 1998, pp 78-90 Baþlsgh W, Islng H. The effect of music in discotheques on hearing ability, Soz Pravenrivmed 1989;34(5):239-42 Boetcher FA, Henderson D, Gratton interactions. ACES 1989 (l): 15-21
MA et al., Recent
advances
in the understaning of
noise
Davis AC, Lovell EA, Smith PA, Ferguson MA. The contribution of social noise to tinnitus in young people
-
a
preliminary report. Noise and Health 1998;
Davis A, Smith P, Ferguson M. Hearing in young adults
-
l:
Are those with high levels of noise
exposure different? Presentation at PAN 97 Conference London.
***
40-46
April
1997.
Gezondheidsraad. Geluid en gezondheid. Den Haag: Gezondheidsraag, 1994. Rapporr.94/14.
*** INTERNATIONAL ORGANIZATION
-
Audiometric test methods - Part
audiometry. Geneve: ISO, 1989.
l:
FOR STANDARDIZATION. ISO 8251-1. Acoustics basic pure tone air and bone conduction threshold
*x* INTERNATIONAL ORGANIZATION FOR STANDARDIZATION. ISO 1999. Acoustics Determination of occupationaì noise exposure and estimation of noise-induced impairment. Geneve: ISO, 1990. *'<*{' INTERNATIONAL ORGANIZATION FOR STANDARDIZATION. ISO 7029. Acoustics Statistical distribution of hearing thresholds as a function of age. Geneve: ISO, 1999.
-
*x* Jaroszewski A, Fidecki T, Rogowski P. Sound pressure level distribution in 10 Warsaw discotheques and TTS2 in attendants and performers. Budapest, 1997 Inter-noise 97 I 163-6. ***
.Meyer-Bisch C. Epidemiological evaluation of hearing damage related to strongly amplified - high-definition audiomêtric iurvey
music_(personal cassette.playgr_s, discotheques, rock concerts) on 1364 subjects. Audiology 1996 May-Jun;35(3):121-42
Passchier-Vermeer'W. De invloed van popmuziek op de gehoorscherpte van jonge luisteraars.
Delfr: IMG-TNO, 1976. Rapporr B 350.
Passchier-Vermeer'W. Populaire muziek: Luistergewoonten bij een steekproef uit de Nederlandse bevolking. Delft: IMG-TNO, 1979. Rapport 8424. Passchier-Vermeer W. Popmuziek. Blijvende gehoorschade door expositie aan popmuziek? Een afdoend anrwoord. Delfr: IMG-TNO, 198 I . Rapport 847 1 . Passchier-Vermeer W. Popmuziek en gehoorschade. Geluid en Omgeving 1982;2:92-i.
*** PasSchier-Vermeer W. Het gehoor van jongeren en blootstelling aan geluid. Leiden: NIPGTNO, 1989. Rapport 89007. Ook: 's Gravenhage: Gezondheidsraad, 1989. Rapporr ABg/4. Passchier-Vermeer W. Het gekrakeel rond de walkman. Geluid 1992;3:100-6.
t<*(* Passchier-Vermeer W. Geluid en Gezondheid: achtergrondstudie. Den
Gezondheidsraad, 1993. Publikatie nr A93 /02.
Haag:
Passchier-Vermeer'W. Noise and Health: review. Den Haag: Gezondheidsraad, 1993. Publication
no A93|O2E.
TNO-rapport |.2001.149
45t46
x*<* p¿ssçþisr-Vermeer 'W. Noise-induced hearing loss from daily occupational noise exposure: extrapolations to other exposure patterns and other populations. In: Vallet M, ed. Proceedings 6th International Congress on Noise as a Public Heal:h. Volume 3. Nice: INRETS, 1993:99-105.
*** Passchier-Vermeer W, Vos H. Popmuziek: landelijke inventarisatie expositiepatronen. Leiden: TNO-PG, 1997a. Rapport 97.001. *'<** Passchier-Vermeer W, Vos H. Popmusic: Exposure patterns in the Netherlands. Leiden: TNOPG, 1997b. Report 97.003.
*r'* Passchier-Vermeer W, Vos H, Steenbekkers JHM. De relatie tussen popmuziek via hoofdtelefoons en gehoorverlies bij jongeren. Analyse van gegevens. Leiden: TNO-PG, 1998a. Rapport 98.016
***
Passchier-Vermeer
W,
Steenbekkers JHM,
Vos H. Popmuziek via hoofdtelefoons
gehoorverlies bij jongeren. Leiden: TNO-PG, 1998b. Rapport 98.035
en
*** Passchier-Vermeer W, Vos H, Steenbekkers JHM. Popmusic through headphones and hearing loss. Leiden: TNO-PG, 1998c. Rapport 98.036 Smith PA, Davis AC. Social noise and hearing loss. Lancet 1999;353 (9159)
***
Tenner HP, St¡uwe V, Spreng M, Stange G et al, Gehörschãden durch Freizeitlåirm. HNO
1999: 47:236-48.
TNO-rapport 12001 149
Bijlage
A. Tabellen
Persoonsgegevens Tabel
I
Leefiijdsverdeling van de proefpersonen, ingedeeld naar
al dan niet een schone
anamnese en naar geslacht (gemiddelde leeftijd proefpersonen met schone anamnese 23,4 jaar, met een niet-schone anamnese eveneens 23,4 jaar).
leeftijd
niet-schone anarnese
schoneanamnese
ln JAren man 19
vrouw
totaal
I
I
totaal
20
I
5
6
21
12
35
4'l
22
22
69
91
23
l5
52
67
24
30
41
71
2
4
25
30
16
46
4
I
2
3
1
5
6
J
4
7
26
20
l8
38
27
8
l1
t9
2
totaal
138
248
386
13
6
4 I
1
2 16
29
Tabel2 Leeftijdsverdeling van de proefpersonen, ingedeeld naar geslacht (gemiddelde Ieeftiid van de mannen is 24,0 iaar, van de vrouwen 23,0 iaar). leeftijd
in
procentueel
aantal
Jaren
man 19
vrouw
totaal
I
I
man
vrouw
totaal
0,4
n?
20
I
5
6
0,7
2,0
1,6
2t
l3
37
50
8,7
14,1
12,2
22
23
74
97
r
5,9
27,8
23,6
23
l8
56
74
10,9
21,0
17,4
24
32
45
77
21,7
16,5
18,4
25
34
t6
50
2L,7
6,5
1
26
20
19
39
14,5
7,3
9,8
2'7
10
ll
21
5,8
4,4
4,9
totaâl
151
264
415
100
100
r00
r,9
TNO-rapport 12001.149
Bijlage
Tabel 3 Leeftijdsverdeling van de (voor analyse ten behoeve p ro elp e rs onen, in g e d e e ld naar g e s lacht. leeftijd
in
aantal
van relaties) geselecteerde
procentueel
JAren
man
vrouw I
I
20
1
5
ó
0,7
21
t2
35
47
8,7
14,1
12,2
22
22
69
91
15,9
27,8
23,6
23
l5
52
67
10,9
2t,0
t7,4
24
30
4l
7l
21,7
16,5
18,4
25
30
46
21,7
6,5
26
20
l6 l8
38
14,5
27
8
11
l9
5,8
4,4
4,9
totâal
138
248
386
100
100
100
l9
totaal
man
vrouw
totaal
0,4
0,3
2,0
1,6
Tabel 4 Leefsituatie van de proefpersonen, ingedeeld naar geslacht vrag enlij sten niet ing evuld ).
ìeefsituatie
aantal
I 1,9 9,8
(bij deze vraag zijn vier
procentueel
man
vrouw
totaal
man
vrouw
bij ouders
26
34
60
17,4
r
3,0
14,6
alleenstaand
90
125
2t5
60,4
47,7
52,3
gehuwd of
2t
58
79
14,1
22,1
t9,2
anders
t2
45
57
8,1
t't,2
13,9
totaal
149
262
411
100
100
100
Totaal
samenwonen d
Gegevens over het gehoor Tabel 5 Bezoek huisarts in verband met oorpijn, proefpersonen ingedeeld naar schone anamnese.
anarnnese schoon niet
schoon
totaal
bezoek huisarts voor oorpijn
zo
ja, aantal maal
minder dan
nee
Ja
244
l4l
5
24 (83Vo)
249
165
(37Vo)
keer 75 l0 85
al dan niet-
3
3
- l0
keer
47 5 52
meer dan I 0 keer 19 (sEo)
9 (31Vo) 28
Tabel 6 Bezoek specialist, audiologisch centrum of ziekenhuis in verband met klachten over het gehoor. bezoek specialist etc.
anamnese nee
Ja
zo
ja, aantal maal
minderdan3 3-l0keer keer
schoon 362 niet schoon I totaal 363
23 (6Eo) 28 (97Vo) 51
16 92 259
7
meer dan keer (0Eo)
l'7 (59Vo) 17
l0
TNO-rapport 12001.149
Tabel 7
Bijlage
Mate van verstaan van proelpersonen, ingedeeld naar al dan niet een
schone
anamnese. Aantallen.
anaÍ[rese schoon niet
schoon
totaal Tabel 8
mate van verstaan van spraak a
b
c
d
weet niet
totaal
55
250
68
10
2
385
2
l0
l3
4
29
57
260
81
t4
414
Mate van verstaan van proefpersonen, ingedeeld naar al dan niet een anamne s e.
P erc enta g
anatnnese
e
schone
s.
mate van verstaan van spraak b
a
c
d
weet
0,5
schoon
14,3
64,9
17,7
2,6
niet schoon
6,9
34,5
44,8
13,8
totaal
13,8
62,8
19,6
3,4
niet
totaal 100 100
0,5
100
Gegevens oYer popmuziek Tabel 9 Totaal aantal activiteiten van de gehele groep proeþersonen. AIs het maximum van
19000 maal luisteren naar popmuziek via hoofdteleþons niet wordt meegenomen, wordt het maximum 2100 en het semiddelde 108. totaal
aantal
popconcerten
aantal maal discotheken
totaal aantal maal houseparty's
totaal aantal maal diskjockey
totaal
totaal aantal maal
hoofdtelefoons
gemiddeld
20,6
39,7
4,1
6,3
1
mtnlmum
0
0
0
0
0
53,1
l0
I
'7
0
0
5
20
2
l2
0
0
12
30
4
18
0
0
20
40
6
26
0
0
30
50
7
26
0
0
46
60
9
26
0
0
75
70
l5
35
0
0
10'7
80
29
47
2
0
210
90
50
76
12
6
290
95
90
t0'l
t2
27
290
maxtmum
480
500
197
350
19000
aantal
415
4t5
415
415
415
TNO-rapport 12001.149
Tabel
l0
Bijlage
Totaal aantal activiteiten van proefpersonen met een schone anamnese. AIs het maximum van 19000 maal luisteren naar popmuziek via hoofdtelefoons niet wordt mee wordt het maximum 2100 en het gemiddelde 106.
aantal
popconcerten
totaal aantal totaal aantal totaal aantal maal maal mad discotheken houseparty's diskjockey
gemiddeld
20,1
40,3
3,9
6,8
154,5
mtnlmum
totaal
totaal aantal maal
hoofdtelefoons
0
0
0
0
0
10
1
7
0
0
4
20
2
t2
0
0
t2
30
J
t8
0
0
20
40
5
26
0
0
30
50
7
26
0
0
45
60
9
26
0
0
70
70
t4
35
0
0
100
80
26
48
2
0
199
90
49
76
t2
6,6
290
95
89
109
t2
29
290
maxlmum
480
500
197
350
I
aantal
386
386
386
386
386
Tabel
11
Totaal aantal jaren dat een popmuziekactiviteit
is
9000
uitgevoerd door olle
proefpersonen.
jaren
jaren
popconcerten discotheken
aantal jaren houseparty's
aantal jaren jockey
aantal jaren
gemiddeld
6,0
8,2
0,9
0,5
9,8
mtnlmum
0
0
0
0
0
l0
0
5
0
0
)
20
2
6
0
0
6
aantal
aantal
hoofdtelefoons
30
4
7
0
0
8
40
5
8
0
0
9
50
6
8
0
0
l0
60
7
9
0
0
12
70
8
9
0
0
13
80
9
10
l
0
t4
90
il
ll
4
2
15
95
13
13
6
5
17
maxlmum
20
l8
t0
lt
2l
aantal
396
384
405
415
38'7
TNO-rapport 12001.149
Tabel
12
Bijlage
Totaal aantal iaren dat een popmuziekactiviteit is uitgevoerd door
proefpersonen met een schone anamnese.
aantaljaren aantaljaren aantaljaren aantaljaren jockey
aantaljaren hoofdtelefoons
gemiddeld
5,9
8,2
0,8
0,6
9;7
mlntmum
0
0
0
0
0
10
0
5
0
0
I
20
2
6
0
0
6
30
3
7
0
0
8
40
5
I
0
0
9
50
6
8
0
0
l0
60
7
9
0
0
t2
70
8
9
0
0
t3
80
9
l0
1
0
14
90
1l
1l
3
2
15
95
l3
t2
5
5
17
maxlmum
20
l8
l0
ll
21
aantal
370
356
376
386
360
popconcerten discotheken houseparty's
Tabel
13
Gemiddeld aantal malen per jaar popmuziekactiviteit voor alle proefpersonen. Als het maximum van I I l8 maal luisteren met hoofdteleþons wordt weggelaten wordt het nieuwe maximum 300. popconcerten discotheken houseparty's diskjockey hoofdtelefoons
gemiddeld
minimum
r0 20 30 40 50 602 702 803
2,7
5,0
1,0
1,6
15,6
0
0
0
0
0
0
1
0
0
1
1
2
0
0
I
I
2
0
0
2
I
3
0
0
5
1
3
0
0
4
4
0
0
6
5
0
0
9
6
I
0
t4
9
J
2
24
90
7
95
l1
14
6
8
31
maximum M
63
33
88
I 118
aantal
384
405
412
387
393
TNO-rapport 12001.149
Tabel 14
Bijlage
Gemiddeld qantal malen per jaar popmuzieknctiviteit voor proefpersonen met schone enamnese. AIs het maximum vqn lIlSmaal luisteren met hoofdteleþons wordt weggelaten wordt heÍ nieuwe maximum 300.
popconcerten discotheken houseparty's
diskjockey
hoofdtelefoons
gemiddeld
a1
5,1
0,9
1,7
15,9
mtnlmum
0
0
0
0
0
l0
0
1
0
0
I
20
I
2
0
0
1
30
I
2
0
0
2
40
1
J
0
0
3
50
I
3
0
0
4
60
2
4
0
0
6
70
2
5
0
0
8
80
J
6
I
0
13
90
6
9
2
3
24
95
ll
l5
6
8
32
maxlmum
M
63
33
88
I I 18
aantal
367
356
376
384
360
Tabel
I5
Te verwachten gehoorverlies door een popmuziekactiviteit, als model uit ISO I999.iuist is. Gegevens over 4000 Hz. Geselecteerde groe7 proefpersonen. popconcerten discotheken houseparty's diskjockey hoofdtelefoons
gemiddeld
1,0
1,2
0,2
0,3
0,0
mlnlmum
0
0
0
0
0
l0
0,0
0,2
0
0
0
20
0,1
0,4
0
0
0
30
0,2
0,6
0
0
0
40
0,3
0,9
0
0
0
50
0,4
0,9
0
0
0
60
0,5
0,9
0
0
0
70
0,8
1,2
0
0
0
80
t,4
1,6
0,1
0,0
0
90
2,5
2,4
0,6
0,3
0
95
4,2
?1
0,6
1,4
0,0
maxlmum
14,8
9,9
'7,6
11,4
1,2
aantal
367
356
376
384
360
TNO-rapport 12001.149
Tabel 16
Bijlage
Geschat totaal aantal popmuziekactiviteiten ten opzichte van discotheekbezoek voor de groep geselecteerde proefpersonen en daaruit geschatte gehoorschade door popmuziek bii 4000 Hz. totaal aantal activiteiten in gehele
leven
geschatte gehoorschade door popmuziek
bij 4000 Hz (in dB) gemiddeld
134
3
rninimum
1
0
l0
l8
1
20
32
I
30
42
I
40
52
2
50
68
2
60
87
3
70
t20
4
80
167
5
90
329
8
95
528
l0
maxlmum
1662
18
aantal
354
354
Tabel 17
Aqntal maal oorsuizingen in het laaîste jaar vóór onderzoek en in het gehele leven tijdens en na afloop van een popmuziekactiviteit. aantal maal in afgelopenjaar
aantal maal in gehele leven
gemiddeld
7,6
59,0
mrnlmum
0
0
t0
0
4
20
I
8
30
2
l0
40
2
l8
50
3
20
ó0
4
30
70
6
40
80
t0
68
90
20
150
95
36
250
maxlmum
96
800
aantal
372
362
TNO-rapport 12001.149
Tabel
18
Biìlage
Oorsuizingen in het afgelopen jaar bij de proefpersonen die dat bepaalde popmuziekactiviteit hebben deelgenomen.
activiteit
aantal proefpersonen
percentage
jaar aan
proefpersonen
een percentage per
activiteit popconcert
discotheek
niet wel
niet wel
houseparty
nlet
vrouw
totaal
50
5t
l0l
5l
48
83
131
49
98
134
232
100
50
46
96
4t
21
28 72
man
totaal
44 56
72
178
250
59
'19
122
224
346
100
100
100
10
7
t7
50
47
49
r0
8
18
50
53
5l
15
35
100
r00
100
niet
6
8
t4
38
73
52
wel
l0
3
13
63
27
48
l6
l1
27
100
100
100
68
t22
190
89
93
92
8
9
17
t1
7
8
'76
131
207
100
100
100
hoofdtelefoons niet wel
21
100
20
wel
diskjockey
vrouw 38 62 100
man
l4
51
30
05
TNO-rapport 12001.149
Tabel
19
Bijlage
Gebruik
'npsmiddelen. gehoorbeschermers
aantallen
geslacht
ooit
man 81
vrouw 91
385
199t2 100
100
100
6
13
t4
t4
man
vrouw
totaal
niet
112
225
337
wel
26
22
48
138
247
3
J
gebruikt
popconcert
(bijna) alrijd helft
5
3
I
2
kwart I bijna nooit l9 discotheek
(bijna)
t4
JJ
23
21
44
I
1
2
altijd
helfr I kwart 2 bijna nooit 16 20
houseparty
(bUna)
I
2
2
4
l0
26
14
34
3
3
altijd helft
1
I
kwart
I
1
5
4
9
8
6
t4
3
I
4
1
I
2
I
J
8
6
l4
13
9
22
bijna
diskjockey
nooit
(b¡na) altijd helft
kwart bijna
nooit
percentages geslacht totaal 88
147 455 83 100 576
67 100
576 10 80 100 38
14 7t 100
75 100
12
76 100
2l
63 100 23
177 177 67 100 ll
15 62 100
il5 11 67 100
64 100
t8
14
64 100
TNO-rapport I 2001.149
Bijlage
20
Gegevens over het dragen van gehoorbeschermingsmiddelen tijdens popmuziekactiviteiten en het aantal van deze activiteiten die in het gehele leven ziin uitgevoerd van degenen die gehoorbeschermers gebruikten. In de tweede tot en met vijfde kolom de codering van het dragen van gehoorbeschermers (l= (bijna) altijd, 2 - helft van de gevallen, 3 = la,vart van de gevallen, 4 = bijna nooit) man=l popcon disco- house diskjoc totaal aantal aantal aantal aantal aantal popcon disco- bezoeken malen vrouw=2 certen theken party's key activi- certen theekbezoe houseparty's diskjoc Tabel
k"y
4
546
4
74
4
112
4
544
2
98
48 28 185 80 722 13 57 726 18 726 210 98 636 547 746 60 040 124 726 '71 l0 226 100 330 26 92 t9
4
74
))1
4
156
4
234
I
69
4
236
4
87
4
665
4
67
4
186
4
115
4
697
4
263 48
4
177
4
981
4
48
ll0
J 2
50
I
7t2 366 238 63
4
163
4
277
4
42
4
4
4
I
I
I
108
4
4
4
338
4
4
4
49
I
528
32
4
I
3
125
2
830
506
40 '7 553 69 24 165 726 209 277 250
32
0
0
26
0
0
28
5
27
10
0
0
1
0
104
12
0
84
0
270
0
0
2
0
0
0
48
35
0
5
58
0
0
77
0
12
0
0
0
35
3
0
0
0
43
5
30
12
76
n
l0 l4
12
85
0
2
0
0
2
53
12
0
30
0
0
42
0
82
37
0
0
0
t5
16
3
0
44
n
63
0
0
t8
0
0
12
0
0
124
a
5
5
2
22
39
10
303
12
0
0
0
TNO-rapport 12001.149
Bijlage
2
4
50
l0
l8
0
0
I
I
44
7
20
0
0
I
4
I
180
48
26
0
0
4
52
7
26
I
0
84
0
270
I
4
4
824
7
I
4
4
338
7T
71
0
l6
1
4
3
70
J
26
12
0
1
4
4
5M
90
43
0
80
1
4
4
r50
40
l0
J
0
1
4
1662
2t6
40
3
350
Audiometrische gegevens Tabel
21
Gehoordrempels aan het rechteroor van de gehele groep proe.fpersonen. gehoordrem gehoordrem gehoordrem gehoordrem gehoordrem gehoordrem gehoordrem Hz pel 1000 pel 2000 pel 3000 pel 4000 pel 6000 pel 8000
pel 500
rechts
Hz
I
2
3
3,6
4
4,6
5
maximum
40
63,5
6l
94,5
93
93
74,5
95%
))5
18,5
21
19,5
20,25
rs
13,5
t6
19,5
13
l8 l3
24,5
90%
6
4,5
3
_)
4,5
I
-0,5
a 1
nummer
rechts
Hz
rechts
Hz
rechts
Hz
rechts
Hz
rechts
Hz rechts
frequentie
5OVo 10% 5Vo
10
15
0
-l,5
0
-1,5
I
-0,5
minimum
-5
-11,5
-9
-5,5
1
-12
19,5
-
10,5
-12
-r 0,5
-12
-r0,5
gehoordrem gehoordrem gehoordrem gehoordrem gehoordrem gehoordrem gehoordrem pel 500 links
nummer
Hz
pel 1000 Hz links
pel Hz
2000 links
4000 links
pel 3000 Hz links
pel Hz
pel 6000 Hz links
3,6
4
4,6
pel 8000 Hz links
I
2
maximum
60
60,5
75
93
89,5
93
69
95Vo
20
15,5
20
t8
19,5
18
24
frequentie
9OVo
l5
1
15
l3
14,5
13
14
50Vo
5
5,5
5
3
4,5
3
-1
llVo
0
-4,5
0
_')
-5,5
a
5,5
5Vo
0
-4,5
-5
minimum
-10
-q5
-10
-12
1
-l
I
-r 0,5
-12
-11
10.5
-12
-l
-
I
TNO-rapport 12001.149
Tabel23
Bijlage
Gemiddelde
van de
gehoordrem pels 500 Hz
rsonen.
gehoordrem pels 1000
gehoordrem pels 2000
Hz
Hz
Hz
1
2
3
3,6
maxlmum
45
59,5
60,5
95Vo
20
14,5
18
9ÙVo
r't,5
12
50Vo
7,5
l07o
gehoordrem gehoordrem gehoordrem gehoordem pels
3000
pels
Hz
4000
pels 6000
pels 8000
Hz
Hz
4
4,6
5
93,75
9t,25
93
69,25
16,25
18,25
18
21,75
15,5
13,7 5
13,7 5
l3
14,25
4,5
5,5
6,25
3,75
0,5
|,75
0
-0,5
0,5
-1,25
-3,75
a
-8,25
5Vo
0
-J
a
-t,25
-6,25
-9,5
-
10,75
mlnrmum
-5
-8
-6,25
-11,25
-12
-
10,75
nummer frequentie
TabeL
24
-9,5
Gehoordrempels aan het rechteroor van de proelpersonen met een schone anamnese. gehoordrem gehoordrem gehoordrem gehoordrem gehoordrem gehoordrem gehoordrem
pel 500 Hz rechts
pel pel pel pel pel pet 8000 Hz rechts Hz rechts Hz rechts Hz rechts Hz rechts Hz rechts
1
2
maxlmum
25
35,5
95Vo
20
15,5
nummer frequentie
1000
2000
3000
4
4,6
5
30
23
49,5
33
49
t5
19,5
l8
19
14,5
13
14
4,5
3
-t
9ÙVo
r5
10,5
l5
50Vo
5
55
5
3
ljVo
0
mtnlmum
Tabel
25
-10
6000
3,6
l8 l3
5Vo
4000
-4,5
0
-)
-55
-7
-t
-4,5
-5
-7
-
10,5
-12
-t
I
-9,5
-10
-12
-
10,5
-12
-l
I
I
Gehoordrempels aan het linkeroor van de groep proefpersonen met een schone anamnese. gehoordrem gehoordrem gehoordrem
gehoordrem gehoordrem gehoordrem gehoordrem
pel 500
pel 2000 Hz links
pel Hz
3
3,6
links nummer frequentie
Hz
pel Hz
1
2
1000 links
3000 links
pel 4000 Hz links
pel Hz
6000 links
pel 8000 Hz links
4,6
5
maxlmum
25
3
8,5
36
39,5
38
48
49,5
95%
20
1
8,5
21
19,5
24,5
r5
13,5
l6
14,5
l8 l3
l8
90%
13
19,5
50Vo
5
3,5
6
4,5
a
-0,5
ljVo
0
-1,5
I
-0,5
1
-8,5
-10,5
5Vo
0
-l,5
I
-0,5
1
-12
-r0,5
mlnlmum
-5
-ll,5
-9
-5,5
-12
-10,5
3
-12
TNO-rapport 12001.149
Tabel
26
Bijlage
Gemiddeld verschil
in gehoordrempel aan het linker- en rechteroor van
geselecteerde groep mannen en vrouwen (dhl = HL(rechts)
-HL(links))
DHLOsOO DHL1OOO DHL2OOO DHL3OOO DHL4OOO DHL6OOO
DHLsOOO
alle
'))
3,9
2,4
2,6
-
-0,6
1,6
mannen
1<
3,9
2,8
2,1
-)1
-2,4
3,0
vrouwen
2.0
3,8
2,3
2,9
-1,0
0,5
0,9
Tabel
27
de
1,6
Gehoordrempels aan het rechteroor van de proeþersonen met een niet-schone anamnese. gehoordrem gehoordrem gehoordrem pel 500 Hz pel 1000 pel 2000
gehoordrem gehoordrem Gehoordre gehoordrem
3000
4000
mpel 6000 pel 8000 Hz rechts Hz rechts
Hz rechts
pel pel Hz rechts Hz
2
3
3,6
40
63,5
61
94,5
95Vo
40
6l
55
84
9ÙVo
36
28,5
38
64,5
64
64,5
64,5
3,5
t6
9,5
8
8
9,5
)\
rechts
Hz
nummer frequentie
I
maxlmum
rechts
rechts
4,6
5
93
93
74,5
84
86,25
70,5
5ÙVo
l5
1
lÙVo
5
3,5
6
4,5
-7
-1,5
5Vo
-l
-1,5
6
4,5
a
-,']
4,5
a
1
-55 -55
runlmum
Tabel
28
-5
- 1,5
6
Gehoordrempels aan het linkeroor van de groep proefpersonen met een nietschone anamnese. gehoordrem gehoordrem gehoordrem pel 500
links
Hz
pel Hz
1000 links
pel 2000
gehoordrem gehoordrem gehoordrem gehoordrem
Hz links
pel Hz
3000 links
pel Hz
4000 links
pel Hz
6000 links
pel 8000 Hz links
nummer frequentie
I
2
3
3,6
4
4,6
5
maxtmum
60
60,5
75
93
89,5
93
69
95Vo
555
58,25
72
83
8l ,5
79,5
69
9ÙVo
45,5
42
62
64
6l,5
58,s
66
5ÙVo
15
10,5
l5
8
14,5
l3
9
lQVo
4,5
55
0
-)
-0,5
_1
-1
5Vo
0
a 1<
0
a
-0,5
a
-1
ITUnlmum
0
0,5
0
a
-0,5
a
-l
TNO-rapport 12001.149
Bijlage
Tabel29 Gemiddelde
ls van de
mannen.
gehoordrem gehoordrem pels 500 Hz pels 1000 Hz
gehoordrem pels 2000
Hz
gehoordrem gehoordrem gehoordrem gehoordrem pels 4000 pels pels 8000 Hz Hz Hz
nummer frequentie
I
2
3
3,6
4
4,6
5
95Vo
20
14,5
l8
18,75
18,75
t<<
19,25
90Vo
t't,5
14
15,5
16,25
16,25
14
16,75
50Vo
7,5
4,5
8
6,25
3,75
0,5
4,2s
lOVo
0
-0,5
0,5
0,25
-? 7q
-8
-5,75
5Vo
0
-3
0,5
-t,25
-3,75
-9,5
-8,25
Tabel
30
pels 3000
Hz
6000
Gemiddelde gehoordrempels van de gehele groep vrouwen. gehoordrem gehoordrem gehoordrem gehoordrem gehoordrem gehoordrem gehoordrem Hz pels 1000 pels 2000 pels 3000 pels 4000 pels 6000 pels 8000
pels 500
Hz
Hz
Hz
Hz
Hz
Hz
nummer frequentie
I
2
J
3,6
4
4,6
5
95Vo
20
17
18
16,25
16,25
15,5
1)
9ÙVo
17,5
12
15,5
13,75
13,75
l2
14,25
4,5
5,5
3,75
3,75
0,5
1,75
-0,5
0,5
-t,25
-6,25
1
-3
_)
-3,75
-8,75
-7
5jVo 1ÙVo 5Vo
't\ ,< 0
Tabel3l Mediane waarde van de
gemiddelde gehoordrempels
1<
-8,25 -
10,75
(in dB) van de
referentiegroep mannen en de referenlieproep vrouwen. 500 Hz
1000
Hz
2000
Hz
nummef frequentie
3000
Hz
4000 Hz
6000
3,6
Hz
8000 Hz
4.6
mannen
5,0
6,0
6,8
6,3
3,9
0,5
4,5
vrouwen
7,5
6,0
5,5
3,8
3,8
0,5
-0,8
gehoordrem gehoordrem gehoordrem gehoordrem gehoordrem gehoordrem gehoordrem pels 500 Hz pels 1000 pels 2000 pels 3000 pels 4000 pels 6000 pels 8000
Hz
Hz
Hz
Hz
Hz
Hz
3
3,6
4
4,6
5
1
25
15
nummer lrequentie
I
2
95Vo
15
l0
9jVa
l0
5OVo
0
lÙVa
-5
5Va
-5
0
-'1
\
I 1,3
10,8
6,25
?<
l0
12,5
12,5
0
0
0
0
0
-6,3
-1
5
-7,5
-10
-t0
-6,4
-75
-7,5
-10
-12,5
3,1
TNO-rapport l2O0l.l49
Tabel
33
Bijlage
Relatieve gemiddelde gehoordrempel (in dB) van de geselecteerde groep vrouwen. gehoordrem gehoordrem gehoordrem gehoordrem gehoordrem gehoordrem gehoordrem pels 500 Hz pels 1000 pels 2000 pels 3000 pels 4000 pels 6000 pels 8000
Hz
Hz
Hz
Hz
Hz
Hz
1
2
J
3,6
4
4,6
5
9SVo
10
10
12,5
12,5
l0
l5
17,5
9ÙVo
1\
7,5
l0
l0
1\
10
t2,5
5ÙVo
0
0
0
0
0
0
0
nummer frequentie
t0%
-5,25
-5
-5
-5
-10
-7,5
-7,5
5Vo
_75
-7,s
-7,5
-'t,5
-12,5
-7,5
-10
Tabel
34
Gemiddelde gehoordrempels van geselecteerde mannen volgens ISO 7029. gehoordrem gehoordrem gehoordrem gehoordrem gehoordrem gehoordrem gehoordrem Hz pels 1000 pels 2000 pels 3000 pels 4000 pels 6000 pels 8000
pels 500
Hz
Hz
Hz
Hz
Hz
Hz
3
3,6
4
4,6
5
nummer frequentie
I
2
957o
9,5
9,5
11,2
t2,1
t2,9
14,8
16,5
9ÙVo
7,8
7,8
o,
10,0
10,6
12,2
l3,6
5ÙVo
0
0
0
0
0
0
0
1ÙVo
-6,3
-6,3
-7,4
-7,9
-8,6
-9,7
-
5%
-7,6
-7,6
-9,0
-9,6
-10,4
-11,8
-13,2
Tabel
35
10,9
Gemiddelde gehoordrempels van geselecteerde vrouwen volgens ISO 7029. gehoordrem gehoordrem gehoordrem gehoordrem gehoordrem gehoordrem gehoordrem pels 500
Hz
pels
Hz
nummer frequentie
I
95Vo
9,5
9jVo
7,8
50Vo
0
ljVo
-6,3
-6,3
5Vo
-7,6
-7,6
1000
pels
Hz
2000
pels
Hz
3000
pels
4000
pels
Hz
Hz
6000
pels 8000
Hz
3
3,6
4
4,6
5
10,4
1t,2
12,1
13,8
16,5
7,8
8,6
9,2
10,0
lt,4
13,6
0
0
0
0
0
0
-6,8
-7,4
-7,9
-9,I
-
-8,2
-9,0
-9,6
-l1.0
-13,2
9,5
10,9
TNO-rapport I 2001.149
Bijlage
Gegevens over de analyse Tabel
36
Gegevens over de lineaire regressie met het aantal popmuziekactiviteiten als onafhankeliike variabele en de relatieve gemiddelde gehoordrempel bij 6000 Hz als Std. Enor
popconcerten
significantie
|,t46
0,253
-0,232
0,817
0,083
1,393
0,164
0,017
0,310
0,757
0,548
0,584
0,476
0,634
0,921
0,804
dummy vrouw
-0,233
1,004
DTOT SI
0,004
0,003
DTOT 52
0,001
0,003
constante
0,423
0,772
dummy vrouw
0,446
0,937
0,028
0,005
DCON Discothe
Beta
const¿rnte
-0,015
0,047
0,017
0,161
2,812
DCON 52
-0,004
0,011
-0.019
-0,359
0,720
constante
2,794
0,810
3,449
0,001
dummy vrouw
-2,637
1,004
-0,166
-2,626
0,009
-0,029
-2,617
0,009
51
ken
houseparty's
diskjockey
Hoofdtelefoons
DDIS 51 DDIS 52
0,01I
-0,156
0,016
0,008
0,105
constante
0,976
0,699
dummy vrouw
-0, I 30
0,859
DHOU SI
0,095
DHOU 52
-0,018
constante
|,497
0,689
dummy vrouw
-0,768
1,890
0,060
1,396
0,164
-0,008
-0,151
0,880
0,038
0,134
2,499
0,013
0,032
-0,029
-0,558
0,577
2,172
0,030
0,856
-0,048
-0,898
0,370
DJOC SI
0,004
0,012
0,017
0,31I
0,756
DJOC 52
0,025
0,043
0,031
0,587
0,558
constante
I,533
0,676
2,268
0,024
dummy vrouw
-0,772
0,926
-0,049
-0,834
0,405
51
0,000
0,002
0,023
0,430
0,667
DKOP 52
0,000
0,005
0,004
0.072
0,943
DKOP
TNO-rapport 12001.149
Tabel 37
Bijlage
Gegevens over de lineaire regressie met het aantal popmuziekactiviteiten als onafhankelijke variabele en de relatieve gemiddelde gehoordrempel bij 4000 Hz als afhanke lij ke v ariab e le.
totaal
popconcerten
discotheken
houseparty's
diskjockey
hoofdtelefoons
B
Std.
0,633
0,715
dummy vrouw
-t,402
0,895
-0,097
DTOT SI
0,001
0,002
0,022
DTOT 52
0,000
0,003
0,005
constante
0,439
0,694
dummy vrouw
-t,059
0,843
-0,074
DCON
0,014
0,015
0,055
DCON 52
-0,007
0,010
-0,035
constante
1,459
0,721
constante
51
Enor Beta
dummy vrouw
-2,606
0,898
-0,181
DDIS SI DDIS 52
-0,017
0,010
-0,096
0,010
0,008
0,074
constante
0,573
0,624
dummy vrouw
-1,257
0,768
-0,087
DHOU SI
0,040
0,037
0,058
DHOU 52
-0,020
0,029
-0,036
constante
0,762
0,614
dummy vrouw
-1,664
0,762
-0,1 16
DJOC Sl
0,001
0,011
0,007
DJOC 52
0,063
0,039
0,085
constante
0,855
0,600
dummy vrouw
-2,269
0,821
-0,158
DKOP
51
0,000
0,001
-0,143
DKOP 52
0,008
0,004
0,113
t
significa ntie
0,885 0,377 -1 ,567 0,1 8 0,379 0,705 0,094 0,926 0,632 0,528 -1,256 0,210 0,962 0,337 -0,651 0,515 2,023 0,044 -2,902 0,004 -t,637 0,103 t ,326 0,I 86 0,919 0,359 -1,636 0,103 I,090 0,276 -0,688 0,492 1,242 0,215 -2,186 0,029 0,137 0,891 1,633 0, r03 I,425 0,155 -2,763 0,006 -0,826 0,409 1,988 0,049 1
TNO-rapport l2O0I.l49
Tabel 38
Bijlage
Gegevens over de lineaire regressie met het aantal popmuziekactiviteiten als onalhankelijke variabele en de relatieve gemiddelde gehoordrempel bij 8000 Hz als ffianke li.ike variabele.
totaal
popconcerten
discotheken
houseparty's
diskjockey
hoofdtelefoons
B
Std.
Constante
1,241
0,899
dummy vrouw
0,636
1,123
0,035
DTOT
-0,003
0,003
-0,070 0,027
51
Enor Beta
DTOT 52
0,002
0,003
Constante
0,645
0,869
dummy vrouw
1,372
1,057
0,076
DCON
51
0,000
0,019
-0,001
DCON 52
0,003
0,013
0,01I
Constante
1,945
0,907
dummy vrouw
-0,199
1,126
-0,011
DDIS SI DDIS 52
-0,031
0,013
-0,146
0,008
0,010
0,04'7
constante
0,648
0,788
dummy vrouw
1,362
0,968
0,076
DHOU SI
-0,002
0,043
-0,003
DHOU 52
0,020
0,037
0,028
constante
0,827
0,769
dummy vrouw
I ,316
0,955
0,073
DJOC 51
-0,013
0,013
-0,051
DJOC 52
-0,030
0,049
-0,032
constante
0,958
0,841
dummy vrouw
l,104
1,099
0,061
DKOP
-0,002
0,003
-0,046
0,001
0,005
0,001
51
DKOP 52
r
significantie
1,381 0,168 0,567 0,571 -1,198 0,232 0,490 0,625 0,742 0,458 1,299 0,195 -0,023 0,982 0,208 0,835 2,144 0,033 -0,177 0,860 -2,480 0,014 0,844 0,399 0,823 0,411 1,406 0, r 60 -0,054 0,957 0,540 0,590 1,075 0,283 |,377 0,169 -0,964 0,336 -0,614 0,539 1,139 0,255 ,004 0,316 -0,823 0,41I 0,01r 0,991 1
TNO-rapport 12001.149
Tabel 39
totaal
popconcerten
discotheken
houseparty's
diskjockey
hoofdtelefoons
Bijlage
Gegevens over de lineaire regressie met het aantal popmuziekactiviteiten als onaJhankelijke variabele en de relatieve gemiddelde gehoordrempel bij 3000 Hz als afuanke liike variab ele.
B
Std.
0,119
0,608
dummy vrouw
r,459
0,760
0,120
DTOT SI
0,000
0,002
-0,004
DTOT
0,000
0,002
0,002
0,329
0,586
dummy vrouw
1,271
0,712
0,105
DCON SI
-0,010
0,013
-0,045
DCON 52
-0,001
0,009
-0,004
constante
0,1 87
0,619
dummy vrouw
t,324
0,769
0,109
DDIS SI DDIS 52
-0,002
0,009
-0,015
0,002
0,006
0,016
constante
0,014
0,533
dummy vrouw
1,570
0,655
0,r29
DHOU
51
0,013
0,029
0,024
DHOU 52
0,001
0,025
0,002
constante
0,023
0,52r
dummy vrouw
1,578
0,646
0,130
DJOC
0,005
0,009
0,028
DJOC 52
-0,005
0,033
-0,008
constante
0,122
0,569
dummy vrouw
1,474
0,743
0,121
DKOP SI
0,000
0,002
-0,006
DKOP 52
0,000
0,004
-0,002
constante
52
constante
51
Erro¡ Beta
t
0,196 t,921 -0,074 0,034 0,561 |,784 -0,781 -0,078 0302 t,720 -0,257 0,291 0,026 2,399 0,453 0,038 0,043 2,442 0,531 -0,159 0,214 I,985 -0,104 -0,030
signifrcantie 0,845 0,056
0,941 Q.973 0,575 0,075
0,435 0,937 0,763 0,086 0,797
0,771 0,979 0,017 0,651
0,970 0,966 0,015 0,595
0,874 0,831
0,048 0,917
0,9't6
TNO-rapport 12001.149
Tabel 40
Bijlage
Gegevens over de lineaire regressie met het aantal popmuziekactiviteiten als onafhankelijke variabele en de relatieve gemiddelde gehoordrempel bij 2000 Hz als
variabele.
B constante
dummy vrouw
DTOT SI DTOT 52 popconcerten
constante
dummy vrouw
DCON
51
DCON 52 discotheken
constante
dummy vrouw
DDIS DDIS houseparty's
51
52
constante
dummy vrouw
DHOU
51
DHOU 52 diskjockey
constante
dummy vrouw
DJOC 51 DJOC 52 hoofdtelefoons
constante
dummy vrouw
DKOP SI DKOP 52
Std.
Error
0,669 0,606 0,837 0,76t -0,002 0,002 0,000 0,002 0,651 0,587 0,756 0,715 -0,017 0,013 0,004 0,009 0,773 0,613 0,729 0,767 -0,013 0,009 0,000 0,007 0,468 0,528 I,135 0,652 -0,036 0,029 -0,u2 0,025 0,249 0,519 1,262 0,647 0,000 0,009 -0,010 0,033 0,3 r 6 0,509 0,000 0,000 1,377 0,700 -0,002 0,004
Beta
0,068 -0,071
-0,004
0,062
-0,074 0,026
0,059
-0,086 -0,004
0,092 -0,066 -0,086
0,103
0,002 -0,016
-0,037
0,112 -0,036
significantie
1,103 0,271 I,100 0,272 -t,2t6 0,225 -0,077 0,939 1,1I I 0,267 1,058 0,29t -l,301 0,194 0,492 0,623 1,26t 0,208 0,951 0,342 -1,466 0,144 -0,063 0,950 0,887 0,376 1,741 0,082 -1,241 0,215 -1,670 0,096 0,480 0,632 I,950 0,052 0,034 0,973 -0,301 0,764 0,621 0,53s -0,720 0,472 1,966 0,050 -0,632 0,528
TNO-rapport
Tabel
I
2001.149
4l
totaal
popconcerten
discotheken
houseparty's
diskjockey
hoofdtelefoons
Bijlage
Gegevens over de lineaire regressie met het aantal popmuziekactiviteiten als onaJhankelijke variabele en de relatieve gemiddelde gehoordrempel bij 1000 Hz als aÍhanke lii ke v ariab e Ie.
B
Std.
constante
0,569
0,554
dummy vrouw
0,1 19
0,697
DTOT-S1
-0,001
0,002
-0,022
DTOT
0,002
0,002
0,045
constante
0,863
0,533
dummy vrouw
-0,244
0,651
DCON
52
Error Beta 0,011
-0,022
-0,017
0,012
-0,084
DCON-S2
0,014
0,008
0,09s
constante
0,4t9
0,561
dummy vrouw
0,582
0,703
0,052
DDIS DDIS
51
0,001
0,008
0,006
52
-0,003
0,006
-0,027
51
constante
0,239
0,483
dummy vrouw
0,713
0,597
0,064
DHOU
0,036
0,027
0,072
DHOU 52
-0,025
0,023
-0,056
constante
0,448
0,473
dummy vrouw
0,538
0,590
0,048
DJOC Sl
0,000
0,008
0,002
DJOC 52
-0,043
0,031
-0,072
constante
0,534
0,463
dummy vrouw
0,000
0,000
-0,053
DKOP
0,746
0,639
0,067
-0,004
0,003
-0,074
51
51
DKOP 52
t
1,027 0,171 -0,37 | 0,801 1,620 -0,374 -1,477 1,791 0,746 0,828 0,106 -0,489 0,495 1,193 I,354 -t,07 6 0,948 0,910 0,041 -1,382 1,153 -t,023 1,168 -t,420
signifìcantie 0,305
0,864 0,71
1
0,424 0,106 0,708
0,140 0,074 0,456 0,408 0,916
0,625 Q,621
0,233 0,177 0,283
0,344 0,363 0,967 0,168 0,250 0,307
0,244 0,156
TNO-rapport 12001.149
Tabel 42
totaal
Bijlage
Gegevens over de lineaire regressie met het aantal popmuziekactiviteiten als onaJhankelijke variabele en de relatieve gemiddelde gehoordrempet bij 500 Hz als aÍhanke lii k9 u ariab el e.
B Std. Error Beta 1,592 0,544 -0,145 -1,607 0,685 0,001 0,002 0,021 -0,001 0,002 -0,014 1,957 0,527 -2,M3 0,644 -0,185 -0,011 0,011 -0,053 0,001 0,008 0,005 I ,684 0,551 -1,748 0,69r -0, l 58 0,000 0,008 0,003 0,000 0,006 -0,002 1,517 0,475 - 1,566 0,589 -0,142 0,031 0,026 0,063 -0,009 0,023 -0,020 I,582 0,464 - I ,548 0,580 -0,140 0,008 0,008 0,053 -0,M4 0,030 -0,074 1,771 0,456 0,000 0,000 -0,045 -1,931 0,631 -0, I 75 0,000 0,003 Q,022
constante
dummy vrouw
DTOT
51
DTOT 52 popconcenen
constante
dummy vrouw
DCON Sl DCON 52 discotheken
constante
dummy vrouw
DDIS 51 DDIS 52 houseparty's
constante
dummy vrouw
DHOU
51
DHOU 52 diskjockey
constante
dummy vrouw
DJOC Sl DJOC 52 hoofdtelefoons
constante
dummy vrouw
DKOP SI DKOP 52
Tabel
43
r
significantie
2,924 0,004 -2,345 0,020 0,361 0,718 -0,248 0,804 3,716 0,000 -3,172 0,002 -0,925 0,35s 0,090 0,928 3,055 0,002 -2,s30 0,012 0,059 0,953 -0,039 0969 3,192 0,002 -2,658 0,008 1,198 0,232 -0,381 0,704 3,412 0,001 -2,667 0,008 1,020 0,308 -1,442 0,150 3,883 0,000 -0,876 0,382 -3,063 0,002 0.392 0.695
Gegevens voor de groep mannen over de lineaire regressie met het aantal
popconcerten en het aantal houseparry's als onffiankelijke variabelen en de relatieve semiddelde I bii 6000 Hz als variabele. Std. Error
l6
constante
-0,I
ncon
0,046
0,019
nhou
0,092
0,044
Beta
0,938
significantie -0,124
0,902
0,200
2,35't
0,020
0,177
2,087
0,039
TNO-rapport I 2001.149
Tabel
44
Bijlage
Gegevens over bezoeken van popconcerten en houseporty's
uit fase
bij de respondenten
l.
Totaal aantal jaren
Aantal maal gedurende het jaar vóór onderzoek
Popconcerten houseparty's Aantal
popconcerten
perjaar
Aantal maal houseparty's
respondenten
respondenten
nooit
53,0 7,1
81,5 9,4
Niet
meer l-2keer
Percentage Percentage respondenten respondent en dat ooit dat ooit deelnam deelnam Niet meer 41,7 38,1 l-2keer 28,3 39,5
l-3jaar
ll,7
6,5
3-4keer
10,2
Percentage Percentage
per Jaar
3-6keer
13,3
per Jaar
4
-9 jaar
>- l0
jaar
16,5 ll,7
2,6 0,0
5
- 9 keer
8,2
I-
2
keer
13,3
per maand
4,1
l0 keer of vaker
3 keer
of
3,3
vaker per maand
Tabel
45
Bovenste gedeelte tabel: het gemiddeld aantal popconcerten per
jaar van
deelgroepen mannen ingedeeld naar totaql aantal jaren bezoek van popconcerten. Onderste gedeelte tabel: het gemiddeld aantal bezoekenvan houseparty's per jaar van deelgroepen mannen ingedeeld naar het totaal aantal
iaren bezoeken van houseparty's. aantal jaren
activiteit
popconcenen
gemiddeld aantal per
jaar
< I jaar 1,5
l-3 jaar 2,7
4-9 jaar
>= l0jaar
3,7
3,4
houseparty's
gemiddeld aantal per
jaar
3,9
3,7
2,8
4,0
TNO-rapport 12001.149
Bijlage
B. Figuren
gehoordrempel rechts alle proefpersonen HL in dB 100 80 60 40 20
-+-max
-{-95% 90% ^#5O% 1Oo/" ^' 5o/o
0
-20
234
.*min
nummer van de frequentie
Figuur
I
Gehoordrempels aan het rechteroor van de gehele groep proefpersonen.
gehoordrempel links alle proefpersonen HL in dB 1oo 80 60 40 20 0
-20
Figuur
2
+max --fl-9s% 90% ^-{-50% 10% ^4-5% -+min
Gehoordrempels aan het rechteroor van de gehele groep proefpersonen
TNO-rapport 12001.149
Bijlage
gehoordrcmpel rechts alle proefpersonen HL in dB 30
+9s%
20 10
0
-I
&--^=Er
_10
-20
r
- {- 9fflo #S0f/o 10Plo ' ^' 5o/o
12345 nummer van de frequentie Figuur
3
Gehoordrempels aan het rechteroor van de gehele groep proelpersonen.
gehoordrempel l¡nks alle proefpersonen HL in dB 30 20 10 0
-10
I
Ë ---,øF
r
---ä;
:h--ha
ìÃt -
I
--$ts:-'-ÊL- ä.A"-
_ _n
-20
-rl
+-9s%
90% ^#50o/o 10% ^Ã1-So/o
12345 nummer van de frequentie Figuur
4
Gehoordrempels aan het linkeroor van de gehele groep proefpersonen.
TNO-rapport 12001.149
Bijlage
gemiddelde gehoordrempel alle proefpersonen
HL in dB 100
*max '{-95% 90% ^{-50% 1Oo/" ^' 4-5% +min
80 60 40
20 0
-20
Figuur
5
Gemiddelde gehoordrempel (rechts en links gemiddeld) van alle proefpersonen.
gem ¡ddelde gehoordrempel
alle proefpersonen HL in dB 30
20
¡-r.
10 0
F_ ìR-_ - -iûf: -.
:f_l|_
I
-10
-20
234 nummer van de frequentie
Figttur
6
Gemiddelde gehoordrempel van alle proeþersonen.
;Ã. -
TNO-rapport 12001.149
Bijlage
gehoordrempel rechts schone anamnese HL in dB 100 80 60 40 20
max
+-9s%
90% ^#5O"/o 1O"/" ' ^-,,'.[l-5% *min
0
-20
Figuur
7
Gehoordrempel aan het rechteroor van de groep proefpersonen met een schone anamnese.
gehoordrempel links schone anamnese HL in dB 100 80 60 40 20 0
-20
*max {-95o/o 90o/o ^' #50o/o
-
1O"/"
^Jt-5o/o
+m¡n Figuur
8
Gehoordrempel aan het linkeroor van de groep proefpersonen met een schone anamnese.
TNO-rapport 12001.149
Bijlage
gehoordrempel rechts schone anamnese HL in dB 30 20
'- ---:_H-- -- - -Ã - - lñ
10
!l_-
0
{,' I
=-EF
-10
'1
-20
234 nummer van de frequentie Figuur
9
Gehoordrempel aan het rechteroor van de groep proefpersonen met een schone anamnese.
gehoordrempel links schone anamnese HL in dB 30 20 10 0
-10
I
-
---î-f-;----[|+
--
I F -- -¡-{F +- å-E}-- I
J
f,- ã -;9fr-
L'a--^-: -5r -E_--ì
-20
234
I
-{-95% 90% ^-#50% 10% ^-{l-So/o
nummer van de frequentie
Figuur
t
t
aan het linkeroor van de groep proefpersonen met een schone
ïrJ";r!:"e.mpel
Bijlage
TNO-rapport 12001.149
gehoordrempel rechts niet-schone anamnese
HL in dB 100
Æ:Ê=-ñ.
80
A-
60 40
r r'
./-at--
(.-.--{-.--'Ë
20 0
-//-^--^---n-T il
I
Àffi-+
---\-
-20
234
+-max 9s% -r --^-90%
*50% --L-10% -f
5o/o
-#min
numtrÞr van de frequentie Figuur I I
Gehoordrempel aan het rechteroor van de groep proefpersonen met een niet-schone anamnese.
gehoordrempel links niet-schone anamnese HL in dB 100
*mâx
80
-EF 95% --^-90% #50o/o --È-10%
60 40 20 0
-20
234
-r 5% *min
nummer van de frequentie Figuur
l2
Gehoordrempel aan het linkeroor van de groep proefpersonen met een niet-schone anamnese.
TNO-rapport 12001.149
Bijlage
gehoordrempel rechts niet-schone anamnese HL in dB 100
80 60 40 20
-{-9s% -
^' #5O% 1OT" ' ^--{-5%
r-¡¡¡Âr-r
0
-20
Figuur
l3
90o/o
Gehoordrempel qan het rechteroor van de groep proefpersonen met een nietschone anamnese.
gehoordrempel l¡nks niet-schone anamnese HL in dB 100
fl-
80
-n
60
40 20
-fL
0
-20
1234s
-{-95% 90% ^-#50% 10% ^4-5%
nummer van de frequentie Figuur
14
Gehoordrempel aan het linkeroor van de groep proefpersonen met een niet-schone anamnese.
Bijlage
TNO-rapport 12001.149
gem iddelde gehoordremPel
mannen HL in dB 30 20 10
ìr. ìná
rÉ-
T--
¡.'A
95%
-A - .A -
Â-
90%
0
-10 -20
Figuur t 5
Gemiddelde gehoordrempel van de gehele groep nwnnen
gem¡ddelde gehoordrem Pel vrouwen HL in dB 30 20 10 0
f-. --_ TJ-,
_
¡_Fl__
-10 -20
--
!¿l-- =fl--n-_
_ rrl_ B.aJ
:ff
+-9s% _,
-Ã-,
12345 nummer van de frequentie Figuur
l6
Gemiddelde gehoordrempel van de gehele groep vrouwen.
9O"/" ^' *5O% 1O7o ^' 11-5o/o
TNO-rapport 12001.149
Bijlage
gemiddelde gehoordrem pel mannen geselecteerd HL in dB 25 20 15
10 5 0
-5 -10 -15
r
4
.ll-
-Â -
I - -r- r .tft - - - -T - -rr¿LI-7t'a lr-
ì
IIII
t____A
:- - -F--rr-
-flI-&.
--*' I'F
234
-Ð-95% 90% ^{-50% 1O/"
^' 4-5%
nummer van de frequentie
Figuur l7 Relatieve gemiddelde gehoordrempels van de groep geselecteerde mannen.
gem iddelde gehoordrem pel
vrouwen geselecteerd HL in dB 20 10 0
-10
t
tu 4l| - - - -tt ' -¡ - a
li -- -*'
-{l--
-.4
tÇ'--
- -a
1' ..+' :fl r ^ _ -r\¡*. trl
-20
+-95% - A- 90% *50% 10% ^4-5%
234 nummer van de frequentie Figuur I 8 Relatieve gemiddelde gehoordrempels van de groep geselecteerde yrouwen.
TNO-rapport 12001.149
Bijtage
gem¡ddelde gehoordrempel lSO, mannen
HL in dB 30 20
þ-
10
-- T-Ë- --.:-Al-- --21- ]d'''zr
-¡
II-II
0
l-:
-10
:-' :'-/1 - +-g--rt-
- -,{ - .¡, - -
A
-20
234 numrpr van de frequentie Figuur I9 Gehoordrempels ven een geselecteerde groep nønnenvolgens ISO 7029.
HL in
gem¡ddelde gehoordrempel lSO, vrouwen geselecteerd
dB
20 10
l--
-" ?--ìd-- -.. - - it - ' 'z¡
-81- 95o/o ' 'L'90"/"
0
-10
ti :':-' $'--:--#-
l-A-
:A - _E_i - -n
#5O"/" ' 'L'10"/"
-20
1,0
2,O
3,0
4,0
5,0
-EF
nummer van de frequentie Figuur 20 Gehoordrempels van een geselecteerde groep vrouwenvolgens ISO 7029.
5o/o
TNO-rapport 12001.149
Bijlage
C. Gebruikte informatie en niet in hoofdtekst gerapporteerde analyses
Cl
Geluidbelastingtijdenspopmuziekactiviteiten Equivalente geluidniveaus tijdens popmuziekactiviteiten geen informatie over de geluidniveaus die in huidige Nederlandse situaties tijdens popconcerten, bij houseparty's, in discotheken en bij het optreden als diskjockey heersen. De schattingen van een aantal van deze geluidniveaus, die in eerdere rapporten gebruikt zijn (Passchier-Venneer, 1989, 1993, 1997; Gezondheidsraad, 1994) zijn van oudere buitenlandse herkomst. In tabel Cl van deze bijlage is een overzicht gereproduceerd over de equivalente geluidniveaus tijdens popconcerten en in tabel C2 over de equivalente geluidniveaus in discotheken (Passchier-Verrneer, 1989). Meer recente studies naar de geluidniveaus in discotheken en bij popconcerten geven gemiddeld nog iets hogere equivalente geluidniveaus te zien (Axelsson, 1998; Meyer-Bisch, 1996, Jarosewski, 1997; 7-eîner,l999): niveaus tijdens popconcerten ongeveer 105 dB(A) en in discotheken gemiddeld 100 dB(A). Gegevens over de equivalente geluidniveaus bij houseparty's ontbreken. Ten behoeve van de berekeningen zijn deze niveaus ook op 100 tot 105 dB(A) gesteld.
Er is
e) Auteur
Land
Datering
Equivalent geluidniveau
Abrol Barry Bickerdike Dey Feam
India
t970
100
USA
1972
UK
1
USA
t9'7Q
100
UK
1972
109
Flottorp
Norway
1973
Flugrath
USA
I
Hickling
Nieuw
Lebo
USA
I
Libscomb Rice
Zeeland
980
968
-
10t
105
89-119
r0695
-
111
106
-
1970
100
968
106
USA
1969
tt4
uK
1969
105
Rintelmann
USA
I
Rupp
USA
1974
t02- 116
Speaks
USA
t9't0
95-
968
97
-
107
III
104
lll
TNO-rapport I 2001.149
Bijlage
Tabel C2 Equivalente geluidniveaus in discotheken (uit Passchier-Vermeer, 1989)
Auteur
Land
Datering
Equivalent geluidniveau
Abrol
India
t970
83-95
Bickerdike
UK
1980
88-l15
-
Bruel
Denemarken
1976
85
Cabot
USA
t979
82-95
Chuden
BRD
t972-
Fearn
UK
1975
1974
83
-
102
101
92- r00
-
Haider
Oostenrijk
1984
85
Bern
Zwitserland
1980
91-98
Kleis
Nederland
198
Libscomb
USA
1969
101
Moll
BRD
t970
9t -94
Rupp
USA
1974
100
Skrodzki
DDR
1973
78
I
104
95-110
-
-
120
108
Duur van de geluidbelasting tijdens een popmuziekactiviteit Voor het bepalen van de geluidbelasting ten gevolge van een popmuziekactiviteit (bezoek van één popconcert of éénmaal een discotheek) is zowel het equivalente geluidniveau als de duur van de activiteit van belang. Over de duur van een activiteit zijn geen gegevens. In de
volgende schattingen is op basis van eigen observatie en na navraag bij liefhebbers van
popmuziek een schatting gemaakt van de gemiddelde tijd van een activiteit. Gehanteerde schaîtingen in het rapport Met betrekking tot niveau en duur van een activiteit wordt van het volgende uitgegaan: . Trjdens popconcerten is het equivalente geluidniveau gemiddeld 105 dB(A) en er wordt aangenomen dat een concert gemiddeld 3 uur duurt; Tijdens houseparty's heersen er dezelfde geluidniveaus als bij popconcerten en de duur van een bezoek aan houseparty's wordt ook op drie uur gesteld; In discotheken is het equivalente geluidniveau 100 dB(A) en de duur van een bezoek wordt gesteld op 3 uur; o Het spelen in een popgroep heeft bij de betrokken musicus een equivalent geluidniveau van 103 dB(A) tot gevolg en een optreden wordt geschat op 4 uur. Voor diskjockeys is
¡
van dezelfde gegevens uitgegaan;
Voor het luisteren met hoofdtelefoons is gevraagd naar het totaal aantal uren luisteren in het gehele leven. De duur van één luistersessie is bepaald op 3 uur. Het aantal activiteiten is dan het totaal aantal uren gedeeld door 3;
De stand van de volumeknop is op basis van de onderzoeksresultaten uit fase 2 als volgt vertaald: op vol vermogen (stand 4) is het equivalente geluidniveau dat kan worden vergeleken met de eerder genoemde equivalente geluidniveaus naar schatting 84 dB(A), op 3/4 van het maximaal mogelijke (stand 3) naar schatting 78 dB(A), op ll2 verrnogen (stand 2) naar schatting 69 dB(A) en op minder dan ll2 vermogen (stand 1) naar schatting 62 dB(A).
C2
Vergelijking van relatieve gemiddelde gehoordrempels van niet-geselecteerde groepen
In hoofdstuk 3 is een vergelijking gemaakt tussen de relatieve gemiddelde gehoordrempels van de geselecteerde groepen mannen en vrouwen uit het onderzoek met de gegevens uit ISO 7029. In deze paragraaf wordt een vergelijking gemaakt voor alle proefpersonen, zonder
TNO-rapport 12001.149
Bijlage
selectie op basis van de anarnnese. Op basis van uitgebreid onderzoek zijn de verschillen bepaald tussen de verdeling van de gehoordrempels van niet geselecteerde populaties mannen
en van de
gehoordrempels van een daaruit geselecteerde groep met een schone gehooranamnese (Passchier-Verneer, 1980). Globaal bedraagt het verschil over het frequentiegebied van 500 tot 8000 Hz 6 dB voor de9\Vo waarden, 2 dB voor de SOVo waarden en 0 dB voor de l)Vo waarden Op basis hiervan schatten we de verschillen tussen de 95Vo waarden op ongeveer 7 dB en tussen de 5Vo waarden op 0 dB. Ook uit meer recent onderzoek zijn verschillen van ongeveer dezelfde grootte gevonden, waarbij met name gekeken is naar jongere groepen (Passchier-Verneer, 1993). De verschillen zijn bij de door ISO gegeven relatieve verdelingen opgeteld om een schatting te verkrijgen van de verdeling van de relatieve gehoordrempels bij niet geselecteerde populaties. In de tabellen C3 en C4 en de figuren Cl en C2 (azn het eind van deze bijlage) zijn de gegevens volgens ISO van niet geselecteerde groepen in beeld gebracht. Tabel c3 Gemiddelde gehoordrempels van niet geselecteerde mannen volgens aangepaste waarden uit ISO 7029. Gemiddelde gehoordrempel bij de frequentie 500
Hz
nummerl
1000 Hz
200OHz
3000
Hz
40NHz
233,64
6000
Hz
8000 Hz
4,6
5
,?s
frequentie
95Vo
16,5
16,5
18,2
19,1
19,9
21,8
90Vo
l 3,8
13,8
15,2
16,0
16,6
18,2
19,6
5ÙVo
2,0
2,0
2,0
2,0
2,0
2,0
2,0
l0Vo
-6,3
-6,3
-7,4
-7,9
-8,6
-9,7
-10,9
5Vo
-7,6
-7,6
-9,0
-9,6
-10,4
-l1,8
-13.2
Tabel c4 Gemiddelde gehoordrempels van niet geselecteerde vrouwen volgens aanqepaste waarden uit ISO 7029. gehoordrem gehoordrem gehoordrem gehoordrem gehoordrem gehoordrem gehoordrem Hz pels 1000 pels 2000 pels 3000 pels 4000 pels 6000 pels 8000
pels 500
C3
nummer frequentie
I
Hz
Hz
Hz
Hz
Hz
Hz
2
3
3,6
4
4,6
5
l9,t
20,8
23,5
16,5
l7,4
18,2
3,8
14,6
15,2
16,0
17,4
19,6
2,0
2,0
2,0
2,0
2,0
2,0
-ó,3
-6,3
-6,8
-7,4
-'Ì,9
-9,I
-
-7,6
-7,6
-8,2
-9,0
-9,6
-l
-13,2
95Vo
16,5
9jVo
1
5jVo
2,0
1ÙVo 5Vo
3,8
r
1.0
10,9
Vergelijking van de mate van deelneming aân popmuziekactiviteiten in de derde en eerste fase
De omvang van de popmuziekactiviteiten bij de in de derde fase onderzochte groep in deze parugraaf vergeleken met de uitkomsten uit de eerste fase van het onderzoek bij de deelgroep met dezelfde leeftijdsrange als in de derde fase van het onderzoek. Het resultaat is voor het gemiddeld aantal jaren dat aan een activiteit is deelgenomen en het gemiddeld aantal van deze activiteiten per jaar in onderstaande tabel gegeven. Daaruit blijkt dat de onderzochte groep uit de huidige fase alle proefpersonen wordt
Bijlage
TNO-rapport 12001.149
popmuziekactiviteiten ongeveer twee maal zo lang doet of heeft gedaan als dezelfde leeftijdsgroep uit fase 1. Wat betreft het aantal maal per jaar uitvoeren van een activiteit blijkt dit in fase 3 hoger te liggen voor popconcerten en het fungeren als diskjockey, maar lager voor het bezoeken van discotheken, houseparty's en het gebruik van hoofdtelefoons. Met betrekking tot discotheekbezoek is er in de tabel met betrekking tot fase I een overschatting van het aantal maal per jaar, omdat in fase I gevraagd werd naar het aantal maal per maand met als laagste klasse minder dan één keer per maand. Als dit ingevuld werd, is het jaargemiddelde op 6 is gesteld. Als het mogelijk zou zijn ge\ryeest om ook eens per jaar in te vullen, zou een deel van de respondenten dit gedaan hebben, waardoor het gemiddelde duidelijk lager zou zijn komen te liggen. De geringere mate van discotheekbezoek in fase 3 is wellicht te verklaren uit het feit dat een groot deel van de onderzochte populatie bestond uit studenten. Hoewel in de vragenlijst het bezoeken van studentensociëteiten met name genoemd is onder de categorie discotheekbezoek, heeft men de bezoeken aan studentensociöteiten wellicht niet opgegeven, omdat men de voorwaarde dat het daar ook 'door de muziek heel moeilijk of onmogelijk was om elkaar te verstaan' niet van toepassing achtte. Dat het aantal maal per jaar hoofdtelefoongebruik in fase 3 lager ligt dan in fase I was te verwachten en is (deels) te verklaren uit het opleidingsniveau van de onderzochte groep in fase 3. Immers, uit
gebleken dat hoe hoger het opleidingsniveau hoe minder vaak er via hoofdtelefoons naar popmuziek geluisterd wordt. Het fungeren als diskjockey of spelen of zingen in een popgroep ligt in fase 3 hoger dan in fase 1. Al met al concluderen we dat de omvang van de popmuziekactiviteiten van de in fase 3 onderzochte groep over het algemeen niet minder is dan waar bij de power-berekeningen op basis van fase I van is uitgegaan. Alleen het totaal aantal maal discotheekbezoek ligt een
fase
I
is globaal
factor 2 lager dan verwacht op basis van fase
I'
Tabel C5 Vergelijking van de omvang van popmuziekactiviteiten van proefpersonen uit fase 3 uit fase l. Popconcerten
Aantal
discotheken
houseparty's
diskjockey
hoofdtelefoons 9,7
jaren,
5,9
8,2
0,8
0,6
jaren
1<
45
0,5
0,3
5,9
Aantal maal per
)1
1,0
t,7
I3
t,8
3,0
0,5
08
1,0
t26
1,5
0,1
354
fase
3
Aantal fase I
jaar, fase
3
Aantal maal per jaar, fase I
Totaal
C4
aantal maal, fase 3
15.9
Totaal
aantal
4,5
maal, fase
1
4t
ISO 1999 (1990) en geluidbelasting door popmuziek Het gehanteerde model In ISO 1999 (1990) is het mediane gehoorverlies (G) in dB als functie van het equivalente geluidniveau L over 8 uur en de expositietijd T in jaren als volgt gegeven: als L > La: Gr.rg = (u + v*lg l0) tlg (l + Dlne 1l*(L - [4)2 dB dB I2l Grrro = (u + v*lg T)* (L - [o)t, van gehoordrempel. De waarden van de van de frequentie waarbij u, v en [a aftrankelijk zijn deze parameters zijn gegeven in tabel C6.
tll
TNO-rapport 12001.149
Bijlage
alsL<[odanisG=0. In dit rapport wordt slechts gewerkt met formule [1]. De expositietüd in jaren veronderstelt ongeveer 250 exposities van 8 uur (daarbij is uitgegaan van 50 werkweken en vijf dagen per werkweek). Het totaal aantal exposities n is in formule: n = 250*T
In formule [1] kan T vervangen worden door n/250. De formule wordt dan: c = (u + v) [lg(1 + n/250)]Ae I I *(L - h)2 dB Tabel
C6
t3l
Waarden van u, v en Ls (lSO 1999)
Frequentie in Hz
u*
v*103
t¿ in dB(A)
500
- JJ
110
1000 2000
-20
70 66 37 25 24
93 89 80 77 75 77
103
3000 4000
-45 +12 +25
6000
+
19
Met behulp van de schattingen van de duur en het equivalente geluidniveau van de diverse popmuziekactiviteiten kan op uit formule 3 de toename van de gehoordrempel G door een popmuziekactiviteit worden berekend voor elk van de frequenties tussen 500 en 6000 Hz. Formule 3 kan worden herschreven als: G (frequentie, activiteit)= c (frequentie, activiteit)*[lg(1 + n1250)] dB I4l
In
tabel C1
is de constante c
de
(frequentie, activiteiÐ gegeven voor
diverse
popmuziekactiviteiten en bij de zes te beschouwen frequenties. Tabel
C7
De constante c ffiankelijk van de frequentie en de popmuziekactiviteit. Door vermenigvuldiging met lg(l + n/250), met n het totaal aantal van een popmuziekactiviteit, wordt aaaxxxx bepaald, waarbij aaa de activiteit en xxxx de frequentie.
frequentie
popconcert
discotheek houseparty diskjockey
hoofdtelefoons
in Hz stand
I
stand
2
stand
3
stand 4
500
4,4
0,6
3,6
3,6
0
0
0
0
1000
6,6
)')
5,8
5,8
0
0
0
0
2000
8,7
5,0
8,r
8,1
0
0
0
0
3000
26,6
16,6
24,9
24,9
0
0
0
0,4
4000
31,9
20,7
30,0
30,0
0
0
0
1,2
6000
23,3
t4,5
21,9
21,9
0
0
0
0.4
Proefpersonen nemen gewoonlijk in een bepaalde tijd van hun leven aan meer dan eén popmuziekactiviteit deel. Daarom is het noodzakelijk om een maat te bepalen waarin de gecombineerde blootstelling aan popmuziek is verdisconteerd. Als aspecten van het model dat in ISO 1999 (1990) voor beroepsmatige blootstelling aan lawaai ook toepasbaar is op gehoorschade door blootstelling aan popmuziek, dan hangt de mate van gehoorschade niet alleen af van het aantal maal dat een activiteit is uitgevoerd, maar ook van de daarbij optredende geluidniveaus en van de duur van een activiteit. Deze geluidniveaus en de duur
van de exposities verschillen van activiteit tot activiteit. Er is geen informatie over de persoonlijke geluidniveaus van de proefpersonen. We moeten dus afgaan op 'gemiddelden' die uit de literatuur zijn geschat. Gebaseerd op de bekende expositie-effect relaties voor beroepsmatige blootstelling aan lawaai worden bij het vaststellen van de blootstellingsniveaus
TNO-rapport 12001.149
Bijlage
in dit rapport de rekenregels voor het equivalente geluidniveau gehanteerd. Die rekenregels houden in dat k maal een activiteit met een equivalent geluidniveau van L dB(A) dezelfde gehoorschade teweegbrengt als 2k maal een activiteit met L - 3 dB(A). Met behulp van de informatie over de hoogte van de equivalente geluidniveaus tijdens een activiteit en de geschatte duur van een activiteit is het totaal aantal activiteiten relatief ten opzichte van het aantal bezoeken aan discotheken (ntot) bepaald. Daarbij is ntot als volgt gedefiniëerd: ntot = 3,16*ncon + ndis + 2,66*nhou +2,66*njoc + f(volumeknop)*nkop
waarbij f(volumeknop) varieert van 0
bij lage
stand volumeknop
tot 0,025 bij maximaal
volume. D e geluidb
elastingsvariab elen v oor popmuziekactiv iteiten
Met behulp van formule [4] is voor elke proefpersoon op basis van zijnlhaar aantal popmuziekactiviteiten voor elk van de activiteiten een geluidbelasting afgeleid, die wordt aangegeven met aaaxxxx (aaa is een activiteit zoals con (popconcert) en dis (discotheek), xxxx is de frequentie die op mogelijke gehoorschade wordt onderzocht (0500, 1000, 2000 .5 enz.)". Tevens is uit ntot per frequentie de belastingsvariabele totxxxx afgeleid die representatief is voor de geluidbelasting door alle activiteiten te samen gedurende het gehele leven. Analyse met van ISO 1999 model afgeleide variabelen Om na te gaan of er verbanden zijn tussen de geluidbelastingsvariabelen die uit ISO 1999 zijn afgeleid en de relatieve gemiddelde gehoordrempel, is steeds de regressievergelijking bepaald
met ghlxxxx als aftrankelijke variabele en aaaxxxx met dezelfde x als onafhankelijke variabele. Ook zijn, analoog als in hoofdstuk 4 is aangegeven, geslacht als dummy variabele en geslacht*aaaxxxx als interactievariabelen ingevoerd. Het resultaat is dat voor slechts een zeer beperkt aantal mogelijke relaties er een statistisch significante regressiecoefficiënt van de
interactie variabele geslacht*aaaxxxx is. Het betreft voor mannen de interactie variabele met con6000 en hou6000. Geen van de interactie variabelen van totxxxx levert significante effecten op, noch kop4000 voor vrouwen. In het laatste geval heeft de regressiecoëfficiënt van de regressielijn een t = 1,27 met een significantieniveau van 0,20. De multipele correlatiecoëfficiënten van ghl6000 (voor mannen) en con6000 en hou6000 zijn respectievelijk 0,206 en 0,185. F is in daarbij respectievelijk 5,78 (sign. 0,018) en 4,62 (sign. 0,033). In vergelijking met bij het eerder gepresenteerde model met ncon en nhou zijn de multipele correlatiecoëfficiënten iets hoger (0,206 ten opzichte van 0,204, en 4,62 ten opzichte van 4,43), Deze verschillen zijn echter nier statistisch significant.
Met betrekking tot het gehanteerde regressiemodel de volgende kanttekening. Voor de lagere frequenties tot en met 3000 Hz is de expositie aaaxxxx over het algemeen zeer gering. Zo is voor 3000 Hz con3000 in 376 van de 386 cases gelijk aan 0 en in geen enkel geval groter dan l. Voor hou3000 zljn er 304 maal een waarde 0 en 14 maal een waarde groter dan l, terwijl voor joc3000 de getallen 335 maal een 0 en 25 maal een waarde groter dan L In deze gevallen valt er dus geen statistisch significant verband te verwachten. Voor con3000, dis3000 en tot3000 is de gehanteerde analysemethode wel toepasbaar, omdat voor deze variabelen geldt dat ze slechts respectievelijk 2,6, en I maal gelijk zijn aan 0 en in22,5Vo,29,37o en76,4Vo
s
In getalwaarde zijn deze waarden gelijk aan de gehoorschade door de belasting, als de in ISO gegeven relaties tussen gehoorschade bij een bepaalde frequentie en blootstel'ling aan geluid eveneens zouden gelden voor de popmuziekactiviteiten en de schattingen van de geluidbelastingen door een activiteitjuist zijn.
TNO-rapport 12001.149
Bijlage
in dit rapport de rekenregels voor het equivalente geluidniveau gehanteerd. Die rekenregels houden in dat k maal een activiteit met een equivalent geluidniveau van L dB(A) dezeifde gehoorschade teweegbrengt als 2kmaal een activiteit metL- 3 dB(A). Met behulp van de informatie over de hoogte van de equivalente geluidniveaus tijdens een activiteit en de geschatte duur van een activiteit is het totaal aantal activiteiten relatief ten opzichte van het aantal bezoeken aan discotheken (ntot) bepaald. Daarbij is ntot als volgt gedefinieerd:
ntot = 3,16*ncon + ndis + 2,66xnhou + 2,66*njoc+ f(volumeknop)*nkop
waarbij f(volumeknop) varieert van 0 bij lage stand volumeknop tot 0,025 bij maximaal volume. De
ge
luidb elastingsv ariab elen v oor popmuziekactiv ite iten
Met behulp van formule [4] is voor elke proefpersoon op basis van zijn/haar aantal popmuziekactiviteiten voor elk van de activiteiten een geluidbelasting afgeleid, die wordt aangegeven met aaaxxxx (aaa is een activiteit zoals con (popconcert) en dis (discotheek), xxxx-is de frequentie die op mogelijke gehoorschade wordt onderzocht (0500, 1000,2000 ,5 enz.)". 'I-evens is uit ntot per frequentie de belastingsvariabele totxxxx afgeleid die representatief is voor de geluidbelasting door alle activiteiten te samen gedurende het gehele leven. Analyse met van ISO I999 model afgeleide variqbelen Om na te gaan of er verband en zijn tussen de geluidbelastingsvariabelen die uit ISO I 999 zijn afgeleid en de relatieve gemiddelde gehoordrempel, is steeds de regressievergelijking bepaald
met ghlxxxx als afhankelijke variabele en aaaxxxx met dezelfde x als onafliankelijke variabele. Ook zijn, analoog als in hoofdstuk 4 is aangegeven, geslacht als dummy variabele en geslacht*aaaxxxx als interactievariabelen ingevoerd. Het resultaat is dat voor slechts een
zeer beperkt aantal mogelijke relaties er een statistisch significante regressiecoëfficiönt van de
interactie variabele geslacht*aaaxxxx is. Het betreft voor mannen de interactie variabele met con6000 en hou6000. Geen van de interactie variabelen van totxxxx levert significante effecten op, noch kop4000 voor vrouwen. In het laatste geval heeft de regressiecoëfficiënt van de regressielijn een T. = 1,27 met een significantieniveau van 0,20. De multipele correlatiecoëfficiënten van ghl6000 (voor mannen) en con6000 en hou6000 zijn respectievelijk 0,206 en 0,185. F is in daarbij respectievelijk 5,78 (sign. 0,018) en 4,62 (sign. 0,033). In vergehjking met bij het eerder gepresenteerde model met ncon en nhou zijn de multipele correlatiecoefficiënten iets hoger (0,206 ten opzichte van 0,204, en 4,62 ten opzichte van 4,43). Deze verschillen zijn echter nier statistisch significant.
Met betrekking tot het gehanteerde regressiemodel de volgende kanttekening. Voor de lagere frequenties tot en met 3000 Hz is de expositie aaaxxxx over het algemeen zeer gering. Zo is voor 3000 Hz con3000 tn376 van de 386 cases gelijk aan 0 en in geen enkel geval groter dan
l. Voor hou3000 zijn er 304maal een waarde 0 en 14 maal een waarde groter dan I, terwijl voor joc3000 de getallen 335 maal een 0 en 25 maal een waarde groter dan I . In deze gevallen valt er dus geen statistisch significant verband te verwachten. Voor con3O00, dis3000 en tot3000 is de gehanteerde analysemethode wel toepasbaar, omdat voor deze variabelen geldt dat ze slechts respectievelUk 2, 6, en I maal gelijk zijn aan o en jn 22,5vo, 29,3vo en 76,4vo s
In getalwaarde zijn deze waarden gelijk aan de gehoorschade door de belasting, als de in ISO gegeven relaties tussen gehoorschade bij een bepaalde frequentie en blootstelling aan geluid eveneens zouden gelden voor de popmuziekactiviteiten en de schattingen van de geluidbelastingen door een activiteitjuist zün.
TNO-rapport I 2001.149
Bijlage
van de cases groter dan 1. Daarom is voor de variabelen waarbij 50Vo tot90Vo van de cases een waarde van aaaxxxx hebben die gelijk is aan 0, een T-test uitgevoerd waarbij de gemiddelde waarde van ghlxxxx van de deelgroep met aaaxxxx=O en de gemiddelde waarde van ghlxxxx van de deelgroep met ¿ut¿txxxx > 0 met elkaar zijn vergeleken. In geen van de gevallen bleek de gemiddelde waarde van ghlxxxx van de deelgroep met aaaxxxx > 0 statistisch significant groter te zijn dan de gemiddelde waarde van ghlxxxx van de deelgroep met aâaxxxx=0 (eenzijdig getoetst, significantieniveau 0,05). Overwegingen simpele blootstellingsvariabelen als het totaal aantal bezochte popconcerten en het totaal aantal bezochte houseparty's modellen opleveren met dezelfde voorspellende waarde als de ingewikkelde modellen die zijn afgeleid uit ISO 1999. Bij deze afleidingen zijn echter om het blootstellingsniveau te schatten veel schattingen gemaakt van hoogte en duur van een activiteit. Aangezien bekend is dat er een grote spreiding is in de hoogten en de duur van de activiteiten levert het model derhalve teveel onzekerheden om een goede basis te vormen voor de analyse van de gegevens. Het niet werken van het model wil dus niet zeg¡en dat het model niet juist is. Het kan echter door het ontbreken van teveel gegevens niet getoetst worden.
Uit het voorgaande blijkt dat
Uit een analyse, die voor het onderhavige rapport te gedetailleerd is, blijkt dat het model uit ISO 1999 toepasbaar is voor de gehoorschade bij de frequentie 6000 Hz, als de relatie die in ISO 1999 voor 4000 Hz is gegeven wordt gebruikt voor 6000 Hz. Uit een multipele lineaire regressie-analyse (met aantal popconcerten en aantal houseparty's als onafhankelijke variabelen) blijkt dat de volgens ISO 1999 te verwachten gehoorschade bij 4000 Hz dan precies gelijk is aan de waargenomen relatie tussen de gehoorschade bij 6000 Hz en het aantal activiteiten, waarbij de coëfficiënt van het aantal popconcerten gelijk aan is aan 0,999 en die van het aantal houseparty's gelijk aan 2,5 . Deze factor 2,5 impliceert dat, als we ons beperken tot verklaringen die verband houden met geluidbelasting en het model uit ISO 1999 voor 4000 Hz toepasbaar is op 6000 Hz, de duur van houseparty's gemiddeld (2,5 maal) langer is dan de duur van een popconcert, dat de equivalente geluidniveaus hoger liggen (4 dB(A)) of dat er sprake is van een combinatie van een andere duur en een ander equivalent geluidniveau. Als we nu eens aannemen dat dit ISO model, waarbij de relatie voor de frequentie 4000 Hz wordt
gebruikt om de gehoorschade bij 6000 Hz te schatten, ook geldt voor popmuziek in discotheken, hoeveel minder zou het equivalente geluidniveau of de duur van een discotheekbezoek dan moeten zijn om de afwezigheid van een statistisch verband tussen gehoorschade en blootstelling te verklaren? Een berekening laat zien dat het equivalente geluidniveau gemiddeld 5,2 dB(A) lager zou moeten worden gekozen om niet tot statistisch significante uitspraken te kunnen komen [daarbij wordt uitgegaan van eenzijdige toetsing met een significantieniveau van 0,05 (t= 1,645) een standaardfout in b van 0,011, een range van aantal bezoeken van 0 tot 100 (95Vo waarde van ndis), waardoor de waarde op de regressielijn
voor ndis=100 niet groter mag zijn dan 1,6 dB. In het ISO model is die waarde met de gekozen duur en equivalent geluidniveau 3,1 dB. Dat houdt in dat (L - 75)'(met L het equivalente geluidniveau over 8 uur) een factor 3,1/1,6 =2 en (L-75) een factor 1,3 kleiner zou moeten zijn. Met de eerder geschatte waarde van L = 95,75 dB(A), impliceert dit dat L 5,2 dB(A) lager zou moeten zijn dan 95,75 dB(A), dat wil zeçgen 90,5 dB(A) over 3 uur, hetgeen neerkomt op ongeveer 95 dB(A) over 3 uurl. De veronderstelling dat het equivalente geluidniveau in discotheken gemiddeld 95 dB(A) is, is overigens net zo aannemelijk als de schatting van een equivalent geluidniveau van 100 dB(A). Het feit dat in het huidige onderzoek geen relatie tussen discotheekbezoek en gehoorschade kon worden vastgesteld is dus te verklaren als we aannemen dat de equivalente geluidniveaus
TNO-rapport 12001.149
in
Bijlage
discotheken gemiddeld geen 100 dB(A)
zijn (zoals was
aangenomen
bij de power-
berekeningen vóór het onderzoek), maar 95 dB(A).
Is het model uit ISO 1999 toepasbaar voor popmuziekactiviteiten? Aangezien wel bij 6000 Hz bij de groep mannen gehoorschade door popmuziekactiviteiten is aangetoond en niet bij andere frequenties moet gesteld worden dat het ISO model, dat is opgesteld voor beroepsmatige blootstelling aan lawaai en dat in de onderzochte groep gehoorschade bij 3000, 4000 en 6000 Hz voorspelt, in het algemeen niet toepasbaar is om
gehoorschade
door popmuziekactiviteiten mee te schatten. Kennelijk zijn
de
blootstellingskenmerken in beide situaties te verschillend. Bij beroepsmatige blootstelling gaat het om een dagelijks weerkerende blootstelling, meestal gedurende een groot deel van de
werkdag.
Bij
blootstelling aan popmuziek
bij
popconcerten,
in
discotheken
en
bU
houseparty's gaat het globaal om een bezoek aan één van de genoemde gelegenheden van eens per maand. Een verklaring zou kunnen zijn dat het gehoor de gelegenheid heeft om in de tijd tussen de activiteiten te herstellen van het door popmuziek optredende tijdelijke gehoorverlies, terwijl dat in een beroepsmatige setting niet (voldoende) het geval is. Een mogelijke verklaring zou ook ingewikkelder kunnen zijn: als de zenuwcellen in het binnenoor niet teveel geprikkeld zÜn treedt in de tijd tussen de popmuziekactiviteiten volledig herstel van deze cellen op, terwijl bij een overprikkeling van de meest gevoelige zenuwcellen dit herstel niet geheel optreedt en er zich op de duur gehoorschade gaat ontwikkelen. In fase 2 is nagegaan of het ISO model toepasbaar is op het luisteren naar popmuziek via hoofdtelefoons, Op basis van de gegevens is toen met betrekking tot gehoorschade bij de hogere frequenties de voorzichtige conclusie getrokken dat deze gehoorschade met behulp van het model uit ISO 1999 geschat kan worden, waarbij de relaties volgens ISO 1999 voor beroepsmatige blootstelling ten behoeve van de schatting van de gehoorschade door popmuziek via hoofdtelefoons een halve octaaf verschoven dienen te worden (bijvoorbeeld, de relatie uit ISO 1999 voor 4000IJ.z komt overeen met de relatie voor 6000 Hz in het geval van popmuziek via hoofdtelefoons). In elk geval lijkt het expositiepatroon van het luisteren naar popmuziek via hoofdtelefoons veel meer op die van een beroepsmatige blootstelling: vele jongeren uit de onderzochte groep in fase 2 luisterden dagelijks via hoofdtelefoons naar popmuziek.
Het ISO model, toegepast op alle popmuziekactiviteiten te samen en ingevuld met het vooraf geschatte equivalente geluidniveau en de duur van elk van de popmuziekactiviteiten gaf geen statistisch significante verbanden te zien met de gehoordrempels van de onderzochte groep proefpersonen in de derde fase van het onderzoek. Dit is achteraf niet verwonderlijk, gezien de mogelijkheid dat zowel voor houseparty's als voor discotheken de geluidkenmerken niet juist zijn geschat en het effect van popmuziek bij spelen/zingen in een popgroep of fungeren als diskjockey minder is door het dragen van gehoorbeschermers door een deel van de betreffende proefpersonen waardoor er geen schatting van de blootstelling mogelijk is.
Om na te gaan of het ISO model wel voorspellende waarde heeft als de goede geluidkenmerken van discotheken en houseparty's worden gehanteerd is nogmaals een analyse verricht waarbij het totaal aantal popmuziekactiviteiten ten opzichte van popconcerten (ntot_2) is bepaald volgens: nfot_2 = ncon+2.5 *nhou+O.
3I
7*ndis
met ncon het totaal aantal popconcerten, nhou het totaal aantal houseparty's en ndis het totaal aantal discotheekbezoeken. Uit de analyse blijkt dat slechts voor mannen en slechts voor 6000 Hz er een statistisch signrficante relatie is tussen de volgens ISO 1999 te verwachten gehoorschade bij 4000 Hz en de waargenomen gehoordrempels bU 6000 Hz. De coëfficient
van de regressievergelijking met de relatieve gemiddelde gehoordrempel
bij
6000 Hz
als
Bijlage
TNO-rapport I 2001.149
afhankelijke variabele en de te verwachten gehoorschade bij 4000 Hz als onaftrankelijke variabele is 0,976, met R = 0,28 en F = 8,88. Resumerend stellen we derhalve dat er aanwijzingen zijn dat het model uit ISO 1999, met frequentie aanpassing, toepasbaar is om de gehoorschade bij 6000 Hz bij mannen door een combinatie van het bezoeken van popconcerten, discotheken en houseparty's mee te schatten. Alleen een verdere studie naar de werkelijk optredende equivalente geluidniveaus en de duur van elk van de activiteiten kan meer definitief uitsluitsel geven.
gem ¡ddelde gehoordremPel lSO, mannen
HL in dB 30
rr- Jll-
20 10 0
-10 -20
I
III
lr
.J
-dl-"
¡.s -o\-
* - E_
-t
¡.
-l-
l
4-95% 90% ^*50% 10Yo ^4-5o/o
12345 nummer van de frequentie Figuur
Ct
Gehoordrempels van een groep niet geselecteerde mannenvolgens ISO 7029.
gem iddelde gehoordrem Pel lSO, vrouwen
HL in dB 30
20 10 0
-10
-20
F- -- .n-- -- !d-- =l^(-'Z{ '
'zr
IIII
lr
--ú-F
¡---ryt-r ¡rL-rL-
12345
-* -
-c-95% 90% ^#50% '
10o/o
^' 4-5%
*
nummer van de frequentie Figuur
C2
Gehoordrempels van een groep niet geselecteerde vrouwen volgens ISO 7029.
TNO-rapport 12001.149
Bijlage
D. Vragenlijst
Vragenlijst popmuziek
Naam:
..........(voorletters)
....(achternaam)
Bedrijf:
Invuldatum:
in te wllen door TNO *ri:i+¡t,t:È,*!t't*i.!t+**ri:t{.{.¡¡:È,t**!t,*¡t*:*!t** 'È,f
't'****:**!ß****,t¡ß¡*{.r***!ß*{.'}*:*:ß***'t¡l¡t'*'t**¡***i!*'t't*,t't
Deze vragenlijst bestaat uit vier onderdelen, met vragen over wieje bent; vragen overje gehoor; vragen over je eventuele deelname in heden en verleden aan popmuziek-activiteiten; vragen over diverse zaken. Het gaat in onderdeel 3 om je vroegere en huidige betrokkenheid bij een aantal popmuziekactiviteiten, Popmuziek is muziek zoals house, heavy metal, techno, hitparademuziek, reggae, soul, (hard)rock, raplhiphop, oude hits, ballads/easy listening. We proberen aan de haná van
1. 2. 3. 4.
de vragen een schatting te maken van het totaal aantal maal dat
je
naar popmuziek hebt
geluisterd:
. o o ¡ o
trjdens popconcerten en festivals; in (uitgaans)gelegenheden of bij feesten waar luide muziek ten gehore wordt gebracht, zoals in discotheken, danscafe's, cafe's met live-music en in (studenten)sociëteiten;
tijdenshouseparty's;
als
je in
een popgroep speelt, diskjockey bent,
of
'technisch'
bij
deze activiteiten
assisteert;
via koptelefoons van walk/discmans of andere audio-apparatuur.
Voor elk van deze activiteiten zijn er figuren (patronen) waaruit je moet kiezen en waarover je gegevens moet invullen. Als voorbeeld hierbij een uitwerking van het aantal bezoeken aan popconcerten. Stel je hebt ingevuld dat je het afgelopen jaar nog popconcerten hebt bezochr, dan bekijk je de bijbehorende figuren waarbij verticaal het aantal maal per jaar staat dat je naar popconcerten bent geweest en horizontaal het aantal jaar
je dat hebt gedaan. Je vindt dat het figuur hiernaast het meest dat
op jou van toepassing is: na
bezoek ben
je
je
I
eerste
langzamerhand vaker naar
concerten gegaan en de laatste jaren ga je
zo ongeveer even vaak per jaar. In het figuur is dat 10 maal per jaar. (Die l0 maal per jaar zal op jou wellicht niet van toepassing zijn, en daarom vragen we je ook dat aantal in te vullen.)
popconcerten
o
15
CL
E-to co LO
ß5 caú
oO aantal jaren
Hoogstwaarschijnlijk varieert het aantal maal dat je de afgelopen jaren per jaar een popconcert hebt bezocht wel enigszins. Daarom vragen we je een schatting te maken van het gemiddeld aantal maal per jaar. Verder zou in het voorbeeld van toepassing kunnen zijn dat je op je zestiende bent begonnen met bezoeken van
TNO-rapport I 2001.149
Bijlage
popconcerten en vanaf je twintigste tot heden (stel vijf jaar) gemiddeld 6 maal per jaar een concert bezoekt. Dan berekenen wij aan de hand van je antwoorden dat je ongeveer 12 (eerste vier jaar) + 30 (laatste vijfjaar) = 42 maal een popconcert hebt bezocht.
Instructie over het invullen van de vragenlijst
c .
7,et een kruisje in het hokje bij het antwoord dat van toepassing is of vul een getal /antwoord in op de stippellijn. Blj doorverwijzingen naar een volgende vraag (m.n. in het uitgebreide blok 3) is deze vraag aangegeven middels een code voor het onderdeel in de vragenlijst en het volgnummer in dat blok (bijv. disl - vraag I uit het blok 'Discotheken').
,
****c*Xr.***t<*.*{<Xt
Administratie TNO-PG, niet invullen door proefpersoon al Persoonsnummer: a2 Bedrijf: a3 D atu m aud¡ og ram (dd. mm.yy) : a4 Tijdstip audiogram (hh : mm)
*{
TNO-rapport 12001.149
1.
Bijlage
Persoonsgegevens
Vraag
pl
leeftijd:
p2
geslacht
.
.. ....
Jaar
manln vrouw
2
J
p3
postcode van woonplaats
!!¡!
p4
leefsituatie:
ik woon brj rnijn ouders
1
ik ben alleenstaand
2
! !
ik ben gehuwd./woon samen
J
n
anders, nl:
4
n¡
2. Gegevens over het gehoor Vraag
gl
Ben je vroeger wel eens
bij de huisarts geweest voor pijn in je oren?
n X Minder dan 3 keer 3-10keer vaker dan 10 keer
nee ja2 Hoe vaak was dat in totaal?
o?
o5
ganaarvraagg3 ganael.vraag92
I 2 3
n a n
Ging je vroeger of ga je nu (nog) wel eens naar de specialist, audiologisch centrum of ziekenhuis in verband met klachten overje gehoor?
nee ja2
94
I
! n Hoe vaak was dat in totaal? Minder dan 3 keer 3-10keer vaker dan l0 keer 1
ganaar vraag 96 ga naar vraag 94
I Z 3
! Z
¡
wat was/is volgens jou de reden van je klachten? Kies één of meer van de volgende redenen:
In mijn familie komt slechthorendheid voor; mijn broer, zuster, vader/moeder hebben ook hoorproblemen Ik heb een ernstig (verkeers)ongeval gehad en daardoor is
a
n
gegaan
b
Ik heb gehoorsverlies of oorsuizen overgehouden van vuurwerk
c
¡ n
d
!
mijn gehoor sterk achteruit
Ik heb klachten omdat ik in heel hard lawaai heb gewerkt Ik heb medicijnen gebruikt, waarvan de dokter heeft gezegd dat er als bijverschijnsel slechthorendheid door kan
Ik ben na een ziekte minder goed gaan
horen
optreden
e
f
n n
TNO-rapport l2OOl.l49
Bijlage
s!
Anders, nl. .....
Ik weet het niet 96
g7
nee ja2
Draag je een hoorapparaat?
Ik draag een hoorappalaat aan
I
! n
beide oren
g8
ga naar vraag g8
ganaaÍYraagg7
ln
2 het linkeroor 3
het
h!
rechteroor
n !
ofje je vrienden, bekenden of onbekenden al dan niet goed jullie met elkaar praten. Kruis het bovenste hokje aan dat van jou van verstaan als kan toepassing is. Er is slechts één antwoord mogelijk. Als je een hoorapparaat draagt, kruis dan het hokje aan dat van toepassing is als je je apparaat niet draagt. Ik kan altijd alles goed verstaan, ook in heel lawaaiige omstandigheden Deze vraag gaat erover
(disco, voetbalstadion, in een auto met keiharde
u n omstandigheden b ¡
muziek)
Ik kan altijd alles goed verstaan, behalve in heel lawaaiige Ik kan altijd alles goed verstaan onder rustige omstandigheden, ook in een gesprek met veel andere
mensen
Ik kan alleen maar goed verstaan in een heel rustige omgeving
"
n
d ! n Ik kan eigenlijk nooit goed verstaan wat een ander zegt;ik raad er naar " f ¡ Ik weet het niet als
ik met hoogstens twee andere mensen
spreek
TNO-rapport 12001.149
3.
Bijlage
Gegevens over popmuziek
POPCONCERTEN EN FESTIVALS Hierna wordt alleen het woord popconcert genoemd. Als je (ook) festivals hebt bezocht. reken dan elk dagdeel van je bezoek als één popconcert. Bij festivals in de open lucht gaat het om die dagdelen waarbij je je op een plaats bevond waar het door de harde muziek niet moge¡jk of heel moeilijk was om een ander te verstaan.
Yraag
conl
Hebje ooit een popconcert bezocht?
con2
Bezoekje nu ook nog popconcerten?
nee ja2 nee ja2
n ¡ n !
I
1
garraar vraag
ganaarvraagcon2 ga naar vraag con3 ga naar vraag con4
con3 Hoe oud wasje toenje voor het eerst een popconcert bezocht? Hoe oud was je toen je voor het laatst een popconcert
disl
I
bezocht? 2
Je hebt dus over een periode van hoeveeljaar popconcerten bezocht? 3
We gaan nu bepalen hoeveel maal je in totaal in je leven een popconcert hebt bezocht. Weet je het totaal aantal maal uit je hoofd, vul dat aantal dan hier in en ga naar vraag dis 1.
Het totaal aantal maal dat ik een popconcert heb bezocht
is:
4
.
.. ..
maal
Ben je onzeker over het totaal aantal maal en heb je op de vorige regel niets ingevuld,
dan gaan we dat totaal aantal bepalen uitje hierna volgende antwoorden over dejaren je popconcerten hebt bezocht. Er zijn 6 patronen (nummer 1 tot en met 6) zie de
dat
bijgevoegde figuren. Horizontaal staat het aantal jaar dat je naar popconcerten bent geweest. Vertikaal het aantal maal datje dat perjaar hebt gedaan. In de figuren rs als maximum l0 maal per jaar genomen, Dat hoeft in jouw geval niet zo te zijn.
Welk patroon is het meest voor jou van toepassing? Vul het nummer in dat in de figuur staat. 5 patroon..... Wat is het hoogste aantal maal geweest dat je in een jaar een popconcert hebt bezocht? 6 hoogste aantal maal per jaar: ....
of3
Hebje patroon
1
Heb je patroon
2,5, of 6 gekozen, vul dan in na hoeveel jaar popconcerten je bij
gekozen ga dan naar vraag disl
hoogste aantal per jaar
was
7
het
aantal jaren tot hoogste aantal maal . . .
Heb je patroon 4 of 5 gekozen, vul dan in hoeveel jaar je op het hoogste aantal per jaar was: 8 aantal jaren Ga naar vraag disl
TNO-rapport l2OOl.l49
Bijlage
popconcerten
POPConCerten
1
2
15
o
q, EL
Ë10
E
.EJ
a!
o-
Eä È6
:6 È(!
c
,/
c
rEo
,/
G
G
a!
aantal laren
aantal iaren
popconcerten
POpCOnCeften 4
3 't5
15
o
o
810
õ10
CL
CL
FË t(!
,¿at-
(EJ
a
(!þ
c
ßo
//
oo aú
cä tsa! (0
aantal iaren
aantal iaren
poPconcerten
popconcerten
5
b 't5
15
o
o
ñ10 9ä t6
810
6þ
lEC
atr
.E
CL
CL
9È ts6
c
"o
"o aantal laren
aantal laren
TNO-rapport l2O0l.l49
Bijlage
Vraag
con4
Hoe oud was je toen je voor het eerst een popconcert Hoe oud ben je
bezocht? I
nu?
. . . .. jaar
2
Je hebt dus over een periode van hoeveel jaar popconcerten bezocht?
.. . .. jaar
3
. . . .. jaar
We gaan nu bepalen hoeveel maal je in totaal in je leven een popconcert hebt bezocht.
V/eetje het totaal aantal maal uitje hoofd, vul dat aantal dan hier in en ga naar vraag dis1.
Het totaal aantal maal dat ik een popconcert heb bezocht
is:4
. . . ... maal
Benje onzeker over het totaal aantal maal en hebje op de vorige regel niets ingevuld, dan gaan we dat totaal aantal bepalen uit je hiema volgende antwoorden over de jaren dat je popconcerten hebt bezocht. Er zijn 6 patronen (nummer 7 tot en met 12). Zie de bijgevoegde figuren. Horizontaal staat het aantal jaar dat je naar popconcerten bent geweest. Vertikaal het aantal maal dat je dat per jaar hebt gedaan. In de figuren is als maximum l0 maal per jaar genomen. Dat hoeft in jouw geval niet zo te zijn. Welk patroon is het meest voor jou van toepassing? Vul het nunìrner in dat in de figuur
5
staat.
patroon....
Hoeveel maal heb je in het afgelopen jaar een popconcert bezocht? 6. . . . . . maal
Hebje patroon 7 of9 gekozen ga dan naar vraag disl
Wat is
het hoogste aantal maal geweest dat
7
bezocht?
je in een jaar een
popconcert hebt
hoogste aantal maal perjaar:
Heb je patroon 8, 11, of 12 gekozen, vul dan in na hoeveel jaar popconcerten je bij het hoogste aantal perjaar
was
8
Heb je patroon 10 of 11 gekozen, vul dan in hoeveel jaar je op het hoogste aantal per Jaar
was:
Ga naar vraag dis
9 l.
aantal jaren
TNO-rapport I 2001.149
Bijlage
15
15
o cl
o
Ét
6C
El0 EÈ ÈG oc
l!
6 60
810
sË È6
tr
"o aantal ¡aren
15
15
o
o
810
cË È(!
Ël0 !È Èß
(!5 c
65 c
ê
CI
a!
IE
"o
"o
aantal iaren
aantal iaren
popconceÍten 12
tu
Ë15
.E
tro
tro
,s
6
õ (!
a!
E5
E5
õ
õ
Eo
c
s0
(!
aantal ¡aren
aantal laren
TNO-rapport 12001.149
Bijlage
DISCOTTIEKEN
Hierna wordt alleen het woord discotheek genoemd. Het gaat echter om alle (uitgaans)gelegenheden waar luide muziek ten gehore wordt of werd gebracht, zoals discotheken, danscafe's, cafe's met live-music en (studenten)sociëteiten en feesten (schoolfeesten, clubfeesten) waar het door de muziek heel moeilijk of onmogelijk was om elkaar te verstaaan.
Ynag
disl
Heb je ooit een discotheek bezocht of een andere gelegenheid waar luide muziek om
I ja 2 nee I ja 2
! a ! a
op te dansen ten gehore wordt gebracht? nee
houl
dis2 dis3
Bezoekje nu ook nog discotheken?
ga naar
vraag;
ga naar vraag dis2 ga naar vraag dis3
ganaar vraag dis4
Hoe oud was je toen je voor het eerst een discotheek
bezocht? 1
. . . . jaar
Hoe oud wasje toenje voor het laatst een discotheek
bezocht? 2
.. .. jaar
Je hebt dus over een periode van hoeveel jaar discotheken
bezocht?3
. . . . jaar
We gaan nu bepalen hoeveel maal je in totaal in je leven een discotheek hebt bezocht. Weet je het totaal aantal maal uitje hoofd, vul dat aantal dan hier in en ga naar vraag houl. Het totaal aantal maal dat ik een discotheek heb bezocht
is:
4
..
.
. maal
Ben je onzeker over het totaal aantal maal en heb je op de vorige regel niets ingevuld, dan gaan we dat totaal aantal bepalen uit je hiema volgende antwoorden over de jaren dat je discotheken hebt bezocht. Er zijn 6 patronen (nummer I tot en met 6) Zie de bijgevoegde frguren. Horizontaal staat het aantal jaar dat je naar discotheken bent geweest. Vertikaal het aantal maal dat je dat per maand hebt gedaan. In de figuren is als maximum 10 maal per maand genomen. Dat hoeft in jouw geval niet zo te zijn.
Welk patroon is het meest voor jou van toepassing? Vul het nummer in dat in de figuur staat.
5 patroon:.... Wat is het hoogste aantal maal geweest dat je in een jaar gemiddeld per maand een discotheek
6
hebt bezocht?
hoogste aantal maal per maand:
Hebje patroon 1 of3 gekozen ga dan naar vraag houl Heb je patroon
21
5, of 6 gekozen, vul dan in na hoeveel jaar discotheken je bij het hoogste
aantal gemiddeld per maand was 7
aantal jaar tot hoogste aantal
Heb je patroon 4 of 5 gekozen, vul dan in hoeveel jaar je op het hoogste aantal gemiddeld per maand
was:
Ga naar vraag hou I
8
aantal jaren
TNO-rapport 12001.149
Bijlage
discotheken
discotheken
2
1 15
b e
15
EE Ér!
Io
Lt! l!E
o cl
r¡ GÊ
CG É6 GÈ c
5
c
10
,/
"o
t!
r!0
aantal ¡aren
aantal jaren
discotheken
discotheken
3
4 15
15
o cl
o
ô-
E¡ oc co LO
10
GÈ c (!
C
-/
oo
ro GC
10
rE
s
ÊG bG E
tu
"o aantal jaren
aantal jaren
discotheken
discotheken
5
6
15
15
o
o
CI
CI
ã¡ GC co Éõ cÈ c o
,/
C
t!
r¡
10
(gÊ E(! e6 oÈ
J
1o 5
tr
o
"o
"o aantal jaren
aantal ¡aren
TNO-rapport 12001.149
Bijlage
Vraag
dis4
Hoe oud was je toen je voor het eerst een discotheek Je bent nu
bezocht?
hoeveeljaar?
1
2
Je hebt dus over een periode van hoeveeljaar discotheken bezocht? 3
'We gaan nu bepalen hoeveel maal je in totaal in je leven een discotheek hebt bezocht. Weet je het totaal aantal maal uit je hoofd, vul dat aantal dan hier in en ga naar vraag
hou1. Het totaal aantal maal dat ik een discotheek heb bezocht
is
4
maal
Benje onzeker over het totaal aantal maal en hebje op de vorige regel niets ingevuld, dan gaan we dat totaal aantal bepalen uit je hiema volgende antwoorden over de jaren dat je discotheken hebt bezocht. Er zijn 6 patronen (nummer 7 ror en mer l2). Zie de bijgevoegde figuren. Horizontaal staat het aantal jaar dat je naar discotheken bent geweest. vertikaal het aantal maal dat je dat in een jaar gemiddeld per maand hebt gedaan. In de figuren is als maximum gemiddeld l0 maal per maand genomen. Dat hoeft in jouw geval niet zo te zijn.
welk patroon is het
jou van toepassing? vul het nurnmer in dat in de figuurstaat. patroon.... 5 Hoeveel maal heb je in het afgelopen jaar gemiddeld per maand een discotheek meest voor
bezocht? wat is het hoogste
bezocht?
6 aantal maal geweest dat
7
... ...
maal
je in een jaar een discotheek
hebt
hoogste gemiddeld aantal maal per maand. . . .
Heb je patroon 7 of 9 gekozen ga dan naar vraag houl Heb je patroon 8, 11, of 12 gekozen, vul dan in na hoeveel jaar discotheekbezoek je
bij het hoogste gemiddelde aantal per maand Heb
je
patroon 10
of 11 gekozen, vul dan in
gemiddelde aantal per maand Ga naar vraag houl.
was:
was:
8
aantaljaar
je op het hoogste 9 aantal jaren . . . .
hoeveel jaar
TNO-rapport 12001.149
Bijlage
discotheken
d
7
iscothe ke n e n 8
15
o
6)
CI
CL
fGCs
10
îE OE Éo L6 6È c o o
g(t ÈG 6to c 6
"o âantal ¡are
n
discotheken
discotheken
I
10 15
15
o
a,
CI
CI
fr!t ! E6
ru Gtr
10
L6
c6 Lõ
6tro
GÈO
tr
c
to
"o
10
G
G
aantal ¡are n
d¡scotheken
discotheken
1t
12 15
15
o (L
o
CI
Et 6c E6
L6 GÈ3 G
to
10
fßtr¡ trß È6 dÈc c 6
"o
10
TNO-rapport 12001.149
Bijlage
HOUSEPARTY'S Yraag
I
Heb je ooit een houseparty
bezocht? nee
! ganaffvraagjocl ja2 n ga naar vraag hou2 hou2 Bezoekje nu ook nog houseparry's? nee ¡ ga naar vraag hou3 ja2 ! ga naar vraag hou4 hou3 Hoe oud was je toen je voor het eerst een houseparty bezocht? I Hoe oud was je toen je voor het laatst een houseparty bezocht? 2 hou
1
1
Je hebt dus over een periode van hoeveeljaar houseparty's bezocht?3
We gaan nu bepalen hoeveel maal je in totaal in je leven een houseparty hebt bezocht. V/eet je het totaal aantal maal uitje hoofd, vul dat aantal dan hier in en ga naar vraagjocl. Het totaal aantal maal dat ik een houseparty heb bezocht
is:
4
.,..
maal
Ben je onzeker over het totaal aantal maal en heb je op de vorige regel niets ingevuld, dan gaan we dat totaal aantal bepalen uit je hierna volgende antwoorden over de jaren dat je houseparty's hebt bezocht. Er zijn 6 patronen (nummer I tot en met 6) Zie de bijgevoegde figuren. Horizontaal staat het aantal jaar dat je naar houseparty's bent geweest. Vertikaal het aantal maal dat je dat per jaar hebt gedaan. In de figuren is als maximum 10 maal per jaar genomen. Dat hoeft in jouw geval niet zo te zijn.
Welk patroon is het meest voor jou van toepassing? Vul het nummer in dat in de figuur
5
staat.
patroon:....
Wat is het hoogste aantal maal geweest dat je in een jaar een houseparty hebt bezocht?
6 Hebje patroon
I of3
hoogste aantal maal per jaar: . . . .
gekozen ga dan naar vraagjocl
Heb je patroon 21 5, of 6 gekozen, vul dan in na hoeveel jaar housepafty's aantal per jaar
was
7
je bij het hoogste
aantal jaar tot hoogste aantal maal . . . . . .
Heb je patroon 4 of 5 gekozen, vul dan in hoeveeljaarje op het hoogste aantal perjaar was:
8 Ga naar vraag joc
1.
aantal jaren
TNO-rapport 12001.149
Bijlage
house-parties
house-parties
1
2
15 (, CL
810 EÈ È6
,/
6c t o
,/
to
aantal jaren
aantal ¡aren
.q
house-part¡es
house-part¡es
3
4 G .;Ërs åro 6 G E5
tu
åro (É
o
È5 E
6
Eo ¿/
ão
(E
a!
aantal ¡aren
aantal iaren
house-parties
house-parties
5
6 15
E,'u
t
o
CI
r10 !È r'c
ro
6
È(!
o
E5 G
to a!
c^
6U a! aantal jaren
5
TNO-rapport 12001.149
Bijlage
Vraag
hou4
Hoe oud was je toen je voor het eerst een houseparty
Je bent nu
bezocht?
hoeveeljaar?
I . . . ... jaar
Z. . .... jaar
Je hebt dus over een periode van hoeveel jaar houseparty's
bezocht?
3. . . ... jaar
We gaan nu bepalen hoeveel maal je in totaal in je leven een houseparty hebt bezocht. Weet je het totaal aantal maal uitje hoofd, vul dat aantal dan hier in en ga naar vraagjocl. Het totaal aantal maal dat ik een houseparty heb bezocht
is:
4. . . .. maal
Ben je onzeker over het totaal aantal maal en heb je op de vorige regel niets ingevuld, dan gaan we dat totaal aantal bepalen uit je hierna volgende antwoorden over de jaren dat je houseparty's hebt bezocht. Er zijn 6 patronen (nummer 7 tot en met 12). Zie de bijgevoegde figuren. Horizontaal staat het aantal jaar dat je naar houseparty's bent geweest. Vertikaal het aantal maal dat je dat per jaar hebt gedaan. In de figuren is als maximum 10 maal per jaar genomen. Dat hoeft in jouw geval niet zo te zijn.
Welk patroon is het meest voor jou van toepassing? Vul het nummer in dat in de figuur
5
staat.
patroon.....
Hoeveel maal heb je in het afgelopen jaar een houseparty bezocht? 6. . . . . . maal Wat is het hoogste aantal maal geweest dat je in een jaar een houseparty hebt bezocht?
7
hoogste aantal maal per
jaar:
.
Hebje patroon 7 of9 gekozen, ga dan naar vraagjocl Hebje patroon 8,11, of 12 gekozen, vul dan in na hoeveeljaar housepafy'sje bij het hoogste aantal per jaar
was
8
aantal jaar tot hoogste aantal maal . . . . .
.
Hebje patroon 10 of 11 gekozen, vul dan in hoeveeljaarje op het hoogste aantal perjaar was:
9 Ga naar vraag joc
l.
aantaljaren
TNO-rapport 12001.149
Bijlage
'15
15
o
o
CI
CI
,v
6 :96 È6 6c
EK Eß ËE 6 to
E
6
to
5
aantâl jaren
house-parties 10
gËrs
15
o
Ét
tro
qÈ
õ o
ÈG
õÊ 6 to
E5
5
õ c
E0 aantal iaren
aantal iaren
house-parties 11
gË
-15 q)
1s
ct
r10 cË
8. lo G
È6 6v
o
E5
Ë
6 c
3o
30 aantal ¡a?en
aantal iaren
TNO-rapport 12001.149
Bijlage
DISKIOCKEY, POPGROEP, TECHNISCHE ASSISTENTIE Het gaat in de hierna gestelde vragen om de activiteiten 'optreden in een popgroep, fungeren als diskjockey en verlenen van assistentie bij deze activiteiten' .Deze activiteiten zijn samengevat tot 'optreden als diskjockey'. Vraag
jocl
Benje ooit diskjockey
geweest?
nee
ja
joc2
Benje nu ook nog
diskjockey?
nee
ja
joc3
ln 2a 1n 2a
Hoe oud was je toen je voor het eerst als diskjockey optrad? Hoe oud was je toen je voor het eerst als diskjockey optrad? Je hebt dus hoeveeljaar opgetreden als diskjockey?
ga naar vraag
kopl
gaîazr vraag joc2 ga naar vraag joc3 ga naar vraag joc4
I 2 3
....jaar
....
jaar
...
jaar
.
We gaan nu bepalen hoeveel maal je in totaal in je leven bent opgetreden als diskjockey. Weet je het totaal aantal maal uit je hoofd, vul dat aantal dan hier in en ga naar vraag kopl.
4
Het totaal aantal maal dat ik ben opgetreden is:
.. ..
maal
Ben je onzeker over het totaal aantal maal en heb je op de vorige regel niets ingevuld, dan gaan we dat totaal aantal bepalen uit je hierna volgende antwoorden over de jaren dat je bent
Er zijn 6 patronen (nummer I tot en met 6) Zie de bijgevoegde figuren. Horizontaal staat het aantal jaar dat je bent opgetreden als diskjockey. Vertikaal het aantal opgetreden.
maal dat je dat per jaar hebt gedaan. In de figuren is als maximum 10 maal per jaar genomen. Dat hoeft in jouw geval niet zo te zijn.
Welk patroon is het meest voor jou van toepassing? Vul het numrner in dat in de figuur
5 Wat is het hoogste aantal maal geweest dat
je in
6 Hebje patroon
I of3
staat.
patroon..... een jaar bent opgetreden als diskjockey?
hoogste aantal maal per jaar: . . .
.
gekozen ga dan naar vraag kopl
Heb je patroon 2,5, of 6 gekozen, vul dan in na hoeveel jaar optreden je bij het hoogste aantal per jaar
was
7
aantal jaar tot hoogste aantal maal . . .
..
Heb je patroon 4 of 5 gekozen, vul dan in hoeveel jaar je op het hoogste aantal per jaar was:
8 Ga naar kop1.
aantaljaren
TNO-rapport 12001.149
Bijlage
popgroeP
popgroep
'l
2
ea
15
aa
nta
|
mdaa al r
15
nta
10
lni""to al r
5
Pe f
/
to
0
,/
3
pe
aantal ¡aren
aantal iaren
poPgroeP
popgroep
3
4 ee
nta
aa
15
nta 15
I
ma l0
I
ma
el
pe5
-/
Í
iaa f
Pe5 f
o
¡aa aantal jaren
aantal jaren
Popgroep
popgroep
5
6 aa
nta 15
nta
I
I
mâ 10
ma
al
al
Í
f
15 10
pe5
pe5 r
o
f
aa
iaa
10
al
laa
o
f
aantal ¡aren
o
aantal iaren
TNO-rapport 12001.149
Bijlage
Vraag
joc4
Hoe oud was je toen je voor het eerst als diskjockey oprrad?
I
Je bent nu hoeveel jaar?
2
Je treedt dus hoeveeljaar op als diskjockey?
3
We gaan nu bepalen hoeveel maal je in totaal in je leven hebt opgetreden. Weet je het totaal aantal maal uitje hoofd, vul dat aantal dan hier in en ga naar vraag kopl. Het totaal aantal maal dat ik heb opgetreden als diskjockey is:
4
.. ..
maal
je onzeker over het totaal aantal maal en heb je op de vorige regel niets ingevuld, dan gaan we dat totaal aantal bepalen uitje hierna volgende antwoorden over dejaren datje hebt Ben
opgetreden. Er zijn 6 patronen (nummer 7 tot en mel l2). Zie de bijgevoegde figuren. Horizontaal staat het aanfal jaat dat je hebt opgetreden. Vertikaal het aantal maal dat je dat per jaar hebt gedaan. In de figuren is als maximum l0 maal per jaar genomen. Dat hoeft in jouw geval niet zo te zijn.
Welk patroon is het meest voor jou van toepassing? Vul het nuîrner in dat in de figuur
staat.
5patroon..... Hoeveel maal heb je in het afgelopen jaar opgetreden? 6. . . .. maal Wat is het hoogste aantal maal geweest dat je in een jaar hebt opgetreden? 7 hoogste aantal
maalperjaar:
....
Hebje patroon 7 oI9 gekozen, ga dan naar vraag kopl Heb je patroon 8, 11, of 12 gekozen, vul dan in na hoeveel jaar optreden je bij het hoogste aantal perjaar
was
8
aantal jaar tot hoogste aantal maal
Hebje patroon 10 of 11 gekozen, vul dan in hoeveeljaarje op het hoogste aantal perjaar was:
9 Ga naar vraag kop L
aantaljaren
TNO-rapport 12001.149
Bijlage
popgroeP
popgroep
I
7 15
o
CI
?10
EË Èß GJ É 6
"o
aântal ¡aren aantal ¡aren
popgroep
popgroep
I
10
15
15
o
o
Ë10
810
CI
.L
ck ÈG
EÈ tsG
E-
õc tß
5
É 6 G^
to U
aantal laren
popgroeP
popgroep
11
12
15
15
o
o
810 9È È6
r10 sÈ tsG
CI
õJ
c o G0
CI
ßr Ê
ß
G0 aental ¡aren
TNO-rapport 12001.149
Bijlage
LUISTEREN MET KOPTELEFOONS NAAR POPMUZIEK Vraag
kopl
Heb je ooit met koptelefoons naar popmuziek geluisterd?
nee ja2 kop2
I
Luister je nog met koptelefoons?nee I
ja2 kop3
! ! n !
ga naar vraag
divl
ga naar vraagkop2 gaîaau- vraag kop3 ga naar vraag kop5
Hoe oud was je toen je voor de eerste maal met koptelefoons luisterde? 1 . . . . jaar Hoe oud was je toen je voor de laatste maal met koptelefoons luisterde? 2. . . . jaar
3....jaar
Je hebt dus hoeveel jaar met koptelefoons geluisterd?
We gaan nu bepalen hoeveel uur je in totaal in je leven met koptelefoons hebt geluisterd. Weet je het totaal aantal uren uit je hoofd, vul dat aantal dan hier in en ga naar vraag divl .
Het totaal aantal uren dat ik ooit met koptelefoons
n¿utr
popmuziek heb geluisterd is:
4.....uur Ben je onzeker over het totaal aantal maal en heb je op de vorige regel niets ingevuld, dan gaan we dat totaal aantal uren bepalen uit je hierna volgende antwoorden over het luisteren met koptelefoons naar popmuziek. Er zijn 6 patronen (nummer I tot en met 6) Zie de bijgevoegde figuren. Horizontaal staat het aantal jaar dat je met koptelefoons hebt geluisterd. Vertikaal het aantal uren dat je dat gemiddeld per week hebt gedaan. In de figuren is 10 uur per week als maximum genomen. Dat hoeft in jouw geval niet zo te zijn.
Welk patroon is het meest voor jou van toepassing? Vul het nuûrmer in dat in de figuur
staat.
patroon..... 5 Wat is het hoogste aantal uren geweest dat je in een jaar gemiddeld per week koptelefoons hebt
Hebje patroon
geluisterd?
6
met
hoogste gemiddeld aantal uren per week
I of3 gekozen ga dan naar vraag divl
Heb je patroon 2, 5, of 6 gekozen, vul dan in na hoeveel jaar met koptelefoons luisteren je bij het hoogste aantal uren gemiddeld per week was: 7 aantal jaar tot hoogste aantal
Heb
je patroon 4 of 5
gemiddeld per week
Kop4 Als je
gekozen,
vul dan in hoeveel jaar je op het hoogste aantal uren
was:
8
aantal jaren
gebruik maakte van een koptelefoon wat was dan meestal de stand van
volumeknop van
je walk/discman of
Minder dan de helft van het maximaal mogelijke Ongeveer de helft van het maximaal
mogelijke
mogelijke Op het maximaal mogelijke 3/+
van het maximaal
Anders, namelijk Ga naar vraag divl.
de
andere audio-apparatuur, waaraan de koptelefoon was
aangesloten?
Ongeveer
.
I 2 3 4 5
! a n I
TNO-rapport 12001.149
Bijlage
hoofdtelefoons
hoofdtelefoons
1
2
15
15
o
o
IL
cOJ
f! c10 o! LO to
10
LO
=o 6! c6
;ì "o
s
"o
,/
s
Ê 6
,/
aantal iaren
aantal ¡aren
hoofdtelefoons 3
15
o
CL
c10 ol Éo t6) 6ì t(ú
5
//
o lt c o: LO =o
63 6
"o
G
aantal laren
aantal iaren
15
15
o
o
c10 OI
c10 o: LO
a\
C\
LO fo
6! Ê G o0
fo
615
5
c 60 G
aantal laren
aantal laren
TNO-rapport 12001.149
Bijlage
Vraag
kop5
Hoe oud was je toen je voor de eerste maal met koptelefoons luisterde? I . . . jaar Je bent nu
hoeveeljaar?
Je luistert dus hoeveel jaar met
2. . ..jaar
koptelefoons?
3. . . jaar
We gaan nu bepalen hoeveel uur je in totaal in je leven met koptelefoons hebt geluisterd. Weet je het totaal aantal uren uit je hoofd, vul dat aantal dan hier in en ga naar vraag div L Het totaal aantal uren dat ik met koptelefoons naar popmuziek heb geluisterd is: 4 . . . . uur Ben je onzeker over het totaal aantal maal en heb je op de vorige regel niets ingevuld, dan gaan we dat totaal aantal uren bepalen uit je hiema volgende antwoorden over het luisteren met koptelefoons naar popmuziek. Er zijn 6 patronen (nummer 7 tot en met l2). Zie de bijgevoegde figuren. Horizontaal staat het aantal jaar dat je met koptelefoons hebt geluisterd. Vertikaal het aantal uren dat je dat gemiddeld per week hebt gedaan. In de figuren is als maximum 10 uur per week genomen. Dat hoeft in jouw geval niet zo te zijn.
Welk patroon is het meest voor jou van toepassing? Vul het nuÍtmer in dat in de figuur
5
je in het afgelopen jaar gemiddeld per week met geluisterdnaarpopmuziek? 6 ...... maal Hoeveel uur per week heb
v/at is het hoogste aantal uren geweest koptelefoons hebt
geluisterd?
staat.
patroon.....
dat
7
je in
koptelefoons
een jaar gemiddeld per week met
hoogste gemiddeld aantal uren per week:.
Hebje patroon 7 of9 gekozen ga dan naar vraag divl Heb je patroon 8, 1L, of 12 gekozen, vul dan in na hoeveel jaar met koptelefoons luisteren je bij het hoogste aantal uren gemiddeld per week was:
8 Heb
je patroon 10 of 11 gekozen, vul
gemiddeld per week
Kop6
was:
9
aantal jaar tot hoogste aantal.
dan
in hoeveel jaar je op het hoogste aantal
aantal jaren
Als je gebruik maakt van een koptelefoon wat is dan meestal de stand van de volumeknop van je walk/discman of andere audio-apparatuur, waaraan de koptelefoon is aangesloten? Minder dan de helft van her maximaal mogelijke Ongeveer de helft van het maximaal
mogelijke
mogelijke Op het maximaal mogelijke Anders,namelijk 5..... Ongeveer
KopT
uren
Had
3/c
van het maximaal
I Z 3 4
¡ a n Z
je in de eerste helft van de jaren dat je gebruik maakte van een koptelefoon
TNO-rapport 12001.149
Bijlage
de stand van de volumeknop anders dan tegenwoordig zodat de muziek toen zachfer of harder was? Toen duidelijk
harder
Toen ongeveer even hard als Toen duidelijk Ga naar vraag
divl.
zachter
nu
1 2 3
! a n
TNO-rapport 12001.149
Bijlage
hoofdtelefoons
hoofdtelefoons
I
7
15
15
6)
c¡
c OJ LO fo
c OI LO fol
CI
CI
6ì E
10
10 5
6ì
s
c o
o
to
0
6
aântal jaren
aantal iaren
hoofdtelefoons
hoofdtelefoons
I
10
15
15
o
q)
CI
c o! LO
10
6ì tr G to
5
cl
cOI
10
6ì tr
s
LO fq,
fo
õ
"o aantal ¡aren
aantal iaren
hoofdtelefoons
hoofdtelefoons
't1
12
.15
c
gã ro
õÌ co
oÉL o
15
o
ÊL
10
co!
10
6ì
5
LO fq)
5
c
G
"o
0
aantal ¡are
n
aantal ¡are
n
TNO-rapport 12001.149
4.
Bijlage
Diversen
Soms kun je na afloop van een popmuziek-activiteit een 'wattengevoel' in je oren hebben, of last hebben van suizen of gepiep in je oren of dovig zijn.
Vraag
divl
Hoe vaak heb je dat in het laatste jaar meegemaakt? keer
div2
Als je dat in het afgelopen jaar hebt meegemaakt, na afloop van welke popmuziekactiviteit(en) was dat dan? Er is meer dan één antwoord mogelijk.
u!
bij popconcerten
bn
in discotheken en danscafe's
"n d! "n f
tijdens houseparty's
bij het fungeren als diskjockey etc. bij luisteren met koptelefoons bij andere gelegenheid, nl
div3
Wil je zo goed mogelijk schatten hoe vaak je dit totaal in ie hele leven na afloop van
popmuziek-activiteiten hebt
meegemaakt:
...
keer
Deze laatste waag gaaf over het gebruik van persoonlijke gehoorbeschermingsmiddelen als je deelneemt of hebt deelgenomen aan een popmuziek-activiteit. Deze persoonlijke gehoorbeschermingsmiddelen kunnen oordoppen, oorwatten (geen gewone watten!), oorproppen, otoplastieken of oorkappen zijn. Oorkussentjes van koptelefooons zijn geen gehoorbeschermers
div4
!
Heb je ooit gehoorbeschermers gebruikt tijdens een popmuziek-activiteit?
nee I
!
ga
Z
ganaar vraag div5
naar
EINDE
VRAGENLUST
Ja div5
Hieronder zie
2
popmuziek-activiteiten. Vul, als je er ooit aan hebt nog deelneemt het hokje in dat het meest past bij je gebruik van
je de diverse
deelgenomen of gehoorbescherming.
Gebruik
popconcerten
discotheken houseparty's
diskjockey
gehoorbescherrnersabcd I ! a ongeveer de helft van het aantal maal 2 n ongeveereen kwart van het aantal maal 3
! ! ¡
! n ¡
4 ¡
!
n
(bijna)altijd
bijnanooit
! ! ! n
TNO-rapport 12001.149
Bijlage
En tot slot een paar vragen die je in je eigen woorden mag invullen. Wat kan of wat kunnen de nadelige gevolgen zijn van blootstelling aan (te) luide muziek?
Zot je er de voorkeur aan geven of hebben gegeven dat de popmuziek wat minder hard ten gehore wordt gebracht of zou zijn gebracht? Zo ja, bij welke activiteiten?
Vind je dat de overheid grenzen zou moeten stellen aan hoe hard popmuziek mag zijn in openbare gelegenheden, zoals in discotheken en bij popconcerten? Denkje dat overheidsmaatregelen succes zouden hebben?
EINDE VRAGENLUST Heb je alle vragen ingevuld?
Hartelijk dank voor je medewerking. We verzoeken je de vragenlijst ingevuld mee te nemen naar de audiomobiel wanneer de gehoortest wordt afgenomen.