stp lwo wb.2
09-03-2005
12:44
Pagina 1
STANDPUNT voor VMBO/LWOO & BBL Werkboek deel 2
Jan de Leeuw
Van:
Klas:
School:
Schooljaar:
stp lwo wb.2
09-03-2005
12:44
Pagina 3
Hoofdstuk 1 Dierproeven Paragraaf 1 Introductie Opdracht 1, p.7 a. In welke landen worden stierengevechten gehouden?
b. Zou je zelf naar een stierengevecht gaan kijken?
c. Wat vind je van stierenvechten?
Z-Route Opdracht 1, p.7 Kies opdracht a of b. a. Maak een aanplakbiljet (een affiche). Het biljet is een aankondiging van een stierengevecht. Op het aanplakbiljet staan: plaats, tijd, het evenement, wie er mee doen. Het aanplakbiljet moet er mooi uitzien! Bij de affiche moet iedereen het gevoel krijgen: ‘Daar moet ik naar toe. Als ik níet ga, mis ik iets.’ b. Maak een aanplakbiljet. Het biljet is een protest tegen stierengevechten. Op zo’n aanplakbiljet staat kort aangegeven wat er verkeerd aan is. Het aanplakbiljet moet de aandacht trekken. De mensen moeten er door geraakt worden! Bij het zien van de affiche moet iedereen het gevoel krijgen van: ‘Stierengevechten zijn gruwelijk. Ze moeten er onmiddellijk mee stoppen.’ Raadpleeg eventueel: Comité Anti Stierenvechten: www.stieren.net of www.kidsforanimals.nl Hiernaast zie je een voorbeeld van een protestaffiche.
Paragraaf 2 Informatie over natuur en milieu Opdracht 2, p.8 Geef een omschrijving van het woord ‘natuur’. Natuur is:
Opdracht 3, p.8 a. Wat valt wel en wat niet onder ‘natuur’? Plaats een kruisje. Tip. Vraag je af: ‘is het wel of niet door de mens gemaakt’. Wel door de mens gemaakt: geen natuur. Niet door de mens gemaakt: wel natuur.
a. b. c. d. e. f.
HOOFDSTUK 1
Natuur Een gameboy Het schoolplein De Noordzee Een kanaal Een voetbal Een bos
wel
niet
3
stp lwo wb.2
09-03-2005
12:44
Pagina 4
b. Geef zelf een voorbeeld van wat we bedoelen met het woord ‘natuur’.
Z-Route Opdracht 2, p.8 Maak een collage van jouw lievelingsdieren. Minimaal vier dieren. Je mag tekeningen maken, foto’s plakken, etc. Schrijf bij elk dier op: waarom het jouw lievelingsdier is.
4
naam dier:
naam dier:
mijn lievelingsdier omdat
mijn lievelingsdier omdat
naam dier:
naam dier:
mijn lievelingsdier omdat
mijn lievelingsdier omdat
HOOFDSTUK 1
stp lwo wb.2
09-03-2005
12:44
Pagina 5
Opdracht 4, p.8 a. Geef een omschrijving van het woord ‘milieu’. Milieu is: b. Geef twee eigen voorbeelden van milieu.
Opdracht 5, p.8 a. Wat is het verschil tussen ‘natuur’ en ‘milieu’?
b. In het leerboek op bladzijde 8/9 zie je allerlei plaatjes. Elk plaatje heeft een letter. Schrijf op wat je ziet. Plaatje a: Plaatje b: Plaatje c: Plaatje d: Plaatje e: Plaatje f: c. Geef bij elk plaatje aan of het valt onder de natuur, onder milieu of onder beide. Plaats een kruisje. Plaatje Plaatje a Plaatje b Plaatje c
Natuur
Milieu
Beide
Plaatje Plaatje d Plaatje e Plaatje f
Natuur
Milieu
Beide
Z-Route Opdracht 3, p.8 Keuzeopdracht. Maak opdracht a of b. a. Maak hiernaast een plattegrond van de straat en de buurt waar je woont. Maak de huizen rood. De straten en de trottoirs worden grijs. De natuur teken je groen. Schrijf op de volgende bladzijde wat je opvalt bij jouw buurt. Wat vind je leuk, wat niet? Wat vind je mooi, wat niet? b. Maak een computertekening van de straat en de buurt waar je woont. Plak hem hiernaast. Schrijf op de volgende bladzijde wat je opvalt bij jouw buurt. Wat vind je leuk, wat niet? Wat vind je mooi, wat niet?
HOOFDSTUK 1
5
stp lwo wb.2
09-03-2005
12:44
Pagina 6
Opvallend aan mijn buurt vind ik:
Opdracht 6, p.9 Hiernaast zie je een aantal tijdschriften. Die tijdschriften zijn van bepaalde materialen gemaakt. Welke zijn dat? Laat zien waar die materialen vandaan komen. Maak hieronder een handgemaakte of computertekening.
Opdracht 7, p.9 Keuzeopdracht. Kies a, b of c. a. Schrijf een aantal merken op van scooters. In welk land worden deze scooters gemaakt? Merk scooter
wordt gemaakt in
1. 2. 3. b. Schrijf een aantal automerken op. Waar worden deze auto’s gemaakt? Merk auto
wordt gemaakt in
1. 2. 3. 6
HOOFDSTUK 1
stp lwo wb.2
09-03-2005
12:44
Pagina 7
c. Schrijf een aantal materialen op waar kleding van wordt gemaakt. Waar worden deze materialen gemaakt? Kleding materiaal
wordt gemaakt in
Z-Route Opdracht 4, p.9 Het milieu op school. Ook de school hoort bij jouw milieu. Je gaat nu onderzoeken hoe het staat met dit stukje van jouw milieu. a. Wat zijn de goede dingen op jouw school? Dit kan van alles zijn: het gebouw, de inrichting van de lokalen, hygiëne, de groenvoorziening, enz.
b. Wat zijn de minder goede dingen?
Hoe gaan leerlingen en leraren van jouw school om met het milieu? Voorbeelden: gooien jullie afval in de vuilnisbakken? worden er plastic bekers gebruikt voor koffie, thee en frisdrank? hoe ziet de kantine eruit na de pauze?
d. Schrijf twee dingen op die moeten verbeteren op school.
e. De klas kiest de drie beste voorstellen. Ze worden gepubliceerd in de schoolkrant. HOOFDSTUK 1
Aanhang milieuorganisaties op 1 januari 2004 Natuurmonumenten 945.000 Wereldnatuurfonds 850.000 Greenpeace 673.000 Internationaal Dierenfonds 326.000 Dierenbescherming 197.000 Vogelbescherming 124.000 Stichting AAP 91.000 Milieudefensie 71.000 Zeehondencreche Pieterburen 53.000 Zuid-Hollands Landschap 50.000 Andere organisaties 620.000 Totaal (107 organisaties) ± 4.000.000
bron: www.omroep.nl/vara/vroegevogels
c. -
7
stp lwo wb.2
09-03-2005
12:44
Pagina 8
Z-Route Opdracht 5, p.9 Verdiepingsstof: milieuvervuiling Milieuvervuiling heeft zeven gevolgen. Die beginnen allemaal met een V. Daarom noemen we ze: De zeven V’s. Hier komen ze:
8
HOOFDSTUK 1
09-03-2005
12:44
Pagina 9
1. Verspreiding van afval in het milieu. Het afval komt op allerlei plaatsen terecht. Denk maar aan het afval dat 2 00 95 2 90 9 9 mensen op het strand achterlaten of in 1 1 het bos. Dit noemen we zwerfafval. g. 2. Verzuring van het milieu door de zure 420k regen. Huishoudelijk afval (per inwoner) Het milieu wordt steeds zuurder. Dat komt door vieze stoffen in de lucht. Zoals ammoniak. Gevolg is: de bomen gaan dood. 3. Vermesting van grond en water. Teveel mest in het milieu geeft schade aan het milieu. Uit mest komt ammoniak vrij. Dat leidt tot verzuring. 4. Verdroging van de bodem. Nederland wordt steeds droger. Een van de oorzaken: het regenwater kan niet goed in de bodem dringen. De bodem raakt steeds meer bedekt door gebouwen en wegen. 5. Versnippering van het landschap. Grote aaneengesloten stukken natuur worden in kleine gebieden opgedeeld. De reden: er worden nieuwe wegen en rails aangelegd. Voor de auto’s en treinen zijn rails en wegen nodig. 6. Verstoring doordat er teveel lawaai is. Er is veel lawaai. Denk maar aan mobieltjes, geluidsinstallaties, crossmotors, auto’s, machines en vliegtuigen. Mensen hebben er last van. Sommigen worden er zelfs ziek van. Ook voor dieren in het wild is lawaai schadelijk. 7. Verplaatsing van milieuproblemen. Westerse landen (en Japan) verplaatsen hun afval vaak naar arme landen.
.
g 482k
.
g 563k
Bekijk de tekening op de bladzijde hiernaast. a. Welke V’s zijn erin terug te vinden?
b. Wat zijn de oorzaken van de V’s die je gevonden hebt?
HOOFDSTUK 1
9
(bron: Statistisch jaarboek 2004)
stp lwo wb.2
stp lwo wb.2
09-03-2005
12:45
Pagina 10
Z-Route Opdracht 6, p.9 Hier volgt een test. Je kunt er je eigen milieugedrag mee testen. Geef je zelf punten. Klopt de zin, dan geef je jezelf 3 punten. Klopt het niet helemaal, dan heb je 2 punten. Klopt het helemaal niet, dan is het 1 punt. Aan het einde van de milieutest gaan we optellen. Uitspraak
1
2
3
1. Ik gooi lege blikjes altijd in de afvalbak. 2. Ik douche me wat vaker. Ik ga minder in bad (douchen kost gemiddeld minder energie). 3. Ik verspil zo weinig mogelijk papier. 4. Ik gebruik als het kan kringlooppapier. 5. Ik breng oud glas naar de glasbak. 6. Ik verzamel oud papier apart van de rest van het afval. 7. Ik gooi lege broodzakjes altijd in de prullenmand/vuilnisbak. 8. Ik doe boodschappen met mijn eigen boodschappentas. Ik gebruik geen plastic tassen. 9. Ik koop milieuvriendelijke kleding. 10. Ik houd oude batterijen apart (gescheiden afvalverwerking). 11. Ik koop zo min mogelijk wegwerpartikelen. 12. Ik geef oude kleding af bij organisaties die er nog wat mee kunnen doen (Leger des Heils). 13. Als ik later een auto zou kopen, dan zou ik er een willen die het minst milieuschadelijk is. 14. Ik zou met mijn auto niet harder rijden dan 100 kilometer per uur (harder rijden kost meer brandstof).
a. Tot welk puntentotaal kom je? punten b. Samen met de leraar vergelijk je jouw aantal met dat van je klasgenoten. c. Bespreek deze aantallen met je klasgenoten. De leraar leidt het gesprek.
Paragraaf 3 Levensvragen bij natuur en milieu Opdracht 8, p.9 a. Maak groepjes. Elk groepje bespreekt drie levensvragen over natuur en milieu. Noteer de antwoorden. Levensvraag: Antwoord op de levensvraag:
Levensvraag: Antwoord op de levensvraag:
10
HOOFDSTUK 1