Een onderzoek naar de effecten van MDMA (Ecstasy) op cognitieve- en psychomotorische functies, rijgedrag in de simulator, en consequenties voor de verkeersveiligheid
Dick de Waard Karel A. Brookhuis Luuk M.C. Pernot Caroline T.J. Lamers Linda Booij Karen L. Sikkema Nienke D. Muntjewerff Eric F.P.M. Vuurman Wim J. Riedel
Centrum voor Omgevings- en Verkeerspsychologie Rijksuniversiteit Groningen
Experimental Psychopharmacology Unit Instituut Hersenen & Gedrag Universiteit Maastricht
COV 00-06 Centrum voor Omgevings- en Verkeerspsychologie Rijksuniversiteit Groningen Grote Kruisstraat 2/1 9712 TS GRONINGEN tel: 050-3636758 fax: 050-3636784 e-mail:
[email protected] http://www.ppsw.rug.nl/cov/
1
© 2000 Centrum voor Omgevings- en Verkeerspsychologie, Rijksuniversiteit Groningen. Uit deze uitgave mag niet worden verveelvuldigd en/of openbaar gemaakt worden door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke wijze ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Een onderzoek naar de effecten van MDMA (Ecstasy) op cognitieve- en psychomotorische functies, rijgedrag in de rijsimulator, en consequenties voor de verkeersveiligheid - Dick de Waard, Karel A. Brookhuis, Luuk M.C. Pernot, Caroline T.J. Lamers, Linda Booij, Karen L. Sikkema, Nienke D. Munttjewerff, Eric F.P.M. Vuurman en Wim J. Riedel: Groningen, Centrum voor Omgevings- en Verkeerspsychologie, Rijksuniversiteit Groningen (COV 00-06) - Met ill. Bevat engelstalige samenvatting. Het onderzoek is uitgevoerd in opdracht van Rijkswaterstaat, Adviesdienst Verkeer en Vervoer. ISBN: 90-6807-363-X Trefwoorden: MDMA, rijgedrag, cognitieve functies.
2
Voorwoord Voor u ligt het rapport “Een onderzoek naar de effecten van MDMA (Ecstasy) op cognitieve- en psychomotorische functies, rijgedrag in de rijsimulator, en consequenties voor de verkeersveiligheid”, in gezamenlijke inspanning door de Rijksuniversiteit Groningen en Universiteit Maastricht uitgebracht op basis van onderzoek in laboratorium en rijsimulator, in opdracht van de Adviesdienst Verkeer en Vervoer (AVV) van Rijkswaterstaat. Veel dank zijn wij verschuldigd aan mevr. Ir. Anita Heijkamp, AVV, voor de begeleiding van het project, en mevr. Nele Samyn van de Afdeling Drugs en Toxicologie van het Belgisch Nationaal Instituut voor Criminalistiek en Criminologie in Brussel voor het leveren van de “drugwipe”. Aan het onderzoek in Groningen hebben de volgende mensen een belangrijke bijdrage geleverd, waarvoor hartelijk dank aan: Dhr. Drs. Frits T.A. de Groot, arts, voor beoordelen van medische vragenlijst Dhr John Deckers van de GGD Maastricht voor de analyses van de ecstasy pillen Aan het onderzoek in Maastricht hebben de volgende mensen een belangrijke bijdrage geleverd, waarvoor hartelijk dank aan: Dhr. Dr. Eugène Hardy (Klinische Farmacie AZM) Dhr. Dick Brüggeman (Dr. Stein & Partners, Mönchengladbach) Dhr. Sjaak van Hooff (CAD Sittard, afd. Preventie) Dhr. Drs. Ferry van Nie, arts (Neurochirurgie AZM)
3
4
Inhoudsopgave 7.
Samenvatting
9.
Summary
11.
Inleiding
21.
Experiment 1, laboratoriumtests Universiteit Maastricht
47.
Experiment 2, rijsimulator Rijksuniversiteit Groningen
63.
Conclusies
64.
Literatuur
Bijlagen 1 - 4
5
6
Samenvatting De effecten van MDMA (3,4-methylenedioxymethamphetamine, ecstasy) op cognitieve- en psychomotorische functies in een reeks laboratoriumtesten, en rijgedrag in de rijsimulator zijn door middel van twee experimenten onderzocht. In het eerste experiment is MDMA, alcohol (een dosis leidend tot een BAC ≤ 0.5‰) en placebo, blind verstrekt aan proefpersonen die vervolgens een testbatterij laboratorium taken hebben uitgevoerd. In het tweede experiment is geen MDMA verstrekt, maar is een groep van 20 ecstasygebruikers in een rijsimulator getest op een avond waar men van te voren had aangegeven het voornemen te hebben ecstasy te slikken. Testen hebben plaatsgevonden één uur na inname, en de volgende morgen na een feest. Voor de eerstegenoemde rit was alleen MDMA toegestaan, tussen deze rit en de morgenrit werden geen beperkingen in drugsgebruik opgelegd. Alle proefpersonen hebben ook ritten in de rijsimulator gemaakt op een vergelijkbare avond waarbij men geen drugs had gebruikt. Ook is een controlegroep niet-drugsgebruikers getest in het experiment. Tijdens beide experimenten is de prestatie op verschillende taken gemeten. Resultaten laten zien dat MDMA de stuurvaardigheid niet beïnvloedt, echter, hogere processen zoals patroonherkenning, alsmede de nauwkeurigheid in taakuitvoering verslechteren wel. Ook zijn er indicaties dat men een hoger risiconiveau accepteert. Multi-drug gebruik bleek zeer gangbaar te zijn, met name de combinatie MDMA-marihuana en MDMA-alcohol. Na multi-drug gebruik verslechterde het rijgedrag aanmerkelijk ernstiger in vergelijking met rijgedrag na inname van MDMA alleen.
7
8
Summary The effects of MDMA (3,4- methylenedioxymethamphetamine, ecstasy) on cognitive and psychomotor functions were investigated in a series of laboratory tests, and in a driving simulator. In the first experiment MDMA, alcohol (sufficient for a BAC of ≤ 0.5‰) and a placebo were administered single-blind to subjects who thereupon carried out a series of laboratory tests. In the second experiment MDMA was not administered in an experimenter-controlled way. A group of 20 regular ecstacy users were tested in the driving simulator to their driving performance on the evening they had indicated that they would use MDMA and go to a party. Simulator driving tests were carried out 1 hour after ingestion of MDMA, and the next morning after the party. Before the first test the subjects were required to ingest MDMA alone, while during the party, before the morning test, they could do whatever they would usually do, i.e. no restrictions for other drugs were imposed. All subjects carried out a strictly sober control test ride in the simulator on a night, comparable to the drug test night. Separately, a control group of non-drug-users in the same age-range was tested in sober condition on comparable nights. In both experiments performance was measured on tasks that cover relevant aspects of driving capability. The results show that the lower level processes such as steering performance are not affected, however, higher cognitive processes such as pattern recognition and accuracy of task performance are, whereas acceptance of higher risk levels was found as well. Multi-drug use appeared to be common practice among the group of regular ecstasy users, in particular the combination of MDMA & marijuana and MDMA & alcohol was popular. After multi-drug use driving performance deteriorated considerably in comparison to driving performance after MDMA alone.
9
Inleiding en probleemstelling De individuele deelname aan het verkeer, met name in motorvoertuigen, neemt nog steeds toe. Daarnaast bestaat het vermoeden dat het aantal automobilisten onder invloed van geneesmiddelen en drugs eveneens toeneemt, niet alleen kwantitatief, maar ook naar verhouding. Publicaties uit diverse landen bevestigen dit alarmerende vermoeden: USA: (Logan and Schwilke 1996), Canada: (Chipman 1995), Zwitserland: (Augsburger and Rivier 1997), Noorwegen: (Christophersen and Morland 1997), Denemarken: (Hansen et al. 1996), Finland: (Lillsunde et al. 1996), België (Meulemans 1997). Voor wat betreft medicijnen en verkeersveiligheid is in België de verantwoordelijkheid van artsen onlangs aangescherpt om patiënten voor te lichten over de effecten van geneesmiddelen op autorijden (Vermeeren et al. 2000a). Met betrekking tot drugs en verkeersveiligheid zijn echter minder beïnvloedingsinstrumenten voorhanden en het is daarom dat inventarisatie van het probleem, met name mbt. een aantal ‘nieuwere’ zgn. ‘partydrugs’ hoogst noodzakelijk geacht wordt. Het in dit rapport beschreven onderzoek is primair gericht op het langs experimentele weg vaststellen van de mogelijke nadelige beïnvloeding door één zo’n dergelijke stof, ecstasy (MDMA) in vergelijking met alcohol, van psychomotore en cognitieve functies die voorwaardelijk geacht worden voor de optimale veilige verkeerdeelname door automobilisten. Het doel van dit onderzoek is te komen tot een uitspraak over de mogelijke gevaren van ‘partydrugs’ zoals ecstasy (MDMA) voor de verkeersveiligheid. Na een korte inventarisatie van de kennis die recentelijk over dit onderwerp gepubliceerd is, worden in dit rapport achtereenvolgens twee experimenten beschreven waarin het empirisch meten van de invloed van ecstasy op (voorwaarden voor) verkeersgedrag centraal staat. Samenvatting literatuurstudie Drugs & Verkeer Van vele psychoactieve stoffen (alcohol, veelverkochte medicijnen zoals anxiolytica, antidepressiva, enz.) is sinds jaren bekend dat zij het verkeersgedrag van de gebruikers nadelig kunnen beïnvloeden. Er zijn echter grote verschillen voor wat betreft beïnvloedinng van de verkeersveiligheid binnen iedere categorie van geneesmiddelen zowel als van drugs (Riedel et al. 1998). Aan dit laatste wordt door overheden, i.c. regulerende instanties veel te weinig aandacht besteed (Vermeeren et al. 2000a). Eveneens mag bekend worden verondersteld dat deelname aan het verkeer na gebruik van deze stoffen ook daadwerkelijk voorkomt. Met betrekking tot andere, illegale stoffen zoals cannabis, amfetamine (‘speed’), cocaïne en de nieuwere, zogenaamde synthetische drugs zoals ecstasy (XTC, of 3,4methylenedioxymethamphetamine, MDMA) is minder goed bekend of, hoe en in welke mate deze stoffen het rijgedrag beïnvloeden. Uit recente literatuurstudies (De Bruin et al. 1998; Steyvers and Brookhuis 1996) is gebleken dat van deze stoffen over de effecten van cannabis (delta-9-tetrahydrocannabinol, THC) het meest bekend is. Middels experimenteel onderzoek met behulp van een geïnstrumenteerde auto op de openbare weg is vastgesteld dat cannabis het rijgedrag verslechtert. Het gaat hierbij met name om koershouden op de rechte weg, reageren op een voorligger en het attent afleggen van een route door het stadsverkeer (Robbe 1998). De invloed op verkeerveiligheid van cannabis alleen is wellicht minder gevaarlijk dan die van alcohol, maar uit dezelfde serie onderzoeken is gebleken dat de combinatie van beiden een veel groter verslechterend effect op de rijvaardigheid heeft dan van elk van de stoffen afzonderlijk. Recentelijk werd daar nog de waarneming aan toegevoegd dat de combinatie van lage doseringen alcohol en cannabis die elk afzonderlijk geen meetbaar effect op het rijgedrag hebben, tot een meetbare verslechtering leidde, met name van het visueel zoekgedrag tijdens het afleggen van een traject door de stad (Lamers and Ramaekers 1999). Van amfetamine, cocaïne en heroïne zijn enkele effecten op psychomotorische en cognitieve functies bekend die voorwaardelijk zijn voor het autorijden (Gillen et al. 1998; Rogers et al. 1999). Met name gebruik van amfetamine, MDMA en cocaïne zou leiden tot verhoogde impulsiviteit waardoor de verminderde controle over eigen gedrag tot slechtere prestaties leidt op tests van probleemoplossen en selectieve aandacht. Voor wat betreft de invloed van cocaïne werd een verbetering van visuomotore snelheid gevonden, maar een duidelijke verslechtering op een visuele
10
geheugentaak en op een taak die strategie en planning meet (Gillen et al. 1998). Onderzoek naar de daadwerkelijke invloed van deze stoffen op rijgedrag is niet bekend. Uit informatie in andere landen blijkt een verhoogd ongevalsrisico na inname van amfetamine, MDMA, cocaïne en heroïne (Logan 1996; Logan and Schwilke 1996). Bij amfetamine en cocaïne bestaat het grootste gevaar uit de euforie-effecten van deze stoffen waardoor zelfoverschatting en overmoedig gedrag kan optreden. In de fase waarin de middelen door het lichaam worden verwijderd bestaat er vervolgens grote kans dat aandacht en concentratievermogen, en dus ook de rijvaardigheid, verslechterd is. De effecten van heroïne bestaan voornamelijk uit een indirect sedatief effect waardoor een sterke vermindering van de rijcapaciteit te verwachten is, en vervolgens onthoudingsverschijnselen. Over de effecten van MDMA in relatie tot rijgedrag is weinig bekend. MDMA heeft naast stimulerende, eufore en angstreducerende effecten ook verwardheid tot gevolg (Schifano 1995). MDMA MDMA (3,4 methylenedioxymetamfetamine) is een synthetisch amfetamine derivaat met stimulerende en hallucinogene eigenschappen (Davison and Parrott 1997). Hoewel MDMA al zo’n 75 jaar bestaat, kreeg het pas halverwege de jaren tachtig naamsbekendheid bij recreatieve drugsgebruikers. Vanaf dat moment is het gebruik sterk toegenomen, met name door jonge mensen op dance-party’s en 'raves'. Ondanks deze sterke stijging is er maar weinig bekend over de psychologische effecten van de drug, terwijl de verschillende fysieke neveneffecten, waaronder ontregeling van de lichaamsthermostaat, in warme omgevingen en in combinatie met lichaamsbewegingen vaak leidend tot hyperthermie en verhoogde hartslag, uitvoerig bestudeerd zijn in medische onderzoeken. De gevaarlijke interactie tussen het farmacologische effect van MDMA en de omgevingscondities waarin het wordt gebruikt had tot dusver nog de hoogste prioriteit gekregen, ondanks aanwijzingen dat langdurig MDMA gebruik mogelijk invloed heeft op het cognitief functioneren van de mens. Recentelijk is er ook bewijs is gekomen voor mogelijk blijvende hersenschade (serotonerge neurodegeneratie) in de menselijke hersenen als gevolg van herhaaldelijk MDMA gebruik (McCann et al. 1998). MDMA staat bij de gebruiker bekend onder verschillende soorten namen als: e (dat staat voor MDE), love-drug, Adam of het alom bekende ecstasy (XTC). Het middel wordt naast de dance-scene evenzeer in spirituele kringen gebruikt door mensen die hun persoonlijke ontwikkeling willen versterken (Parrott, 1998). Uit interviews met gebruikers is gebleken dat het sociaal faciliterend effect een voorname reden voor inname van MDMA is. Het middel vergroot de interactie en openheid tussen de mensen. In de Verenigde Staten is MDMA om die reden door geregistreerd als ‘investigational drug’ met als indicatie een adjuvans bij therapieën die gericht zijn op traumaverwerking en bij het omgaan met pijn bij terminale kankerpatiënten (Greer and Tolbert 1998). Andere redenen voor het innemen van MDMA zijn het tijdelijk distantiëren van een materialistische samenleving, het versterken van sensuele gevoelens voor anderen en het vervullen van spirituele behoeften. MDMA valt onder de noemer van designer drugs en wordt in illegale laboratoria geproduceerd zonder controle over de kwaliteit van het middel. Hierdoor neemt de kans toe dat pillen die als ecstasy verkocht worden, onzuivere producten zijn (Van Roon et al. 1997). Als gevolg is het risico van vervelende neveneffecten vergroot. Gebruik van en handel in ecstasy is illegaal, waardoor schattingen van het aantal gebruikers geenszins accuraat zijn. Elk cijfer dat gegeven wordt, lijkt slechts het topje van de ijsberg van de werkelijkheid te zijn. In ieder geval nemen handel en gebruik nog steeds sterk toe in Europa, VS en Centraal-Azië. In Engeland wordt geschat dat elk weekend 1 miljoen Ecstasy tabletten worden geconsumeerd en daar valt gemiddeld 1 dode per maand bij (J. Henry, Hoofd EHBO in groot Londons Ziekenhuis, pers. Mededeling). Een reden voor de toename in gebruik kan teruggevonden worden in de als positief ervaren effecten van MDMA gebruik. Positief ervaren effecten zoals verhoogde sensorische gewaarwordingen zijn te vergelijken met LSD-effecten, en het stimulerende effect en verhoogde alertheid zijn vergelijkbaar met effecten van amfetamine. Hoewel de hierboven benoemde effecten gelijkenissen vertonen met andere drugs, wordt MDMA door vele wetenschappers als een apart type drug beschouwd
11
met unieke euforische eigenschappen (Parrott and Stuart 1997). Daarnaast geldt dat MDMA geen lichamelijk verslavend karakter heeft, terwijl amfetamine wel potentie tot verslaving heeft. Het werkingsmechanisme van MDMA Uit verschillende dierproeven is gebleken dat MDMA op het serotonerge niveau werkt. MDMA zorgt voornamelijk voor een snellere uitzetting van serotonine uit de serotonerge zenuwuiteinden (Van Roon et al. 1997). Serotonerge mechanismen hebben invloed op verschillende motorische en cognitieve functies. Dit komt omdat de uitlopers (axonen) van de serotoninecelkernen (in de hersenstam) door de hele hersenen verspreid liggen. De axonen die projecteren op neuronen in de basale gebieden zorgen voor effecten op onder meer slaap, lichaamstemperatuur, ademhaling, agressie en eetgedrag. Wat betreft de motoriek speelt het serotoninesysteem in de hersenen een rol in het aanzetten tot en het vergemakkelijken van motorische activiteit. Met name de grove motoriek van torso en ledematen worden beïnvloed. Met betrekking tot cognitief functioneren is bekend dat serotonine invloed heeft op de sensorische informatieverwerking, aandacht en geheugen. De uitlopers van serotonineneuronen die hiervoor verantwoordelijk zijn bevinden zich verspreid over de voorhersenen, inclusief de prefrontaalschors. Het meest bekende effect van serotonine is het effect op stemming. De nieuwe generatie antidepressiva, de SSRI's (Serotonine Selective Reuptake Inhibitors) werken allemaal in op het serotonerge niveau. Het belangrijkste werkingsmechanisme is hierbij het blokkeren van de serotonine heropname. MDMA heeft een vergelijkbare werking. Serotonine wordt met behulp van bepaalde enzymen gesynthetiseerd uit de precursor tryptofaan, een stofje dat uit voedsel gehaald wordt. Deze serotonine wordt vrijgegeven door de serotonineneuronen en komt aan de uiteinden van de axonen van deze neuronen vrij in de synaptische spleet. Het neuron dat de serotonine afgeeft is het presynaptische neuron; het neuron dat ontvangt wordt het postsynaptische neuron genoemd. Op de neuronen zitten serotoninereceptoren: de receptoren op het postsynaptische neuron ‘ontvangen’ de serotonine van het presynaptische neuron waardoor bepaald gedrag of een bepaalde cognitie wordt beïnvloed. De receptoren van het presynaptische neuron kunnen eveneens de vrijgekomen serotonine opnemen: de zogenaamde heropname of reuptake. Wanneer dit te snel of te veel gebeurt, blijft er weinig serotonine in de synaptische spleet over. MDMA blokkeert deze heropname, waardoor er meer serotonine in de synaptische spleet aanwezig blijft. Daarnaast remt MDMA de activiteit van het enzym MAO-A, dat o.a. serotonine afbreekt. Bij verschillende diersoorten is gebleken dat langdurige inname van MDMA zorgt voor een afname (depletie) in serotonine. McCann, et al. (1998) hebben een dergelijke depletie ook bij mensen aangetoond. Gebruikers bleken minder hersencellen van een bepaald type (serotonine transporter eiwitten) te hebben. Serotonine concentraties blijken een functionele invloed te hebben op stemmingen, cognitie (Morgan 1998; Morgan 1999) en uiteraard fysiologie (Van Roon et al. 1997). De hieronder behandelde effecten worden direct dan wel indirect veroorzaakt als gevolg van afwijkingen in de serotonine huishouding van de hersenen.
De ‘positief ervaren’ effecten van MDMA Stemmingseffecten MDMA wordt door gebruikers vaak als een sociale drug omschreven aangezien het de sociale omgang tussen personen lijkt te bevorderen. Voorbeelden van deze effecten zijn versterking van sensuele gevoelens voor anderen, euforische gevoelens, en een vergroot zelfvertrouwen. Parrott en Stuart (1997) hebben onderzoek verricht naar stemmingseffecten van MDMA, LSD en amfetamine bij polidrug gebruikers met behulp van de Profile of Mood States Questionnaire (POMS). Uit de resultaten bleek MDMA ten opzichte van de andere genoemde drugs, gemiddeld scoort op de volgende drie factoren: “energiek/moe”, “vol vertrouwen/onzeker” en “helder van geest/verward”. Op andere factoren, zoals
12
opgetogenheid en de mate waarin iemand zal meegaan in een beslissing, scoort MDMA hoger. De conclusie van dit onderzoek is overeenkomstig met vrijwel alle conclusies in stemmingsonderzoeken: een alerterend effect vergelijkbaar met LSD en amfetamine, maar met een voor MDMA uniek euforisch effect. Euforische effecten komen waarschijnlijk tot stand vanwege het gelijktijdig verhoogde dopamineen serotonineniveau in de synaptische spleet. Davison & Parrott (1997) hebben aan de hand van de POMS, een interview, en een zelfontworpen Ecstasy Effect Questionnaire (EEQ), een tabel samengesteld (tabel 1). Deze tabel geeft psychologische en fysiologische effecten weer in een tweetal condities: bij inname (acute effecten) en na inname (residu effecten). De ‘negatief’ ervaren effecten van MDMA Algemene neveneffecten De meest frequent gerapporteerde neveneffecten (zie ook tabel 1) die als vervelend worden ervaren (Parrott 1998), zijn: •= •= •= •=
Depressie Lusteloosheid Stemmingswisselingen Slapeloosheid
Mogelijke achterliggende mechanismen die deze neveneffecten veroorzaken, kunnen zijn (Curran and Travill 1997): •= Tijdelijke depletie van serotonine: na de serotonine-“boost” die MDMA veroorzaakt. •= Serotonerge neurotoxiciteit: chronische serotonine depletie als gevolg van afwijkende serotonine neurotransmissie. •= Psychologische mechanismen; na een gevoel van euforie lijkt alles daarna wel saai en deprimerend. Hoewel er nog geen zekerheid bestaat over de achterliggende oorzaak, is het bewijs van serotonine depletie bij mensen verontrustend, omdat serotonine mechanismen een directe rol spelen bij verschillende hersenfuncties en daarmee indirect motorisch en cognitief gedrag beïnvloeden. Wanneer bij gezonde vrijwilligers gedurende 4-6 uur door middel van een aminozuurpapje het serotonine niveau in de hersenen tot een zeer laag peil wordt gebracht treden in alle proefpersonen zeer specifieke geheugenconsolidatiestoornissen op (versneld vergeten van nieuwe informatie), terwijl alleen in proefpersonen die een eerste graads familielid hebben met een diagnose depressie milde tot ernstige stemmingsstoornissen in de vorm van angstige en depressieve gevoelens ontstaan (Klaassen et al. 1999; Riedel et al. 1999). Deze effecten, die sterk lijken op de effecten van langdurig MDMA gebruik, verdwijnen overigens zodra de gezonde proefpersonen weer normaal voedsel consumeren.
Tabel 1 Subjectieve, fysiologische en psychologische effecten van MDMA Percentage proefpersonen dat dit effect rapporteert Acute psychologische effecten van MDMA Vrolijk zijn
100
13
Uitbundig zijn Warm en vriendelijk zijn Verhoogde perceptie van geluid Verhoogde perceptie van tast Verhoogde perceptie van kleur Vol van energie zijn Kalm en ontspannen zijn Veel praten Vervormd waarnemen (zicht) Hallucinaties hebben Verward denken Acute fysiologische effecten van MDMA Verhoogde hartslag Vergrootte pupillen Verhoogde lichaamstemperatuur Uitdroging Verhoogde zweet secretie Gespannen kaakspieren Tintelende huid Wankel op benen staan Hoofdpijn Misselijkheid Overgeven Psychologische residu effecten van MDMA Lusteloosheid Last van stemmingswisselingen Slapeloosheid Irritatie Depressie Angstig zijn Paranoïde
100 100 100 95 85 95 80 80 65 60 50 100 90 90 85 85 85 75 65 35 25 5 90 85 85 60 55 40 35
(uit Davison & Parrott, 1997)
Cognitieve effecten Morgan (1998) heeft in een tweetal experimenten onderzoek gedaan naar een mogelijke associatie tussen recreatief MDMA gebruik en gebieden waar serotonine een regulerende functie heeft: stemming, angst, vijandigheid, impulsiviteit en cognitieve prestatie. Uit het eerste experiment blijkt dat uit een selectie van 16 MDMA gebruikers, 12 polidrug gebruikers en 16 non-drug gebruikers er geen significant verschil is tussen de MDMA groep en de twee controlegroepen wat betreft stemming, vijandigheid en cognitieve prestatie. Hierbij moet vermeld worden dat zowel MDMA als polidrug gebruikers bij het testen niet onder invloed van drugs waren. Er werd wel een significant groepsverschil gevonden in het maken van fouten bij de ‘matching familiar faces 20’ test (MFF20). De MFF20 is een gedragsmaat voor impulsiviteit en vormt een onderdeel van een serie van testbatterijen die het cognitief functioneren meten.
14
Vijfentwintig procent van de MDMA gebruikers gaf aan na MDMA inname een verhoogde gevoeligheid voor veranderingen in stemmingen en concentratieproblemen te hebben; zie ook: (Vollenweider et al. 1998). De lagere score op de MFF20 betekent dat MDMA gebruikers minder nauwkeurig zijn, en als gevolg daarvan minder goed in staat zijn om hogere cognitieve processen uit te voeren. Hoewel het niet onwaarschijnlijk is dat verschillende cognitieve processen nadelig beïnvloed worden door langdurig MDMA gebruik, heeft eerder onderzoek bewezen dat de meer basale cognitieve vaardigheden niet verslechteren (Krystal et al. 1992; Parrott and Lasky 1998). Prestaties van MDMA gebruikers (die niet onder invloed zijn) op cognitieve taken met betrekking tot visueel zoeken (vigilantie), reactietijd en visuo-spatiele vaardigheid vertonen geen significante verschillen met controlegroepen. Daarentegen blijken gebruikers onder invloed wel inferieur te presteren aan de controlegroepen op de vigilantietaak. Hoewel het geen uitputtend bewijs is, levert het verschil in prestatie op deze taak tussen MDMA gebruikers, die wel of niet onder invloed van MDMA zijn, enige aanwijzing voor acute inwerking van MDMA op cognitieve verwerkingsprocessen. Andere aanwijzingen voor acute effecten van MDMA op cognitief functioneren worden aangevoerd in het onderzoek van Curran en Travill (1997). Uit hun experiment is gebleken dat het herinneren van een tekstparagraaf door MDMA gebruikers met name verslechterde op de eerste dag na gebruik. Een andere test, serial sevens, die als index voor prestaties met betrekking tot aandacht en werkgeheugen dient, leverde soortgelijke conclusies op. MDMA gebruikers presteerden slechter dan de controlegroep op verschillende testdagen. De bevindingen worden bevestigd in de metingen van een ander onderzoek (Parrott et al. 1998) naar immediate word recall en delayed word recall. Op basis van die metingen kan eveneens geconcludeerd worden dat de MDMA gebruiker, ook wanneer die recentelijk geen middelen heeft ingenomen, significant slechter presteert dan de controlegroep (non-users). Ondanks dit bewijs pleiten Parrott et al. (1998) ervoor dat in toekomstig onderzoek naast verbale ook non-verbale geheugentesten en strategietesten toegepast moeten worden. Er bestaat namelijk een vermoeden dat gebruikers door invloed van MDMA andere geheugenstrategieën gebruiken. Met andere testvormen kan men achterhalen of de geheugenproblemen bij de oorsprong zijn ontstaan of dat het min of meer een subtiele verandering is in de informatieverwerkings-strategieën. Het is namelijk zo dat druggebruikers vaker zeggen dat hun fenomenologische ervaringen meer direct en non-verbaal worden bij MDMA gebruik. Directe perceptie speelt hierbij een belangrijke rol en het vaststellen, verklaren en benoemen van gedachten en gevoelens zijn van minder belang. Als deze non-verbale fenomenologische cognitieve stijl aanblijft, dus ook na MDMA gebruik, dan kan het misschien de data van de tests van het verbale geheugen verklaren. Fysiologische effecten Naast de genoemde psychologische effecten en invloed op cognitieve vaardigheden veroorzaakt MDMA ook fysiologische neveneffecten (tabel 1). De meest voorkomende effecten ontstaan vanuit het sympathisch zenuwstelsel: vergrote pupillen, verhoogde hartslag, verhoogde lichaamstemperatuur, toegenomen zweten en uitdroging. Verhoogde lichaamstemperatuur (hyperthermia) is een veel voorkomend probleem bij gebruikers op rave-parties. De omgeving van een party is druk en warm wat, in combinatie met voortdurend dansen, kan leiden tot een te hoge lichaamstemperatuur. In het slechtste geval kan dit een hartstilstand tot gevolg hebben met een reële kans op een fatale afloop. Vochtinname is belangrijk. Er moet echter niet alleen water gedronken worden, maar tevens moet er zout voedsel of een sportdrank ter compensatie van transpiratie en zoutverlies ingenomen worden (Van Roon et al. 1997). Een combinatie van alcohol, dat een centraal bloedvatvernauwende en een perifeer bloedvatverwijdende werking heeft, met de stimulerende werking van MDMA op hart- en vaatstelsel is in principe een gevaarlijke. Daarnaast kan de combinatie MDMA en alcohol gevoelens van overmoed opwekken of versterken, hetgeen tot risicovol gedrag kan leiden. Een ander probleem is van tegengestelde aard: hyponatraemia. Dit betekent het verdunnen van lichaamsvloeistoffen als gevolg van excessieve waterinname. Dit kan eveneens een fatale afloop hebben.
15
Milde toxiciteit van MDMA uit zich vooral in activatie van het sympathisch zenuwstelsel bijvoorbeeld in de vorm van transpiratie en hypertensie. MDMA heeft weinig potentie om een lichamelijk verslavend karakter te krijgen. Toch neigen gebruikers te spreken over een ‘soort van psychologische verslaving’ (Davison and Parrott 1997). Een mogelijke reden hiervoor is de verschillende patronen van acute farmacodynamische verdraagzaamheid die amfetamine en MDMA laten zien. Amfetamine gebruikers kunnen bij ontwenning een volgende dosis gebruiken om de ‘positieve stemmingen’ aan te houden. Gebruikers van MDMA verklaarden echter dat wanneer tabletten in opeenvolgend tempo worden ingenomen, de laatste tabletten weinig positieve effecten toonden. Het normale patroon van druginname is één trip per 1-4 weken. De periode tussen de opeenvolgende innamen is nodig voor herstel, zodat druggewenning voorkomen wordt. De gebruikers verklaarden dat de eerste trip het meest intens was in termen van onverwachte ervaringen. De daaropvolgende trips waren minder intens omdat men de effecten kende en dus ook verwachtte. In vergelijking met amfetamine is er geen bewijs voor chronische of continue farmacodynamische tolerantie bij MDMA, zodat opeenvolgende inname binnen een zeer korte tijdsperiode als weinig stimulerend wordt ervaren bij gebruikers. Mogelijke methoden van onderzoek Onderzoek naar de effecten van MDMA hebben verschillende methodologische problemen. Ethische overwegingen spelen een belangrijke rol aangezien gebruik en verstrekking van MDMA illegaal zijn. Om die reden lag aanvankelijk een dubbelblind placebo gecontroleerd onderzoek niet voor de hand. Hierdoor zouden bepaalde vooroordelen bij en over proefpersonen niet binnen het onderzoeksontwerp gecorrigeerd kunnen worden. Zo zou de kans op bias van verwachting zeer reëel kunnen worden. Als er MDMA genomen wordt gedurende een periode waarin proefpersonen verwachten dat het gezellig wordt dan kunnen de positieve effecten van MDMA gebruik deze verwachting versterken en daarmee de zelfrapportage achteraf beïnvloeden. Een andere consequentie van het niet zelf verstrekken van MDMA is de gebrekkige controle over de kwaliteit en kwantiteit van de werkzame stof in een pil. Ook is polidrug gebruik vrij gangbaar bij MDMA gebruikers. Door inname van andere drugs, nadat MDMA grotendeels is uitgewerkt, worden de positief ervaren effecten voortgezet. Onderzoekers kunnen daarom niet met zekerheid aantonen dat MDMA, een mix van MDMA met andere drugs of een andere drug de aangetroffen effecten heeft veroorzaakt. Aan de andere kant is een dergelijke mix nu juist wat je in de praktijk aantreft. Sommige onderzoekers proberen zo goed mogelijk data over de consumptie door middel van vragen achteraf te verzamelen. Een groot nadeel hiervan is dat dit tot onvermijdelijke misinterpretaties kan resulteren. Iets dat namelijk als ecstasy wordt verkocht hoeft geen pure MDMA te zijn. Een goede manier in het achterhalen van recentelijk polidruggebruik is het uitvoeren van een bloedtest of het afnemen van een urinemonster. Morgan (1999) is één van de eerste onderzoekers die specifieke ecstasy effecten probeert uit te filteren door middel van het toepassen van de volgende strategie. Door een groep van MDMA gebruikers te testen (die eveneens polidruggebruikers zijn) in vergelijking met een groep polidruggebruikers die nooit MDMA hebben gebruikt en een controlegroep van personen die nog nooit drugs genomen hebben. Met de Rivermead Behavioural Memory Test (RTMB), een verhaal waarin een aantal ‘ideeën’ worden opgenoemd die na afloop van het verhaal herhaald moeten worden, toonde Morgan aan dat de MDMA groep significant minder ‘ideeën’ onthoudt dan de twee controlegroepen (tabel 2). Hiermee levert hij een indicatie dat MDMA invloed heeft op de prestaties van het korte termijn geheugen. Tabel 2: Groepsgemiddelden (standaard deviaties) van het aantal RMBT ideeën dat onthouden was. Non-drug group Polydrug group MDMA group N per groep 19 22 25 Immediate recall 8.29 (2.87) 8.09 (1.86) 6.14 (2.23)ª Delayed recall 7.61 (2.74) 7.23 (1.90) 5.36 (2.48)ª ª Significant (p < 0.01) verschillend van de twee andere groepen (uit: Morgan, 1999)
16
Alhoewel er verschillende onderzoeken zijn uitgevoerd naar de algemeen psychologische effecten van MDMA gebruik is het niet eenvoudig om een algemene conclusie te trekken. Door Parrott & Lasky (1998) is echter gesuggereerd dat er een relatie is tussen MDMA gebruik en rijgedrag. In het volgende hoofdstuk wordt ingegaan op de kennis die voorhanden is. MDMA en rijgedrag Direct onderzoek naar de effecten van MDMA op rijgedrag is tot nu toe onbekend. Er zijn echter wel aanwijzingen voor afwijkend verkeersgedrag bij autobestuurders onder invloed van MDMA (Schifano, 1995). Gevalsbeschrijvingen van een vijftal patiënten onder invloed zijn door hem beschreven. Alle vijf hadden vaker MDMA gebruikt en hadden onder invloed een sterke neiging bizar en gevaarlijk rijgedrag te vertonen. De eerste patiënt veroorzaakte vijf ernstige ongelukken (als gevolg van een rood stoplicht negeren, een snelheidsovertreding, etc.) gedurende drie jaar. Deze ongelukken waren alle vijf ontstaan onder invloed van MDMA, na het verlaten van een disco. Een tweede patiënt werd vrijwel direct na een ernstig ongeluk nader geobserveerd. Uit testen bleek dat hij 200 mg MDMA (een tamelijk zware dosis) had ingenomen enkele uren voordat hij de disco had verlaten. Gedurende observatie werden symptomen van o.a. rusteloosheid en complexe hallucinaties vastgesteld. Hallucinerende effecten van MDMA werden ook bij een tweetal andere patiënten vastgesteld. De ene patiënt dacht na het verlaten van de disco nog steeds dat hij in de disco aanwezig was. De andere proefpersoon vermeldde dat hij in een “ruimteschip” terecht was gekomen; een soort van “virtual reality-machine”. De laatste en vijfde proefpersoon vertoonde volgens de politie deviant gedrag vlak nadat hij een ongeluk had veroorzaakt. Verder bleek uit analyse dat hij de macht over het stuur had verloren als gevolg van een ernstige overschrijding van de snelheidslimiet. Schifano (1995) vermoedt dat het gevaarlijke rijgedrag geassocieerd moet worden met een verstoorde agressie regulatie. Dit vermoeden is deels gestoeld op aanduidingen dat herhaaldelijk MDMA gebruik serotonine depletie in de hersenen kan veroorzaken met als gevolg verhoogde impulsiviteit en agressief gedrag. Ondanks dat het onderzoek van Schifano de stelling van Parrott & Lasky (1998) bevestigt dat directe inname van MDMA de uitvoering van een complexe vaardigheid als autorijden ernstig kan verslechteren, is er vooralsnog geen experimenteel onderzoek gedaan naar de effecten van MDMA op rijgedrag. Bovendien komen in gevalsbeschrijvingen vaak de meer extreme voorvallen naar voren waarbij ook multi-drug gebruik bepaald niet uitgesloten is. In een experimentele setting zouden de effecten van MDMA systematisch en op verschillende taakniveaus gemeten kunnen worden. Taakniveaus in het verkeer. De afgelopen jaren is er al veel (experimenteel) onderzoek verricht naar de relatie tussen lichaamsvreemde stoffen en rijgedrag. In een literatuurstudie (Steyvers and Brookhuis 1996) wordt een overzicht gegeven van middelen die invloed hebben op psychologische functies waardoor de kwaliteit van taakuitvoering kan worden verminderd. In het bijzonder wordt de invloed van stoffen als drugs, alcohol en medicijnen op de rijtaak beschreven. Deze stoffen kunnen rijgedrag op verschillende niveaus van vaardigheid en controle van verkeersomstandigheden beïnvloeden (Michon 1985). Ten eerste is er het strategisch- of planniveau, het hoogste niveau. Op dit niveau wordt een keuze voor een bestemming, route en voertuig gemaakt. Deze plannen worden beïnvloed door attitudes met betrekking tot verkeer, vervoer, persoonlijke zaken zoals financiële kosten, ontspanning, en door geleidingsmiddelen als wegbewijzering die je begeleiden in de gekozen route. Het tweede niveau, het tactisch- of manoeuvreniveau heeft betrekking op de wijze waarop weggebruikers zich gedragen wanneer er gereageerd wordt op de omstandigheden van het moment, bijvoorbeeld inhalen of obstakels vermijden. Dit niveau kent een wisselwerking met het strategisch niveau. Het kiezen van een andere route gedurende een rit is een verandering op strategisch niveau wat weer een invloed heeft op de
17
handelingen op manoeuvre niveau. Eveneens geldt dat een strategische doel aangepast dient te worden wanneer op het moment handelingen op het manoeuvre niveau niet uitgevoerd kunnen worden, bijvoorbeeld het niet kunnen inhalen vanwege te druk verkeer of het vastlopen in een file. Het laagste niveau is het operationele- of controleniveau. Dit niveau betreft alle elementaire taken die automobilisten moeten uitvoeren om in het verkeer deel te nemen, bijvoorbeeld auto starten, koppeling gebruiken, gas geven, sturen, remmen, etc. Dit niveau is doorlopend aanwezig en taakuitvoering op dit niveau verloopt veelal automatisch. Voor het meten van de invloed van lichaamsvreemde stoffen op deze niveaus is er een standaard rijtaak voor onderzoek op-de-weg ontwikkeld (Brookhuis 1998). Op basis van kennis over de relatie tussen psychoactieve stoffen en verkeer, verkregen uit toegepast onderzoek, zijn er een aantal methoden ontwikkeld die effecten op het rijgedrag (ofwel preciezer geformuleerd: prestaties op onderdelen van een rijtaak) na inname van de stoffen kunnen weergeven (Brookhuis en Steyvers, 1998). Ten eerste is het slingergedrag van de bestuurder een goede afspiegeling van de werking van psychoactieve stoffen op rijgedrag op het controleniveau. Slingeren op de weg zegt iets over hoe goed de controle over de baan van de auto is. Slingergedrag, uitgedrukt in de standaardafwijking van de laterale positie, wordt wel als standaardmaat beschouwd voor het meten van de invloed van psychoactieve stoffen in het verkeer (Brookhuis 1998). Een tweede controlemaat is het handhaven van een constante snelheid: variatie in deze prestatie taak duidt op een gebrek aan aandacht voor voertuigcontrole. Uit onderzoek is gebleken dat de variatie in snelheid een bepalende factor is bij de betrokkenheid van ongevallen (Brookhuis 1998). Een andere maat is recentelijk ontwikkeld en meet (verandering in) rijprestaties op het manoeuvreniveau: het reactievermogen op snelheidsveranderingen en remgedrag van een voorligger (Brookhuis et al. 1994). Deze laatste maat is, meer dan de eerste twee maten, gericht op de perceptie van snelheidsgedrag van ander verkeer, en veranderingen in dit snelheidsgedrag. Een maat op het manoeuvreniveau reflecteert het cognitief functioneren beter dan de maten op controleniveau. Een maat op het manoeuvreniveau biedt een test die rijprestaties meet om die reden een hogere validiteit. Het is dus belangrijk om zo’n maat op manoeuvreniveau, zoals bijvoorbeeld deze laatste maat, in een test op te nemen. Het hoogste niveau, het strategisch niveau, heeft betrekking op bijvoorbeeld routekeuze en vervoermiddelkeuze. Dit niveau wordt niet onderzocht, al is het goed voorstelbaar dat MDMA gebruik een negatief effect heeft op de nauwkeurigheid van dergelijke beslissingen. De mate waarin een onderzoeker kan voorspellen of MDMA effect heeft op het rijgedrag hangt verder sterk af van de validiteit van de omstandigheden waarin een onderzoek wordt uitgevoerd. Alhoewel een proefmeting op de openbare weg in principe de beste validiteit biedt, zijn hier enkele bezwaren van verschillende aard aan verbonden. Een groot ethisch bezwaar is bijvoorbeeld de blootstelling van een proefpersoon of andere verkeersdeelnemers op de openbare weg in een situatie waarin bijwerkingen van MDMA in combinatie met het rijden van een auto vrijwel onbekend zijn. In deze fase van kennisverwerving zou een dergelijke opzet onverstandig zijn. Met de rijsimulator van het Centrum van Omgevings- en Verkeerspsychologie van de Rijksuniversiteit Groningen kan rijgedrag onderzocht worden in een dynamische en realistische taakomgeving waarin de gesimuleerde auto’s zich gedragen als ‘model’-weggebruikers. Bovendien kan met de simulator rijgedrag onderzocht worden in gevaarlijke situaties binnen een laboratoriumsetting. Echter het rijden in de simulator houdt geen reëel risico in, hetgeen een proefpersoon ook naar alle waarschijnlijkheid zal realiseren. Desalniettemin is voor dit onderzoek de rijsimulator een valide meetinstrument en het beste alternatief om de hoogst mogelijke realiteit van omstandigheden te krijgen (zie ook De Waard et al. 1999).
18
Experiment 1, laboratorium tests Universiteit Maastricht Aanvankelijk was het de bedoeling om experiment 1 volgens dezelfde opzet als experiment 2 uit te voeren waarbij gebruikers in het veld benaderd zouden worden met de vraag om voor en na gebruik getest te worden. Ten opzicht van experiment 2 was er echter alleen dit verschil dat geen simulatorproeven zouden worden gedaan, maar een batterij van gecomputeriseerde cognitieve en psychomotorische testen zouden worden afgenomen. Eén en ander was voorzien in de directe nabijheid van een eigentijdse dansgelegenheid of Houseparty in Maastricht te worden uitgevoerd. Echter, de Medisch Ethische Commissie van het Academisch Ziekenhuis Maastricht keurde de aanvankelijk ingediende onderzoeksopzet af. Het argument was dat de geplande onderzoeksopzet te weinig controlemogelijkheden in zich had, zowel wat betreft het legale aspect (de onderzoeker heeft geen zekerheid over de door de proefpersoon genomen middelen) als het wetenschappelijke ontwerp (een gecontroleerde opzet zou meer informatie opleveren). Een en ander resulteerde in het mondelinge advies van de voorzitter van de Medisch Ethische Commissie om een nieuw protocol in te dienen waarin dezelfde vraagstelling door middel van een placebo-gecontroleerd experiment onderzocht zou worden. Als extra complicatie bracht deze ontwikkeling met zich mee dat een opiumwet ontheffing voor dit onderzoek moest worden aangevraagd. Het thans gerapporteerde onderzoek is goedgekeurd door de medisch ethische commissie van het Academisch Ziekenhuis Maastricht en van het OM werd een ontheffing van de opiumwet verleend voor de uitvoering van dit onderzoek. De centrale vraagstelling was, in lijn met het voorgaande, of en hoe MDMA cognitieve en psychomotorische functies, voorwaardelijk voor rijgedrag, beïnvloedt. Als normale controleconditie werd placebo verstrekt en als actieve controle conditie een dosis alcohol welke ten hoogste tot een bloed alcohol concentratie van .05 g% leidt. Als dosering van MDMA werd gekozen, ook na overleg met andere MDMA onderzoekers (Vollenweider, Zwitserland; Henry, London UK) voor een vrij lage dosis van 75 mg. Hypothesen
•= MDMA en alcohol verslechteren prestatie op taken die de motorische vaardigheid meten en verdeelde aandacht, ten opzichte van placebo •= MDMA beïnvloedt fysiologie en stemming op een dissociatieve wijze welke overeenkomstig is met de gecombineerde effecten van psychostimulanten en serotonerge agonisten, dwz. verhoogde lichamelijke activatie (spanning) wordt gemeten terwijl het subjectieve effect als ontspanning wordt ervaren •= De cognitieve effecten van MDMA zijn groter dan die van een dosis alcohol waarmee een gemiddeld bloed-alcohol gehalte van 0.05 % bereikt wordt •= De subjectieve effecten van MDMA zijn anders dan die van alcohol •= MDMA verslechtert de prestatie op andere cognitieve taken op een vergelijkbare wijze
19
Methode Proefpersonen Zeventien geestelijk en lichamelijk gezonde MDMA-gebruikers (12 mannen en 5 vrouwen), tussen 21 en 36 jaar werden geworven door middel van kleine annonces in de Universiteit, in smartshops en in een aantal eigentijdse dansgelegenheden in Maastricht en Zuid-Limburg. Voorts werden de diverse posten van de GGD in Zuid-Limburg op de hoogte gesteld. Proefpersonen dienden te voldoen aan de volgende inclusiecriteria: •= •= •= •= •= •= •= •= •= •= •=
Leeftijd 21-40 jaar Nederlandse nationaliteit Verzekerd tegen ziektekosten Ervaring met gebruik van MDMA (tenminste 5 keer in de laatste 12 maanden) Ervaring met het gebruik van alcohol (> 4 consumpties per week) Geen gebruik van psychoactieve medicatie Goede lichamelijke gezondheid blijkend uit anamnese , ECG en routinematig laboratoriumonderzoek (zie appendix 1) Onbekend met endocriene, neurologische of andere relevante medische geschiedenis uitgezonderd anticonceptie Normaal lichaamsgewicht; quetelet index (gewicht/lengte2) tussen 18 en 28 kg/m2 Geschreven Informed Consent Bereid zich tijdens de duur van de studie aan de voorgeschreven leefregels te houden
Exclusie Criteria: •= Geschiedenis van drugs misbruik of verslaving •= Zwangerschap of lactatie •= Cardiovasculaire afwijkingen zoals blijkens standaard 12-electroden ECG afleiding •= Excessief alcoholgebruik (> 20 consumpties per week) •= Hypertensie (diastole bloeddruk > 100; systole bloeddruk > 170) •= Huidige of vroegere psychopathologie blijkens Structured Clinic Interview Diagnose (SCID) of uit psychiatrische anamnese volgens DSMIV (APA 1994) •= Family geschiedenis van psychopathologie volgens research diagnostic criteria (Endicott et al. 1975) •= Bekend met verhoogde gevoeligheid voor effecten van psychoactieve stoffen zoals gemeten met behulp van de Eysenck Personality Questionnaire (EPQ) •= Strafblad ten aanzien van handel in- of bezit van drugs De in- en exclusiecriteria werden nagegaan aan de hand van achtereenvolgens: telefonische vragenlijst, thuisgestuurde vragenlijst naar medische geschiedenis en lichamelijk onderzoek. Tevens werd door de proefpersonen een vragenlijst ingevuld over drugs- en alcoholgebruik. Tenslotte werden de namen van de proefpersonen, met hun toestemming, temidden van een even groot aantal namen van niet-deelnemers (collega’s van de onderzoekers) voorgelegd aan de Officier van Justitie te Maastricht. De vraag die hierbij werd gesteld was of er een strafblad zou zijn mbt één van de gepresenteerde namen op het punt van handel in drugs. Het onderzoek is voorgelegd aan, en goedgekeurd door de Medisch Ethische Commissie van het Academisch Ziekenhuis Maastricht. Alle proefpersonen ontvingen een uitgebreide informatiebrochure betreffende de te volgen procedures van dit onderzoek alsmede informatie over de werking, effecten en risico’s van gebruik van MDMA en alcohol. Alle proefpersonen ondertekenden na kennisneming van bovengenoemde informatie een verklaring van ‘Informed Consent’.
20
Experimenteel Ontwerp: Dubbel-blind, double-dummy, placebo-gecontroleerd, 3-wegs cross-over design. Complete balancering van volgorde van de condities leverde 6 verschillende volgordes die willekeurig werden toegewezen aan een voorziene 18 proefpersonen. De balancering was derhalve compleet per blok van 6 proefpersonen. Condities De condities bestonden uit d,l-MDMA 75 mg, alcohol 0.5 g/Kg en placebo. Het MDMA poeder werd toegevoegd aan 25 ml bittere sinaasappelschil siroop. De aldus verkregen oplossing werd in één keer ingeslikt. De MDMA en placebo oplossingen waren identiek van volume, kleur, geur en smaak en waren niet van elkaar te onderscheiden. Daarnaast werd een mengsel van 400 ml toegediend welke in de Alcoholconditie bestond uit 0.5 gram per Kg lichaamsgewicht 100% pure ethanol aangevuld tot een volume van 400 ml met sinaasappelsap. De drinktijd was maximaal 15 minuten. Voor de alcohol-placebo condities werd 400 ml sinaasappelsap toegediend waar vlak van tevoren een paar druppels pure ethanol aan waren toegevoegd. De condities zijn schematisch weergegeven in tabel 3. Tabel 3 Conditie MDMA Alcohol Placebo
Experimentele Condities Inhoud 100 ml buisje 25 ml bitter 75 mg sinaasappelschilsiroop MDMA 25 ml bitter sinaasappelschilsiroop 25 ml bitter sinaasappelschilsiroop
Inhoud 400 ml glas Sinaasappelsap Sinaasappelsap
0.5g / Kg alcohol
Sinaasappelsap
-
Metingen: De metingen kunnen in termen van doelmatigheid worden onderverdeeld in uitkomstmetingen en veiligheidsmetingen. Binnen de uitkomstmetingen kan weer een onderscheid gemaakt worden in termen van objectieve gedragsprestatiematen welke gedestilleerd worden uit de afname van een gecomputeriseerde testbatterij, subjectieve of zelfrapportagematen en fysiologische maten, terwijl de veiligheidsmetingen voornamelijk bestaan uit fysiologische maten. Testbatterij: Critical Tracking Test (CTT). De CTT werd afgenomen voor de toediening (t0), en 1, 2, 3 en 5 uur erna (t1, t2, t3 en t5). De CTT is een 1ste-orde compensatoire volg-regel taak (Jex et al. 1966). De taak van de proefpersoon is om met een joy-stick een cursor gecentreerd te houden in een doelgebied afgebeeld op het midden van een beeldscherm. De cursor verschijnt in het midden van het scherm en beweegt met een langzaam toenemende kracht (volgens een sinusfunctie) naar een van de zijkanten. De systeemrepresentatie is inherent onstabiel, omdat de ruis-input van de proefpersoon aan het systeem zodanig versterkt wordt dat zowel op de decentrale positie van de cursor als op de snelheid waarmee deze naar buiten beweegt, gereageerd moet worden. Compensatoire bewegingen nemen toe in frequentie totdat ze 180o achterliggen op de systeemfrequentie zodat controleverlies optreedt. Het punt waar dit gebeurt is gedefinieerd als de 'kritische frequentie' of λc (labda-c) uitgedrukt in radialen per seconde (R/s). De test bestaat uit 5 pogingen, die elk ongeveer 45 seconden duren. De mediaan van deze pogingen wordt genomen als test score. Theoretisch is λc de reciproke van de ‘operating delay’ vertraging in een ‘closedloop’ mens-machine systeem. Als zodanig weerspiegelt λc ‘de belangrijkste componenten van elementaire stuurvaardigheid’.
21
Divided Attention Test (DAT) (Moskowitz 1973). Deze test bestaat uit een variant op de voorgaande test waarin benevens stuurvaardigheid tegelijkertijd het vermogen gemeten wordt om de aandacht snel en efficiënt over meerdere centraal en perifeer gelegen bronnen te verdelen. Terwijl de proefpersoon op 50% van zijn/haar maximale vermogen de stuurtaak verricht met de joy-stick als boven beschreven, dienen tegelijkertijd in de 4 uithoeken van het beeldscherm, groepjes van elk 6 cijfers (0-9), waarin elke 5 seconden veranderingen kunnen plaatsvinden, bekeken te worden. Wanneer op een der laatstgenoemde posities een 2 verschijnt dient, al sturende, een voetpedaal zo snel mogelijk losgelaten te worden. In deze versie van de volg-regeltaak wordt het error-signaal constant gehouden op 50% van de individuele λc. De proefpersoon heeft dan nog enige restcapaciteit om de visuele aandacht in tijd en ruimte te verdelen over de 4 uithoeken van het scherm. Tracking error wordt gemeten als de gemiddelde absolute afwijkingsscore (mm) van de cursor ten opzichte van het scherm-midden over de gehele 12 minuten durende testperiode. Gemiddelde correcte reactietijd op een van de perifeer gedtecteerde 2-‘targets’ was de tweede afhankelijke maat uit deze taak. Deze 2 scores worden vervolgens getransformeerd tot z-scores en gemiddeld tot één maat van verdeelde aandacht. Daarnaast zijn er nog aantallen ‘control losses’ (het aantal keren dat de cursor uit het regelgebied ‘raakt’), en aantal gemiste perifere signalen en fout positieven. Sustained Attention to Reesponse Task (SART). Met een tempo van 1 per seconde en een tijdsduur van 500 msec, worden cijfers (0-9) gepresenteerd op een beeldscherm. De proefpersoon dient bij 9 van de 10 cijfers (distractors), behalve bij het van te voren bekend gemaakte ‘target-cijfer’, zo snel mogelijk een knop in te drukken. Het aantal fouten en de reactietijden op de distractors zijn de afhankelijke maten. Visual Search; Signal-Detection Task (SDT). Op een computerscherm worden op de hoekpunten van een denkbeeldige matrix, at random vierkante stippen gepresenteerd. Elke seconde veranderen er 2 stippen van positie. Wanneer 4 stippen samen de kleinst mogelijke rechthoek vormen dient de proefpersoon zo snel mogelijk een knop in te drukken. Efficiënte en snelle visuele aandacht is nodig om een hoge score in termen van detectie gecorrigeerd voor het aantal fout positieven, en reactietijd, te halen. Motor Choice Reaction Time (MRKT). Dit is een reactietijd taak die bestaat uit 3 deeltaken waarin de moeilijkheid opgevoerd wordt. In de simpele RT conditie dient de proefpersoon zo snel mogelijk een reactie te geven wanneer een lampje onder een drukknop gaat branden. De reactie bestaat uit het loslaten van een ‘hold’-knop en het zo snel mogelijk bewegen naar de oplichtende doelknop waarna deze ingedrukt wordt en waarna de vinger weer terug de ‘hold-knop’ dient ingedrukt te houden tot de volgende reactie, enzovoorts. Hierbij werd afzonderlijk de initiatietijd (tijd vanaf stimulus tot loslaten ‘hold’-knop) en de bewegingstijd (tijd vanaf loslaten ‘hold’-knop totaan indrukken doelknop), alsmede het aantal goede reacties geregistreerd. In de keuze conditie kan één van 3 lampjes gaan branden en dient de proefpersoon overeenkomstig één van 3 knoppen in te drukken. In de incompatibele keuze conditie dient de proefpersoon de knop rechts van het lampje in te drukken. Verbal Fluency (Fluency). De fluency test is een maat van strategisch gestuurd zoeken van informatie uit het semantisch geheugen en wordt derhalve ook wel gezien als maat van vermogen tot planning (Luteijn and van der Ploeg 1983). De proefpersoon wordt gevraagd in één minuut zo veel mogelijk 4-letterige woorden, met een bepaalde beginletter, te produceren. Het aantal correcte woorden en het aantal fouten zijn afhankelijke maten. Nonsens woorden zijn fout, maar namen, verbuigingen en meervoud zijn toegestaan. Gebruikte begin letters waren B, H, R, L, P en M. Tower of London (Balls of Maastricht; BOM). De BOM meet het vermogen tot visueel-ruimtelijk redeneren en plannen (Shallice 1982). De originele test bestaat uit 3 geperforeerde gekleurde ballen welke ten opzichte van de beginconfiguratie op 3 stokjes geplaatst dienen te worden teneinde een op een foto getoonde eind-configuratie te gelijken. De ballen mogen alleen één voor één verplaatst worden. Op
22
de 3 stokjes passen respectievelijk in totaal 3, 2 en 1 ballen. De test is hier gepresenteerd in een geautomatiseerde multiple-choice versie. Op een computerscherm worden tegelijkertijd een begin- en een eind-configuratie gepresenteerd. De proefpersoon moet vervolgens zo snel mogelijk beslissen, in hoeveel stappen de eind-configuratie uit de begin-configuratie bereikt kan worden. Reactietijd en het aantal goede antwoorden worden geregistreerd. Left/Right (L-R). Deze taak is een parametrische versie van de kleur-woord respons-interferentie taak (Stroop 1935). De woorden Links en Rechts worden één voor één getoond ofwel op de linker ofwel op de rechterhelft van het computerscherm. De proefpersoon dient zo snel mogelijk de knop in te drukken die correspondeert met de betekenis van het woord. Er zijn dus 2 soorten responsies; 1) responsies waarin betekenis en locatie congruent zijn; 2) responsies waarin locatie incongruent met de betekenis is. Reactietijd en aantal goede responsies worden gemeten. Abstracte Visuele Patronen Leer Taak (AVIPALET). Op een scherm worden zwart-wit patronen gepresenteerd. Een patroon is opgebouwd uit een liggende rechthoek bestaande uit 8 x 4 vlakken van 10 x 10 pixels. Een vlak is zwart of wit. De status van ieder vlak is willekeurig bepaald, zodat ieder patroon in principe bestaat uit een onsamenhangend patroon van zwarte of witte vlakken. Een reeks van 14 patronen wordt in de leer-fase steeds gedurende 3 seconden op een computerscherm getoond. Na ieder patroon is een interval van 500 msec. De instructie aan de proefpersoon is steeds de patronen zo goed mogelijk in zich op te nemen. In de recognitiefase die daarna wordt aangeboden worden 14 paren van patronen op het beeldscherm vertoond gedurende maximaal 6 seconden, gevolgd door een interval van 500 msec. Elk paar bestaat uit een zojuist geleerd patroon (‘target’) en een distractor. De kans dat de target rechts of links wordt aangeboden is steeds 50%. De proefpersoon dient steeds de linker- of de rechter drukknop in te drukken overeenkomstig het oordeel of de target aan de dienovereenkomstige kant van het beeldscherm gepresenteerd is. Correctheid en antwoordtijd worden geregistreerd. Profile of Mood States (POMS) (McNair et al. 1992). De POMS is een zelf-rappportage schaal geschikt voor het meten van korte, alternerende gemoedstoestanden. De POMS bestaat uit 65 adjectieven, waarop 7 stemmingsfactoren laden (Vermoeidheid, Depressiviteit, Vijandigheid, Activiteit, Angst, Vriendelijkheid en Verwardheid). Bij ieder adjectief wordt een 5-puntsschaal aangeboden waarop de proefpersoon kan aangeven in welke mate dit item overeenkomt met de momentane gemoedstoestand. Subjective and Vegetative Effect Questionnaire (SAVEQ). Een combinatie van 2 bestaande vragenlijsten, de Ecstasy Effect Questionnaire (Davison and Parrott 1997) en de neurovegetatieve klachtenlijst (Bohnen et al. 1992) besloeg in totaal 85 items waarop de proefpersoon kon aangeven of bepaalde gewaarwordingen afwezig, een beetje aanwezig, of duidelijk aanwezig waren (zie appendix 2). Pupil Grootte wordt gemeten met behulp van een aan het eind van een op het oog passend buisje waarachter een video camera gemonteerd is. Het video signaal wordt opgenomen op een videorecorder. Pupil diameter in pixels, omgezet naar millimeters, is de afhankelijke variabele.
Tabel 4 Samenvatting testen (duur in minuten) en afhankelijke maten en concepten / parameters
23
Compensatory Tracking (CTT) (3) Divided Attention (DAT) (12) Choice Reaction Time (MRKT) (5) Word Fluency (Fluency) (1) Signal Detection (SDT) (4) Sustained Attention Response (SART) (2) Left/Right (L-R) (3) Abstract Visual Recognition (Avipalet) (12) Tower of London (BOM) (5) Profile of Mood States (POMS) (4) Subjective Vegetative Effects (SAVEQ) (2) Veiligheid, Fysiologie (Vital Signs) (5) Hypothalame Stress (HPA-axis) (1) Farmacokinetiek (PK) (1)
Stuurvaardigheid Stuurvaardigheid en verdeelde aandacht Snelheid van informatieverwerking Strategisch zoeken in het semantisch geheugen Visueel Zoeken, Visuele Aandacht Respons onderdrukking, Impulsiviteit Respons Competitie, Impulsiviteit Visueel Geheugen en patroonherkenning Planning en strategisch denken Angst, Depressie, Energie, Boosheid, Moeheid Zelfrapportage lichamelijke sensaties & klachten Hartfrequentie, Bloeddruk, Temperatuur, Pupil Bijnierhormonen: cortisol, prolactine, oxytocine MDMA- en Bloed Alcohol Concentratie
Veiligheidsmetingen en -procedure Medische Supervisie. De proefpersonen waren gevraagd af te zien van drugs van tenminste 1 week voor de medische keuring tot aan 2 weken na beëindiging van de laatste experimentele sessie. De proefpersonen werden verder verzocht af te zien van alcohol de dag voorafgaand aan een experimentele sessie en uitgerust op deze experimentele sessies te verschijnen. Tijdens de sessie mochten proefpersonen niet roken en vanaf 20 uur de vorige dag geen caffeïnehoudende dranken meer gebruiken. Verder werden de proefpersonen verzocht minstens nuchter (vanaf ‘s ochtends niets meer gegeten te hebben) in het laboratorium te arriveren en kregen ze een lunch bestaande uit 2 witte broodjes om 12.30 uur, ca. 30 minuten voor de start van de behandeling. Na aankomst op een experimentele sessie werden proefpersonen onderworpen aan screeningstesten voor alcohol en drugs (zie appendix 1). Gedurende de experimentele sessies die alle in het ziekenhuis plaatsvonden was steeds een arts aanwezig of direct oproepbaar. Na afloop werd erop toegezien dat de proefpersoon in goede conditie was waarna de proefpersoon per taxi naar huis werd gebracht. De volgende ochtend werd nog telefonisch contact opgenomen om te vragen naar eventuele rest-effecten. Daarna werden 7 en 11 dagen na de MDMA sessie nog bloedonderzoek verricht, met name voor wat betreft lever- en nierfunctie (zie Appendix 1). Gedurende de 14 dagen na de MDMA sessie werden proefpersonen gevraagd om direct contact op te nemen met de medisch supervisor of een ander lid van het onderzoeksteam waneer hij/zij tekenen ervoer van misselijkheid, overgeven, intolerantie voor vet voedsel, gele huidskleur, of moeheid. Hartslag en Bloeddruk werden gemeten in ontspannen zittende positie, met behulp van een halfautomatische ‘vital signs monitor’ (Philips, HP 5330). Temperatuur, werd gemeten met een oor-thermometer (Braun, Thermoscan IRT 3020). Deze metingen werden elke 30 minuten uitgevoerd vanaf het moment vlak voor inname tot 5 uur en 30 minuten daarna. Bloed en Speeksel Analyses Voor de toediening werd een veneuze catheter aangebracht in de arm. Direct daarna (t0) en vervolgens ieder uur tot 5 uur na inname (t5) werden bloedmonsters van 7 ml elk genomen. Bloedmonsters werden op ijs gezet, gecentrifugeerd en diepgevroren opgeslagen op -20°C voor verdere verwerking bestaande uit voor farmacokinetische analyses en analyses van hormonale response (oxytocine en prolactine). Cortisol werd bepaald uit speeksel ieder uur vanaf t 0, totaan t5. Farmacokinetische Bepalingen MDMA wordt bepaald uit plasma, speeksel (1-2 ml), zweet en indien mogelijk uit urine, genomen op t0, t1, t2, t3, t4 en t5. Speeksel wordt verzameld door spugen in een droge polypropylene tube, zonder
24
chemische stimulatie. Zweet wordt verzameld door deppen van een met isopropanol/gedestilleerd water (in de verhouding 7:3) bewerkt weefsel op het voorhoofd. Alcohol adem-analyse van de uitgeademde lucht van de proefpersoon wordt gemeten met behulp van de Lion SD-4 Breath-Alcohol Analyser elke 30 minuten vanaf t0, totaan t5. Procedure De proefpersoon arriveerde om 11.45u op het laboratorium in het Academisch Ziekenhuis waar hij/zij zich meldde bij één van de leden van het onderzoeksteam. Na binnenkomst werden eerst een alcohol- en drug-screen verricht. Alleen indien de resultaten hiertoe aanleiding gaven werd de proefpersoon naar huis gestuurd en werd evt. een nieuwe afspraak gemaakt. Vervolgens werd begonnen met de ‘baseline’ metingen (zie tabel 5). De cognitieve en psychomotorische testen werden afgenomen in twee geluidsarme cabines waarbij de proefpersoon gezeten was voor een beeldscherm (Philips, 107MB 17 inch monitor), waarop nagenoeg alle stimuli werden aangeboden. Daarnaast werd gebruik gemaakt van voetpedalen, joystick, en 2 Responspanelen (PST Software Inc. en Psytree). De besturende computers waarop ook de reactietijden en de responsies werden geregistreerd, bevonden zich in de belendende ruimte waar de proefleider de testen startte. De testen werden gegenereerd met behulp van E-prime (PST Software Inc.) en Psytree (eigen fabrikaat). De proefleider kon de 2 proefpersonen continu observeren dmv. een audio/videobewakingssysteem. De veiligheidsmetingen werden uitgevoerd in de zitruimte waar de proefpersonen ook tussen de testen/effectiviteitsmetingen door verbleef en zich, naar omstandigheden kon ontspannen, mbv. tijdschriften en televisie. Bloedafname werd verricht in een ruimte welke zich op korte loopafstand van het laboratorium bevond. Er werden per zitting niet meer dan 2 proefpersonen tegelijk onderzocht.
25
Tabel 5
Overzicht van metingen per sessie Uren na inname 0
0.5
1
1.5
2
2.5
3
3.5
4
4.5
5
5.5
Temperatuur Hartfrequentie Systole bloeddruk Diastole bloeddruk
x x x x
x x x x
x x x x
x x x x
x x x x
x x x x
x x x x
x x x x
x x x x
x x x x
x x x x
x x x x
Bloed Zweet Speeksel
x x x
x x x
Bac
x
x
Ctt Dat Sart Avipalet Fluency Linksrechts Bom Mrkt Sdt
x
x x x x x x
POMS SAVEQ
x
x x x x
x x
x x x x
x
x x x x
x
x x x
x x x x
x
x
x x
x x x
x x x
x x x x
x x
x x
Statistische Analyse De herhaald afgenomen afhankelijke maten zoals λc, werden geanalyseerd met behulp van herhaalde metingen MANCOVA waarbij baseline scores als covariaten gebruikt werden en de metingen op t1, t2, t3 en t5 als multipele uitkomstmaten. Voor wat betreft de overige maten werden de metingen op de voorhanden zijnde tijdstippen getoetst, met betrekking tot verschillen tussen de drie condities, met MANOVA.
26
Resultaten Zeventien proefpersonen in de leeftijd van 21-36 jaar (12 mannnen, 5 vrouwen) zijn geïncludeerd. Van de geïncludeerde proefpersonen zijn 2 tijdens het onderzoek van verdere deelneming uitgesloten, daar zij zich niet aan de afspraken hadden gehouden mbt afzien van overig druggebruik ten tijde van het onderzoek. Bij één proefpersoon (man, 22 jr) werd tot drie maal toe sporen van tetra-hydrocannabinol (THC; marihuana) in de urine aangetroffen, één keer bij de keuring waarna een waarschuwing volgde en twee keer voor aanvang van de eerste sessie waarop bij de laatste keer besloten werd definitief van sessie 1 af te zien. Betrokkene gaf de eerste twee keer toe marihuana gebruikt te hebben, maar ontkende de derde keer. Bij de andere uitgeslotene (man, 26 jr) werd voor aanvang van de tweede sessie sporen van opiaten in de urine aangetroffen. Dit werd door betrokkene geweten aan mogelijke codeïne in hoesttabletten, maar dit verhaal bleek bij navraag niet te kloppen. Daarnaast zijn 3 geïncludeerde (gekeurd en getrainde) proefpersonen (1 man, 24; 1 man 36; 1 vrouw, 28) voor de 1e testdag niet op komen dagen, de eerste zonder, de laatste twee met bericht. De demografische gegevens van de overblijvende 12 proefpersonen zijn in tabel 6 weergegeven. Tabel 6
Demografische gegevens van proefpersonen Gem. SD min max
Leeftijd Aantal jaren onderwijs Geslacht Hoogst genoten opleiding
23.5 2.4 21 30 15.8 2.1 13 20 8 mannen, 4 vrouwen lager beroepsonderwijs 1, middelbaar beroepsonderwijs 3, havo/vwo 8
Aangezien 10 van de 12 proefpersonen nog studeren is de weergave van hun opleidingsniveau in termen van hoogst genoten opleiding en aantal jaren onderwijs thans een onderschatting. De demografische gegevens van de proefpersonen zijn weergegeven in tabel 6. In deze rapportage worden de resultaten beschreven van achtereenvolgens de fysiologische maten die voor een groot gedeelte tevens als veiligeheidsmaten waren op te vatten, de gedragsprestatiematen en de subjectieve maten. Tabel 7: Percentage proefpersonen (N=12) dat ervaring heeft met andere drugs, en ervaring heeft met de combinatie van die drugs met MDMA. Drug Ervaring met drug Ervaring met de combinatie MDMA – drug Alcohol 100 % 75 % Marihuana 100 % 67 % Ecstasy 100 % n.v.t. Tabak 50 % 50 % LSD 25 % 0% Psylocibine / paddo’s 33 % 17 % Amfetamine 58 % 33 % Cocaïne 58 % 8% Overige 0% 0% De ervaring die de proefpersonen hadden met drugs is weergegeven in tabel 7. Daaruit blijkt een hoge prevalentie van het gebruik van alcohol, marihuana en MDMA afzonderlijk en in combinatie. Uit indrukken van de onderzoekers met betrekking tot de werving en selectie van proefpersonen kan voorts nog worden opgemaakt dat de deelnemende proefpersonen wellicht niet een representatieve steekproef vormen uit de gebruikersgroep voor wat betreft hun gewoonten van drugsgebruik. Uit diverse reacties
27
bleek dat de ‘echte’ gebruikers weinig voelden voor deelname aan ons experiment daar die zich in de eerste plaats moeilijk aan de gestelde leefregels zouden kunnen houden en in de tweede plaats weinig affiniteit toonden voor het ‘gebruiken’ in een klinische omgeving zoals het Academisch Ziekenhuis. De deelnemende proefpersonen vormen wellicht de deelverzameling van studerende MDMA gebruikers die op deze wijze hun nieuwsgierigheid naar de werking van de stof en/of hun academische interesse daarvoor aan de dag legden door aan dit onderzoek mee te doen.
28
Prestatiematen CTT (Critical Tracking Taak) Voor wat betreft de prestatie op de CTT werd geen verschil gevonden tussen de MDMA en de placebo conditie, terwijl er een trend is dat de invloed van alcohol, vooral 1 uur na inname, meer dan die van MDMA, de maximale labda-c doet dalen (F=4.70, df=6, p=.073). In de MDMA conditie lijkt het omgekeerde het geval.
labda-c (rad/sec)
5
4
placebo alcohol mdma
3 0
1
2
3
4
5
6
Tijd na inname (uren)
Figuur 1 Kritische tracking frequentie als functie van tijd na inname in de placebo, alcohol- en MDMA-conditie
29
DAT (Divided Attention Taak) De prestatie op de DAT wordt gekenmerkt door de tracking error en het aantal fouten, bestaande uit gemiste perifere signalen, ten onrechte gedetecteerde perifere signalen (false alarms) en het aantal control-losses op de tracking taak. Er zijn meer fouten in de alcoholconditie 1 uur na inname, maar niet 3 uur na inname (interactie alcohol x tijd F=6.53, df=7, p=.038). Er zijn geen verschillen in tracking error tussen de condities. 30 placebo alcohol MDMA
25
aantal fouten
20
15
10
5
0 1
3 Tijd na inname (uren)
Figuur 2 Aantal fouten in de DAT als functie van tijd na inname in de placebo-, alcohol- en MDMA-conditie
SART (Sustained Attention to Response Task) Er waren geen verschillen in het aantal foute responsies en de reactietijden op de goede responsies.
30
Avipalet (Visuele patroonherkenningstaak)
aantal patronen goed herkend (max. 14)
13
12
11
10
9
8
7
6 placebo
alcohol
MDMA
Figuur 3 Aantal goed herkende patronen in de visuele herkenningstaak van nieuw geleerde visuele patronen
In de MDMA conditie werden, 1 uur na toediening, significant minder nieuw aangeleerde visuele patronen herkend (F=6.09, df=2,5, p=.046).
31
Fluency taak 13
aantalcorrect genoemde woorden
12
placebo alcohol MDMA
11
10
9
8
7
6 1
3 Tijd na inname (uren)
Figuur 4 Aantal goed uit het lange termijn-geheugen opgehaalde woorden.
Bij de fluency taak worden 3 uur na toediening in de alcohol-conditie meer woorden genoemd, maar het effect is niet significant.
32
LinksRechts Taak De snelheid van reageren in de Links/Rechts taak lijkt iets groter (kleinere reactietijd; RT) te zijn 1 uur na inname in de MDMA conditie terwijl dit 3 uur na inname andersom is. Dit interactie-effect is significant (F=7.84, df=5, p=.038). Het aantal fouten in deze taak was verwaarloosbaar klein in elke conditie. 780
placebo alcohol MDMA
760 740
Reactietijd (msec)
720 700 680 660 640 620 600 580 1
3 Tijd (uren) na toediening
Figuur 5 Gemiddelde reactietijd (RT) per conditie in de links/rechts taak
33
BOM (Tower of London)
Aantal problemen goed opgelost (max. 10)
8 placebo alcohol mdma
7
6
5 1
3 Tijd (uren) na inname
Figuur 6 Aantal goed opgeloste 3-, 4- en 5- stapsproblemen in de Tower of London taak per conditie
Het aantal goed opgeloste problemen in de Tower of London is gemiddeld over de categorieën 3, 4 en 5staps problemen. Daarbij valt op dat het aantal goed opgeloste problemen in de MDMA conditie 1 uur na toediening minder is en 3 uur na inname eerder iets meer. Dit interactie-effect is significant (F=6.17, df=8, p=.038). De responstijden nemen toe met de complexiteit (aantal stappen) maar deze toenames verschillen niet per conditie.
34
MRKT (keuze reactietijd taak) 350 placebo alcohol MDMA
340
RT (msec)
330
320
310
300
290 1
3 Tijd (uren) na toediening
Figuur 7 Simpele reactietijd per conditie in de simpele versie van de keuze reactietijd taak
In de MRKT viel op dat de simpele reactietijd langer was 1 uur na toediening in de MDMA conditie terwijl in de meest complexe versie van de MRKT, de reactietijd in de stimulus-respons incompatibele taak vooral in de alcohol conditie langer was. De effecten zijn niet significant.
520
p lacebo alcoh ol MDMA
510
500
RT(msec)
490
480
470
460
450
440
430 1
3 Tijd (ure n) na toe die nin g)
Figuur 8 Reactietijd per conditie op de stimulus-respons incompatibele keuze reactietijdtaak
35
SDT (Signaal detectietaak) 900 placebo alcohol MDMA
880 860
RT (msec)
840 820 800 780 760 740 1
3 Tijd (uren) na toediening
Figuur 9 Reactietijd in de Signaal-detectietaak per conditie De reactietijd in de signaal-detectietaak lijkt iets togenomen in de MDMA conditie, 1 uur na toediening terwijl dat op 3 uur na toediening niet meer het geval is. Het effect is echter niet significant. Er is geen effect op het aantal fouten in deze taak.
36
Fysiologische maten Hartslag
120
Hartfrequentie (slagen/minuut)
placebo alcohol MDMA 100
80
60
40 0
1
2
3
4
5
6
Tijd (uren) na toediening
Figuur 10
Gemiddelde hartslag als functie van de tijd per conditie.
De hartfrequentie stijgt significant in de MDMA conditie vanaf 1 uur na inname totaan 5 uur na inname (F=5.43, df=10, p=.05). In de alcoholconditie lijkt de hartfrequentie in het begin iets te dalen.
37
Bloeddruk
150
Bloeddruk (mm Hg)
130
placebo systole alcohol MDMA placebo diastole alcohol MDMA
110
90
70
50 0
1
2
3
4
5
6
Tijd (uren) na inname
Figuur 11 Systole (boven) en diastole (onder) bloeddruk als functie van de tijd per conditie Met name de systole bloeddruk stijgt significant in de MDMA conditie (F=6.74, df=8, p=.032). Het verschil is uitgesproken vanaf 30 minuten na inname tot 2 uur na inname. In de alcoholconditie lijkt de bloeddruk juist iets te dalen op 1.5 en 2 uur na inname. De diastole bloeddruk laat dit patroon ook zien maar de verschillen zijn niet significant.
38
Temperatuur
37.0
Temperatuur (°C)
36.5
36.0
35.5
placebo alcohol MDMA
35.0 0
1
2
3
4
5
6
Tijd (uren) na toediening
Figuur 12
Gemiddelde lichaamstemperatuur als functie van de tijd per conditie.
De lichaamstemperatuur lijkt iets te stijgen in de MDMA conditie maar het verschil is niet significant.
39
Pupilgrootte In de MDMA conditie waren de pupillen van de proefpersonen 2 uur na inname significant vergroot (hoofdeffect: F=5.81, df=2,8; p=.028; MDMA effect: F=12.45, df=1,6; p=.012).
7.00
6.50
6.00
5.50
se gem
5.00
6.60
4.50
5.00
4.58
4.00
3.50
pla
MDMA
alc
Figuur 13 Pupilgrootte in de 3 condities
40
Subjectieve maten Profile of Mood States (POMS) Gemoedstoestanden zoals gemeten met de POMS zijn overwegend onveranderd na alcohol en MDMA. Echter, 2 uur na inname wordt er in de alcohol conditie iets lager gescoord op de energie- of ‘vigour’schaal (hoofdeffect vigour: F=3.97, df=2,11; p=.05; alcoholeffect: F=5.42, df=1,6; p=.059). Daarnaast wordt er 2 uur na inname in de alcohol conditie iets hoger gescoord op de moeheids- of ‘fatigue’-schaal (hoofdeffect fatigue: F=5.56, df=2,9; p=.027; alcoholeffect: F=12.07, df=1,6; p=.013). Twee uur na inname is er in de MDMA conditie een toegenomen score op de zelfvertrouwen- of ‘confidence’-schaal (hoofdeffect confidence 2 uur: F=3.84, df=2,11; p=.054; mdma effect: F=4.95, df=1,6; p=.068) terwijl er 6 uur na inname in zowel in de alcohol conditie een significant toegenomen score is op deze schaal en een trend van een toename in de MDMA conditie (hoofdeffect confidence 6 uur: F=3.76, df=2,11; p=.057; alcoholeffect: F=11.42, df=1,6; p=.015; mdma effect: F=4.35, df=1,6; p=.082). Subjective and Vegetative Effect Questionnaire (SAVEQ) De scores op de SAVEQ zijn weergegeven in percentages op de antwoordcategorieën ‘een beetje’ en ‘ja’ als antwoord op de vraag ervaart u deze klacht / werking of effecten (appendix 3). Het nee-antwoord is weggelaten. Wanneer we de cumulatieve percentages van de categorieën ‘een beetje’ en ‘ja’ samenvoegen, om de subjectief ervaren effecten tussen de condities te vergelijken valt op dat MDMA vooral sterke effecten heeft op visuele gewaarwordingen. Zo meldt 2 uur na inname van MDMA 71.4% wazig te zien in vergelijking met 14.3 % in placebo en alcoholcondities. Vrijwel dezelfde percentages worden gevonden voor wat betreft de items ‘dubbel zien’ en ‘licht intensiever ervaren’. Opmerkelijk is dat 100% vergrote pupillen meldt in de MDMA conditie tegen 0% in de placebo-en alcoholcondites. Voorts is 2 uur na inname van MDMA duidelijk meer sprake van droge mond, overmatig zweten, hartkloppingen, geluiden intensiever ervaren, het koud hebben, klamme handen, dorstig, moeite met spreken, afgenomen eetlust, tintelende huid en tanden knarsen. In de MDMA conditie voelt men zich 2 uur na inname minder slaperig (14.3%) tegen 71.4% in de alcoholconditie en 57.1% in de placeboconditie. Hetzelfde wordt gevonden mbt. vermoeidheid welke duidelijk hoger is 2 uur na inname van alcohol (71.4%) en placebo (42.9%) tov. MDMA (14.3%). Het meest karakteristieke effect van MDMA volgens vele (eerder genoemde) auteurs, de verhoogde behoefte om iemand aan te raken en aangeraakt te worden, worden 2 en 4 uur na inname door (slechts) 50% gemeld tegen 0% in de alcoholen placebocondities.
41
Farmacologische maten BAC .40 .35
BAC (promillage)
.30 .25 .20 .15 .10 .05 .00 0
1
2
3
4
5
6
Tijd na inname (uren)
Figuur 14 Bloed-alcohol promillage als functie van de tijd, geschat met behulp van ademanalyse In de alcohol-conditie is met behulp van de adem-analyse apparatuur frequent de schatting van het bloedalcohol gehalte gemeten. De metingen werden verricht vanaf 45 minuten na inname van de alcohol. Op het eerste meetpunt is slechts 1 proefpersoon boven de wettelijke limiet voor autorijden (BAC=.64). De laagste BAC op dat moment is BAC=.24. Er is derhalve sprake van een betrekkelijk lage dosis alcohol.
42
Discussie Experiment 1 Voor wat betreft de fysiologische effecten van MDMA is er sprake van een duidelijk gestegen hartfrequentie en dito gestegen bloeddruk. De absolute waarden van deze stijgingen zijn fysiologisch niet verontrustend, alhoewel deze stijgingen toch verrassend groot zijn te noemen, gelet op de in dit onderzoek gebruikte relatief geringe dosering van MDMA (75 mg), in vergelijking met die gebruikt in andere gecontroleerde onderzoeken waarin voornamelijk doses van 125-225 mg onderzocht werden (de la Torre et al. 2000; Gouzoulis-Mayfrank et al. 1999; Grob et al. 1996; Hermle et al. 1993; Mas et al. 1999; Pacifici et al. 1999; Vollenweider et al. 1998; Vollenweider et al. 1999). Het fysiologische patroon is dat van een stimulerend effect. Wat betreft de subjectieve effecten van MDMA valt op te merken dat de bijwerkingen (vegetatieve, autonome of fysiologische effecten) meer worden gevoeld dan de doelwerkingen, maar van de laatste valt op te merken dat men zich na MDMA minder slaperig, suf en vermoeid voelt. Ook deze subjectief beleefde werkingen zijn consistent met het patroon van een fysiologisch stimulerend effect. Voor wat betreft het als typisch gekenschetste entactogene effect van MDMA, de behoefte om iemand aan te raken of aangeraakt te worden, deze wordt “slechts” door 50% gemeld. Mogelijk zou dit percentage hoger zijn geweest bij een hogere dosering, want nogmaals de hier gebruikte dosering is verhoudingsgewijs laag, alhoewel die wel gemiddeld is voor een eerste dosering op een avond (een “ecstasy-pilletje” bevat immers gemiddeld ongeveer 75 mg MDMA). De gehypothetiseerde dissociatie van een fysiologisch stimulerend effect en een subjectief ontspannend effect lijkt voor wat betreft het eerste wel bevestigd, maar voor wat betreft het laatste valt op te merken dat MDMA ook een subjectief stimulerend effect heeft (er wordt minder moeheid en slaperigheid gemeld) dat kennelijk niet als negatief wordt ervaren. Wanneer wordt bedacht dat in de placebo conditie een opmerkelijk hoog percentage slaperigheid wordt gemeld, dan zou het logisch zijn dat een stimulerend middel als aangenaam wordt ervaren. Dit zou kunnen liggen aan het feit dat het centraal zenuwstelsel van de gebruikers chronisch te weinig geprikkeld is (oorzaak of gevolg van middelengebruik). De typische dissociatie kan derhalve pas echt worden opgemerkt wanneer proefpersonen naïeve gebruikers zijn of een normaal activatiepatroon vertonen (Gouzoulis-Mayfrank et al. 1999). Wel is de hypothese bevestigd dat de subjectieve effecten van MDMA anders zijn dan die van alcohol. Wat betreft de gedragseffecten valt te constateren dat de gegevens slechts deels de voorspelde richting uitgaan. Enkele effecten van MDMA lijken op te treden in interactie met de tijd. Dat wil zeggen dat sommige effecten vooral op 1 uur na inname te zien zijn terwijl ze 3 uur na inname verdwenen of in omgekeerde richting te zien zijn. Voor wat betreft de CTT is te constateren dat MDMA hier bepaald geen negatieve invloed op lijkt te hebben, terwijl het bekende effect van een lage dosis alcohol (Ramaekers et al. 1996; Vermeeren et al. 2000b) wel zichtbaar is. Dat laatste lijkt ook het geval te zijn voor wat betreft de verdeelde aandachtstaak welke een variant op de CTT is. Alcohol heeft hier 1 uur na inname vooral een toename van fouten tot gevolg. Een en ander is een gevolg van de vernauwing van aandacht welke na alcoholgebruik optreedt (Moskowitz 1973). De hypothese dat MDMA de psychomotorische en aandachtsaspecten van stuurvaardigheid negatief beïnvloedt, is dus niet bevestigd. Een duidelijk negatief effect van MDMA is te zien in de gegevens van de visuele patroonherkenningstest welke 1 uur na inname afgenomen is. Dit gegeven lijkt vooralsnog goed te interpreteren wanneer we bedenken dat deze taak een sterke geheugencomponent bevat. Immers, de ernstigste effecten van MDMA worden gerapporteerd met betrekking tot verminderde geheugenprestaties na MDMA gebruik (Bolla et al. 1998; Krystal et al. 1992; McCann et al. 1999; Morgan 1999; Parrott and Lasky 1998; Parrott et al. 1998; Ricaurte et al. 1993). Nieuw is dat hier gebruik gemaakt is van abstracte visuele patronen, terwijl in de literatuur over geheugeneffecten van MDMA steeds van verbale geheugentests gebruik gemaakt is. Een kanttekening die hierbij gemaakt zou kunnen worden is wat de invloed zou kunnen zijn van de zowel subjectief als objectief vastgestelde toename van de pupildiameter na MDMA gebruik. Er zij opgemerkt dat dit nadelig zou kunnen zijn voor de gezichtsscherpte, maar dat zou juist een extra nadeel zijn in de (nagenoeg altijd) visueel aangeboden verbale geheugentests. Het waarnemen van niet scherp afgegrensde
43
visuele patronen zoals in de patroonherkenningstest en de Tower of London zou, vanwege de toegenomen subjectief waargenomen lichtintensiteit, eerder beter dan slechter moeten zijn. Voor zover er effecten van verminderde waarneming ten grondslag liggen aan de verminderde prestatie op deze testen kan daarom worden geconcludeerd dat deze dan hoofdzakelijk centraal gemedieerd zouden zijn en in verwaarloosbare mate sensorisch. Er worden twee effecten van MDMA gevonden welke in interactie met de tijd gezien zijn. Er worden meer fouten gemaakt in de Tower of London test. Het gaat hier om een test waarbij vooral manipulatie van wederom abstracte visuele informatie in het werkgeheugen van belang is. Deze lijkt dus ook hier op 1 uur na inname verstoord te zijn. Blijkbaar is de verwerking van abstracte visuele informatie verstoord na MDMA. Een andere verklaring, met name voor wat betreft de resultaten op de Tower of London taak, is dat er meer fouten gemaakt zouden kunnen worden door toegenomen impulsiviteit of ontremming. Een degelijke verklaring zou in overeenstemming zijn met andere bevindingen mbt. effecten van amfetaminegebruik (Rogers et al. 1999). Een ander effect van MDMA is een verbetering van de reactiesnelheid op de links/rechts taak op 1 uur na inname, terwijl er op 3 uur na inname eerder een verslechtering te zien lijkt. De interpretatie van een verbetering op deze test moet gezocht worden in de ontkoppeling van automatische reacties. Het door elkaar halen van het woord links op de plaats rechts en vice versa wordt kennelijk minder erg na inname van MDMA. Hieraan ligt normaal een soort filteringsproces ten grondslag waardoor we zouden kunnen concluderen dat hier ontremming een gunstig effect heeft. Tenslotte is het nog mogelijk dat het gunstige effect van MDMA op deze taak te wijten is aan een hogere fysiologische activatie. De hypothese dat MDMA 75 mg grotere effecten kan hebben dan een lage dosis alcohol lijkt dus voor de abstract visuele herkennings- en redeneertaken bevestigd te zijn. In het algemeen kan gezegd worden dat de cognitieve effecten van MDMA anders zijn dan die van alcohol. Terwijl alcohol vooral een vermoeiend, vertragend en aandachtsvernauwend effect heeft, heeft MDMA vooral invloed op visuele waarneming, geheugen en abstract visueel probleemoplossen. Wel moeten we hierbij de kanttekening maken dat de beschreven effecten klein zijn en eerder een tendentie reflecteren dan dat er sprake zou zijn van een grote kwalitatieve verandering. Ook zij nog opgemerkt dat een effect van een stimulerend middel zoals MDMA een schijnbaar positief effect kan hebben op cognitieve functies omdat er sprake is van het opheffen van een verminderd functioneren in de normale toestand. Al met al kunnen we voorzichtig concluderen dat de resultaten een zeker patroon laten zien waaruit blijkt dat de voor stuurvaardigheid voorwaardelijke psychomotorische functies niet aangetast zijn na MDMA. Er lijken wel veranderingen op te treden met betrekking tot herkenning en probleemoplossing van abstracte visuele informatie. Hierbij kan een toegenomen impulsiviteit, mogelijk samenhangend met een hoger activatieniveau, deze resultaten eveneens ten dele verklaren. Verder valt nog op te merken dat de effecten van MDMA in de tijd lijken te variëren. Sommige effecten lijken maximaal op 1 uur na inname, terwijl andere effecten later op lijken te treden, maar in het algemeen kan gesteld worden dat de gevonden effecten van deze wellicht als laag te kenschetsen dosering, gering zijn.
44
Experiment 2, rijsimulator tests Rijksuniversiteit Groningen Methode Het onderzoeksvoorstel is eerst voorgelegd en goedgekeurd door de Ethische Commissie van de subfaculteit Psychologie van de RuG. Hierna zijn ongeveer twintig personen, die aangegeven hadden van plan te zijn om bij een gelegenheid ecstasy te slikken, in eerste instantie benaderd door een straathoekwerker van het Consultatiebureau voor Alcohol en Drugs (CAD) voor deelname in dit onderzoek. In latere fase van het onderzoek zorgde het “sneeuwbal effect” van mond-op-mond reclame tot voldoende aanmeldingen. Alle deelnemers waren in het bezit van een rijbewijs. Tevens hebben zij herhaaldelijk MDMA gebruikt. De gebruikers slikten op eigen initiatief de middelen, in een zelf gekozen dosering. Vóór de party bezochten de proefpersonen het instituut waarbij zij volledig werden geïnformeerd over het onderzoek en eventuele bijwerkingen van ecstasy, zij vulden een aantal vragenlijsten omtrent rijervaring, ervaringen met drugs, een medische vragenlijst alsmede een informed consent in, en maakten ze een eerste (oefen)rit in de simulator. Tijdens dit bezoek gaven de proefpersonen aan wanneer zij het voornemen hadden MDMA te slikken, zodat ze op die dag getest en gevolgd konden worden. Tijdens de nacht van een party maakten ze twee maal een rit in de simulator. De eerste avondrit vond plaats ongeveer één uur na inname van MDMA, de tweede rit na afloop van het feest, op het moment dat men anders naar huis of een afterparty zou rijden. Ook op een vergelijkbare nacht waarop geen drugs gebruikt mochten worden werd één rit in de simulator gemaakt. De vrijwilligers maakten als proefpersoon dus in totaal vier ritten (zie tabel 3) in de rijsimulator van het COV waar gedurende een standaardrit de prestatie van het rijgedrag werd gemeten (zie Standaard simulatorrit). Daarnaast werden aan de proefpersonen na iedere rit vragenlijsten aangeboden om de subjectieve ervaringen vast te stellen. Alle ritcondities waren qua gebeurtenissen identiek. Tijdens de testnachten mochten de proefpersonen niet zelf aan het verkeer deelnemen en werd vervoer geregeld. Tabel 8 Conditie Oefenen MDMA Multidrug Nondrugs
Drugs/ Non-drugs Non-drugs Drug Drugs
Tijd van de dag afgenomen rijtest Overdag ’s nachts, 1 uur na inname pil ’s nachts, na afloop van party
MDMA Nee Ja Ja
Andere drugs Nee Nee Toegestaan
Non-drugs
’s nachts, hetzelfde tijdstip als de MDMA drugsrit
Nee
Nee
De vier ritcondities zijn in tabel 8 uitgewerkt in soort en tijd. Verder is voor alle duidelijkheid aangegeven bij welke rit MDMA is ingenomen en wanneer eventueel inname van andere drugs was toegestaan. Het soort rit is verdeeld in een drugs- (hierbij zijn de proefpersonen onder invloed van MDMA; rit MDMA en Multi-drug) en Non-drugsrit (Nondrugs). Om leereffecten te voorkomen werden de ritcondities in de tijd gebalanceerd en in een van de twee volgorden afgelegd. Volgorde
I: II:
Oefenen – MDMA – Multi-drugs – Nondrugs Oefenen – Nondrugs – MDMA – Multi-drugs
De proefpersonen werden zover mogelijk gelijk verdeeld over twee groepen van tien personen waarvan één groep volgorde I reed en één groep volgorde II.
45
Alle vier de ritten hadden een duur van ongeveer 20 minuten. Aan de proefpersonen werd met klem gevraagd om voor de eerste MDMA rit geen alcohol of andere drugs in te nemen. Tussen de eerste en tweede MDMA ritten werd hen echter geen beperkingen opgelegd. Om het rijgedrag van de proefpersonen te kunnen vergelijken met het rijgedrag van niet-druggebruikers, heeft ook een extra groep proefpersonen de Oefenrit en Non-drugsrit uitgevoerd op identieke wijze als de groep ecstasygebruikers. De groep niet-drugsgebruikers wordt aangeduid als controlegroep. Voor aanvang van iedere rit werd op alcoholgebruik gecontroleerd door middel van ademanalyse met behulp van een Dräger Alcotest 7410+. Tevens werd een speeksel- en urinemonster verzameld en ingevroren voor latere analyse. Vanaf het moment dat de Drugwipe (Securetec, Drugwipe amphetamine) beschikbaar was voor het experiment (ongeveer halverwege), is deze tevens uitgevoerd. De wipe is toegepast op een saliva monster, meer specifiek door hem over de tong van de proefpersoon te bewegen. Proefpersonen uit de groep ecstasygebruikers werden tevens verzocht een extra MDMA pil te kopen (vergoed) en deze te versturen in een enveloppe naar het CAD voor kwantitatieve stof analyse. Standaard simulatorrit De standaard simulatorrit bestaat uit verschillende onderdelen die in een vaste volgorde afgelegd worden. 1. Start in een stedelijke omgeving (50 km/u). 2. In de stad nadert de bestuurder een voorrangskruising die moet worden overgestoken. Van links en rechts komen auto’s die elkaar op het punt direct voor de simulatorauto passeren. De afstand tussen de auto van links en van rechts wordt ‘gap’ genoemd. Naarmate de bestuurder langer blijft wachten om over te steken, zal de gap-ruimte tussen het verkeer van links en rechts toenemen. 3. Een volgtaak op een 80 km weg waarin de bestuurder de opdracht krijgt een korte maar veilige constante afstand te nemen tot zijn voorganger. De voorligger varieert zijn snelheid volgens een sinuspatroon tussen de 60 km/u en 80 km/u. 4. De bestuurder moet, in een stedelijke omgeving, een zijweg naar links inslaan terwijl tegemoetkomend verkeer de simulatorauto passeert. De bestuurder beslist nu of de ruimte (gap) tussen twee tegemoet komende auto’s groot genoeg is om links af te slaan. 5. De auto nadert een kruispunt met verkeerslichten. Op 2.2 sec. voordat de auto het verkeerslicht zal passeren (bij onveranderde snelheid), springt het licht op oranje. De oranje licht-fase duurt 2 seconden. Wanneer de bestuurder dezelfde snelheid blijft aanhouden nadat het licht op oranje is gesprongen zal het licht net op rood gesprongen zijn op het moment van passeren van het verkeerslicht. Als de bestuurder remt en stopt, zal gewacht worden voor het rood en wordt er verder gereden als het licht weer op groen is. Wanneer de bestuurder beslist te versnellen bij oranje licht zal hij het oranje verkeerslicht passeren. Aan de hand van de kleur bij het passeren van het verkeerslicht kan de beslissing van de bestuurder bepaald worden. 6. De auto rijdt op de autosnelweg. Er is weinig verkeer. Het verkeer wordt echter drukker naarmate men dichter bij onderdeel 7 komt. 7. De auto rijdt nu op dezelfde autosnelweg met drukker verkeer. Op een gegeven moment zullen de voorliggers tot stilstand afremmen. Dit scenario speelt zich twee maal af. Afhankelijke maten De afhankelijk maten zijn grofweg in drie groepen in te delen: 1. Prestatiematen. Dit zijn de taakverrichtingsmaten, waaronder voertuigmaten als snelheid, en reactietijden van de bestuurders. 2. Zelf-rapportage maten. Dit zijn maten van subjectieve beleving omtrent inspanning en rijkwaliteit. 3. Fysiologische maten. Dit zijn maten die een indicatie geven van het functioneren van processen in het menselijk lichaam. Met name hartslagmaten worden veel gebruikt om inzicht te krijgen in de (mentale) belasting van de bestuurder.
46
Naast deze afhankelijke maten werden bij dit onderzoek een aantal controle maten genomen. Een deel hiervan berustte eveneens op zelfrapportage, een oordeel over slaperigheid bijvoorbeeld, een deel bestond uit het nemen van monsters, urinemonsters bijvoorbeeld. Prestatiematen Prestatiematen zijn altijd snelheids- of nauwkeurigheidsmaten. De belangrijkste voertuigmaten in dit verband reflecteerden laterale en longitudinale controle. De positie op de weg (LP, Laterale Positie) en het slingergedrag (SDLP, Standaard Deviatie van de Laterale Positie) zijn veelgebruikte maten die een achteruitgang van rijprestatie na inname van psychoactieve stoffen goed weergeven (Brookhuis en Steyvers, 1998). Daarnaast was de gekozen snelheid en variabiliteit in snelheid een voertuig prestatiemaat. LP, SDLP en snelheidsmaten werden in de standaard rit bij onderdeel 1 (stad) en 6 (snelweg-rustig) vastgesteld. Genoemde maten liggen op het laagste niveau, het operationele- of controleniveau (Michon, 1985). Tijdens het volgen van de voorligger (onderdeel 3) werd de volgtijd vastgesteld. Volgtijd geeft de afstand tot de voorligger weer waarbij rekening wordt gehouden met de rijsnelheid. Ook werden de rijsnelheden van volgauto en voorligger middels een coherentieanalyse verwerkt (zie Brookhuis, De Waard, & Mulder, 1994). Deze analyse levert drie maten op: coherentie, modulus en delay. Coherentie is een maat die weergeeft hoe goed de volgtaak is uitgevoerd. Modulus is een versterkingsfactor tussen twee signalen en zegt iets over de wijze van taakuitvoering (hoe de snelheidsvariaties werden gevolgd). Bijvoorbeeld: de modulus zal groter zijn dan 1 wanneer men heftig (over)reageert op versnellingen of vertragingen. Delay tenslotte, is een reactietijd-maat afgeleid uit de faseverschuiving tussen de twee snelheidsignalen. Car-following is een manoeuvreniveau taak. Twee keer werd tussenruimte acceptatie (gap acceptance) als maat voor beslissingsgedrag vastgesteld, één keer bij kruisend verkeer (komend van links en rechts, onderdeel 2), en één keer bij tegemoetkomend verkeer (onderdeel 4). De geaccepteerde tussenruimte werd in dit onderzoek alleen gedefinieerd aan de afstand tussen het kruisende verkeer (zie Pernot, 1999, voor een uitvoeriger beschrijving van de tussenruimte acceptatie taak). Tussenruimte acceptatie is een taak op manoeuvre niveau. De reactie op het van kleur veranderende verkeerslicht (onderdeel 5) werd vastgesteld door de kleur van het licht bij passage: rood betekende “met dezelfde snelheid doorgereden”, oranje betekende “versneld nadat het licht van groen op oranje sprong” en groen betekende: “gestopt (en gewacht tot het licht weer groen was)”. In het verleden vonden De Waard et al. (1999) in een experiment bij deze taak dat mensen onder verhoogde mentale druk eerder geneigd waren te stoppen voor oranje. Op de autosnelweg (onderdeel 7) werden tot twee maal toe de reacties op remmanoeuvres van voorliggers vastgesteld (zie ook Brookhuis et al., 1991). Drie typen reactietijd (RT) werden bepaald: 1. De tijd tussen “remlichten voorliggers aan” en “gas simulatorauto los”, 2. De bewegingstijd tussen “gas los” en “rem ingetrapt”, en 3. De tijd tussen “remlichten voorliggers aan” en “rem simulatorauto ingetrapt”. Aangezien het proces waarnemen, beslissen, reageren eraan voorafgaat, reflecteren ook deze maten prestatie op manoeuvreniveau. Tenslotte werd het aantal botsingen met voorliggers tijdens de bovengenoemde remmanoeuvres vastgesteld. Hoewel dergelijke “crashes” in principe vermeden moesten worden (zij zijn ook betrekkelijk zeldzaam bij een willekeurige autosnelwegrit), zijn ze als ultieme prestatiemaat van veilig rijden wel belangrijk en derhalve hier vastgelegd. Zelf-rapportagematen Na afloop van iedere rit werd een inspanningsoordeel gevraagd op de Beoordelingsschaal Mentale Inspanning (BSMI) (Zijlstra 1993). De BSMI is een betrouwbare, eenvoudige unidimensionele inspanningsmaat die frequent is toegepast in mentale belastingsonderzoek (zie bijv. De Waard, 1996). Naast de BSMI werd ook een oordeel gevraagd met betrekking tot gevoelens van activatie
47
(Activatieschaal, Bartenwerfer, 1969) en een zelfbeoordeling van het rijgedrag ten opzichte van normaal (Rijkwaliteitsschaal, Brookhuis, De Vries, Prins van Wijngaarden, en O’Hanlon, 1985). Fysiologische maten Als fysiologische (inspannings)maat werd bij het onderzoek de hartslag van de proefpersonen geregistreerd. Gemiddelde hartslag (eigenlijk, inter-beat-interval, IBI), alsmede hartslagvariabiliteit in het tijdsdomein (HRV) en in het frequentiedomein (de 0.10 Hz component) geven een indicatie van (mentale) inspanning tijdens het rijden. De 0.10 Hz component in het bijzonder, reflecteert mentale inspanning. Meer informatie over deze hartslagmaten is te vinden in Mulder (1992) en De Waard (1996). Controlematen Voor iedere rit werd een slaperigheidsoordeel op de Stanford Sleepiness Scale (SSS, Hoddes, Zarcone, Smythe, Philips, en Dement, 1973) en op de BeoordelingsSchaal Moeiheid (BSM, De Waard et al., 1996) verkregen. Tevens werd vastgesteld welke psychologische en fysiologische effecten men waarnam. De vragenlijst die daarvoor werd gebruikt is gebaseerd op de items die in de vragenlijst van Davison & Parrott (1997) voorkwamen. Tenslotte werd gevraagd om aan te geven welke (andere) middelen men had ingenomen. Voor aanvang van de rit werd de BAC vastgesteld middels een draagbaar ademanalyseapparaat, werd de Drugwipe uitgevoerd, en een speekselstaal verzameld. De proefpersoon had de keuze om voor of na de testrit een urinemonster te leveren. Saliva en urinemonsters werden geanalyseerd door de Afdeling Drugs en Toxicologie van het Belgisch Nationaal Instituut voor Criminalistiek en Criminologie in Brussel. Hypothesen MDMA gebruik leidt tot een afname in nauwkeurigheid van taakuitvoering. Deze verminderde nauwkeurigheid wordt in alle prestatiematen zichtbaar. MDMA gebruik leidt ertoe dat er meer inschattingsfouten worden gemaakt. Dit wordt zichtbaar op de beslissingsmaten (reactie op van kleur veranderend verkeerslicht, gap acceptance) en door een veranderde reacties op manoeuvres van andere weggebruikers (remmanoeuvres, carfollowing) MDMA gebruik verhoogt de hartslag Multi drug gebruik heeft een versterkend verslechterend, maar vanwege de verschillende middelen die worden gebruikt mogelijk ook diffuus effect op prestatie. Als gevolg van het stimulerende effect van MDMA geven zelfrapportagematen een onderschatting van het taakverrichtingsniveau en een laag subjectief ervaren inspanningniveau weer.
48
Resultaten Drieëntwintig proefpersonen die hadden aangegeven ecstasy te gebruiken, hebben de oefenrit gemaakt. Eén proefpersoon werd simulatorziek tijdens die rit, en kon dus vervolgens niet verder deelnemen aan het experiment. In overleg met de arts is besloten één proefpersoon niet toe te laten tot het onderzoek. Een derde proefpersoon is op eigen initiatief gestopt met deelname, na voltooiing van de oefen- en nondrugsrit. In totaal hebben dus 20 ecstasygebruikers alle drugs- en non-drugsritten van het onderzoek doorlopen. Vijftien van hen waren mannen, vijf waren vrouw. Hun gemiddelde leeftijd was 27 jaar (sd 4.5), en reden gemiddeld 17.000 km/jaar (sd 14.000). De afgelopen 12 maanden hadden ze gemiddeld 26 keer ecstasy gebruikt (sd 27, range 2-100), en hadden in deze periode gemiddeld in totaal 40 pillen geslikt (sd 45, range 2-150). Gemiddeld had men 8 keer een auto bestuurd onder invloed van MDMA (sd 14, range 0-50). Ervaring met andere drugs, alsmede ervaring met de combinatie MDMA met andere drugs is samengevat in Tabel 9. Dertien niet-gebruikers hebben de oefenrit en non-drugsrit gemaakt. Deze controlegroep bestond uit vier vrouwen en negen mannen. Hun gemiddelde leeftijd was 24 jaar (sd 5.5), en zij reden gemiddeld 4.000 km/jaar (sd 4.000). Tabel 9: Percentage proefpersonen in de experimentele groep (N=20) dat ervaring heeft met andere drugs, en ervaring heeft met de combinatie van die drugs met MDMA. In de rechterkolom de ervaring van de controlegroep (N=13). Groep: Drug alcohol marihuana ecstasy tabak LSD paddo’s amfetamine (speed) cocaïne lachgas GHB crack heroïne MDEA overige
Experimenteel Ervaring met drug 100 % 100 % 100 % 90 % 85 % 85 % 80 % 75 % 15 % 15 % 10 % 10 % 10 % ≤5%
Experimenteel Ervaring met de combinatie MDMA – drug 80 % 85 % n.v.t. 75 % 35 % 20 % 65 %
Controle Ervaring met drug
35 %
0% 0% 0% 0% 0% 0% 0%
5% 5% 0% 5% ≤ 5%
92 % 46 % 0% 38 % 0% 8% 0%
Tabel 9 maakt duidelijk dat de meeste proefpersonen uit de experimentele groep (ecstasygebruikers) ruime ervaring met andere drugs dan ecstasy hadden, alsmede ervaring hadden met de combinatie van ecstasy met andere drugs. Met name de combinatie ecstasy-alcohol, ecstasy-marihuana, en ecstasyamfetamine is bekend. De controlegroep had voornamelijk ervaring met alcohol, en 6 van de 13 proefpersonen hadden ervaring met marihuana. Voor de oefenrit is aan de proefpersonen uit de experimentele groep gevraagd om aan te geven welke effecten men in het verleden heeft ervaren na het gebruik van ecstasy. Er is gevraagd naar psychologische effecten als verhoogde gevoeligheid tot waarneming, fysiologische effecten, zoals verhoogde hartslag, en
49
naar effecten die men een aantal dagen na het gebruik van ecstasy heeft ervaren; residu effecten. De gebruikte vragenlijst is gebaseerd op een onderzoek van Davison & Parrott (1997). Tabel 10: Ervaren effecten na gebruik van ecstasy (algemeen); percentage proefpersonen (alleen experimentele groep, N = 20). (vrijwel) nooit 0 0 15 5 26 0 0 0 30 20
soms
Fysiologische effecten verhoogde hartslag vergrote pupillen hogere lichaamstemperatuur droge mond meer transpireren gespannen kaakspieren tintelende huid wankel op voeten staan hoofdpijn Misselijk, wagenziek neiging tot braken Residue effecten lusteloos voelen stemmingswisselingen slapeloosheid geïrriteerd zijn depressief angstig achtervolgingswaanzin
Psychologische effecten vrolijk voelen warm en vriendelijk zijn beter geluiden horen beter kunnen voelen beter kleuren zien vol energie zijn kalm en ontspannen voelen veel praten hallucinaties hebben verward denken
vaak
0 0 5 21 21 5 25 10 65 55
regelmatig 10 5 5 5 11 20 40 35 5 10
30 35 45 58 26 45 10 25 0 15
(vrijwel) altijd 60 60 30 10 16 30 25 30 0 0
5 10 5 0 5 5 0 25 90 55 80
30 15 5 20 5 45 25 70 10 40 15
30 10 32 20 40 20 45 0 0 5 5
15 30 32 30 25 25 20 5 0 0 0
20 35 26 30 25 5 10 0 0 0 0
0 20 40 15 25 50 80
50 40 50 55 40 50 15
25 20 10 20 30 0 0
20 20 0 10 5 0 5
5 0 0 0 0 0 0
Bij vergelijking van de gerapporteerde frequenties van dit onderzoek met dat van Davison & Parrott (1997), blijken er sterke overeenkomsten te zijn. Lagere percentages dan bij het Engelse onderzoek werden gevonden voor “hallucinaties” en “verward denken”, “hogere hartslag” werd minder ervaren, net als “wankel op de voeten staan” en “hoofdpijn”. Alle residu effecten werden bij dit onderzoek minder frequent gerapporteerd. Gebruikte MDMA-dosis en middelen voor de simulator ritten
50
Voor de MDMA rit hadden de ecstasy-gebruikende proefpersonen gemiddeld 1.0 pil geslikt (sd 0.33, range 0.5-2.0 pillen). Twee proefpersonen hadden geen pil opgestuurd voor analyse, de gemiddelde genuttigde dosis van de overige 18 personen was 59 mg MDMA (sd 22, range 25-98 mg). Hoewel proefpersonen gevraagd was geen andere drugs dan alleen MDMA te gebruiken, had 35% toch marihuana gerookt, en 30% alcohol genuttigd (zie tabel 11). Uit die tabel is ook te lezen dat 70% nog extra ecstasy heeft gebruikt na afloop van de MDMA rit, alsmede een aantal andere middelen. Geen van de proefpersonen reed in de multi-drug conditie uitsluitend onder invloed van MDMA, en van alle andere drugs zijn alcohol en marihuana het vaakst genuttigd. Er van uitgaande dat de extra genomen ecstasy tabletten dezelfde samenstelling hadden als de pillen die genomen waren voor de MDMA rit, dan hebben de proefpersonen die nacht in totaal gemiddeld 111.6 mg (sd 71.6, range 25-294) ingenomen. Tabel 11. Percentage proefpersonen (N=20 voor experimentele-, en N=13 voor de controlegroep) dat aangeeft het middel te hebben gebruikt, per conditie Groep/Conditie: geslikt, gerookt, … alcohol marijuana tabak ecstasy amfetamine (speed) caffeïne cocaïne paddo's GHB LSD 5-HTP heroïne crack lachgas
Experimenteel Experimenteel MDMA Multi-drug 30 90 35 80 45 80 100 70 0 30 25 25 0 10 0 10 0 10 0 5 0 5 0 0 0 0 5 0
Experimenteel Non-drugs 15 30 45 0 0 45 0 0 0 0 0 0 0 0
Controle Non-drugs 15 0 15 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
Ademanalyse gaf in de Non-drugs- en MDMA conditie altijd 0.00 ‰ BAC weer (ondanks het feit dat sommigen hadden aangegeven eerder enige alcohol genuttigd te hebben, zie tabel 11). In de multi-drug conditie was het gemiddelde promillage 0.39 (sd 0.39, range 0.00 - 1.09). In de controlegroep hadden twee mensen eerder die dag enige alcohol geconsumeerd. Met uitzondering van één van beiden, die 0.11 ‰ blies, was het gemeten promillage altijd nul. Resultaten van de ritten in de simulator De relevante statistische analyses zijn terug te vinden in appendix 4.
Prestatiematen De gemiddelde laterale positie op de weg zoals gemeten op het traject door de stad en op het rustige deel van de autosnelweg, verschilt niet tussen de groepen en condities. Het slingergedrag echter, de SDLP (Standaard Deviatie van de Laterale Positie) neemt met 3 cm significant toe in de multi-drug conditie (zie
51
figuur 15) ten opzichte van de non-drug conditie. In de “MDMA-alleen” conditie werd geen significante verandering in SDLP gemeten. Op de autosnelweg slingert men meer dan op de weg in de stad. Dit ligt in de lijn der verwachtingen, aangezien een autosnelwegrijstrook veel breder is dan een weg in de stad. Bovendien ligt de rijsnelheid op een autosnelweg hoger wat eveneens gepaard gaat met meer slingeren. Tussen experimentele- en controlegroep zijn er geen verschillen in slingergedrag in de non-drugs condities. SDLP 30
25
cm
20 controle non-drugs MDMA multi-drug
15
10
5
0 stad
snelweg omgeving
Figuur 15. Standaard Deviatie van de Laterale Positie per omgeving en conditie
Vergeleken met de Non-drugsconditie neemt onder invloed van MDMA de gemiddelde snelheid in de stad significant toe van 55 km/uur naar 57.5 km/uur in de MDMA conditie, tot 64.6 km/uur in de multidrug conditie. De controlegroep rijdt het rustigst in de stad, gemiddeld 50.4 km/uur. Op het rustige deel van de autosnelweg waar snelheidskeuze onafhankelijk is van ander verkeer, werden geen significante verschillen gevonden. Gemiddeld reed men daar 116 km/uur. Uit figuur 16 blijkt dat de variabiliteit in snelheid veel groter is onder invloed van drugs, ook onder invloed van alleen MDMA. Blijkbaar houdt men onder invloed van ecstasy, en onder invloed van een cocktail van drugs, veel minder een constante snelheid aan. Twee keer is vastgesteld welke tussenruimte tussen auto’s men accepteerde, één maal om over te steken, één maal om af te slaan. Onder invloed van drugs accepteren de proefpersonen een kleinere tussenruimte. In de multiple-drug conditie accepteert men een nog kleinere tussenruimte dan in de MDMA conditie. De gemiddelden van deze “gap-acceptance” taak zijn in figuur 17 grafisch weergegeven. De verschillen in de non-drugsconditie tussen experimentele- en controlegroep zijn niet significant.
52
SD snelheid 7.00 6.00
km/u
5.00 4.00
controle non-drugs MDMA multi-drug
3.00 2.00 1.00 0.00 stad
snelweg omgeving
Figuur16. SD van de rijsnelheid per conditie en wegomgeving
Tussenruimte acceptatie 7.4 7.2 7 6.8
km/u
6.6
controle non-drugs MDMA multi-drug
6.4 6.2 6 5.8 5.6 5.4 1
2 type taak
Figuur 17. Geaccepteerde tussenruimte tussen auto’s bij oversteken (1) en afslaan (2), per conditie.
Hoewel de gemiddelde volgtijd kleiner is in de multi-drug conditie vergeleken met de non-drugs conditie, is dit effect niet significant. Ook het verschil tussen de experimentele- en controlegroep is niet significant (NB, de controlegroep rijdt dichter op de voorligger!). Ook de toename in spreiding, de standaard deviatie van de volgtijd, verschilt niet tussen de non-drug en drug condities. Wel is de spreiding in volgtijd geringer bij de controlegroep. Gemiddelde waarden zijn samengevat in tabel 12. Tabel 12, Volgtijd in seconden conditie/ Gemiddelde volgtijd, groep snelweg Controle 1.5 Non-drugs 1.7 MDMA 1.7 Multi-drug 1.6
Gemiddelde volgtijd, carfollowing 2.0 2.3 2.3 2.1
SD Volgtijd, carfollowing 0.39 0.55 0.64 0.71
Het volgen van de snelheidsveranderingen van de voorligger werd getest tijdens de carfollowingtaak. De twee snelheidssignalen, die van de voorligger en de simulatorauto, zijn met behulp van een
53
coherentieanalyse geanalyseerd. Binnen de experimentele groep verschilden de drie maten die uit deze analyse naar voren komen niet significant tussen de condities, met uitzondering van de coherentie (een soort correlatie). De coherentie neemt af na drugs gebruik, wat erop duidt dat onder invloed van diverse drugs iets minder goed is gevolgd (significant op 10% niveau). De controle groep reageerde iets sneller op de snelheidsvariaties, en dat was vanwege de kortere volgafstand ook vereist. In tabel 13 zijn de carfollowingmaten weergegeven, de coherentie (een 1 geeft weer dat de snelheidsvariaties perfect gevolgd zijn en 0 geeft weer dat er absoluut geen samenhang is), de modulus (maat voor “overshoot”) en de tijdsvertraging, de delay. Tabel 13: Prestatie op de taak “volg de snelheidswisselingen van de voorligger”. Conditie/groep Delay (seconden) Modulus Controle 3.4 0.98 Non-drugs 4.6 0.92 MDMA 5.0 0.89 Multi-drugs 4.2 0.90
Coherentie 0.92 0.88 0.84 0.83
De reactie op het van kleur veranderende verkeerslicht levert geen eenduidig beeld op. Voor de meerderheid (16 proefpersonen) is de reactie in alle condities hetzelfde. Bij de overige vier verandert versnellen (dwz oranje licht) in de non-drugsconditie in met zelfde snelheid doorrijden (d.w.z. rood licht) in de MDMA conditie, of vice versa. In tabel 14 staat de kleur van het licht per conditie weergegeven. Tabel 14: Kleur van het verkeerslicht bij passage; groen betekent eerst gestopt, oranje betekent versnelt na het zien van het oranje licht, en rood betekent met onveranderde snelheid doorgereden. In de tabel is het percentage proefpersonen weergegeven. Conditie Groen Oranje Rood Controle 8 8 85 Non-drugs 10 15 75 MDMA 10 20 70 Multi-drug 10 15 75 Op het drukke deel van de snelweg waar met een snelheid van circa 60 km/uur werd gereden, voerden voorliggende auto’s twee maal een remmanoeuvre uit waarbij werd afgeremd tot stilstand. Beide keren is de reactie van de proefpersoon bepaald door te kijken naar het moment waarop het gaspedaal werd losgelaten, en het moment waarop de rem werd ingetrapt. Dit leverde drie maten op; 1. de RTgas (moment van gas los gerekend vanaf aangaan remlichten voorliggers), 2. BTgas-rem (bewegingstijd van gas los tot rem ingetrapt) en 3. RTrem (moment van rem ingetrapt gerekend vanaf aangaan remlichten voorliggers).
54
RT rem 3
2.5
s
2 controle non-drugs MDMA multi-drug
1.5
1
0.5
0 1
Figuur 18 Reactietijd tot intrappen rem bij remmanoevres van voorliggers. De error-bar geeft de spreiding (sd) in data duidelijk weer.
Rem ingetrapt betekent rempedaal meer dan 5% ingetrapt, gas los betekent gaspedaal minder dan 5% ingetrapt. De controlegroep had een iets tragere bewegingstijd (BT) dan de experimentele groep, maar verder waren er geen verschillen tussen de groepen. Ook werd er binnen de experimentele groep geen effect van conditie gevonden, gemiddeld is RTgas= 0.95 s, is BTgas-rem= 0.76 s en is RTrem= 1.64 s. Wel neemt de spreiding in reactietijd toe, zie figuur 18 waar de RTrem is afgebeeld. Tenslotte het aantal keren dat de proefpersoon een ongeluk kreeg. Botsingen kwamen eigenlijk alleen maar voor op de autosnelweg, en dan met name op momenten dat de voorliggers remden. Meer dan één ongeluk per conditie kwam niet voor. Onder invloed van MDMA verdubbelde het aantal van deze crashes van 2 (Non-drugsconditie) naar 4. In de multiple-drug conditie werd 5 maal een crash geregistreerd. Ter vergelijking, de controlegroep crashte nooit. De effecten zijn, vanwege het beperkt vóórkomen en de geringe grootte van de groepen proefpersonen, niet significant. Dit laat echter de relevantie van het verschil in ongevallen onverlet. Zelf rapportage maten BSMI 60
50
score
40 controle non-drugs MDMA multi-drug
30
20
10
0 1
Figuur19. Score op de BeoordelingsSchaal Mentale Inspanning
55
Na afloop van iedere rit gaven de proefpersonen aan hoe inspannend het voor hen was geweest, hoe geactiveerd ze zich voelden en hoe ze vonden dat ze hadden gereden. Tussen controlegroep en de nondrugsconditie van de experimentele groep waren geen verschillen. Binnen de experimentele groep echter, werd een hoger subjectief ervaren mentale inspanning gemeten in de drugscondities dan in de Nondrugsconditie (figuur 19). De rijkwaliteit werd in beide drugscondities als “minder goed” ervaren dan in de Non-drugsconditie (figuur 20), waarbij een score van 0 komt hier overeen met “ik heb normaal gereden”, een score van (–)100 met “ik heb heel goed (slecht) gereden” rijkwaliteitsschaal 20
15
10 controle non-drugs MDMA multi-drug
5
0
-5
-10
Figuur19. Gemiddelde score op de Rijkwaliteitsschaal.
Heart rate 110 105 100 95
bpm
90
nondrug MDMA multidrug control
85 80 75 70 65 60 stad 1
gap 1
car-foll
gap 2
stad 2 verk.licht snelweg snelweg (r) (d)
rust
segment Figuur 21. Gemiddelde hartslag op verschillende segmenten. De volgorde van de segmenten komt overeen met het tijdsverloop tijdens een rit. (r)=rustig, (d)=druk.
Fysiologie
56
Hartslag werd gedurende de hele rit geregistreerd. Na afloop is de gemiddelde hartslag en de variabiliteit in hartslag bepaald met behulp van CARSPAN (Mulder, 1992). Een aantal segmenten uit de rit zijn voor analyse geselecteerd, namelijk het rijden in de stad (2x), de tussenruimte acceptatietaak (gap acceptance, 2x), de carfollowing taak, passage van het verkeerslicht, en het rijden op de snelweg (rustig en druk). Ook is de hartslag tijdens rust geanalyseerd. Proefpersonen zaten tijdens rust drie minuten ontspannen achter het stuur en hoefden verder niets te doen. In figuur 21 is de gemiddelde hartslag weergegeven. Duidelijk zichtbaar is met name de hartslagverhoging als gevolg van de inname van MDMA. Tijdens rust (!) is de gemiddelde hartslag maar liefst bijna 90 slagen/minuut in de MDMA conditie, en loopt op tot boven de 95 slagen per minuut in de multi-drug conditie. Verder verloopt het patroon in alle condities gelijk. Beide tussenruimte acceptatietaken verhogen de hartslag met zo’n 5 slagen/minuut. Ook ten opzichte van de rust is de hartslag tijdens het rijden hoger. In figuur 22 is de hartslagvariabiliteit weergegeven, na Ln-transformatie. Deze logaritmische transformatie is noodzakelijk om de gegevens te normaliseren vanwege grote interindividuele verschillen (Van Roon, 1998). De 0.10 Hz component reflecteert mentale inspanning, en in figuur 8 is goed te zien dat met name de oversteektaak (gap 1) de hartslagvariabiliteit reduceert (een reductie impliceert verhoogde inspanning). Ook tijdens de rustmeting is de variabiliteit hoger, rijden in de simulator gaat dus samen met verhoogde mentale inspanning. In de multi-drug conditie is de variabiliteit nog lager is dan in de MDMA conditie, wat op verhoogde inspanning wijst (zie ook de zelf-rapportage scores op de BSMI). Deze reductie kan echter ook voor een deel aan een plafond effect te wijten zijn, de hartslag is namelijk erg hoog (zie figuur 21). De controle groep en de non-drugsconditie vertonen grotendeels een gelijk verloop. Uitzondering is de tweede stadsrit waar de variabiliteit bij de controle groep hoog is. Op de snelweg volgt de variabiliteit bij de controlegroep meer het patroon der verwachting, een sterker onderdrukte variabiliteit (meer inspanning) op de drukke dan op het rustige snelwegdeel.
0.10 Hz com ponent 8
LN-transform
7.5
7 non drug M D MA
6.5
m ultidrug control
6
5.5
5 city 1
gap 1
car foll
gap 2
city 2
traff light
mw q
mw b
rest
segm ent
Figuur22. Variabiliteit in de 0.10 Hz band. Lagere variabiliteit gaat samen met verhoogde mentale inspanning.
Controlematen
57
Als controlematen zijn de mate van vermoeidheid en de ervaren neveneffecten bepaald. De ervaren neveneffecten zijn weergegeven in tabel 15. Ter vergelijking is ook in de non-drugsconditie (en aan de controlegroep) gevraagd weer te geven of men deze effecten waarnam. Tabel 15: Ervaren effecten voor de ritten in dit onderzoek per conditie; percentage proefpersonen (experimentele groep, N = 20, controle groep N = 13). sign = significantie, p < 5% (chi kwadraat: a = controle groep vs. experimentele, non drugs conditie; McNemar toets (experimentele groep): b= nondrugs vs. MDMA, c = nondrugs vs. multidrug, d = MDMA vs. multidrug)
sign. Psychologische effecten vrolijk voelen warm en vriendelijk zijn beter geluiden horen beter kunnen voelen beter kleuren zien vol energie zijn kalm en ontspannen voelen veel praten hallucinaties hebben verward denken Fysiologische effecten verhoogde hartslag vergrote pupillen hogere lichaamstemperatuur droge mond meer transpireren gespannen kaakspieren tintelende huid wankel op voeten staan hoofdpijn nausea neiging tot braken
cd c c a bc
bcd d a c a d d
|----------c -------------- ---------------| |----------b ----------| |-----a -----| |---- d--------------| Controle Non-drugs MDMA multidrug 77 75 95 95 85 75 90 95 23 10 40 79 8 15 40 60 8 10 25 50 38 45 65 70 69 100 75 85 23 10 50 70 0 0 0 10 0 0 15 32
8 0 23 8 23 0 0 0 0 0 0
5 0 0 10 0 0 0 0 10 0 0
42 50 50 40 50 35 25 30 5 0 0
80 95 75 70 50 75 65 35 0 0 0
De ecstasy-gebruikende proefpersonen rapporteren onder invloed van drugs verhoogde sensorische waarneming. Met name onder invloed van meerdere drugs rapporteert men dit effect. Ook nam men waar (en de proefleiders kunnen dit bevestigen) dat men meer praatte. Wat betreft de fysiologische effecten werd de verhoogde hartslag waargenomen. Ook had men last van een droge mond, gespannen kaakspieren en een tintelende huid. Vergelijking tussen de controlegroep en de non-drugs conditie laat met name zien dat de proefpersonen in de controlegroep iets gespannener waren. Ze rapporteren een verhoogde hartslag, hogere lichaamstemperatuur en meer transpireren. In tabel 16 is de score op de Moeheidsschaal weergegeven. Deze schaal is afgeleid van de BSMI. Ter indicatie enige ankerpunten: 12 = “nauwelijks moe”, 26 = “een beetje moe” en 38 = “enigzins moe”.
58
“ontzettend moe” komt overeen met een waarde van 112. Alleen het verschil tussen de non-drugs en MDMA scores verschilt significant. Na gebruik van ecstasy wordt minder vermoeidheid ervaren.
Tabel 16: BeoordelingsSchaal Moeheid. Conditie Controle Non-drugs MDMA Multi-drug
Score (sd) 33.5 26.1 16.0 20.7
Drugwipe De (amfetamine) drugwipe is –zover deze beschikbaar was– uitgevoerd voorafgaand aan de testritten. Voorafgaand aan alle controleritten (13), eveneens 13 MDMA ritten, 11 multipledrug ritten en 5 nondrugsritten is de wipe volgens voorschrift over de tong van de proefpersoon gestreken. In tabel 16 is de zien dat de wipe weliswaar altijd verkleurde indien deelnemers Ecstasy hadden geslikt, maar dat deze verkleuring niet altijd even duidelijk was. Volgens de handleiding is een “witte” en “heel licht roze” verkleuring een negatief testresultaat (= geen drugs gebruikt). Zowel resultaten uit de controlegroep als uit de drug-condities vallen in deze categorie, wat het middel het meest geschikt maakt als voor-screening (met als drempel een duidelijke verkleuring). Tabel 17. Visuele score van de verkleuring van de wipe. Kleur Controle Non-drugs MDMA Multi-drug wit 8 4 0 0 heel licht roze 5 1 2 2 licht roze 0 0 4 2 roze 0 0 5 7 Totaal 13 5 13 11
59
samenvattingstabel toetsingsresultaten experiment 2: Groningen Effect Drugs1
Maat Snelheid SD Snelheid Gem. Laterale Positie SDLP Carfollowing: coherentie Carfollowing: modulus Carfollowing: delay Carfollowing: time headway: -gemiddelde - sd Gap-acceptance Verkeerslicht Snelweg: time headway RT gas los BT gas-rem RT rem Crash BSMI Activatieschaal Rijkwaliteitsschaal IBI 0.10 Hz
Met:
–: *: ** : *** :
stad **
Effect MDMA2 stad *
MDMA vs. Multiple drugs3 stad
Groepseffect 4 stad
* – –
– *
*
*
* * *** –
***
* ***
*
p < .10 p < .05 p < .01 p < .001
1
(Drug-rit 1 + Drug-rit 2) vs. Controle-rit Drug-rit 1 vs. Controle-rit 3 Drug-rit 1 vs. Drug-rit 2 4 Controle – vs. experimentele groep 2
60
Discussie Experiment 2 Onderzoek naar de effecten van MDMA is vooralsnog niet expliciet gefocussed geweest op verkeersgedrag en risico nemen. De effecten van MDMA op rijgedrag zoals gemeten met de rijsimulator in dit experiment laten zien dat de effecten van MDMA op het rijgedrag beperkt maar aanwezig zijn. Het meest in het oog springend effect is een afname in nauwkeurigheid van taakuitvoering, wat zich uit in een toegenomen spreiding in snelheidskeuze en reactietijd. Op het operationele niveau is verslechtering beperkt tot deze toegenomen variabiliteit. Op het manoeuvre niveau worden eveneens aanwijzingen gevonden voor een afname in nauwkeurig taakuitvoeren wat blijkt uit een toegenomen spreiding in reactietijd op remmanoeuvres van voorliggers. Ook reed men harder in de bebouwde kom en accepteerde men een kleinere tussenruimte tussen auto’s (bij afslaan) als men onder invloed is van MDMA, indicaties voor toegenomen bereidheid risico te nemen. Op de snelweg kon twee maal zo vaak een botsing niet voorkomen worden. Tenslotte heeft ecstasy een overduidelijk direct effect op de hartslag die als gevolg van inname van de stof sterk verhoogd is. Het extreme rijgedrag, zoals gemeld door Schifano (1995), werd in de MDMA condities niet gevonden. Dit extreme rijgedrag vond echter wel één maal plaats onder invloed van een cocktail van drugs. In dit geval reed de proefpersoon zonder een spoor van emoties “plank gas” van begin (stad) tot eind (over de vluchtstrook van de autosnelweg). Opmerkelijk was dat alle proefpersonen, zodra dat was toegestaan, ook andere drugs gebruikten. Marihuana (80%), alcohol (90%) en speed (30%) waren daarbij het meest gangbaar. De effecten gemeten in deze conditie (multi-drug) waren dan ook groter dan in de MDMA conditie. Hoewel de multi-drug conditie wetenschappelijk gezien niet onder strikte controle is, men was immers vrij in keuze en dosering van extra en/of andere middelen, komt deze situatie wel het dichtst bij de praktijk waar men na afloop van een feest (“house-party”) naar huis of “afterparty” rijdt. In deze conditie werd een significante verslechtering in het koershouden gemeten, werden snelheidsvariaties van de voorliggende auto minder nauwkeurig gevolgd, reed men harder binnen de bebouwde kom, nam de spreiding in rijsnelheid en volgtijd toe, en accepteerde men een kleinere tussenruimte bij het oversteken van een weg of weghelft. Ook nam het aantal crashes op de autosnelweg nog verder toe, van vier in de MDMA conditie naar 5 in de multi-drug conditie. Tenslotte, als kritiek op dit onderzoek kan worden aangevoerd dat men in een rijsimulator geen risico loopt. Op zich is dit correct, echter, het krijgen van een ongeval (zoals enkele malen plaatsvond tijdens dit experiment) wordt ook in een simulator in het algemeen als vervelend ervaren. Uitzondering hierop zijn “jolige” situaties waar men in de simulator rijdt met een (groot) en jeugdig publiek. Dan wordt rijden in de simulator vaak meer als een spel gezien. Die situatie deed zich tijdens dit onderzoek niet voor (er was nooit publiek, alleen een zuivere experimentele setting). Toch is dit aspect van groot belang, want in de praktijk zal men heel vaak niet alleen in het voertuig zitten, maar samen met andere (gedrogeerde) mensen. De interactie met deze passagiers kan wel een verstekende rol spelen bij het nemen van risico.
61
Conclusies Een algemeen effect van MDMA dat is gevonden in beide experimenten is dat de nauwkeurigheid in taakuitvoering afneemt. Er is alle reden te veronderstellen dat een dergelijk algemeen effect in zekere mate repercussies heeft voor de rijvaardigheid. De resultaten van het laboratoriumexperiment, met name prestatie op de Tower of London taak en de patroonherkenningstaak, duiden op een verminderde prestatie op het verwerken van abstracte visuele informatie. Hogere cognitieve processen zijn onder invloed van MDMA aangetast. Geautomatiseerde, lagere cognitieve processen zoals gereflecteerd in de stuurvaardigheid zijn op zich niet aangetast, echter, door de ook in de literatuur genoemde ontremming is men na MDMA gebruik bereid meer risico in de taakuitvoering te nemen. Taakvaardigheid neemt daardoor per saldo wel af. De resultaten wijzen in de richting van een “ontkoppeling” van automatische en gecontroleerde processen, waarbij automatische processen wel meer aandacht vragen, wat weer tot interferentie met de andere, gecontroleerde processen kan leiden. Met name de bevindingen op de Links/Rechts taak wijzen daar op. In het rijsimulatorexperiment uit dit zich in een toegenomen variantie in rijsnelheid en laterale positie onder invloed van MDMA. De gevonden (directe) effecten op de fysiologische toestand van de proefpersonen zijn vergelijkbaar tussen beide experimenten: de hartslag neemt aanzienlijk toe, gemiddeld met zo’n 15 tot 20 slagen per minuut. De twee experimenten, laboratoriumtesten en rijsimulatortest, overlappen gedeeltelijk qua uitkomst. De resultaten wijzen op een tamelijk negatief effect van MDMA op de rijvaardigheid. In de laboratoriumtests werd daarnaast vooral een negatief effect op de hogere cognitieve processen aangetoond, terwijl in de rijsimulator bleek dat de lagere cognitieve processen door de ontremmende werking van MDMA toch aangetast bleken. Het gebruik van een “cocktail” aan drugs (waaronder uitdrukkelijk alcohol en marihuana) is voor de populatie regelmatige gebruikers van ecstacy normaal, hetgeen verontrustend is en zeker problematisch voor de verkeersveiligheid.
62
Literatuur APA (1994) Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders, Fourth Edition. American Psychiatric Association, Washington, DC Augsburger M, Rivier L (1997) Drugs and Alcohol Among Suspected Impaired Drivers In Canton De Vaud (Switzerland). Forensic Science International 85: 95-104 Bohnen N, Twijnstra A, Wijnen G, Jolles J (1992) Recovery from visual and acoustic hyperaesthesia after mild head injury in relation to patterns of behavioural dysfunction. J Neurol Neurosurg Psychiatry 55: 222-4 Bartenwerfer, H. (1969). Einige praktische Konsequenzen aus der Aktivierungstheorie [Some practical consequences of Activation Theory]. Zeitschrift für experimentelle und angewandte Psychologie, 16, 195-222. Brookhuis, K. (1998). How to measure driving ability under the influence of alcohol and drugs, and why. Human Psychopharmacology, Human Psychopharmaco. Clin. Exp., 13, S64-S69. Brookhuis, K.A., De Vries, G., Prins van Wijngaarden, P., Veenstra, G., Hommes, M., Louwerens, J.W. & O'Hanlon, J.F. (1985a). The effects of increasing doses of Meptazinol (100, 200, 400 mg) and Glafenine (200 mg) on driving performance (Report VK 85-16). Haren, The Netherlands: Traffic Research Centre, University of Groningen. Brookhuis, K.A., De Vries, G. & De Waard, D. (1991). The effects of mobile telephoning on driving performance. Accident Analysis and Prevention, 23, 309-316. Brookhuis, K.A., De Waard, D. & Mulder, L.J.M. (1994). Measuring driving performance by car-following in traffic. Ergonomics, 37, 427-434. Brookhuis, K.A., & Steyvers F.J.J.M. (1998). Medicatie en verkeersgedrag. In L. de Vos, K. Venselaar & G. Timmermans (Eds.), Medicatie en gedrag: bedoelde en onbedoelde effecten (pp. 133-157). Lisse: Swets & Zeitlinger. Chipman ML (1995) Risk factors for injury: Similarities and differences for traffic crashes and other causes. 37th Annual Meeting of the Association for the Advancement of Automotive Medicine (1993, San Antonio, Texas). Accident Analysis and Prevention 27: 699-706 Christophersen AS, Morland J (1997) Drugged Driving, a Review Based On the Experience In Norway. Drug And Alcohol Dependence. Aug 47: 125-135 Curran, H.V., & Travill, R.A. (1997). Mood and cognitive effects of ± 3,4methylenedioxymethamhetamine (MDMA, ‘ecstasy’): week-end ‘high’ followed by mid-week low. Addiction, 92, 821-831. Davison, D., & Parrott, A.C. (1997). Ecstasy (MDMA) in Recreational Users: Self-Reported Psychological and Physiological Effects. Human Psychopharmacology, 12, 221-226. De Bruin A, Vuurman E, Lamers C, Ramaekers J, Vermeeren A, Riedel W (1998) Drugs and Driving - A Review. Journal of Psychopharmacology 12: A46 De Bruin A., Vuurman, E.F.P.M., Riedel W.J. (1998). Gedragseffecten van geneesmiddelen en (il)legale genotmiddelen als risicofactor bij verkeersdeelname: een literatuuroverzicht. Maastricht: Instituut Hersenen & Gedrag, Universiteit Maastricht. De Waard, D. (1996). The measurement of drivers' mental workload. PhD thesis, University of Groningen. Haren: University of Groningen, Traffic Research Centre. http://www.home.zonnet.nl/waard2/mwl.htm De Waard, D., Van der Hulst, M., Brookhuis, K.A., Verwey, W.B., & Zaidel, D.M.(1996). Driver inattention. Report VK 96-05. Haren, The Netherlands: Traffic Research Centre, University of Groningen. De Waard, D., Van Der Hulst, M., & Brookhuis, K.A. (1999). Elderly and young driver's reaction to an in-car enforcement and tutoring system. Applied Ergonomics, 30, 147-157. De Waard, D., Van der Hulst, M., Hoedemaeker, M., & Brookhuis, K.A. (1999). Reply to comments on “Driver behavior in an emergency situation in the Automated Highway System”. Transportation Human Factors, 1, 87-89.
63
Endicott J, Andreasen NC, Spitzer RL (1975) Family History-Research Diagnostic Criteria. Biometrics Research, New York State Psychiatric Institute, New York Gillen RW, Kranzler HR, Bauer LO, Burleson JA, Samarel D, Morrison DJ (1998) Neuropsychologic findings in cocaine - dependent outpatients. Progress in Neuropsychopharmacology & Biological Psychiatry 22: 1061-1076 Greer GR, Tolbert R (1998) A method of conducting therapeutic sessions with MDMA. J Psychoactive Drugs 30: 371-9 Hansen AC, Kristensen IB, Dragsholt C, Hansen JPB (1996) Alcohol and Drugs (Medical and Illicit) In Fatal Road Accidents In a City Of 300000 Inhabitants. Forensic Science International. May 79: 49-52 Hoddes, E. Zarcone, V., Smythe, H., Phillips, R., & Dement, W.C. (1973). Quantification of sleepiness: a new approach. Psychophysiology, 10, 431 - 436. Jex HR, McDonnel JD, Phatak AV (1966) A 'critical' tracking task for manual control research. IEE Transactions in Human Factors and Electronics 7: 138-145 Klaassen T, Riedel WJ, Honig A, Van Someren A, Deutz NEP, Van Praag HM (1999) Mood effects of 24-hour tryptophan depletion in healthy first degree relatives of patients with affective disorders. Biological Psychiatry 46: 489-497 Krystal, J.H., Price, L.H., Opsahl C., Ricaurte G.A, & Heninger G.R. (1992). Chronic 3,4Methylenedioxymethamphtamine (MDMA) Use: Effects on Mood and Neuropsychological Function? American Journal of Drug and Alcohol Abuse, 18, 331-341. Lamers CTJ, Ramaekers JG (1999) Marijuana and Alcohol Effects on Visual Search and General Driving Proficiency. Journal of Psychopharmacology 13: A53 Lillsunde P, Korte T, Michelson L, Portman M, Pikkarainen J, Seppala T (1996) Drugs Usage Of Drivers Suspected Of Driving Under the Influence Of Alcohol and/or Drugs: a Study Of One Weeks Samples In 1979 and 1993 In Finland. Forensic Science International 77: 119-129 Logan BK (1996) Methamphetamine and driving impairment. J Forensic Sci 41: 457-64 Logan BK, Schwilke EW (1996) Drug and Alcohol Use In Fatally Injured Drivers In Washington State. Journal Of Forensic Sciences 41: 505-510 Luteijn F, van der Ploeg FAE (1983) Manual Groningen Intelligencetest (GIT). Swets and Zeitlinger, Lisse, The Netherlands McCann, U.D., Szabo, Z., Scheffel, U., Dannais, R.F., & Ricaurte, G.A. (1998). Positron emission tomographic evidence of toxic effect of MDMA on brain serotonin neurons in human beings. The Lancet, 352, 1433-1437. McNair DM, Lorr M, Droppleman LF (1992) Manual for the Profile of Mood States (Revised). Educational and Industrial Testing Service, San Diego Meulemans ea (1997) Belgian Toxicology and Trauma Study. Belgian institute of Traffic Safety Michon, J.A. (1985). A critical view of driver behavior models: what do we know, what should we do? In L. Evans & R.C. Schwing (Eds.), Human behavior & traffic safety (pp. 485-524). New York: Plenum Press. Morgan, M.J. (1998). Recreational use of “ecstasy” (MDMA) is associated with elevated impulsivity. Neuropsychopharmacology, 19, 252-264. Morgan, M.J. (1999). Memory deficits with recreational use of “ecstasy” (MDMA). Psychopharmacology, 141, 30-36. Moskowitz H (1973) Laboratory studies of the effects of alcohol on some variables related to driving. Journal of Safety Research 5: 185-199 Mulder, L.J.M. (1992). Measurement and analysis methods of heart rate and respiration for use in applied environments. Biological Psychology, 34, 205-236. Parrott, A.C. (1998). The psychobiology of MDMA or “ecstasy”: symposium report. Journal of Psychopharmacology, 12, 97-102. Parrott, A.C. & Stuart, M. (1997). Ecstasy (MDMA), Amphetamine, and LSD: Comparitive Mood Profiles in Recreational Polidrug Users. Human Psychopharmacology, 12, 501-504.
64
Parrott, A.C. & Lasky, J. (1998). Ecstasy (MDMA) effects upon mood and cognition: before, during and after a Saturday night dance. Psychopharmacology, 139, 261-268. Parrott, A.C., Lees, A., Garnham, N.J., Jones, M., & Wesnes, K. (1998). Cognitive performance in recreational users of MDMA or “ecstasy”: evidence for memory deficits. Journal of Psychopharmacology, 12, 79-83. Pernot, L.M.C. (1999). Bijlage 2 Gap acceptance in Verkennend onderzoek naar de effecten van MDMA op rijgedrag. Een simulatorstudie. Rapport COV 99-03. Groningen: Centrum voor Omgevingsen Verkeerspsychologie, Rijksuniversiteit Groningen. Riedel WJ, Klaassen T, Deutz NEP, Van Someren A, Van Praag HM (1999) Tryptophan Depletion in Normal Volunteers Produces Selective Impairment in Memory Consolidation. Psychopharmacology 141: 362-369 Riedel WJ, Vermeeren A, Van Boxtel MPJ, Vuurman EFPM, Verhey FRJ, Jolles J, Ramaekers JG (1998) Mechanisms of Drug-Induced Driving Impairment: A Dimensional Approach. Human Psychopharmacology 13: S49-63 Robbe HWJ (1998) Marijuana's impairing effects on driving are moderate when taken alone but severe when combined with alcohol. Human Psychopharmacology 13: S70-78 Rogers RD, Everitt BJ, Baldacchino A, Johnson AJ, Swainson R, London M, Deakin JFW, Sahakian BJ, Robbins TW (1999) Dissociable deficits in the decision-making cognition of chronic amphetamine abusers, opiate abusers, patients with focal damage to prefrontal cortex, and tryptophan-depleted normal volunteers: evidence for monoaminergic mechanisms. Neuropsychopharmacology 20: 322-339 Schifano, F. (1995). Dangerous driving and MDMA (“Ecstasy”) abuse. Journal of Serotonin Research, 1, 53-57 Shallice T (1982) Specific impairments of planning. Phil. Trans. of the Royal Society of London 298: 199-209 Spruit, I.P. (1997). XTC in Nederland. Den Haag: SDU. Steyvers, F.J.J.M. & Brookhuis, K.A. (1996). Effecten van lichaamsvreemde stoffen op rijgedrag: een literatuuroverzicht. Haren: Verkeerskundig Studiecentrum, Rijksuniversiteit Groningen. Stroop JR (1935) Studies of interference in serial verbal reactions. Journal of Experimental Psychology 18: 643-662 Van Roon, A.M. (1998). Short-term cardiovascular effects of mental tasks. Physiology, experiments and computer simulation. PhD thesis, University of Groningen. Groningen, The Netherlands. Van Roon, E.N., Pelders, M.G., & Egberts, A.C.G. (1997). Nieuwe trends in drugsgebruik onder jongeren. Van Adam tot Eve en verder [New trends in street drug use. Adam, Eve and their family]. Pharmaceutisch Weekblad, 132(14), 447-452. Vermeeren A, Ramaekers J, Vuurman E, Riedel W (2000). Psychofarmaca en Autorijden. Psychopraxis in press Vollenweider, F.X., Gamma, A., Liechti, M., & Huber, T. (1998). Psychological and Cardiovascular Effects and Short-Term Sequelae of MDMA (“ecstasy”) in MDMA-Naïve Healthy Volunteers. Neuropsychopharmacology, 19, 241-251. Zijlstra, F.R.H. (1993). Efficiency in work behavior. A design approach for modern tools. PhD thesis, Delft University of Technology. Delft, The Netherlands: Delft University Press.
65
BIJLAGE 1; Statistische analyses Gemiddelden worden als volgt aangeduid: - Controle: Nondrugs conditie controle groep (niet-ecstasy gebruikers) - Nondrugs: Nondrugs conditie experimentele groep (ecstasy gebruikers) - MDMA: Ecstasy conditie (1e rit) experimentele groep - Multiple drugs: Ecstasy + evt. andere drugs conditie (“morgen-na” rit) experimentele groep 1.
Voertuigparameters
LATERALE POSITIE (Gem. LP, SDLP) Laterale positie (sd): Gemiddelde, stad Gemiddelde, snelweg SDLP, stad SDLP, snelweg
Controle 1.47 (0.16) 2.07 (0.26) 0.142 (0.064) 0.242 (0.052)
Nondrugs 1.50 (0.18) 2.12 (0.24) 0.141 (0.045) 0.228 (0.06)
MDMA 1.47 (0.20) 2.16 (0.27) 0.147 (0.05) 0.229 (0.05)
Multiple drugs 1.52 (0.21) 2.10 (0.23) 0.180 (0.06) 0.260 (0.08)
Groepseffect: CONTROLE vs. EXPERIMENTELE GROEP (Nondrugs): Gemiddelde: SDLP:
F(1,31) < 1, NS F(1,31) < 1, NS
EXPERIMENTELE GROEP: MANOVA Laterale positie: Nondrugs-MDMA effect drug: Multivariaat T=0.02, NS Gemiddelde (univ) F(1,19) < 1, NS SDLP (univ) F(1,19) < 1, NS effect omgeving (stad vs snelweg): Multivariaat T=19.8, p = 0.000 Gemiddelde (univ) F(1,19) = 109, p = 0.00 SDLP (univ) F(1,19) = 124, p = 0.00
MDMA-Multiple drugs F(1,18) < 1, NS F(1,18) = 5.48, p = 0.031 F(1,18) = 117.7, p = 0.000 F(1,18) = 100.1, p = 0.000
Interactie Multivariaat
T=0.10, NS
Gemiddelde (univ) SDLP (univ)
F(1,19) = 1.29, NS F(1,19) < 1, NS
F(1,18) = 3.21, NS F(1,18) < 1, NS
Controle 50.4(3.1) 113.2 (7.5) 1.36 (0.8) 3.36 (2.4)
MDMA 57.5 (9.3) 114.9 (10.7) 2.00 (1.6) 5.56 (3.9)
SNELHEID (Gem., SD) Snelheid(sd): Gemiddelde, stad Gemiddelde, snelweg SD snelheid, stad SD snelheid, snelweg
Nondrugs 55.0 (8.0) 116.8 (13.4) 1.70 (1.5) 3.49 (2.5)
Multiple drugs 64.6 (10.7) 117.2 (13.3) 3.39 (4.1) 6.08 (5.6)
Groepseffect: CONTROLE vs. EXPERIMENTELE GROEP (Nondrugs): Gemiddelde: SD:
F(1,31) = 1.95, NS F(1,31) < 1, NS
NB STAD alleen: Gemiddelde:
F(1,31) = 3.76, p = 0.062
66
EXPERIMENTELE GROEP: MANOVA Snelheid: effect drug: Multivariaat Gemiddelde (Univ.) SD snelheid (Univ.) effect omgeving Multivariaat Gemiddelde (Univ.) SD snelheid (Univ.)
Nondrugs-MDMA
MDMA-Multiple drugs
(C) – (D1+2)
T=0.26, NS F(1,19) < 1, NS F(1,19) = 4.84, p = 0.040
F(1,19) = 1.90, NS F(1,19) = 2.08, NS
F(1,19) = 8.83, p = 0.008
T=123.2, p = 0.000 F(1,19) = 1662, p = 0.000 F(1,19) = 30.3, p = 0.000
F(1,19) = 1187, p = 0.000 F(1,19) = 20.4, p = 0.000
Interactie Multivariaat T=0.20, NS Gemiddelde F(1,19) = 1.3, NS SD snelheid F(1,19) = 3.6, NS NB Bij STAD alleen wel effect.
F(1,19) = 1.53, NS F(1,19) < 1, NS
TIME HEADWAY (s) tijdens CarFollowing (Gem., SD) THW(sd): Gemiddelde SD thw
Controle 1.99 (0.62) 0.39 (0.18)
Groepseffect: Gemiddelde: SD thw:
F(1,31) < 1, NS F(1,31) = 3.22. p = 0.083
MANOVA THW: effect drug: Gemiddelde thw SD thw
Nondrugs 2.29 (0.96) 0.55 (0.26)
MDMA 2.33 (1.09) 0.64 (0.36)
Multiple drugs 2.10 (1.08) 0.71 (0.40)
Nondrugs-MDMA
MDMA-Multiple drugs
F(1,19) < 1, NS F(1,19) < 1, NS
F(1,19) = 2.73, NS F(1,19) < 1, NS
TIME HEADWAY (s) tijdens rijden op snelweg (alleen Gemiddelde) THW(sd): Gemiddelde
Controle 1.48 (1.0)
Groepseffect (Gemiddelde): MANOVA THW: effect drug: Gemiddelde thw
Nondrugs 1.72 (1.3)
MDMA 1.73 (1.0)
Multiple drugs 1.61 (1.2)
F(1,31) < 1, NS
Nondrugs-MDMA
MDMA-Multiple drugs
F(1,19) < 1, NS
F(1,19) < 1, NS
CARFOLLOWING parameters Gem.(sd): Delay(s) Modulus Coherentie
Controle 3.35 (1.6) 0.98 (0.25) 0.92 (0.10)
Nondrugs 4.63 (2.2) 0.92 (0.19) 0.88 (0.13)
MDMA 5.02 (2.8) 0.89 (0.31) 0.84 (0.18)
Multiple drugs 4.20 (2.5) 0.90 (0.28) 0.83 (0.19)
67
Groepseffect Delay: Modulus: Coherentie:
F(1,31) = 3.35, p = 0.077 F(1,31) < 1, NS F(1,31) < 1, NS
MANOVA Nondrugs-MDMA
MDMA-Multiple drugs
(C) – (D1+2)
F(1,19) < 1, NS F(1,19) < 1, NS F(1,19) = 1.1, NS
F(1,18) = 1.8, NS F(1,18) < 1, NS F(1,18) < 1, NS
F(1,18) = 3.61, p = 0.074
effect drug delay modulus coherentie
GAP ACCEPTANCE Gem.(sd): Gap 1 (oversteken, s) Gap 2 (afslaan, s)
Controle 6.9 (0.9) 6.8 (1.6)
Groepseffect: Type gap effect: Groep x Type gap interactie:
Nondrugs 6.6 (0.9) 7.2 (1.2)
MDMA 6.6 (1.2) 6.7 (1.2)
Multiple drugs 6.1 (0.8) 6.5 (1.5)
F(1,31) < 1, NS F(1,31) = 1.02, NS F(1,31) = 2.71, NS
MANOVA Experimentele groep Nondrugs-MDMA
MDMA-Multiple drugs
effect drug effect task drug x task
F(1,18) = 4.75, p = 0.043 F(1,18) = 5.40, p = 0.032 F(1,18) = 3.42, p = 0.081 F(1,18) < 1, NS
F(1,19) = 1.38, NS F(1,19) = 4.79, p = 0.041 F(1,19) < 1, NS
(C) – (D1+2)
CRASHES Aantal: sommatie crashes (max. 1 per rit)
Controle 0x
χ2 (Controle v.s Experimentele groep):
Nondrugs 2x
MDMA 4x
Multiple drugs 5x
χ2 (N=33, df=1)= 1.38, NS
McNemar test (Experimentele groep) Nondrugs-MDMA NS
MDMA-Multiple drugs NS
REACTIETIJD (in s), RT op remmanoeuvres op snelweg Gem.(sd):
Controle
Nondrugs
MDMA
Multiple drugs
RT gas los
0.94 (0.23)
0.93 (0.53)
0.96 (0.38)
0.94 (0.55)
68
BT van gas naar rem RT rem ingetrapt
1.01 (0.32) 1.87 (0.39)
0.75 (0.26) 1.58 (0.35)
Groepseffect
Controle-Experimenteel
RT gas BT gas-rem RT rem
F(1,31) < 1, NS F(1,31) = 6.44, p = 0.017 F(1,31) = 1.41, NS
0.82 (0.39) 1.69 (0.52)
0.71 (0.43) 1.65 (0.88)
MANOVA effect drug RT gas BT gas-rem RT rem
2.
T=0.64, NS Nondrugs-MDMA
MDMA-Multiple drugs
F(1,18) < 1, NS F(1,18) = 1.89, NS F(1,18) = 1.14, NS
F(1,14) < 1, NS F(1,14) = 2.01, NS F(1,14) < 1, NS
ZELF-RAPPORTAGE MATEN
BSMI (inspanningsschaal), Activatie schaal (Bartenwerfer) en Rijkwaliteitsschaal
Gem.(sd): BSMI Activatie Rijkwaliteit
Controle 49.1 (17) 150.7 (10) +0.15 (20)
Nondrugs 40.2 (19) 147.3 (23) +16.5 (32)
MDMA 47.6 (24) 145.8 (30) + 3.8 (35)
Multiple drugs 50.7 (24) 132.7 (44) – 4.6 (27)
Groepseffect (controle vs. experimenteel): BSMI F(1,31) = 1.83, NS Activatie F(1,31) < 1, NS Rijkwaliteit F(1,31) = 2.72, NS MANOVA Nondrugs-MDMA
MDMA-Multiple drugs
(C) – (D1+2)
F(1,19) = 2.15, NS F(1,19) < 1, NS F(1,19) = 2.26, NS
F(1,19) < 1, NS F(1,19) = 1.80, NS F(1,19) = 1.33, NS
F(1,19) = 5.02, p = 0.037
effect drug BSMI Activatie Rijkwaliteit
F(1,19) = 5.13, p = 0.035
BSM: BeoordelingsSchaal Moeheid Gem.(sd): BSM
Controle 33.5 (23.0)
Nondrugs 26.1 (19.1)
MDMA 16.0 (16.4)
Multiple drugs 20.7 (17.4)
Groepseffect (controle vs. experimenteel): BSM F(1,31) = 1.02, NS
69
MANOVA Nondrugs-MDMA
MDMA-Multiple drugs
(C) – (D1+2)
effect drug BSM 3.
F(1,19) = 4.89, p = 0.039 F(1,19) = 1.24, NS
F(1,19) = 3.11, p = 0.094
Controle 733 (122) 748 (130) 814 (136)
Multiple drugs 587 (104) 593 (106) 615 (111)
FYSIOLOGIE
ibi (sd): A. Gemiddelde, stad B. Gemiddelde, snelweg C. Gemiddelde, rust effect Groep
Nondrugs 753 (129) 758 (120) 796 (128)
MDMA 640 (148) 647 (147) 675 (147)
F(1,28) < 1, NS Nondrugs-MDMA
MDMA-Multiple drugs
(C) – (D1+2)
F(1,17) = 17.5, p = 0.001
F(1,17) = 5.75, p = 0.028 F(1,17) = 36.6, p = 0.000
effect drug(1) effect driving(2) F(1,17) = 32.9, p = 0.00 effect driv. environment(3) F(1,17) = 2.06, NS
F(1,17) = 43.9, p = 0.000 F(1,17) = 2.9, NS
(1): A+B+C (2): A+B vs. C (3): A vs. B
0.10 Hz (sd):
Controle
Nondrugs
MDMA
Multiple drugs
A. Gemiddelde, stad B. Gemiddelde, snelweg C. Gemiddelde, rust
7.55 (0.64) 7.13 (0.76) 7.73 (0.71)
6.82 (0.73) 6.78 (1.11) 7.49 (1.24)
6.44 (1.11) 6.63 (1.21) 7.20 (1.16)
6.03 (1.18) 5.82 (1.39) 6.52 (1.47)
effect Groep:
F(1,28) = 2.02, NS
(alles LN-getransformeerd)
Nondrugs-MDMA
MDMA-Multiple drugs
(C) – (D1+2)
F(1,17) = 1.0, NS
F(1,17) = 13.8, p = 0.000 F(1,17) = 3.59, p = 0.075
effect drug(1) effect driving(2) F(1,17) = 24.1, p = 0.000 F(1,17) = 41.5, p = 0.000 effect driv. environment(3) F(1,17) < 1, NS
F(1,17) < 1, NS
(1): A+B+C (2): A+B vs. C (3): A vs. B GAP ACCEPTANCE
70
ibi (sd): A. Gemiddelde, stad 1 B. Gemiddelde, stad 2 C. Gemiddelde, gap 1 D. Gemiddelde, gap 2
Controle 718 (122) 748 (125) 661 (119) 657 ( 99)
Nondrugs 747 (125) 759 (135) 708 (105) 699 (100)
MDMA 635 (141) 644 (155) 608 (120) 599 (118)
Multiple drugs 588 (101) 586 (107) 566 (86) 559 (81)
Groepseffect F(1,28) < 1, NS Groep x type gap F(1,28) = 2.99, p = 0.095 MDMA-Multiple drugs
(C) – (D1+2)
effect drug(1) F(1,17) = 4.59, p = 0.048 F(1,17) = 33.7, p = 0.000 effect gap1/2 city 1/2 (2) F(1,17) < 1, NS effect task (3) F(1,17) = 23.8, p = 0.000 interactie (2) x (3)…………………………………… F(1,17) = 9.5, p = 0.007 (1): A+B+C+D (2): A+C vs. B+D (3): A+B vs. C+D
71
0.10 Hz (sd): A. Gemiddelde, stad 1 B. Gemiddelde, stad 2 C. Gemiddelde, gap 1 D. Gemiddelde, gap 2 effect groep:
Controle 7.39 (0.68) 7.71 (0.71) 6.70 (0.91) 7.21 (0.48)
Nondrugs 6.83 (0.74) 6.82 (0.86) 6.24 (0.81) 6.88 (1.00)
MDMA 6.49 (1.17) 6.39 (1.23) 5.84 (1.29) 6.28 (1.43)
Multiple drugs 6.15 (1.21) 5.91 (1.29) 5.64 (1.51) 5.93 (1.17)
F(1,29) = 5.90, p = 0.022 MDMA-Multiple drugs
(C) – (D1+2)
F(1,17) = 7.19, p = 0.016
F(1,17) = 6.41, p = 0.021
effect drug(1) effect gap 1/2 city 1/2 (2) F(1,17) = 2.65, NS effect task (3) interactie (2) x (3)……………………
F(1,17) = 9.35, p = 0.007 F(1,17) = 15.4, p = 0.001
72
Appendix 1
Laboratorium onderzoek bij Medische Keuring en Follow-up
Haematologische bepalingen Leucocyten, erythrocyten, haemoglobine, haematocrit, MCV, MCH, MCHC, bloedplaatjestelling, neutrophielen, lymphocyten, monocyten, eosonophielen, basophielen, andere cellen Biochemische bepalingen Sodium, potassium, calcium, chloride, phosphaat, creatinine*, urea*, uric acid*, totaal proteïne, totaal bilurubine*, alkaline phosphatase*, ALAT (GPT) *, ASAT (GOT) *, gamma-GT*, creatinine Phosphokinase (CPK) *, glucose *
De gemarkeerde bepalingen worden ook verricht op dag 7 en dag 11 na de MDMA sessie
Urine bepalingen Dipstick (specific gravity, pH, protein, glucose, bloed pigment, ketonen, nitriet, urobilinogen) urinaire aediment microscopie (leucocyten, erythrocyten, epitheel cellen, bacteriën, krystallen, casts) Zwangerschapstest (females) Virology: Hepatitis B surface antigen, hepatitis C antibodies Drug Screen Immunoassay (semi-kwantitatief) - Op één urine monster, verzameld aan het eind van het experiment: voor opiaten, cocaïne metabolieten, cannabinoïden, benzodiazepines, tricyclische antidepressiva. Drug Screen Chromatographic Assay (GC/MS) - MDMA en analogen, amphetamine, methamphetamine, caffeine in plasma, speeksel en zweet - Op andere drugs wanneer het screenings resultaat positief was Screening Tests (results directly available) before Experimental Sessions - Urine: Zwangerschapstest (vrouwen) en Syva Rapid Test D.A.U.4 amp (Dade Behring): cocaïne, cannabis, opiaten, amphetamine - Speeksel en Zweet: metabolieten van amphetamine/MDMA type met DRUGWIPE (Securitech, Germany), geleverd door Dräger Belgium - Adem: Alcohol (Lion SD4)
73
Appendix 2
Subjectieve effecten van MDMA
Proefpersooncode: ___ ___
Periode: ___
Initialen: ___ ___ Tijd: ___ : ___ uur Nee
1 2. 51279. 51280. 51281. 51282. 51283. 51284. 51285. 51286. 51287. 51288. 51289. 51290. 51291. 51292. 51293. 51294. 51295. 51296. 51297. 51298. 51299. 51300. 51301. 51302. 51303. 51304. 51305. 51306. 51307. 51308. 51309. 51310. 51311. 51312. 51313. 51314. 51315. 51316. 51317. 51318.
Warm gevoel in je lichaam Hoofdpijn Overgevoelig voor licht Wankel op de been Wazig zien Duizelig Beelden of kleuren zien waarvan je weet dat ze er eigenlijk niet zijn Neiging om te braken Dubbel zien Het licht intensiever ervaren Slaperig Warm gevoel in je hoofd Droge mond Misselijk Geluiden of stemmen horen waarvan je weet dat ze er eigenlijk niet zijn Vermoeidheid Buikpijn Overgevoelig voor geluid Moeite met concentreren Constipatie Overmatig zweten Hartkloppingen Geluiden intensiever ervaren Het koud hebben Moeite met plassen (Spier)pijn aan je kaken Sufheid Kleuren intensiever ervaren Hongerig gevoel Beklemmend gevoel op de borst Diarree Klamme handen Gevoel flauw te vallen Met dubbele tong praten Tremoren Uitgeput Dorstig Energiek Moeite met spreken Verhoogde seksuele interesse Afgenomen eetlust Tintelende huid
Een beetje
Ja
74
51319. 51320. 51321. 51322. 51323. 51324. 51325. 51326.
Rusteloosheid Uitdroging Vergrootte pupillen Stuiptrekkingen Trillende handen Verlaagde seksuele interesse Tanden knarsen Anders nl: __________________
75
GB
51327. 51328. 51329. 51330. 51331. 51332. 51333. 51334. 51335. 51336. 51337. 51338. 51339. 51340. 51341. 51342. 51343. 51344. 51345. 51346. 51347. 51348. 51349. 51350. 51351. 51352. 51353. 51354. 51355. 51356. 51357. 51358. 51359. 51360. 51361.
MDMA en psychomotore functies Universiteit Maastricht
Oplettend Agressief Spraakzaam Schrikachtig Verlies van besef van tijd somber Behoefte iemand aan te raken Geïrriteerd Last van huilbuien Gespannen Ongeïnteresseerd Vriendelijk Behoefte met mensen te spreken Verdoofd Humeurig Onbehaaglijk Verontrust Actief Eenzaam Opgewonden Scherpzinnig Emotioneel Gevoel controle kwijt te zijn Zelfverzekerd Behoefte aangeraakt te worden Zwaarmoedig Verward Beneveld Wantrouwend Blij Licht gevoel in je hoofd Paniekerig Verlegen Rustig Anders, nl: _______________
Nee
Een beetje
Ja