LoverBeu Een dramatherapeutisch onderzoek gericht op de bijdrage van dramatherapie binnen de behandeling van loverboy slachtoffers met een post traumatische stressstoornis.
Hogeschool van Arnhem en Nijmegen. Creatieve therapie, Drama
Aukje Versmissen 461941 Lotte Wandel 451984 Milou Brand 459889 Gerda Deen 469120 Begeleidster: Madelon Eelderink 3 juni 2013
De lichten van de auto's Passeren in het donker De eerste is onzeker De tweede heeft gedronken De derde zoekt een vuur Dat al jaren is gedoofd En het geld is voor de duivel Die haar de hemel heeft beloofd (Stef Bos, 2008)
2
Voorwoord Loverboys zijn in Nederland een bekend begrip. Er is veel in het nieuws over deze jongens, maar mensen weten hier vaak niet veel over, evenmin over de slachtoffers. Veel mensen kunnen zich niet voorstellen hoe het zover komt dat een meisje voor een jongen in de prostitutie gaat werken. Het is een aangrijpend thema. Ons doel was om uit te zoeken hoe dramatherapie een bijdrage kan leveren met betrekking tot de hulp aan deze meisjes. Om een antwoord op deze vraag te krijgen zijn we ons uitgebreid gaan verdiepen in de literatuur. Daarnaast hebben wij interviews gehouden met verschillende personen die op een bepaalde manier iets te maken hebben gehad met meisjes die het slachtoffer zijn geworden van een loverboy. Zo hebben wij interviews afgenomen bij de politie, bij meerdere zorg instellingen en bij mensen die er in hun privé omgeving mee in aanraking zijn gekomen. Hierdoor konden wij nagaan of de gegevens uit de literatuur werden bevestigd en hebben wij meer zekerheid gekregen van onze gevonden antwoorden. Helaas is het niet gelukt om slachtoffers zelf te spreken. Dit hebben wij echter wel geprobeerd, maar was niet mogelijk door de kwetsbaarheid van de doelgroep. Lotte: Het thema interesseerde mij maar ik wist er vrij weinig over. Hoe kan het nou zijn dat een meisje, omdat zij dure cadeautjes van een jongen krijgt, voor hem in de prostitutie gaat werken? Naar mijn idee was het probleem veel uitgebreider en complexer. Deze meisjes zijn slachtoffers waarbij ik ervan overtuigd ben dat zij door dramatherapie hulp kunnen krijgen. In dit onderzoek werden mijn vragen beantwoord en mijn kennis verbreed, nu weet ik hoe dramatherapie een bijdrage kan leveren voor deze meisjes. Aukje: Vorig jaar tijdens mijn stage heb ik ervaring opgedaan met meisjes die onder de risicogroep behoren. Er gingen veel vragen door mijn hoofd over dit thema. Dit onderzoek gaf mij de mogelijkheid om mezelf een helder beeld te schetsen van de doelgroep en de kracht van dramatherapie in te zetten voor deze meisjes. Milou: Tijdens onze minor psychosociale hulpverlening moesten wij voor het vak Outreachend Werken een presentatie maken en daarbij in de huid kruipen van een bepaalde doelgroep; (gedwongen) prostituees. Ik kan me ontzettend kwaad maken om de wreedheid van loverboys, het lijkt alsof zij totaal geen gevoel hebben en geen idee hebben wat zij aanrichten bij hun slachtoffers. We bedachten dat het eindonderzoek een perfecte ingang is om met ons eigen vak iets voor de slachtoffers te kunnen betekenen. Gerda: Door de minor psychosociale hulpverlening ben ik erg geïnteresseerd geraakt in de doelgroep ‘vrouwen in de prostitutie’. Ik heb me tijdens het vak ‘outreachend werken’ ingelezen en dit heeft toen zoveel bij me los gemaakt, dat ik besloot dat ik graag iets voor die meiden wilde gaan betekenen. Door ons eindproduct hoop ik dat dit ook mogelijk is. Wij zijn dankbaar voor alle interviews die wij af hebben kunnen nemen dankzij de mensen die hier aan mee hebben gewerkt en tijd voor ons vrij hebben gemaakt om dit mogelijk te maken. Daarnaast zijn we dankbaar voor alle hulp die wij hebben gekregen, zowel praktisch als mentaal. In het bijzonder van onze onderzoek begeleidster, Madelon Eelderink. Gerda Deen Lotte Wandel
Milou Brand Aukje Versmissen
3
Samenvatting Dit afstudeeronderzoek is een kwalitatief ontwikkelingsgericht onderzoek naar welke dramatherapeutische werkvormen en interventies effectief zijn in de behandeling aan meisjes die het slachtoffer zijn geworden van een loverboy en daardoor gedwongen in de prostitutie hebben moeten werken. Wij hadden alle vier een grote interesse voor dit onderzoeksthema en dat maakte dat wij al snel een onderzoeksgroep vormden. Het doel was om uiteindelijk een dramatherapeutische handleiding te ontwerpen voor deze doelgroep. Wij zijn ons daarom gaan richten op het thema loverboys, hun slachtoffers, de problematieken, de doelen en wat dramatherapie kan bijdragen. In ons onderzoek werken wij met de onderzoeksmethode ‘fenomenologie’ en de ‘triangulatie’. Deze zullen wij nader toelichten in het hoofdstuk methoden, op pagina 9 van dit onderzoeksverslag. Deze onderzoeksmethoden hebben ervoor gezorgd dat wij uit veel verschillende kaders informatie konden gaan halen en hierdoor ons onderzoek meer valide hebben kunnen maken. We hebben interviews afgenomen bij uiteenlopende professionals die allemaal iets met het thema van doen hadden. Deze uitgewerkte interviews zijn terug te vinden in bijlage 1, zie p. 38. Gericht op de dramatherapeutische behandeling van de doelgroep zijn wij ons gaan verdiepen in effectieve methoden, werkwijzen, interventies en attitudes. De doelen van de slachtoffers hebben wij hier aan gekoppeld en wij kwamen al snel tot de conclusie dat de reeducatieve en de supportieve werkwijze een goede aansluiting waren op de doelen die wij uit de onderzoeksresultaten geconstateerd hebben. De doelen richten zich namelijk op de autonomie, grenzen en het zelfbeeld van de meisjes. Kort toegelicht bieden deze werkwijzen veiligheid, structuur maar geeft het ook de mogelijkheid tot verandering en inzicht van gedrag. Waarom dit belangrijk is leest u verder in ons onderzoek. De methodes die wij toepassen zijn de elementen van Woudenberg en het Forumtheater. Beide methodes geven de mogelijkheid om te experimenteren met gevoelens, grenzen, emoties, kwaliteiten en inzicht in het gedrag. De handleiding die wij ontwikkeld hebben is gebaseerd op de meest essentiële doelen van de meisjes die wij in deze scriptie uitgebreid zullen beschrijven. Wij zijn tevreden over het eindresultaat, we hopen dat de handleiding in de praktijk toegepast gaat worden en hiermee slachtoffers van loverboys geholpen kunnen worden.
4
Inhoudsopgave Voorwoord Samenvatting Situatieschets Hoofdstuk 1 Inleiding
7
Hoofdstuk 2 Methoden
9
Hoofdstuk 3: Resultaten
12
3.1 Deelvraag 1: Wat is een loverboy en hoe gaat hij te werk? 3.1.1 Technieken en methodes 3.1.2 Hoe maakt een loverboy zijn slachtoffer(s) kwetsbaar
12 12 14
3.2 Deelvraag 2: Welke meisjes lopen een verhoogd risico slachtoffer te worden? 3.2.1 Tabel risicogroep
14 15
3.3 Deelvraag 3: Wat is de kernproblematiek van de slachtoffers? 3.3.1 Posttraumatische- stresstoornis 3.3.2 Verstoring in de autonomie 3.3.3 Moeite met grenzen aangeven 3.3.4 Laag zelfbeeld
16 17 19 19 20
3.4 Deelvraag 4: Waar ligt de hulpvraag van de slachtoffers? 3.4.1 Algemene doelen
20 21
3.5 Deelvraag 5: Welke behandeling, interventies en houdingsaspecten zijn al bekend in de hulpverlening aan slachtoffers van loverboys? 3.5.1 Toegepaste behandelinterventies binnen de hulpverlening
21
3.6 Deelvraag 6: Op welke manier kan dramatherapie een bijdrage leveren aan slachtoffers 3.6.1 Dramatherapie en PTSS 3.6.2 Indicaties voor dramatherapie 3.6.3 Contra indicaties voor dramatherapie 3.6.4 Therapeutische Behandeldoelen 3.6.5 Dramatherapeutische attitude en interventies 3.6.6 Dramatherapeutische werkwijzen 3.6.7 Psychotherapeutische stroming 3.6.8 Dramatherapeutische methoden 3.6.9 Elementen van Woudenberg 3.6.10 Forumtheater
23
Hoofdstuk 4: Conclusie
32
Hoofdstuk 5: Aanbevelingen
34
Hoofdstuk 6: Discussie
35
Hoofdstuk 7: Referentielijst
36
Bijlagen Bijlage 1: Interviews Bijlage 2: Fasen van Emunah Bijlage 3: Centrum voor Criminaliteitspreventie en veiligheid Bijlage 4: Stappen Forum Theater
38 62 64 65
22
24 24 25 25 25 27 27 28 29 30
5
‘Zie je nou wel dat het meeviel,’ zei Mo lachend toen ik een kwartier later weer naast hem zat. Uit het zijvak van zijn portier haalde hij een pakje vochtige doekjes tevoorschijn en gooide dat op mijn schoot zodat ik mijn handen kon schoonmaken. ‘We bouwen het rustig op, de eerste tijd moet je alleen een beetje trekken en pijpen.’ Vanaf dat moment bracht Mo me steeds vaker naar plekken waar ik seks moest hebben met wildvreemden. De eerste twee weken had ik zoals hij beloofd had alleen maar hoeven trekken en pijpen, totdat de klanten begonnen te protesteren en eisten dat ze voor die vijftig euro wel met me moesten kunnen neuken. Op de raarste tijdstippen belde of sms’te hij me, om me te zeggen dat ik dan en dan klaar moest staan. Omdat het me steeds zwaarder viel om alles wat er met me gebeurde voor mijn moeder verborgen te houden, liepen de spanningen tussen ons steeds verder op. Om het minste of geringste kregen we ruzie. Mo had al een paar keer geopperd dat ik als ik niet meer tegen haar gezeik kon gewoon moest weglopen. Hij zou wel zorgen voor onderdak bij een van zijn vrienden. Een week later nam ik de benen. Ik had geen keus (Patricia Perquin, 2013, p. 29).
6
Hoofdstuk 1: Inleiding Aanleiding van het onderzoek Onze opleiding tot dramatherapeut sluiten wij af met een afstudeeronderzoek. Hierin richten wij ons op wat dramatherapie kan betekenen voor meisjes die het slachtoffer zijn geworden van een loverboy, gedwongen in de prostitutie hebben moeten werken en hierdoor een posttraumatische stressstoornis (PTSS) hebben ontwikkeld. Probleemstelling Een loverboy, wat is dat nou eigenlijk? Loverboys zijn in de media een bekend begrip en passeren vaak de nieuwsberichten. Zo zijn er ook steeds meer meisjes die naar buiten komen met het feit dat het slachtoffer zijn geworden waardoor het onderwerp steeds actueler wordt. Maar wie zijn die meisjes? Hoe is het zo ver gekomen? Is het de eigen keuze van een meisje geweest om voor een jongen te prostitueren? Wij zien deze meisjes als slachtoffers, de slachtoffers van loverboys. Meisjes die door een loverboy gedwongen in de prostitutie terecht komen zijn vaak getraumatiseerd, waarbij sprake is van afhankelijkheid, angst en een sterke loyaliteit van het slachtoffer naar de pleger. Het merendeel van de slachtoffers is herhaaldelijk gekwetst, mishandeld en seksueel misbruikt. Er is binnen dramatherapie nog weinig bekend over de behandeling van deze meisjes. Wij geloven er in dat dramatherapie een effectieve behandelmogelijkheid kan bieden voor de slachtoffers van loverboys. De resultaten uit zowel de afgenomen interviews als uit het literatuuronderzoek ondersteunen ons in deze visie. Doelstelling De doelstelling van ons onderzoek is om een dramatherapeutische handleiding te ontwikkelen. In de handleiding kiezen wij voor doelstellingen van de meest voorkomende psychische problemen binnen deze doelgroep. Gezien een groot deel van de slachtoffers kampt met een posttraumatische stressstoornis (PTSS) is dat de problematiek die we bespreekbaar zullen maken. Relevantie Uit ons vooronderzoek dat wij op het internet en in de literatuur gedaan hebben, is gebleken dat er vrijwel geen onderzoek is gedaan naar dramatherapie bij slachtoffers van loverboys. Er is in 2008 door een student van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen een dramatherapeutische handleiding ontwikkeld gebaseerd op weerbaarheidstraining voor meiden die onder de risicogroepering vallen. Wij richtten ons daarentegen niet op de risicogroep maar juist op de meisjes die slachtoffer zijn geworden. Het thema is erg actueel en er komen jaarlijks steeds meer slachtoffers bij. Naar schatting werken er in Nederland zo’n 30.000 prostituees, waarvan er ongeveer 1500 meisjes minderjarig zijn. Op 23 mei 2013 kwam in het nieuws naar buiten dat het aantal anonieme meldingen van gedwongen prostitutie sinds 2012 is gestegen met 71% (Nu.nl, 2013). Vraagstelling Om tot een effectieve handleiding te komen hebben wij gewerkt door middel van het beantwoorden van een hoofdvraag: Welke dramatherapeutische methoden en interventies zijn effectief voor slachtoffers van loverboys met een posttraumatische stressstoornis, die gedwongen in de prostitutie zijn beland?
7
Deelvragen Deelvraag 1: Wat is een loverboy en hoe gaat hij te werk? Deelvraag 2: Welke meisjes lopen een verhoogd risico slachtoffer te worden? Deelvraag 3: Wat is de kernproblematiek van de slachtoffers? Deelvraag 4: Waar ligt de hulpvraag van de slachtoffers? Deelvraag 5: Welke behandeling, interventies en houdingsaspecten zijn al bekend in de hulpverlening aan slachtoffers? Deelvraag 6: Op welke manier kan dramatherapie een bijdrage leveren aan slachtoffers van loverboys met een posttraumatische stressstoornis? In het volgende hoofdstuk leest u onze onderzoeksmethoden met daaropvolgend onze resultaten. De resultaten staan weergegeven in bovenstaande deelvragen. Deze vragen hebben wij beantwoord met behulp van literatuur en interviews. Na de verkregen resultaten zult u uitkomen bij de conclusie met daarin het antwoord op onze hoofdvraag.
8
Hoofdstuk 2: Methoden en conceptueel kader Om de hoofdvraag te kunnen beantwoorden hebben wij gebruik gemaakt van verschillende onderzoeksmethoden en databronnen. In dit hoofdstuk lichten wij dit toe. Tevens wordt het conceptueel kader beschreven, waarin wij de relaties van de kernbegrippen met betrekking tot dit onderzoek vorm geven in een model. Een onderzoeksmethode die wij deels toepassen is de ‘fenomenologie’(Smeijsters, 2008). Hierbij wordt er informatie verzameld van mensen die persoonlijk met de doelgroep betrokken zijn. Het doel van deze methode is om de belangrijkste centrale thema’s aan de orde te laten komen en de belangrijkste uitspraken met elkaar te vergelijken waarbij dit wordt geïllustreerd met letterlijke citaten. Ook gebruiken wij de techniek ‘triangulatie’ die voortkomt uit de methode ‘naturalistic/constructivistic inquiry’ (Smeijsters, 2008). Bij deze techniek wordt gebruikt gemaakt van meerdere bronnen en er wordt gewerkt met verschillende typen dataverzameling. Wij hebben de volgende bronnen gebruikt: hulpverleners, rechercheurs van mensenhandel, dramatherapeuten en sociaal pedagogisch medewerkers. Onderzoeksbenadering Het onderzoek wat wij gedaan hebben betreft een kwalitatief ontwikkelingsgericht onderzoek. Wat zich richt op de aard en de context van de verschijnselen. De kwaliteit, de verschijningsvormen, de perspectieven en de context waarin die verschijnselen voorkomen staan hierbij centraal. Kwalitatief onderzoeken is een vorm waarin analyse en waarnemingen elkaar afwisselen (Lucassen & Hartman, 2007). Ontwikkelingsgericht onderzoeken betekent het ontwikkelen van een aanpak, werkwijze of handleiding waarmee het uiteindelijke doel bereikt kan worden (Migchelbrink, 2008). Wij hebben voor de combinatie van deze twee benaderingen gekozen omdat wij ons willen richten op ervaringen binnen de praktijk met de doelgroep en de literatuur. Verderop in het onderzoek zullen wij al deze bevindingen analyseren om vervolgens een dramatherapeutische handleiding te ontwikkelen, specifiek gericht op de meest essentiële doelen van de meisjes. Databronnen/ dataverzamelingstechnieken Wij hebben gebruikt gemaakt van verschillende databronnen. Deze kunnen met elkaar worden vergeleken en bevestigen elkaar waardoor er een valide en betrouwbaar antwoord ontstaat op de onderzoeksvraag. De databronnen waar wij gebruik van hebben gemaakt zijn: - Literatuur: Om een helder beeld te krijgen van het door ons gekozen onderwerp hebben wij verschillende literatuur bestudeerd zoals boeken, online artikelen, scripties en onderzoeksrapporten. - Interviews: Wij hebben interviews afgenomen met hulpverleners, dramatherapeuten en met de politie. (zie bijlage 1, pagina 38) Hierbij maakten wij gebruik van het half gestructureerde interview (Migchelbrink, 2008) waarbij we een topiclist gebruikten. Dit is een van tevoren vastgestelde lijst van gespreksonderwerpen die in de loop van het interview aan de orde moeten komen. De volgorde van de onderwerpen, de formulering van de vragen en de formulering van de antwoorden liggen niet vast. - Vragenlijst: Wij hebben een vragenlijst gestuurd naar een instelling die geen tijd vrij kon maken voor een interview. Wij hebben gebruik gemaakt van een gestructureerde vragenlijst. Dit is een vastgestelde vragenlijst, ook wel enquête genoemd. 9
Conceptueel kader Met het conceptueel kader willen wij u inzicht geven in de belangrijkste kernbegrippen binnen ons onderzoek en de onderlinge relaties hiervan. Figuur 1: conceptueel model Doelgroep Loverboy (1) slachtoffers (1.1) die in de gedwongen prostitutie (1.2) hebben gewerkt
Problematiek Posttraumatische stressstoornis (PTSS) (2)
Doel: Autonomie (3)
Doel: Grenzen (4)
Doel: Zelfbeeld (5)
Behandeling Dramatherapie (6)
Dramatherapeutische werkwijzen (7)
Dramatherapeutische methoden (8)
Dramatherapeutische Interventies en attitude (9)
handleiding (10)
10
Toelichting conceptueel kader In dit onderzoek zult u de term ‘loverboy’ (1) vaak tegenkomen. Wij doelen daarmee op de jongens die verleidingstechnieken inzetten om meisjes in te palmen om ze vervolgens uit te buiten. Hierdoor wordt het meisje het slachtoffer van een loverboy (1.1). Uitbuiting vindt veelal plaats door gedwongen prostitutie (1.2). Het meisje wordt dan door chantage, geweld en/of sterke emotionele/financiële afhankelijkheid gedwongen om in de prostitutie te werken. De slachtoffers van loverboys noemen wij ook wel meisjes. Dit doen wij omdat het vooral gaat om jonge meisjes. Daarnaast vinden wij het een teken van respect, het zijn ook gewoon meisjes en niet alleen maar slachtoffers. De meisjes hebben vaak in een ongezonde en onveilige toestand verkeerd waarbij ze veel traumatische gebeurtenissen hebben meegemaakt. Hierdoor is de kans groot, dat wanneer het meisje verlost is van haar loverboy ze last heeft van een PTSS, oftewel een posttraumatische stressstoornis (2). Deze stoornis uit zich in verschillende klachten. Veel meisjes raken hun autonomie (3) kwijt. Dit wil zeggen dat zij het lastig vinden om een eigen mening te vormen en zelf niet goed meer weten wie ze zijn en wat ze willen. Daarnaast hebben de meisjes vaak moeite met het aangeven van hun grenzen (4). De loverboy zoekt vaak onzekere meisjes uit die moeite hebben hun grenzen aan te geven. Tot slot behandelen wij in de scriptie het zelfbeeld (5). De loverboy technieken zorgen ervoor dat het meisje kwetsbaar wordt en een negatief zelfbeeld ontwikkelt. Wij denken dat dramatherapie (6) een goede kans biedt om aan bovenstaande doelen te werken. Dramatherapie is een vorm van therapie waarbij drama het middel is dat ingezet wordt om de problematiek aan te pakken. Hierbij onderzoeken wij wat een passende dramatherapeutische werkwijze (7) is. Deze zorgt voor een vaste structuur en sluit zich aan op de doelen. Ook zoeken wij naar effectieve dramatherapeutische methoden (8). Dit is een gestructureerd aanbod en wordt vaak beschreven in thema’s zoals sprookjes, verhalen maken, lievelingsrollen en rollenspel. Daarnaast zullen wij ons verdiepen in welke dramatherapeutische interventies en attitudes (9) van belang zijn bij de doelgroep. Een interventie is een bepaalde handeling of actie die je als dramatherapeut onderneemt binnen de therapie om een bepaalde richting in te slaan. Een attitude gaat over de therapeutische houding, oftewel hoe stel je jezelf als therapeut op. Nadat wij dit onderzocht hebben zullen wij de informatie verwerken in een handleiding (10), waarin wij verschillende dramatherapeutische werkwijzen, methoden en interventies zullen beschrijven waarmee de slachtoffers van loverboys geholpen kunnen worden.
11
Hoofdstuk 3: Resultaten In dit hoofdstuk zullen wij door middel van het beantwoorden van deelvragen onze onderzoeksresultaten weergeven. Deze zorgen ervoor dat wij uiteindelijk tot een antwoord komen op onze hoofdvraag. Bij het beantwoorden hiervan zijn de resultaten afkomstig uit zowel de interviews als uit de literatuur. De resultaten hebben wij met elkaar verweven om vervolgens de antwoorden zo volledig en juist mogelijk te beschrijven. We hebben onderscheid gemaakt in de gebruikte citaten. De citaten uit de interviews zijn cursief en de citaten uit de literatuur zijn recht weergegeven. In het onderzoek gaan wij bewust niet in op de visie van de loverboy, maar specifiek op de slachtoffers. Hier hebben wij wel informatie over gevonden, maar deze beschouwen wij voor het beantwoorden van de gestelde hoofdvraag als niet- relevant. Deelvraag 1: Wat is een loverboy en hoe gaat hij te werk? Uit deze deelvraag wordt duidelijk wat een loverboy is en hoe hij te werk gaat om een meisje zover te krijgen dat zij voor hem in de prostitutie gaat werken. U ziet de resultaten als eerst weergegeven in tabel 1. Onder de tabel kunt u een uitgebreidere toelichting lezen. Tabel 1: resultaten deelvraag 1 Literatuur
Interviews
Daderprofiel
•
Nederlandse nationaliteit, allochtone achtergrond
•
Nederlandse nationaliteit, allochtone achtergrond
Werkwijze
•
Isoleren, ronselen, inpalmen, uitbuiting
•
Isoleren, hersenspoelen
De term ‘loverboy’ kwam begin jaren negentig tot stand. Volgens Dijke, Terpstra en San (2005) waren er in die tijd steeds meer signalen van jongens die meisjes doelbewust in de prostitutie zouden laten werken (p. 9). Dit door gebruik te maken van diverse misleiding- en verleidingstechnieken. Met deze technieken proberen de daders de meisjes zo ver te krijgen dat ze voor hen in de prostitutie gaan werken. Loverboys zijn niet één type dader. De weinige onderzoeken die er naar loverboys zijn gedaan, beschrijven wel een aantal overeenkomsten tussen daders. Zoals een medewerker van Politie- Mensenhandel (persoonlijke mededeling, 8 april 2013) het omschreef: “De daders zijn uiteenlopend, maar het komt erop neer dat het grootste deel van de daders een Nederlandse nationaliteit heeft met een allochtone achtergrond.” Het merendeel van de daders is van Antilliaanse afkomst. De jongens doen vaak niet alleen aan mensenhandel maar pakken alles aan om geld te verdienen. Zo houden ze zich regelmatig bezig met drugshandel en overvallen. De daders zorgen ervoor dat de prostitutie zo onzichtbaar mogelijk blijft, daarom zetten ze steeds vaker thuisprostitutie in. Ze huren dan bijvoorbeeld een huis en laten daar hun klanten komen of ze sturen het meisje zelf naar het huis van een klant. 3.1.1 Technieken en methodes Loverboys werken met verschillende technieken. Bovenkerk e.a. (geciteerd uit Dijke, Terpstra, Berger & Geurts, 2005) concluderen op basis van gesprekken met loverboys dat het klassieke loverboy verhaal, zoals we dat uit de media kennen, in de praktijk zelden voorkomt. 12
Het cliché dat meiden overladen worden met dure cadeaus kan aan de orde zijn maar dat hoeft niet het geval te zijn. Tijdens het eerste contact tussen de loverboy en het meisje wordt er door de loverboy ingeschat hoe ontvankelijk en gevoelig het meisje is voor aandacht en vleierij. Als de pogingen op niets dreigen uit te lopen, wordt de aandacht meteen verlegd naar een ander meisje. De jongens proberen de meisjes over te halen om in de prostitutie te gaan werken door hen misleidende beloftes te doen. Zo wordt meisjes in sommige gevallen inderdaad een rozige toekomst beloofd met een huis, een eigen zaak of een vakantie (Bovenkerk,2006). De onderstaande vier loverboy fasen kwamen wij herhaaldelijk tegen in verschillende bronnen en daarom zullen wij hiervan een uitgebreide beschrijving geven. Fase 1: Het ronselen Actieve ronseling Met actieve ronseling wordt bedoeld dat de jongens er moeite voor moeten doen om een meisje te zoeken. Om meisjes te ontmoeten gaan de jongens bijvoorbeeld naar scholen, discotheken en cafés. Ze geven onderling aan elkaar door waar de ‘potentiële slachtoffers’ rondlopen, zodat ze op die plekken actief bezig kunnen gaan met zoeken naar meisjes. Passieve ronseling Loverboys genieten van een bepaalde status die ze hebben. De jongens hangen ergens rond met een groep, zijn bezig met criminaliteit, rijden in dure auto’s en dragen merkkleding. Er zijn meisjes die gevoelig zijn voor deze reputatie. De jongens die aan passieve ronseling doen, doen er alles aan om op te vallen bij deze meisjes. Door de meisjes zelf naar hun toe te laten komen, kunnen de jongens door middel van manipulatie in een later stadium altijd refereren naar dat eerste moment. Hierbij kunnen ze bijvoorbeeld zeggen ‘Je bent toch zelf naar me toegekomen’ en ‘Je wilde dit zelf’(Bovenkerk & Boone, 2006). Fase 2: Inpalmen Zoals de naam al doet vermoeden palmt de jongen in fase 2 het meisje in. Dit moet ervoor zorgen dat het meisje verliefd wordt en deze jongen niet meer kwijt wil. Ook speelt de loverboy in op de zwakke plek van het meisje. Als ze thuis weinig aandacht krijgt, schenkt de loverboy haar extreem veel aandacht. Hij doet alsof hij echt om haar geeft en alsof hij altijd voor haar klaar staat. Een (kwetsbaar) meisje trapt daar vaak in en gaat een relatie met hem aan. Toch hoeft het niet altijd zo te zijn dat de daders de meisjes voor zich proberen te winnen door middel van het geven van cadeaus. Sommige jongens maken gebruik van geweld, groepsdruk en dreigementen. Dit zorgt ervoor dat de meisjes snel bang worden en uit angst instemmen met wat de loverboy van ze vraagt. Fase 3: Losweken van sociaal netwerk/isoleren Binnen deze fase doet de loverboy er alles aan om het meisje afhankelijk van hem te maken. Uiteindelijk moet ze er alleen nog maar voor hem zijn en dit kan niet als ze ook nog met haar familie om blijft gaan. De loverboy is veel te bang dat het meisje iets tegen haar ouders zal zeggen en dit kan hij niet riskeren. Hij probeert haar op te zetten tegen haar ouders, vrienden en familie zodat ze vroeg of laat het contact met hen verbreekt. Fase 4: Uitbuiting De laatste fase betreft de uitbuiting. Het uitbuiten gebeurt op verschillende manieren. De loverboy kan zeggen dat het tijd wordt dat het meisje de cadeaus terug gaat betalen. Ook kan hij zeggen een schuld te hebben waarbij het meisje hem kan helpen. Er moet geld verdiend worden en dat kan op meerdere manieren gebeuren. 13
De loverboy kan het meisje een lening laten afsluiten, haar drugs laten smokkelen en het meisje gedwongen in de prostitutie te laten werken. Meestal maakt het meisje geleidelijk aan kennis met de prostitutie. Zo kan de loverboy eerst vragen of het meisje met zijn vriend naar bed wilt, omdat hij hem bijvoorbeeld nog wat schuldig is. Doet ze dit niet dan zet de loverboy bepaalde tactieken in als dwang, chantage en/of zelfs verkrachting (Bongers, 2012). 3. 1.2 Hoe maakt een loverboy zijn slachtoffer(s) kwetsbaar? Door de voorafgaande fasen zorgt de loverboy ervoor dat het meisje steeds kwetsbaarder wordt. Haar grenzen en belangen vervagen waardoor ze zich niet goed kan weren tegen traumatische gebeurtenissen. Volgens een Rechercheur van mensenhandel (persoonlijke mededeling 26 maart 2013) wordt een meisje loyaal naar haar loverboy. Uiteindelijk is hij de enige waar zij nog op kan bouwen. Dit gevoel van loyaliteit zal alsmaar sterker worden doordat de jongen met het gevoel van het meisje speelt. Dit doet hij door het vertonen van wispelturig en onvoorspelbaar gedrag. Soms neemt het slachtoffer, bewust of onbewust, zijn wereldbeeld over in een poging beter te kunnen voldoen aan zijn verwachtingen. Door zijn wereldbeeld over te nemen wordt het meisje extreem gevoelig voor zijn stemmingen, behoeften en wensen (Schwarze, Berger & Geurts, 2006). Op deze manier verliest het meisje alles wat ze aan eigenwaarde en opvattingen had. Ze raakt hierdoor haar eigen identiteit kwijt doordat zij gaat denken en praten zoals de loverboy dat doet. Door de vele misleiding tactieken van de jongen zal de goedgelovigheid van het meisje voor hem blijven bestaan (Dijke et al., 2006). Zoals eerder beschreven heeft de loverboy het meisje losgeweekt van haar sociale netwerk. Wanneer er in de sociale omgeving onvoldoende alternatieve steunpunten aanwezig zijn waarop het meisje in moeilijke situaties kan terugvallen, kan haar kwetsbaarheid nog verder worden vergroot (Noorlander, 2005). Concluderend zijn loverboys jongens die door het inzetten van verleidingstechnieken meisjes inpalmen. Deze technieken zoals het ronselen, het inpalmen en het isoleren zorgen ervoor dat het meisje steeds afhankelijker van hem wordt. Als ze haar grens aan wil geven, dan wordt dit bestraft door dreigementen, lichamelijk en geestelijk geweld. Door het schuldgevoel wat ze krijgen wordt de loyaliteit van het meisje naar de loverboy toe steeds groter. Hierdoor verliest ze haar eigen normen en waarden. Dit maakt dat het meisje steeds minder durft te spreken en zo in situaties komt die traumatisch voor haar kunnen zijn. Deelvraag 2: Welke meisjes lopen een verhoogd risico slachtoffer te worden? In principe kunnen alle meisjes het slachtoffer van een loverboy worden. Toch blijkt vanuit de literatuur en de interviews dat er een zogenaamde risicogroep bestaat (zie tabel 2 en bijlage 3, p. 64). Nadere uitleg hierover wordt gegeven onder de tabel. Tabel 2: resultaten deelvraag 2 Slachtofferprofiel
Literatuur Emotioneel verwaarloosd Traumatische ervaringen (vaak seksueel misbruik) Kwetsbaar Instabiele gezinssituatie Vaak laag IQ Lage zelfwaardering Verslavingen Gevoelig voor afwijzing Slechte schoolcarrière/ lage cijfers Leeftijd (kwart minderjarig)
Interviews (emotionele) verwaarlozing Seksueel misbruikt Kwetsbaar Instabiele gezinssituatie Laag niveau Negatief zelfbeeld Verslaafd (drugs) Weinig controle vanuit huis Meisjes die gevoelig zijn voor
14
De loverboys zullen zich sneller richten op meisjes die vallen binnen de zogeheten risicogroep, zie tabel 3. Veelal zoeken zij kwetsbare en emotioneel verwaarloosde meisjes, omdat die ontvankelijker zijn voor aandacht en vleierij (Bullens & Horn, 2000). Het komt ook weleens voor dat meisjes zonder problematische achtergrond in de val lopen. Dit heeft te maken met de ontwikkeling die in de pubertijd plaatsvindt. In het praktijkvoorbeeld ‘Pretty Woman’ beschrijven Schwarze, Berger en Geurts (2006) dat hormonale veranderingen een grote rol spelen. De behoefte aan intermenselijk contact neemt toe en de pubertijd zorgt er voor dat meisjes sterk gericht zijn op hun zelfbeeld. Volgens een medewerker van stichting Kadera (persoonlijke mededeling, 3 april 2013) kan ook een ingrijpende gebeurtenis, zoals het overlijden van een ouder iemand kwetsbaar maken. Dit zorgt voor afhankelijkheid van anderen en ze zijn hierdoor erg gevoelig voor afwijzing (Wit, Slot & Aken, 2004). 3.2.1 Tabel Risicogroep Dijke, Terpstra, Berger en Geurts (2006) hebben verschillende onderzoeken naar de risicogroep samengevoegd in een tabel. Hierin beschrijven zij een aantal factoren waardoor meisjes sneller in de gedwongen prostitutie kunnen belanden. Deze zijn voor ons onderzoek belangrijk om nader toe te lichten. Deze factoren kunnen later meegenomen worden binnen de behandeling zodat daar waar nodig gedragspatronen inzichtelijker worden. Tabel 3: onderzoek risicogroep Probleemgebieden Onderzoek Gezinssituatie Lung e.a., 2004
Uitkomsten 54% van de meisjes in een opvangvoorziening voor prostituees is afkomstig uit een gebroken gezin. Cusick, 2002 Meisjesprostituees zijn vaker opgegroeid in een gezin dat incompleet is door echtscheiding, alleenstaand ouderschap, overlijden of het vaak afwezig zijn van één van de ouders. Venicz e.a., 1998 40% van de 315 meisjes is in het gezin van herkomst verwaarloosd. 60 % rapporteert veelvuldige ruzies in het gezin van herkomst. ECPAT, 2002 Bijna alle tien de respondenten komen uit gezinnen waar emotionele verwaarlozing speelde. Alcohol- en Lung e.a., 2004 Meisjesprostituees drinken significant meer alcohol dan meisjes uit een druggebruik controlegroep Hetzelfde geldt voor druggebruik, amfetamine en heroïne. Pajer, 1998; Cusick, Meisjesprostituees gebruiken relatief veel alcohol en drugs. 2002; Skidmore, 2004 Psychisch Cusick, 2002 Meisjesprostituees hebben vaak een instabiele persoonlijkheidsontwikkeling: welbevinden ze hebben een sterke behoefte om controle over hun leven uit te oefenen en door volwassenen geaccepteerd te worden. Skidmore, 2004 Meisjesprostituees hebben een lagere zelfwaardering. Venicz e.a., 1998 15% van de autochtone en 12,6% van de allochtone meisjes hebben ernstige psychische problemen: van psychiatrische stoornissen tot problemen als gevolg van bijvoorbeeld incestverleden. Traumatische Seng, 1989 Tussen 26 en 65% van de meisjesprostituees heeft ervaring met seksueel ervaringen misbruik. Venicz e.a., 1998 21% van de meisjesprostituees had vroeger ervaring met seksueel misbruik. Relaties Lung e.a., 2004 Meisjesprostituees zijn vaak emotioneel afhankelijk en gaan sterk af of op het oordeel van anderen. Daarnaast zijn zij vaak agressief en dominant. Cusick, 2002 Meisjesprostituees zijn eerder geneigd relaties met oudere mannen aan te gaan en maken vaak deel uit van een delinquente vriendengroep. Verleden van Cusick, 2002 Een verleden met uithuisplaatsingen vormt een risicofactor wanneer de tehuisplaatsingen plaatsing niet goed is beëindigd. Venicz e.a., 1998 22% van de autochtone en 23% van de allochtone meisjes in de prostitutie heeft ervaring met uithuisplaatsing. Etniciteit Venicz e.a., 1998 Een strenge seksuele moraal binnen de eigen gemeenschap maakt meisjes kwetsbaar voor prostitutie. (Dijke et al., 2006, p. 34-36)
15
In deze tabel valt ons op dat er diverse aspecten zijn die mee kunnen spelen in of een meisje wel of niet het risico loopt om in de handen van een loverboy te vallen. Zo spelen de gezinssituatie, de schoolcarrière, verslavingen en het psychisch welbevinden belangrijke rollen. Dit laatste is te koppelen aan de lage zelfwaardering van meisjesprostituees. Ze hebben vaak een instabiele persoonlijkheid en een sterke behoefte om controle op hun levens te hebben en door volwassenen geaccepteerd te worden (Cusick, geciteerd in Dijke, Terpstra, Berger & Geurts, 2006). Ook hebben veel meisjes die in de prostitutie werken vaak traumatische ervaringen in hun jeugd meegemaakt. Dit is regelmatig op het gebied van seksueel misbruik. Meisjes die misbruikt zijn lopen een verhoogde kans om slachtoffer te worden van uitbuiting. Op gebied van relaties zijn de meisjes gevoelig voor het oordeel van anderen en vaak emotioneel afhankelijk. Hierdoor zijn ze extra kwetsbaar om in contact te komen met jongens of mannen die verkeerde bedoelingen hebben met het meisje en controle over hen uitoefenen. Meisjes die uit huis geplaatst zijn hebben een grotere kans om in contact te komen met loverboys. Dit heeft mede te maken met een gebrek aan voldoende emotionele ondersteuning en training in zelfstandigheid. Naast de resultaten uit de tabel zijn er nog enkele andere factoren die het risico op slachtofferschap beïnvloeden, namelijk leeftijd en verstandelijke vermogens. Hieruit blijkt dat een kwart van de slachtoffers minderjarig is en dat meisjes met een laag IQ een verhoogd risico lopen om in handen van een loverboy te vallen (Bongers, 2012; Dijke et al., 2006). Als je ‘de film’ terug draait, zag je al dat het kwetsbare kinderen waren. Ze waren onzeker, te lief, weinig vrienden, teruggetrokken, verlegen, negatief zelfbeeld, veel schaamte en voelden zich niet gewaardeerd. Kinderen zetten zich ook wel eens af tegen hun ouders, dit komt voor in alle milieus. In sommige gezinnen is er ook weinig controle, het maakt niet uit wanneer ze thuis komen en ouders weten ook niet waar hun kinderen uithangen. (Leerlingbegeleider, persoonlijke mededeling, 19 maart 2013). Concluderend kunnen wij stellen dat het beeld dat ieder meisje het slachtoffer kan worden van een loverboy een feit is. Uit ons onderzoek blijkt echter wel dat er aspecten zijn die een essentiële rol spelen om na te gaan of een meisje gevoelig is voor de loverboy praktijken. De thuissituatie speelt een aanzienlijk grote rol, maar een meisje kan er ook gevoelig voor zijn doordat ze een laag zelfbeeld heeft en er bijvoorbeeld graag bij wil horen. Ook het IQ speelt mee en of het meisje al eerder te maken heeft gehad met traumatische ervaringen, zoals seksueel misbruik. Deelvraag 3: Wat is de kernproblematiek van de slachtoffers? Meisjes die onder dwang in de prostitutie werken of hebben gewerkt, kampen vaak met verschillende problemen. Zo kunnen ze getraumatiseerd raken door het werk wat ze moeten verrichten, de dreiging met geweld en het daadwerkelijke geweld. Wij hebben onderzocht welke psychische problemen het meest voorkomen. In tabel 4 kunt u een kort samengevatte opsomming van onze resultaten vinden.
16
Tabel 4: resultaten deelvraag 3 Problematiek
Literatuur PTSS Laag zelfbeeld Moeite met grenzen aangeven Gebrek aan autonomie Alcohol en/of drugsverslaving
Interviews PTSS Laag zelfbeeld Moeite met grenzen aangeven Gebrek aan autonomie Alcohol en/of drugsverslaving Niet gediagnosticeerde psychische problematiek Geen/ weinig emotie tonen
Zoals eerder genoemd is het systematisch en herhaaldelijk fysiek en psychisch traumatiseren één van de loverboy technieken om het meisje aan zich te binden. Dit wekt angst bij haar op. Ze wordt in een isolement gebracht en de loverboy maakt haar afhankelijk van hem. Ook wordt haar gevoel voor eigenwaarde ondermijnd. Dit heeft als gevolg dat het meisje na verloop van tijd niet meer weet wie ze is en wat ze zelf belangrijk vindt. Het was veel voorkomend dat cliënten een posttraumatische stressstoornis hadden, de cliënten hadden dan ook veel herbelevingen. Het zelfbeeld van de vrouwen was voornamelijk heel laag en ze hadden veel moeite met het aangeven van hun grenzen. Ze zijn gewend snel hun eigen dingen opzij te zetten; hun gevoelens, wensen en dromen (Dramatherapeut, persoonlijke mededeling, 3 april 2013). 3.3.1Posttraumatische-stressstoornis PTSS valt in de DSM-IV onder de angststoornissen. Er is sprake van een PTSS wanneer er wordt voldaan aan een aantal voorwaarden, te weten: iemand moet één of meer traumatische gebeurtenissen hebben meegemaakt, deze gebeurtenis(sen) telkens herbeleven, prikkels vermijden die aan de gebeurtenis doen denken of minder reageren op de omgeving, en verschijnselen van een verhoogde prikkelbaarheid vertonen. Mensen met een PTSS hebben last van een verhoogde ‘arousal’ of prikkelbaarheid. Het autonome zenuwstelsel is over geactiveerd, wat bijvoorbeeld blijkt uit een versnelde hartslag en een toename van de systolische bloeddruk (spanning op de bloedvaten als het hart pompt, red.) (Molen, Perreijn & Hout, 2007). Dat het autonome zenuwstelsel over geactiveerd is kan blijken uit verschillende symptomen: • Slaapklachten; • Moeite met het beheersen van emoties; • Concentratieproblemen; • Overdreven schrikreacties. Daarnaast speelt de duur en de intensiteit van de gebeurtenis ook een belangrijke rol bij het risico op een PTSS. Hoe langer de gebeurtenis duurt en hoe intenser het is, des te groter de kans is op een PTSS. Als gevolg zijn herbelevingen een veel voorkomend verschijnsel. Hierbij zijn er 5 types van herbeleving te onderscheiden: 1. Herinneringen: de herinneringen komen vaak weer naar boven en kunnen niet of
met moeite worden onderdrukt. 2. Dromen: hierbij betreft het nachtmerries en angstdromen. Een bepaalde gebeurtenis komt telkens terug tijdens de slaap. Deze nachtmerries of angstdromen kunnen tot tientallen jaren blijven terugkeren. 3. Gedragen of voelen: mensen met een PTSS kunnen zich op bepaalde momenten gedragen of voelen alsof de traumatische gebeurtenis opnieuw plaatsvindt. 4. Externe gebeurtenissen: een herbeleving kan worden opgeroepen door externe 17
gebeurtenissen die lijken op de gebeurtenis die het trauma veroorzaakt heeft. Zo kan bijvoorbeeld een getraumatiseerde militair een herbeleving krijgen aan de oorlog door het (onverwachts) horen van een vuurwerkknal. 5. Fysiologische reactiviteit: door externe of interne prikkels die herinneringen aan het trauma oproepen treden er lichamelijke reacties op (Molen et al., 2007). De behandeling bij mensen met een PTSS kan bestaan uit verschillende vormen van gedragstherapie, cognitieve therapie, EMDR, behandeling via internet en (kortdurende) psychodynamische therapie (Molen et al., 2007). Veel meisjes die in de gedwongen prostitutie gewerkt hebben zijn getraumatiseerd. Dit heeft niet alleen met de prostitutie te maken. Vaak hebben de meisjes ook geweld of bedreigingen meegemaakt door hun loverboy en de omgeving waarin zij op dat moment verkeerden. Iemand met een trauma kan door verwijten, beschuldigingen of te weinig steun van de sociale omgeving opnieuw slachtoffer worden, dit heet secundaire victimisatie. Ook kunnen de meisjes getraumatiseerd raken door ernstige delicten waarbij zij aanwezig zijn geweest. Door langdurig of herhaaldelijk bloot te staan aan traumatische ervaringen kan ernstig een psychisch letsel ontstaan, een posttraumatische stressstoornis (Dijke, 2006). Bij PTSS zijn er drie hoofd categorieën te noemen: “hyperactivering als gevolg van het blijvend verwachten van gevaar; dwangmatige herbeleving in de vorm van een onuitwisbare indruk dat het traumatische moment gemaakt heeft en vervlakking van gevoelens en gedachten” (Dijke et al., 2006). Hyperactivering Dit is een mechanisme wat in een permanente alarmtoestand staat alsof elk moment het gevaar weer kan toeslaan. Voor meiden die tot prostitutie gedwongen worden, is er ook een reële dreiging: ze moeten iedere dag werken en lopen hierbij continue het gevaar mishandeld te worden. Het symptoom ‘hyperactivering’ houdt bij deze meisjes vaak in dat ze makkelijk schrikken, geïrriteerd reageren op kleine voorvallen en slecht slapen (Dijke et al., 2006). Dwangmatige herbeleving Hierbij beleeft het meisje een bepaalde gebeurtenis steeds opnieuw, alsof deze zich nog steeds voordoet in het heden. Dit heeft als gevolg dat iemand constant heen en weer wordt geslingerd tussen angst en woede. De pooier hoeft dus niet altijd daadwerkelijk geweld te gebruiken om angst op te wekken. Herbeleving uit zich ook vaak in angstdromen, wat als gevolg heeft dat het meisje slecht slaapt (Dijke et al., 2006). Vervlakking Dit symptoom is vaak aanwezig bij chronisch getraumatiseerden. Bij ‘vervlakking’ neemt het meisje de gebeurtenissen wel waar, maar zijn deze losgekoppeld van de feitelijke betekenis. De meisjes hebben het idee dat ze zich buiten hun lichaam bevinden, alsof het een nare droom is waaruit ze kunnen ontwaken. De angst, woede en pijn worden naar de achtergrond gedrongen wat vaak samen gaat met het gevoel van onverschilligheid, emotionele afstandelijkheid en een grote mate van passiviteit. Deze vervlakking kan in een situatie waarbij iemand volslagen hulpeloos is een bescherming zijn tegen het ondragelijke. Verder blijkt uit onderzoek dat vrouwen die in een verkeringsrelatie geweld hebben meegemaakt drie keer vaker ernstige emotionele problemen rapporteren dan andere vrouwen. Volgens Silvermann e.a. (geciteerd uit Schwarze, Berger & Geurts, 2006) draagt verkeringsgeweld, onafhankelijk van de voorgeschiedenis en gezinsachtergrond van bij aan de ernst van de problemen, zoals drugsverslaving, riskant seksueel gedrag en poging tot suïcide. “Het terugwinnen van autonomie staat voorop.
18
Pas daarna, en alleen waar dat mogelijk is, richt men zich op de traumatische gebeurtenis en de traumaverwerking” (Aarts & Visser, 2007, p. 315). Slachtoffers zijn vaak hun macht kwijtgeraakt binnen het beleven van traumatische gebeurtenissen. Het is belangrijk dat ze dit weer terug gaan vinden. Als een meisje weet los te komen van de loverboy, is de kans groot dat haar familie extreem vanuit toenemende zorg reageert. Dit werkt in veel gevallen de autonome ontwikkeling van het meisje tegen. Zodra het meisje zelf weer keuzes en beslissingen gaat maken zal dit ook invloed hebben op haar eigen identiteit. 3.3.2 Verstoring in de autonomie “Ware autonomie betekent verantwoordelijkheid nemen voor je leven, het roer zelf in handen nemen op basis vanuit een objectieve kijk op wie je werkelijk bent” (Kalmthout, 1997, p. 109). De reden dat veel meisjes die het slachtoffer zijn geworden van een loverboy hun autonomie deels of geheel verliezen, heeft ermee te maken dat ze lange tijd geen stem hebben gehad. Hun wensen, verlangens en meningen deden er op dat moment niet toe. Hierdoor werden bepaalde vaardigheden die je als mens nodig hebt om een gezonde autonomie te ontwikkelen gestagneerd. Zo kan het zijn dat de ontwikkeling van het zelf oplossend denken en de keuzevrijheid even stil heeft gestaan. Het is voor hen dan ook lastig om dit weer op te pakken nadat ze terugkomen uit het loverboy circuit. Het is daarom van belang dat de meisjes weer zelf besluiten kunnen gaan nemen (Hermanns, 2002). Volgens een medewerker van stichting Spirit! (persoonlijke mededeling 2 april 2013) is het weer autonoom leren denken zelfs het hoofddoel voor deze doelgroep. Het meisje is door haar loverboy in een isolement geraakt en leeft steeds meer voor hem. Ze raakt hierdoor als het ware haar eigen identiteit kwijt. Sijnke (2009) beschrijft dat de mate waarin je regie over je eigen leven hebt het meest tot uitdrukking komt in keuzevrijheid. Als er geen keuzemogelijkheden zijn, zoals voor het merendeel van de loverboy slachtoffers, dan valt er ook niets te beslissen. Voor meisjes en tieners in het algemeen is de autonomie een krachtig aspect binnen de ontwikkeling. Het geeft hen namelijk de mogelijkheid om hun eigen leven te bepalen. Verstoring van de autonomie kan ontstaan door traumatische gebeurtenissen. Dit heeft er mede mee te maken doordat het zelfbeeld verandert na een trauma. De verstoring van de autonomie bij de loverboy slachtoffers kan zich uiten doordat het slachtoffer niet meer weet wat ze wil, wat ze moet denken, hoe ze moet reageren, wat ze leuk vindt en wat ze met haar leven wil. Dit kan zich uiten op manieren van boosheid, frustratie, onzekerheid en bijvoorbeeld verdriet (Woonbegeleider meidengroep Stichting Lindenhout, persoonlijke mededeling, 28 maart 2013). 3.3.3 Moeite met grenzen aangeven Meisjes die slachtoffer zijn geworden van een loverboy vinden het over het algemeen lastig om hun grenzen aan te geven. Tijdens de tweede fase van de loverboy techniek (isoleren), wordt dit al duidelijk. De jongens of mannen vragen van hen om het contact met hun ouders te verbreken of vragen haar om met een vriend van hen naar bed te gaan. Ze willen hun loverboy niet kwetsen of geloven hem als hij zegt dat ze dit zelf hebben uitgedaagd. De meisjes durven hierbij uit angst de jongen kwijt te raken of uit angst voor geweld, niet aan te geven wat zij zelf willen. Dijke, Terpstra, Berger en Geurts (2012) onderscheiden twee groepen met betrekking tot het aangeven van grenzen, namelijk de ‘afwachtende meiden’ en de ‘aandacht zoekende meiden’. De afwachtende zijn meiden die bang zijn om gekwetst te worden. Ze zijn onzeker en voorzichtig met seks. Een deel van hen hebben een sterk wantrouwen naar mannen. De aandacht zoekende meiden hebben seks omdat ze aandacht en liefde zoeken. 19
Ze hebben weinig zelfvertrouwen en een negatief lichaamsbeeld. Sommige meisjes hebben te maken gehad met seksueel misbruik. Dit kan aan de ene kant de behoefte aan controle versterken en aan de andere kant een ambivalent gevoel oproepen ten aanzien van seks met mannen (p. 27/28). 3.3.4 Laag zelfbeeld De ogen van loverboys zijn over het algemeen gericht op kwetsbare meisjes met een laag zelfbeeld. Mede door dit lage zelfbeeld hebben ze er veel voor over om erbij te horen en aardig gevonden te worden. Ook seks om de seks. Ze gaan gemakkelijk instrumenteel om met hun lichaam en weten vaak ook niet hoe dit anders zou kunnen (Dramatherapeut, persoonlijke mededeling, 3 april 2013). De meisjes krijgen in het begin, wanneer de loverboy veel aandacht geeft, een boost aan zelfvertrouwen. Echter wordt deze boost net zo hard weer onderuit gehaald wanneer de loverboy gewelddadiger wordt en dingen eist van het meisje die ze eigenlijk niet wilt. Van Dijke et al. (2012) hebben onderzoek gedaan naar de zelfwaardering van de meiden van Asja. Bij Asja wordt opvang geboden aan meisjes die gevangen zijn geweest in het web van een loverboy en hierdoor gedwongen in de prostitutie hebben gezeten of gevaar liepen hierin te belanden. Uit het onderzoek komt naar voren dat het ‘Asja-meisje’ erg veel last heeft van een negatief zelfbeeld, gering zelfvertrouwen en een chronisch gevoel van tekortschieten. Ze hecht mede hierdoor te veel waarde aan het oordeel van anderen en is daarmee ook overgevoelig voor kritiek van hen. Deze laatste combinatie maakt haar sterk afhankelijk van haar (misbruikende) omgeving en lijkt ook de verklaring voor een in mindere mate aanwezige vijandigheid en een hoge mate van wantrouwen (Dijke et al., 2012, p. 75, 76). Concluderend kunnen wij uit de resultaten op deze deelvraag stellen dat de kernproblematiek van de meisjes in het merendeel van de gevallen een posttraumatischestressstoornis is. Echter gaven veel geïnterviewde hulpverleners aan dat de eerste stap in de behandeling niet zozeer gericht is op het verwerken van de traumatische ervaringen. Er wordt eerst veel aandacht besteed aan de ontwikkeling van de autonomie, het aangeven van grenzen en het positief beïnvloeden van het zelfbeeld. Het autonoom denken werd belemmerd door de angst voor de gevolgen van hun beslissingen, meningen en denkwijze. Dat staat weer in contact met het aangeven van grenzen wat voor de meisjes heftige consequenties had. Dit alles heeft gevolgen voor het zelfbeeld van de meisjes. Deelvraag 4: Waar ligt de hulpvraag van de slachtoffers? Vaak hebben meisjes in het begin van de therapie nog geen concrete hulpvraag. Het doel is dan vooral om ze te laten wennen aan de instelling. In het begin zien ook lang niet alle meisjes zichzelf als slachtoffer. Ze houden bijvoorbeeld nog naar hun loverboy en willen naar hem terug, of ze denken dat het allemaal hun eigen schuld is en schamen zich. Een vertrouwensband tussen de hulpverlener en het meisje is daarom heel belangrijk, vaak komt er dan ook vanzelf een hulpvraag (Verwey-jonker instituut, z.d.; Dijke et al., 2006). Een korte samenvatting van de resultaten op deze deelvraag ziet u in tabel 5. Tabel 5: resultaten deelvraag 5 Hulpvraag
Literatuur Het opbouwen van een ander leven Verwerken van ervaringen/omgaan met trauma’s Het voorkomen van terugval Het vergroten van vaardigheden Het vergroten van weerbaarheid Zelfstandig wonen Aangaan en onderhouden van sociale relaties Hulp bij schulden aflossen
Interviews Wat wil ik met mijn leven? Zelf denken en kiezen Werken aan zelfbeeld Grenzen aangeven
20
De hulpvraag heeft vaak betrekking op de volgende thema's: verwerken van ervaringen/omgaan met trauma’s, het opbouwen van een nieuw leven, het voorkomen van terugval, het vergroten van vaardigheden, het vergroten van weerbaarheid, zelfstandig wonen, aangaan en onderhouden van sociale relaties, hulp bij schulden aflossen (Verweyjonker instituut, z.d.; Dijke et al., 2006). 3.4.1 Algemene doelen In tabel 6 zullen wij de beschreven doelstellingen beschrijven. Dit zijn algemene doelen van de meisjes waar binnen de hulpverlening veel aandacht aan wordt besteed. Later in onze scriptie zullen wij ingaan op de doelen die binnen dramatherapie belangrijk zijn voor deze doelgroep. Tabel 6: algemene doelstellingen Doelen Literatuur Een misbruik relatie voorkomen of beëindigen; Meer zelfvertrouwen krijgen; Faalangst overwinnen; De ontwikkelde overlevingsstrategie begrijpen en leren hanteren; • Inzicht krijgen in toekomstwensen; • Zich los maken van de loverboy of het prostitutiecircuit; • Een sociaal netwerk opbouwen; • Een nieuwe toekomst uitstippelen; • Zelfbeschikking en versterking van het zelfbeeld en de eigenwaarde; • Het ontwikkelen van een gezonde houding ten aanzien van intimiteit en seksualiteit; • In de basisbehoeften voorzien een eigen inkomen, huisvesting, dagbesteding en een sociaal netwerk en de hiervoor noodzakelijke vaardigheden versterken; • Het herstel van de familieband en het sociale netwerk; • Assertiviteit en weerbaarheid.
• • • •
Doelen Interviews ‘Gezonde’ relaties opbouwen; Zelfbeeld verbeteren; Grenzen leren aangeven; Het autonoom leren denken; Het ontdekken van vragen als: Wie ben ik? Wat wil ik bereiken? Hoe kan dat? Wat wil ik worden? Wat wil ik met mijn leven; Het omgaan met emoties; Het leren vertrouwen in jezelf en in anderen; Het ontdekken van vragen als: Wie ben ik? Wat wil ik bereiken? Hoe kan dat? Wat wil ik worden? Wat wil ik met mijn leven; Leren praten; Kwaliteiten benadrukken.
Concluderend dient er in de hulpverlening eerst een vertrouwensband opgebouwd te worden tussen de hulpverlener en de cliënt. Belangrijk is dat de meisjes dan eerst worden voorzien in de basisbehoeften zoals huisvesting en veiligheid. Daarna kan er gewerkt worden aan psychosociale doelen zoals het ontwikkelen van meer zelfvertrouwen, het opbouwen van een sociaal netwerk en het autonoom leren denken, zie tabel 6. Deelvraag 5: Welke behandeling, interventies en houdingsaspecten zijn al bekend in de hulpverlening aan slachtoffers? Om tot een antwoord op onze hoofdvraag te komen zijn wij ons gaan oriënteren op de hulpverlening die al aanwezig is. Ervaringen van hulpverleners en de literatuur zullen ons helpen om erachter te komen wat de belangrijkste uitgangspunten zijn. Op die manier zal onze handleiding tevens onderbouwd zijn vanuit de kennis over de behandelingsvormen en de eventuele binnen de dramatherapie bruikbare hulpverlening die al aanwezig is.
21
Tabel 7: resultaten deelvraag 5 Behandeling Interventies en houding
Literatuur Cognitieve gedragstherapie
Interviews EMDR
Gedragstherapeutische interventies Cognitieve interventies Emotiegerichte interventies
Complimenten geven Naast de cliënt staan Confronteren Inzicht geven Vertrouwen winnen Oordeelvrij Rust en veiligheid bieden
Slachtoffers van loverboys kunnen onder andere terecht bij de provinciale jeugdzorg en instellingen voor JeugdzorgPlus. Volgens Verwey-Jonker instituut richten instellingen voor JeugdzorgPlus zich op de behandeling van jeugdigen met een ernstige opgroei- en opvoedproblematiek. (Verwijs, Mein, Goderie, Harreveld & Jansma, 2011, p.48). Ook zijn er in Nederland diverse instellingen voor vrouwenopvang, die opvang en hulp bieden aan vrouwen - en hun eventuele kinderen - die slachtoffer zijn van huiselijk geweld, eer gerelateerd geweld, loverboys/jeugdprostitutie en mensenhandel. Enkele instellingen voor vrouwenopvang hebben zich, onder meer, gespecialiseerd in het opvangen en het behandelen van slachtoffers van loverboys of breder: van mensenhandel of jeugdprostitutie (Verwijs, Mein, Goderie, Harreveld & Jansma, 2011, p.49). De basismethodiek binnen de vrouwenopvang is ‘Krachtwerk’. Binnen deze methode beschrijft een vrouw haar wensen, ambities, krachten en beïnvloedende factoren op tien leefgebieden. Zij geeft positieve antwoorden op vragen als: Wie ben ik? Wat kan ik? Wat heb ik? Wat wil ik? (Federatie Opvang, 2011). Deze methodiek maakt gebruik van de kracht en de mogelijkheden van vrouwen en hulpbronnen in de gemeenschap en is gericht op het ondersteunen in hun proces naar een veilig en een zo zelfstandig mogelijk bestaan voor hen en hun eventuele kinderen. Krachtwerk wordt voornamelijk gebruikt voor vrouwen die te maken hebben gehad met huiselijk geweld (Federatie Opvang, 2011). Meisjes die in de prostitutie belanden hebben vaak last van een meervoudige problematiek. Dit komt doordat ze een problematische ontwikkeling hebben doorgemaakt door bijvoorbeeld een instabiel gezin, een traumatische ervaring, psychische problematiek en moeilijkheden met leren op school. Hierdoor kan er een laag zelfbeeld ontstaan. Door het gebrek aan zelfvertrouwen zijn deze meisjes vaak erg gevoelig voor vleierij van bijvoorbeeld loverboys. Het is belangrijk dat er tussen het meisje en de hulpverlener een werkrelatie is die gebaseerd op vertrouwen en respect (Dijke et al., 2006, p. 45). In interviews met onder andere dramatherapeuten en maatschappelijk werkers werd bevestigd dat de houding van de hulpverlener tegenover de meisjes belangrijk is. Het is van belang om vertrouwen te winnen, eerlijk te zijn (afspraken nakomen), oordeel vrij te zijn, de meisjes de ruimte te geven, informatie te verstrekken over bijvoorbeeld liefde, het leven, de toekomst en dromen en gelijk aan het meisje te staan. 3.5.1 Toegepaste behandelinterventies binnen de hulpverlening In de hulpverlening voor vrouwen en meisjes die in de prostitutie hebben gezeten wordt veelal gebruik gemaakt van cognitieve gedragstherapie. De cognitieve gedragstherapie voorziet in interventies die erop gericht zijn om zowel gedrag, cognities als emoties te veranderen. Onderstaande interventies zijn gericht op het aanleren van adequaat en het afleren van inadequaat gedrag. 22
Ze zijn gebaseerd op toepassingen van leerprincipes die gebruikt worden om gedrag aan en af te leren. De leerprincipes zijn: -Gedragstherapeutische interventies Versterking: nieuw en adequaat gedrag wordt beloond met iets leuks of aangenaams; Afzwakking: ongewenst gedrag heeft onaangename consequenties; Uitdoving: het achterwege laten of uitblijven van verwachte (positieve) versterking; Modeling: leren door te observeren, waarbij gekopieerd gedrag beloond of afgezwakt wordt; Shaping: nieuw gewenst gedrag stapsgewijs stimuleren in de goede richting. -Cognitieve interventies Deze interventies richten zich op het aanleren van helpende gedachten en het afleren van belemmerende gedachten. Het uitgangspunt hierbij is dat er opvattingen en kerngedachten ten grondslag liggen aan automatische belemmerende gedachten zoals ‘dat lukt me vast niet’. Het gaat om het diepste niveau van cognitie, een opvatting waarin iemand absoluut gelooft. Hierbij valt te denken aan gedachten als: ik ben een gebruiksvoorwerp, anderen zijn uitbuiters, de wereld is een jungle waarin je moet zien te overleven. Bij het aanwenden van cognitieve technieken gaat het erom dat het meisje zicht krijgt op de manier waarop ze informatie verwerkt en hoe ze dat kan veranderen. Het doel hiervan is opvattingen en kerngedachten te veranderen, waardoor nieuwe positieve gedachten kunnen ontstaan. -Emotiegerichte interventies Deze interventies zijn erop gericht onderontwikkelde helpende kerngevoelens aan te leren en belemmerende kerngevoelens af te leren. Bijvoorbeeld om angst en woede te verminderen en ontspanning en vertrouwen te vergroten. Concluderend wordt er onder andere binnen Jeugdzorg en de vrouwenopvang hulp geboden aan de slachtoffers van loverboys. Krachtwerk is een methodiek die hiervoor gebruikt wordt. De methodiek kan de meisjes helpen een antwoord te vinden op vragen als wie ben ik? en wat wil ik?, wat je kunt koppelen aan het doel ‘autonoom leren denken’. Verder maakt de methodiek gebruik van de kracht en mogelijkheden van het meisje. Ook wordt er veel gebruik gemaakt van de cognitieve gedragstherapie. De interventies zijn dan gericht op het aanleren van adequaat- en het afleren van inadequaat gedrag. Deelvraag 6: Op welke manier kan dramatherapie een bijdrage leveren aan slachtoffers van loverboys met een posttraumatische stressstoornis? Voor het beantwoorden van deze deelvraag gaan we verder in op de mogelijkheden die dramatherapie kan bieden om de problematiek van de slachtoffers te behandelen. Hierbij is het van belang dat we gaan kijken naar de doelen die binnen de therapie geformuleerd kunnen worden. Ook zullen we in dit hoofdstuk ingaan op de werkwijzen en methodes die we in onze handleiding gebruiken en deze kort toelichten. Voor uitgebreide uitleg over de methodes verwijzen wij u graag door naar de bijlagen. Omdat uit deelvraag drie naar voren is gekomen dat het behandelen van de doorgemaakte traumatische gebeurtenis niet de eerste prioriteit is, zullen wij ons binnen dit hoofdstuk richten op de thema’s die dat wel zijn. Een korte opsomming van de resultaten op deze deelvraag vindt u in tabel 8.
23
Tabel 8 :resultaten deelvraag 6 Literatuur Interviews Grenzen leren voelen en aangeven Grenzen aangeven Het ontdekken en leren vormgeven Kwaliteiten ontdekken en/of van kwaliteiten/mogelijkheden benadrukken Meer in contact komen met Autonoom leren denken gevoelens/emoties en deze leren Zelfbeeld vergroten uiten en hanteren Herkennen van eigen overlevingspatronen Het vergroten van weerbaarheid Indicaties Traumatische ervaringen herbeleven Moeilijk grenzen aan kunnen geven Emotionele gevoelens niet kunnen Laag zelfbeeld plaatsen/uiten Problemen met de autonomie Moeilijk grenzen aan kunnen geven doordat het proces van verwerken nog niet heeft kunnen plaatsvinden Contra-indicaties Het angstniveau is te hoog dat er Niet open staan voor behandeling decompensatie of desintegratie dreigt op te treden De weerstand tegen dramatherapie is te groot De cliënt heeft een psychose of er is acuut suïcide-gevaar De cliënt is middelenafhankelijk Dramatherapeutische werkwijzen Supportieve werkwijze Niet over gesproken Re-educatieve werkwijze Dramatherapeutische methoden Elementen Elementen Krachtwerk Forumtheater Krachtwerk Emunah Rots en water training Lievelingsrollen Vlaggensysteem Doelen
Psychotherapeutische stromingen Rogeriaanse psychotherapie Cognitieve gedragstherapie
Niet over gesproken
3.6.1 Dramatherapie en PTSS Bonfrer & Haanraads (2010) beschrijven dat dramatherapie voor cliënten met een PTSS een effectieve therapievorm is. De cliënt kan vorm geven aan de traumatische ervaringen en kan hier later eventueel over praten. Het spel werkt verhullend en biedt veiligheid. Volgens van Lente- Rakeman (2004), biedt het gegeven van de alsof situatie de cliënt de gelegenheid om gevoelens te hanteren. Echter hebben wij ervoor gekozen om ons in de handleiding niet direct te richten op het behandelen van de traumaverwerking. Uit de gesprekken met hulpverleners en door het literatuuronderzoek kwam de conclusie dat het voor de slachtoffers in eerste instantie prioriteit heeft om weer autonoom te leren denken en een nieuw toekomst perspectief te krijgen. We zullen om dit te bereiken gaan werken aan het vergroten van het zelfbeeld en het aangeven van grenzen. 3.6.2 Indicaties voor dramatherapie Het meisje is in handen geweest van een loverboy; Het meisje heeft een PTSS; Het meisje heeft gedwongen in de prostitutie gewerkt; Het meisje heeft problemen met haar zelfbeeld, de autonomie en/of het aan geven van grenzen.
24
3.6.3 Contra indicaties voor dramatherapie Het angstniveau is zo hoog dat decompensatie of desintegratie dreigt op te treden; De weerstand tegen drama is te groot; Het meisje heeft een psychose, manie of is acuut suïcide; Het meisje is middelen afhankelijk. 3.6.4 Therapeutische Behandeldoelen Doelen die binnen dramatherapie geformuleerd kunnen worden zijn erg uiteenlopend en richten zich vaak op het individu. Zo kan bij het ene slachtoffer ‘het aangeven van grenzen’ centraal staan, terwijl bij een ander slachtoffer juist ‘ het uiten van gevoel’ het hoofddoel vormt. Volgens een geïnterviewde dramatherapeut (persoonlijke mededeling, 27 februari 2013) is een van de belangrijkste doelen voor de gehele doelgroep om weer nieuw perspectief op het leven te bieden, wat samenvalt met het vergroten van de autonomie. De doelen die wij hieronder beschrijven zijn zowel gebaseerd op de resultaten vanuit de literatuur als vanuit de interviews. Hoofddoel Na het volgen van deze handleiding is het meisje gegroeid in haar positief zelfbeeld, het aangeven van grenzen en het autonoom denken waardoor er meer toekomstperspectief voor haar is. Algemene behandeldoelen - Het meisje kan weer autonoom denken; - Het meisje kan haar grenzen aangeven; - Het vergroten van het zelfbeeld. Dramatherapeutische behandeldoelen - Het meisje maakt kennis met spel; - Het meisje kan spelplezier ervaren; - Het meisje kan binnen spel uiting geven aan haar emoties en gevoelens; - Het meisje kan een gevoel van vertrouwen ervaren binnen spel met medespelers en met de therapeut; - Het meisje leert binnen spel omgaan met emoties en deze te uiten; - Het meisje durft binnen spel contact te maken en relaties aan te gaan; - Het meisje zowel binnen als buiten het medium haar eigen mening te geven; - Het meisje krijgt door middel van spel inzicht in haar gedragspatronen; - Het meisje durft zowel binnen als buiten het medium haar gedachten uit te spreken. Einddoelen - Het meisje kan haar grenzen aangeven; - Het meisje heeft ontdekt wat haar kwaliteiten zijn en hoe ze deze in kan zetten; - Het meisje heeft geleerd wat een gezonde relatie aangaan betekent; - Het meisje heeft geleerd hoe ze kan praten vanuit haar eigen mening en visie; - Het meisje heeft door middel van succeservaringen een positiever zelfbeeld gekregen. 3.6.5 Dramatherapeutische attitude en interventies Wij hebben veel informatie kunnen verzamelen over dramatherapeutische houdingen en interventies. Voor het versterken van de autonomie van cliënten met een PTSS heeft dramatherapeute Lente-Rakeman (2004) de rol van de therapeut beschreven. Volgens haar is het van belang dat er een veilige en uitnodigende sfeer is. 25
De therapeut werkt structurerend en inzicht gevend doordat deze reflecteert en verbanden legt tussen de beleving in het spel en de problematiek. De houding is zowel accepterend als motiverend en de werkwijze is begeleidend. Volgens haar is het van belang dat de therapeut een rolmodel is voor de cliënt. In onderstaande tabellen staan de in de interviews benoemde houdingen en interventies weergeven. Tabel 9 :therapeutische interventies Interventie Enthousiasmeren Stimuleren Structureren Complimenteren Veiligheid bieden Afstemmen Ondersteunen Inzicht geven Verbanden leggen Grenzen bewaken Luisteren
Toelichting De therapeut enthousiasmeert de meisjes voor het aanbod/spel De therapeut stimuleert de meisjes om tot spel te komen De therapeut biedt structuur ter behoeve van de veiligheid De therapeut geeft geregeld complimenten De therapeut creëert veiligheid vanuit openheid en vertrouwen De therapeut stemt zich zowel binnen als buiten het medium af op onvoorziene situaties De therapeut ondersteunt de meisjes in voor hen lastige situaties en legt hierbij de nadruk op het positieve De therapeut geeft daar waar nodig inzicht in gedragingen en belemmerende kerngedachten van de meisjes De therapeut legt verbanden tussen spel en realiteit De therapeut bewaakt de grenzen om veiligheid en structuur te behouden De therapeut biedt altijd een luisterend oor zonder hier een oordeel over te geven
Tabel 10: therapeutische attitude Attitude Accepteren Echtheid Empathie Onvoorwaardelijke positieve waardering Positieve bekrachtiging Flexibiliteit Transparant, open en eerlijk Contact maken en behouden Geduld
Toelichting De therapeut accepteert de meningen, gedachten en gevoelens van de meisjes De therapeut handelt uit eerlijkheid en oprechtheid De therapeut leeft zich in, in de gevoelens en gedachten van het meisje De therapeut toont respect voor de meisjes en accepteert hun keuzes. De therapeut complimenteert de meisjes regelmatig. De therapeut handelt flexibel op onvoorziene situaties De therapeut beschikt over een oordeelvrije houding en maakt dingen bespreekbaar De therapeut biedt een luisterend oor en kijkt de meisjes aan. De therapeut bouwt een vertrouwensband op. De therapeut geeft de meisjes de ruimte en tijd die ze nodig hebben.
De informatie uit de interviews komt overeen met de literatuur. In beide is naar voren gekomen dat het hebben van een oordeelvrije houding, het maken van contact en vertrouwen belangrijke aspecten zijn binnen het therapeutische proces. Volgens Schwarze, Berger en Geurts (2006) is de manier waarop de hulpverlener overkomt bepalend voor het slagen van de hulpverlening. Een geïnterviewde cognitief gedragstherapeutisch werker bij het GGZ oost Brabant (persoonlijke mededeling, 13 maart 2013) bevestigd dat het erg belangrijk is om geen vooroordeel te hebben. Ook beschrijft zij dat het winnen van vertrouwen het belangrijkst is. Dit omdat er anders een grote kans bestaat dat de meisjes meteen stoppen met de behandeling. Een maatschappelijk werkster van Bright Fame (persoonlijke mededeling, 23 april 2013) vertelde dat je keer op keer je best moet blijven doen om contact te maken om vertrouwen te winnen. Daarnaast gaf ze aan dat de hulpverlener niet bang moet zijn om zich in haar én haar problematiek te verplaatsten. Op deze manier kan je proberen hun wereld te begrijpen, hun pijn te ervaren. 26
3.6.6 Dramatherapeutische werkwijzen Supportieve werkwijze Supportief betekent ondersteunend. De therapeut ondersteunt de meisjes binnen de therapie en kijkt niet zozeer naar de aard van de problematiek maar richt zich juist op de verbetering van deze problemen. Dit maakt dat deze werkwijze passend is binnen onze handleiding. De kernproblematiek PTSS zal veelal aanwezig zijn. Dit zorgt voor verschillende klachten maar het behandelen van het trauma is niet ons hoofddoel. De therapeut kan zich binnen de supportieve werkwijze juist richten op ontwikkelingsgerichte doelen waardoor het meisje steeds meer individualiteit zal ontwikkelen, haar autonomie zal vergroot worden. Er wordt bij de supportieve werkwijze niet ingegaan op het ‘waarom’. Het accent ligt juist op de zelfactualisatie waarbij het meisje op zoek kan gaan naar nieuwe en eigen gedachten, gevoelens en levenswijzen (Smeijsters, 2008). Re-educatieve werkwijze Deze werkwijze richt zich op de problemen en het beïnvloeden en doorwerken hiervan. Dit is voor de meisjes een belangrijk aspect. De meisjes gaan vaak zelf de problemen uit de weg door het te verzwijgen en er niet over te praten. Door ons te richten op het oplossen van problemen zoals bijvoorbeeld het aanpakken of inzichtelijk maken van overlevingsstrategieën, zal voor het meisje steeds helderder worden wat een ‘gezonde’ relatie inhoudt. Ze leert dat dit niet hoeft te betekenen dat je alles voor een jongen zou willen doen en over bepaalde grenzen heengaat. Daarbij is de re- educatieve werkwijze een gestructureerde en trainingsgerichte werkwijze. De therapeuten kunnen de meisjes door te werken met deze werkwijze de nodige veiligheid en houvast bieden, zodat ze niet ineens voor onvoorziene situaties zullen komen te staan. 3.6.7 Psychotherapeutische stromingen Binnen onze handleiding gebruiken wij aspecten die kenmerkend zijn voor de Rogeriaanse psychotherapie ontwikkeld door Carl Rogers. Ook zullen wij ons richten op aspecten binnen de cognitieve gedragstherapie ontwikkeld door Aaron T. Beck. Rogeriaanse psychotherapie Deze psychotherapeutische stroming staat voor non-directief, cliëntgericht en experimenteel. Belangrijke aspecten die wij gebruiken binnen de handleiding die onder deze stroming vallen zijn met name de begrippen echtheid en authenticiteit (Smeijsters, 2008). Vanuit deze houding zullen we aan de slag gaan met vragen als: Wat vind ik leuk? Waar heb ik een hekel aan? Wat kan ik goed en wat wil ik graag? Binnen de handleiding kunnen de meisjes antwoorden vinden op deze vragen waardoor hun autonomie zal vergroten. Dit komt doordat er in de handleiding gewerkt wordt met methoden die allemaal gericht zijn op het activeren van het denkvermogen van de meisjes. Zo zullen wij werken met de elementen van Woudenberg, waarin de meisjes verschillende reacties kunnen uitproberen, waardoor ze steeds meer ontdekken wie ze zijn, hoe ze reageren en wat ze prettig of leuk vinden. Molen, Perreijn en Hout (2007) schrijven hierover dat het niet de taak van de therapeut is om vast te stellen wat de cliënt mankeert maar dat de cliënt zelf, vanuit zijn eigen vermogen om zichzelf positief te kunnen ontwikkelen, moet aangeven hoe en waar de verbeteringen kunnen plaats vinden. De elementen sluiten goed aan bij deze stroming omdat het een methode is waarin geen oordeel gevergd wordt en het meisje haar eigen keuzes mag maken. Juist door als therapeut daar zo oordeelvrij mee om te gaan is er de ruimte om het autonoom denken en door succeservaringen het zelfbeeld te versterken. Ook het forumtheater is een goede aansluiting 27
op de Rogeriaanse psychotherapie. Hierbij krijgen de meisjes eindelijk hun stem weer terug en gaan ze leren wat hun meningen en opvattingen zijn in bepaalde spelsituaties. De Rogeriaanse psychotherapie is een goede mogelijkheid om als therapeut ondersteunend te werk te gaan. Dit heeft mede te maken met de bijbehorende houdingsaspecten, empathie en onvoorwaardelijke acceptatie. Voor meer informatie over de Rogeriaanse psychotherapie verwijzen wij u door naar de handleiding, pagina 8. Cognitieve gedragstherapie Cognitieve gedragstherapie (CGT) is een psychotherapeutische richting die zich op zowel het denken (cognitief) als het handelen (gedrag) richt. Cognitieve gedragstherapie wordt binnen de behandeling voor meisjes die gedwongen in de prostitutie hebben moeten werken regelmatig toegepast. Volgens de CGT worden je gedachten, gevoelens en de manier waarop jij handelt beïnvloedt door de situaties en de omgeving waarin je jezelf bevindt (Willson & Branch, 2006). De veelal ongehoorde en traumatische situaties waarin de meisjes zich vaak hebben bevonden, zorgen ervoor dat ze beschikken over een overlevingspatroon in hun denken, voelen en handelen. In dramatherapie staat het ‘doen’ centraal en hierdoor kunnen de gedachten beïnvloedt worden. Dit betekent dat we binnen de behandeling gaan oefenen met conflicten die hebben plaats gevonden of plaats zouden kunnen vinden. Hoe reageert het meisje in bepaalde situaties en hoe zou ze anders kunnen reageren? Wat verandert er dan in haar gevoel en gedachten? Binnen onze handleiding koppelen wij de cognitieve gedragstherapie aan het forumtheater. Binnen fase 4 van onze handleiding gaan we dit introduceren. Wij kiezen er bewust voor om de cognitieve gedragstherapeutische aspecten pas later in de handleiding te benutten. Dit omdat het in eerste instantie van belang is om vertrouwen en veiligheid te creëren. Cognitieve gedragstherapie kan confronterend werken, doordat de meisjes hierbij reactie en feedback op elkaar mogen geven. Het is voor deze meisjes van belang dat ze leren wat een gezonde relatie aangaan betekent en wat daarbij komt kijken. Een gedachte van een meisje kan zijn ‘Die jongen houdt echt van me, dus ik doe daarom maar wat hij van me vraagt’, terwijl de gedachte ook kan zijn ‘Waarom vraagt die jongen dat van me als hij zoveel van mij houdt?’. De negatieve kerngedachten van de meisjes zijn soms beknelt geraakt waardoor ze niet meer goed weten wat reëel is. Als therapeut help je het meisje bewust te worden van haar gedachten(cognitie) en haar gedrag(handelen), waardoor zij inzichten kan verwerven. 3.6.8 Dramatherapeutische methoden Fasen Emunah Onze handleiding hebben we opgedeeld in 5 fasen. Deze fasen zijn gebaseerd op de fasen van Renée Emunah. De fasen zijn weergegeven in een schematisch model (zie ook bijlage 2, pagina 62) van een dramatherapeutische behandeling en is bruikbaar binnen dramatherapie. Hieronder staat een beknopt overzicht van de fasen van Emunah en de fasen binnen onze handleiding. Tabel 11: overzicht fasen Emunah en fasen handleiding Fasen van Emunah Fase 1 Dramatisch spel Fase 2 Geënsceneerd spel Fase 3 Rollenspel Fase 4 Verdiepende enscenering Fase 5 Het dramaritueel
Fasen van onze handleiding Fase 1 Kennismaking Fase 2 Dramatisch spel Fase 3 Geënsceneerd spel (Elementen van Woudenberg) Fase 4 Rollenspel (Forumtheater) Fase 5 De afsluiting
We hebben de fasen zo aangepast dat ze aansluiten bij de doelgroep en de behandeldoelstellingen. 28
Inhoudelijk worden de fasen toegelicht in de handleiding, zie handleiding, pagina 9. Het werken in fasen biedt veiligheid en structuur, omdat je stap voor stap dichter naar het doel toewerkt. Ook kun je de behandeling afstemmen op de groep omdat de sessies niet volledig vast staan. Wij beginnen met een ‘voorfase’ die wij fase 1 noemen. Fase 1 kennismaking. Binnen deze fase staan de volgende doelen centraal: contact maken, vertrouwen opbouwen, veiligheid creëren, relaties aan gaan in het algemeen en spelplezier. Wij hebben gekozen voor een extra fase, omdat de doelgroep zeer kwetsbaar is. Zoals een dramatherapeut omschreef: “het merendeel van de cliënten heeft moeite om een nieuwe relatie aan te gaan wegens hun kwetsbaarheid en wantrouwen jegens mannen” (persoonlijke mededeling, 3 april 2013). Fase 2 wordt dramatisch spel genoemd. Deze heeft als grootste doel het verbeteren van het zelfbeeld bij de meisjes en het bekrachtigen van de kwaliteiten. Tijdens deze fasen komen de meisjes fysiek in beweging en gaan ze in interactie met elkaar (Voogd, 2011, p. 27). Fase 3 heet Geënsceneerd spel. In deze fase gaan we aan de slag met de elementen van Woudenberg. Het spel is verhullend. De belangrijkste doelen binnen de fase zijn: leren om beter grenzen aan te geven, verbeteren van het zelfbeeld, emoties leren herkennen en benoemen. Fase 4 is de meest confronterende fase, namelijk Rollenspel. Binnen deze fase wordt er een begin gemaakt met het maken van de transfer naar het dagelijkse leven. Drama wordt gebruikt om actuele situaties uit het eigen leven te exploreren (Voogd, 2011). Ook wordt er binnen deze fase gekeken naar de dromen van de meisjes; wie zijn ze en wat willen ze graag bereiken?. Doelen binnen deze fase zijn: autonomie ontwikkelen, meer inzicht krijgen in eigen gedragspatronen, ontwikkelen van ander gedrag (Voogd, 2011). Binnen deze fase wordt er gewerkt met de methode forumtheater, p. 30. Fase 5 is de laatste fase, de Afsluiting. Belangrijk is dat de therapie goed wordt afgesloten. Als therapeut besteed je gedurende een aantal maanden veel tijd en aandacht aan de meisjes. Je bouwt een band en vertrouwen op. Het kan heel moeilijk voor ze zijn als dit plots wegvalt. Verder dient deze laatste fase als mogelijke implementatie fase, nieuwe gedragingen worden toegepast in het dagelijks leven. 3.6.9 Elementen van Woudenberg Woudenberg ontwikkelde een acteer- en regiemethode waarbij hij vuur, water, lucht en aarde als uitgangspunten heeft genomen, genaamd. De kern van toneel is: iemand verricht een handeling en iemand kijkt daarnaar. Deze methode gaat er vanuit dat toneelspelen niet bestaat. Het enige dat bestaat is kijken (aarde), praten (lucht), luisteren (water) en de noodzaak om te doen wat je doet (vuur) (Woudenberg, 2000). De vier elementen is een methode die zich niet concentreert op tekstbehandeling, maar op wat er voorafgaat aan de tekst, namelijk de emotionele impuls tot handelen. Je traint jezelf om 'in het moment' van een scène te blijven spelen en je ontdekt hoe personages worden gevormd door de vier elementen. Welk element gaat welke rol voor zijn rekening nemen? In de improvisaties vanuit deze vier elementen kan de speler op speelse wijze oefenen met reacties en emoties. Volgens Doomen (2005), zorgt het spelen met de vier elementen voor typematige rollen, types die veel veiligheid en houvast bieden. De vier verschillende typen nodigen uit tot groot en expressief spel wat spelplezier geeft. Voor cliënten die het moeilijk vinden hun gevoelens te uiten, zo ook meisjes die het slachtoffer zijn geworden van een loverboy, is het prettig om met vuur en water deze gevoelens zeer uitgebreid vorm te kunnen geven. De methode sluit goed aan bij fase 3, geënsceneerd spel. Er wordt in deze fase wel gespeeld, maar dit spel blijft enigszins veilig. De rol creëert een distantie ten opzichte van de werkelijkheid. Ook sluit de methode goed aan bij de doelstelling meer inzichten te krijgen in het eigen gedrag en emoties. Er kan door de elementen op een veilige manier geoefend en 29
gespeeld worden. Een korte beschrijving van de vier elementen vindt u in de handleiding op pagina 11. 3.6.10Forumtheater Binnen fase 4 (rollenspel) in onze handleiding wordt er gewerkt met de methode forumtheater. De grondlegger van deze manier van theater maken is Augusto Boal, afkomstig uit Brazilië. Hij introduceerde het ‘theater van de onderdrukten’. Hij speelde over onderwerpen die mensen aanspraken en ging vervolgens in discussie met het publiek. Hieruit is forumtheater ontstaan. Met forumtheater werd het publiek betrokken bij sociaalpolitieke vraagstukken. Door middel van improvisaties werd er een toneelstuk ontworpen en werd dit getoond aan het publiek. Vervolgens werd het stuk dan opnieuw gespeeld en werd de hoofdrol vervangen door iemand uit het publiek. Cleven (2004) beweert dat het forumtheater regelmatig werd ingezet als middel voor educatie en bewustwording (p. 42).Theaterproductie ‘de Lichte Kwelling’ omschrijft forumtheater als volgt: Het forumtheater is een vorm van theater maken waarin het draait om democratie, om het opheffen van de tegenstelling tussen "sterk" en "zwak". Publiek en spelers worden opgeroepen niet langer genoegen te nemen met een ongewenste situatie maar de verantwoording te nemen een verandering teweeg te brengen. De acteurs reiken in het stuk een maatschappelijk dilemma aan waarmee het publiek al inspringend in het stuk, zelf aan de slag gaat. Er wordt geen oplossing geboden, maar de mogelijkheden tot verandering worden al doende ontdekt door het publiek. In het forumtheater is het publiek dus de baas. (De lichte Kwelling theaterproducties, z.d.) In het kort komt de methode forumtheater op het volgende neer. Een forumstuk bestaat uit één of meerdere scènes waarin de hoofdpersoon steeds wordt geconfronteerd met keuzemomenten waarin hij op een bepaalde manier reageert, waardoor het op een negatieve manier afloopt. Het publiek mag de rol van de hoofdpersoon overnemen om binnen spel andere gedragsmogelijkheden uit te proberen. Deze oefensituaties dienen dan als voorbereiding op situaties in het werkelijke leven. In bijlage 4, pagina 65, wordt er stap voor stap omschreven hoe zo’n forumtheater wordt opgebouwd (Bos & Mooijman, geciteerd in Dok, 2008). Drama wordt binnen onze fase 4 gebruikt om actuele situaties uit het eigen leven te exploreren. Mogelijke conflicten en relaties van de meisjes kunnen worden uitgebeeld en onderzocht (Voogd, 2011). Zoals theaterproductie ‘de Lichte Kwelling’ omschrijft willen wij ook dat de meisjes niet langer genoegen nemen met de huidige ongewenste situatie. Er komen binnen forumtheater mogelijkheden naar voren om bepaalde situaties op een andere manier aan te pakken. Een dramatherapeute heeft in een interview gezegd dat het belangrijk is om niet het foute voorbeeld uit te spelen, maar dat het verstandig is om je te richten op wat wel verstandig zou zijn. Belangrijk binnen deze fase is dat er genoeg veiligheid is om confrontaties aan te kunnen gaan. Er moet geëxperimenteerd kunnen worden om andere opties uit te proberen voor toekomstige situaties. Door spel krijgen de meisjes een beter beeld over hun rol in de realiteit en de patronen in interactie. Het doel binnen deze fase is dan ook om een meisje zich hiervan bewust te maken en nieuw gedrag te ontwikkelen (Voogd, 2011). Concluderend is het van belang om bij het werken met de doelgroep een veilige omgeving te creëren waarin slachtoffers van loverboys zich kunnen ontwikkelen. Het werken vanuit de cognitieve gedragstherapie en de supportieve en re-educatieve werkwijzen is passend bij de doelgroep. Aansluitend kiezen wij ervoor om gebruik te maken van de Rogeriaanse therapie, 30
een psychotherapeutische stroming die staat voor non-directief en cliëntgericht. Dit sluit ook aan bij de accepterende en empathische therapeutische houding. Belangrijk is dat de therapeut een oordeelvrije houding heeft, goed luistert, structureert en helpt om inzicht te geven. Het is voor het bieden van structuur goed om de (sub)doelen onder te verdelen in fasen, zodat de therapie een duidelijke opbouw heeft. De elementen van Woudenberg en forumtheater zijn methoden waarmee binnen dramatherapie gewerkt kan worden om onze doelstellingen te bereiken.
31
Hoofdstuk 4: Conclusie Naar aanleiding van ons literatuur onderzoek en de afgenomen interviews kunnen wij een antwoord geven op de volgende onderzoeksvraag. Wij zullen in dit hoofdstuk onze therapeutische visie betrekken. ‘Welke dramatherapeutische methoden en interventies zijn effectief voor slachtoffers van loverboys met een posttraumatische stressstoornis, die gedwongen in de prostitutie zijn beland?’ Effectieve methodes voor de doelgroep zijn het forumtheater en de elementen van Woudenberg. De methodes staan direct in contact met het doel ‘het vergroten van de autonomie’. Het denksysteem wordt geactiveerd waardoor het meisje groeit in haar zelfstandigheid en hierdoor zelf steeds meer beslissingen gaat nemen. De elementen van Woudenberg geven het meisje de vrijheid om te experimenteren met uiteenlopende emoties en reacties. De elementen helpen de meisjes om uit het gevoel van het isolement te komen waarin ze hebben gezeten. De reacties die voorheen grote gevolgen hadden en door hun loverboy werden bestraft met dreigementen en geweld, zijn binnen dramatherapie vrij om te uiten. De eerste stap tot vrijheid en veiligheid is erg belangrijk voor de meisjes. Hun reacties en emoties hebben binnen de therapie geen consequenties zoals voorheen. Wij denken dat de elementen van Woudenberg eraan kunnen bijdragen dat de autonomie van de meisjes wordt vergroot. Ze ervaren hierbij in welk element ze zich prettig voelen en ontdekken welk element goed ligt en welke wat minder. Er is ruimte om te ontdekken wat houdingsaspecten horend bij een element voor invloed op een situatie kunnen uitoefenen en wat dit doet met anderen. Op die manier krijgen de meisjes meer inzicht in waarom zij bepaalde grenzen wel of niet aangeven en wat dit vervolgens met hun zelfbeeld doet. Ook zorgen de elementen voor een mogelijkheid tot uiting van dieperliggende emoties en frustraties. Een meisje wat vaak kiest om haar emoties te onderdrukken kan binnen de therapie oefenen hoe het is om een bepaalde spelsituatie in een ander element te spelen. Het forumtheater zorgt bij de meisjes voor bewustwording door middel van interactie met elkaar. Het geven van feedback op een spelsituatie zorgt ervoor dat de meisjes bezig zijn met hun autonoom denken. Belangrijk hierbij is dat de keuzes van de meisjes niet veroordeelt worden, maar dat er wel inzicht gegeven wordt in hoe dingen anders kunnen. Ook het forumtheater is volgens ons een effectieve methode. Omdat de meisjes keuzemomenten krijgen in de therapie en voor zichzelf leren spreken. Ook het aangeven van grenzen kan binnen het forumtheater meer diepgang krijgen doordat andere groepsgenoten zich erbij mogen betrekken. Onze handleiding hebben wij geïnspireerd op de vijf fasen van Renèe Emunah. De fasen zijn effectief binnen onze handleiding omdat het een bepaalde veiligheid en structuur biedt waar de meisjes die het slachtoffer zijn geworden van een loverboy erg veel behoefte hebben. Ze hebben moeite met relaties aangaan en het vertrouwen in anderen. Wij hebben echter wel wat aanpassingen gemaakt in onze handleiding. Waar Emunah zich in fase 1 richt op dramatisch spel, hebben wij er juist voor gekozen om in fase 1 nog niet veel in het medium bezig te zijn. Ook beschrijven wij de laatste fase minder vanuit de betekenis van gedrag, maar meer vanuit het toekomstperspectief en kwaliteiten van het meisje. De werkwijzen die wij in onze handleiding gebruiken zijn de re- educatieve en de supportieve werkwijze. De meisjes zijn in de eerste plaats getraumatiseerd door de omgeving waar ze in hebben gezeten. Daarom is het van belang om de veiligheid en houvast te bieden die ze gedurende de hele loverboyperiode niet gekregen hebben. De supportieve werkwijze sluit 32
hier goed bij aan door zijn ondersteunende karakter. Later in de behandelfasen zal ook de reeducatieve werkwijze effectief zijn. Door deze werkwijze mee te nemen in de behandeling worden de meisjes zich meer bewust van zichzelf en hun toekomstperspectief zonder dat dit een belastende confrontatie hoeft te zijn. Binnen de interviews zijn wij erachter gekomen dat empathie, een oordeelvrije houding en onvoorwaardelijke acceptatie de drie belangrijkste attitudes zijn voor het werken met de doelgroep. Wij maken daarom binnen de handleiding gebruik van aspecten die vallen onder de Rogeriaanse psychotherapie en de cognitieve gedragstherapie. De cognitieve gedragstherapie zullen wij pas later in de behandeling gaan toepassen zodra er een veilige en betrouwbare omgeving is gecreëerd voor het meisje. De interventies richten zich voornamelijk op deze drie attitudes. Hieronder een beschrijving van de belangrijkste interventies en attitudes in onze handleiding: Interventies: Enthousiasmeren Stimuleren Structureren Complimenteren Veiligheid bieden
Afstemmen Ondersteunen Inzicht geven Grenzen bewaken Verbanden leggen
Attitudes: Accepteren Echtheid Empathie Onvoorwaardelijkepositieve waardering
Positieve bekrachtiging Flexibiliteit Transparant, open en eerlijk Contact maken en behouden Geduld
Voor het uitgebreide resultaat op onze hoofdvraag verwijzen wij u door naar onze dramatherapeutische handleiding, waarin wij een overzicht geven van de gekozen methoden, werkwijzen, interventies. Ook vindt u hierin ons werkmodel waarin wij per fase de doelen beschrijven met daarbij de spelsuggesties.
33
Hoofdstuk 5: Aanbevelingen •
Om te bewijzen dat het onderzoek valide en betrouwbaar is, zal het uitgevoerd moeten worden in de praktijk. Hieruit zal, naar onze verwachting, blijken dat de methoden en interventies, die uit ons onderzoek zijn gekomen daadwerkelijk de uitwerking hebben die wij verwachten, namelijk dat het hoofddoel ‘vergroten van autonomie, zelfbeeld en het aangeven van grenzen’ behaald wordt.
•
Wij zouden graag willen aanbevelen dat de handleiding in de praktijk wordt uitgevoerd.
•
Tijdens de uitvoering van de handleiding kan worden getoetst wat de verschillen zijn, in de autonomie, het zelfbeeld en het kunnen aangeven van grenzen door de meisjes, als er gekeken wordt naar de eerste sessie en de laatste sessie. Doordat er voor veel meiden een taalbarrière zal zijn, is het niet logisch om dit middels vragenlijsten te toetsen. Er kan daarom gekozen worden om de (co)therapeut een observatielijst in te laten vullen aan het begin van alle fases en één aan het eind.
•
De handleiding kan getoetst worden bij slachtoffers van loverboys die gedwongen in de prostitutie hebben gewerkt, waar deze in eerste instantie voor is geschreven. Tevens kan de handleiding getoetst worden bij zowel meiden als jongens die een laag zelfbeeld hebben en moeite hebben met autonoom denken en grenzen aangeven.
•
Er dient rekening gehouden te worden met de kwetsbaarheid van de doelgroep. De meisjes zijn vaak ernstig getraumatiseerd. De therapeut moet haar beloftes en afspraken nakomen. Tevens is het belangrijk dat het therapieproces rustig afgebouwd wordt en het is aan te raden dat de meisjes voor langere tijd eens in de maand terugkeren voor een gesprek en eventueel korte sessie om bijvoorbeeld gedragingen weer even op te helderen.
•
Voor informatie over het verhaal van de kant van loverboys: Dijke, van A., Terpstra, L., San, van M. (2005). Loverboys, een publieke zaak, tien portretten. Amsterdam: SWP.
34
Hoofdstuk 6: Discussie Al vanaf het begin van dit onderzoek wilden wij graag in contact komen met de doelgroep zelf. Dit was helaas bij alle benaderde instellingen niet mogelijk in verband met de kwetsbaarheid van de doelgroep. Daarom hebben wij gekozen om in gesprek te gaan met zoveel mogelijk mensen die dicht bij de doelgroep staan, zodat we verschillende informatie uit de praktijk konden krijgen. Als we hadden kunnen kiezen hadden we de gevonden methoden en interventies willen uitproberen om zelf te kunnen ervaren dat dit werkt. Er is wel een kans dat we dit alsnog mogen proberen bij één van de instellingen waar we een interview hebben afgenomen, maar helaas kunnen we deze ervaringen niet meer verwerken in dit onderzoek. Zoals eerder aangegeven hebben wij de stof uit de literatuur verweven met de informatie uit de gehouden interviews. Wat voor ons fijn was, is dat alle informatie die we hadden gevonden in de boeken, onderzoeken en (online) artikelen ook werd bevestigd in de interviews. Dit zorgde ervoor dat wij zeker werden van de resultaten die we wilden verwerken in ons eindproduct: de handleiding. Echter hebben wij in de gesprekken met professionals zelf ook informatie aangedragen wat vervolgens bevestigd werd. Hierdoor zou het kunnen zijn dat we de geïnterviewde in een bepaalde richting hebben gestuurd, wat mogelijk een ruis heeft veroorzaakt. Dit betekent wel dat de gevonden informatie uit de literatuur zou kloppen, maar het is mogelijk dat dit invloed heeft gehad op de validiteit. Van belang is dat we deze scriptie met vier personen hebben gemaakt. Dit bracht voordelen met zich mee, omdat we met z’n allen veel informatie konden vergaren en voldoende tijd hadden om interviews met verschillende professionals te houden. Wij kozen ervoor om de informatie die iemand had gevonden uit te laten werken door iemand anders uit het groepje, zodat iedereen zoveel mogelijk verstand van zaken kreeg. Waar we wel tegen aan liepen is dat er ook 4 verschillende visies, meningen en ideeën kwamen over wat er in de scriptie zou moeten komen te staan en hoe het er uit zou moeten komen te zien. Gelukkig konden we snel knopen door hakken en tot compromissen komen, waardoor we al met al zeer tevreden zijn met het resultaat. Terugkijkend op het gehele proces, kunnen we zeggen dat we hard gewerkt hebben en tot een mooi eindproduct zijn gekomen. Het heeft ons heel wat uurtjes, tranen en stress bezorgd maar we hopen dat we hiermee de 4 mooie en leerzame jaren van onze opleiding Creatieve Therapie Drama aan de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen mogen afsluiten.
35
Hoofdstuk 7: Referentielijst Aarts,P. en Visser, D (Red.) (2007) Trauma: Diagnostiek en behandeling. Houten: Bohn Stafleu van Loghum. Bonfrer, S. & Haanraads, S. (2010). Heden, verleden en toekomst. Module creatieve therapie, beeldend. Utrecht: Hogeschool van Utrecht. Bongers, K. (2012). Aanpak loverboyproblematiek. Utrecht : Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid (CCV). Bovenkerk, F. (2006). Loverboys of modern pooierschap. Amsterdam: Augustus. Bovenkerk, F. & Boone, M. (2006). Loverboys. Onderzoeksverslag naar het eerste contact tussen een loverboy en zijn slachtoffer en naar de potentiële reactie van de loverboyproblematiek. Utrecht: Willem Pompe instituut voor strafwetenschappen. Bullens, R.A.R. & Horn J.E. van (2000). Daad uit ‘liefde’. Gedwongen prostitutie van jonge meisjes. Justitiele verkenningen, jrg.26, nr. 6. Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid. (z.d.). Signalenlijst loverboys. Gedownload op 19 maart 2013, van http://www.hetccv.nl/binaries/content/assets/ccv/dossiers/loverboys/s HYPERLINK "http://www.hetccv.nl/binaries/content/assets/ccv/dossiers/loverboys/signalenlijstloverboys-rotterdam-feb-2-2013.pdf"ignalenlijst-loverboys-rotterdam-feb-2-2013.pdf Cleven, C. (2004). In scene: Dramatherapie en ervaringsgerichte werkvormen in hulpverlening en begeleiding. Houten: Bohn Stafleu van Loghum. Dijke, van A. et al. (2012). Wie zijn de meiden van Asja? - De gang naar de jeugdprostitutie. Amsterdam: SWP. Dijke, van A., Terpstra, L., Berger, M., Geurts, E. (2006). De betovering verbroken. Amsterdam: SWP. Dok, Y. van. (2008). Alles? Voor Liefde? Onderzoek over weerbaarder worden met een bijdrage van dramatherapie voor invloeden en tactieken van een loverboy. Nijmegen: Hogeschool van Arnhem en Nijmegen. Doomen, L. (2005). Dramatherapie bij angst – en dwangstoornissen. Een ontwikkelingsonderzoek naar een dramatherapie methode in de behandeling van angst- en dwangpatiënten. Nijmegen: interne publicatie opleiding creatieve therapie van Hogeschool Arnhem en Nijmegen. Federatie opvang (2011). Nieuwe methode Krachtwerk in vrouwenhulpverlening. Geraadpleegd op 29 april 2013, van http://www.opvang.nl/site/item/nieuwemethode-krachtwerk-in-vrouwenhulpverlening Hermanns, J. (2002). Wat werkt in de gezinsvoogdij? Justitiële verkenningen Kalmthout, M. van (1997). Persoonsgerichte psychotherapie. Utrecht: De Tijdstroom. Lente – Rakeman van, A. (2004). Versterken van de autonomie. Gedownload op 5 maart 2013, van http://www.vaktherapie.nl/userfiles/files/Producten/DR36%202005%20Versterken%20van%20de%20autonomie%20-%20Behand HYPERLINK "http://www.vaktherapie.nl/userfiles/files/Producten/DR-36 2005 Versterken van de autonomie - Behandeling van PTSS in een ind dr"eling%20van%20PTSS%20in%20een%20ind%20dramatherapie.pdf Lucassen, P.L.B.J. & Hartman T.C (2007). Kwalitatief onderzoek. Praktische methode voor de medische praktijk. Bohn Stafleu van Loghum, Houten. Migchelbrink, F. (2008). Praktijkgericht onderzoek in zorg en welzijn. Amsterdam: Uitgeverij SWP. Molen, H.T. van der., Perreijn, S. & Hout, M.A. van den. (Red.) (2007). Klinische Psychologie: Theorieën en psychopathologie. Groningen: Noordhoff Uitgevers B.V.. 36
Nederlandse Vereniging voor Dramatherapie (z.d.). Fasen in dramatherapie. Geraadpleegd op 29 april 2013, van http://www.drama-therapie.eu/index.php/informatie-voorverwijzers/fasen Noorlander, E. (2005). Verder leven zonder ‘lover’boy ‘Drie hulpverleningsvormen aan loverboy-slachtoffers getoetst aan de criminologische ‘what works’ beginselen, ingevuld door werkwijzen uit de hulpverlening, evaluaties en de meningen van de slachtoffers.’ Universiteit Leiden, Faculteit der Rechtsgeleerdheid Nu.nl. (2013). Geraadpleegd op 23 mei 2013, van http://www.nu.nl/algemeen/3481283/meer-tips-gedwongen-prostitutie-.html Perquin,P. (2013). De meisjes van mevrouw De Wit. In de greep van loverboys. Amsterdam: Promotheus. Roosen, C.J.A. (red.) (2001). Psychotherapie met adolescenten. Over een grens. Geraadpleegd op 1 mei 2013, van http://books.google.nl/books?id= mmM6j5kWgoC&pg=PA124&dq=autonomie+grenzen&hl=nl&sa=X&ei=SIGSUdGNH8K8 0QWj44DIAg&ved=0CDEQ6AEwAA#v=onepage&q=autonomie%20grenzen&f=false Schwarze, K., Berger, M. &Geurts, E. (2006). Pretty Woman. Praktijkvoorbeeld voor de aanpak van meisjesprostitutie. Utrecht: NIZW Jeugd. Sijnke, J. (2009). Wie heeft de regie? Kwaliteit van bestaat in de praktijk. Bohn Stafleu van Loghum, Houten Smeijsters, H. (2000). Handboek creatieve therapie. Bussum: Coutinho. Stef Bos. (2008). De Ware Liefde – Stef Bos. Geraadpleegd op 23 mei 2013, van http://www.stefbos.nl/page/Liedteksten/detail/1506/De_Ware_Liefde Terpstra, l., Dijke, A. van. (2013) Fier hulp bij geweld! Geraadpleegd op 5 maart 2013, van http://www.fierfryslan.nl/Rijksbrede-aanpak-loverboyproblematiek.ashx Verwijs, R., Mein, A., Goderie, M., Harreveld,C. & Jansma, A. (2011). Loverboys en hun slachtoffer. Gedownload op 19 maart 2012, van http://www.verweyjonker.nl/doc/vitaliteit/7210_Lo HYPERLINK "http://www.verweyjonker.nl/doc/vitaliteit/7210_Loverboys_en_hun_slachtoffers_POD_totaalbestand_D ef.pdf"verboys_en_hun_slachtoffers_POD_totaalbestand_Def.pdf Voogd, M. (2011). “…maar hoe moet dat dan in het echt?” Een ontwikkelingsonderzoek naar hoe de transfer van dramatherapie naar het dagelijks leven bij kinderen met een gebrek aan zelfvertrouwen binnen bureau Opdidakt kan worden geoptimaliseerd. Nijmegen: Hogeschool Arnhem en Nijmegen Willson, R. & Branch, R. (2006) Cognitieve gedragstherapie voor dummies. Vertaling van: Cognitive Bihavioural Therapy For Dummies. Indiana: Wiley Publishing Wit, J. de, Slot, W. & Aken, M. van (red.) (2004). Psychologie van de adolescentie. Basisboek (23e geheel herziene druk). Baarn: Intro. Woudenberg, H. (2000) Vuur, Water, Lucht & Aarde. Amsterdam, IT & FB.
37
Bijlage 1: Interviews Alle uitgewerkte interviews. Hieronder een kort overzicht met de namen op alfabetische volgorde. Wij hebben rekening gehouden met anonimiteit. De namen die wij hebben gebruikt zijn toegestaan om te gebruiken door de geïnterviewde. Anoniem zus van loverboy slachtoffer Dillen, Karin Stichting Kadera Hamida, Sarah Ben Stichting Bright Fame Koehorst, Saskia ’s Heeren Loo Kwadrant (Groot Emaus) Lovink, Marijke Rechercheur zedenzaken/mensenhandel Recherchekundige mensenhandel (Anoniem) Politie Eenheid Oost Nederland, afdeling mensenhandel Rovers, Marieke GGZ Oost Brabant Timman, Astrid Hogeschool van Arnhem en Nijmegen (HAN) Veld, Gerard Huis in ‘t Aardrijkskunde/Geschiedenis docent; mentor; leerlingbegeleider & vertrouwenspersoon Verheul, Marijn Stichting Lindenhout, woonbegeleider meidengroep Vos, Anja de Stichting Spirit!, Meisa Amsterdam
38
Anoniem zus van loverboy slachtoffer 05-03-2013, Borne Door: Milou Brand Hoe kwam ze in aanraking? M. woonde nog thuis, achter het huis van haar ouders was een groot pand wat de vader van F. (loverboy) huurde. Hier werden kleren gemaakt. F. hielp zijn vader veel in het bedrijf. M. liep hier wel eens rond in de buurt van het bedrijf, en zo raakte zij met F. aan de praat. Ze kwam steeds vaker eens een praatje maken en op een gegeven moment hadden ze zoveel contact dat F. haar ook thuis vaak kwam ophalen om ‘dingen te doen’. Wat ze dan precies gingen doen kon B. niet vertellen, dat wist zij zelf ook niet precies. Ze hoorde weleens dat ze naar het bos gingen of naar de stad. Ook kwam hij veel bij haar thuis. Het gezin van M. dacht: ‘ wat een leuke jongen, zijn ouders hebben een bedrijfje hierachter waar hij zelf hard werkt, dus dat heeft ze goed voor elkaar’. M. had altijd al buitenlandse vriendjes die eigenlijk niets uitvoerden dus dit was een verschil van dag en nacht. Gebeurtenissen/gedrag M. M. werd een paar keer tijdens het fietsen ineens van haar fiets gesleurd door een groep jongens. Hierna is zij het slachtoffer geworden van een groepsverkrachting. Deze jongens hebben een pistool tegen haar aangehouden en haar bedreigd met de woorden ‘als je dit zegt tegen de politie of tegen je familie dan maken we iedereen van je familie dood’. Hierdoor hield M. haar mond wel. Hulpverlening Ze is bij twee psychologen geweest, maar beiden hebben haar niet goed kunnen helpen. Ook durfde M. zelf niet alles te vertellen. Ze heeft veel zelf verwerkt. Maar nog steeds heeft ze last van ‘stemmingswisselingen’. Ze kan de ene dag heel vrolijk zijn, maar de andere dag kan ze ineens heel boos en chagrijnig zijn. (M. heeft veel kenmerken van een PTSS) Grens Op een gegeven moment zijn M haar ouders erachter gekomen. M. heeft het uitgemaakt met F. en toen begon hij haar pas echt lastig te vallen. Elke dag kwam hij aan de deur. Elk klein ding wat er toen gebeurde, (een voorbeeld daarvan is dat F. op een dag B. (zusje) tegemoet kwam rijden met de auto en keihard op haar inreed en op het laatste moment afsloeg) moesten ze melden bij de politie. Met één kleine gebeurtenis kan de politie nog niks doen. Daarom hebben ze van alles wat F. toen gedaan heeft, aangifte gedaan. Waarschijnlijk is M. in die tijd nog wel een paar keer meegegaan (waarbij ze een ‘leugen’ vertelde aan haar ouders), met de gedachte dat F. alles uit liefde deed, daarom kwam hij aan de deur. Hij speelde het ook zo slim dat hij zijn ‘vrienden’ alles uit liet voeren zodat het leek dat F. niks verkeerd deed. Rechtszaak Er is een rechtszaak geweest waarbij M. een schadevergoeding heeft gekregen. Echter had ze er veel meer uit kunnen halen maar M. wilde het achter de rug hebben en heeft het er bij gelaten. F. heeft wel een aantal jaren vastgezeten door dit soort praktijken.
39
Dillen, Karin Stichting Kadera 03-04-2013 Interviewlijst Welke meisjes zijn kwetsbaar om in aanraking te komen met een loverboy? M.a.w. wat is de risicogroep van loverboys? Meisjes, maar ook jongens, in elke gemeente, uit alle lagen van de bevolking, met verschillende opleidingsniveaus kunnen het slachtoffer worden. Toch is er sprake van een risicogroep. Kwetsbare jongeren die gemakkelijk beïnvloedbaar zijn en gevoelig zijn voor (onverwachte) aandacht, hebben een verhoogd risico. Vaak zijn dit jongeren met een laag zelfbeeld en een problematische achtergrond, zoals een gebroken gezinssituatie, (seksueel) misbruik of (emotionele) verwaarlozing. Maar ook een ingrijpende gebeurtenis, zoals het overlijden van een ouder, maakt iemand kwetsbaar. Hieronder staan factoren genoemd die het risico op slachtofferschap beïnvloeden. In principe kan dus ieder meisje of jongen slachtoffer worden van een loverboy, maar er zijn categorieën meisjes/jongens die hier extra ontvankelijk voor zijn. Zie hiervoor antwoord vraag 2. Welke problematieken komen het meest voor bij slachtoffers van loverboys? Fase problematiek, meisjes die om verschillende redenen tijdens de pubertijd in conflict komen met hun ouders, zonder dat er sprake is van ernstige ouderproblematiek. Bijv. ontworstelen aan overmatige bescherming, ontmoeting foute vrienden, tweede/derde generatie problematiek e.d.. Zeer beïnvloedbaar, als gevolg van verstandelijke beperking of een psychiatrisch beeld. Te denken valt aan een afhankelijkheidsstoornis in ontwikkeling, licht verstandelijke gehandicapt e.d.. (Ernstige) traumatische ervaring, als gevolg van verwaarlozing, mishandeling of seksueel misbruik. Het betreft hier bijvoorbeeld meiden met een relatieverslaving om liefdes-leegheid op te vullen. Multi-problem, als gevolg van ernstige ouderproblematiek. Op verschillende gebieden zijn interventies nodig voor kind en ouder. Hier kan het gaan om hechtingsproblemen, uithuisplaatsingen, schoolproblemen, zelfbeeld en waardering, een gebrekkig sociaal netwerk. Zijn er overige problematieken die niet het meest voorkomen maar die toch genoemd moeten worden? Nee Zo ja, welke? De problematieken die hierboven genoemd zijn, daar is er niet een van die vaker voorkomt dan een andere problematiek, de problematiek komt bij alle hierboven genoemde verschillende onderwerpen in principe evenveel voor.
De slachtoffers hebben veel nare ervaringen opgedaan. Is er een meest voorkomend beeld 40
van slachtoffers hoe zij, nadat zij hulp hebben gezocht/ontvangen, terugkijken op de nare ervaringen? Bovenstaande intern bij ons niet bekend. Welke hulpvraag komt het meest voor vanuit de slachtoffers zelf? Wat willen zij als doel stellen? Bovenstaande intern bij ons niet bekend. Op welke (verschillende) manieren bieden jullie deze meisjes hulp/ondersteuning? Methode: ‘Het vlaggensysteem’ Seksueel grensoverschrijdend gedrag bij kinderen en jongeren roept zorg op. Niet alleen bij opvoeders maar ook bij professionals. Sensoa ontwikkelde samen met MOVISIE een methodiek om seksueel gezond én seksueel grensoverschrijdend gedrag van kinderen en jongeren te duiden en bij te sturen. Deze methodiek noemt men het Vlaggensysteem. Het Vlaggensysteem is een theoretisch onderbouwde en in de praktijk uitgeteste pedagogische interventie. Het systeem bevat een zestal criteria voor seksueel gezond én seksueel grensoverschrijdend gedrag. Deze criteria zijn: wederzijdse toestemming; vrijwilligheid; gelijkwaardigheid; leeftijdsadequaat; contextadequaat; zelfrespect. Met behulp van deze criteria toetst een professional of het gesignaleerde gedrag passend is voor het kind of de jongere in kwestie. Het Vlaggensysteem zet de criteria op een rij en koppelt dit aan een gekleurde vlag. Groene vlag: gezond seksueel gedrag en experimenteergedrag Gele vlag: licht grensoverschrijdend gedrag Rode vlag: ernstig grensoverschrijdend gedrag Zwarte vlag: zwaar seksueel grensoverschrijdend gedrag Daarbij krijgt de professional handvatten om het gedrag te bespreken en te beïnvloeden. Opvang Asja is een kleinschalige opvangvoorziening van FierFryslan voor meiden van 14 t/m 23 jaar die willen ontsnappen aan hun mensenhandelaar, pooier of loverboy. Deze meiden zijn via dwang, misleiding en geweld in de prostitutie terecht gekomen of dreigen hierin terecht te komen. Asja biedt een pedagogisch basisklimaat, een specialistisch dagprogramma met onderwijs, leermodulen, groepstherapie gericht op deze problematiek, begeleiding, behandeling (jeugd-ggz), oudergesprekken en systeemtherapie. Het ‘normaliseren’ van gedrag wordt onder andere gedaan door sport en het project Bijzondere Vriendschappen. (http://www.fierfryslan.nl/Asja.ashx) Contactgegevens: FierFryslan 0900-5675678
[email protected]
41
Wat zijn essentiële aspecten binnen het werken met deze doelgroep die van belang zijn m.b.t. houding, interventies, handelen etc. ? Ik verwijs je hierbij naar de website waar je antwoorden in zijn algemeenheid op deze vraag kunt vinden. www.jeugdprostitutie.nu/doc/Pretty_Woman.pdf Zitten er risico’s aan de behandeling van de slachtoffers? Bijvoorbeeld dat hun zelfbeeld toch weer laag wordt, of dat ze terugvallen in oude patronen? Er zitten altijd risico’s aan behandeling van slachtoffers van loverboys. Ieder slachtoffer kan weer terugvallen in een oud patroon. De Vlaggenmethodiek geeft professionals handvatten om deze slachtoffers passende hulp te bieden. Ter afsluiting hieronder de signalenlijst slachtoffers loverboy’s: Signalen De gemeente Rotterdam, Stichting Humanitas en de politie Rotterdam-Rijnmond hebben voor de campagne 'Loverboys 2.0' een signalenlijst loverboys opgesteld. Deze is te vinden op http://www.rotterdam.nl/Directie%20Veilig/PDF/SignalenLijst%20Loverboys.pdf en in de map op de H-schijf. Het SHG hanteert de volgende (verkorte) signalenlijst op de ‘Signaalkaart Loverboys’. Het slachtoffer • heeft geen vriendinnen of de vriendenkring verandert plotseling • kleedt zich uitdagend • spijbelt van school en de schoolresultaten gaan achteruit • vertoont opeens ander gedrag • zit veel achter de computer en gedraagt zich geheimzinnig • is opeens veel buiten en blijft dan lange tijd weg • maakt thuis veel ruzie • komt niet op tijd thuis • loopt weg van huis • heeft meerdere mobiele nummers tot haar beschikking • gebruikt drugs of alcohol • is gejaagd • ontwijkt gespreksonderwerpen die over seks en erotiek gaan (signaalkaart loverboys, SHG) Hieronder Literatuur waaruit mogelijk antwoorden te halen zijn voor het onderzoek: In oktober 2011 is de “Kleine gids signalering en behandeling slachtoffers loverboys” uitgebracht door expertisecentrum Fier Fryslan en uitgeverij Kluwer. Deze gids bevat een schat aan actuele informatie over slachtoffers, daders, hulpverlening, het politionele onderzoek en de justitiële vervolging van daders. De gids bevat de meest recente ontwikkelingen in de aanpak van loverboys. En de gids bevat contactgegevens van iedere organisatie die er toe doet in de aanpak van de loverboyproblematiek. Behorende bij de methode “het vlaggensysteem” is het volgende handboek beschikbaar: “Vlaggensysteem: praten met kinderen en jongeren over seks en seksueel grensoverschrijdend gedrag”, geschreven door Erika Frans en Thierry Franck, uitgegeven in 2010 door Garant in Antwerpen - Apeldoorn.
42
Hamida, Sarah Ben Stichting Bright Fame 23-04-2013, Amsterdam Door: Gerda Deen & Lotte Wandel De organisatie Stichting Bright Fame helpt zowel vrouwen die nog in de prostitutie werken als die gestopt zijn of zouden willen stoppen met de prostitutie. Daarnaast helpen we getraumatiseerde en (seksueel) misbruikte vrouwen. Het zijn moedige en krachtige vrouwen die jarenlang hun hoofd overeind hebben weten te houden in moeilijke omstandigheden. Die financieel hebben geknokt voor zichzelf, hun kinderen of andere familieleden. Vrouwen die het aandurven om onder ogen te zien dat hun verleden schade heeft veroorzaakt. Schade in gevoelens, zelfbeeld en relaties.” (www.brightfame.nl) Sarah Ben Hamida loop haar stage als maatschappelijk werker bij Bright Fame. Hier werkt ze samen met een team waarbij ze dagelijks over de wallen loopt om contact te maken met de prostituees. Voor contact moet je keer op keer blijven langskomen, en dit eindeloos blijven aanhouden, ook al wijst de vrouw hulp af. Dit is belangrijk voor de vertrouwensband, waarbij het doel is vrouwen uit de prostitutie te helpen en later hulpverlening te bieden in het kantoor van Bright Fame. De organisatie gelooft dat elk mens een bijzondere roeping in zijn of haar leven heeft. Het doel van Bright Fame is om bij de Amsterdamse prostituees hun dromen aan te wakkeren en deze te helpen realiseren. Als hulpverlener is het belangrijk om náást iemand te gaan staan en niet bang te zijn om je in haar én haar problematiek te verplaatsen. Op deze manier kan je proberen hun wereld te begrijpen, hun pijn te ervaren. Hulpverlening De hulpverlening die de vrouwen krijgen is in eerste instantie voornamelijk praktisch, zoals het helpen bij zaken als een verzekering, een Digi-iD, een woning, het maken van een curriculum vitae en werk. Vaak komt psychosociale hulpverlening daarna aan de orde. Er wordt hulpverlening gegeven per individu, elke vrouw die geholpen kan worden, is er weer een! Het intensieve individuele contact doet er dus echt toe. De hulpverlening wordt zowel geboden aan meiden die nog in de prostitutie zitten, als die daar al uit zijn. Er is binnen Bright Fame ook een creatief therapeut werkzaam, zij werkt beeldend met de meiden die hulpverlening krijgen binnen de organisatie. Het helpt voor ze om iets te doen buiten hun ‘eigen wereld’. Expressieve methoden kunnen een heel goede bijdrage leveren aan de hulpverlening voor deze vrouwen. Dit vergemakkelijkt het contact en het vertrouwen. Verwerking hoeft in de hulpverlening dan ook niet direct aan bod te komen, dit gaat deels ook vanzelf. Vertrouwen is in de therapie een belangrijk thema, wat voor het contact op nummer één staat. De hulp is voornamelijk in het Engels, gezien de meeste vrouwen geen Nederlands spreken. Doelgroep Een groot percentage van de op de wallen werkzame prostituees zijn van Oost-Europese afkomst. Het grootste deel van alle prostituees werkt vanuit een gedwongen kader. Het is een moeilijk om deze vrouwen uit de prostitutie te helpen gezien ze vaak onder druk staan van bijvoorbeeld een loverboy, of financieel afhankelijk zijn van hun werk. Ze moeten dan bijvoorbeeld hun familie met het verdiende geld onderhouden. Gezien veel van de prostituees nauwelijks of geen Nederlands spreken en geen cv of eerdere werkervaring hebben, is het vaak ook moeilijk om aan ander werk te komen. Daarnaast zijn ze vertrouwt in de wereld waarin ze leven, wat het ook bemoeilijkt om er zomaar uit te stappen. Ze zijn gewend en haast verslaafd aan de alle (dan wel negatieve) aandacht die ze krijgen. Net als aan het geld, de spanning en soms ook drugs en alcohol. Sommige vrouwen zijn ook zo 43
getraumatiseerd door hun eigen armoede, dat het te verdienen geld voorop staat. Prostitutie wordt uiteindelijk een deel van je. De meisjes die voor een pooier werken zijn voor hulpverleners moeilijk te bereiken, zo ook de meisjes die het slachtoffer zijn van een loverboy. Deze meisjes worden in de gaten gehouden en direct gedwongen door hun pooier of loverboy. Sommige vrouwen zien deze jongens écht als hun vriend, ze hebben dan niet door hoe erg ze uitgebuit worden. Het niet doorhebben van de uitbuiting vindt vooral plaats bij buitenlandse vrouwen/meisjes. In Nederland verdienen ze met prostitueren, zelfs al krijgen ze ver onder de norm betaald, aanzienlijk meer dan in hun land van herkomst. Mocht het lukken om een prostituee in handen van een pooier uit het circuit te krijgen, worden zij ook vaak in beschermde opvanghuizen geplaatst, vaak met een anonieme locatie. Veel van de vrouwen die werkzaam zijn op de wallen zijn zelf het slachtoffer van seksueel misbruik geweest. Mede hierdoor zijn ze vaak getraumatiseerd. Voor veel prostituees is het werk een kwestie van ‘een knop omzetten’ geworden Er is veel sprake van depersonalisatie; een problematiek van twee persoonlijkheden. Andere veel voorkomende psychische problemen zijn een borderline persoonlijkheidsstoornis, een dissociatieve persoonlijkheidsstoornis en veel vrouwen kampen met een depressie. Er is in de kern vaak veel mis gegaan. De meisjes moeten leren hun emoties te tonen en hiermee om te gaan. “Wat doe je eigenlijk als je boos of verdrietig bent? Alcohol of drugs gebruiken? Nee, praten! Maar hoe doe je dat eigenlijk, praten?” Veel vrouwen hebben daarnaast problemen met het aangeven van hun grenzen en weinig zelfvertrouwen. Ze moeten leren hun eigen behoeften aan te geven en het zelf leren denken. Hulpverlening De oorsprong van de prostitutie ligt bij een individu vaak zo in de ‘basis’ dat gesprekken soms niet de oplossing zijn. Wat er nodig blijkt te zijn is tijd, affectie en écht contact. Vrouwen moeten leren een gezonde volwassen vrouw te zijn. Vaak zijn ze zo beschadigd dat hier erg veel tijd voor nodig is. Culturele verschillen zijn hierin vaak ook heel lastig, gezien vrouwen van een andere herkomst hele andere normen en waarden hebben. Er wordt vanuit gegaan dat de meeste vrouwen eigenlijk echt niet in de prostitutie willen werken. Tussen de 50% en 90% zit volgens de cijfers gedwongen in de prostitutie. Prostitutie in Nederland Er zijn in Nederland verschillende regels en wetgevingen voor prostitutie. Vrijwillige prostitutie is legaal, wel is vanaf 3 uur ’s nachts tot en met 6 uur ’s ochtends raamprostitutie verboden. Om te prostitueren moet een vrouw een paspoort hebben en Kamer van Koophandel papieren hebben en dan is het wettelijk legaal. Nederland is nu bezig met het eventueel invoeren van ‘het Zweedse model’. Dit model houdt in dat een man die naar een prostituee gaat strafbaar is. Vrouwen kunnen namelijk moeilijk strafbaar gesteld worden omdat velen het onder drang en/of dwang doen. Mannen, die prostitutie eigenlijk in stand houden daarentegen wel. ‘seks hebben is geen recht van de mens, het is niet te koop, je moet het krijgen’
44
Koehorst, Saskia ’s Heeren Loo Kwadrant (Groot Emaus) 25-03-2013, Borne Door: Milou Brand De instelling “Groot Emaus is een landelijke instelling voor jongeren met een verstandelijke beperking en gedragsproblemen. Waar ik werkte was een besloten stuk met 10 groepen met ongeveer 8 jongeren per groep. Het was een ‘3 milieus instelling’. Dit betekent dat ze niet van het terrein af hoefden. Echter, is het geen gesloten instelling maar besloten. Dit wil zeggen dat er geen hekken of iets dergelijks omheen staan maar de jongeren mogen ook niet zomaar van het terrein af, ze worden in de gaten gehouden door het personeel en op de deuren zit een alarm, de deuren zitten ook op slot. Dit is omdat de jongeren een gevaar zijn voor zichzelf.” Wat had de instelling te maken met slachtoffers van loverboys? “De groepen waren verdeeld in kwetsbare jongeren en weerbare jongeren. Er was geen speciale groep met slachtoffers van loverboys maar er was wel een groep met meiden die beïnvloedbaar zijn en gevaar lopen om slachtoffer te worden, als het ware de risicogroep. Dat wil niet zeggen dat alle meiden die beïnvloedbaar zijn ook daadwerkelijk een loverboy krijgen maar de meiden die hier zaten vaak wel. Hier zaten ook meiden die al slachtoffer van een loverboy zijn geweest. Deze meiden zitten hier omdat ze een gevaar voor zichzelf zijn. Ze vormen geen gevaar voor anderen zoals dat bij andere jongeren in de weerbare groep wel het geval is, maar deze meiden kunnen dan niet meer opgezocht worden door een loverboy. Ze kwamen hier terecht door bijvoorbeeld de politie die ze uit een pand heeft gehaald waar ze zich prostitueerden of door bezorgde ouders die zagen dat het uit de hand liep.” Wat is de belangrijkste manier om deze meiden op te vangen/ te benaderen. “Het belangrijkste is dat je de meiden rust en veiligheid biedt. Ze zijn natuurlijk zomaar uit hun milieu gehaald en bij ons geplaatst. Rust en regelmaat zijn twee belangrijke begrippen, zodat de meiden mee kunnen komen en niet hoeven te denken, geen beslissingen hoeven te nemen. Deze benadering was vooral op de crisis en observatie groep waar ik werkte. Als dit allemaal goed ging dan werden ze doorgestuurd naar de behandelgroep, maar hier heb ik vrij weinig mee te maken gehad en kan ik me dus ook niet over uit wijden.” Werkt de behandeling/opvang? “Het lastige is dat er maar een paar meiden zijn die echt denken, ‘wat fijn dat ik bij hem weg ben en dat ik hier nu zit’. Het merendeel denkt toch op een gegeven moment dat het belangrijk is dat ze weer terug gaan, zonder reden. Wat moeten zij zonder hun loverboy, zijn macht is nu weg. Veel meiden proberen weer terug te gaan naar hun loverboy. Alle telefoons, identiteit en geld worden bij aanvang van hun verblijf ingenomen. Sommige meiden hebben een geheime telefoon. Ook gaan sommige meiden op verlof en dan blijkt dat ze telefoons of hun lichaam verkocht hebben om toch nog weer even te kunnen bellen naar hun loverboy. Op een gegeven moment rijden er dan ook verdachte auto’s rond de instelling, met loverboys, om te kijken of er nog iets te halen valt.” Zitten er ook daders in deze opvang? “Ja, ik heb zelf ook gewerkt met de daders. Er zijn ook gezamenlijke momenten waarbij slachtoffers en daders bij elkaar zijn (echter nooit elkaars slachtoffer of dader). Tijdens deze momenten voel je meteen weer de spanning dat ze denken dat er iets te halen valt bij elkaar.” 45
Waarom wordt er voor gekozen om gezamenlijke momenten te creëren waarin daders en slachtoffers samen komen? “Ik zou het niet weten. Dat is ook iets wat mij heel erg tegen stond daar en daarmee één van de redenen waarom ik daar weg ben gegaan. Er werd ook wel geprobeerd om ze uit elkaar te houden, maar dat lukte niet. Die meiden zijn zo gevoelig voor dat contact dat het heel lastig is om te voorkomen. Ze moeten natuurlijk ook naar school, deze bevind zich daar ook, daar komen ze elkaar ook tegen. Wanneer de meiden niet voldoende gemotiveerd zijn is het ook erg lastig om het contact tussen dader en slachtoffer te voorkomen.” Wat voor een types zijn de daders? “De daders zijn vooral gericht op zichzelf. ‘Wat een ander vindt maakt allemaal niet uit’, zogenoemd anti-sociaal. Maar deze jongens die ik heb meegemaakt zijn zelf ook slachtoffers. Het zijn allemaal gekwetste jongens. Zij hebben zoveel meegemaakt, ze hebben hun eigen boontjes altijd moeten doppen. Als zij vroeger hulp wilden, dan kregen ze die niet. Dat maakt uiteraard de praktijken die zij nu uitvoeren niet goed, maar toch zijn ze zelf ook klein geweest en zijn gekwetst en in de steek gelaten. Het stadium van ongelukkigheid zijn ze nu voorbij, het zijn nu gewoon lege mensen die hun ‘geluk’ uit materiële dingen willen halen. Dit zijn ook niet de agressieve jongens. Deze jongens zorgen ervoor dat een ander het kwaad uithalen, zij sturen aan.” Kun je iets vertellen over de achtergrond van de slachtoffers? “Ik heb met veel meiden gewerkt van buitenlandse afkomst. Ik kan een voorbeeld vertellen van een meisje dat ik nooit zal vergeten: Dit meisje woonde met haar moeder, zus en broertje in een hele kleine woning ergens in Nederland. Het was eigenlijk één kamer waar ze met z’n allen woonden. Haar zus had in die kamer ook seks met mannen, waar zij bij was. Toen zij wat ouder was is zij ook bij een loverboy terecht gekomen. Ze is heel erg afhankelijk van hem geworden. Hij liet haar, met haar 14 jaar, op de ‘Maaskade’ in Rotterdam werken. Dat is echt een vreselijke, vieze buurt. Zij kon niet om gaan met mensen die aardig voor haar waren. Ik had in dat opvanghuis een hele goeie band met haar. Op een gegeven moment kwam ze naar mij toe en vertelde dat ze iets voor mij gedaan had. Ze trok haar shirtje omhoog en liet zien dat ze mijn naam op haar borsten had gekerfd. Het bloedde nog helemaal. Echt vreselijk. Zij is weggelopen uit het opvanghuis en niet meer teruggevonden. “Toch zijn er ook meiden waarvan ik denk, dat had ik ook kunnen zijn. Die in principe een goede thuisbasis hebben voor zover wij weten, maar die gewoon wel heel kwetsbaar zijn. Meiden die veel met zichzelf bezig zijn, en daarin ook onzeker zijn. Meiden die zich afvragen of ze er wel goed uitzien of wel leuk genoeg zijn. Ik denk dat alle ouders er ook bang voor moeten zijn. Ik heb ouders zelf ook meegemaakt, die zich helemaal geen raad meer wisten dat hun dochter zo verstrikt was geraakt in dat web van de loverboy.” Wat ‘leren’ de meiden bij jullie? “Wij proberen er bij de meiden voor te zorgen dat ze niet zoveel hoeven na te denken. Daarnaast willen we ze in laten zien waar ze allemaal nog meer goed in zijn. Dat ze veel meer kwaliteiten hebben dan ‘achter de ramen staan’. Het ego versterken. Ook proberen we ze in te laten zien dat er meer meisjes zijn zoals zij. Wanneer ze de verhalen horen denken ze vaak ‘hoe kun je zoiets doen?’, tot het moment dat het terug wordt gekoppeld naar henzelf en ze beseffen dat ze precies hetzelfde hebben gedaan. We laten ze nadenken waar ze in geprezen willen worden. Willen ze bijvoorbeeld geprezen worden omdat ze goed zijn in de seks of willen ze geprezen worden omdat ze goed met bejaarde mensen om kunnen gaan? Kortom, zorgen dat ze positief gevoed worden, ook door de peergroep. Ze krijgen ook individuele traumaverwerking maar daar weet ik niks van af.” 46
Anoniem Rechercheur zedenzaken/mensenhandel 26-03-2013, Hengelo Door: Gerda Deen & Milou Brand Wat hebben jullie te maken met de doelgroep? “Wij zijn een mensenhandelteam en houden ons bezig met uitbuiting, in de breedste zin van het woord. Daarmee wordt bedoeld dat wij ons niet alleen bezighouden met personen die anderen uitbuiten door middel van prostitutie maar ook door bijvoorbeeld het afsluiten van een telefoonabonnement op naam van een ander, kleding laten stelen enz.. Kortom, de slachtoffers worden er zelf niet beter van, alleen de dader.” Wat is de risicogroep? “Het zijn vaak meiden die gevoelig zijn voor aandacht. De loverboy voelt feilloos aan op welk moment het slachtoffer aandacht nodig heeft. Daarbij speelt het niveau geen rol. Het zijn meiden met verschillende achtergronden. Echter wordt het voor meiden van buitenlandse kom af wel heel moeilijk om weer terug in hun cultuur te komen, nadat zij verstrikt zijn geraakt in het web van een loverboy. Wanneer een ouder weinig tot geen toezicht heeft op hun kind, krijgt een meisje ruimte om veel weg te zijn en laat tot laat in de avond weg te blijven. Ze hoeft aan niemand verantwoording af te leggen waar ze mee bezig is. Wanneer het meisje zelfstandig is in haar denken en doen, dat wil zeggen goed voor zichzelf beslissingen kan nemen en hierin niet over te halen is, valt zij niet onder de doelgroep van een loverboy. Als zij snel te manipuleren is, is ze kwetsbaar en kan ze onder de doelgroep vallen. Het groomingproces waarin het meisje zit begint met contact. Hierbij vertelt de loverboy het meisje dat haar ouders liegen/niet goed voor haar zijn/haar te weinig ruimte geven en haar vriendinnen en familie niet te vertrouwen zijn, en weekt haar langzaam los van haar sociale omgeving. Dit contact gaat over in dat de loverboy vertelt dat hij schulden of problemen heeft. Hierdoor krijg je een situatie waardoor het meisje dingen gaat doen waarvan zij zelf wel weet dat het niet hoort of niet mag maar waarin ze toch meegaat. Het gevoel van het meisje speelt hier primair een grote rol in, ze wordt te loyaal naar haar loverboy. De enige waar zij ook nog maar op kan bouwen is hij.” Hoe komen de slachtoffers bij jullie terecht? “Het kan zijn dat de meiden gesnapt worden bij winkeldiefstal, door drugsgebruik of door drugs dealen, verontrustte ouders die een melding maken, meiden die opgenomen worden in Helmerzijde doordat ze helemaal de weg kwijt zijn geraakt of meiden die in elkaar geslagen worden. Er is dus vaak een aanleiding waarom ze met de politie in aanraking komt,Het is bij ons nog niet voorgekomen dat een meisje uit zich zelf komt, dan moet ze namelijk toegeven hoe zijzelf gefaald heeft. Ze zien op dit moment zelf ook nog niet waarin zij verstrikt zijn geraakt, en dat zij slachtoffer zijn. Er komen bij de politie wel signalen binnen van het ontsporen van meisjes, maar deze signalen moeten wel goed gelezen worden. Meisje in deze situaties blijven hun loverboy beschermen en nemen de schuld op zich en liegen meestal alles bij elkaar. Er worden ook signalen doorgegeven door de politie die de verhoren van bijvoorbeeld winkeldiefstal afneemt. Als een meisje een verhaal ophangt over dat zij geen geld heeft voor kleding of voedsel en de politie weet dat zij uit een goed milieu komt, dan kloppen die gegevens niet bij elkaar. Dit kan een signaal zijn.”
47
Wat maakt het moeilijk om, als slachtoffer, zelf aangifte te doen? “Vaak zit een loverboy in een crimineel circuit (drugs). Ook weet hij precies hoe het sociale netwerk van het meisje eruit ziet, hij weet dus ook wat de zwakke plek is van het meisje. Als zij heel gek is met haar zusje dan zal hij haar als chantage middel gebruiken. Bijvoorbeeld: ‘Als jij dit niet doet, dan pakken we je zusje’. Slachtoffers kunnen ook getuige zijn geweest van bijvoorbeeld een vechtpartij, de loverboy hoeft alleen maar de naam te noemen van degene die toen in elkaar is geslagen en het meisje weet genoeg. Het lastige is dat wij altijd van de politie blijven. Als het meisje ons informatie geeft over criminele praktijken dan kunnen wij niet doen alsof we dat niet hebben gehoord. We zijn verplicht hier onderzoek naar te doen. We kunnen ook geen bescherming bieden aan het meisje. Daardoor is de angst om iets te vertellen heel groot. Wat wij proberen is dat we het slachtoffer centraal laten staan. Maar dat we alle kleine dingen er omheen bij elkaar op gaan tellen waardoor je uiteindelijk bij een dader komt. Het slachtoffer hoeft dan zelfs niet eens zelf aangifte te doen. Dit is echter een heel lang proces. Als het meisje aangifte doet dan moet er een onderzoek ingesteld worden en kan er een mogelijke verdachte worden aangehouden. Zijn advocaat mag alle stukken opvragen en delen met zijn cliënt. Verdachte ziet dus wat het meisje verklaard heeft. Aangeefster kan opgeroepen worden tijdens het proces. Ze wordt dan geconfronteerd met haar pooier. Ook de advocaat van de verdachte kan dan vervelende vragen gaan stellen aan de aangeefster. Aangeefster moet dan nog een keer door een hel. We leggen dit allemaal uit in een intake gesprek. Aangeefster kan dan zelf aangeven of ze er al klaar voor is om aangifte te doen.” Problematiek die te zien is bij de slachtoffers: Alle emoties zijn weg. Ze kan het hele verhaal vertellen zonder ook maar iets van emotie los te laten. Het gevoel van intimiteit is bij 9 van de 10 meisjes weg. Geen eigenwaarde; haar lichaam is ‘kassa’. Het is wel een PTSS, maar dit komt door tig trauma’s (mishandeling, verkrachting, getuige van geweld etc.). Het verleden blijft ze achtervolgen. Als ze één keer hoer zijn geweest, zullen ze dit altijd blijven. Ook als ze winkeldiefstallen hebben gepleegd of andere activiteiten waardoor ze een strafblad hebben opgelopen behouden ze problemen bij het zoeken naar werk. Werkgever weet niet het juiste verhaal hierachter. Wat werkt: Therapiezetting met meerdere slachtoffers. Dit kan een gevoel van eigenwaarde teruggeven. De slachtoffers duidelijk maken: JIJ bent het slachtoffer. Jij kon er niets aan doen wat je allemaal is overkomen. Belangrijk! “Altijd eerlijk zijn. Wat je zegt moet je doen. Iets toezeggen betekent waarmaken. Band opbouwen. Wij zijn er niet om bekeuringen uit te delen. Misschien wel 10x met haar spreken waardoor ze uiteindelijk met haar verhaal komt, geduld hebben. Het meisje overtuigen dat zij slachtoffer is, er is misbruik van haar gemaakt. Zij is niet fout geweest, zij kon hier niets aan doen. Weten waar je over praat, kennis hebben van de zaak en de omstandigheden.”
48
Recherchekundige mensenhandel (Anoniem) Politie Eenheid Oost Nederland, afdeling mensenhandel 08-04-2013, Arnhem Door: Aukje Versmissen & Lotte Wandel Organisatie Afdeling mensenhandel in Arnhem houdt zich bezig met seksuele uitbuiting. De rechercheur die wij interviewden houdt zich voor 70 % bezig met het recherche gedeelte en voor 30 % is hij bezig met kwaliteitsverbetering van mensenhandel. Mensenhandel kan namelijk niet door een individuele organisatie aangepakt worden en daarom is er samenwerking nodig tussen de politie, instellingen en de gemeente. Het team mensenhandel in Arnhem richt zich puur op de seksuele uitbuiting. Hun motto is “Niets doen is geen optie”. Loverboys “De term loverboy wordt hier niet gebruikt. Dit is vooral een term die ze in de media en in de zorg gebruiken. Het zijn mensenhandelaren/ pooiers die werken volgens een bepaalde methode; de loverboy methode. In 2012 kregen wij 80 meldingen binnen. De daders zijn uiteenlopend maar het komt erop neer dat het grootste deel van de daders een Nederlandse nationaliteit heeft met een allochtone achtergrond. Vaak gaat mensenhandel samen met andere vormen van criminaliteit. Zo houden loverboys zich vaak ook bezig met drugshandel en overvallen. De daders zorgen ervoor dat de prostitutie zo onzichtbaar mogelijk blijft. Daarom wordt steeds vaker gebruik gemaakt van thuisprostitutie of escort. Ze huren dan bijvoorbeeld een huis en laten daar de klanten komen of een meisje gaat bijvoorbeeld zelf naar een klant toe.” Slachtoffers “De meisjes zijn vaak drugsverslaafd en hebben regelmatig een zedenverleden. Drugs zorgt ervoor dat de meisjes afhankelijk worden. De jongen geeft het ze bijvoorbeeld of ze moeten ervoor werken in de prostitutie. Ook komt het vaak voor dat er bepaalde persoonlijkheidsstoornissen aanwezig zijn bij de meisjes. Ze hebben vaak een laag IQ en/of ouders die verslaafd zijn. Ze zijn vaak kwetsbaar en meervoudig afhankelijk. Meisjes die weglopen uit instellingen komen vaak in de handen van een loverboy terecht. Één van de fenomenen is dat de meisjes vaak naar Antilliaanse jongens in Arnhem toe trekken. Minderjarige meisjes kunnen zodra zij door de politie worden meegenomen of zelf aangifte doen, verplicht in een instelling worden gebracht. Meerderjarige meisjes moeten dit op vrijwillige basis doen. Vaak komen er dezelfde namen van meisjes terug in verschillende regio’s en hebben ze hier meerdere zaken lopen. Meisjes worden vaak via internetsites als escort aangeboden of ze worden geprostitueerd in clubs. Ook worden sommige meisjes naar Amsterdam, Groningen of Antwerpen gebracht zodat ze achter de ramen kunnen werken.” Aangifte “Aangifte doen betekent dat je de politie vraagt de situatie te onderzoeken en strafrechtelijk te vervolgen. Dat betekent voor zo’n meisje dat er gevoelens en herinneringen loskomen; er mensen moeten getuigen; de dader erachter komt etc. Alles hangt af van wat de meisjes zeggen. Voordat een meisje aangifte komt doen wordt er op een subtiele manier besproken wat er allemaal bij de aangifte komt kijken. Op die manier zorgt de politie ervoor dat het meisje duidelijkheid heeft en weet waar ze aan toe is. Als een meisje in een gesprek ineens een specifieke naam of een adres noemt dan is de politie verplicht om dit te vervolgen.”
49
Rechtszaak “Uit maar 56% van de rechtszaken komt een vervolging. Om iets te bewijzen zijn er minstens twee bewijsmiddelen nodig. Je moet uitbuiting kunnen bewijzen. Dit is moeilijk omdat het contact tussen de jongen en het meisje vaak één op één is. Als een meisje ook illegale handelingen heeft verricht zoals drugs smokkelen en dit was gedwongen, dan wordt zij hierop niet schuldig bevonden. Het komt ook weleens voor dat meisjes deze criminele zaken verricht hebben maar dat ze er niet voor uitkomen dat het in een gedwongen setting was. In dat geval wordt het meisje wel opgepakt en vervolgd.”
50
Rovers, Marieke GGZ Oost Brabant 13-03-2013, Boekel Door: Aukje Versmissen Wat voor hulp biedt de organisatie? GGZ Oost Brabant bied zorg aan mensen met psychische hulpvragen. Dit kan kort zijn maar ook intensief en langdurig. Ik zelf werk op een open opname afdeling voor mensen met een minder begaafdheid in combinatie met psychiatrische problematiek. Leeftijd 18-65 jaar. Naast klinische opname bied onze afdeling ook dagbehandeling aan. Wat is je functie? Verpleegkundige en cognitief gedragstherapeutisch werker. Wanneer heb je slachtoffers van loverboys in behandeling gehad? Een aantal (ik schat zo'n 4 a 5) jaar geleden hebben wij 2 meisjes op de afdeling gehad die te maken hadden met loverboy problematiek. Bij een meisje was dit zo goed als zeker, bij het andere meisje was dit nog niet helemaal duidelijk, maar er wezen een boel aanwijzingen in die richting. Op welke (verschillende) manieren bieden jullie deze meisjes hulp/ondersteuning? Bij ons was er een andere reden van opname, loverboyproblematiek stond dus niet op de voorgrond of als hoofddiagnose, maar hadden zeker grote invloed op de opname. Bij ons op de afdeling word eerst screening/diagnostiek gedaan, maar ook behandeling (in de vorm van medicatie, gesprekken, therapieën, e.d.) Wat was de meest voorkomende problematiek bij deze slachtoffers en hoe uitte zich dat? Bij deze 2 meisjes was er bij beide sprake van een minder begaafdheid, een pestverleden, een laag zelfbeeld, psychosociale problematiek (beperkte steun netwerk). Welke hulpvraag komt het meest voor vanuit de slachtoffers zelf? Wat willen zij als doel stellen? Dat was voor hen erg moeilijk om te stellen. Ze onderkennen namelijk de problematiek, dus vaak krijg je dan een ander doel vanuit hun zelf geformuleerd: “Ik wil weer beter in mijn vel komen te zitten. Zitten er risico’s aan de behandeling van de slachtoffers? Bijvoorbeeld dat ze terugvallen in oude patronen? Het is erg moeilijk om grip te krijgen op de situatie. Ze vallen zelf enorm snel terug in deze patronen: ze voelen zich gewaardeerd en krijgen alle “liefde en aandacht” en die willen ze eigenlijk niet kwijt. Kregen deze slachtoffers ook dramatherapie binnen de instelling? XJa Nee Zo ja, wat waren enkele doelen waaraan gewerkt werd? Ik geen zelf geen dramatherapie, dus voor mij is dit iets moeilijker te formuleren. Maar ik weet dat het gericht is op hun zelfbeeld, stellen van grenzen, acceptatie, ed.
51
Welke meisjes zijn volgens u kwetsbaar om in aanraking te komen met een loverboy? M.a.w. wat is de risicogroep van loverboys? Naar mijn idee zijn dit meisjes die al een redelijk belast verleden hebben: gepest zijn geweest, moeilijke thuissituatie, beperkte steun of opvoedingskwaliteiten van ouders, meisjes die geen nee durven zeggen, enz. Wat zijn essentiële aspecten binnen het werken met deze doelgroep die van belang zijn m.b.t. houding, interventies, handelen etc. ? Geef vooral geen vooroordeel. Geef ze de ruimte om hun verhaal te kunnen doen, zonder dat je al daadwerkelijk stappen onderneemt. Vertrouwen winnen is het meest belangrijk, want anders zijn ze direct weer weg. Vaak horen ze al van anderen dat hun “vriendje” niet goed voor ze is, maar ze willen hem niet kwijt. Dus als jij dan de zoveelste bent die dit zegt, voelen ze zich alleen maar meer aangetrokken tot hun loverboy.
52
Timman, Astrid Hogeschool van Arnhem en Nijmegen (HAN) 03-04-2013, Nijmegen Door: Aukje Versmissen & Lotte Wandel Instelling Astrid Timman heeft gewerkt bij een GGZ instelling in Eindhoven, genaamd ‘de grote beek’. Hier is zij tot acht jaar geleden werkzaam geweest als dramatherapeut. Bij deze instelling heeft ze gewerkt in een groep voor persoonlijkheidsstoornissen. Voornamelijk met vrouwen, maar ook met twee mannen van rond de twintig jaar die in de prostitutie hadden gezeten. Het waren Nederlandse vrouwen, waarvan er een paar seksueel misbruikt waren, van één was haar moeder vroeger een prostituee en van een paar van de vrouwen hadden een vriendje waar ze dan bij mee gingen voor groepsseks met zijn vrienden e.d. Nu zouden veel van deze slachtoffers vallen onder vrouwen die slachtoffer zijn geworden van een loverboy. Ze gaf behandelingen in een groep van 8 cliënten. De behandeling was 1 ½ uur per week, met een totale duur van 9 tot 12 maanden.De cliënten waren over het algemeen niet meer werkzaam in de prostitutie. Sommige stiekem wel, maar de groep kwam hier vaak onderling achter. Onder de vrouwen die behandeld werden waren er geen die uit zichzelf de prostitutie in waren gegaan. Dit kon zijn door een jongen/verkering, door geestelijke problemen of omdat dit voor hun de enige oplossing leek. Problematiek De desbetreffende groep bij ‘de grote beek’ was een trauma gerelateerde persoonlijkheidsstoornissen groep. Het was veel voorkomend dat cliënten een posttraumatische stressstoornis hadden, de cliënten hadden dan ook veel herbelevingen. Het zelfbeeld van de vrouwen was voornamelijk heel laag, en ze hadden veel moeite met het aangeven van hun grenzen. Mede door dit lage zelfbeeld hadden ze er veel voor over om erbij te horen en aardig gevonden te worden. Ook seks om de seks. Ze zijn gewend snel hun eigen dingen opzij te zetten. Hun gevoelens, wensen en dromen. Ze gaan heel instrumenteel met hun lichaam om en weten vaak ook niet hoe dit bijvoorbeeld anders zou kunnen. Het merendeel van de cliënten heeft moeite om een nieuwe relatie aan te gaan vanwege hun kwetsbaarheid en wantrouwen jegens mannen. Doelstelling: De versteviging van het zelfbeeld was het grootste doel waar in de dramatherapie aan gewerkt werd. Het zichzelf weer aardig en mooi gaan vinden speelde hier een rol in. Daarnaast het leren stellen van grenzen, maar dit wel pas nadat het zelfvertrouwen is vergroot.Ze begrijpen vaak niet hoe ze grenzen kunnen stellen, ze denken dat een ‘grote bek’ hier al goed voor is. De vrouwen zijn vaak veelvuldig in aanraking gekomen met geweld, ze weten niet dat niemand dat verdient. Hier vormt een stukje psycho- educatie een belangrijke rol. De vrouwen weten vaak niet wat goed/fout is, en weten weinig over de situatie waarin ze verkeren. Ook een doelstelling is het leren dat er twee gedachten naast elkaar kunnen bestaan, bijvoorbeeld: ‘er is niks aan de hand, maar het is toch goed om op je hoede te zijn.’ Dramatherapie De cliënten vonden het toneel spelen veelal heel raar, omdat ze moesten doen alsof ze iemand anders waren, dit gebeurde eigenlijk ook tijdens de seks, ze depersonaliseerden, waardoor het ‘doen alsof’ heel gevoelig lag. Het behandelen in een groep werkte heel goed omdat ze bij elkaar precies de vinger op de zere plek konden leggen. Als therapeut ben je over het algemeen niet te vertrouwen en een mens met een ander leven. 53
In het spel is het goed om bij cliënten te controleren of ze nog bij zichzelf zijn, door bijvoorbeeld na te vragen wat ze hebben gespeeld. Als iemand niet meer weet wat ze gespeeld heeft, had ze op dat moment hoogstwaarschijnlijk geen contact met zichzelf, en ging ze op dat moment een grens over. Het kan dan ook voorkomen dat een cliënt tijdens het spel in een herbeleving komt waardoor ze niet meer in het hier en nu is. Als iemand in een herbeleving komt moet iemand daar acuut uitgehaald worden, bijvoorbeeld door een glas water in het gezicht te gooien (intuïtief). Om dergelijke zaken te voorkomen of te controleren kun je ook ‘ik ga op reis en ik neem mee’ spelen. Dan moet je er wel bij blijven. Interventies - Grenzen stellen in het taalgebruik van de meisjes, maar ze ook veel vrijuit laten praten. Ze moeten namelijk veel dingen kwijt. - Balans in meebewegen/ grenzen stellen. - Ook benoemen hoe dingen voor jezelf zijn. - Gemeende complimenten geven. - Psycho- educatie Film aanrader: ‘lover of loser’.
54
Veld, Gerard Huis in ‘t Aardrijkskunde/Geschiedenis docent; mentor; leerlingbegeleider & vertrouwenspersoon 19-03-2013, Almelo Door: Milou Brand en Gerda Deen Aanmelding Als leerlingbegeleider probeer je kinderen met sociaal-emotionele problemen op weg helpen. Leerlingen kunnen zelf met hun probleem bij de leerlingbegeleider komen of middels klasgenoten of docent. Ook kan het zijn dat ouders aan de bel trekken. Hulp wordt meestal niet geweigerd. Wel kan het zijn dat de leerlingen sceptisch tegenover hulp staan, omdat ze niet weten op welke manier ze geholpen kunnen worden. De gesprekken zijn vertrouwelijk, maar niet geheim. Dit kan een dilemma veroorzaken, daarom krijgt de leerling eerst de kans om zelf met het probleem (zoals een verslaving) naar buiten te komen, anders wordt er ingegrepen. Welke problematieken kom je tegen op school? Op school komen we verschillende problematieken tegen: eetstoornis, zelfbekrassing, pesten, alcoholproblematiek, scheiding (verlatingsangst), depressiviteit, verzuim. De ‘loverboy’problematiek komt niet direct veel voor op deze school. Wel kan het zijn dat de genoemde problematieken een oorzaak of gevolg zijn van dit probleem.Leerlingen die met hun probleem bij de leerlingenbegeleider komen, kunnen naar de schoolarts doorverwezen worden, en de leerling kan dan vervolgens weer doorverwezen worden naar een kliniek. De achterliggende reden van de problematiek wordt niet altijd duidelijk voor de docenten.Voor het verzuim hebben ze speciale profielen. Verzuim is namelijk de belangrijkste indicator voor de problematieken. Als een leerling bijvoorbeeld maandagochtend nooit aanwezig is, kan dit duiden op veel alcohol gebruik in het weekend. Als een leerling met regelmaat midden op de dag weg gaat, kan het zijn dat ze te maken hebben met een loverboy. Slachtoffer omvang Gemiddeld 2 leerlingen per schooljaar (totaal 700 leerlingen), waarvan het bekend is. Deze ‘2’ komen duidelijk in beeld, maar veel blijft ongrijpbaar. Slachtoffers melden zich zelf niet, maar de klasgenoten of conciërges geven hun signalen door. Niet alleen het ‘slachtoffer’ is slachtoffer, ook vriendinnen en het gezin kunnen trauma’s oplopen. Signalen Voornamelijk in het gedrag verandert er veel: leerlingen worden (verbaal)agressiever en prikkelbaarder naar leerlingen en docenten. Uiterlijke veranderingen, zoals sterk afvallen en een andere kledingstijl. Verzuim is de grootste indicator. Vaak gaat de prestatie (cijfers) ook achteruit, dit is een goede reden om contact op te nemen met ouders. Niveau/cultuur Op deze school zitten 7/8% allochtonen. Loverboy-problematiek is makkelijker te indiceren bij autochtonen dan bij allochtonen. De school staat in een achterstandswijk. Het zijn vaak wel havisten of vmbo-tl. Daders zijn extern, vaak allochtonen. Hulpverlening Leerlingen geven het vaak niet toe dat ze slachtoffer zijn wanneer ze worden uitgenodigd voor een gesprek met de leerlingbegeleider. In het begin is de leerlingbegeleider vaak de kwade pier. Ze bagatelliseren het probleem en zijn voornamelijk nieuwsgierig naar de bronnen. Slachtoffers zijn zo beschadigd, dat de school daar handelingsonbekwaam in is. Ze bieden 55
wel nazorg wanneer de leerlingen weer terugkomen op school. Zo worden examenprogramma’s aangepast; er is een re-integratietraject binnen school; en verder worden er gesprekken gevoerd met de slachtoffers. Er worden geen therapieën of praatsessies gehouden er is lichamelijk/geestelijk veel stuk gemaakt, dus daar is gespecialiseerde hulp voor nodig. Leerlingen zijn veranderd wanneer ze terug zijn: ze zijn voorzichtiger, wantrouwend, achterdochtig, minder spontaan en selectief in contacten. Risicogroep Als je ‘de film’ terug draait, zag je al dat het kwetsbare kinderen waren. Ze waren onzeker, te lief, weinig vrienden, teruggetrokken, verlegen, veel schaamte, zich niet gewaardeerd voelen, negatief zelfbeeld. Kinderen zetten zich ook wel eens af tegen thuis, dit komt voor in alle milieus. In sommige gezinnen is er ook weinig controle, het maakt niet uit wanneer ze thuis komen en ouders weten ook niet waar hun kinderen uithangen. Terugval De leerlingen vallen niet terug als ‘slachtoffer’, maar kampen wel met depressiviteit of zelfmoorddreiging. In het begin zijn ze nog wel ‘lastig’, omdat ze niet weten wat er met de dader gebeurd. Het duurt lang voordat ze de veiligheid weer terug heeft.
56
Verheul, Marijn Stichting Lindenhout, woonbegeleider meidengroep 28-03-2013, Wijchen Door: Aukje Versmissen & Lotte Wandel Marijn Verheul is een aantal jaar werkzaam geweest als woonbegeleider op een meidengroep van de Stichting Lindenhout. Bij deze meidengroep heeft ze ervaring op gedaan met twee meisjes die slachtoffer zijn geweest van een ‘loverboy’. Zij heeft deze ervaringen met ons willen delen. Hieronder een samenvatting van het (half gestructureerde) interview. Doelgroep De meisjes die worden opgevangen in het meidenhuis van de stichting Lindenhout, op een anoniem adres, zitten daar veelal onder dwang. Dit kan bijvoorbeeld vanuit de ouders zijn of vanuit de politie. De groep is samengesteld met meiden van 12 t/m 18 jaar vaak afkomstig uit gezinnen waar veel aan de hand was en waar ze niet konden blijven. Vanaf 18 jaar is hulp vrijwillig, hierdoor lopen veel meiden na hun 18e verjaardag, of daarvoor al weg. De deur is open, waardoor de meiden wel kunnen gaan en staan waar ze willen. Maar hierdoor kunnen de meiden die in de handen van een loverboy zijn gevallen niet optimaal beschermd worden, gezien ze vaak terugkeren naar hun loverboy. Casus De twee meisjes waar Marijn mee heeft gewerkt waren 17 jaar. Eén van de meisjes is door de politie opgepakt en bij Lindenhout geplaatst, de andere is door het eerste meisje meegetrokken in het loverboy circuit. Zij vond alles prima en deed gewoon alles wat de jongens aan haar vroegen. De jongens hoefden bij het meisje wat meegetrokken was, niet eens dwang of geweld te gebruiken omdat ze alles toch wel deed. Dit kwam ook naar voren in gesprekken die ze had met Marijn waarin ze vertelde een jongen te seksueel te bevredigen voor een pakje sigaretten. De meisjes kwamen beide uit een gebroken gezin, hebben een laag zelfbeeld, gewichtsproblemen en zijn erg beïnvloedbaar. De meisjes voelden zich nergens thuis en hadden bij hun ouders thuis geen veiligheid. De loverboy is voor hun als een verslaving. Ze denken dat de jongen van hun houd. “Ik hou van hem en hij houd van mij.” Ze hebben nooit onvoorwaardelijke liefde gehad en denken dat nu te hebben. Het is de eerste jongen van wie ze ‘oprecht’ aandacht krijgen en ze hebben dit nooit gekend. De loverboy kwam er achter waar de meisjes zich ‘schuilhielden’, en omdat ze niet langer veilig waren zijn ze overgeplaatst naar Utrecht. De loverboy kwam vaak langs het huis rijden om ze op te pikken. Vanaf dat de meisjes 18 jaar waren zijn ze weggelopen, gezien ze toch vrij waren om te gaan en te staan waar ze wouden. Als de meisjes wegliepen kon de politie niks betekenen, ze waren niet officieel vermist, dus werd er alleen een melding gemaakt waarna de politie naar ze uit zou kijken. Training De meisjes hebben binnen de stichting Lindenhout een boks training gekregen, hierbij hebben ze geleerd hoe ze voor zichzelf op konden komen. Ze hebben deze training niet afgemaakt. Verder als de meisjes behandelingen kregen ‘schopten’ ze alleen maar, ze hadden voortdurend weerstand, en als ze gingen, gingen ze twee keer en kwam ze niet meer terug omdat het ‘stom’ was. Vaak was het de loverboy die over behandelingen op ze inpraatte, waardoor ze gingen geloven dat ze het bij de loverboy toch wel beter hadden.
57
Problematiek De meisjes weten niet wie ze zelf zijn, waar ze van houden, wat ze leuk vinden of wat ze willen bereiken. Ze hebbe neen laag zelfbeeld en veel psychische problemen, echter zijn ze niet gediagnosticeerd, hierdoor is er geen problematiek vastgesteld. Het leek volgens Marijn vaak alsof ze gehersenspoeld waren en hierdoor zichzelf helemaal verloren. De meisjes vonden dat als er dingen met de loverboy verkeerd gingen het hun schuld was, en als er dingen goed waren kwam dit door de loverboy. De meisjes weten niet wat liefde is, en kunnen niet voor zichzelf vechten of kiezen. De situatie waarin de meisjes verkeren is voor hun ‘vaak zoals die is’, en ze hebben het gevoel dat de hele wereld tegen ze is. Ze voelen zich vaak onbegrepen door de wereld, en begrijpen de wereld niet. Dit zorgt er voor dat ze nog meer naar hun loverboy toetrekken, hij begrijpt ze, en zij begrijpen hem. Ze leven samen in hun ‘eigen wereld’. Interventies Merijn zegt dat het goed is om in het contact met de meisjes geen oordeel te hebben. Ze heeft ervaren dat de meisjes vaak weinig weten en dat het goed is om informatie te verstrekken. Ze weten vaak niet dat de situatie waar ze in verkeren ‘verkeerd’ is. Deze informatie kan bijvoorbeeld gaan over liefde, over het leven, over de toekomst, mogelijkheden, dromen etc. Hulp slaat het best aan als het meisje hier zelf voor kiest. Dit is bij de doelgroep van meisjes die slachtoffer van een loverboy zijn geworden vaak erg moeilijk, gezien ze bijna nooit zelf voor hulp of een behandeling kiezen gezien de loverboy ze in hun greep heeft. Het is het beste als de meiden zelf met een hulpvraag komen, dan kun je samen werken aan iets waar ze gemotiveerd voor zijn en waar ze echt wat aan hebben. Het belangrijkste doel om aan te werken ligt bij het ontdekken van vragen als: ‘wie ben ik?’ ‘Wat wil ik bereiken?’ ‘Hoe kan dat?’ ‘Wat wil ik worden?’ ‘Wat wil ik met mijn leven?’ etc. Daarnaast speelt het werken, aan het vaak lage zelfbeeld een belangrijke rol. Net als nee leren durven zeggen, het voor jezelf opkomen en het leren te vertrouwen in jezelf en anderen.
58
Vos, Anja de Stichting Spirit!, Meisa Amsterdam 02-04-2013, Amsterdam Door: Aukje Versmissen en Lotte Wandel Organisatie Stichting spirit is een organisatie in Amsterdam waarvan de organisatie Meisa een meisjesopvang is. Crisisinterventiecentrum voor seksespecifieke hulpverlening aan meisjes van 12 tot 18.. Meisa helpt meisjes tussen de 12 en 18 jaar om problemen op te pakken met betrekking tot onder andere seksualiteit, foute vriendjes, seksueel misbruik, eergerelateerde dwang, weerbaarheid en zelfbeeld. Meisa biedt kortdurende hulp in een crisissituatie en opvang en begeleiding op een beschermd adres. Als blijkt dat langere hulp noodzakelijk is kan het verblijf soms verlengd worden, eventueel in afwachting naar doorplaatsing naar een langverblijfgroep voor dezelfde doelgroep. De hulp is gericht op de meisjes en hun ouders/verzorgers. De meisjes krijgen begeleiding bestaande uit individuele gesprekken en thema- avonden naast een duidelijke structuur waarbij veel aandacht is voor een regelmatige gang naar school of andere dagbesteding. Daarnaast wordt in het groepswerk veel aandacht besteed aan competenties en sociale vaardigheid. Meiden uit deze omgeving (Amsterdam en omtrek) worden indien nodig naar andere locaties gestuurd omdat dit voor hen een veiligere omgeving biedt. Ze worden dan doorgestuurd naar bijvoorbeeld Fier Friesland. Interessant om te weten is dat er sinds kort ook een preventieve kant voor jongens aanwezig is. Doelgroep De meisjes die bij Meisa verblijven zitten meestal halverwege het loverboy- proces of net in het begin stadium. Meestal hebben deze meiden de leeftijd van 14 jaar maar soms begint dit zelf al op een leeftijd van 12 jaar. Risicogroep De meisjes hebben vaak een laag niveau en komen uit onstabiele gezinssituaties. Veel meisjes zijn emotioneel verwaarloosd en zoeken liefde door middel van hun lichaam. Sommige meisjes zijn misbruikt toen ze jong waren en hierdoor ontstaat er seksualiserend gedrag. Werkwijze loverboys Een jongen maakt in veel gevallen gebruik van drie processen. - Proces één Grooming -> Naar de zin maken pedofiel. - Proces twee Afhankelijkheidsrelatie maken - Proces drie Hersenspoelen -> Krijgsgevangenen Alle fasen kunnen door elkaar lopen en de invulling verschilt in de praktijk. Dus het wennen aan prostitutie vindt niet altijd plaats zoals hieronder. De jongens zorgen dat de meisjes wennen aan de prostitutie door ze eerst kennis te laten maken met een meid die al in de prostitutie werkt, zodat het fenomeen eigenlijk heel normaal wordt en dichtbij komt. Ook zorgen de jongens ervoor dat de meisjes steeds meer hun grenzen gaan verleggen. De schade die de jongens teweeg brengen is gigantisch. De meisjes hebben vaak een PTSS en krijgen vaak EMDR als behandeling, voor de verwerking. Sommige meisjes hebben het ook gewoon niet door. Problematiek Grotendeels van de meisjes kampt met meerdere problemen. Er is vaak bij de meisjes al snel iets stuk gemaakt aan hun eigenwaarde en gevoel van seksualiteit. Ze hebben veel behoefte aan liefde en erkenning. Onzekere meisjes die thuis problemen hebben worden sneller 59
slachtoffer dan meisjes die een stabiele thuisomgeving hebben. Dit is dan ook waar de meeste jongens zich op richtten. Uit gesprekken met meisjes komt veel naar voren dat ze niet door hebben hoe het zo ver heeft kunnen komen. Ze voelen zich vaak schuldig en willen daarom geen aangifte doen. Doordat ouders dat vaak niet begrijpen gaat het meisje al snel terug naar de jongen want hij begrijpt de wereld waarin zij leeft. Soms kunnen meisjes wel geloven dat het niet goed is waar ze mee bezig zijn maar als puntje bij paaltje komt kiest ze toch weer voor het leven bij de loverboy. In sommige gevallen durven ze wel ‘nee’ te zeggen tegen de jongen maar als deze vervolgens weer heel lief voor ze is, dan is er weinig voor nodig om naar hem terug te gaan. De meisjes gaan alleen maar uit van het positieve van de jongen. De jongen krijgt veel invloed op het meisje door bepaalde gedragingen; De jongen isoleert haar letterlijk en/of figuurlijk. Hij zorgt voor ruzie thuis; controleert haar; laat haar denken dat het haar eigen beslissing is; hij krijgt invloed door afwisselend heel leuk/ heel naar tegen haar te zijn. Hierdoor gaat het meisje haar best doen om het hem naar zijn zin te maken. Bijna alle meisjes hebben een PTSS. Doelen/hulpverlening Het hoofddoel voor de meisjes is om weer autonoom te leren denken (zelf denken/zelf kiezen). Doordat de jongen haar in een isolement brengt, houdt het meisje zich minder sterk bezig met haar eigen mening, belangen, verlangens en gevoelens. Ze leeft steeds meer voor de loverboy en hierdoor raakt ze haar eigen identiteit als het ware kwijt. Het zelfbeeld en grenzen zijn ook veel voorkomende doelen. Het meisje heeft in de periode met de loverboy ideeën ingeprent gekregen, die niet verdwijnen op het moment dat de relatie verbroken is. Bijvoorbeeld over dat zij niets waard is en dat er niemand beter voor haar is, dan haar loverboy. Deze irreële gedachten kan het meisje met hulp geleidelijk realistischer maken. Bijvoorbeeld: ik ben best wel de moeite waard en er is misschien nog wel een jongen die echt van me kan houden. Vervolgens is het van belang dat de gedachten omgekeerd worden. Als het zelfvertrouwen is opgebouwd kun je rustig toewerken naar de dingen die ze heeft meegemaakt. Dit bijvoorbeeld door het geven van een fictief idee en vervolgens haar mening daarbij vragen. Het is handig om de onderwerpen als doelen te formuleren, maar dit kun je het best open en vrij laten voor het meisje zelf. Zij moet kunnen invullen wat haar eigen doel is. Dit is namelijk heel persoonlijk. Binnen de hulpverlening staat het contact houden boven alles. Belangrijk hierbij is dat je niet oordeelt en goed luistert. Zo min mogelijk de autonomie afnemen door middel van het meisje veel keuzes te laten maken. Hierdoor wordt haar eigen denken en handelen weer wat actiever. Bij Meisa leert het meisje het traject van een loverboy te herkennen. Dit gebeurd op psychoeducatief gebied. Het verhaal wordt los van het meisje verteld. Het meisje kan dan zelf nagaan welk gedrag van de loverboy bedoeld was om haar te bewerken. Dit proces kan heel verwarrend zijn en vindt geleidelijk plaats. Ook krijgen de meisjes rots en water training en doen ze af en toe spelopdrachten. Hierbij is het belangrijk dat ze niet het foute voorbeeld uitspelen maar zich juist richten op wat wel verstandig zou zijn. Als begeleider kun je het best een voorbeeld hiervan geven door middel van het eerst zelf voor te spelen. Dan kunnen de meisjes kijken welke aspecten ze over willen/kunnen nemen. Lichaamshouding is ook erg belangrijk; stevig staan, je lichaam voelen. Dit is belangrijk omdat deze meiden juist op lichamelijk gebied hun eigen grenzen niet hebben kunnen/durven/mogen aangeven. De opdrachten die je uitvoert moeten vervolgens in de praktijk uitgevoerd worden doordat de meisjes kunnen ervaren dat sommige dingen juist goed werken. Het geven van complimenten (Bekrachtigen = de nadruk leggen op wat 60
goed gaat) is essentieel zodat de meisjes niet nog onzekerder worden (door aandacht op wat ze niet goed doen) en hun zelfbeeld juist wat positieve voeding krijgt. Alles vanuit de positieve kant beïnvloeden. Niet bang zijn om wat aan het probleem te doen. Luister ernaar alsof je het al 100 keer hebt gehoord. Er zo normaal mogelijk naar luisteren en proberen duidelijk te maken dat ze er zijn ingetuind. Zeggen dat het vooral niet hun schuld is en begrip voor de situatie tonen. Grenzen van de meisjes accepteren en respecteren. Als laatste is het ook belangrijk om eraan te denken of er geen andere problematiek achter zit bijvoorbeeld borderline. Veel letten op misbruik en emotionele verwaarlozing. Als je een tijdje met de behandeling bezig bent is het leerzaam voor de meisjes om te gaan oefenen binnen de therapie met een jongen. Hier zijn ze vaak veel gevoeliger voor. Realistischer, meer waarde, gemakkelijker te generaliseren (in eigen situatie buiten de deur toe te passen, eigen te maken). Duur behandeling Wij starten met een behandeling van één keer in de week. Later is dit minder frequent. Belangrijk is dat je zeker 6 tot 10 maanden bij het meisje blijft. Als er dan een verandering tot stand komt is het effectief als ze dit kan oefenen in de praktijk. Daarna volgen wij het meisje nog een half jaar ( 1x per maand) Citaten “Ik weet in ieder geval dat ik mooi genoeg ben om een hoer te zijn.” “Ik ga nooit meer iemand vinden die zo lief voor mij is.” “Ik ga nooit meer een goede vriend vinden.” Algemene informatie/ overige aantekeningen - Een meisje (of beter haar pooier) kan 15.000 t/m 30.000 per maand verdienen. - Daders kunnen criminogene factoren hebben waar ze niks aan kunnen doen maar ze gaan vaak wel voor snel geld. - Vaak 20 klanten per dag is een normaal getal. - Het is voor de jongen vrijwel risicoloos; er zit beetje tijd in, weinig geld, ze halen er superveel geld uit. - Het meisje is gehersenspoeld, durft geen aangifte te doen, dus het geld blijft binnen komen. - Bepaalde visie op vrouwen is nodig; weinig geweten (het is gewoon handel); sociaal vaardig (mogelijk antisociale persoonlijkheidsstoornis) - Ze pakken meisjes zonder liefde, geld en een gezin. - Vanaf 18 jaar is vrijwillige prostitutie legaal. - Grenzen; autonomie; zelfbeeld, zijn de belangrijkste doelen! - ‘de elementen’ - ‘lievelingsrollen’ - de dader laten spelen door een meisje - Goed om een situatie uit te spelen vóór dat het allemaal gebeurd. ( het proces TOT aan de prostitutie) - Leren hoe je met elkaar omgaat, wat is een gezonde relatie? Dit vinden ze supersaai! - Uit elke spel situatie ‘moet’ iets positiefs komen. - Je werkt niet vaak met een groep en hebt eigenlijk mazzel als je met zo’n 2 of 3 meiden tegelijk werkt.
61
Bijlage 2: Fasen van Emunah Fase
Kenmerk
Centraal begrip
Doel
Middelen * /attitude
I)
Spelsymboliek wordt verhuld.
Verhullen
Bekrachtigen van gezonde delen.
Geïmproviseerd (groeps)spel.
Vergroten van vertrouwen in eigen capaciteiten, therapeut en groepsgenoten.
Verkennend spel met duidelijke structuur. Therapeut stelt zich uitnodigend en bekrachtigend op.
Dramatisch spel
Verkennen
Werken aan voorwaarden om Spontaniteit spel mogelijk te maken. Veel vrijheid binnen duidelijke structuur. II) Geënsceneerd spel
Spelsymboliek blijft verhuld.
Anders mogen zijn.
Rollen zijn niet Zelfexpressie gebaseerd op het eigen leven van Experimenteren met rollen. de cliënt.
Legitimeren om Decor, kostuum, latente/afgeweerd attributen. e kanten van jezelf Gefantaseerde vorm te geven, met scènes met een de rol en het dramaturgische verhaal als structuur. bescherming. Begeleid Toneel Inzicht en reflexie beperkt, wanneer mogelijk en alleen op initiatief van de cliënt.
III) Rollenspel
Fantasie maakt plaats voor actualiteit. Interactie met anderen wordt onderzocht.
Drama als Het versterken van Rollenspel. oefening voor het het zelf Interactiedrama echte leven. observerend ik. Inzicht krijgen in Thema gedragspatronen. improvisatie. Therapeut geeft inzicht over gedragspatronen.
IV) Verdiepende enscenering
Exploreren van levensthema’s. Het verleden en het onbewuste zijn onderwerp.
Onthulling van Exploreren van rollen en motieven achter verhalen. gedragspatronen. Betekenis geven aan het gespeelde Herbeleven door in relatie tot het ensceneren van De focus ligt meer eigen leven. Delen gebeurtenissen, op het individu in ven innerlijk leven eerder dan er
Psychodrama of afgeleide vormen. Storymaking Begeleid Toneel Therapeut komt steeds meer in 62
de groep. Er is met anderen. wederkerigheid in de groep.
alleen over praten. wederkerige Stimuleren en relatie tot de ervaren van groep/cliënt verandering.
V) Rituelen Terugblik / Het drama ritueel samenhang-end Toekomstvisie met afscheid en terugkeer worden Afscheid. vormgegeven in spel. Overgang naar zelfstandig functioneren in de buitenwereld
Betekenis geven aan de ontwikkeling van rollen en verhalen en rolgedrag in het proces.
Rituele aspecten van o.a. onderstaande werkwijzen. Storymaking Begeleid Toneel Eigen ontworpen rituelen Psychodrama Therapeut is wisselend in en uit beeld en begeleid afscheid.
(Nederlandse Vereninging voor Dramatherapie, z.d.)
63
Bijlage 3: Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid (z.d.) heeft een signalenlijst opgesteld die erop zouden kunnen wijzen dat een meisje in contact is met een loverboy. Als er voor langere tijd bij een meisje meerdere van onderstaande signalen worden waargenomen, dan is ze misschien in handen van een loverboy gevallen. Tabel 2 Kenmerk
Signalen
Uiterlijke en fysieke gesteldheid
Ziet er plotseling uitdagend en sexy uit Vertoont psychosomatische klachten Zelfverwonding
Houding ten opzichte van zichzelf
Lage zelfwaardering Weinig realistisch zelfbeeld Lijkt geen identiteit te hebben Onderschat of overschat zichzelf Depressief Snel beïnvloedbaar Plotselinge huilbuien en/of woede uitbarstingen Durft of kan geen grenzen aangeven Vertoont teruggetrokken gedrag
Gedrag (algemeen)
Ze vermijdt het onderwerp prostitutie of projecteert dit op anderen Extreem vrolijk gedrag Trekt zich terug Eventuele drugs en/of drankmisbruik Is snel wisselend qua emoties Is weinig flexibel Ziet niet in hoe zij situaties kan benaderen/ veranderen Geobsedeerd door seks Grote angst voor lichamelijk contact Veel kennis op het gebied van seksualiteit Plotselinge gedragverandering Concentratieproblemen Zelfverwonding
Gedragssignalen op seksueel gebied
Gedrag en houding ten opzichte van anderen
Isoleert zich van vrienden en bekenden Heeft (opeens) veel nieuwe contacten Weinig binding met thuis (ruzies en meningsverschillen) Heeft opeens afwijkende normen Vertoont sociaal wenselijk gedrag (om geen wantrouwen te wekken) Heeft totaal ander gedrag op verschillende plekken, bijvoorbeeld op school of in het bijzijn van vrienden Er zijn thuis en op school problemen (weglopen, spijbelen vooral op maandag en vrijdag, slechte schoolprestaties) Reageert spanningen af Is niet aanspreekbaar op haar gedrag
Lichamelijke signalen
Eetproblemen
(Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid, z.d.)
64
Bijlage 4 Stappen Forumtheater Hieronder worden de stappen uitgelegd zoals het forumtheater opgebouwd kan worden. (Geïnspireerd op de stappen uit het onderzoek van Dok, 2008) 1.
De (co)therapeut(en) spelen de scene eerst ‘gewoon’.
2.
De scene wordt nabesproken en er wordt verwacht dat men het waarschijnlijk niet eens is met het gedrag van de hoofdpersoon. Het stuk wordt nogmaals gespeeld en de cliënten worden uitgenodigd om de rol van de hoofdpersoon over te nemen. Zij mogen dan proberen om de scenes een andere wending te geven. De tegenspelers blijven consequent in hun tegen spel. De onderdruk king van de hoofdpersoon kan pas doorbroken worden als hij ander gedrag bij de tegenspelers uitlokt.
3.
De bedoeling is dat de cliënten de rol van de hoofdpersoon vervangen op het moment dat er een keuze wordt gemaakt waar ze het niet mee eens zijn. De cliënt die dan wilt inspringen moet dan ‘STOP’ roepen en het spel houdt dan op. De cliënt mag dan aangeven vanaf welk moment ze de draad weer wilt oppakken en dan wordt de scene verder gespeeld.
4.
De cliënt die vervangen wordt mag in de buurt blijven om de inspringer aan te moedigen, te helpen en eventueel te corrigeren.
5.
De cliënt gaat in de scene weer op zoek naar een oplossing voor het probleem.
6.
De veranderingen die de scene plaatsvinden, moeten wel meegenomen worden door de volgende inspringer.
7.
Als de scene ten einde is, en de inspinger heeft zijn ‘onderdrukking’ doorbroken, mag de scene opnieuw gespeeld worden. Hierbij mogen de andere rollen ook vervangen worden door de cliënten.
8.
Op het einde kan de scene nabesproken worden. De cliënten die niet hebben meegespeeld kunnen alsnog aangeven welke mogelijkheden ze hadden kun nen proberen.
Door deel te nemen aan de scene, ontwikkelen de cliënten een aantal gedragsmodellen, die hun inzicht en bewustwording moeten geven in hun eigen gedrag. Ze kunnen verschillende conflictsituaties uitspelen en andere gedragingen uitproberen die ze uiteindelijk handvatten moeten bieden om bepaalde mechanismen te doorbreken in het dagelijkse leven.
65