1
j
Lordsburg, New Mexico 1 augustus 18841
Toen Elizabeth Miller met een nijdig gebaar haar vork in een asperge prikte, knipperde de grote man verschrikt met zijn ogen. Met haar lippen strak opeen siste ze woedend: ‘Is het een gewoonte van u om vrouwen te beledigen als ze in hun eentje in een restaurant eten? Of hebt u een andere bedoeling met die vernederende opmerking?’ De grote, gezette man wankelde een stap achteruit. Zijn mond viel een beetje open. Hij liet zijn schouders hangen. ‘Beledigen? Vernederende opmerking? Maar mevrouw Miller, ik wilde alleen maar aardig zijn.’ De ondergaande zon wierp lange schaduwen over de straten en door de ramen van de houten en bakstenen gebouwen in Lordsburg. Lixie2 Miller liet haar vork rinkelend op het porseleinen bord vallen en herhaalde de zin van de man: ‘De opmerking “Volgens mij heeft een aantrekkelijke weduwe 1 In 1884 was het stadje Lordsburg een groeistad langs een van de weinige spoorlijnen in de staat New Mexico in het uiterste zuiden van de Verenigde Staten van Amerika. Lordsburg was een echt spoorlijnstadje in een woest, dor en droog landschap. Ver weg van de bewoonde wereld. Een plek waar vagebonden een veilig heenkomen zochten. En een plek waar vrouwen van wie het leven om wat voor reden dan ook mislukt was, rust zochten in de anonimiteit. 2 Lixie is een af korting van Elizabeth.
5
van uw leeftijd er schoon genoeg van om altijd maar in haar eentje te eten” vind ik ongeveer net zo aardig als wanneer u me een salade zou aanbieden waarin een half opgegeten kakkerlak zit.’ Hij trok een witkatoenen zakdoek uit zijn zak en depte daarmee zijn voorhoofd. Zweet en stof lieten een rode veeg achter. ‘Ik … eh … ik had ook niet verwacht dat ik u hier tegen zou komen. Daarmee hebt u me een beetje overvallen.’ ‘Ik zit met m’n rug naar de ingang en met mijn gezicht voor dit raam. Ik snap niet hoe ik u een beetje heb kunnen overvallen.’ Hij nam zijn bolhoedje af. Daaronder kwam dik, donker krulhaar tevoorschijn. ‘Ik dacht gewoon hardop. Ik probeerde ter plekke een mooie zin te verzinnen.’ ‘Nou, dan bent u niet zo succesvol in het bedenken van mooie zinnen, meneer.’ Lixie richtte haar blik door het raam naar buiten, waar twee honden naar de spoorrails aan de overkant van de straat renden. ‘En het getuigt ook niet van beleefdheid. U heeft zich nog niet eens aan mij voorgesteld.’ Ze keek op naar de man die naast haar tafeltje stond. ‘Ik wil graag weten wie ik in het vervolg moet vermijden.’ Zijn omvangrijke borstkas zwol op, zodat de punten van de kraag van zijn keurige overhemd naar voren prikten. Zijn gezicht werd nog een beetje roder. ‘O, ik dacht dat u me wel zou herkennen.’ Hij zei het zo luid dat de mensen aan de tafeltjes om hen heen zwegen en verbaasd toekeken. ‘Ik ben niemand anders dan Charles P. Noble uit Philadelphia, Pennsylvania.’ Lixie Miller pakte onverstoorbaar mes en vork en sneed een stukje vlees af. ‘Wilt u dat ik u Niemand noem, of Niemand Anders?’
6
Noble staarde verward om zich heen, alsof hij verwachtte dat iemand de woorden van Lixie zou vertalen. ‘Wat?’ ‘Zo te merken doet u niet aan zelfspot. Nog een prettige dag, meneer Noble. Gedurende de dertig jaar dat ik de vrouw van een generaal ben geweest, heb ik zo vaak alleen gegeten, dat ik zelfs geleerd heb om het prettig te vinden.’ Lixie prikte met haar vork een stukje vlees van haar bord en stak het in haar mond. Ze staarde weer uit het raam en zag nu een groot varken en een eend gezamenlijk in de richting van de spoorrails waggelen. ‘Het gebeurt steeds vaker dat ik het uiterst plezierig vind om alleen te dineren.’ Ze veegde haar mond af met een bordeauxrood servet. ‘En vanavond is dat ook zo.’ ‘Maar, mevrouw Miller, ik ben Charles Noble!’ ‘Ik weet zeker dat die naam van grote betekenis is voor uw moeder, maar mij zegt die niets. Meneer Noble, ik had zonder u al een vervelende dag … U mag gaan.’ Nou goed dan … een vervelende week, maand, jaar, tien jaar, maar dat ga ik niet tegen hem zeggen. Hij legde zijn hand op de rugleuning van de stoel naast die van haar. ‘U begrijpt het denk ik niet. Ik ben een beroemde schrijver!’ ‘Dat is prachtig. Ik ben echt blij voor u, maar mij doet het niets. Al was u Charles Dickens in eigen persoon!’ ‘Mevrouw Miller!’ hijgde een kinderstem. ‘Mevrouw Miller!’ Een jongen die er zonder hoed en op zijn blote voeten uitzag als een straatschoffie rende, gekleed in een witte bloes en oude spijkerbroek, het restaurant binnen. Ze legde opgelucht een arm om zijn iele schouders. ‘Paco, ik ben zo blij om je vrolijke gezicht te zien. Wat is er?’
7
Met grote, levendige, bruine ogen keek hij haar aan. ‘Hebt u Buddy en Sylvia ergens gezien?’ Ze veegde enkele haarlokken uit zijn ogen. ‘Die liepen net gezamenlijk naar de spoorrails.’ Noble keek verbaasd naar de lege Spoorwegstraat. ‘Buddy is een varken, meneer Noble, en Sylvia is die grote, dikke eend. Ze staken net samen de weg over. Ze zijn de schrik van de honden in de stad’, legde Lixie uit. ‘Misschien is het leuk om over hen een boek te schrijven.’ Ze richtte zich weer tot de jongen. ‘Heb jij er zin in om samen met mij te eten?’ Hij likte vergenoegd langs zijn lippen, maar keek haar vastberaden aan. ‘Nee, ik heb beloofd dat ik Buddy vóór etenstijd terug zou brengen naar mevrouw Sinclair. Ze vertelde dat haar lievelingsvarken steeds vaker in de problemen komt, sinds hij omgaat met die eend.’ Er gleed een glimlach over haar gezicht. ‘Ja, je moet deze dagen heel goed opletten met wie je omgaat.’ Paco staarde naar de grote man met de chique bolhoed in zijn handen. ‘Ik ben Charles Noble, de schrijver’, mompelde hij tegen de jongen. ‘En ik ben Paco Ortiz, de toekomstige gouverneur van New Mexico. U zult vast nog wel eens een boek over mij schrijven. Tot ziens, mevrouw Miller. Misschien dat ik morgen wel tijd heb om met u te eten.’ Paco sprintte door de lobby van het hotel naar buiten. ‘Wanneer je maar wilt, Paco’, riep ze hem na. Ze draaide zich om en keek weer door het raam. Ze roerde een beetje met haar vork door de jus, die koud en dik geworden was. Noble tikte met de rand van zijn bolhoed op het tafeltje. ‘Ik denk dat dit interview veel prettiger verloopt als ik bij
8
u aan tafel kom zitten. Dan kan ik aantekeningen maken, terwijl u gewoon dooreet. Ik wil heel graag dat u de hotelkamer beschrijft waar u uw echtgenoot aantrof … met die andere vrouw.’ Hij trok langzaam de eikenhouten stoel naar achteren. Ze reikte snel opzij en pakte de stoel stevig vast. ‘Doe dat alstublieft niet. Ziet u de asperge aan mijn vork, meneer Noble?’ Hij leunde voorover, naar de tafel toe. ‘Eh, ja.’ Ze nam een hap met zo veel kracht dat ze haar tanden op elkaar hoorde klikken. ‘Die was nog warm en lekker zacht toen u zich met mijn diner ging bemoeien. Nu is hij koud en vezelig. Ik stel het op prijs als u mijn eetlust niet nog verder bederft. Ik heb u in het geheel niets te zeggen. Ik zal moeten leven met de gevolgen van mijn verleden, maar dat betekent niet dat ik het wil herbeleven. En ik wil al helemaal niet dat het in een boek terechtkomt, zodat andere mensen erover kunnen lezen. Ga alstublieft weg.’ Met een wild gebaar drukte hij zijn hoed terug op zijn hoofd. ‘Ik ben nog nooit zo onbeleefd behandeld als vandaag.’ Aan de overkant van de straat kwam een trein langzaam en sissend tot stilstand. ‘Als u alle vrouwen op deze manier benadert en u bent tot nog toe “nog nooit zo onbeleefd behandeld”, dan mag u van geluk spreken, meneer Charles Noble. Nog een prettige dag.’ Hij verzette echter geen stap. ‘En mijn boek dan?’ Lixie Miller plaatste vermoeid haar ellebogen op tafel en leunde met haar kin op haar handen. Als het gedrag van deze man bedoeld is om mijn geduld te testen, dan faal ik. Hoe kom ik van hem af? ‘U kunt anoniem blijven, hoor. Ik kan uw verhaal zo
9
beschrijven dat iemand anders het beleeft in een ander deel van het land.’ Ze draaide zich om en nam een slok koffie. Het bruine vocht was ondertussen lauw geworden, en bitter. ‘Meneer Noble, als ik u ervoor betaalde, zou u me dan met rust laten?’ Hij veegde over zijn pafferige lippen. ‘Wat?’ ‘Zal ik voor u een diner bestellen in restaurant El Matador?’ bood ze aan. ‘Maar dit is het restaurant van het Sonoranhotel’, antwoordde hij. ‘Precies ja. Daarom juist.’ ‘Lixie Miller! Wat een leuke verrassing! Goedenavond.’ Lixie draaide zich met een ruk om op haar stoel en zag een geüniformeerde, lange man naar haar tafeltje toe lopen. Zijn zwarte legerhoed stond een beetje schuin op zijn hoofd. Zowel de legerhoed als de gele, wollen band eromheen zat onder het rode, droge zandstof waar New Mexico om bekendstaat. Charles Noble zette voor alle zekerheid een paar stappen achteruit. De handen van Lixie vlogen naar haar wangen. ‘Kapitein Parker? Gefeliciteerd, Monty! Volgens mij was je de laatste keer toen ik je ontmoette nog maar een luitenant. Wat goed om je te zien! Ben je hier in de buurt gestationeerd?’ Hij nam zijn hoed af, waardoor zijn strak gekamde, donkerbruine haar zichtbaar werd. ‘Niet in de buurt, maar ook niet heel ver weg, mevrouw. Ik ben ingedeeld bij generaal Crook, in Arizona. We zijn net aangekomen met de trein. En nu lopen we hier even vertraging op, dus ik wilde kijken of ik ergens iets te eten kon vinden. Ik wist niet dat u in Lordsburg woonde.’ ‘Dat had ik zelf ook nooit gedacht.’ Ze schudde de krach-
10
tige, verweerde hand van de kapitein. ‘Volgens mij passen jij en Georgie wel bij elkaar. Jullie kunnen het zeker goed samen vinden?’ ‘Generaal Crook? Ja, hij is helemaal bijgedraaid. Precies zoals u me vertelde toen we vastzaten tijdens die sneeuwstorm in Dakota. Kunt u zich dat nog herinneren?’ ‘Jazeker.’ ‘Maar sindsdien is de generaal mij gaan waarderen. Nu gaat het prima met me.’ Ze boog naar hem toe en plukte een strootje van zijn lichtblauwe uniformjas. ‘Generaal Crook is ijzersterk in het herkennen van goede karakters. Als Georgie je mag, dan heb je het verdiend. Gefeliciteerd.’ Kapitein Parker schoof zijn hoed naar achteren. ‘Er is echt niemand die de generaal Georgie noemt. Dat doen alleen u en mevrouw Crook.’ ‘Hoe is het met Mary?’ ‘Generaal Crook vertelt mij bijna nooit iets over zijn vrouw.’ ‘Maar schrijft hij haar nog steeds zo vaak van die lange brieven?’ ‘Ja.’ Hij wierp een blik naar Charles Noble. ‘Onderbreek ik iets?’ ‘Meneer Charles Noble, dit is kapitein Montgomery Parker, een heel goede, jonge officier.’ ‘Ik ben niet meer zo jong hoor, mevrouw Miller.’ ‘Voor mij blijf je altijd die jongeman, kapitein Parker. Meneer Noble, Monty heeft me ooit eens gewikkeld in dekens vijf kilometer door een sneeuwstorm gedragen. Dat is nou een verhaal om over te schrijven. Jammer dat u net wegging.’
11