2 L E E S T E K S T
Lopen er beesten op het water? De sloot in al haar lagen Sloten zijn meestal geen natuurlijke waterwegen, maar worden door de mens gegraven omdat er vaak problemen zijn om het overtollige water uit de akkers weg te voeren. Bovendien kan elke sloot een behoorlijke hoeveelheid water tijdelijk opslaan. Als het water niet tijdig kan afgevoerd worden, stijgt het waterpeil in de sloot. Je moet maar eens kijken naar het waterpeil in de sloot na een droge periode en na een periode met veel regen. Een deel van dat water sijpelt langzaam in de grond en wordt zo afgevoerd. De rest vloeit via een lange weg naar zee of verdampt. In de sloot heeft zich een hele levensgemeenschap ontwikkeld. Heel wat dieren en planten vonden er een omgeving waarin ze zich helemaal thuis voelen. Daarbij merk je dat elke plant en elk dier hun eigen plaats hebben binnen de sloot. Sommigen leven immers liever diep onder water, terwijl anderen de voorkeur geven aan een plaats dicht bij het wateroppervlak. Zo kun je de sloot onderverdelen in een aantal zones, elk met hun eigen specifieke bewoners. Aan de oevers heb je de drassige zone. Je treft er planten aan die in zeer ondiep water leven, en zelfs een periode van droogte kunnen overleven. Iedereen kent vast en zeker het riet. Je treft het aan de oever van bijna elke waterplas aan. De plant heeft een zeer buigzame stengel. Onder water is de stengel begroeid met algen, die als voedsel dienen voor slakjes. Vissen leggen tussen de stengels hun eitjes, en heel wat vogels vinden een ideale nestplaats in een riet-
Natuur 2.1
veld. Ook kikkers, padden en salamanders leggen hun eitjes tussen de waterplanten. Je hebt misschien al paddesnoeren en kikkerdril opgemerkt, vastgemaakt aan planten. Andere typische planten uit de drassige zone zijn de lisdodde en het gele lis, dat met zijn felle kleuren nectarzoekende insecten aantrekt. Bij de dieren uit de drassige zone kennen we vooral de muskusrat. Deze is nu niet bepaald de beste vriend van de mens. Door de gangen die ze graaft ondermijnt ze immers de oevers en de dijken. Ze leeft van allerlei planten die ze aan de rand van de sloot vindt, en durft daarbij ook schade toebrengen aan de gewassen op de akkers. De muskusrat kan tot 35 cm lang worden, de staart niet meegerekend. Deze is ook nog eens zo lang. Die staart gebruikt ze als roer bij het zwemmen. Om beter te kunnen zwemmen heeft ze op de poten borstelharen. In sommige restaurants wordt de muskusrat
2 L E E S T E K S T
op het menu geplaatst als ‘waterkonijn’. Volgens kenners een echte lekkernij. Verplaatsen we ons iets meer naar het midden van de sloot, dan komen we terecht in de zone drijvende bladeren. Zoals de naam al laat vermoeden treffen we hier planten aan waarvan de bladeren op het wateroppervlak drijven. Nochtans hebben deze planten wortels in de bodem van de sloot. Het zijn allemaal planten die niet kunnen leven zonder water. Er zal wel niemand raar opkijken als ik vertel dat de waterlelie één van deze planten is, zeker? Wie heeft er nog niet vol bewondering staan kijken naar de prachtige drijvende bloemen van deze plant! Ze is bovendien ook geliefd bij heel wat dieren, die onder andere de schaduw van de grote bladeren komen opzoeken. Insecten gebruiken die bladeren als landingsplaats en allerlei slakjes leggen hun eitjes aan de onderkant. Bovendien zijn de planten voedsel voor slakken en insecten, die op hun beurt weer voedsel vormen voor vissen en andere dieren. Je kan hier zelfs diertjes op het water zien lopen. Ken je trouwens het schaatsenrijdertje ? Een roofinsect dat onvermoeibaar over het water loopt op zoek naar zijn prooi ?
Heel wat onder jullie kennen ook wel eendekroos. Het is een groene, confettiachtige plant, die een hele sloot kan bedekken. Eenden en waterhoentjes zijn er gek op. De plant drijft gewoon op het water. Je zou geneigd zijn te denken dat het een plant uit de zone drijvende bladeren is. Toch is er een groot verschil. Probeer eens wat eendekroos op te vissen. Merk je een verschil? Juist, eendekroos heeft geen wortels die vastzitten in de bodem van de sloot. Daarom spreken we hier van de zone van de vrij drijvende planten. Maar ook onder water is er heel wat leven. Iedereen weet wel dat vissen onder het wateroppervlak leven. Er zijn echter ook heel wat planten die het daar heerlijk toeven vinden. We bevinden ons nu in de zone van de ondergedoken planten. Deze planten komen alleen boven water om te bloeien. Ze zijn een bron van voedsel voor vissen, waterkevers en muskusratten. Bovendien zorgen ze er voor dat er zuurstof in het water komt. Bij zonnig weer kan je zelfs de zuurstofbelletjes tussen de plant zien opstijgen. Wist je dat in de sloot ook wieren groeien? Ze zijn zeer nuttig bij het zuiveren van het water. Veel wier in het water duidt op een zuivere sloot.
2.2 Natuur
Tenslotte belanden we op de bodem van de sloot. Als je al eens in zo’n sloot terechtgekomen bent, weet je wel dat de bodem slijkerig is. Hij is bedekt met slib en afval van planten en diertjes. Een aantal dieren en planten vinden daar nu precies de levensomstandigheden die ze nodig hebben. Vooral wormen, slakken, larven en bacteriën die dood materiaal verwerken kun je er aantreffen. Je merkt dat onze sloot vol leven zit. En dan hebben we het nog niet gehad over alle planten en dieren die zich rond de sloot thuis voelen. Denk daarbij maar eens aan de sierlijke libellen die de sloot en waterplas niet kunnen missen. Laat ons vooral niet vergeten dat de sloten ook voor de mens van levensbelang zijn. Vandaar dat hij zoveel moeite doet om ze goed te onderhouden. Sloten die dichtslibben kunnen immers veel problemen veroorzaken.
2 D O E - A C T I V I T E I T E N
Lopen er beesten op het water? 1. Zoekkaart rond waterdieren Vang met behulp van een visnetje enkele waterdiertjes. Stop ze in een loupe-potje of bekijk ze aandachtig met een vergrootglas. Beantwoord één voor één de vragen die je op de bijgeleverde zoekkaart tegenkomt. Uiteindelijk vind je de naam van het diertje. Noot: mocht de betreffende zoekkaart, normaliter losbladig bij dit nummer, “zoek” zijn geraakt, òf u wenst er nog één of meerdere extra: contacteer vzw Plattelandsklassen.
2. Biologische waterkwaliteit Kruis aan welke diertjes je hebt gevonden. Het eerst in de tabel aangekruiste diertje geeft je de waterkwaliteit. goede tot zeer goede waterkwaliteit
matige waterkwaliteit
slechte tot zeer slechte waterkwaliteit
biologisch dood water
1 8 4
6 5
10
S
2 3
1. waterjufferlarve 2. eendagsvlieglarve 3. kokerjufferlarve 4. schaatsenrijder
7
5. schijfhoornslak 6. duikerwants 7. zoetwaterpissebed
9
8. muggenlarve 9. bloedzuiger 10. rattestaartlarve
.
fi
3. Stroomsnelheid 1. 2. 3. 4. 5. 6. 8. 9.
Kies een relatief recht stuk in de sloot Plaats twee stokken op een afstand van tien meter van elkaar. Werp een kurk in het water even voor de eerste stok. Start de chronometer zodra het kurk de eerste stok passeert. Stop de chronometer zodra het kurk de tweede stok passeert. Herhaal dit een vijftal maal. Bereken het gemiddelde. Zet de snelheid om in km per uur.
Daarna kan in een leergesprek ingegaan worden over de gevolgen van de stroomsnelheid van het water. Een aantal zaken kunnen hier aan bod komen. - Bezinken van zand - Zuurstofrijkheid bij snelstromend water - Aanwezigheid van bepaalde soorten vissen - Vervuiling die vlugger afgevoerd wordt bij snelstromende beken
Natuur 2.3
10 meter
geen dieren te vinden
2
> 125 cm helder Vissen leven ‘als een vis in het water’
fi
D O E - A C T I V I T E I T E N
4. Doorzichtigheid van water 50 - 125 cm redelijk Vissen hebben het moeilijk
fi
Water is niet altijd even helder. Dit kan te wijten zijn aan vervuiling, maar ook gewoon aan zand dat rondzweeft in het water. Toch heeft de helderheid van het water grote gevolgen voor planten en dieren in het water. De snoek bijvoorbeeld kan alleen in helder water leven omdat hij jaagt op kleinere visjes die hij ziet. Heel wat waterplanten hebben ook licht nodig om te overleven. Als het water te troebel is sterven sommige planten af. Meten van de doorzichtigheid: 1. Voorzie een metalen schijf met een diameter van twintig centimeter. 2. Verdeel ze in vier en schilder twee kwadranten zwart en twee wit.
10 cm
0 - 50 cm troebel Vissen sterven
fi
3. Bevestig aan een touw waarin om de 10 cm een knoop ligt. 4. Laat zakken tot je de schijf niet meer ziet en noteer de lengte van het touw onder water. 5. Laat de schijf nu nog wat verder zakken. 6. Haal de schrijf traag weer op tot op het moment dat je de schijf terug ziet. Noteer weer de lengte van het touw onder water. Doe dit een drietal keer en bereken dan het gemiddelde.
20 cm
5. Oppervlaktespanning van het water Heel wat diertjes lopen letterlijk op het water. Dit komt omdat er op het wateroppervlak een zeker spanning heerst. Mocht die spanning er niet zijn, dan zouden die diertjes niet kunnen overleven. De watervervuiling zorgt er dikwijls voor dat die oppervlaktespanning vermindert, of zelfs helemaal verdwijnt.
Neem een kommetje zuiver water en leg er een duimspijker op, met de punt naar boven. Wat merk je ? Voeg één druppeltje detergent toe aan het water. Wat merk je ? Controleer op die manier de oppervlaktespanning van het water in de sloot. Blijft de duimspijker drijven, dat heb je te doen met zuiver water, zinkt hij, dan heb je te doen met vervuild water.
2.4 Natuur
2 W E R K B L A D
Lopen er beesten op het water? 1. Kijk door het water Duid op de dwarsdoorsnede van de sloot de plaats aan waar de verschillende dieren en planten leven. Schrijf het nummer op de juiste plaats 1. stekelbaars 2. eendekroos 3. riet 4. muskusrat 5. waterlelie 6. wier 7. libel 8. waterspin Kleur de verschillende zones groen: drassige zone paars: zone van de drijvende bladeren blauw: zone van de vrij drijvende planten rood: zone ondergedoken planten geel: bodem
2. Alles op zijn plaats ! In de sloot kunnen we vijf zones onderscheiden. Zoek bij elke zone één dier en één plant. drassige zone zone drijvende bladeren zone ondergedoken planten zone vrij drijvende planten bodem
3.Waar moet al dat water heen ? Men zegt wel eens dat sloten belangrijk zijn voor de tijdelijke opslag van water. Hoeveel water kan zo’n sloot eigenlijk opslaan ? Stel dat je een sloot hebt van 1 m breed. Door de hevige regenval stijgt het waterniveau met 20 cm. Hoeveel lopende meter sloot heeft men nodig om 1 m3 water extra te kunnen opslaan ? (1 m3 = 1000 l)
Natuur 2.5