Notitie ‘Standpunt college B&W’ Gemeente Moerdijk ‘Port of Brabant / ‘Logistiek Park’
‘Standpunt College B&W gemeente Moerdijk ‘Port of Brabant / Logistiek Park ‘
1
Inhoudsopgave: Voorwoord Leeswijzer 1. Voorgeschiedenis 1.1 Streekplanproject Moerdijkse Hoek: 1.2 Alternatief plan ‘Port of Brabant’: 1.3 Afsprakenkader Zeehaventerrein Moerdijk : 1.4 Vervolgonderzoeken a.g.v. ‘Afsprakenkader’: 1.5 Bestuurlijk overleg 23 juni ’06; 1.6 Collegebesluit 27 juni ’06 en Motie Gemeenteraad 29 juni ’06: 1.7 Onderzoeksfase september ’06 – april ’07 1.8 Huidige stand van zaken en aanleiding van dit advies:
8 8 10 11 13 13 13 14
2. Onderzoeksresultaten 2.1 Uitwerking regioanalyse Logistiek 2.2 Gebiedsvisie Moerdijk-Oost en milieuwinst uitplaatsing bedrijven 2.3 Financieringsconstructies 2.4 Sociaal economiosche effecten logistiek park 2.5 Conclusies overige onderzoeken
15 16 17 18 19
3. Intentieovereenkomst 3.1. Fase in planproces 3.2 Hoofdlijnen overeenkomst
20 20
4. Conclusie
22
5. Standpunt
24
Bijlagen: Bijlage 1 Bijlage 2 Bijlage 3 Bijlage 4
; ; ; ;
Bijlage 5 Bijlage 6 Bijlage 7
; ; ;
Bijlage 8
;
Brief Shell mbt beschikbaarheid strategische reserve d.d. 23-12-‘05 Afsprakenkader Zeehaventerrein Moerdijk Perspectief economische ruimtebehoefte West-Brabant (DHV) Uitwerking en haalbaarheidsstudien Áfsprakenkader Zeehaventerrein Moerdijk (RBOI) Intentieovereenkomst Gebiedsontwikkeling Moerdijk Uitwerking Regioanalyse logistiek (RBOI) Gebiedsvisie Moerdijk-Oost en milieu- en leefbaarheidswinst door Bedrijfsverplaatsingen (RBOI) Sociaal Economische Effect Studie Logistiek Park Moerdijk (DHV)
‘Standpunt College B&W gemeente Moerdijk ‘Port of Brabant / Logistiek Park ‘
2
Voorwoord Uw Raad staat aan de vooravond van een voor onze gemeente zeer fundamenteel besluit. Een beslissing over de integrale ‘Gebiedsontwikkeling Moerdijk-Oost’, met als onderdeel een logistiek park met een maximale omvang van 150 ha. Een beslissing die uiteraard ook samenhangt met de verdere ontwikkeling van (grootschalige) bedrijvigheid in onze gemeente. ‘Fundamenteel’ omdat aan de door uw raad te nemen beslissing een groot aantal consequenties verbonden zijn. Het is daarbij tevens een ingrijpend besluit omdat, welke keuze uw raad ook maakt, deze nooit op de instemming van een ieder kan rekenen. Met die gedachte in het achterhoofd heeft ons college de afgelopen weken over het onderwerp van gedachten gewisseld. Hoewel het ook voor het College een complexe afweging is, hebben wij er voortdurend naar gestreefd om zoveel mogelijk met alle belangen rekening te houden. Uiteindelijk moet er een keuze gemaakt worden, maar die keuze is niet zwart-wit. Daarvoor is de problematiek te complex, zijn er teveel facetten en is er niet sprake van één werkelijkheid. Nu al meer dan vijf jaar staat in het denken over verdere ontwikkelingen in onze gemeente de problematiek rondom de uitbreiding van het industrie- en haventerrein centraal. Het afgelopen jaar heeft de discussie zich toegespitst op de vraag of College en Raad akkoord kunnen gaan met een uitbreiding van 150 ha netto in de oksel A16-A17 ten behoeve van logistieke bedrijvigheid. Het College heeft, na het laten uitvoeren van diverse studies, na vele besprekingen op lokaal, regionaal, provinciaal en landelijk niveau, besloten dat zij - onder voorbehoud van goedkeuring van uw Raad – met een duidelijk pakket aan te stellen randvoorwaarden - in kan stemmen met de vestiging van een logistiek centrum binnen het grondgebied van de gemeente Moerdijk. Bij die beslissing heeft het College een groot aantal zaken afgewogen. Wij noemen: 1. De door uw Gemeenteraad d.d. 29 juni 2006 aangenomen motie 2. De onderzoeken die door verschillende bureau’s zijn uitgevoerd 3. Te verwachten demografische ontwikkelingen en het daarmee verbonden voorzieningenniveau 4. De te verwachten ontwikkeling van de werkgelegenheid en het effect van een logistiek park 5. De relatie met de provincie, de regio en de rijksoverheid 6. De strategische ligging van de gemeente en bijbehorende potenties (collegewerkprogramma) 7. Een pakket aan flankerende maatregelen, opgenomen in de ambtelijk door Rijk, Provincie en Gemeente opgestelde intentieovereenkomst en de kansen die dat biedt. 8. Het in 2008 wijzigend wettelijk kader Ad 1. Op 29 juni 2006 is door de gemeenteraad een motie aangenomen waarin de gemeenteraad aan het college de opdracht meegeeft om ‘nader te onderbouwen in hoeverre niet elders in West-Brabant, of in de directe omgeving daarvan, kan worden voorzien in het opvangen van die logistieke vraag’. In dezelfde motie laat de Raad het College de ruimte om te onderzoeken of er voor de gemeente als totaal winst- en dan met name milieuwinst valt te behalen indien aan de vestiging van een logistiek park een pakket aan compenserende maatregelen wordt verbonden dat tegemoet komt aan de ontwikkelingswensen die bij de gemeente leven. Om antwoord te kunnen geven aan deze gestelde vragen zijn diverse onderzoeken uitgevoerd én is met de mede-overheden in overleg getreden over het pakket aan flankerende maatregelen. Via een langdurig onderhandelingstraject is uiteindelijk gekomen tot een pakket aan flankerende maatregelen, opgenomen in de gezamenlijk (rijk, provincie en gemeente) opgestelde intentieovereenkomst. Het college van GS heeft inmiddels met deze overeenkomst ingestemd (onder voorbehoud van goedkeuring ook door gemeente en rijk). Van het Rijk wordt deze instemming op korte termijn verwacht. Het pakket aan flankerende maatregelen is tussen rijk, provincie en gemeente geen onderwerp van discussie meer. Uitgaande van het opgenomen pakket aan flankerende maatregelen als absolute gemeentelijke randvoorwaarde is hiermee invulling gegeven aan de 29 juni 2006 door uw Raad aangenomen motie.
‘Standpunt College B&W gemeente Moerdijk ‘Port of Brabant / Logistiek Park ‘
3
Ad 2. Zoals wij verderop in dit voorstel nader zullen uitwerken is uitgebreid en veelzijdig onderzoek verricht. Naar onze opvatting leveren deze studies voldoende materiaal op voor het nemen van een gefundamenteerde beslissing over het logistiek park. Wij merken hier uitdrukkelijk op dat bij elk van de studies – hoe goed van kwaliteit ook – wel kanttekeningen te maken zijn. Niet alle vragen kunnen – volledig en éénduidig - worden beantwoord, er zijn aannames die voor meer dan een uitleg vatbaar zijn, maar in hun samenhang geven de verschillende studies voldoende grond om een conclusie te trekken Ad 3. Bij onze overwegingen hebben wij ook de studies betrokken die zijn uitgevoerd over de sociaal economische ontwikkelingen in Moerdijk. Uit het verleden jaar door de Kamer van Koophandel en het SES opgestelde Sociaal Economisch profiel van de gemeente Moerdijk 2006 blijkt onder meer dat de bevolkingsontwikkeling in Moerdijk achter blijft. De groei in Moerdijk blijft duidelijk achter bij het West Brabantse en het landelijke gemiddelde. Ook voor de komende jaren verwacht het CBS voor Moerdijk weinig groei van het aantal inwoners. Moerdijk kent relatief weinig jongeren en jong volwassenen. Tussen 2005 en 2020 zal het aantal 0- 14 jarigen in Moerdijk met 600 afnemen. Ook de leeftjdscategorie ’15 – 64’ jaar zal minder worden. In de periode 2005 – 2020 met maar liefst 1400 personen. Daarentegen stijgt het aantal 65 plussers in dezelfde periode met 2000 personen. Zowel de ontgroening als de vergrijzing zetten het voorzieningenniveau in de gemeente onder druk. Door afname van de bevolking en afname van het bestedingsvolume kalft het draagvlak voor voorzieningen af. Terwijl op dit moment de detailhandel van Moerdijk al op een vrij laag niveau zit, mede door de kernenopbouw van de gemeente zijn voorzieningen gefragmenteerd (winkels, horeca en cultuur). Zonder extra werkgelegenheidsimpuls en bevolkingsaanwas kan het voorzieningenniveau in de gemeente op de middellange terrein niet gegarandeerd worden. Ad 4. In de verderop nader toe te lichten studie (‘sociaal economische effectstudie logistiek park Moerdijk) over o.a. de werkgelegenheidseffecten, blijkt dat gerekend moet worden op een extra groei van de werkgelegenheid van ca. 9000 arbeidsplaatsen wanneer het terrein volledig is uitgegeven. De banen zitten met name in de logistiek, maar ook toeleverende diensten, extra detailhandel en in de bouwsector tijdens de aanleg van het park en de bouw van het vastgoed. Ad 5. Moerdijk is geen eiland an sich. Hoewel voor het College de belangen van de eigen burgers, inwoners en bedrijven zonder meer voorop staat, is de gemeente met al haar vezels verbonden aan de omgeving. De gemeente Moerdijk is geen solitaire bestuurlijke enclave maar is, vanwege haar karakteristiek en aanzienlijke omvang , een belangrijke speler in de (bestuurs)regio West-Brabant. Ad 6. De gemeente Moerdijk vormt een belangrijke schakel tussen de mainports Rotterdam en Antwerpen. Een belangrijke schakel als multimodale transportas, maar zeker ook voor de opvang van bedrijvigheid die juist hun domicili willen kiezen op een locatie waar zij enerzijds profiteren van de ‘lusten’ van een bedrijfslocatie dicht bij een mainport als Rotterdam (‘dichtbij’ bijvoorbeeld door de multimodale ontsluiting), maar zonder de bijbehorende lasten (zoals het langzaam dichtslibben van met name het wegennet). De gemeente Moerdijk is dan ook redelijk uniek in haar mogelijkheden (potenties) en in lijn met het door de Raad vastgestelde collegewerkprogramma wordt ingezet op het benutten van juist die potenties. Ad 7. Ons College komt tot de conclusie dat, alles overziend, de vestiging van het beoogde logistiek park meer kansen dan bedreigingen biedt. Met de keuze voor een logistiek park, met het in de intentieovereenkomst opgenomen pakket aan flankerende maatregelen als keiharde randvoorwaarde, wordt ingezet op het benutten van de potenties van dit gebied. Een keuze die vanuit de ambitie van het college te rechtvaardigen is. De gemeente als een ‘Landelijke gemeente met ambitie’, met als eindbeeld een ‘landelijke karakter’ van de westzijde van de gemeente en een dynamisch ontwikkelingsgebied aan de oostzijde van de gemeente. De insteek is duurzaam gebruik van de beschikbare ruimte, in combinatie met aandacht voor (behoud en waar mogelijk verbetering van) de leefbaarheid in de kernen. Wanneer door Rijk en Provincie wordt ingestemd met de intentieovereenkomst dan maakt de ontwikkeling van het logistieke park het mogelijk een inhaalslag te maken met betrekking tot de leefbaarheid en milieu- en ruimtelijke kwaliteit in de gemeente. Deze zaken zijn in de loop der jaren onder druk komen te staan door grootschalige ingrepen in de infrastructuur en de ontwikkeling van het bestaande bedrijventerrein. Bij de afweging van het College – zo is ook aan de diverse voorstanders van een uitbreiding van de grootschalige bedrijvigheid voorgehouden – is niet alleen het vinden van ruimte voor bedrijven leidend geweest. Leefbaarheid, milieu en kwaliteit van de omgeving zijn minstens zo belangrijk. Het vinden van een duurzame oplossing staat centraal. Naar de stellige overtuiging van
‘Standpunt College B&W gemeente Moerdijk ‘Port of Brabant / Logistiek Park ‘
4
het College kan op deze wijze de economische structuur van de gemeente in aanzienlijke mate worden verbeterd, het voorzieningenniveau minimaal op peil worden gehouden en kan ook de leefbaarheid in de gemeente Moerdijk worden vergroot. En dan gaat het zowel om de milieukwaliteit als de kwaliteit van de leefomgeving. Er is feitelijk sprake van een dubbele doelstelling, te weten: - Het creëren van ruimte voor economie door optimaal gebruik te maken van het bestaande bedrijventerrein en een nieuw logistiek terrein. - Het verbeteren van de kwaliteit van de leefomgeving met name de leefbaarheid, het milieu en ruimtelijke kwaliteit. Wij werken op dit moment aan een bredere toekomstvisie waar deze kwaliteitsimpuls een bouwsteen voor is. De kwaliteitsimpuls omvat de versterking van de leefbaarheid van de kern Moerdijk, de gebiedsontwikkeling aan de Noordrand van Zevenbergen, de ontwikkeling van het stationsgebied Lage Zwaluwe en de herstructurering van locaties in Zevenbergen, Klundert en Zevenbergschen Hoek. De vernieuwend duurzame oplossing waarvoor wordt gekozen, te weten de betere benutting van het 1 bestaande bedrijventerrein, in combinatie met een hoogwaardig grootschalig logistiek park, past bij de maatschappelijke wens om zorgvuldig om te gaan met ruimte en kwalitatief hoogwaardige bedrijventerreinen te ontwikkelen. De focus met betrekking tot vestiging van bedrijven in het nieuwe Logistiek Park dient zich vooral te richten op die logistieke activiteiten die substantiële toegevoegde waarde opleveren. Zonder de medewerking van zowel de rijksoverheid als de provinciale overheid zal de gewenste kwaliteitsimpuls geen doorgang kunnen vinden. Ons College heeft steeds in diverse besprekingen op zowel bestuurlijk als ambtelijk niveau geprobeerd rijk en provincie ervan kunnen overtuigen dat zonder kwaliteitsimpuls voor de gemeente de aanleg van een logistiek park niet in de rede lag. In de opgestelde intentieovereenkomst is dit expliciet onderkend. Heel belangrijk om te melden is ook dat met het in de intentieovereenkomst opgenomen pakket aan flankerende maatregelen, nadrukkelijk invulling kan worden gegeven aan een wezenlijk aantal actiepunten in de dorpsplannen van de kernen Moerdijk, Zevenbergen, Klundert en Zevenbergschen Hoek genoemde wensen. Denk bijvoorbeeld aan: - De volledige ontwikkeling van de haven van de kern Moerdijk (Dorpsplan Moerdijk); - De ontwikkeling van het Stationsgebied Lage Zwaluwe (Dorpsplan Zevenbergschen Hoek); - Het verplaatsen van het BRZO-bedrijf Caldic (Dorpsplan Zevenbergen); - De aanleg van (provinciale weg) ‘de Noordrand’ (Dorpsplan Zevenbergen); - Via extra ontwikkelingsmogelijkheden (stationsgebied Lage Zwaluwe en extra woningbouwcontingenten) genereren van gelden om ook in de in de kernen Zevenbergschen Hoek (transportbedrijven op het complex van de voormalige melkfabriek) én Klundert (transportbedrijven aan Schansweg/Vlietweg) door bedrijfsverplaatsingen de leefomgeving (transportbewegingen, trillingen, verkeersveiligheid etc) te verbeteren. Bovendien blijkt uit de Sociaal Economische Effect Studie (ad. 3) dat het logistiek park een positief effect zal hebben op het draagvlak voor het voorzieningenniveau binnen de gemeente. Juist dat is ook één van de zorgpunten (gebrek aan draagvlak en verdwijnen voorzieningen) die veelvuldig in de diverse dorpsplannen is geuit Ad. 8. Niet leidend in de keuze, maar niet onbelangrijk, is de wetenschap dat per 1 januari 2008 het wettelijk kader (en m.n. de Wet op de Ruimtelijke Ordening) zal wijzigen. Zonder dat de reikwijdte en het effect daarvan exact bekend is, is wel de conclusie dat het wettelijk instrumentarium voor Rijk en Provincie om een dergelijke ontwikkeling (buiten de gemeentelijke medewerking) af te dwingen, zal versterken.
1
Hoogwaardig duidt op het feit dat er naast ruimte voor transport en opslag, ook nadrukkelijk ruimte beschikbaar komt voor logistieke activiteiten met hogere toegevoegde waarde zoals bijvoorbeeld assemblage en reparatie (Value Added Logistics).
‘Standpunt College B&W gemeente Moerdijk ‘Port of Brabant / Logistiek Park ‘
5
Juist nu door het nemen van een besluit onder welke voorwaarde de gemeente bereid is medewerking te verlenen aan de vestiging van een logistiek park met een netto omvang van maximaal 150 ha, neemt de gemeente het initiatief in de discussie. Niet meer wachten op eventuele nieuwe onderzoeken, allerlei discussies over bedrijventerrein elders etc. Nee, op basis van de uitgevoerde onderzoeken en tallozen gesprekken met Rijk en Provincie maar ook in de regio is het voor het college volstrekt helder onder welke voorwaarden de gemeente bereid is in te stemmen met de vestiging van een logistiek park. De gemeente Moerdijk niet langer meer als ‘speelbal’ tussen Rijk en Provincie maar als speler op het veld. De gemeente heeft met dit besluit de voorzet gegeven, aan Rijk en Provincie nu de taak om ‘af te ronden’ door binnen afzienbare tijd aan de gestelde randvoorwaarden invulling te geven (uiterlijk 1 augustus a.s.).
‘Standpunt College B&W gemeente Moerdijk ‘Port of Brabant / Logistiek Park ‘
6
Leeswijzer In hoofstuk 1 is, in chronologische volgorde, een uitgebreide beschrijving gegeven van de voorgeschiedenis van dit advies. In hoofdstuk 2 zijn op hoofdlijnen de resultaten van de uitgevoerde onderzoeken opgenomen. In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op de nu voorliggende intentieovereenkomst. In hoofdstuk 4 worden conclusies getrokken over al dan niet de meerwaarde van een logistiek park In hoofdstuk 5 tenslotte volgt het collegestandpunt.
‘Standpunt College B&W gemeente Moerdijk ‘Port of Brabant / Logistiek Park ‘
7
1.
Voorgeschiedenis
1.1 Streekplanproject Moerdijkse Hoek: De discussie over de uitbreiding van het huidige industrie en haventrerrein loopt al geruime tijd. De provincie Noord-Brabant heeft in 2002 het bedrijventerrein “Moerdijkse Hoek” met een ster opgenomen in het Streekplan. Doel was om op deze locatie een nieuw grootschalig en bovenregionaal bedrijventerrein te ontwikkelen met een oppervlak van 600 hectare bruto (zwaardere milieucategoriën, categorie 4 en hoger) in combinatie met 150 ha. glastuinbouw. Reden daarvoor was de verwachte behoefte aan bedrijventerrein in de regio, gebaseerd op onder andere prognoses opgesteld door het Centraal Planbureau in 1999. Ook in het bestuursakkoord 2003-2007 werd aangegeven dat de provincie hecht aan de totstandkoming van dit terrein door een herziening van het Streekplan en de benodigde m.e.r.-procedure. voort te zetten en af te ronden. Dit streven werd ook opgenomen in de Rijksnota ‘Nota Ruimte’ (zoals in 2005 door de 2e kamer en uiteindelijk 2006 door de 1e kamer is vastgesteld). Reeds vanaf medio jaren ’90 van de vorige eeuw zijn er allerlei studies naar de nut, noodzaak én haalbaarheid van dit plan uitgevoerd. Aanvankelijk (ten tijde van de Stichting Moerdijkse Hoek ) was de houding van de gemeente Moerdijk te kenschetsen als ‘ja, mits’ (in de gemeentelijke Structuurvisie Plus is ‘dit plan’ ook opgenomen als een ‘afweegbare ontwikkeling’). Gedurende de plan- en onderzoeksfase (en de bijbehorende nut – en noodzaakdiscussie) is de gemeentelijke houding gewijzigd in een onverkort ‘tegen’. Provincie en Rijk hielden echter vast aan het oorspronkelijke plan. De bijbehorende mer-procedure was ook reeds in een zeer vergevorderd stadium. Uiteindelijk heeft dit in 2005 geleid tot een totale bestuurlijke impasse. Een bestuurlijke impasse direct veroorzaakt door een door de Provincie (zelfstandig) met het Rijk gesloten convenant voor de realisatie van dit streekplanproject. Dit zeer tegen de wens van de gemeente. Dat standpunt heeft de gemeente ook in een brief aan het provinciaal bestuur kenbaar gemaakt. 1.2 Alternatief plan ‘Port of Brabant’: Op 5 oktober 2005 is door het college van B&W van de gemeente Moerdijk, mede vanuit het besef dat op langere termijn de ontstane situatie tot een bestuurlijke impasse zou leiden, het plan ( ‘position paper PoB’) “Port of Brabant” gepresenteerd. Dit plan moet gezien worden als alternatief voor de ‘Moerdijkse Hoek’. Het belangrijkste kenmerk van dit alternatief was dat, in plaats van een uitbreiding met nog eens 600 ha bedrijventerrein voor de zware milieucategorieen, optimaal gebruik wordt gemaakt van het huidige industrie- en haventerrein Moerdijk en de directe omgeving. In het plan was wel voorzien in de verlenging van de insteekhaven Roode Vaart met hieraan gekoppelde realisering van kavels voor kadegebonden c.q. kadergerelateerde activiteiten en landaanwinning tegenover de in ontwikkeling zijnde baggerslibdepot op de Sassenplaat. Daarbij ging het om totaal tussen de 110 én 150 ha. uitbreiding. (60 ha in het Hollands Diep en tussen de 50 ha bij een ‘natte ontwikkeling’en 90 ha bij een droge ontwikkeling van de Roode Vaart). Figuur 1.1 Landaanwinning
‘Standpunt College B&W gemeente Moerdijk ‘Port of Brabant / Logistiek Park ‘
8
Het toenmalige College van B&W heeft dit plan met GS besproken. Op basis van die besprekingen hebben de colleges van B&W en GS op 18 oktober 2005 besloten de haalbaarheid van dit alternatieve plan te verkennen (onderzoek Twijnstra en Gudde)
Figuur 1.2 : ‘Natte ontwikkeling gebied Roode Vaart’ Een stuurgroep bestaande uit twee leden van GS en twee wethouders van de gemeente Moerdijk aangevuld met de directeur Mobiliteit en Economie en de gemeentesecretaris van Moerdijk heeft diverse malen overlegd. Ten behoeve van die Stuurgroep zijn een aantal studies en verkenningen uitgevoerd. De besprekingen van de stuurgroep zijn afgerond via het overeengekomen Afsprakenkader Zeehaventerrein Moerdijk. In dezelfde periode waarop de stuurgroep de haalbaarheidsstudie uitvoerde, is een aantal belangrijke nieuwe feiten op tafel gekomen die van groot belang zijn geweest voor het formuleren van de conclusies van deze haalbaarheidsstudie. Op 23 december 2005 werden namelijk door het Centraal Planbureau toekomstverkenningen gepubliceerd onder de titel Bedrijfslocatiemonitor (BLM 2005). Uit deze verkenningen bleek dat de vraag naar bedrijventerrein in Nederland de komende vijftien jaar nog zal toenemen, maar wel in een lager tempo dan in de jaren negentig. Na 2020 neemt de groei verder af. In drie van vier scenario’s treedt dan zelfs een daling van de vraag op. Uit de BLM 2005 blijkt dat de prognoses betreffende de ruimtevraag in Brabant en in het bijzonder voor zeehaventerreinen in West Brabant naar beneden zijn bijgesteld. In de vorige BLM publicatie kwam driekwart van de vraag naar zeehaventerrein in Noord-Brabant op het conto van de basischemie. De groei van deze bedrijfstak wordt nu echter veel lager geschat dan enige jaren geleden. Dit hangt sterk samen met een sterkere tendens naar deïndustrialisatie dan waarmee Netto Oppervlak : 63 ha. vroeger is gerekend (verdere verschuiving van basisindustrie naar Nederland als transport – en handelsland). Deze vertaalt zich sterk naar bedrijfstakken die gericht zijn op de eerste stappen van goederenbewerking, de zogeheten basisindustrie. Hoewel de modellen die in de BLM worden gebruikt niet geschikt zijn om uitspraken over één specifieke locatie te doen, zijn de uitkomsten daarvan van belang in het kader van Moerdijkse Hoek. In het streekplan 2002 is de ingeschatte ruimtebehoefte voor Moerdijk/Moerdijkse Hoek gebaseerd op de BLM (1999) en vastgesteld op 525 hectare netto (750 hectare bruto) voor de periode 2000-2020. In de BLM 2005 is de behoefte voor de komende 20 jaar naar beneden bijgesteld naar maximaal 260 hectare netto. Daarnaast is eind 2005 meer duidelijkheid gekomen over de beschikbaarheid van de reserves op het terrein van Shell Moerdijk. Voorheen was Shell in beginsel slechts bereid deze gronden onder voorwaarden beschikbaar te stellen, voor verkoop ten behoeve van de vestiging van (petro)chemische of gelijksoortige bedrijven. De voorkeur ging uit naar bedrijven die toeleverancier of afnemer van Shell Chemie zijn of waarmee op andere wijze duurzame synergieën kunnen worden gerealiseerd. Daarnaast wilde Shell graag bedrijven waarmee de kosten van infrastructuur en dienstverlening kunnen worden gedeeld. Eind 2005 heeft Shell– anders dan tot dan toe bekend was – besloten om haar strategische grondreserve van ruim 170 ha beschikbaar te stellen voor een breed palet aan bedrijven in de milieucategorieën 4, 5 en 6, In een brief d.d. 23 december 2005 heeft Shell dit bevestigd ( zie bijlage 1). Daarmee is het aanbod voor grootschalige bedrijven in één klap verruimd met ruim 170 hectare bruto. Aanvullend kan ook nog worden opgemerkt dat het Havenschap Moerdijk eind 2005 heeft geïnventariseerd hoe groot de beschikbare strategische grondreserve op het terrein is. Naast de grondreserve van Shell is tevens nog ruim 140 hectare netto op het bestaande industrieterrein beschikbaar, zoals bleek uit een eind 2005 uitgevoerde inventarisatie.
‘Standpunt College B&W gemeente Moerdijk ‘Port of Brabant / Logistiek Park ‘
9
Figuur 1.3 : Strategische reserve Shell
1.3 Afsprakenkader Zeehaventerrein Moerdijk : 0p grond van én de resultaten van de haalbaarheidstudie naar het plan Port of Brabant én de geactualiseerde cijfers van het CPB én het beschikbaar komen van de gronden van Shell concludeerden de colleges van GS en B&W (maart 2006) dat het door de gemeente gepresenteerde plan inderdaad, in potentie, een volwaardig alternatief is voor de ‘Moerdijkse Hoek’. Dit was de aanleiding voor de ondertekening van het Afsprakenkader Zeehaventerrein Moerdijk door de beide colleges. In bijlage 2 is dit Afsprakenkader toegevoegd. Op hoofdlijnen zijn in het Afsprakenkader de potentiële gebieden benoemd waar de vraag naar bedrijfskavels opgevangen zou moeten worden (bestaande terrein Moerdijk, gebied ten zuid-oosten van de Roode Vaart, Landaanwinning Hollandsch Diep en mogelijk stationsgebied Lage Zwaluwe). In het Afsprakenkader is tevens afgesproken dat, gezamelijk met de regio, een studie zal worden uitgevoerd naar de toekomstige ruimtevraag én de mate waarin (kwalitatief én kwantitatief) de gebieden binnen het Afsprakenkader hierin kunnen voorzien. In het Afsprakenkader zijn tevens afspraken gemaakt over mogelijk flankerende maatregelen (afhankelijk van de mate waarin de gebieden binnen het afsprakenkader zullen worden ontwikkeld). Figuur 1.4 Verkaveling locatie Lage Zwaluwe
‘Standpunt College B&W gemeente Moerdijk ‘Port of Brabant / Logistiek Park ‘
10
1.4 Vervolgonderzoeken a.g.v. ‘Afsprakenkader’: Zoals vastgelegd in het Afsprakenkader, hebben in de periode maart-juni 2006, vervolgens twee onderzoeken plaatsgevonden. Onderzoeken waarbij ook de rijksoverheid (ministerie van VROM en ministerie van Economische Zaken) betrokken is geweest. Het bureau DHV heeft zich in dit kader gebogen over de vraag: “Wat is de kwantitatieve en kwalitatieve behoefte aan bedrijventerreinen in West Brabant voor de komende 20 jaar en in welke mate biedt het Afsprakenkader Zeehaventerrein voldoende ruimte voor de opvang van het (boven)regionale aandeel van die behoefte?” Het onderzoek van het bureau RBOI richt zich op de vraag in hoeverre de verschillende deelgebieden van het Afsprakenkader zowel kwantitatief als kwalitatief in het bovenregionale aandeel van de West Brabantse behoefte zou kunnen voorzien. Kern analyse ‘vraag’ DHV (zie bijlage 3) : Het onderzoeksbureau DHV heeft op basis van CPB-systematiek, sectorontwikkelingen, de ‘Bucksystematiek’ voor wat betreft de omvang van doelgroepsectoren én een analyse van reeds uitgegeven de totaal te accommoderen vraag (binnen de gronden van het afsprakenkader) in beeld gebracht. Dit leidt globaal tot het volgende overzicht. Overzicht toedeling (in ha. afgerond) waarvan
Tot.
Chemie
Logistiek
Overig
300 85
190
Havengeb 1
Kadegeb 2
150
75
25
1 = Kadegebonden : bedrijven met noodzaak ligging laad- en loskade direct aan diep vaarwater 2 = Havengebonden : bedrijven met diep vaarwater in directe nabijheid (10 min.), maar niet persé kade direct aan het water
Het bovenstaande wordt beschouwd als het basisscenario (lees: gemiddeld groeiscenario). Wanneer ook een hoog én een laag groeiscenario in beschouwing wordt genomen, dan is daarmee de bandbreedte in de toekomstige vraag (tot 2025) in beeld gebracht. Globaal tussen de 235 én 355 ha. Kern analyse aanbod Afsprakenkader Zeehaventerrein RBOI (zie bijlage 4): Door het adviesbureau RBOI is vervolgens in beeld gebracht wat nu exact ‘de opvangcapaciteit’ (kwantitatief- en kwalitatief) is van de gebieden die behoren tot het Afsprakenkader (bestaande industrieterrein inclusief Shell, gebied ‘Roode Vaart’, Stationsgebied Lage Zwaluwe en Landaanwinning in Hollandsch Diep). Daarbij is voor de intensivering op het bestaande industrieterrein (o.a. de Shell-gronden) als uitgangspunt het duurzaamheidsprincipe ‘het juiste bedrijf op de juiste plaats’ gehanteerd. Met andere woorden, bij de intensivering van het huidige terrein moet met de te accommoderen vraag aansluiting worden gezocht bij de huidige segmentering van het terrein (tradepark, ecopark, seaport, industrial park etc). Dit om een (verdere) verrommeling van het huidige industrieterrein tegen te gaan. Tijdens dit onderzoek is gebleken dat uitbreiding van capaciteit door Landaanwinning Hollandsch Diep niet haalbaar is (naast de hoge kosten m.n. ook de belemmeringen vanuit de milieu-wetgeving).
‘Standpunt College B&W gemeente Moerdijk ‘Port of Brabant / Logistiek Park ‘
11
Overzicht beschikbare ha. ’Afsprakenkader Zeehaventerrein Moerdijk’ : In te vullen met: Gebied Tot. Ha.
Shell-gronden
140
Overige gronden Havenschap
110
Landaanwinning
0
Roode Vaart 45 - 75 Stationsgebied
25
Totaal
320 - 350
Chemie/ industrie’ / logistiek Waarvan logistiek (mog. kadegebonden) Overige bedrijvigheid Logistiek (niet kadegebonden)
140 45 - 50 70 40
‘droge’ (niet kadegeb.) logistiek óf natte (haven/kadegeb.) logistiek Logistiek (niet kade- en havengebonden)
70 45 - 65 25
320 - 350
Hoofdconclusies: ‘match’ tussen analyse vraag en aanbod: • Kwantitatief is er, voor het basisscenario, een ‘match’ (vraag op basis van een gemiddeld groeiscenario 300 ha, beschikbaar 320 – 350 ha.). In het hoge groeiscenario is deze match ‘krap’. Vraag én aanbod beiden maximaal 350 ha.
•
‘Kwalitatief’ is er een ‘match’ mbt ‘Chemie’ en ‘Overige’ soorten bedrijvigheid. Deze vraag (100 – 155 ha) kan moeiteloos op het huidige industrieterrein worden opgevangen.
•
Voor de logistieke sector resteert op het huidige industrieterrein dan nog een opvangcapaciteit van 250 ha (totale capaciteit huidige terrein) – 155 ha (vraag ‘overige doelgroepen’, hoogste groeiscenario) – 10 ha (behoud als strategische reserve Chemie, Nuts en Milieu) = 85 ha. Op de 85 ha. kan zowel haven- als kadegebonden logistiek worden opgevangen.
•
Voor logistieke bedrijvigheid is de toekomstige vraag 190 ha. (gemiddeld groeiscenario), waarvan 85 ha. havengebonden logistiek, waarvan weer 15 ha ook kadegebonden is. Deze haven- en kadegebonden logistiek kan in eerste instantie worden opgevangen op het huidige industrieterrein. Voor de totale logistieke vraag resteert dan nog een tekort van (190 – 85) = 105 ha. ‘niet haven- en niet kadegebonden’ logistieke bedrijvigheid.
•
Uitgaande van het hoge groeiscenario bedraagt de zoekopgaven 140 ha, waarvan een deel (max. 35 ha.) voor ‘havengebonden logistiek’. Om te kunnen voldoen aan eisen voor ‘havengebonden logistiek’ (binnen 10 minuten van diep vaarwater) moet een functionele verbinding worden gevonden met het huidige industrieterrein (met laad- en losvoorzieningen aan diep vaarwater).
•
Voor het gebied Roode Vaart is in het onderzoek geconcludeerd dat dit een gebied betreft met unieke vestigingscondities die juist voor die specifieke doelgroep ook beschikbaar zou moeten blijven (kadegebonden logistiek). Vanuit die optiek (behoud potenties gebied) zou dan, op basis van de ramingen van DHV, de ontwikkeling van dit gebied pas in een later stadium aan de orde zijn (planologisch reserveren). Concreet ná 2020. In eerste instantie kan de kadegebonden logistiek op het huidige industrieterrein worden opgevangen. Bovendien zijn de is deze manier van invullen (‘nat’) van de Roode Vaart nu niet rendabel én voldoet deze ontwikkeling nu niet aan de vraag (‘zoekopdracht in hoofdzaak ‘droge logistiek’).
•
Het bovenstaande (opvang van de ‘logistieke vraag’, deels ‘havengeboden’, met een omvang tussen de 105 én 140 ha., die vanuit het oogpunt van behoud van potenties én ‘ het juiste bedrijf op de juiste plaats’, buiten het bestaande industrieterrein én gebied Roode Vaart opgevangen zou moeten worden) leidt voor het bureau RBOI tot het advies om in de directe omgeving van het huidige industrieterrein een logistiek park van 150 ha. netto te realiseren.
‘Standpunt College B&W gemeente Moerdijk ‘Port of Brabant / Logistiek Park ‘
12
1.5 Bestuurlijk overleg 23 juni ’06; Op 23 juni 2006 is er tussen Rijk (Minister en Staatsecretaris), Provincie (Gedeputeerde) en Gemeente (betrokken Wethouders) een bestuurlijk overleg geweest. Tijdens dit overleg zijn de resultaten van de genoemde onderzoeken besproken en zijn er conclusies getrokken voor het vervolgproces (voor het verslag van dit overleg). Op hoofdlijnen zijn de volgende conclusies getrokken: • Partijen onderschrijven op hoofdlijnen de uitkomsten van de onderzoeken van DHV én RBOI én delen de conclusies en adviezen. • Partijen zullen , onder voorwaarde, inzetten op: o Kwaliteitsimpuls en intensivering bestaande industrieterrein Moerdijk. o Ontwikkeling van een logistiek park, omvang 150 ha. netto, in de nabijheid van Moerdijk o De ruimtelijke en leefomgevingskwaliteit van het gehele gebied, inclusief de kernen Moerdijk en Zevenbergen, wordt verbeterd. • Indien gemeenteraad, provinciale Staten en nationale politieke gremia akkoord gaan met het bovenstaande, dan zullen de 3 elementen worden uitgewerkt tot één integrale gebiedsontwikkeling. Uitgangspunt hiervoor is een kwaliteitsimpuls én een sluitende businesscase • Afgesproken is dat er diverse onderzoeken zullen worden uitgevoerd om uiteindelijk te komen tot het genoemde integrale plan voor de gebiedsontwikkeling én een sluitende business-case. 1.6 Collegebesluit 27 juni ’06 en Motie Gemeenteraad 29 juni ’06: Tijdens de college vergadering van 27 juni 2006 heeft het college besloten in te stemmen met de lijn van het bestuurlijk overleg. Dit besluit is ook aan de gemeenteraad voorgelegd in de vergadering van 29 juni’06. Het collegevoorstel is niet behandeld in de Raadsvergadering, maar de Raad heeft zelfstandig, op basis van het collegevoorstel, een motie aangenomen. In die motie constateert de gemeenteraad dat: • uit de onderzoeksresultaten blijkt dat nut en noodzaak van Moerdijkse Hoek niet zijn aangetoond zodat de aanleg van dit bovenregionale industrieterrein niet nodig is; • in de onderzoeksrapporten is aangegeven dat er sprake is van een nieuwe ruimtevraag t.b.v. de logistieke sector en dat aan die ruimtevraag, volgens de onderzoekers, het best zou kunnen worden voldaan door het realiseren van een multimodaal logistiek centrum in de nabijheid van het bestaande industrieterrein; De gemeenteraad spreekt als mening uit dat: • voor haar geenszins vaststaat dat die logistieke ruimtebehoefte binnen de gemeente Moerdijk zal moeten worden opgevangen, zodat nader onderbouwd zal moeten worden in hoeverre daarin niet elders in West Brabant, of in de directe omgeving daarvan, kan worden voorzien; • zij in principe geen behoefte heeft aan de vestiging van een multimodaal logistiek centrum op haar grondgebied, maar dat zij het College de ruimte wil geven om te laten onderzoeken of er voor de gemeente als totaal winst en dan met name milieuwinst valt te behalen indien aan een dergelijke vestiging een pakket aan compenserende maatregelen wordt verbonden dat tegemoet komt aan de ontwikkelingswensen die bij de gemeente leven; • zij zich het recht voorbehoudt om na voltooiing van dat onderzoek daarover vanuit haar eigen verantwoordelijkheid een eindoordeel te vellen en alsdan te besluiten of het meewerken aan de vestiging van een dergelijk multimodaal centrum al dan niet in het belang van de inwoners van de gemeente Moerdijk is; 1.7 Onderzoeksfase september ’06 – april ‘07 Zowel hetgeen is afgesproken in het bestuurlijk overleg van 23 juni ’06 als de motie van de gemeenteraad heeft als kader gediend voor de volgende onderzoeksfase in de periode september ’06 tot en met april ’07. Deze onderzoeksfase is te splitsen in twee delen, gescheiden door het bestuurlijk overleg januari ‘07.
‘Standpunt College B&W gemeente Moerdijk ‘Port of Brabant / Logistiek Park ‘
13
• •
•
•
1e fase: Een regioanalyse naar de door DHV in beeld gebrachte logistieke vraag, met als achtergrond de vraag vanuit de motie waarom deze in de gemeente Moerdijk opgevangen moet worden. Het opstellen van een (ruimtelijke) gebiedsvisie, met als uitgangspunt de vestiging van een logistiek park én een onderzoek naar de milieuwinst bij uitplaatsing van bedrijven. Dit om de tweede vraag uit de motie te kunnen beantwoorden, wat is de ‘winst’ (milieu, leefbaarheid, ruimtelijke kwaliteit) bij het vestigen van een logistiek park. Nader overleg met Shell over de beschikbaarheid (beschikbaar komen voor de markt c.q. de beoogde doelgroepen) van de strategische reserve én op initiatief van het Havenschap Moerdijk. Tevens is door het Havenschap een globaal inrichtingsplan voor de invulling van deze reserve gemaakt. Dit als check of de eerder gedachte capaciteit (ha.) inderdaad ook (ruimtelijk gezien) voor de beoogde doelgroepen gerealiseerd kan worden. Een globale financiële analyse van het beoogde programma Gebiedsontwikkeling MoerdijkOost. Dit met als doel om, naast de realisatie van het logistieke park, met de overige overheden (financiële) afspraken te maken om de noodzakelijke flankerende maatregelen ook te kunnen financieren
De resultaten (zonder een standpuntbepaling van het college) van het onderzoek naar de logistieke vraag en de opgestelde Gebiedsvisie zijn (vertrouwelijk) op 20 december 2006 aan de gemeenteraad gepresenteerd. Bestuurlijk overleg 6 oktober én 16 januari ‘07 Op 6 oktober én 16 januari is er bestuurlijk overleg geweest. Op 6 oktober is met name de voortgang van de onderzoeken besproken en op 16 januari zijn de (deels tussen-)resultaten van de studies besproken. Tijdens dit overleg is geconstateerd dat er met name nog een financieel vraagstuk resteerde. Specifiek, hoe kan het totale programma worden gefinancierd zo dat én het logistieke park kan worden gerealiseerd (belang van rijk en provincie) én er met een voldoende pakket aan flankerende maatregelen ‘winst en dan met name milieu- een leefbaarheidswinst’ kan worden behaald. 2e fase: Na het bestuurlijk overleg van januari zijn een aantal vervolgacties uitgevoerd. Concreet; • Zoeken naar mogelijke financieringsconstructies voor het totale programma van de gebiedsontwikkeling • Een studie van het adviesbureau DHV naar de sociaal economische effecten van een logistiek park met de beoogde omvang en invulling 1.8 Aanleiding van dit advies: De aanleiding van dit advies is het feit dat de onderzoeken die in dit kader zijn opgestart, nu zijn afgerond. Er is daarbij een oplossing gevonden voor het in januari ’07 nog geconstateerde financieringsvraagstuk. Deze oplossing is vertaald in de gezamenlijk (rijk, provincie en gemeente) opgestelde intentieovereenkomst (zie bijlage 5). Door de provincie is inmiddels ingestemd met deze overeenkomst en op korte termijn wordt ook de instemming van het rijk verwacht. Dit primaire als aanleiding voor dit advies.
‘Standpunt College B&W gemeente Moerdijk ‘Port of Brabant / Logistiek Park ‘
14
2.
Resultaten onderzoeken en studies:
In dit hoofdstuk wordt op hoofdlijnen ingegaan op de resultaten van de diverse uitgevoerde studies. De eindrapportages van de (meest relevante) studies zijn als bijlage aan dit advies toegevoegd. 2.1 Uitwerking regioanalyse logistiek Dit onderzoek moet antwoord geven op de in de motie van de gemeenteraad besloten liggende opdracht om inzichtelijk te maken waarom de logistieke vraag (uit de onderzoeken van RBOI en DHV voorjaar 2006) binnen de gemeente Moerdijk opgevangen dient te worden. In het rapport is de volgende centrale onderzoeksvraag geformuleerd: ‘In hoeverre is het noodzakelijk om de geconstateerde bovenregionale logistieke behoefte (de ‘doelgroep Moerdijk’) te faciliteren op een nieuw terrein nabij en in aansluiting op het bestaande Industrieterrein Moerdijk of dat er hiervoor reële alternatieven zijn’ Om deze vraag te beantwoorden is allereerst gekeken naar ‘de vraagzijde’, de ‘aanbodzijde’ en een confrontatie tussen ‘vraag’ en ‘aanbod’. In deze studie zijn ook verschillende locaties in- en in de directe omgeving van West-Brabant vergeleken met ‘de locatie Moerdijk’. Deze paragraaf beperkt zich tot de conclusies van het onderzoek. Voor meer gedetailleerde informatie wordt verwezen naar het in bijlage 6 toegevoegde rapport . De cijfers uit de onderzoeken van DHV en RBOI voorjaar 2006 zijn in eerste instantie als uitgangspunt gebruikt. Onderstaande is geconcludeerd:
•
•
• •
•
•
Te accommoderen vraag: De logistieke bedrijvigheid verandert. Het betreft niet enkel meer op- en overslag maar bijvoorbeeld ook ketenassemblage. Feitelijk impliceert dat een verschuiving van enkel transport naar veel meer logistieke dienstverlening. Deze ontwikkeling leidt tot schaalvergroting en de behoefte tot clustering van activiteiten, juist op locaties achter de zeehavens. De locatie Moerdijk concureert (voor dit soort grootschalige bedrijven) dan ook niet zozeer met andere locaties in West-Brabant, maar veel meer met andere locaties achter zeehavens in België, Duitsland en Frankrijk (bovenregionale behoefte). Deze bovenregionale behoefte kent specifieke vestigingseisen. Concreet een multimodaal terrein, binnen 10 minuten rijden van een knooppunt van internationale wegverbindingen, bij voorkeur een terrein groter dan 100 ha, waarop kavels van 5 ha. of meer beschikbaar zijn. De regionale behoefte heeft die combinatie van eisen niet. Op basis van ontwikkeling in de logistieke sector is de verwachting dat: - 42, 5 % van het terrein multimodaal ontsloten moet zijn - 40% moet bestaan uit kavels van minimaal 5 ha. Van de totale behoefte aan logistiek terrein (311 - 374 ha.) wordt 107 - 129 ha. veroorzaakt door de regionale vraag (elders op te vangen in de regio). De bovenregionale vraag, 204 - 245 ha., is de op te vangen vraag. Van deze bovenregionale vraag kan tussen de 70 (55 ha. havengebonden en 15 ha. kadegebonden) én 82 ha (69 ha. havengebonden en 13 ha. kadegebonden) worden opgevangen op het bestaande industrieterrein. Daarmee blijft er een behoefte aan uitbreiding voor de (t.o.v. het bestaande industrieterrein) logistieke sector van 122 - 175 ha. Een deel (2 - 31 ha.) van deze behoefte betreft een vraag vanuit havengebonden logistiek en dient een directe verbinding te hebben met het bestaande industrieterrein Analyse aanbod: De totale capaciteit (beschikbaar of beschikbaar te maken) aan regionale bedrijventerreinen is nodig voor de opvang van de regionale behoefte aan bedrijventerrein (behoefte 650 ha, excl. doelgroep Moerdijk, en beschikbaar 636 ha.) en kan in principe dus niet moeten worden ingezet voor de opvang van ook de bovenregionale vraag. In dit onderzoek zijn ze echter wel nader bekeken. Uit onderzoek blijkt géén van de onderzochte terreinen in West-Brabant te voldoen aan de eisen van de doelgroep Moerdijk (multimodaal, binnen 10 minuten rijden van internationale wegverbindingen, bij voorkeur een terrein groter dan 100 ha. waarop kavels van 5 ha. en groter beschikbaar zijn). Deze voorwaarden zijn wel realiseerbaar op een terrein in de directe nabijheid van het huidige industrieterrein Moerdijk
‘Standpunt College B&W gemeente Moerdijk ‘Port of Brabant / Logistiek Park ‘
15
•
•
Wel voldoen een aantal terreinen voor een deel aan de genoemde eisen (Vossenberg in Tilburg, Noordland in Bergen op Zoom, Borchwerf in Roosendaal en Auvergnepolder in Bergen op Zoom als alternatieve locaties). Deze terreinen zijn, ondanks het feit dat zij nodig zijn voor de opvang van de regionale vraag, nader vergeleken met een locatie in de nabijheid van industrieterrein Moerdijk. Uit de vergelijking blijkt geen van de terreinen een volwaardig alternatief. Deze locaties zijn onvoldoende concurrerend t.o.v. de echte concurrenten voor de locatie Moerdijk, grootschalige logistieke terreinen achter de zeehavens in Duitsland, België en Frankrijk Conclusie vraag en aanbod: Wanneer West-Brabant de potenties voor de vestiging van grootschalige logistieke bedrijven wenst te benutten, dan is er geen goed alternatief voor het realiseren van een specifiek (bovenregionaal) logistiek terrein van tussen de 122 en 175 ha. netto op de locatie A16/A17 in de nabijheid van het huidige industrieterrein
] Figuur 1.5: Inventarisatie alternatieve locaties Logistiek Park
volledig geschikt minder geschikt ongeschikt regio West Brabant
2.2. Gebiedsvisie Moerdijk Oost / milieuwinst uitplaatsing bedrijven Om antwoord te kunnen geven op de vraag ‘wat de winst en dan met name de milieu- en leefbaarheidswinst zou kunnen zijn bij het vestigen van een logistiek park’ is aan RBOI gevraagd advies uit te brengen, in de vorm van een ruimtelijke verkenning (‘gebiedsvisie Moerdij-Oost’). Deze verkenning is als bijlage 7 aan dit advies toegevoegd. Een verkenning met als uitgangspunt het vestigen van een logistiek park met de omvang van 150 ha. netto, noodzakelijk om inzicht te geven in én de gewenste locatie én inpassing voor het logistieke park en de gewenste flankerende maatregelen bij de vestiging van een dergelijk park. Hierbij dient te worden opgemerkt dat een gebiedsvisie geen uitgewerkte ruimtelijke schets is, maar veel meer een ontwikkelingsbeeld met ambities, ontwikkelingsrichtingen en transformatiemogelijkheden. Deze gebiedsvisie borduurt voort op de eerder vastgestelde Structuurvisie Plus en later opgestelde actualisaties (en het eerder afgesloten Afsprakenkader Zeehaventerrein Moerdijk). Ook is nadrukkelijk gekeken naar wensen zoals die zijn geformuleerd in de diverse dorpsplannen. Door RBOI is daarnaast onderzocht wat de milieuwinst zou kunnen zijn bij de uitplaatsing van een aantal milieuhinderlijke bedrijven uit de kernen Moerdijk, Zevenbergen, Klundert en Zevenbergschen Hoek (bijlage 7). Hoofdlijnen van de visie én de studie naar de milieuwinst: • In de visie zijn vervolgens een aantal doelstellingen geformuleerd, concreet:
‘Standpunt College B&W gemeente Moerdijk ‘Port of Brabant / Logistiek Park ‘
16
•
•
•
•
- Onderscheid tussen de west- en oostzijde van de gemeente - Versterken van natuur en landschap - Transformeren gebieden ten behoeve van verstedelijking - Verbeteren woon- en leefomgeving - Verbeteren recreatieve uitloopmogelijkheden tussen kernen - Versterking van de verbinding tussen de kernen De gebiedsvisie gaat uit van een duidelijke scheiding tussen de west- en de oostzijde van de gemeente. Door de concentratie van ‘stedelijke functies’ in de oostzijde van de gemeente wordt het mogelijk om juist voor de westzijde te kiezen voor rust, ruimte, extensieve functies en behoud van de huidige (dijken)structuur als leidend principe. De oostzijde van de gemeente kent in de visie van RBOI een veel dynamischer karakter. De gebiedsvisie blijft voor de westzijde beperkt tot een houtskoolschets, terwijl voor de oostzijde deze schets verder wordt uitgewerkt. Vanuit die doelstellingen van de visie is een ruimtelijke schets voor het gebied Moerdijk-Oost opgesteld. Hierbij zijn door RBOI ook twee mogelijke locaties voor het logistieke park onderling afgewogen en gekozen voor ruimtelijk (niet financieel) de meest gewenste variant (de westvariant, vrij vertaald ‘de oksel A16/A17’). Uit de studie blijkt dat met de uitplaatsing van bedrijven een behoorlijke milieu- en leefbaarheidswinst kan worden behaald. Hierbij is met name gekeken naar geluid- en trillingshinder, verkeersveiligheid, ruimtelijke kwaliteit en –beleving én herontwikkelingsmogelijkheden. Na afronding van dit onderzoek is door de Provincie zelfstandig onderzoek gedaan naar de zonering (integrale veiligheid in het kader van de BEVI-regeling) van specifiek het bedrijf Caldic (Provincie is in deze vergunningverlener en bevoegd gezag). Hieruit zou blijken dat Caldic, op basis van die regeling, een reëel probleem vormt niet enkel voor bestaande woningen, maar zeker voor toekomstige (in- en uitbreiding) woningbouw. Daarmee zou de milieuwinst van de uitplaatsing van het bedrijf Caldic aanzienlijk groter zijn dan in deze rapportage geschetst. Dit onderzoek heeft echter nog geen formele status. Via een aparte notitie zal het college en de Raad over deze (eventuele) problematiek worden geïnformeerd. Figuur: 1.6; Gebiedsvisie Moerdijk-Oost
2.3. Mogelijke financieringsconstructies In overleg met Rijk en Provincie is gezocht naar financieringsmogelijkheden voor het totale programma Gebiedsontwikkeling Moerdijk – Oost. Via de gezamenlijk opgestelde intentieovereenkomst is voor het geconstateerde financiële tekort een (voor deze fase afdoende) oplossing gevonden.
‘Standpunt College B&W gemeente Moerdijk ‘Port of Brabant / Logistiek Park ‘
17
2.4. Sociaal economische effect Logistiek Park Moerdijk Door het onderzoeksbureau DHV is onderzoek gedaan naar de Sociaal economische effecten van de beoogde vestiging van een logistiek park. Deze studie behelst een verkenning naar de economische effecten van de aanleg van een logistiek bedrijvenpark van ca. 150 hectare in de gemeente Moerdijk. In de rapportage (als bijlage 8 aan deze notitie toegevoegd) wordt aangegeven welke effecten voor Moerdijk en de regio mogen worden verwacht op het gebied van werkgelegenheid/arbeidsmarkt, economische groei, welvaart, voorzieningen en de bevolkingsopbouw. Het uitgangspunt is een logistiek bedrijvenpark waar zich voornamelijk ‘logistieke dienstverleners’ zullen kunnen vestigen. Dit zijn niet de traditionele transportondernemers (hal met vrachtwagens), maar distributiecentra waar vanuit voor één of meerdere producenten de assemblage, ompakking, labeling en uiteindelijke distributie van eindproducten wordt georganiseerd. Dit zijn activiteiten met een hoge toegevoegde waarde. DHV trekt in haar onderzoek de volgende conclusies: • Door de exploitatie van het logistiek bedrijvenpark zal de economie van Moerdijk jaarlijks 1% harder groeien, wat resulteert in een toename van het Bruto Regionaal Product van 1 miljard euro per jaar. • De grootschalige distributiecentra zorgen voor een flinke werkgelegenheidsimpuls, gezien ook de werkgelegenheidsdichtheid van dit type bedrijvigheid. Gerekend moet worden op een extra groei van de werkgelegenheid van ongeveer 9000 arbeidsplaatsen wanneer het terrein volledig is uitgegeven. De banen zitten met name in de logistiek, maar ook toeleverende diensten, extra detailhandel en in de bouwsector tijdens de aanleg van het park en de bouw van het vastgoed. In deze cijfers is het (additionele) effect van de gemeentelijke ontwikkeling van het stationsgebied Lage Zwaluwe niet meegenomen. Bij een volledige ontwikkeling van dit gebied wordt het aantal additionale banen door DHV ingeschat op ongeveer 800 (bij een combinatie van logistiek, groothandel en kantoorfuncties). • Dit biedt uitgelezen mogelijkheden voor Moerdijk om in te springen op de aankomende vergrijzing in combinatie met een krimp van de bevolking. Moerdijk zal namelijk bij ‘ongewijzigd beleid’ de komende periode fors vergrijzen, sneller ook dan Nederland gemiddeld. Dat heeft natuurlijk gevolgen voor de sociale structuur van de gemeente, maar ook voor onder meer de voorzieningen. Door afname van de bevolking en afname van het bestedingsvolume kalft het draagvlak voor voorzieningen af. Terwijl op dit moment de detailhandel van Moerdijk al op een vrij laag niveau zit, mede door de kernenopbouw van de gemeente zijn voorzieningen gefragmenteerd (winkels, horeca en cultuur). • De forse toename van de werkgelegenheid vanuit het logistiek park zal echter gepaard gaan met instroom van meer jonge gezinnen. Veelal gaan mensen eerst pendelen naar zo’n nieuwe werkplek en in de loop der jaren trekken steeds meer mensen naar hun werkregio toe. Daarnaast geeft de provincie ook de gelegenheid – bij aanleg van het park – om het woningbouwcontingent van Moerdijk te verhogen met 825 nieuwe woningen. Ook daar vanuit zal verjonging plaatsvinden. Over het geheel genomen zal de druk vanuit de vergrijzing hierdoor juist onder het Nederlands gemiddelde komen te liggen. Het draagvlak voor voorzieningen neemt hierdoor toe, wat handhaving en zelfs uitbreiding van de voorzieningenstructuur mogelijk maakt. Wanneer wordt gekozen voor een concentratie van de nieuwe woningbouw (en andere stedenlijke functies) aan ‘de oostzijde’ van de gemeente (zoals opgenomen in de Gebiedvisie Moerdijk-Oost), kan hier ook een cluster van voorzieningen op een hoger schaalniveau worden gerealiseerd. • De geïntensiveerde nieuwbouw en het aantrekken van jonge gezinnen zal overigens ook economisch hard nodig zijn, want de uitbreiding van de werkgelegenheid kan niet worden bediend vanuit de huidige werkloosheid in Moerdijk en de regio. • Een andere bron om deze banen te vervullen zijn de mensen die nu pendelen tussen WestBrabant en Rijnmond/Drechtsteden. Circa 30.000 mensen pendelen dagelijks op en neer. Met de toenemende congestie, het nog steeds groeiende aantal tweeverdieners met weinig tijd en aanstaande bekostiging van automobiliteit, is het zeer waarschijnlijk dat een deel van deze groep in de toekomst liever zal kiezen voor een interessante werkplek dichter bij huis. • De effecten van het logistiek park gaan ook boven het regionaal schaalniveau uit. Het park biedt in aansluiting op het Havenschap een uniek concept waarmee de logistieke regio Zuidwest-Nederland wordt versterkt. Op dit moment melden zich zeer regelmatig grote internationale ondernemingen (veelal uit Amerika en Azië) die hun West-Europese distributieactiviteiten in deze regio willen vestigen. Daarvoor is nu geen geschikte ruimte voorradig. Terwijl logistieke ondernemers Moerdijk inmiddels wel als 2e hotspot in Nederland zien (na Venlo). De realisatie van het logistiek bedrijvenpark zal een enorme imago-boost geven aan de regio, op mondiaal niveau.
‘Standpunt College B&W gemeente Moerdijk ‘Port of Brabant / Logistiek Park ‘
18
•
De toename van de economische activiteit beperkt zich ook niet enkel tot het logistiek park. Effecten verspreiden zich via de keten van toeleveranciers en afnemers. Die groeien mee met de uitbreiding van het industrieel-logistiek cluster in West-Brabant. Via zogenaamde ‘spillovers’ trekken de nieuwe internationale bedrijfsvestigingen daarnaast ook concurrenten en partnerbedrijven mee naar Nederland. Dat zijn belangrijke effecten die in het gehele gebied tussen Antwerpen en Rotterdam zullen neerslaan.
2.5 Conclusie overige studies • De gronden van Shell komt voor de markt beschikbaar. Dat is voldoende zekergesteld. Door Shell is de (interne) procedure voor het ‘afstoten’ van deze gronden in gang gezet en najaar 2007 zal deze (voormalige startegische reserve) door Shell aan de markt worden aangeboden • Voor de (ruimtelijke) invulling van deze strategische reserve is, in opdracht van het Havenschap, door RBOI een ‘masterplan‘ opgesteld. Uit dit masterplan bleek dat de vooraf gedachte capaciteit, voor de beoogde doelgroepen, inderdaad (ruimtelijk) beschikbaar is (cq beschikbaar is te maken). • Een globale analyse van de financiële consequenties van de uitvoering van het beoogde programma Gebiedsontwikkeling Moerdijk - Oost (bedrijvigheid én flankerend beleid) leidde tot de conclusie dat er sprake was van een financieel tekort.Tijdens het bestuurlijk overleg van 16 januari is geconcludeerd dat er dus met name nog een financieel (financierings-) vraagstuk lag. Op basis van deze constatering is in de onderzoeksperiode januari – april ’07 gezocht naar mogelijke financieringsconstructies (met als uitvloeisel de intentieovereenkomst).
‘Standpunt College B&W gemeente Moerdijk ‘Port of Brabant / Logistiek Park ‘
19
3.
Intentieovereenkomst
3.1 Fase in planproces Parallel aan de diverse onderzoeken is in een aantal stappen zowel bestuurlijk als ambtelijk gewerkt aan het opstellen van een intentieovereenkomst. Het doel van deze overeenkomst is dat de deelnemende partijen (rijk, provincie en gemeente) in principe de bereidheid uitspreken om aan de beoogde ontwikkeling uitvoering te geven. De nu voorliggende intentieovereenkomst is feitelijk een tussenstap, op weg naar uiteindelijk een ‘locatieontwikkelingsovereenkomst’ (in dit geval een bestuursén exploitatieovereenkomst). Feitelijk dus een tussenstap in de ‘Initiatieffase’. Via deze intentieovereenkomst worden de randvoorwaarden bepaald voor een in de periode tot 31 december 2008 uit te voeren haalbaarheidsstudie.Tijdens deze haalbaarheidsstudie moet blijken dat inderdaad de beoogde ontwikkeling, via de in deze intentieovereenkomst gestelde kaders, financieel haalbaar is. Blijkt dat niet zo te zijn, dan geldt dat als ontbindende voorwaarde voor deze overeenkomst. Blijkt dat wel zo te zijn dat stemmen partijen expliciet in met de komst van een logistiek park én het pakket aan flankerende maatregelen en zal dit worden vastgelegd in een bestuurs- en exploitatieovereenkomst. Essentieel voor het college zijn derhalve de uitvoering van de flankerende maatregelen én de sluitende business-case. Het college wil nu met het totale programma Gebiedsontwikkeling Moerdijk aan de slag. Er dienen nu stappen voorwaarts gezet te worden. Onderdeel van het collegebesluit is tevens een deadline voor gezamenlijke (rijk, provincie en gemeente) instemming met deze overeenkomst. 3.2 Hoofdlijnen overeenkomst De voorliggende intentieovereenkomst bestaat uit verschillende onderdelen. De overeenkomst is als bijlage 5 toegevoegd. In de ‘Achtergrond’ wordt de voorgeschiedenis en intentie geschetst. Van belang hierbij is de gedefinieerde ‘dubbeldoelstelling’. Niet enkel ‘het creëren van ruimte voor economie door optimaal gebruik te maken van het bestaande terrein en een nieuw logistiek park’. Maar ook ‘het verbeteren van de kwaliteit van de leefomgeving met name de leefbaarheid, het milieu en de ruimtelijke kwaliteit’. Hiermee onderschrijven alle partijen dat het één (economie) onlosmakelijk is verbonden het het ander (een investering in de kwaliteit van de leefomgeving). Ook wordt nog eens expliciet aangegeven dat de het logistiek park niet de doorsnee logistiek als doelgroep heeft, maar dat men name wordt gemikt op logistieke activiteiten die een substantiële toegevoegde waarde opleveren.In de ‘Doelstellingen’ is de genoemde ‘dubbeldoelstelling’ nogmaals opgenomen. In ‘I. De ontwikkeling van het logistieke park’ zijn afspraken opgenomen over het logistiek park. Onder andere de locatie (‘oksel A16/A17’) én het feit dat vanuit de exploitatie van het logistieke park een financiële afdracht plaatsvindt voor de realisatie van én de kwaliteitsimpuls in en rond de kern Moerdijk én de beoogde ontwikkeling van de Noordrand. Daarnaast zijn financiële afspraken gemaakt in de vorm van bijdragen door Rijk en Provincie én de mogelijkheid van derden om in deze ontwikkeling deel te nemen.Tenslotte wordt expliciet verwezen naar de in deze overeenkomst opgenomen ontbindende voorwaarde. In deze ontbindende voorwaarde is opgenomen dat als partijen er niet in slagen uiterlijk 31-12-2008 te komen tot een door partijen geaccordeerde sluitende business-case voor de ontwikkeling opgenomen in I. (logistiek park én realisatie kwaliteitsimpuls Moerdijk) én II (ontwikkeling Noordrand), deze intentieovereenkomst wordt ontbonden. De realisatie van het logistieke park, de kwaliteitsimpuls Moerdijk én de ontwikkeling van de Noordrand zijn daarmee onlosmakelijk met elkaar verbonden (‘het één kan niet zonder het ander’). In ‘II. Herontwikkeling Noordrand Zevenbergen’ zijn bepalingen opgenomen over de ontwikkeling van de Noordrand. Hierbij is een link gelegd met de Gebiedsvisie Moerdijk-Oost. Concreet is het dus meer dan enkel de aanleg van de weg (ontsluitingsweg de Noordrand). Het gaat hier ook om de beoogde sanering van bedrijven, groen/blauwinpassing én woningbouw. Ook dit onderdeel is gekoppeld aan de in de overeenkomst opgenomen ontbindende voorwaarde (financiële haalbaarheid). In ‘III. Herontwikkeling overige locaties’ zijn de afspraken over de extra contingenten én de toestemming voor de gemeente om het Stationsgebied Lage Zwaluwe te ontwikkelen opgenomen. Daarbij is opgenomen dat de gemeente de (exploitatie)opbrengsten vervolgens zal inzetten voor een fonds ten behoeve van de uitplaatsing van milieuhinderlijke bedrijven in de kernen Zevenbergen (naast de ontwikkeling van de Noordrand opgenomen in II.), Zevenbergschen Hoek en Klundert (of andere locaties binnen de gemeente). Daarnaast stellen partijen in principe (binnen publiekrechtelijke regels en procedures) medewerking te verlenen aan de beoogde ontwikkelingen. Onderdeel ‘IV. De reservering van de Roode Vaart inclusief omlegging Roode Vaart’ bepaalt dat de
‘Standpunt College B&W gemeente Moerdijk ‘Port of Brabant / Logistiek Park ‘
20
strategische reserve bij de Roode Vaart als strategische reserve gereserveerd blijft, tot het moment dat directe noodzaak (ruimtegebrek kadegebonden logistiek) aan de orde is. In dit onderdeel is ook opgenomen dat de omlegging van de Roode Vaart (waterverbinding Waterfront Moerdijk met de Noordrand van de kern Zevenbergen) geldt als voorwaarde voor een eventuele ontwikkeling van deze strategische reserve. Op basis van onderdeel ’V. Herstructurering van het bestaande bedrijventerrein Moerdijk’ blijft het primaat voor de intensivering en herstructurering (conform de huidige situatie) bij het Havenschap Moerdijk. Wel stelt dit onderdeel dat de gemeente en provincie, als deelnemers van het Havenschap, de verantwoordelijkheid dragen voor de onderhandelingen met Shell over het beschikbaar komen van de gronden. Tevens wordt voor de invulling van de gronden op het Havenschap een link gelegd met de voorjaar 2006 uitgevoerde studie naar de economische ruimtebehoefte voor West-Brabant (studie DHV) en de noodzaak tot een functionele relatie én afstemming met het logistiek park. Onderdeel ‘VI. Projectorganisatie’ zegt iets over de projectorganisatie (en kostenverdeling) voor de (onderzoeks)periode tot 31 december 2008. Onderdeel VII. tenslotte bevat Algemene bepalingen’ waarbij artikel 28, de ontbindende voorwaarde de meest wezenlijke is.
‘Standpunt College B&W gemeente Moerdijk ‘Port of Brabant / Logistiek Park ‘
21
4.
Conclusies
Conclusie m.b.t. de vraag ‘waarom in Moerdijk ?’: Er zijn tijdens deze studie een scala aan mogelijke andere locaties onderzocht en uiteindelijk is nader ingezoomd op 5 alternatieve locaties in de regio (Vossenberg in Tilburg, Noordland en Auvergnepolder in Bergen op Zoom en Borchwerf in Roosendaal). Allereerst is de conclusie dat de totale capaciteit op deze terreinen feitelijk nodig is alleen al voor de opvang van de regionale vraag (opvang ook van de bovenregionale vraag op deze terrein zou tot problemen leiden voor de opvang van de regionale vraag). Toch is nader gekeken naar de vraag óf de bovenregionale behoefte niet ook op deze terrein opgevangen zou kúnnen worden. De studie geeft hier weliswaar geen onvoorwaardelijk antwoord op, maar de lijn van het advies is wel kraakhelder. In theorie zou de logistieke vraag wellicht elders kunnen worden opgevangen (al wordt het realiteitsgehalte daarvan als uiterst beperkt ingeschat). Klip en klaar is wel dat Moerdijk absoluut de beste locatie is. Wanneer als uitgangspunt geldt dat er recht moet worden gedaan aan de potenties (kansen) die dit gebied (en in bredere zin West-Brabant) heeft (biedt), dan is er maar één antwoord mogelijk. ‘Moerdijk is the place to be’. Conclusie m.b.t. de vraag ‘wat is de winst van de vestiging van een logistiek park’ ?: Om de winst- en leefbaarheidswinst van het logistiek park te kunnen bepalen, is door RBOI een ruimtelijke verkenning (gebiedsvisie Moerdijk-Oost) opgesteld én is een studie gedaan naar de ‘milieuwinst’ bij uitplaatsing van milieuhinderlijke bedrijven uit een aantal kernen. Bij deze verkenning is ook aansluiting gezocht bij een aantal wensen zoals die in de diverse opgestelde dorpsplannen zijn verwoord. Deze gebiedsvisie biedt een oplossing voor een aantal knelpunten (o.a. infrastructurele problemen rond Zevenbergen, inpassing huidige industrieterrein, belemmeringen door bestaande bedrijven in een woongebied) c.q. biedt kansen (transformatieruimte, verbindingszone MoerdijkZevenbergen) voor gewenste ontwikkelingen. Deze gebiedsvisie sluit op hoofdlijnen ook aan het voorjaar 2006 ondertekenende afsprakenkader Zeehaventerrein Moerdijk (uiteraard exclusief de discussie over een logistiek park). De ‘winst’ (‘milieu’, ‘ruimtelijke kwaliteit’ én ‘leefbaarheid’) van het logistiek park is er dan ook met name in gelegen dat, indien door Rijk en Provincie wordt ingestemd met de nu voorliggende intentieovereenkomst, kansen worden geboden door de financiering van die elementen (dragers) van de gebiedsvisie, die zelfstandig door de gemeente financieel feitelijk niet zijn op te brengen. Denk bijvoorbeeld aan de volledige ontwikkeling van de Haven Moerdijk, de recreatieve (groen/blauw) zone tussen Moerdijk en Zevenbergen, omlegging van de Roode Vaart zodat ook via het water een directe verbinding ontstaat tussen de kern Moerdijk (Hollandsch Diep en de noordkant van de kern Zevenbergen en de ontwikkeling van de Noordrand Zevenbergen, inclusief omlegging van de provinciale weg, sanering van de aanwezige bedrijvigheid én herontwikkeling van dit gebied. Deze ontwikkelingen sluiten naadloos aan bij in diverse dorpsplannen (Moerdijk, Klundert, Zevenbergen en Zevenbergschen Hoek) geformuleerde wensen. Dit nog naast de extra ontwikkelingsmogelijkheden (extra contingenten én ontwikkeling Stationsgebied Lage Zwaluwe) die de gemeente in combinatie met het logistieke park wordt geboden. Van een niet te onderschatten belang is tevens dat via de nu voorliggende intentieovereenkomst door de betrokken partijen (mede-overheden) nu volmondig wordt onderkend dat uitbreiding van bedrijfsactiviteiten onlosmakelijk gepaard moet gaan met een kwaliteitsimpuls in het gebied (de eerder genoemde ‘dubbeldoelstelling’) Additionele meerwaarde logistiek park. Naast de bovenbeschreven ‘winst’ doordat, in combinatie met een logistiek park, afspraken zijn gemaakt over flankerende maatregelen, biedt het logistiek park ook ‘winst’ door sociaal economische effecten. In haar analyse concludeert het onderzoeksbureau DHV dat aanleg van het logistiek bedrijvenpark in Moerdijk niet alleen een grote economische groei-impuls veroorzaakt die belangrijk is voor de logistieke regio Zuidwest-Nederland, maar ook belangrijk is voor de sociaal-economische ontwikkeling van Moerdijk zelf. Problemen die anders ontstaan door vergrijzing, afname van de bevolking en afkalving van het voorzieningenniveau worden voorkomen. In combinatie met intensivering van de nieuwbouw in de kwalitatieve gebiedsontwikkeling van Zevenbergen/MoerdijkOost wordt zelfs een verjonging gerealiseerd en kunnen voorzieningen op het gebied van detailhandel, horeca en cultuur worden uitgebreid op een hoger niveau. Het logistiek bedrijvenpark biedt hiermee zowel voor de commerciële sector als voor de welvaart en sociale dynamiek van Moerdijk een positief perspectief.
‘Standpunt College B&W gemeente Moerdijk ‘Port of Brabant / Logistiek Park ‘
22
Eindconclusie: Bovenstaande leidt, alles overziend, tot de conclusie dat de vestiging van een logistiek park meer kansen dan bedreigingen biedt. Met de keuze voor een logistiek park, in combinatie met het pakket aan flankerende maatregelen als keiharde randvoorwaarde, wordt ingezet op het benutten van de potenties van dit gebied. Een keuze die vanuit de ambitie van het college te rechtvaardigen is. De gemeente als een ‘Landelijke gemeente met ambitie’, met als eindbeeld het ‘landelijke karakter’ van de westzijde van de gemeente en een dynamisch ontwikkelingsgebied aan de oostzijde van de gemeente. De insteek is duurzaam gebruik van de beschikbare ruimte, in combinatie met aandacht voor (behoud en waar mogelijk verbetering van) de leefbaarheid in de kernen. De gebiedsvisie Moerdijk-Oost geeft richting aan de manier waarop dat mogelijk is. Wanneer ook Rijk en Provincie instemmen met deze intentieovereenkomst wordt hieraan een realistische uitvoeringsparagraaf toegevoegd. Niet leidend in de keuze, maar niet onbelangrijk, is de wetenschap dat per 1 januari 2008 het wettelijk kader (en m.n. de Wet op de Ruimtelijke Ordening) zal wijzigen. Zonder dat de reikwijdte en het effect daarvan precies bekend is, is wel de conclusie dat het wettelijk instrumentarium voor Rijk en Provincie om een dergelijke ontwikkeling, zonder gemeentelijke medewerking ,af te dwingen, zal worden verbreed (bijvoorbeeld met de mogelijkheid om zelfstandig een onteigeningsprocedure te kunnen voeren en deze ontwikkeling planologisch via een zogenaamd ‘inpassingsplan’ mogelijk te maken). De gemeente neemt nu, met een concreet besluit onder welke voorwaarde zij bereid is in te stemmen met een logistiek park, zelf het initiatief in deze discussie. Het college heeft steeds ook oog gehad ook voor het rijks- en provinciaal belang in dit dossier, maar heeft nu ook heel helder voor ogen onder welke voorwaarde zij kan instemmen met de vestiging van een logistiek park (max. 150 ha. netto). Voorwaarden die er zorg voor dragen dat de gemeente de regie houdt over de toekomstige invulling van haar eigen grondgebied. Het is nu aan Rijk en Provincie om concreet invulling te geven aan de gestelde voorwaarden Met overeenstemming over een logistiek park op het grondgebied van de gemeente Moerdijk is dan een oplossing gevonden voor het zich jarenlang voorslepende dossier Moerdijkse Hoek. Een duidelijke stap voorwaarts, bereikt door jarenlangen gezamenlijke inspanningen, waarbij steeds met volle overtuiging het belang van onze burgers, instellingen en bedrijven nadrukkelijk voor ogen is gehouden. Met dit besluit wordt een solide basis gelegd om genoemde belangen ook voor de langere termijn veilig te stellen.
‘Standpunt College B&W gemeente Moerdijk ‘Port of Brabant / Logistiek Park ‘
23
5. Standpunt Het college komt, alles overwegend én kennis nemend van het feit dat Provinciale Staten, naar aanleiding van de uitgevoerde studies, d.d. 2 februari j.l. (en bekrachtigd in het gesloten Bestuursakkoord 2007 – 2011) in het bijzonder heeft besloten: • Dat de ruimtevraag om de doelgroepen te accommoderen waarvoor in eerste instantie Moerdijkse Hoek was bedoeld kan worden geaccommodeerd door de benutting van de Shellgrondreserve, de intensivering van de overige gronden op het bestaand industrieterrein Moerdijk en de aanleg van een grootschalig logistiek park van 150 hectare netto; • Dat de oorspronkelijke opdracht van Provinciale Staten aan Gedeputeerde Staten van 23 maart 2001 om te komen tot een streekplanherziening voor een bovenregionaal bedrijventerrein van 600 hectare bruto en zoals vastgelegd in het streekplan van 2002 daardoor kan komen te vervallen; tot het nu volgende standpunt. Het college stemt in met de realisatie van een logistiek park (op de in de gebiedsvisie opgenomen locatie), onder de in de intentieovereenkomst opgenomen voorwaarde. Concreet: • De financiering van de volledige ontwikkeling van de Haven Moerdijk (inclusief de bijbehorende bedrijfsverplaatsingen) én de realisatie van groen/blauwzone (en recreatieve verbinding) tussen de kernen Moerdijk en Zevenbergen uit de exploitatie van het logistiek park geldt als absolute voorwaarde (indien de financiering niet haalbaar blijkt, is dat een ontbindende voorwaarde, zoals opgenomen in de voorliggende intentieovereenkomst). • De financiering van de volledige ontwikkeling van de Noordrand van Zevenbergen met de realisatie van de ontsluitingsweg de Noordrand, de beoogde bedrijfssaneringen, de invulling met woningbouw en water en groen vanuit de exploitatie van het logistieke park én eventuele andere middelen van derden (niet zijnde de gemeente) geldt als absolute voorwaarde (indien de financiering niet haalbaar blijkt, is dat een ontbindende voorwaarde, zoals opgenomen in de voorliggende intentieovereenkomst). • Een onvoorwaardelijke toezegging van 825 extra woningen, boven op het huidige gemeentelijk richtgetal en de planologische medewerking van Rijk en Provincie bij de gemeentelijke ontwikkeling van het Stationsgebied Lage Zwaluwe, met o.a. als doel middelen te genereren om ook in de kernen Klundert en Zevenbergschen Hoek uitplaatsing van bedrijven en herontwikkeling van de vrijkomende locaties (financieel) mogelijk te maken. • De omlegging van de Roode Vaart, zodanig dat er een rechtstreekse (water)verbinding ontstaat tussen de haven van Moerdijk én de noordkant van het centrum van Zevenbergen, als voorwaarde voor (het planologisch mogelijk maken) van de toekomstige invulling van de strategische reserve Roode Vaart Het college zal dit standpunt, via twee bijeenkomsten op 31 mei en 7 juni a.s., aan inwoners, belangengroeperingen en andere stakeholders binnen de gemeente Moerdijk kenbaar te maken. Het college zal dit standpunt én een verslag van de informatiebijeenkomsten op 31 mei en 7 juni aan de gemeenteraad, voor de Raadsvergadering vergadering van 21 juni a.s., aanbieden. Het college stelt de gemeenteraad voor in te stemmen met de bijgevoegde intentieovereenkomst en, onder de hierin opgenomen bindende én ontbindende voorwaarde, in te stemmen met de vestiging van een logistiek park, met een (maximale) omvang van 150 ha (netto), op het grondgebied van de gemeente Moerdijk Het college wil spoedig aan de slag en stelt de gemeenteraad voor, bij het besluit tot instemmen met de intentieovereenkomst Gebioedsontwikkeling Moerdijk de voorwaarde op te nemen dat uiterlijk 1 augustus 2007 ook door Rijk en Provincie deze overeenkomst is ondertekend.
‘Standpunt College B&W gemeente Moerdijk ‘Port of Brabant / Logistiek Park ‘
24