Logische bit-instructies I0.0
I0.1
Q8.0 (MCRA)
Q8.1 I0.0
(MCR<) I1.0
I1.1
Q8.0 ( )
M0.0
I1.2 S
SR
Q9.3 Q
I1.3 R
1
pagina 1
Hoofdstuk 4 : Logische bitinstructies
Basis PLC
Basis PLC
NC- en NO-contacten - Sensoren en afvraaginstructies Proces
De sensor is een ...
Het sensorcontact is ...
Interpretatie van het programma in de PLC
Spanning op de ingang is ...
Signaaltoestand op de ingang
Afvragen op “1”
Afvragen op “0”
Symbool / instructie
Symbool / instructie
NO-contact geactiveerd aanwezig
LAD:
1
Logisch resultaat
“ja” 1
“NO-contact” niet geactiveerd
niet aanwezig
0 FBD:
NC-contact geactiveerd
niet geactiveerd
0
aanwezig
1
“neen" 0
FBD:
A I x.y
2
“ja” 1
& “neen" 0
STL:
“neen” 0
“NC-contact”
&
niet aanwezig
LAD:
Logisch resultaat
“ja” 1
“ja” 1
STL: AN I x.y
“neen” 0
Basis PLC
Proces
De aansluiting van een normaal open contact of een normaal gesloten contact aan de PLC is afhankelijk van de veiligheidsmaatregelen die in de installatie voorzien zijn. Over het algemeen zijn eindpuntsensoren en veiligheidsschakelaars zoals noodstopschakelaars normaal gesloten contacten; met dit soort contacten kan de installatie uitgeschakeld worden in geval van kabelbreuk van de sensor. Om dezelfde reden zijn de stopknoppen van de installatie ook normaal gesloten contacten.
Afvraagsymbolen
In ladderdiagram gebruiken we, om op signaaltoestand 1 af te vragen, het symbool van een zogeheten "normaal open" contact. Het is beter om dit contact "contact voor het afvragen op signaaltoestand 1" te noemen. Om op signaal-toestand 0 af te vragen, gebruiken we het symbool van een zogeheten "normaal gesloten" contact. Dit contact zou "contact voor het afvragen op signaaltoestand 0" moeten heten. Het symbool van een normaal open of een normaal gesloten contact betekent dus niet dat de toestand 1 afkomstig is van een geactiveerd normaal open of normaal gesloten contact.
Voorbeeld
Het symbool "afvragen op signaaltoestand 1" geeft als afvraagresultaat "1", wanneer een normaal gesloten contact niet geactiveerd wordt in de installatie.
pagina 2
Hoofdstuk 4 : Logische bitinstructies
Basis PLC
Voorbeeld Opdracht: In de drie voorbeelden moet de lamp gaan branden wanneer S1 geactiveerd is en S2 niet. Hardware S1 (I1.0) E 1.0
S2 (I1.1) E 1.1
S1 (I1.0) E 1.0
E 1.1
I1.0
E 1.1
PLC
PLC
Q4.0
Q4.0
Q4.0
I1.1
La
Q4.0
I1.0
I1.1
S2 (I1.1)
E 1.0
PLC
La
Software
S1 (I1.0)
S2 (I1.1)
La
Q4.0
I1.0
I1.1
Q4.0
LAD
&
I1.0
FBD
STL
Q4.0
I1.1 A AN =
&
I1.0
Q4.0
I1.1
I1.0 I1.1 Q4.0
A A =
I1.0 I1.1 Q4.0
3
&
I1.0
Q4.0
I1.1 AN A =
I1.0 I1.1 Q4.0
Basis PLC
Oefening
Vervolledig de programma's in bovenstaande figuur, zodanig dat de volgende functie door de PLC wordt uitgevoerd: wanneer de schakelaar S1 geactiveerd is en de schakelaar S2 niet, moet in de 3 gevallen de lamp gaan branden.
Pas op
Maak een onderscheid tussen de normaal open contacten en de normaal gesloten contacten op de machine buiten de PLC en de symbolen voor het afvragen op de signaaltoestanden 1 en 0 in het programma dat uitgevoerd wordt door de PLC.
pagina 3
Hoofdstuk 4 : Logische bitinstructies
Basis PLC
Logische bit-instructies: AND, OR LAD
Elekt. schema
FBD
STL
S1 (I0.0) I0.0 AND
I0.1
Q8.0
I0.0
&
I0.1
S2 (I0.1)
Q8.1 =
Q8.1
L1 (Q8.0)
A A = =
I0.0 I0.1 Q8.0 Q8.1
O O =
I0.2 I0.3 Q8.2
L2 (Q8.1)
S3 (I0.2)
I0.2 S4 (I0.3)
OR
Q8.0 =
Q8.2 I0.2 I0.3
I0.3
>=1
Q8.2 =
L3 (Q8.2)
4
Basis PLC
Waarheidstabellen AND
I 0.0 0 0 1 1
I 0.1 0 1 0 1
Q 8.0 0 0 0 1
OR
I 0.2 0 0 1 1
I 0.3 0 1 0 1
Q 8.2 0 1 1 1
pagina 4
Hoofdstuk 4 : Logische bitinstructies
Basis PLC
Logische bit-instructies: Exclusieve OF (XOR) LAD
I0.4
FBD
I0.4
I0.5
Q8.0
&
I0.5
>=1
I0.4 I0.4
I0.5
STL
Q8.0 =
&
I0.5
I0.4
XOR
I0.5
5
Q8.0 =
A AN O AN A =
I0.4 I0.5
X X =
I0.4 I0.5 Q8.0
I0.4 I0.5 Q8.0
Basis PLC
Waarheidstabel XOR
I 0.4 0 0 1 1
I 0.5 0 1 0 1
Q 8.0 0 1 1 0
Regel
In geval van een XOR-combinatie van twee operanden is de volgende regel van toepassing: de uitgang staat op "1“, als één enkele van de twee afvragingen een "1" levert.
Pas op
Voor een XOR-combinatie van verschillende operanden, kan deze regel niet veralgemeend worden tot "één enkele van n afvragingen“. Vanaf de derde XOR-instructie, is het het oude RLO dat gecombineerd wordt met het nieuwe logische resultaat van de afvraging met XOR.
pagina 5
Hoofdstuk 4 : Logische bitinstructies
Basis PLC
Toewijzing, set, reset LAD
I1.0
I1.1
FBD
Q8.0
I1.0
( )
Toewijzing
&
I1.3
Q8.1
I1.2
(S)
Set
&
A I1.0 A I1.1 = Q8.0
A I1.2 A I1.3 S Q8.1
Q8.1
( R)
Reset
Q8.1 S
I1.3
I1.4
Q8.0 =
I1.1
I1.2
STL
I1.4
I1.5
>=1
I1.5
6
Q8.1 R
O I1.4 O I1.5 R Q8.1
Basis PLC
Toewijzing
De toewijzingsinstructie kopieert het RLO naar de operand van de instructie (Q, M, D). Wanneer het RLO van toestand verandert, verandert de toestand van de operand op dezelfde manier.
Set
Wanneer het RLO de toestand 1 heeft, wordt de operand van de instructie geset of op 1 gezet. Deze operand blijft op 1 staan, totdat een andere instructie hem opnieuw op 0 zet.
Reset
Wanneer het RLO de toestand 1 heeft, wordt de operand van de instructie gereset of op 0 gezet. Deze operand blijft op 0 staan, totdat een andere instructie hem opnieuw op 1 zet.
pagina 6
Hoofdstuk 4 : Logische bitinstructies
Basis PLC
Flip/flop-schakelaar set-reset
LAD
M0.0
I1.2 Reset prioritair
FBD
S
SR
M0.0 Q9.3 I1.2
Q
S
SR Q9.3
I1.3 I1.3
R
Set prioritair
STL
R
M0.0
I1.3 R
RS
Q
=
M0.0 Q9.3 I1.3
Q
R
RS Q9.3
I1.2 I1.2
S
S
7
Q
=
A S A R A =
I1.2 M0.0 I1.3 M0.0 M0.0 Q9.3
A R A S A =
I1.3 M0.0 I1.2 M0.0 M0.0 Q9.3
Basis PLC
Flip-flop
Een flip-flop is voorzien van een set-ingang en een reset-ingang. De merker die boven de flip-flop is ingegeven, wordt op 1 of op 0 gezet, wanneer het RLO de toestand 1 heeft, respectievelijk op de set-ingang of de reset-ingang. Wanneer de twee ingangen tegelijkertijd een logisch resultaat 1 leveren, stelt zich de vraag van de prioriteit.
Prioriteit
In LAD of FBD zijn er verschillende flip-flop-symbolen beschikbaar in de functiebibliotheek. De ene flip-flop heeft een prioritaire set-functie en de andere flip-flop heeft een prioritaire reset-functie. De prioritaire ingang is de onderste. In STL is de laatst geprogrammeerde instructie prioritair.
Nota
Wanneer een uitgang op 1 wordt gezet door een set-instructie, wordt deze terug op 0 gezet, wanneer de CPU herstart (geïnitialiseerd) wordt. Wanneer, in het voorbeeld hierboven, M0.0 geparametreerd is als remanente merker, blijft zijn toestand bewaard na het herstarten van de CPU en wordt de uitgang Q9.3, die gewist was bij het herstarten van de CPU, op 1 gezet door een kopie van de toestand van de remanente merker, als deze op 1 staat.
pagina 7
Hoofdstuk 4 : Logische bitinstructies
Basis PLC
Connector
LAD
I1.0
I1.1
STL
M0.0
I2.0
I2.1
( )
NOT
M1.1
Q4.0
( )
( )
FBD
I1.0
&
M0.0 &
I1.1 I2.0
M1.1
=
I2.1
8 Connector
Q4.0
A I 1.0 A I 1.1 = M 0.0 A M 0.0 A I 2.0 A I 2.1 NOT = M 1.1 A M 1.1 = Q 4.0
Basis PLC
De connector is een tussenelement met toewijzingsfunctie, dat het actuele RLO in een specifieke operand opslaat. Wanneer we verschillende elementen in serie programmeren, functioneert de connector zoals een contact. De connector mag nooit: z net naast de linkse spanningslijn getekend worden, z direct aan het begin van een parallelle tak getekend worden, z als afsluiting van een tak, dus als een spoel, gebruikt worden. Een connector die de toestand van het RLO omkeert, kan geprogrammeerd worden door de normale connector te combineren met de instructie “NOT”.
pagina 8
Hoofdstuk 4 : Logische bitinstructies
Basis PLC
Instructies die het RLO beïnvloeden LAD
I0.0
NOT
FBD
Q8.0
I0.1 NOT
&
I0.0
( )
I0.1
STL A I0.0 A I0.1 NOT = Q8.0
Q8.0 =
CLR
niet voorstelbaar
niet voorstelbaar
CLR
SET
niet voorstelbaar
niet voorstelbaar
SET
I1.6
SAVE
BR
BR
( SAVE )
&
I1.6
Q8.1
( )
15
BR
A I1.6 SAVE
SAVE
A BR = Q8.1
Q8.1 =
8
Statuswoord
1
BR
9
RLO
Basis PLC
NOT
De instructie NOT keert het RLO om.
CLR
De wisinstructie CLEAR zet het RLO op 0 (enkel beschikbaar in STL).
SET
De instructie SET zet het RLO op 1 (enkel beschikbaar in STL).
SAVE
De bewaarinstructie SAVE bewaart de inhoud van het RLO in de flag van het bitresultaat dat deel uitmaakt van het statuswoord.
BR
Met de instructie A BR kan het opgeslagen RLO opnieuw afgevraagd worden.
pagina 9
Hoofdstuk 4 : Logische bitinstructies
Basis PLC
Flankdetectie op het RLO LAD I1.0
I1.1
FBD
M1.0
M8.0
P I1.0
I1.1
M1.1
N
I1.0
&
I1.1 M8.1
I1.0
&
I1.1
STL
M1.0
M8.0
P
=
M1.1
M8.1
N
=
A A FP =
I1.0 I1.1 M1.0 M8.0
A A FN =
I1.0 I1.1 M1.1 M8.1
OB1-cyclus
I1.0 I1.1 RLO Voorbeeld
M1.0 M1.1 M8.0 M8.1
10
Basis PLC
Flank op het RLO
We spreken van een flank op het RLO, wanneer het resultaat van een instructie verandert.
Stijgende flank
Wanneer het RLO of het resultaat van de logische combinatie van "0" naar "1" gaat, levert de positieve-flankdetectie-instructie "FP" een toestand "1" (bijvoorbeeld op M8.0) gedurende de tijd van een cyclus. Opdat het systeem deze toestandsverandering zou kunnen detecteren, moet het RLO opgeslagen worden in een FP-merker (of FP-gegeven), bijvoorbeeld M1.0.
Dalende flank
Wanneer het RLO of het resultaat van de logische combinatie van "1" naar "0" gaat, levert de negatieve-flankdetectie-instructie "FN" een toestand "1" (bijvoorbeeld op M8.1) gedurende de tijd van een cyclus. Opdat het systeem deze toestandsverandering zou kunnen detecteren, moet het RLO opgeslagen worden in een FN-merker (of FN-gegeven), bijvoorbeeld M1.1.
pagina 10
Hoofdstuk 4 : Logische bitinstructies
Basis PLC
Flankdetectie op signalen LAD I1.1
I1.0
POS M1.0
M8.0 Q M1.0
M_BIT I1.1
I1.0
NEG M1.1
FBD
M8.1 Q
M_BIT
M1.1
I1.1 POS M_BIT
I1.1 NEG M_BIT
I1.0
STL & M8.0
= I1.0
& M8.1
=
A A A FP ) = A A A FN ) =
I1.0 ( I1.1 M1.0 M8.0 I1.0 ( I1.1 M1.1 M8.1
I1.0 I1.1 Voorbeeld
M1.0 M1.1 M8.0
OB1-cyclus
M8.1
11
Basis PLC
Flanken op signalen We spreken van een flank op een signaal wanneer de signaaltoestand verandert. Voorbeeld
De ingang I1.0 heeft een statisch effect als een vrijgave. De ingang I1.0 moet dynamisch bewaakt worden en elke statusverandering van het signaal moet gedetecteerd worden.
Stijgende flank
Wanneer de signaaltoestand van de ingang I1.1 van "0" naar "1" gaat, levert de positieve-flankdetectie-instructie "POS" op dit signaal een status "1" op de uitgang Q gedurende de tijd van een cyclus, voor zover de ingang I1.0 ook de status "1" heeft (zoals in bovenstaand voorbeeld). Om een flank te detecteren, moet de CPU de actuele toestand van de ingang vergelijken met de toestand van de ingang in de vorige cyclus. Deze toestand wordt opgeslagen in een nog niet gebruikte merker in het programma. De merker wordt ingegeven in de parameter M_BIT (bijvoorbeeld M1.0).
Dalende flank
Wanneer de signaaltoestand van de ingang I1.1 van "1" naar "0" gaat, levert de negatieve-flankdetectie-instructie "NEG" op dit signaal een status "1" op de uitgang Q gedurende de tijd van een cyclus, voor zover de ingang I1.0 ook de status "1" heeft (zoals in bovenstaand voorbeeld). Om een flank te detecteren, moet de CPU de actuele toestand van de ingang vergelijken met de toestand van de ingang in de vorige cyclus. Deze toestand wordt opgeslagen in een nog niet gebruikte merker in het programma. De merker wordt ingegeven in de parameter M_BIT (bijvoorbeeld M1.1).
pagina 11
Hoofdstuk 4 : Logische bitinstructies
Basis PLC