Literatuur en websites
Hoofdstuk 1 Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Over de wet BOPZ. Den Haag: Ministerie VWS, 2006. Hengeveld MW, Balkom AJLM van. Leerboek Psychiatrie. Utrecht: De Tijdstroom, 2005. Het medische profielen boek, co-assistent en carrie`re (KNMG), 1999. Ruysbroek JMH (RIVM). Wat is geestelijke gezondheidszorg? In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning. Nationaal Kompas Volksgezondheid, 2006.
Hoofdstuk 2 Atkinson RC, Smith EE, Bem DJ, Nolen-Koelsema S, Hilgard E. Hilgard’s Introduction to Psychology. New York: Hardcourt Brace, 1996. Deelman BG, Eling P, De Haan EHF, Jennelens-Schinkel A, Van Zomeren AH. Klinische Neuropsychologie. Amsterdam: Boom, 1998. Haas O de. Psychotherapeutisch Intervenie¨ren Binnen de Clie¨ntgerichte Benadering. In: Lietaer G, Balen R van, Haas O de. Leerboek Gesprekstherapie. Vierde Druk. Utrecht: De Tijdstroom, 1991. Hengeveld MW. ‘Cave organiciteit!’ Lichamelijke oorzaken van psychiatrische ziektebeelden. In: Meijer PHEM de, Vliet Vlieland CW, Went PBM, redactie. Diagnostische strategiee¨n. Leiden: Boerhaave commissie voor postacademisch onderwijs in de geneeskunde, 2006. Hengeveld MW, Schudel WJ. Het psychiatrisch onderzoek (3e druk). Utrecht: De Tijdstroom, 2003. Lishman William. Organic psychiatry; the psychological consequences of cerebral disorder, third edition. United Kingdom: Blackwell Science, 1987. Richtlijn psychiatrisch onderzoek bij volwassenen. Richtlijnen Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie (1e druk). Amsterdam: Boom, 2004. Schalkwijk F. Het Intakegesprek. Diagnostiek in de Praktijk. Eerste Druk. Amsterdam: Boom, 2003.
L.J.M. van Nimwegen et al., Leidraad psychiatrie, DOI 10.1007/978-90-313-6523-4, © Bohn Stafleu van Loghum, 2008
Literatuur en websites
181
Shea SC. Fundamentals of interviewing. Psychiatric Interviewing: the Art of Understanding. Second Edition. Philadelphia: Saunders, 1998. Vandereycken W, Hoogduin CAL, Emmelkamp PGM. Handboek Psychopathologie Deel 2 Klinische Praktijk. Houten: Bohn Stafleu van Loghum, 2006. Verhulst FC. Inleiding en Epidemiologie. In: Verheij F, Verhulst FC. Adolescentenpsychiatrie. Eerste druk. Assen: Van Gorcum & Comp B.V., 2000.
Hoofdstuk 3 American Psychiatric Association. Beknopte handleiding bij de diagnostische criteria van de DSM IV PZ, 1e druk 1995. Biederman J, Faraone SV. Attention-deficit hyperactivity disorder. The Lancet 2005: 366: 237-48. DSM-IV Patie¨ntenzorg. Lisse: Swets & Zeitlinger, 1999. Gageldonk A van, Ketelaars T, Laar M van. Hulp bij probleemgebruik van drugs. Utrecht: Trimbos-instituut, 2006. Fairburn CG, Harrison PJ. Eating disorders. The Lancet 2003; 361:407-16. Freeman AF, Davis DD, Beck AT. Cognitive Therapy of Personality Disorders. Second Edition. New York: The Guilford Press, 2004. Gabbard GO. Cluster A Personality Disorder: Paranoid, Schizoid and Schizotypal. Psychodynamic Psychiatry in Clinical Practice. Fourth Edition. Arlington: American Psychiatric Publishing, Inc., 2005. Griez E, Honig A, Os J van, Verhey Fl. Beknopte Psychiatrie. Assen: Van Gorcum, 2003. Henningsen P, Jakobsen T, Schiltenwolf M, Weiss MG. Somatization revisited: diagnosis and perceived causes of common mental disorders. J Nerv Ment Dis, 2005; 193(2): 85-92. Klompenhouwer JL, Hulst AM van. Psychiatrische Stoornissen bij Kraamvrouwen. Ned Tijdschr Geneeskd. 1994, 138, 1009-1014. Livesley WJ. Assessment. Practical Management of Personality Disorder. First Edition. New York: Guilford, 2003, 116-147. Mast RC van der. Onverklaarde lichamelijke klachten: een omvangrijk probleem, maar nog weinig zichtbaar in opleiding en richtlijnen. Ned Tijdschr Geneeskd. 2006; 150: 686-692. Multidisciplinaire richtlijn Angststoornissen. Landelijke Stuurgroep Multidisciplinaire Richtlijnen in de GGZ. Utrecht: Trimbos-instituut, 2003. Multidisciplinaire richtlijn Depressie. Landelijke Stuurgroep Multidisciplinaire Richtlijnen in de GGZ. Utrecht: Trimbos-instituut, 2005. Richtlijn bipolaire stoornis. Richtlijnen Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie. Amsterdam Boom, 2001.
182
Leidraad psychiatrie
Vandereycken W, Hoogduin CAL, Emmelkamp IMG. Handboek Psychopathologie deel 1. Houten/Diegem: Bohn Stafleu Van Loghum, 1994. Verheij F, Loon H van. Pervasieve Ontwikkelingsstoornissen. In: Verheij F, Verhulst FC. Adolescentenpsychiatrie. Assen: Van Gorcum, 2000. Wewerinke A, Honig A, Heres MHB, Wennink JMB. Psychiatrische stoornissen bij zwangeren en kraamvrouwen. Ned Tijdschr Geneeskd. 2006; 150, 294-298. Waal MWM de, Arnold IA, Eekhof JAH, Hemert AM van. Somatoforme stoornissen in de huisartsenpraktijk: prevalentie, functionele beperkingen en comorbiditeit met angst en depressie. Ned Tijdschr Geneeskd. 2006; 150: 671-676.
Hoofdstuk 4 Bazire S. Psychotropic Drug Directory. Salisbury: Fivepin, 2005. Farmacotherapeutisch Kompas. CVZ, 2006. Fonagy F, Roth A. What Works for Whom. Paperback Edition 2006. New York: The Guilford Press, 2005. Kahn RS. Schizofrenie en aanverwante stoornissen. Farmacotherapie in de psychiatrie: Kahn RS, Zitman FG. Maarsen: Elsevier/Bunge, 1999. Moleman P. Praktische psychofarmacologie. Houten: Bohn Stafleu van Loghum, 2005. Mulder H et al. Genotypering vooraf geeft betere instelling op antidepressiva. Pharmaceutisch Weekblad 2005; 139(3), 86-89. Richtlijn antipsychoticagebruik bij schizofrene psychosen. Richtlijnen Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie. Amsterdam: Boom, 1998. www.ggznederland.nl www.gobnet.nl www.khonraad.nl/; de geneeskundige verklaring, BOPZ online www.trimbos.nl www.rivm.nl
Bijlagen
Psychiatrische begrippenlijst voor de artsopleiding Bron: Hengeveld & Schudel, 2003
Algemene begrippen exploratie
Gericht vragen naar subjectief ervaren psychopathologische symptomen.
fysiopathogenese
Neurobiologisch proces volgens welk (men zich voorstelt dat) de etiologische factoren leiden tot de psychiatrische stoornis.
neurose
Psychiatrische stoornis gekenmerkt door een of meer psychiatrische symptomen die als egodystoon worden ervaren en die lijden of beperkingen in het functioneren veroorzaken; er is geen sprake van ernstige overschrijding van sociale normen of van verlies van realiteitsbesef.
observatie
Het aan de patie¨nt waarnemen van objectieve psychopathologische symptomen.
psychiatrisch onderzoek
Alle activiteiten waarmee door de onderzoeker gegevens worden verzameld over de aard en de oorzaken van de psychiatrische stoornis van de patie¨nt.
psychiatrische stoornis
Een stoornis in de cognitieve, affectieve en/of conatieve functies, leidend tot subjectief lijden en/of problemen in het functioneren.
psychopathogenese
Psychisch proces volgens welk (men zich voorstelt dat) de etiologische factoren leiden tot de psychiatrische stoornis.
psychopathologisch symptoom
Klacht of verschijnsel dat voor de onderzoeker betekenis heeft voor de herkenning van een psychiatrische stoornis.
L.J.M. van Nimwegen et al., Leidraad psychiatrie, DOI 10.1007/978-90-313-6523-4, © Bohn Stafleu van Loghum, 2008
184
Leidraad psychiatrie
psychose
Ernstige psychiatrische stoornis gekenmerkt door verlies van oordeelsvermogen en van ziektebesef, gepaard gaande met hallucinaties, wanen, onsamenhangende spraak, chaotisch gedrag of catatonie.
status mentalis
De systematische weergave van alle informatie over de psychopathologische symptomen van de actuele ziekteepisode van de patie¨nt, zoals verkregen bij anamnese, exploratie, observatie en testen.
testen
Het stellen van specifieke vragen teneinde objectieve psychopathologische symptomen vast te stellen en globaal te kwantificeren.
Psychische functies aandacht
Het objectief vast te stellen vermogen van de patie¨nt om zich te richten of om gericht te blijven op een ervaring of activiteit waarmee hij bezig is of wil zijn. Men onderscheidt de vigiliteit (waakzaamheid), selectiviteit (gerichtheid) en de tenaciteit (vasthoudendheid) van de aandacht.
abstractievermogen
Het vermogen om te generaliseren, classificeren en combineren, en om bij het oplossen van problemen uit te stijgen boven een concrete, feitelijke manier van denken.
affect
De zichtbare en hoorbare expressie van de emotionele reactie van de patie¨nt op externe gebeurtenissen en interne stimuli zoals gedachten en herinneringen.
affectieve functies
Stemming, affect en bijbehorende somatische sensaties en verschijnselen.
bewustzijn
Toestand van besef van zichzelf en van de omgeving.
cognitieve functies
Bewustzijn, aandacht, concentratie, orie¨ntatie, intellectuele functies, geheugen, voorstelling, waarneming, zelfwaarneming en denken.
conatieve functies
Psychomotoriek, motivatie en gedrag.
concentratie
Het subjectief ervaren vermogen om de aandacht geheel te kunnen (blijven) richten op de zaak waar men mee bezig is of wil zijn.
decorumbesef
Zie oordeelsvermogen.
185
Bijlagen
denken
Een doelgerichte, logisch geordende reeks voorstellingen, ideee¨n, symbolen en associaties, op gang gebracht door een probleem of een taak en leidend tot een op de werkelijkheid gerichte conclusie.
executieve functies
Het plannen maken voor en het initie¨ren, in samenhang en logische volgorde uitvoeren, controleren en stoppen van ingewikkelde handelingen.
gedrag
Het totaal van de waarneembare reacties van de patie¨nt op bepaalde situaties.
geheugen
Het vermogen om nieuwe informatie op te nemen (kortetermijngeheugen) en oude informatie op te roepen (langetermijngeheugen).
gestiek
De uitdrukkingsbewegingen door middel van gebaren (zie psychomotoriek).
intellectuele functies
Oordeelsvermogen, ziekte-inzicht, abstractievermogen, executieve functies en intelligentie.
intelligentie
Het vermogen om kennis te vergaren en om deze vergaarde kennis op te roepen en op een rationele manier te gebruiken voor het oplossen van nieuwe situaties.
mimiek
De uitdrukkingsbewegingen van het gezicht.
motivatie
De subjectief ervaren krachten die gedrag initie¨ren, stimuleren en richten.
oordeelsvermogen
Het vermogen om 1) onderscheid te maken tussen de externe werkelijkheid en de eigen denkbeelden en fantasiee¨n (realiteitsbesef), 2) eigen mogelijkheden en beperkingen in te schatten en passende doelstellingen te kiezen met daarbij geschikte en sociaal aanvaarbare middelen om deze doelstellingen te bereiken (zelfinschatting) en 3) de sociale situatie correct te beoordelen en, met uiterlijke waardigheid en fatsoen, passend bij die situatie te handelen (decorumbesef).
orie¨ntatie
Het vermogen zichzelf te situeren in tijd (chronologische orie¨ntatie), plaats (topografische orie¨ntatie) en ten aanzien van andere personen (interpersoonlijke orie¨ntatie) en de eigen persoon (persoonlijke orie¨ntatie).
psychomotoriek
Bewegingen die door psychische factoren of mechanismen worden veroorzaakt of gestuurd.
realiteitsbesef
Zie oordeelsvermogen.
186
Leidraad psychiatrie
spraak
De psychomotorische handeling van het spreken en de wijze waarop iemand spreekt; tevens verstaat men hieronder ook wel de kenmerken van gesproken taal.
stemming
De subjectief ervaren grondtoon van het gevoelsleven, waarop het waarneembare affect is gesuperponeerd.
voorstelling
Het voor de geest halen, oproepen in de fantasie.
waarneming
Het door middel van de zintuigen verkrijgen van informatie uit de omgeving en uit het eigen lichaam, waarbij materie¨le informatie wordt omgezet in psychische informatie.
zelfinschatting
Zie oordeelsvermogen.
zelfwaarneming
De waarneming en emotionele ervaring van de eigen persoon, als denkend, voelend en handelend individu, en van het eigen lichaam.
ziekte-inzicht
De mate waarin de patie¨nt beseft te lijden aan een psychiatrische stoornis (ziektebesef), besef heeft van de oorzaken daarvan en van de noodzaak hiervoor professionele hulp te zoeken en te aanvaarden. Het ziekte-inzicht blijkt tevens uit de ziekteverklaring (de opvattingen die de patie¨nt heeft over de aard en de oorzaken van de psychische stoornis) en het ziektegedrag (de wijze waarop de patie¨nt (niet) handelt in reactie op de symptomen die hij ervaart).
Psychiatrische symptomen abasie
Onvermogen om te lopen. Meestal gebruikt om een pseudo-neurologisch symptoom te beschrijven.
abstractievermogen, verminderd
Een verminderd vermogen om te generaliseren, te classificeren en om bij het oplossen van problemen uit te stijgen boven een concrete, feitelijke manier van denken. Specifiek voor dementie.
achtervolgingswaan
Zie paranoı¨de wanen.
afhankelijkheid van een middel
Misbruik van een psychoactief middel, gepaard gaande met tolerantie (steeds meer nodig voor hetzelfde effect), controleverlies (er moeilijk mee kunnen stoppen), onthoudingsverschijnselen en verslavingsgedrag (overmatig bezig zijn met het verkrijgen van het middel).
afleidbaarheid, verhoogde
Zie verhoogde afleidbaarheid.
187
Bijlagen
afonie
Onvermogen om met geluid te spreken. Meestal gebruikt om een pseudo-neurologisch symptoom te beschrijven.
agitatie, psychomotorische
Zie psychomotorische agitatie.
agnosie
Onvermogen objecten waar te nemen of herkennen, bij intacte zintuigfunctie. Zie tactiele astereognosie, visuele agnosie, visuele inattentie.
agorafobische symptomen
Vrees voor openbare ruimten, menigten, reizen in trein, bus of auto of andere situaties van waaruit ontsnappen moeilijk of beschamend kan zijn.
agressief gedrag
Gedrag waarbij een ander pijn of letsel wordt toegebracht of dat daartoe de bedoeling heeft.
alogie
Stoornis in de samenhang van het denken en de gesproken taal, waarbij weinig woorden worden gebruikt of, eventueel met veel woorden, weinig gedachten worden uitgedrukt (zie ook gedachtearmoede). Treedt op als negatief symptoom bij schizofrenie.
amnesie
Zie anterograde amnesie, dissociatieve amnesie en retrograde amnesie.
angstige stemming
Stoornis in de stemming die wordt gekenmerkt door een gevoel van sterk onbehagen, dreiging en onzekerheid, zonder dat de patie¨nt kan aangeven waar hij precies bang voor is. Treedt op bij angststoornissen.
anhedonie
Stoornis in de stemming die wordt gekenmerkt door een onvermogen om te genieten van en emotioneel te reageren op gewoonlijk prettige activiteiten of gebeurtenissen. Specifiek voor depressieve stoornis.
anterograde amnesie
Stoornis in het kortetermijngeheugen voor gebeurtenissen gedurende een bepaalde periode na een acute, kortdurende hersenaandoening, bijvoorbeeld een schedeltrauma (posttraumatische amnesie) of elektroconvulsie.
apathie
Stoornis in motivatie en gedrag, gekenmerkt door een gebrek aan nieuwsgierigheid en affectieve motivatie om tot handelen te komen. Leidt tot passiviteit en onverschilligheid. Treedt op als negatief symptoom bij schizofrenie.
188
Leidraad psychiatrie
apraxie
Stoornis in de psychomotoriek, gekenmerkt door het onvermogen om kleine, complexe motorische handelingen te verrichten, bij overigens intacte motoriek, sensibiliteit en coo¨rdinatie en bij goed begrip en volledige coo¨peratie van de patie¨nt. Zie idiomotorische apraxie, ideatorische apraxie, constructieve apraxie, kledingsapraxie. Specifiek voor dementie.
armoedewaan
Zie depressieve wanen.
astasie
Onvermogen om te (blijven) staan. Wordt meestal gebruikt om een pseudo-neurologisch symptoom te beschrijven.
auditieve hallucinaties
Zie hallucinaties.
automutilatie
Drangmatige of impulsieve zelfbeschadiging met als doel bepaalde gevoelens op te wekken of te doen verdwijnen. Specifiek voor borderline persoonlijkheidsstoornis.
beı¨nvloedingswanen
Stoornissen in de inhoud van het denken, gekenmerkt door de overtuiging dat het denkproces zelf wordt beı¨nvloed, in de zin van een verlies van autonomie over het eigen denken (delusions of control, ook wel delusions of passivity genoemd). Zie gedachtebelemmering; gedachte-inbrenging, gedachteluidworden (‘gedanken-lautwerden’), gedachteonttrekking en gedachte-uitzending. Deze wanen kunnen gepaard gaan met subjectieve ervaring van de beı¨nvloeding van het denken. Treden op bij schizofrenie.
belle indiffe´rence
Onbewogen, onbezorgde of zelfs opgewekte wijze van presenteren van (ernstige) lichamelijke klachten.
betrekkingswanen
Stoornissen in de inhoud van het denken, gekenmerkt door de onjuiste, oncorrigeerbare overtuiging dat gebeurtenissen, voorwerpen of anderen speciaal betrekking hebben op de patie¨nt (delusions of reference). Treden op bij schizofrenie.
bewustzijnsdaling
Verminderd besef van zichzelf en van de omgeving. Een forse bewustzijnsdaling valt bij observatie direct op. De patie¨nt doezelt weg bij niet aanspreken (somnolentie) of antwoordt niet meer maar voert nog wel eenvoudige opdrachten uit (sopor). Een lichte bewustzijnsdaling is objectief moeilijker waarneembaar.
189
Bijlagen
bradyfrenie
Vertraagd tempo van het denken, zich uitend in vertraagde antwoorden op vragen en een trage, moeizame spraak met veel onderbrekingen. De patie¨nt ervaart zelf een remming of zelfs een stilstand van het denkproces (zie ook geremd denken). Treedt op bij depressieve stoornis.
catatonie
De verzamelnaam voor doorgaans bizarre motorische stoornissen die vroeger karakteristiek waren voor een zeldzaam subtype van schizofrenie, doch tegenwoordig vaker voorkomen bij andere psychische stoornissen. Zie echolalie, echomimie, echopraxie, motorisch negativisme, motorische oppositie, mutisme en stupor.
chaotisch gedrag
Een algemene term voor volledig ongericht handelen (een catatone bewegingsstoornis).
compulsies
Zie dwanghandelingen.
concentratiestoornis
Subjectief ervaren stoornis in de concentratie, waarbij de patie¨nt niet goed in staat is om zijn gedachten op iets te (blijven) richten. Specifiek voor depressieve stoornis.
concretisme
Stoornis in de vorm van het denken, waarbij een zeer letterlijke betekenis wordt gegeven aan een abstract denkbeeld. Treedt op bij schizofrenie.
confabulatie
Geheugenvervalsing, waarbij feiten of gebeurtenissen worden verzonnen in antwoord op vragen over situaties of gebeurtenissen die niet worden herinnerd door een amnesie. Het verschilt van liegen in de zin dat het niet bewust gebeurt, de patie¨nt denkt dat hij antwoord geeft op de vraag. Treedt op bij amnestische stoornis.
constructieve apraxie
Stoornis in de psychomotoriek, gekenmerkt door het onvermogen een figuur na te tekenen, bij overigens intacte motoriek, sensibiliteit en coo¨rdinatie en bij goed begrip en volledige coo¨peratie van de patie¨nt. Specifiek voor dementie.
controleverlies
Zie afhankelijkheid van een middel.
coprolalie
Complexe vocale tic, waarbij obscene woorden of zinnen worden uitgeroepen.
copropraxie
Complexe motorische tic, waarbij obscene gebaren worden gemaakt.
decorumverlies
Stoornis in het oordeelsvermogen, waarbij de patie¨nt zich niet meer houdt aan de sociale gedragsregels die gebruikelijk zijn voor de situatie en voor de patie¨nt gezien zijn sociaal-culturele achtergrond. Treedt op bij dementie.
190
Leidraad psychiatrie
depersonalisatie
Stoornis in de zelfwaarneming, gekenmerkt door een subjectief ervaren, vrijwel steeds onaangenaam gevoel van vervreemding, verandering of onwerkelijkheid in de relatie van de patie¨nt ten opzichte van zichzelf of het eigen lichaam. Het gevoel van vervreemding of verandering heeft nooit werkelijkheidswaarde voor de patie¨nt maar altijd een alsof-karakter. Specifiek voor depersonalisatiestoornis.
depressieve stemming
Stoornis in de stemming die is te omschrijven als mat, gedrukt, verdrietig, bedroefd, neerslachtig, huilerig, somber, moedeloos, hopeloos, wanhopig of radeloos.
depressieve wanen
Schuldwaan (de overtuiging dat de patie¨nt zijn plichten heeft verzaakt en anderen onrecht heeft aangedaan), zondewaan (de overtuiging dat de patie¨nt gestraft wordt voor de grote zonden die hij heeft begaan), armoedewaan (de overtuiging dat de patie¨nt niets bezit), nihilistische waan (de overtuiging dat de patie¨nt zelf, zijn lichaam, zijn organen of de hele wereld niet (meer) bestaat). Treden op bij depressieve stoornis.
derealisatie
Stoornis in de waarneming, gekenmerkt door een subjectief ervaren, vrijwel steeds onaangenaam gevoel van vervreemding, verandering of onwerkelijkheid in de relatie van de patie¨nt ten opzichte van de omgeving. Het gevoel van vervreemding of verandering heeft nooit werkelijkheidswaarde voor de patie¨nt maar altijd een alsof-karakter. Specifiek voor acute stressstoornis.
desorie¨ntatie
Stoornis in het vermogen zichzelf te situeren in tijd, plaats, ten aanzien van andere mensen en ten aanzien van de eigen persoon. Vaak het eerste symptoom van een organische (cognitieve) stoornis.
dissimuleren
Klachtenpresentatie, gekenmerkt door het opzettelijk minder erg doen voorkomen, niet ter sprake brengen of zelfs ontkennen van een klacht of probleem, waarbij externe motieven de aanleiding vormen.
dissociatieve amnesie
Geheugenstoornis, gekenmerkt door het onvermogen om zich belangrijke persoonlijke ervaringen te herinneren, die meestal van psychotraumatische aard zijn. Specifiek voor dissociatieve stoornissen en voor acute stressstoornis.
dranghandelingen, drangmatig gedrag
Stoornis in motivatie en gedrag, gekenmerkt door egosyntone handelingen (niet wezensvreemd voor de patie¨nt), waarnaar (vrijwel) voortdurend een innerlijk verlangen aanwezig is, in de vorm van een overwaardig denkbeeld of een preoccupatie. Voorbeelden zijn: eetbuien, zelfopgewekt braken, zelfveroorzaakt laxeren.
191
Bijlagen
dwanggedachten
Stoornis in de inhoud van het denken, gekenmerkt door zich herhalende gedachten die zich tegen de wil van de patie¨nt opdringen en die hij beleeft als egodystoon (nieteigen) (obsessies). Specifiek voor obsessieve-compulsieve stoornis.
dwanghandelingen, dwangmatig gedrag
Stoornis in motivatie en gedrag, gekenmerkt door zich herhalende handelingen die tegen de wil van de patie¨nt in worden uitgevoerd en die niet-eigen (egodystoon) zijn (compulsies). Specifiek voor obsessieve-compulsieve stoornis.
dwangvoorstellingen
Stoornis in de voorstelling, gekenmerkt door zich herhalende beelden of levendige fantasiee¨n die zich tegen de wil van de patie¨nt opdringen.
dysfore stemming
Stoornis in de stemming die kan worden omschreven met de termen ontstemd, wantrouwig, prikkelbaar, boos, kwaad of agressief.
dysmorfe waan
Zie somatische wanen.
echolalie
Stoornis in de gesproken taal, gekenmerkt door het steeds herhalen van de laatste zinnen of woorden van de onderzoeker, ook als deze de patie¨nt vraagt dit niet meer te doen. Treedt op als catatonie bij schizofrenie en bij ticstoornissen.
echomimie
Stoornis in de mimiek, gekenmerkt door het steeds nabootsen van de mimiek van de onderzoeker, ook als deze de patie¨nt vraagt dit niet meer te doen. Treedt op als catatonie bij schizofrenie en bij ticstoornissen.
echopraxie
Stoornis in de psychomotoriek, gekenmerkt door het steeds nabootsen van de bewegingen van de onderzoeker, ook als deze de patie¨nt vraagt dit niet meer te doen. Treedt op als catatonie bij schizofrenie en bij ticstoornissen.
eetbui
Drangmatig gedrag, gekenmerkt door het in beperkte tijd eten van grote hoeveelheden voedsel. Specifiek voor boulimia nervosa.
erotomane waan
Zie grootheidswanen.
eufore stemming
Stoornis in de stemming die omschreven kan worden als overdreven opgewekt of uitgelaten. Treedt op bij manie.
executieve functies, stoornissen in de
Stoornissen in het plannen maken voor en het initie¨ren, opeenvolgen, controleren en stoppen van ingewikkelde handelingen. Specifiek voor dementie.
192
Leidraad psychiatrie
expansief gedrag
Stoornis in motivatie en gedrag, gekenmerkt door opdringerig en overmatig mededeelzaam gedrag. Treedt op bij manie.
fobische symptomen
Hardnekkige, niet redelijke angsten voor een bepaald voorwerp, een bepaalde handeling of situatie, die leiden tot een dwingend verlangen om voorwerp, handeling of situatie te vermijden. De patie¨nt erkent meestal dat het gevaar niet ree¨el is, maar is soms bang om door de angst of door een andere sterke emotie te worden overweldigd.
gedachtearmoede
Subjectief ervaren stoornis in het beloop van het denken, waarbij de patie¨nt weinig invallen, gedachten en ideee¨n heeft, alsof zijn hoofd leeg is. Treedt op als negatief symptoom bij schizofrenie.
gedachtebelemmering
Beı¨nvloedingswaan, waarbij de patie¨nt de overtuiging heeft dat de gedachten van buitenaf worden belemmerd. Treedt op bij schizofrenie.
gedachte-inbrenging
Beı¨nvloedingswaan, waarbij de patie¨nt de overtuiging heeft dat zijn gedachten van buitenaf worden ingebracht. Treedt op bij schizofrenie.
gedachteluidworden
Beı¨nvloedingswaan, waarbij de patie¨nt de overtuiging heeft dat zijn gedachten luid hoorbaar opklinken. Treedt op bij schizofrenie.
gedachteonttrekking
Beı¨nvloedingswaan, waarbij de patie¨nt de overtuiging heeft dat zijn gedachten van buitenaf uit zijn hersenen worden onttrokken, zodat er geen gedachten meer zijn. Treedt op bij schizofrenie.
gedachtestop
Subjectief ervaren stoornis in het beloop van het denken, gekenmerkt door abrupte onderbreking in de gedachtestroom van de patie¨nt. Kan gepaard gaan met het gevoel en de overtuiging van gedachtebelemmering. Treedt op bij schizofrenie.
gedachteuitzending
Beı¨nvloedingswaan, waarbij de patie¨nt de overtuiging heeft dat zijn gedachten naar anderen worden overgebracht. Treedt op bij schizofrenie.
gedachtevlucht
Stoornis in de samenhang van het denken, zich uitend in het uitspreken van snel opeenvolgende invallen en gedachten, met een vermindering of verlies aan doelgerichtheid. Meestal kan de onderzoeker de gedachtevlucht nog wel volgen en is er dus geen sprake van incoherentie. Specifiek voor manie.
193
Bijlagen
geheugenstoornissen
Het geheel of gedeeltelijk onvermogen om nieuwe informatie na enkele minuten te reproduceren (kortetermijngeheugen) of om reeds opgeslagen ervaringen, gebeurtenissen en vaardigheden op te roepen respectievelijk tot uitvoering te brengen (langetermijngeheugen). Specifiek voor dementie en amnestische stoornis.
gejaagd denken
Subjectief ervaren stoornis in het tempo van het denken, waarbij de patie¨nt zelf een sterke versnelling van het denkproces ervaart. Zie ook tachyfrenie. Specifiek voor manie.
geremd denken
Subjectief ervaren stoornis in het tempo van het denken, waarbij de patie¨nt een remming of stilstand van het denkproces ervaart. Zie ook bradyfrenie. Treedt op bij depressieve stoornissen.
godsdienstwaan
Zie grootheidswanen.
grootheidswanen
Erotomane waan (de overtuiging dat een belangrijk iemand verliefd op de patie¨nt is), godsdienstwaan (de overtuiging dat patie¨nt een god is of ten minste een goddelijke opdracht heeft) en paranormale waan (de overtuiging dat de patie¨nt paranormale vermogens heeft). Specifiek voor waanstoornis, treden ook op bij schizofrenie en manie.
hallucinaties
Het ervaren van gewaarwordingen als zintuiglijke waarnemingen, terwijl er in feite geen externe prikkeling van het betrokken zintuig plaatsvindt. Ze zijn niet onderhevig aan de wil. Meestal betreft het stemmen. Wanneer de patie¨nt opdrachten krijgt toegesproken spreekt men van imperatieve hallucinaties. Visuele (gezichts)hallucinaties treden op bij organische (cognitieve) psychiatrische stoornissen. Somatische hallucinaties worden onderscheiden in tactiele (van de tast) en viscerale (van de ingewanden) hallucinaties. Deze treden op bij schizofrenie.
herbelevingen
Zich tegen de wil van de patie¨nt geregeld opdringende herinneringen, die kunnen bestaan uit hallucinaties, voorstellingen, gedachten, dromen en flashbacks. Specifiek voor posttraumatische stressstoornis.
hypervigiliteit van de aandacht
Stoornis in de aandacht, gekenmerkt door een verhoogde alertheid, waarbij de patie¨nt over het algemeen ook verhoogd afleidbaar is door gebeurtenissen in de omgeving waar men bij een medisch onderzoek normaal niet op zou letten. Treedt op bij manie.
hypochondrische waan
Zie somatische wanen.
194
Leidraad psychiatrie
hypotenaciteit van de aandacht
Stoornis in de aandacht, gekenmerkt door een verminderd vermogen tot vasthouden van de aandacht bij het onderwerp. Specifiek voor delirium, treedt op bij manie.
hypovigiliteit van de aandacht
Stoornis in de aandacht, gekenmerkt door het verminderd vermogen om de aandacht op iets nieuws te richten en van onderwerp te veranderen. Specifiek voor delirium, treedt op bij dementie.
ideatorische apraxie
Stoornis in de (psycho)motoriek, gekenmerkt door het onvermogen om een korte, samengestelde reeks handelingen te verrichten, bij intacte motoriek, sensibiliteit en coo¨rdinatie en bij goed begrip en volledige coo¨peratie van de patie¨nt. Treedt op bij afasie en dementie.
idiomotorische apraxie
Stoornis in de (psycho)motoriek, gekenmerkt door het onvermogen om op verzoek een handeling uit te voeren of na te bootsen, bij intacte motoriek, sensibiliteit en coo¨rdinatie en bij goed begrip en volledige coo¨peratie van de patie¨nt. Specifiek voor dementie.
illusoire vervalsing
Stoornis in de waarneming, meestal onder invloed van emotie of fantasie, gekenmerkt door een kortdurende foutieve zintuiglijke waarneming van een werkelijke externe prikkel (ook: illusie).
imperatieve hallucinaties
Zie hallucinaties.
impulsief gedrag
Kortdurende handeling die geheel onverwachts, plotseling en snel wordt uitgevoerd, zonder eerst de eventuele schadelijke gevolgen te overwegen en zonder voorafgaand wilsbesluit. Voorbeelden zijn: automutilatie en suı¨cidepogingen. Specifiek voor antisociale persoonlijkheidsstoornis en borderline persoonlijkheidsstoornis.
incoherentie
Stoornis in de samenhang van het denken, gekenmerkt door het volledig ontbreken van logische of begrijpbare samenhang in wat de patie¨nt zegt. De patie¨nt spreekt in gefragmenteerde gedachten, zinnen en zinsdelen. Treedt op bij organische (cognitieve) stoornissen en schizofrenie.
inefficie¨ntie van het denken
Subjectief ervaren stoornis in het beloop van het denken, gekenmerkt door het onplezierige gevoel niet helder meer te kunnen denken, niet meer tot een besluit te kunnen komen, doelloos in een kringetje te denken. Specifiek voor depressieve stoornis.
195
Bijlagen
initiatiefverlies
Stoornis in motivatie en gedrag, gekenmerkt door vermindering van het zelfstandig komen tot motorische activiteit en handelingen. Treedt op als negatief symptoom bij schizofrenie en bij depressieve stoornis.
interesseverlies
Stoornis in de stemming, gekenmerkt door een vermindering van de belangstelling voor allerlei activiteiten of gebeurtenissen. Specifiek voor depressieve stoornis.
jaloersheidswaan
Zie paranoı¨de wanen.
kledingapraxie
Stoornis in de (psycho)motoriek, gekenmerkt door het onvermogen om zichzelf aan en uit te kleden, bij intacte motoriek, sensibiliteit en coo¨rdinatie en bij goed begrip en volledige coo¨peratie van de patie¨nt. Specifiek voor dementie.
labiel affect
Stoornis in de modulatie van de expressie van het affect, waarbij dit herhaald op een abrupte manier wisselt, terwijl er geen of geen duidelijke externe aanleiding voor is.
lethargie
Stoornis in motivatie en gedrag die wordt gekenmerkt door volledige ongeı¨nteresseerdheid en sloomheid, doorgaans ten gevolge van een bewustzijnsdaling. Specifiek voor de ‘stille’ vorm van het delirium.
lichaamsbeleving, stoornis in de
Ongegronde ongerustheid en onvrede over een vermeende afwijking (met name dik zijn) van het lichaam als geheel. Specifiek voor anorexia nervosa.
links-rechtsagnosie
Stoornis in het herkennen van links en rechts aan het eigen lichaam. Treedt op bij organische (cognitieve) stoornissen.
misidentificatie
Illusoire vervalsing, waarbij de patie¨nt een hem bekende persoon voor een ander aanziet.
morfodysforie
Stoornis in de lichaamsbeleving, gekenmerkt door een overwaardige, ongegronde ongerustheid en onvrede over een vermeende afwijking aan het lichaam of van een lichaamsdeel (vroeger: dysmorfofobie).
motorisch negativisme
Catatone bewegingsstoornis, waarbij de patie¨nt de tegengestelde handeling uitvoert van die hem gevraagd wordt, of helemaal niet doet wat hem gevraagd wordt. Treedt op bij schizofrenie.
196
Leidraad psychiatrie
motorische oppositie
Catatone bewegingsstoornis, waarbij de patie¨nt, wanneer de onderzoeker een arm of been van hem probeert te bewegen, een even sterke weerstand biedt als de kracht die de onderzoeker gebruikt (gegenhalten). Treedt op bij schizofrenie.
motorische tics
Psychomotorische stoornis, bestaande uit plotselinge, snelle, herhaalde, niet-ritmisch optredende stereotiepe samentrekkingen van kleine spiergroepen (bijv. van een ooglid) of van grotere groepen spieren (bijv. het opzij trekken van het hoofd met optrekken van de schouder). Complexe motorische tics worden beschouwd als een dranghandeling; bijvoorbeeld: het ruiken aan voorwerpen, springen, stampen en aanraken. Specifiek voor ticstoornissen.
mutisme
Stoornis in de gesproken taal, gekenmerkt door het (vrijwel) ontbreken van gesproken taal. Treedt op bij organische (cognitieve) stoornissen, als catatonie bij schizofrenie en depressieve stoornissen, en als conversieverschijnsel.
negatieve symptomen
Zie alogie, anhedonie, apathie, gedachtearmoede, initiatiefverlies, spraakarmoede. Treden op bij schizofrenie.
neologismen
Stoornis in de taalvorming (en mogelijk ook in de vorm van het denken), bestaande uit een woordnieuwvorming: een door de patie¨nt zelf bedacht, onbestaand woord dat betekenisloos kan zijn (specifiek voor afasie) of een eigen, bijzondere betekenis voor de patie¨nt heeft (specifiek voor schizofrenie).
nihilistische waan
Zie depressieve wanen.
obsessies
Zie dwanggedachten.
onthechting
Stoornis in de stemming, gekenmerkt door vermindering tot ontbreken van gevoelens voor de omgeving, in het bijzonder de naasten. Specifiek voor stressstoornissen.
onthoudingsverschijnselen
Zie afhankelijkheid van een middel.
ontrouwwaan
Zie paranoı¨de wanen.
ontsporing (van het denken)
Stoornis in de samenhang van het denken, zich uitend in onderbreking van de gesproken taal door een opmerking die geen enkel verband lijkt te hebben met de voorafgaande. Treedt op bij schizofrenie.
197
Bijlagen
oordeels- en kritiekstoornissen
Stoornissen in het oordeelsvermogen, gekenmerkt door zelfoverschatting en gebrek aan zelfkritiek. Treden op bij frontale laesies van de cortex cerebri.
overwaardig denkbeeld
Een denkbeeld dat een dusdanig onredelijk grote plaats in het denken van de patie¨nt inneemt, dat deze verhinderd wordt normaal rationeel te denken en te handelen. Het wordt door de patie¨nt zelf niet ervaren als eigenaardig of zinloos. In tegenstelling tot de waan is het overwaardig denkbeeld niet gebaseerd op onjuiste of onlogische veronderstellingen.
palilalie
Stoornis in de gesproken taal, gekenmerkt door het explosief herhalen door de patie¨nt van een eigen woord of lettergreep. Treedt op bij schizofrenie en bij ticstoornissen.
paniekaanval
Een begrensde periode van intense angst of gevoel van onbehagen, gepaard gaande met cardiovasculaire, autonome, gastro-intestinale of neurologische angstequivalenten en/of met derealisatie, de angst de zelfbeheersing te verliezen, gek te worden of dood te gaan.
parafiele handelingen
Vorm van drangmatig gedrag, gekenmerkt door seksueel afwijkende handelingen.
paranoı¨de wanen
Vergiftigingswaan, achtervolgingswaan (de overtuiging dat men tegen de patie¨nt samenspant, of dat de patie¨nt bedrogen of bespioneerd wordt) en jaloersheids- of ontrouwwaan (de overtuiging dat de partner seksuele betrekkingen met anderen heeft). Specifiek voor de waanstoornis, treden ook op bij schizofrenie.
paranormale waan
Zie grootheidswanen.
parasietenwaan
Zie somatische wanen.
preoccupatie
Stoornis in de inhoud van het denken, gekenmerkt door het niet kunnen loslaten van een gedachte, een overtuiging of een krachtig verlangen.
prikkelbare stemming
Stoornis in de stemming, gekenmerkt door lichtgeraaktheid, boze ongeduldigheid, opvliegendheid en eenvoudig op te roepen agressiviteit.
psychomotorische agitatie
Psychomotorische hyperactiviteit en versnelling die duidelijk voortkomen uit onrust, spanning of angst. Specifiek voor depressieve stoornis.
198
Leidraad psychiatrie
psychomotorische remming
Stoornis in de psychomotoriek, gekenmerkt door de subjectieve ervaring van zich vertraagd, tegengehouden voelen in de bewegingen. Specifiek voor depressieve stoornis.
psychomotorische vertraging
Stoornis in de psychomotoriek, gekenmerkt door de observeerbare traagheid van en gebrek aan bewegingen. Treedt op bij organische (cognitieve) stoornissen, schizofrenie en depressieve stoornissen.
psychomotorische versnelling
Stoornis in de psychomotoriek, gekenmerkt door de observeerbare toegenomen snelheid van de bewegingen.
retrograde amnesie
Stoornis in het langetermijngeheugen, gekenmerkt door het onvermogen om de gedurende een bepaalde periode vo´o´r een acute hersenaandoening (bijv. een schedeltrauma of elektroconvulsie) opgeslagen gebeurtenissen op te roepen
schuldwaan
Zie depressieve wanen.
sociaal disfunctioneren
Gedrag dat inadequaat en soms schadelijk is voor de relatie van de patie¨nt met de buitenwereld, dat wil zeggen partner, gezin, werk, school en dergelijke. Voorbeelden zijn: zelfverwaarlozing, vermijdingsgedrag, sociaal isolement, overmatige sociale activiteit en andere significante beperkingen in sociaal of beroepsmatig functioneren of het functioneren op andere belangrijke terreinen.
sociaalfobische symptomen
Vrees voor situaties waarin de aandacht van andere mensen ertoe kan leiden dat men zich bekeken, uitgelachen of anderszins vernederd voelt, zoals spreken voor een gehoor of gebruikmaken van een openbaar toilet.
somatische hallucinaties
Zie hallucinaties.
somatische wanen
Wanen die worden gekenmerkt door de overtuiging dat er lichamelijk iets ernstigs aan de hand is: dysmorfe waan (een lelijke, ontsierende afwijking), hypochondrische waan (een ernstige, dodelijke ziekte), parasietenwaan (besmetting door een parasiet in of onder de huid) of zwangerschapswaan. Specifiek voor waanstoornis, treden ook op bij schizofrenie.
somnolentie
Zie bewustzijnsdaling.
sopor
Zie bewustzijnsdaling.
specifiekfobische symptomen
Vrees voor een specifieke situatie of een specifiek object, zoals dieren, hoogten, storm, injecties, bloed, vliegtuigen, liften.
199
Bijlagen
sperrung
Zie gedachtestop.
spraakarmoede
Stoornis in de gesproken taal (en vermoedelijk ook in de vorm van het denken), gekenmerkt door een beperkte hoeveelheid spontane gesproken taal, met korte en concrete antwoorden op vragen. Treedt op als negatief symptoom bij schizofrenie.
stupor
Toestand van (vrijwel) complete bewegingloosheid en mutisme bij een schijnbaar helder bewustzijn. De ogen zijn open en lijken de gebeurtenissen te volgen. Treedt op als catatonie bij schizofrenie, kortdurende psychose, depressieve stoornis en paniekstoornis en als conversiestoornis en simulatie. Dikwijls is er echter een somatische oorzaak.
suı¨cidepoging
Min of meer impulsief zelfbeschadigend gedrag teneinde een verandering in de psychische toestand of de levensomstandigheden te bereiken. Treedt op bij schizofrenie, depressieve stoornissen, angststoornissen, middelenmisbruik en persoonlijkheidsstoornissen.
tachyfrenie
Versneld denken, zich uitend in versnelde spraak, met woordenvloed (zie ook gejaagd denken). Treedt op bij manie.
tactiele hallucinaties
Zie hallucinaties.
tactiele astereognosie
Het onvermogen om op de tast (met gesloten ogen) voorwerpen en dergelijke te herkennen. Is het gevolg van een contralaterale laesie van de parie¨tale cortex, bijvoorbeeld bij dementie.
tangentialiteit
Stoornis in de samenhang van het denken, waarbij de patie¨nt als het ware steeds langs het onderwerp van de vragen van de psychiater heen praat. Hij lijkt de vraag wel te begrijpen maar gaat er niet op in en geeft een antwoord met een andere inhoud (vorbeireden). Treedt op bij schizofrenie.
tics
Zie motorische tics en vocale tics.
tolerantie
Zie afhankelijkheid van een middel.
verhoogde afleidbaarheid
Stoornis in de selectiviteit van aandacht waarbij de patie¨nt voortdurend wordt afgeleid door gebeurtenissen waar men normaal tijdens het psychiatrisch onderzoek niet op zou letten. Treedt op bij hypomane, manische of angstige patie¨nten.
vergiftigingswaan
Zie paranoı¨de wanen.
200
Leidraad psychiatrie
verhoogd associatief denken
Stoornis in de samenhang van het denken, waarbij de gesproken taal voortdurend onderbroken wordt door nieuwe associaties. Specifiek voor manie.
vermijdingsgedrag
(Sterke) inperking van (sociale) activiteiten, omdat de patie¨nt zoveel mogelijk probeert te voorkomen dat hij in een situatie geraakt, waarin de psychiatrische symptomen ondraaglijk zouden kunnen worden. Kenmerkend voor fobische stoornissen.
viscerale hallucinaties
Zie hallucinaties.
visuele agnosie
Het onvermogen om voorwerpen te herkennen en te benoemen, terwijl de patie¨nt nog wel in staat is uiterlijke kenmerken of de functie ervan te beschrijven of het voorwerp kan benoemen na het (met gesloten ogen) betast te hebben. Specifiek voor dementie.
visuele inattentie
Waarnemingsstoornis, die blijkt uit het feit dat de patie¨nt visuele prikkels aan een (meestal de linker) zijde niet opmerkt.
visuele hallucinaties
Zie hallucinaties.
vlak affect
Stoornis in de expressie van het affect, gekenmerkt door een verminderd of nauwelijks moduleren met de emotionele betekenis voor de patie¨nt van het onderwerp dat aan de orde is. Treedt op bij schizofrenie en depressieve stoornis.
vocale tics
Stoornissen in de gesproken taal, bestaande uit plotselinge, snelle, herhaalde, niet ritmisch optredende stereotiepe vocalisaties, die worden beleefd als ongewenst. Voorbeelden van eenvoudige vocale tics zijn: kuchen, keelschrapen, grommen, snuffen en blaffen. Een voorbeeld van een complexe vocale tic, die te beschouwen is als een dranghandeling, is coprolalie. Specifiek voor ticstoornissen.
waakzaamheid, overmatige
Zie hypervigiliteit.
waanachtig denkbeeld
Stoornis in de inhoud van het denken, bestaande uit een denkbeeld dat in strijd is met de werkelijkheid, waarbij de patie¨nt echter een zekere twijfel ervaart of wat hij denkt ook echt waar is.
201
Bijlagen
wanen
Stoornissen in de inhoud van het denken, bestaande uit persoonlijke, fundamentele overtuigingen die in strijd met de werkelijkheid en oncorrigeerbaar zijn, ondanks afdoende bewijs van het tegendeel. De overtuigingen worden door anderen in de (sub)cultuur van de patie¨nt beschouwd als onmogelijk, ongeloofwaardig of onjuist. Het denken, de emoties en het gedrag van de patie¨nt worden er meestal sterk door beı¨nvloed. Specifiek voor de waanstoornis.
zondewaan
Zie depressieve wanen.
zwangerschapswaan
Zie somatische wanen.
202
Leidraad psychiatrie
Status mentalis voor de artsopleiding Bron: Hengeveld & Schudel, 2003
eerste indrukken Aspect
Mogelijke indrukken
uiterlijk
opvallende uiterlijke kenmerken; leeftijdsschatting conform of jonger of ouder dan de kalenderleeftijd; verzorgd, onverzorgd, verwaarloosd; bijzonderheden aan kleding, kapsel, make-up, enz., lichaamsgeuren; omschrijven
contact
wijze van ontmoeten, begroeting, handdruk (aarzelend, overrompelend, aanvaardend, enz.); wederkerigheid van het contact; wel of geen contactgroei; omschrijven
oogcontact
sociaal adequaat; vermijdend, overmatig, wegkijkend, ontbreekt geheel; visuele hallucinaties suggererend
houding
natuurlijk, vriendelijk, coo¨peratief, respectvol, afwachtend, afwijzend, ongeduldig, controlerend, achterdochtig, beschuldigend, vijandig, dreigend, arrogant, ironisch, spottend, sarcastisch, trots, hautain, geringschattend, onderdanig, dociel, dankbaar, argwanend, gretig, triomfantelijk, geamuseerd, joviaal, familiair, charmerend, vleiend, erotiserend, uitdagend, angstig, met ontzag, verlegen, schuchter, beschaamd, verwonderd, verbaasd, kinderlijk, gereserveerd, ontwijkend, verstrooid, enz.
klachtenpresentatie
met gevoel, zakelijk, bezorgd, ongerust, moedeloos, onverschillig, berustend, met distantie, luchthartig, met belle indiffe´rence, alsof het een ander betreft, klagend, ongeduldig, appellerend, aanklampend, verwijtend, verongelijkt, verontwaardigd, gekwetst, verbitterd, aanklagend, dissimulerend, overdreven, aggraverend, breedsprakig, enz.
Gevoelens/reacties opgewekt bij de onderzoeker
neutraal, onverschilligheid, ongeduld, bezorgdheid, ongerustheid, somberheid, angst, verbijstering, machteloosheid, achterdocht, irritatie, kwaadheid, schaamte, afkeer, walging, aanstekelijkheid, verlies van overwicht, verbazing, geamuseerdheid, sympathie, medeleven, medelijden, verlegenheid, bewondering, enz.
203
Bijlagen
cognitieve functies Functie
Mogelijke symptomen
bewustzijn
helder; licht gedaald, somnolent, soporeus
aandacht/concentratie
normaal/ongestoord; hypovigiliteit; hypervigiliteit, verhoogd afleidbaar, hypotenaciteit; testresultaten; concentratiestoornis
orie¨ntatie
intact; desorie¨ntatie in tijd, plaats, in andere personen, in de eigen persoon; testresultaten
geheugen
intact, stoornissen in het kortetermijngeheugen, anterograde amnesie, confabulaties, stoornissen in het langetermijngeheugen, retrograde amnesie; testresultaten
oordeelsvermogen
intact; gestoord realiteitsbesef, oordeels- en kritiekstoornissen, decorumverlies
ziekte-inzicht
wel of geen besef van psychiatrische symptomen, van de pathologische betekenis daarvan, van de noodzaak van behandeling
abstractievermogen
intact; verminderd; testresultaten
executieve functies
intact; stoornissen in het plannen maken voor en het initie¨ren, opeenvolgen, controleren en stoppen van ingewikkelde handelingen
geschatte intelligentie
hoogbegaafd (>130), begaafd (120-130), hoog gemiddeld (110-120), gemiddeld (90-110), laag gemiddeld (80-90), zwakbegaafd (70-80), lichte verstandelijke handicap (50-70), matig ernstige verstandelijke handicap (35-50), ernstige verstandelijke handicap (20-35), zeer ernstige verstandelijke handicap (<20)
voorstelling
normaal/ongestoord; dwangvoorstellingen, herbelevingen van een psychotraumatische ervaring
waarneming
normaal/ongestoord agnosiee¨n: visuele agnosie, tactiele astereognosie, visuele inattentie; dyspercepties hallucinaties: visueel, akoestisch (imperatief), somatisch (tactiel, visceraal); illusoire vervalsingen, misidentificaties
204
Leidraad psychiatrie
Functie
Mogelijke symptomen
zelfwaarneming
normaal/ongestoord; depersonalisatie, derealisatie; links-rechtsagnosie; morfodysforie, stoornis in de lichaamsbeleving
denken vorm
normaal/ongestoord; geremd, gedachtearmoede, bradyfrenie; gejaagd, tachyfrenie; inefficie¨nt denken; neologismen; alogie; tangentialiteit, ontsporing, incoherentie, gedachtestops; gedachtevlucht, verhoogd associatief; concretismen
denken inhoud
normaal/ongestoord waanachtige denkbeelden of wanen: betrekkingswanen, paranoı¨de wanen (vergiftigingswanen, achtervolgingswanen, ontrouwwanen); grootheidswanen (erotomane wanen, godsdienstwanen, paranormale wanen); depressieve wanen (schuldwanen, zondewanen, armoedewanen, nihilistische wanen); somatische wanen (dysmorfe wanen, hypochondrische wanen, zwangerschapswanen); beı¨nvloedingswanen (wanen over gedachtebelemmering, -inbrenging, -luidworden, -onttrekking of -uitzending; wanen dat de gevoelens, de impulsen of het handelen worden beı¨nvloed) overwaardige denkbeelden: overmatig gevoel van eigenwaarde, overwaardig zelfbewustzijn of zelfvertrouwen; ernstig tekort aan zelfvertrouwen, gevoelens van waardeloosheid, overmatige schuld- of insufficie¨ntiegevoelens, overmatige zorgelijkheid, pessimisme; angstig voorgevoel, ongegronde ongerustheid of overmatige angst over of voor: eigen uiterlijk, ziekte, overlijden, gek worden, een paniekaanval te krijgen, specifieke plaatsen, situaties, gebeurtenissen of voorwerpen, dik te zijn of te worden preoccupaties: met psychoactief middel, suı¨cidale gedachten of plannen, ernstige ziekte, uiterlijk, eten, voedsel, gewicht dwangmatig denken: dwanggedachten, zich opdringende gedachten aan psychotraumatische ervaring
205
Bijlagen
affectieve functies Functie
Mogelijke symptomen
stemming
neutraal, opgewekt eufoor: overdreven opgewekt, uitgelaten depressief: mat, neerslachtig, somber, wanhopig, radeloos; met anhedonie, met interesseverlies, met hopeloosheid, met suı¨cidaliteit, met onthechting dysfoor: wantrouwig, prikkelbaar, kwaad, agressief angstig: bezorgd, gejaagd, innerlijk gespannen, schrikachtig; angst in aanvallen vrees voor specifieke situaties of voorwerpen: menigten, openbare ruimten, alleen reizen, autorijden, van huis weggaan, open ruimten, tunnels, bruggen, kleine groepen, spreken in het openbaar, bepaalde dieren, natuurkrachten, onweer, duisternis, hoogten, vliegen, liften, afgesloten ruimten, urineren of defeceren in openbare toiletten, tandarts, injecties, zien van bloed of wonden, blootstelling aan besmettelijke ziekten, enz.
affect
normaal modulerend; labiel, vlak
somatische klachten/verschijnselen
geen somatische symptomen van stemmingsstoornissen: gewichtsverlies door anorexie, gewichtstoename door hyperorexie, obstipatie, doorslaapstoornissen, slaperigheid, hypersomnia, dagschommelingen, lusteloosheid, moeheid, energieverlies, verminderd seksueel verlangen; verminderde slaapbehoefte, toegenomen energie, toegenomen seksueel verlangen angstequivalenten: inslaapstoornissen, onprettige dromen, angstdromen, bizarre dromen, nachtmerries; spierspanning, blozen, hartkloppingen, tachycardie, angineuze pijn, kortademigheid, ademnood, gevoel van verstikking, globusgevoel, duizeligheid, onvastheid, licht in het hoofd, collaberen, transpireren, tremor, koude handen of voeten, droge mond, paresthesiee¨n, opvliegers, koude rillingen, misselijkheid, braken, maagklachten, buikklachten, diarree, frequente mictie
206
Leidraad psychiatrie
Functie
Mogelijke symptomen pseudo-neurologische symptomen: blindheid, dubbelzien, kokerzien, wazig zien, doofheid, afonie, slikklachten, evenwichtsstoornissen, epileptiforme insulten, coo¨rdinatiestoornissen, astasie, abasie, spierzwakte, contracties, verlammingsverschijnselen, anesthesie, urineretentie overige somatisch niet (geheel) verklaarbare klachten: pijnklachten, asthenie, hartklachten, respiratoire klachten, gastro-intestinale klachten, urologische klachten, gynaecologische klachten, seksuele klachten of disfuncties, huidklachten
conatieve functies Functie
Mogelijke symptomen
psychomotoriek algemeen
normaal/ongestoord motorische tics, copropraxie apraxie: ideomotorische apraxie, ideatorische apraxie, constructieve apraxie, kledingsapraxie catatonie: stupor, echopraxie, motorisch negativisme, motorische oppositie; testresultaten stoornissen in mate en tempo van psychomotorische activiteit: vertraging, remming; versnelling, agitatie
mimiek/gestiek
normaal/ongestoord, levendig; theatraal, vertraagd, gering, afwezig; echomimie
spraak
normaal modulerend, levendig; overmatig modulerend, monotoon, zacht, luid; vocale tics, coprolalie, echolalie, palilalie; spraakarmoede, mutisme
motivatie/gedrag
normaal/ongestoord toename: expansief gedrag, overmatig agressief gedrag, overmatig seksueel gedrag vermindering: lethargie, initiatiefverlies, apathie
207
Bijlagen
Functie
Mogelijke symptomen stoornissen in middelengebruik: overmatig gebruik, tolerantie, controleverlies, niet kunnen stoppen, onthoudingsverschijnselen dwangmatig gedrag: dwanghandelingen drangmatig gedrag: parafiele handelingen, kleren van het andere geslacht dragen, eetbuien, zelfopgewekt braken, zelf veroorzaakt laxeren, stelen, brandstichten, kopen, gokken, haar uittrekken impulsief gedrag: automutilatie, suı¨cidepogingen, woede-uitbarstingen, agressief gedrag, liegen sociaal disfunctioneren: overmatig sociaal actief; zelfverwaarlozing, sociale teruggetrokkenheid, vermijdingsgedrag; significante beperkingen in sociaal of beroepsmatig functioneren of het functioneren op andere belangrijke terreinen
persoonlijkheidstrekken (dsm-iv) Cluster
Mogelijke symptomen
A
achterdochtig, prikkelbaar, snel gekwetst, rancuneus; afstandelijk, gesloten, weinig emotioneel, solitair; excentriek, zonderling, met vreemde spraak, met eigenaardige denkbeelden
B
onbetrouwbaar, leugenachtig, impulsief, agressief, roekeloos, gewetenloos; onbeheerst, impulsief, zich leeg voelend, overmatig idealiserend of afwijzend; theatraal, aandachtvragend, hyperemotioneel, oppervlakkig, suggestibel; arrogant, hooghartig, met grootheidsgedachten
C
terughoudend, sociaal onhandig, geremd, contacten vermijdend, met gevoel tekort te schieten; onderdanig, afhankelijk, besluiteloos, passief, hulpeloos, met minderwaardigheidsgevoel; dwangmatig, detaillistisch, beheerst, controlerend, koppig, star, perfectionistisch
208
Leidraad psychiatrie
Status mentalis voor de spoedeisende psychiatrie Bron: Hengeveld & Schudel, 2003
eerste indrukken Ziek? Onverzorgd/verwaarloosd? Gestoord contact? Vijandige/argwanende/ angstige houding?
cognitieve functies bewustzijn, aandacht, orie¨ntatie
gedaald/vernauwd bewustzijn? geı¨ntoxiceerd? hypovigiliteit/hypervigiliteit van de aandacht? desorie¨ntatie in tijd/plaats?
geheugen
stoornis in korte- of langetermijngeheugen? dissociatieve amnesie?
intellectuele functies
oordeels- en kritiekstoornissen? geen ziektebesef? verminderd abstractievermogen? fatische stoornissen?
voorstelling, waarneming, zelfwaarneming
agnosie? visuele/akoestische hallucinaties? derealisatie/depersonalisatie? dwangvoorstellingen?
denken vorm
vertraagd? alogie/incoherent/chaotisch? versneld/verhoogd associatief?
denken inhoud
wanen? overwaardige denkbeelden? preoccupaties? homocide-/suı¨cidegedachten? dwanggedachten?
affectieve functies stemming, affect
eufoor? dysfoor? depressief/anhedonie/hopeloos/suı¨cidaal? angstig/paniekaanvallen? labiel affect? vlak affect?
209
Bijlagen
somatische klachten/verschijnselen somatische symptomen
van een stemmingsstoornis? angstequivalenten? pseudo-neurologische verschijnselen?
conatieve functies psychomotoriek, spraak
apraxie? katalepsie/echopraxie/verbale perseveratie? retardatie/stupor/mutisme? hyperactiviteit/agitatie? luid spreken/logorroe?
gedrag
ontremd/agressief? apathisch/lethargisch? middelenmisbruik? dwanghandelingen? suı¨cidaal/impulsief gedrag?
persoonlijkheid zwakbegaafd/verstandelijk gehandicapt? wantrouwend? leugenachtig, impulsief, agressief, affectlabiel, onbeheerst, uitdagend, dramatiserend, arrogant?
210
Leidraad psychiatrie
Gestandaardiseerde Mini-Mental State Examination (MMSE) Bron: Kok & Verhey, 2002
Naam patie¨nt Datum invullen Naam invuller
Ik ga u nu enkele vragen stellen en geef u enkele problemen om op te lossen. Wilt u alstublieft uw best doen om zo goed mogelijke antwoorden te geven? noteer antwoord 1
2
a
Welk jaar is het?
b
Welk seizoen is het?
c
Welke maand van het jaar is het?
d
Wat is de datum vandaag?
e
Welke dag van de week is het?
a
In welke provincie zijn we nu?
b
In welke plaats zijn we nu?
c
In welk ziekenhuis (instelling) zijn we nu?
d
Wat is de naam van deze afdeling?
e
Op welke verdieping zijn we nu?
score
Totaalscore vraag
(0-5)
Totaalscore vraag
(0-5)
211
Bijlagen
3
4
Ik noem nu drie voorwerpen. Wilt u die herhalen nadat ik ze alle drie gezegd heb? Onthoud ze want ik vraag u over enkele minuten ze opnieuw te noemen. (Noem ‘appel, sleutel, tafel’, neem 1 seconde per woord.) (1 punt voor elk goed antwoord, herhaal maximaal 5 keer tot de patie¨nt de drie woorden weet.) Totaalscore vraag
(0-3)
Totaalscore vraag
(0-5)
Totaalscore vraag
(0-3)
Totaalscore vraag
(0-2)
Wilt u van de 100 zeven aftrekken en van wat overblijft weer zeven aftrekken en zo doorgaan tot ik stop zeg? (Herhaal eventueel driemaal als de persoon stopt, herhaal dezelfde instructie, geef maximaal 1 minuut de tijd.) Noteer hier het antwoord. Of: Wilt u het woord ‘worst’ achterstevoren spellen? Noteer hier het antwoord.
5
Noemt u nogmaals de drie voorwerpen van zojuist. (Ee´n punt voor elk goed antwoord.)
6
Wat is dit? En wat is dat? (Wijs een pen en een horloge aan. Ee´n punt voor elk goed antwoord.)
212
7
8
Leidraad psychiatrie
Wilt u de volgende zin herhalen: ‘Nu eens dit en dan weer dat.’ (Ee´n punt als de complete zin goed is.) Totaalscore vraag
(0-1)
Totaalscore vraag
(0-1)
Totaalscore vraag
(0-3)
Totaalscore vraag
(0-1)
Wilt u deze woorden lezen en dan doen wat er staat’? (Papier met daarop in grote letters: ‘Sluit uw ogen’.)
9
Wilt u dit papiertje pakken met uw rechterhand, het dubbelvouwen en het op uw schoot leggen? (Ee´n punt voor iedere goede handeling.)
10
Wilt u voor mij een volledige zin opschrijven op dit stuk papier? (Ee´n punt wanneer de zin een onderwerp en een gezegde heeft en betekenis heeft.)
11
Wilt u deze figuur natekenen? (Figuur achterop dit papier. Ee´n punt als figuur geheel correct is nagetekend. Er moet een vierhoek te zien zijn tussen de twee vijfhoeken.) Totaalscore vraag
TOTALE TEST SCORE
(0-1) (0-30)
Bijlagen
213
SLUIT UW OGEN
Toelichting scoring gestandaardiseerde MMSE Bron: Kok & Verhey, 2002
Deze standaardisering is gebaseerd op de originele MMSE van Folstein et al. (1975) en de Standardised MMSE van Molley et al. (1991). algemene instructies 1 Zorg dat voor het starten van de afname de persoon tegenover u zit. Beoordeel of iemand u verstaat en begrijpt via eenvoudige vragen zoals ‘Wat is uw naam?’ Zorg dat de persoon de beschikking heeft over een eventueel gehoorapparaat en bril. 2 Introduceer uzelf en probeer de persoon op zijn/haar gemak te stellen. Vraag toestemming om vragen te mogen stellen, zoals: Vindt u het goed dat ik u enige vragen over het geheugen stel? Dit kan helpen om paniekreacties te voorkomen. 3 Stel iedere vraag maximaal drie keer, tenzij anders aangegeven. Als de persoon geen antwoord geeft, scoor 0. 4 Als de persoon incorrecte antwoorden geeft, scoor 0. Geef geen hints, stel de vraag nogmaals. Accepteer het antwoord, stel de vraag niet opnieuw, geef geen suggesties of fysieke duidingen zoals hoofd schudden, enzovoort. 5 Benodigde hulpmiddelen zijn: een horloge, een pen, potlood/ gum en papier. Een blaadje met hierop Sluit uw ogen in grote letters en de figuur is eveneens nodig.
214
Leidraad psychiatrie
6 Als iemand vraagt: Wat zegt u?, geef geen uitleg of begin een gesprek, herhaal slechts dezelfde aanwijzing tot maximaal drie keer. 7 Als de persoon u onderbreekt met bijvoorbeeld de vraag: Waar is dit voor?, antwoord met: Ik zal het u uitleggen over enkele minuten als we klaar zijn. Kunnen we nu alstublieft doorgaan, we zijn bijna aan het eind. afname- en scoringsinstructies Vraag 1 Geef tien seconden voor ieder antwoord. Alleen het exacte jaar is goed. Gedurende de laatste week van het oude seizoen, of de eerste week van het nieuwe seizoen: reken beide seizoenen goed. Reken zowel 1 maart als 21 maart goed voor het begin van de lente, enzovoorts. Op de eerste twee dagen van een nieuwe maand en laatste twee dagen van de vorige maand reken beide maanden goed. Accepteer twee dagen ernaast met betrekking tot de datum. Alleen de exacte weekdag is goed. Vraag 2 Geef tien seconden voor ieder antwoord. Accepteer alleen exact goede antwoorden. Indien de patie¨nt niet opgenomen is vraag dan in welke instelling we zijn (bij de patie¨nt thuis: welke straat) en in welke kamer we zijn, in plaats van de naam van het ziekenhuis en de afdeling. Vraag 3 Zeg de woorden langzaam met een interval van ongeveer 1 seconde. Geef 1 punt voor ieder goed antwoord bij eerste poging. Geef 20 seconden voor het antwoord. Als de persoon niet alledrie de voorwerpen genoemd heeft, herhaal ze tot de persoon ze heeft geleerd tot een maximum van vijf herhalingen. Vraag 4 Schrijf de antwoorden van de persoon op. Als iemand is begonnen – onderbreek niet – laat hem/haar doorgaan tot vijf aftrekkingen zijn gemaakt. Als de persoon stopt voordat vijf aftrekkingen zijn gemaakt herhaal maximaal driemaal de oorspronkelijke instructie ‘blijf 7 aftrekken van wat er is overgebleven’.
215
Bijlagen
Scoringsvoorbeelden 93, 86, 79, 72, 65
5 punten (alles goed)
93, 88, 81, 74, 67
4 punten (4 goed, 1 fout)
92, 85, 78, 71, 64
4 punten (4 goed, 1 fout)
93, 87, 80, 73, 64
3 punten (3 goed, 2 fout)
92, 85, 78, 71, 63
3 punten (3 goed, 2 fout)
93, 87, 80, 75, 67
2 punten (2 goed, 3 fout)
93, 87, 81, 75, 69
1 punt (1 goed, 4 fout)
Als het rekenen niet lukt ga dan over tot het achteruit spellen van het woord ‘worst’. Reken van deze twee opdrachten de hoogste score. Instructie: Wilt u het woord ‘worst’ achterstevoren spellen? Geef dertig seconden de tijd hierbij. Als de persoon het woord ‘worst’ niet kan spellen, zelfs niet met hulp, scoor dan 0. Scoringsvoorbeelden spelling ontbreken van 1 letter, bijv. tsrw, trow, tsow, tsro
score 4
ontbreken van 2 letters, bijv. tsr, sro, tsw
score 3
omkering van 2 letters, bijv. tsorw, trsow, tsrwo, tswor
score 3
ontbreken of omkeren van 3 letters, bijv. torsw, ts, ow
score 2
omkeren van 4 letters, bijv. trswo, strwo
score 1
Vraag 5 Scoor 1 punt voor ieder goed antwoord, ongeacht de volgorde. Neem twintig seconden voor het antwoord. Vraag 6 Scoor 1 punt voor ieder goed antwoord. Laat een horloge zien. Accepteer ‘polshorloge’ of ‘horloge’, maar niet ’klok’ of ‘tijd’ of iets dergelijks. Geef tien seconden voor het antwoord.
216
Leidraad psychiatrie
Laat een pen zien. Accepteer alleen pen en niet bijvoorbeeld potlood. Geef tien seconden voor het antwoord. Vraag 7 Reken alleen het exacte antwoord goed. Vraag 8 Geef papier met daarop ‘sluit uw ogen’. Als persoon alleen leest en de ogen niet sluit, herhaal maximaal driemaal de zin: Wilt u deze woorden lezen en dan doen wat er staat? Geef tien seconden, geef alleen 1 punt als de persoon de ogen sluit. De persoon hoeft niet hardop voor te lezen wat er staat. Vraag 9 Neem een stuk papier, houdt het vast recht voor de persoon en zeg het volgende: Wilt u dit papiertje pakken met uw rechterhand, het dubbelvouwen en het op uw schoot leggen? Herhaal deze opdracht niet. Geef dertig seconden. Scoor 1 punt voor iedere correct uitgevoerde instructie. Vraag 10 Geef dertig seconden. Scoor 1 punt als de zin een onderwerp en gezegde heeft en betekenis heeft. Negeer spellingsfouten. Vraag 11 Leg de figuur, papier, pen of potlood en gum voor de persoon neer. Sta meerdere pogingen toe tot de patie¨nt klaar is en het papier teruggeeft. Scoor 1 punt voor een correct getekend diagram. De persoon moet een vierhoek hebben getekend tussen twee vijfhoeken in. Maximaal toegestane tijd; 1 minuut.
Bijlagen
Scoringsvoorbeelden
Correct = 1 punt; Niet correct = 0 punten.
217
Register
aandachtstekort-hyperactiviteitsstoornis (ADHD) 132 aanpassingsstoornis 78 aanvullend onderzoek 42 ADHD 132 afhankelijke persoonlijkheidsstoornis 135 algemene psychiatrische anamnese 34 Alzheimer, ziekte van 62 anamnese –, algemene psychiatrische 34 –, biografische 34 –, sociale 34 –, specie¨le 34 angst, veroorzaakt door een middel 89 angststoornis 78 anorexia nervosa 134 antidepressivum, bijwerking 141 antipsychoticum, bijwerking 156 antisociale persoonlijkheidsstoornis 121 Asperger, stoornis van 111 autismespectrumstoornis 110 benzodiazepine –, afhankelijkheid 106 –, bijwerking 154 –, intoxicatie 155 biografische anamnese 34 bipolaire stoornis 64, 75
borderline persoonlijkheidsstoornis 121 boulimia nervosa 134 catatonie 151 clie¨ntgerichte psychotherapie 169 cluster A persoonlijkheidsstoornis 113 cluster B persoonlijkheidsstoornis 119 cluster c persoonlijkheidsstoornis 113, 135 cognitieve gedragstherapie 166 concretiserende gesprekstechniek 32 consultatieve psychiatrie 18 conversiestoornis 95 delirium 60 dementie 61 depressieve stoornis 70 dialectische gedragstherapie 169 DSM-IV classificatie 53 dwangbehandeling 25 dysthyme stoornis 75 ECT 74 eetstoornis 134 elektroconvulsieve therapie (ECT) 74 EMDR 170
L.J.M. van Nimwegen et al., Leidraad psychiatrie, DOI 10.1007/978-90-313-6523-4, © Bohn Stafleu van Loghum, 2008
220
Leidraad psychiatrie
eye movement desensitization and reprocessing (EMDR) 170 fobie –, sociale 85 –, specifieke 84 GAS 83 gedragstherapie –, cognitieve 166 –, dialectische 169 gegeneraliseerde angststoornis (GAS) 83 gesprek afsluiten 30 gesprekstechniek –, concretiseren 32 –, parafraseren 33 –, samenvatten 33 gevaar 20 groepspsychotherapie 168 heteroanamnese 38 hypomanie 64 hypochondrie 96 IBS 21 –, voortgezet 21 inbewaringstelling (IBS) 21 –, voortgezet 21 intakegesprek 27 interpersoonlijke psychotherapie 167 intoxicatie 103 katatonie zie catatonie kinder- en jeugdpsychiatrie 17 laboratoriumonderzoek 46 lichamelijke oorzaak 43 machtiging –, rechterlijke 23 –, voorlopige 22
–, voorwaardelijke 22 manie 64 middelen en maatregelen (M&M) 23 misbruik van een middel 102 M&M 23 morfodysforie (stoornis in de lichaamsbeleving) 97 nagebootste stoornis 99 narcistische persoonlijkheidsstoornis 121 neurologisch onderzoek 46 neuropsychiatrisch onderzoek 43 obsessieve compulsieve stoornis (OCD) 86 obsessieve compulsieve persoonlijkheidsstoornis 136 OCD 86 ongedifferentieerde somatoforme stoornis 97 onthouding 103 ontwijkende persoonlijkheidsstoornis 113, 116 organiciteit 43 ouderenpsychiatrie 18 overdosering 103 PAAZ 19 paniekstoornis 81 parafraserende gesprekstechniek 33 paranoı¨de persoonlijkheidsstoornis 114 PDD-NOS 111 persoonlijkheidsstoornis 79, 90, 119 –, afhankelijk 135 –, antisociaal 121 –, borderline 121 –, cluster A 113 –, cluster B 119
–, cluster C 113, 135 –, narcistisch 121 –, obsessieve compulsieve 136 –, ontwijkend 113, 116 –, paranoı¨de 114 –, schizoı¨de 115 –, schizotypische 115 –, theatraal 121 pervasieve ontwikkelingsstoornis niet anders omschreven (PDDNOS) 111 pijnstoornis 96 postpartumdepressie 127 postpartumpsychose 129 posttraumatische stressstoornis (PTSS) 87 psychiater 15 psychiatrische afdeling algemeen ziekenhuis (PAAZ) 19 psychiatrische universiteitskliniek (PUK) 19 psychodynamische psychotherapie 165 psychotherapie –, clie¨ntgerichte 169 –, interpersoonlijke 167 –, psychodynamische 165 psychotische stoornis 58, 89 PTSS 87 PUK 19
schizotypische persoonlijkheidsstoornis 115 simulatie 99 slaapstoornis 150 sociale anamnese 34 sociale fobie 85 somatisatiestoornis 97 specie¨le anamnese 34 specifieke fobie 84 stemmingsstabilisator –, bijwerking 145 –, intoxicatie 149 stemmingsstoornis –, veroorzaakt door een middel 77 –, veroorzaakt door somatische aandoening 76 stoornis –, ongedifferentieerde somatoforme 97 –, in de lichaamsbeleving (morfodysforie) 97 –, van Asperger 111 structuurdiagnose 56 systeemtherapie 168
rechterlijke machtiging op eigen verzoek 23 rouw 78
verslavingspsychiatrie 18 volwassenenpsychiatrie 17 voorlopige machtiging 22 voorwaardelijke machtiging 22
samenvattende gesprekstechniek 33 schizofrenie 59 schizoı¨de persoonlijkheidsstoornis 115
theatrale persoonlijkheidsstoornis 121 ticstoornis 131 tutoyeren 31
wilsonbekwaam 26 ziekenhuispsychiatrie 18